Nature: Nikhef in de wereldtop van samenwerkende instituten

21 November 2019

Het Nationaal instituut voor subatomaire fysica Nikhef is internationaal een van de topspelers als het gaat om samenwerking met andere instellingen. Dat blijkt uit onderzoek van het tijdschrift Nature, dat deze week wordt gepubliceerd. In de Nature Index staat Nikhef op plaats 21 van de top-200 voor natuur- en sterrenkunde.

In de lijst is de inbreng van instituten gemeten in ruim 80 wetenschappelijke tijdschriften in deze vakgebieden tussen 2015 en 2018 met meer dan tien afzenders. Nikhef komt in die lijst voor als mede-afzender van 315 artikelen.

De Nature Index-bijlage is, anders dan de rest van het vooraanstaande Britse tijdschrift, open access en dus vrij toegankelijk.

Het aandeel van de Nikhef-auteurs is ongeveer 2 procent, wat verhoudingsgewijs veel is voor een klein land als Nederland. Dit hangt ook samen met de verbindende rol van Nikhef binnen de Nederlandse hoge-energiefysica. Nikhef is een samenwerkingsverband van zes Nederlandse universiteiten op het gebied van subatomaire natuurkunde.

De Nature-lijst voor natuur- en sterrenkunde wordt aangevoerd door het Italiaanse Nationaal Instituut voor Nucleaire Fysica (INFN) met een aandeel van 8 procent in 567 artikelen. In de top-5 staan twee Duitse nationale samenwerkingsorganisaties: Max Planck Gesellschaft en Helmholtz Gemeinschaft. De Universiteit Leiden staat met plaats 126 als tweede Nederlandse instelling in de top-200.

Een belangrijke reden voor de hoge score van Nikhef is de nauwe band van de Nederlanders met deeltjeslab CERN in Genève dat volledig berust op een brede internationale samenwerking van fysici, binnen en buiten Europa. CERN zelf staat derde in de ranglijst, met 5,5 procent aandeel in 446 artikelen. Nederland is sinds het begin van CERN al lidstaat van de organisatie in Genève.

Volgens de analyses van Nature is de Nikhef-groep aan de Universiteit Utrecht voor CERN de meest actieve Nederlandse partner. Utrecht speelt een aanzienlijke rol in het ALICE-experiment op CERN, waar wordt gekeken naar naar het quarkgluon-plasma in botsende zware atoomkernen in de LHC-versneller.