Tweede aansluitpunt in diepzee geplaatst voor Franse deel KM3NeT

26 augustus 2025

Half augustus is op de bodem van de Middellandse zee bij Toulon met succes een aansluitpunt geplaatst voor de KM3NeT neutrinodetector. Daarop zijn ook vier detectorlijnen aangesloten.

Het aansluitpunt werd vanuit een kabelschip met hulp van een onderzeeër op 2500 meter diepte op de bodem geplaats in de elektro-optische kabels die de detector verbinden met het ORCA-controlestation aan wal. “Dit is een belangrijke uitbreiding”, zegt neutrino physics groepsleider Dorothea Samtleben van Nikhef.

De kabel werd daartoe boven water gehaald, waarna aan boord van het schip het aansluitpunt werd aangesloten. Daarna werd het geheel weer afgezonken, met een landing op een meter nauwkeurig op de bodem. De eenheid heeft ruimte voor in totaal 24 lijnen. In het najaar zullen in een volgende vaart naast de huidige vier nog eens zes lijnen worden geplaatst, in het plan.

ORCA is het Franse deel van de KM3NeT neutrinodetector in aanbouw. In totaal zullen op de zeebodem in dit deel 115 lijnen met sensorbollen worden geplaatst. De bollen pikken licht op dat ontstaat als neutrino’s uit de ruimte watermoleculen treffen. Combinatie van de signalen maakt het mogelijk om sporen te reconstrueren, om zo bronnen te vinden en fysische eigenschappen te bepalen.

Nikhef is een van de partners in het internationale KM3NeT-project. Het instituut bouwt in Amsterdam grote aantallen sensorbollen voor de lijnen op de zeebodem. Daarnaast is Nikhef nauw betrokken bij het onderzoek met de detector, die inmiddels tientallen lijnen omvat. Dit voorjaar werd met de detector het meest energierijke neutrino ooit waargenomen.

Naast ORCA in Franse wateren wordt ARCA opgebouwd in het Italiaanse deel bij Sicilië. In totaal zal de detector neutrino’s in een kubieke kilometer zeewater observeren. Het is de grootste neutrinodetector op het noordelijk halfrond.

Neutrino’s zijn vrijwel massaloze elementaire deeltjes die na hun ontstaan vrijwel ongehinderd door het heelal en andere materie kunnen vliegen. Voor detectie van zulke spookdeeltjes zijn daarom enorme detectorvolumes nodig. Zowel hun bronnen als hun fysische eigenschappen worden intensief onderzocht.