You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Van Schothorst ⇒ Gen. nr. 8 |
128. REIJER WILLEMSEN, ged. Barneveld 12-1-1696, ovl. 1737 (beg. kosten Barneveld 4-4-1737 ƒ 2,10,-[1]), j.m. van Bitterschoten onder Voorthuijsen (ook buurschap Glinde onder Barneveld) (1722),
woont op Burgsteeden (1737),
otr./tr. Barneveld geref. 3/18-1-1722
129. WILLEM(IJN)TJE HENDRIKS, geb. vóór ca. 1700, ovl./beg. Barneveld 2/8-11-1766, j.d. van Koestapel onder Putten (1722), otr. 2o Barneveld geref. 12-3-1739 JAN TEUNISSEN, ovl./beg. Barneveld 31-10/5-11-1776, j.m. van Barneveld, bouwman op "Burgstede" in de buurschap Glinde (1739, 1740), waarsch. zn. van Teunis Jansen (ex patre Jan Toenissen, zie kw. nr. ⇒ 1024 sub c).[2]
Jan Teunissen en vrouw op Burgstede in de buurschap Glinde, bouwman, betaalt ƒ 43,10,- (1747) en ƒ 32,17,-- (1748) hoofdgeld voor 2 personen, 4 knegts, 1 erf, 10 morgen zaailand, 5 specien.[3]
Op 5-2-1755 hebben Wouter Jansen x Wijmtje Jansen getransporteert aan Jan Teunissen de kamer met het hoffje van 't huijs van Jacob Berghuijs en de weduwe van G. van der Vliert staande in Barneveld bij de Wheem, voor een somma van ƒ 95 gulden.[4] Het is niet zeker dat het hier dezelfde Jan Teunissen als de bovenstaande betreft.
Op 16-4-1764 zijn Hendrik van der Horst x Neuleken Jans wegens ontfangen penningen schuldig aan Jan Teunissen en zijn erven eene somma van hondert gulden. Zij stellen tot onderpand haar huijs in Barneveld en sodaane twee campjes bouwland, gelegen op Rootseler, als haarlieden bij magescheijd in dato den 16-4-1764 uijt den boedel van eersten comparants moeder sijn ten deel gevallen.[5]
Jan Reijersen en zijn, niet met name genoemde, vrouw transporteren op 2-8-1763 voor ƒ 500 aan Hendrik Reijersen, bouwman op Burgstede: 1. ¼ part in iets minder dan 2/3 deel van het erf Burgstede in de buurschap Glinde onder Barneveld, door koper bewoond (1/3 deel is van Geertje Reijers en een klein gedeelte is van Evert Jansen); 2. ¼ part in 3/4 deel van twee kampjes meenland gelegen onder Nijkerk (¼ deel is van Willem Hendriksen c.s.); 3. ¼ part in 1/6 deel van de tiend uit het erf Bitterschoten, bewoond door Jochem Jochemsen.[6]
Op 23-11-1767 hebben Hendrik Rijersen pro se et nomine uxoris, Jan Evertsen, die bijde sig sterk makende en na rato caverende voor alle de andere participanten, vercogt en gecedeert aan Willem Arissen en desselvs erven, een 1/6 part in de Hennekler Thiend voor de somma van 100 gulden en een 18e part in denselvden Thiend voor 33 gulden en 6 stuivers gaande uijt het erff en goed Bitterschooten, gelegen in den ampte Barneveld Glinderbooij. Geerfden zijn G. van Coot en Hendrick ten Ham. [7]
Op 1-5-1773 verkopen en transporteren Berend van Beek x Jannetje van Tweel en Merritje van Tweel in desen geadsisteert met Jan van Tweel als haar gekoren momber, aan Hendrik Reijerssen x Cornelisje Hendriks 1/18 part aan't erff en goed Burgstede in buurschap Glinde gelegen voor ƒ 128,--. [8]
130. JAN GERRITSEN (VAN DE WETERING), geb. Ede (op de Weterinck), ovl./beg. Lunteren (Nederwoud) 24/30-11-1772,[10]
bouwman op "Schothorst",
woont in 't Wout (1714),
huurt op 29-11-1735 de hofstede "De Schothorst"
onder Ede van Hendrikus Otters, schout van het Ambt Ede voor 175 Caroli gld. 's jaars [11].
otr. 1o Lunteren 29-4-1714 als j.m. van de Weterinck
PETERTJE JANSEN (VAN VELDHUIZEN), ovl. vóór 1723, j.d. van Velthuijsen, wonend in 't Wout (1714), dr. van Jan Maassen,(¥)
otr. 2o Renswoude 31-1-1723 met attestatie van Lunteren [12]
131. GRIETJE AALBERTSEN ((VAN) RAVENHORST), geb. Emmikhuizen onder Renswoude, ged. Renswoude 12-3-1699, j.d. (1723), geref. lidmaat te Renswoude (ca. 1720).[13]
COMMENTAAR(¥) Is dit Jan Maassen x Jantje Hendricks, wier kinderen later van Veldhuijsen worden genoemd?.[14] |
Op 28-4-1714 maken Jan Gerritsen van de Wetering en Petertje Jansen van Velthuijsen huwelijkse voorwaarden, waarbij hij ƒ 400,-- en zij ƒ 250,-- aanbrengt. Zij wordt geassisteerd door haar vader Jan Maassen en als bloedvriend treedt o.a. haar oom Aart Maassen op [15]. Deze laatste is rond 1700 pachter van het herengoed "Schothorst"[16], waarover ruim 30 Gld. verponding betaald moet worden. Opvolgende pachter is Jan Gerritsen, zijn aangetrouwde neef [17].
Op 29-11-1735 vernieuwt Jan Gerritsen zijn pachtcontract voor 175 Car. gld. per jaar met de toenmalige eigenaar Hendrik Otters,(¥) schout van Ede. In 1749 betaalt hij haardstedengeld over het door hem gepachte goed "Schothorst" met vier haardsteden en 19½ morgen bouwland, hij heeft een vrouw en een kind, en zijn personeel bestaat uit vier knechts en meiden. Een kamer behoort toe aan Juffrouw Suermond.(¥) Deze kamer is volgens overlevering in 1795 door langskomende Franse troepen gebruikt als slachthuis van paarden en koeien! [18].
COMMENTAAR(¥) Zie voor het geslacht Otters ref. [19].
Is zij mogelijk Anna Suermondt, dr. van Peter Suermondt en Wijnanda Otters[20]
COMMENTAAR(¥) uit beide huwelijken geen kinderen te Renswoude gedoopt [21], mogelijk wel te Lunteren. |
132. HENDRIK WOUTERSEN (DECKER), ged. Lunteren 26-12-1685, ovl. Lunteren (De Valk),[22]
otr. 2o Lunteren 6-2-1741 [23]
of 4-2-1741 [24]
WILLEMPJE JANS, ged. Lunteren 10-4-1698, dr. van Jan Jansen en Aaltje Wulven, wed.(¥)
van Peel Aartsen,[25]
boer "in de hogeveen" (Doesburgerveen) onder Lunteren, is nog
lidmaat van de kerk te Ede, wonend in de Venen onder Doesburg
(1763) [26],
tr. 1o Ede 21-10-1724 [27]
133. MARIJTJE (MAARTJE) EVERTS, geb. Wekerom, ovl. Lunteren (De Valk) voor 1741,[28]
COMMENTAAR(¥) Peel Aartsen tr. Lunteren 1727 Willempje Jans, waarbij Peel zijn 40 jaar jongere bruid "uyt pure liefde en affectie 800 morgen gave" toezegt uit zijn gerede goederen[29]. |
Op 16-6-1729 krijgen Hendrik Woutersen en Marrijtje Everts de gehele gerede inboedel van Wouter Hendriksen en Aaltje Beertsen, bestaande in: "karren en een peerd met haer toebehoren, ploeg en eegden, koebeesten, koorn gedorst, ongedorst en te velde staende. Voorts allerhande huijs, bouw en deelgereetschap, alsmede de kast, niets van allen uitgesondert, als alleen behoud Aeltjen Beertsen voor haer een bedde met sijn toebehoren, daer sij op slaept, een spinnewiel ende alle het linnen" voor ƒ 160,--.
Op 13-3-1753 kopen Hendrik Woutersen Decker en Marritjen Evertsen van de fam. Brandt voor ƒ 90,-- een schepel in De Valk, genaamd "het kleyne haertje".
Op 24-12-1759 verkopen Frank Stevens, Aertje Stevens en Hendrikje Stevens aan Hendrik Woutersen Dekker en Marritjen Evers een vierde part in 7/4 maenland, gelegen onder den Ampte van Nijkerk in de Arke Mheent 't eijnde de Koesteegh, vrij allodiaal goed voor ƒ 180,--.
De boedel van Hendrik Woutersen en Marijtje Everts(¥) bestaat in 1784 o.a. uit een "erf en goetjen Steenbeek, het Heivelt, de haer en de melm en een hoekjen meenlandt".[30].
COMMENTAAR(¥) Hier klopt iets niet. Uit de bovenstaande acten zou blijken dat Marritje Evers in 1759 nog leeft, terwijl Hendrik Woutersen al in 1741 hertrouwt! Nader onderzoek!
Op 2-2-1741 richt Willempje Jans met haar twee dochters Jantje Peelen en Aartje Peelen een magescheid op [31].
COMMENTAAR(¥) Verwarring kan makkelijk ontstaan met zijn gelijknamige broer Jan Teunissen van Wagensveld, die met zijn vrouw Willemijntje Jansen van Schothorst te Harskamp onder Otterlo woont (zie kw. nr. ⇒ 65 sub a). |
Op 3-9-1788 wendt Jantje Wouters, die dan reeds zeven jaar "seer trouw en eerlijk als meid gediend heeft" bij de secretaris van de heerlijkheid Scherpenzeel, zich tot het gerechtshof van Gelderland. Zij verklaart "dat zij in den Jare 1776 en 1777 voor dienstmeid gewoond hebbende bij Teunis Janssen op Wagensveld, haar goed en eerlijk gedrag heeft aanleiding gegeven, dat zijn zoon, Jan Teunissen genaamd, haar in vrijagie heeft nagegaan, en onder dure belofte van Trouw, haar tot den bijslaap heeft weten te verleiden, met dat gevolg, dat zij van hem beswangerd zijnde op den 3-1-1777 in het kraambed is bevallen van een zoon". Nu Jan Teunissen op 23-8-1788 in ondertrouw is gegaan met Hendrikje Reijerse, weduwe van Gerrit Evertsen onder Lunteren, bij wie hij in huis woont, tekent Jantje Wouters bezwaar aan wegens verbroken trouwbeloften. Het huwelijk vond doorgang op 7 sept. 1788 te Lunteren.
134. RIJCK EVERTS (OP HET OUDE ERF), ged. Lunteren 4-10-1701[37], ovl. 1774, diaken te Lunteren (1746),
tr. Lunteren 21-1-1735 (huw. voorw. 19-1-1735, hij brengt in ƒ 900,--, zij ƒ 450,-- [38])
135. WOUTERTJE WOUTERS BUIJTENHUIJS, ged. Lunteren 5-3-1713, ovl. na 1780,[39]
tr. 2o voor 1774
GERRIT JANSEN, ovl. na 1780.
Herengoed Buitenhuis in het Ambt Apeldoorn :
Op 8-3-1774 krijgen Evert van Lijsselen x Lijsebeth Woutersen Buijtenhuijs, Gerrit Jansen x Woutertje Wouters Buijtenhuijs, Jantje Wouters Buijtenhuijs, wed. van Hessel Woutersen approbatie van een magescheid d.d. 7-3-1774 over de boedel van hun ouders Wouter Hendrick Buijtenhuijs x Dirkje Wouters. Aan Gerrit Jansen en Woutertje Wouters Buijtenhuijs, is toebedeeld een stuk bouwland in den Luntersen Enck groot 2½ schepel "den Hoppecamp" genaamd, een stuk bouland in den Houtcamper Eng groot 3 1/2 schepel, een stuk Hooyland "de Agterste Hooijkamp" genaamd, en een stuk Hooyland....etc. [40]
In 1780 zijn Woutertje Buijtenhuijs en Gerrit Jansen, echtelieden, en Jantje Buijtenhuijs, erfgenamen van Geurtje Haalboom.[41].
136. JAN (VAN BEEK), alleen bekend uit het patroniem van zijn vermoedelijke kinderen.
138. REIJNDER JANSEN (BUURMAN) MENSIN(C)K, ged. Apeldoorn 13-3-1692[49], ovl./beg. Apeldoorn 9/13-9-1758 (in de Nieuwen Moriaan, aangever Olof Jansen), ingezetene van Apeldoorn (1747) met 4 kinderen [50],
wordt aangeslagen voor de cedulle voor ƒ 1,10,- (1722) [51],
woont in de Nieuwe Moriaan (1758),
tr. Voorst 20-3-1718
139. WENDELTJE(N) KRUIMER, ged. Voorst 8-3-1691, ovl./beg. Apeldoorn 15/19-8-1778 (de wed. van Rhijnder Mensink in de Nieuwe Moriaan, aangever Gerrit Ariens),[52]
woont in de Nieuwe Moriaan (1758, 1778).
140. LUBBERT WOLTERS GOUDKUYL, ged. geref. Apeldoorn 4-8-1693 [59]
, ovl./beg. Apeldoorn 2/6-10-1770 (Lubbert Goudkuijl te Noord Apeldoorn, aangever Hendrik Wegenaar [60]
, woonde op 't "Ritbroek" [61],
woont op den Goudkuijl onder 't Broeklant (1746),
boerscholt van de Wonnumermark (1756),[62]
tr. Apeldoorn 1722
141. LUBBERTIEN AALBERTS, ged. geref. Apeldoorn 24-11-1695 [63], ovl./beg. Apeldoorn 12/18-1-1746 (de huijsvrouw van Lubbert Wouters op den Goudkuijl onder 't Broeklant, aangever Lucas Roelofs).
Lubbert Wouters Goudkuyl, wednr., met 5 kinderen en 1 knecht, wonend in de buurschap Beemte, is ingezetene van Apeldoorn (dec. 1747) [64].
Het herengoed Ritbroeck of Ritbergh in het Ambt Apeldoorn, kerspel Apeldoorn, buurtschap Orden :[65]
11-11-1761 : Lubbert Goudkuijl x Lubbertje Alberts krijgen investiture en oprukking na transport d.d. 25-1-1743 door Lucretia Ensink, wed. van Gerrit Goutkuijl, met Reinder van Coutijs, als gemachtigde van Cornelis en Andries Goutkuijl, kinderen van Gerrit en Lucretia. N.B. Volgens een volmacht d.d. 8-6-1753 te 's Gravenhage is Gerrit Goutkuijl gehuwd met Wendelina Mechtelt Marinus.
22-8-1771 : Albert Goudkuijl x Jenneken Geurts, Wouterus Staal, wednr. van Aalje Goudkuijl, mede als voogd van zijn kinderen, Jan Willems x Jannetje Goudkuijl, Gerrit Stegeman, wednr. van Cornelia Goudkuijl, mede als voogd van zijn kinderen en Jan Hendriks Buitenhuis, minderjarige kindenen van wijlen voornoemde Cornelia, bij wijlen Henrik Buitenhuis en laatstelijk Jacobus Eckenhuis en Albert Goudkuijl als voogden over Johanna , Lubbert en Anthonetta Eckenhuis, kinderen van wijlen Peter Eckenhuis bij wijlen Janna Goudkuijl, tezamen (klein)kinderen en erfgenamen van Lubbert Goudkuijl en Lubbertje Alberts, approbatie van een magescheid d.d. 15-8-1771, waarbij dit herengoed aan eerstgenoemdem is toegevallen.
Een herengoed in het Ambt Apeldoorn, kerspel Apeldoorn, buurtschap Wenum, na 1771 Goedwil of Welgelegen genaamd: de saelweer 1 schepel, waerop een huijs staat van 3 gebondt, hebbende de volle gerechtigheijt in de Wenemer Enck, waartoe noch gehoeren 4 molder opte voorseide Enck in vier perceelen.
24-1-1731 : Approbatie van een magescheid.
24-1-1731: Lubbert Woutersen Goutkuijl c.s. investiture en oprukking.
13-5-1743 Lubbert Woutersen Goutkuijl x Lubbertje Aelberts oprukking.
7-9-1759 : Lubbert Woutersen Goutkuijl, wednr van Lubbertje Aelberts, oprukking.
22-8-1771 : Albert Goudkuijl x Jenneken Geurts, Wouterus Staal, wednr. van Aalje Goudkuijl, mede als voogd van zijn minderjarige kinderen, Jan Willems x Jannetje Goudkuijl, Gerrit Stegeman, wednr. van Cornelia Goudkuijl, mede als voogd van zijn minderjarige kinderen, Willem Blauwenoort en Gerrit Holterman als voogden over Anthonia en Jan Hendrik Buitenhuis, minderjarige kinderen van wijlen voornoemde Cornelia, bij wijlen Henrik Buitenhuis en laatstelijk Jacobus Eckenhuis en Albert Goudkuijl als voogden over Johanna , Lubbert en Anthonetta Eckenhuis, minderjarige kinderen van wijlen Peter Eckenhuis bij wijlen Janna Goudkuijl, tezamen (klein)kinderen en erfgenamen van Lubbert Goudkuijl en Lubbertje Alberts, approbatie van een magescheid d.d. 15-8-1771, waarbij dit herengoed aan Wouterus Staal en zijn kinderen, alsmede Gerrit Stegeman met zijn kinderen, is toegevallen (ieder voor de helft).[66]
Op 29-1-1774 legateert Anthony (Wouters) van Asselt aan de kinderen en kindskinderen van Lubbert Goudkuijl, wonende in Gelderland, f. 3.000,- .[67]
Een herengoed "Olden Willem Mullers steedjen" in het ambt Apeldoorn, kerspel Apeldoorn, buurtschap Velthuizen. De grootte : de saelweer groet een ½ schepel gesaijs waerop een huijs staet van 3 gbt. waertoe gehoeren drie stucken bowlant groet 't samen twe molder geseijs, noch 2 campgens bij 't huijs 't ene gr. 5 schepel ende het andere een ½ mulder.[77]
17-3-1751 : Wouter, Hendrik, Aeltje en Gerritje Cornelissen van Asselt, investiture en oprukking als erfgenamen van hun vader Cornelis Wouters.
17-3-1751 : Wouter Cornelissen van Asselt bekomt transport na overdacht door zijn broer Hendrik Cornelissen van Asselt van ¼ part.
29-11-1752 : Wouter Cornelissen van Asselt x Jannetje Goudkuijl approbatie voor een wederzijdse tuchting.
24-8-1771 : Lubbert Wouters van Asselt, onmondig, investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Wouter Cornelissen van Asselt, voor de zaalweer en ¼, idem erfgenaam van zijn tante Aaltje Cornelissen voor ¼ part, onder momberschap van Wijn Teunis, Hendrik Cornelissen van Asselt, oprukking voor ¼ part. De twee kinderen van wijlen Gerritjen Cornelis van Asselt bij Wijn Teunis oprukking voor ¼ part.
14-4-1783 : Wouter Wouters van Asselt investiture en oprukking, na approbatie van een magescheid tussen Gerritje Buijtenhuijs, wed. van Lubbert Wouters van Asselt, enerzijds, voornoemde Wouter, Berend Egberts x Cornelia Wouters van Asselt, alsmede Albert Goudkuijl en Jurrien Gerrits als voogden over de twee onmondige kinderen van Jan Willems bij Jannetje Goudkuijl, m.n. Anthony en Cornelis, anderzijds, tesamen hele en halve broers en zusters over de nalatenschap van voornoemde Lubbert, waarbij aan Wouter de zaalweer en de helft van het herengoed is toegedeeld. Voorts oprukking voor Hendrik Cornelissen van Asselt en de twee kinderen van Gerritje Cornelissen van Asselt, voor de wederhelft.
14-1-1788 : Wouter Wouters van Asselt oprukking voor de zaalweeer en de helft van het herengoed.
COMMENTAAR(¥) De geboorte van Aalbert Wouters van Asselt geb. 1749[79] uit dit huwelijk wordt niet bevestigd door onderzoek in de bronnen.[80] |
Tekst van een advertentie bij het overlijden van Gerrit Stegeman: "De affaires van Factory en Logement blijven continueren, verzoeke ieders gunst en recommandatie".[93]
Na het overlijden van Janna Goutkuyl wordt er een inventaris gemaakt. De waarde wordt rond de 4000 gld. geschat, maar er was een schuld van 3200 gld.
142. GEURT ARENDS (OP DE DIESBERG)(¥), ovl./beg. Appeldoorn 5/9-6-1795 (Geurd Arends op den Diesberg op de Beente, aangever Teunis Poelman), j.m. van Eerdbeek, woont op den Diesberg op de Beente (1768, 1795), otr. Hall 23-3-1733 (met attestatie naar Apeldoorn) [114]
143. GEERTJE PETERS BRINK [115], geb. 28-5-1704, ovl./beg. Apeldoorn 23/27-4-1768 (de -niet met name genoemde- huijsvrouw van Geurd Arends Diesberg op de Beente, aangever Lucas Roelofs), j.d. onder Apeldoorn.
COMMENTAAR(¥)
Is er een verband met Willem Peters Hansen Diesbergh, ovl. voor 1730
[116] of met Anna Willems Diesberg, ovl. voor 1749, tr.
Willem Derks, waaruit een dr. geb. Apeldoorn 1701 [117]
of met Peter Diesbergen, wednr. wonend te Harderwijk, tr. ald.
1739. [118]
Marritje Willems Diesbergh, tr. Terwolde 1712 Jan Willems[119] ,[120] . Wie is Jacomina Diesbergen, tr. Peter Jans, genoemd te Epe 1751[121] , en met een herengoed in de buurtschap Dijkhuizen, kerspel Epe, ambt Epe.[122] |
144. HENDRIK HENDRIKSZ HOPSTER, ged. Vriezenveen 29-5-1710, ovl. Vriezenveen na 1748, tr. ca. 1739
145. GEERTJE JANS(EN), geb. ca. 1714, ovl. na 1748. In de volkstelling van Vriezenveen (1748) worden vermeld:[134] Hend. Henderix Hopster en zijn vrouw Geertje Jansen met vier kinderen onder de 10 jaar : Hinderik Hinderix, Jan Hinderix, Berent Hinderix en Janna Hinderix.
COMMENTAAR(¥) Wellicht Jan Hendriks,betaalt, als behorend onder de inkomensklasse 175-200 gulden per jaar, ƒ 4,00 personele quotisatie te Vriezenveen voor huisnr. 307 (1808).[138] |
COMMENTAAR(¥) Wellicht berend Hendriks, betaalt, als behorend onder de inkomensklasse 50-75 gulden per jaar, ƒ 1,00 personele quotisatie te Vriezenveen voor huisnr. 359 (1808).[146] |
146. JAN LUCASSEN HULS(T) (HOLS), geb. ca. 1704, ovl. na 1748, vermeld in het register van boterpachtplichtigen te Vriezenveen (ca. 1735) met 3 akker land, bijgenaamd Croemen Lant, voor 4 ponden boter,
en met 2 akker, voor 8 ponden boter,
[147]
tr. ca. 1729[148]
147. JENNEKEN BERENDS GROBBE, geb. ca. 1704, ovl. na 1748. In de volkstelling van Vriezenveen (1748) worden vermeld:[149] Jan Luicas Hols en zijn vrouw Jenneken Berents met twee kinderen boven de 10 jaar Geertjen Jansen en Jenneken Jansen en twee kinderen onder de 10 jaar Berendina Jansen en Janna Jansen.
148. LOOG (VAN GERDER) OF NN LOOGEN(¥).
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met:
Op 13-4-1703 verleent Wessel Bosch procuratie aan Cost Aertsen van Garderen om 33 gulden te ontvangen van de weduwe van Aart Willemsz van Garderen [159] |
Op 27-8-1759 cedeert Cornelis Reijnders Daemen, smid te Garderen, aan Aerent van Garder zijn huis en hof, staande in Barneveld tussen de huizen van brouwer Hendrik van Heerd en Hendrik Roelofsen, voor f. 725,-. [160]
152. AART MAASSEN (VAN SOMEREN)(¥), ged. Voorthuizen 23-7-1713[162], ovl. Garderen 1795, molenaar te Garderen (1747..1783),
otr./tr. Garderen 2/25-4-1745[163]
153. HENDRIKJE JANS, geb. 1724/5, ovl. Garderen 1-10-1783 ("aan de Rode Loop" [164]), j.d. uit Garderbroek (1745).
COMMENTAAR(¥) Hoe is Maas Riksen wonend te Garderen, die 4-11-1812 te Barneveld de geslachtsnaam Van Zomeren aanneemt [165] verwant? |
Aart Maassen en vrouw, molenaar te Garderen, betaalt ƒ 11,-- (1747) en ƒ 8,15,-- (1748) hoofdgeld voor 2 personen, ½ erf, 2 heerdsteden, 3 morgen, 5 specien.[166]
Op 10-5-1751 heeft Lubbert Willemsen uyt de hand verkogt en alnu getransporteert aan Aart Maassen de Moolen tot Garderen, neffens het Muldershuys hof en aangelegen land, gelegen tot Garderen, sijnde vrij allodiaal deylbaar thinsgoed. En sulx voor een somma van drie en twintig hondert guldens, waar van de comparanten bekende 1300 guldens te hebben ontfangen en de overige 1300 guldens in het selve goed bevestigt gehouden. Geerfden zijn Johan Walburgh, Fredrik van den Ham en Gerrit Noyen.[167]
Op 24-2-1768 hebben Gerrit Maasen x A.C. Nyenhuijs, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, als mede Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonnevelt als tijdelijke Diaconen van Barnevelt namens Evert Maassen, verkogt aan Hendrik Peterssen, mulder op Pureveen en sijnen erven, soodaane aandeel of portie als ieder van haar was hebbende aan de Pureveense windcoornmoolen, als mede van huys hoff bakhuys en verder opstal en onderhorige landerijen, houdtgewassen velden en slaagen, gelegen in de buurschap Cootwijkerbroek of soo en als het selve bij wijlen Wouter Otten gebruykt geweest is en beseeten heeft, zijnde vrij allodiaal niet beswaart erff en goed en wel voor de somma van neegen hondert caroly guldens. Geerfden zijn Hendrik Cortusm Hendrik Hendriksen Cortus.[168]
Op 25-5-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, Wijn Hendriksen x Styntjen Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen als mede Hendrik Peelen en Aart Gijsbertsen, aangestelde momberen over Peeltjen Peelen, mitsgaders Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonneveld als tijdelijke Diaconen van Barnevelt in plaatse van Evert Maassen x Marritje Willems, zamentlijke erffgenamen van Cornelisje Wouters, bij publicque veyling en toeslag vercogt en alnu gecedeert aan Hendrik Wouterssen en sijnen erven. 1/9 deel in erff de Bunt gelegen in 't Garderbroek, vervolgens xx deel van 1/9 deel, nog 1/8 deel van 1/9 deel ofte soo en als het selve bij Wouter Otten en sijn vrouw in eygendom is beseeten geweest, doende gemelde plaats in 't geheel in verpondinge f 24-4-, zijnde voorts vrij allodiaal erff en goedt niet beswaart als met Heerenverpondinge en andere lasten en wel voor de summa van negen hondert vijff en negentig gulden. Geerfden zijn Arent Vonck van Wolfswynkel, Hendrik Drost.[169]
Op 25-5-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, Wijn Hendriksen x Styntjen Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen als mede Hendrik Peelen en Aart Gijsbertsen, aangestelde momberen over Peeltjen Peelen, mitsgaders Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonneveld als tijdelijke Diaconen van Barnevelt in plaatse van Evert Maassen x Marritje Willems, zamentlijke erffgenamen van Cornelisje Wouters, bij publicque veyling en toeslag verkogt en alnu gecedeert en getransporteert aan Hendrik Wouterssen en sijn erven, een derde gedeelte van 't geheel en dan nog 1/16 deel van 1/9 deel in 't erff en goedt genaamt de Munt gelegen in de buurschap Kootwijkerbroek, beneffens sooveel gedeeltens in 't Mheenlandt gelegen in de Puttermheen als Wouter Otten en desselvs vrouw daarvan beseeten hebben, doende de geheele plaats in verpondinge f 25-13- en van 't geheele mheenland ƒ 8-9, zijnde voorts vrij allodiaal erff en goedt niet beswaaert als met 's Heeren verponding en wel voor de summa van een duysent vijffhondert en twintig guldens. Geerfden zijn Arent Vonck van Wolfswynkel , Hendrik Drost.[170]
Op 28-5-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, Wijn Hendriksen x Styntjen Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen als mede Hendrik Peelen en Aart Gijsbertsen, aangestelde momberen over Peeltjen Peelen, mitsgaders Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonneveld als tijdelijke Diaconen van Barnevelt in plaatse van Evert Maassen x Marritje Willems, zamentlijke erffgenamen van Cornelisje Wouters, in erffcoop vercogt en al nu getransporteert aan Hendrik Cortus x Lubbertje Lucassen de geregte halvscheijd van 't erff en goedt Bellemans goedt, geleegen in buurschap Swartebroek met sijn huysinge en vorder getimmer boomen en houdtgewassen hoff hoffsteede en onderhoorige landerijen vheenen en plaggevelden en sulx voor de summa van twee duysent drie hondert en vijfftig guldens. Geerfden zijn Teunis Woutersen, Hendrik Drost.[171]
Op 28-5-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Ot Maassen, vercogt aan Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen en haaren erven, soodaane aandeel off erffportie als ieder van haar was hebbende aan de Pureveense wind coornmoolen, als mede van huys hoff bakhuys en verder opstal en onderhorige landerijen houdtgewassen velden en slaagen, gelegen in buurschap Kootwijkerbroeck os soo en als het selve bij wijlen Wouter Otten gebruykt en beseeten is geweest, zijnde vrij allodiaal erff en goedt, niet beswaart als met 's Heerenverponding en wel voor de summa van drie hondert gulden ieder erffportie en dus te zamen ses hondert guldens. Geerfden zijn Derck Brouwer, Hendrik Drost.[172]
Op 2-6-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, Wijn Hendriksen x Styntjen Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen als mede Hendrik Peelen en Aart Gijsbertsen, aangestelde momberen over Peeltjen Peelen, mitsgaders Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonneveld als tijdelijke Diaconen van Barnevelt in plaatse van Evert Maassen x Marritje Willems, zamentlijke erffgenamen van Cornelisje Wouters, bij publicque veyling en toeslag vercogt en alnu gecedeert aan Willem Janssen x Hendrikje Peelen een geregt vierde part van een plaatsje te Drienhuysen in buurschap Garderbroek gelegen, doende in ordinaris verponding over het geheel ƒ 19-19- zijnde vrij allodiaal erff en goedt en sulx voor de summa van vier hondert en veertig gulden. Geerfden zijn Derk Brouwer, Hendrik Drost.[173]
Op 2-6-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, Wijn Hendriksen x Styntjen Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen als mede Hendrik Peelen en Aart Gijsbertsen, aangestelde momberen over Peeltjen Peelen, mitsgaders Aart Evert Hoogland en Cornelis Sonneveld als tijdelijke Diaconen van Barnevelt in plaatse van Evert Maassen x Marritje Willems, verkogt en alnu gecedeert en getransporteert aan Willem Janssen x Hendrikjen Peelen, soodaane gedeelten als gemelde erffgenamen waaren hebbende aan een karpaardsplaatsje gelegen in buurschap Kootwijkerbroek en sulx voor de summa van sestien hondert guldens tegens het geheel gereekent, behoudende den onmundigen Peeltjen Peelen desselvs 15ee part in twee derde parten aan gemelde plaats, zijnde vrij allodiaal deylbaar erff en goed. Geerfden zijn Derk Brouwer, Hendrik Drost.[174]
Het herengoed "Beert Stevensgoedt", vanaf 1651 "Den Essenboom" of "Bart Stevensgoedt" genaamd, in het ambt Ede, kerspel Garderen, buurtschap Essen. In 1607 wordt er een bijzondere zaalweer afgesplitst.
1601: De grootte: seven mld. gesaijs inden Essenerenck, noch 1 mld. gesaijs haverland. Noch 1½ mld. gesaijs gnt. het Nijelandt. Noch 3 kampkens int Essenerbrouck wesende hoij en weijlandt groit 6 mrg., daer toe sijn gerechticheijt van plaggen ende schaepstraij int Essenervelt. Opte saelweer staende een huijs van 4 gebondt, enen berrich, schuurlen ende schaepschot. Daerbeneffens, dat die kinderen Lubbert en Henricxken Henricx aen desen goede noch hebben oer olders kints gedeelte, daer sij pro quota gerffven trecken. Item dat aen Wolter Jans als actie hebbende van Meeuws Stevenss verset sijn een stuck landt gnt. die Breeck groit 4 mid. gesaijs gelegen inden Enck ende 2 kempkens weijlandt daarop een huijsken staet mits betalende tot vollest vant heerengeldt 1 gld., 18 stv., 8 penningen. Noch aen Aeltgen Barts, de dochter van Bart Stevenss 2½ mld. gesaijs, gelegen aent Hoijbrouck daerop oock een huijsken staet betalende ten vollest vant heerengeldt 21 stv. Noch aen Steventgen Bartss 1½ mld. gesaijs gelegen inden Enck daerop oock een huijsken staet betalende int heerengeldt 11 stv. Item aen Jan Stevenss een ½ mld. mrg. hoijlandts betaelende ten vollest van heerengeidt 3_ stv. Aen Henrick Janss een mid. roggelants inden Enck mitsgaders het Rouweslach, betaelende ten vollest vant heerengeldt 21 stv., hebbende daerenboven de vss. onder hun allen inde Essener maelschap 25 off 26 schaer weijen ongeveerlick.[175]
28-9-1769 : Hendrik Rademaker x Marrijtje Derks, Rikje Derks, wed. van Otto Maessens, A.E. Hoogland, en Cornelis van Sonneveld, tijdelijk diaken van Barneveld namens Evert Maassens x Marritje Willems, Aart Maassen x Hendrikje Jans, Gerrit Maassen van Seumeren x A.L. Nijenhuis, Klaas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Jansen x Aartje Rademaker, Otje Jansen, tezamen ergenamen van Cornelisje Woutersen, dr. van wijlen Wouter Otten x Gerritje Gerritsen, de laatste dochter en voor de helft erfgename van haar ouders Gerrit Gerritsen x Hendrikje Pelen, approbatie van een transport aan Wijn Hendriks x Stijntje Pelen van 8/30 van een pandschap van een kamp met nog een hoekje bouwland.
Op 3-7-1768 hebben Hendrik Rademaker x Marritje Derks, Rikje Derks, weduwe van Otto Maassen, Aart Maassen x Hendrikjen Jans, Gerrit Maassen x A.C. Nyenhuys, Claas Janssen x Gysbertje Willems, Ot Janssen, Otje Janssen, Hendrik Peelen x Knelisje Gerrits, Willem Janssen x Hendrikje Peelen, Evertje Peelen, Gerritje Peelen, Gangolv Peelen, alsmede Hendrik Peelen en Aart Gysbertsen als aangestelde momberen over Peeltje Peelen, mitsgaders Aart Evert Hooglandt en Cornelis Sonneveldt als tijdelijke Diaconen van Barneveld in plaatse van Evert Maassen x Marritjen Willems, zamentlijke erffgenamen van Cornelisje Wouters, vercogt gecedeert en getransporteert aan Wyn Hendriksen x Styntjen Peelen, een camp hooyland gelegen aan 't lage end te Essen, groot ongeveer 2 scheepel gesaay, benevens 1/3 part van Knuytencamp doende in verponding enkele guldens -8-9 en wel voor de somma van vier hondert guldens. Geerfden zijn Arent Vonk, Hendrik Drost.[176]
Op 18-2-1771 zijn Christiaan Krijtsman (N.B. Krijgsman gewijzigd in Krijtsman) x Geertjen Klaasen wegens opgenomen en geleende penningen schuldig aan Aart Maassen x Hendrikjen Jans, een capitale summa van vijff en zeventig guldens Hollands gelt. Als onderpand dient aarlieder eygendommelijk huys staande op Malengrond binnen den dorpe van Garderen tussen de huysen van Frank Evertsen en dat van den armen daar Aart Kraaij woont, als mede een hoff met een kampjen lands daarbij en beneffens gelegen zijnde eygen en vrije grond van outs te zamen het Klooster genaamt. Geerfden zijn Claas van der Wiel en Steven van Spankeren.[177]
Op 5-12-1771 hebben Christiaan Krijtsman x Geertjen Klaassen uyt de hand verkogt en alnu getransporteert aan Aart Maassen x Hendrikjen Jans, een huys staande op Malengrond in den dorpe van Garderen tussen de huysen van Frank Evertsen en dat van den armen daar Lubbert Kraaij woont, als mede een hoff met een campje lands daarbij en beneffens gelegen, zijnde eygen en vrije grond, van outs te zamen het Klooster genaamt, betalende jaarlijks alleen maar aan Malenthins twee stuyvers en zulx alles voor de summa van een hondert en veertig caroly guldens. Geerfden zin G. van Coot en H. ten Ham.[178]
Op 17-8-1772 heeft L.B. Westenberg verkogt aan Aart Maassen en sijn erven sekere preetentie ter somma van een duysent guldens ten laste van den tegenswoordigen possesseur van de coornmolen gelegen onder den ampte van Barneveld carspel Garderen, de Gardersche Molen genaamt, in voegen ik ondergeschrevene deselve op den 28e july en 12 aug: deses jaars 1772 van de gesamentlijke eygenaren hebbe aangekofft en thans bij mij gepossideert word en zulx voor eene summa van agt hondert en vijftien gulden.[179]
In 1794 vindt de afrekening plaats van het begraven van Aalt Maassen (is hij dezelfde als Aart Maassen?) en in 1785 van Hendrikje Jans [180].
Op 23-6-1792 transporteren Cornelis Brouwer x Jantjen Aarts aan Wilhelmus van den Ham x Maria van Heerdt hunlieder eijgendommelijk huijs en gewesene brouwerije, schuurberg hof en boomgaard, staande en gelegen in het dorp Barneveld aan het zogenaamde Schouteneijnde voor ƒ 1585,-- vrijgeld. [184]
Op 12-3-1803 zijn Engelbertus Bettink x Willempje Hendriks wegens geleende penningen schuldigaan Jan Garbrigsen x Evertje Aartsen. een capitale somma van vier honderd caroli guldens ad 4½ percento of 4 percento bij betaling op de verschijndag. Als onderpand dient: unlieder eygendommelijk erff en goed gelegen in de buurschap Strouw met een kamer daar aan vast met alle de daar onder gehoorende landerijen, boomen en houtgewasschen, bij hunlieden zelfs bewoont en gebruykt wordende. [192]
Op 12-3-1803 transporteren Willem Reynders cum suis aan Cornelis Aartzen en Jan Gerbrigsen een hoekje lands, het weg akkertje genaamt, geleegen onder kerspel en dorp Garderen langs de Oud Dorperweg, niet bezwaard, voords thiendpligtig voor ƒ 18,-- vrijgeld. [193]
Cornelis Aartszen, 34 jaar, molenaar, ongehuwd, wordt in 1798 vermeld als onwillig op de lijst van Garderense ingezetenen van 18 jaar en ouder, die geschikt zijn om wapens te dragen.[199]
Op 12-3-1803 transporteren Willem Reynders cum suis aan Cornelis Aartzen en Jan Gerbrigsen een hoekje lands, het weg akkertje genaamt, geleegen onder kerspel en dorp Garderen langs de Oud Dorperweg, niet bezwaard, voords thiendpligtig voor ƒ 18,-- vrijgeld. [200]
Op 9-7-1803 transporteert Cornelis Aartsen aan Rutger Mulder ofte desselvs erfgenaamen een huysje genaamt het Klooster kennelijk geleegen in kerspel en dorp Garderen, met een hoekje hofland daarbij gehoorende, zoals hetzelve is afgebaakt door twee jonge appelboompjes, waaraan noordwaards is aangelant voornoemde comparant Cornelis Aarts, oost, west en zuidwaards de gemeene mhaalschap, zijnde alleen bezwaard met twee stuivers jaarlijx aan t mhaalschap van Garder en zulks voor een somma van penningen buiten deze benoemt, waarvan comparant bij deze bekende te zijn voldaan. Geerfden zijn B.C. Rasink, Maas Rikszen.[201]
Cornelis Aartse van Zomeren is patentschuldig te Garderen (1818-1840/41) als korenmolenaar, winkelier in kruidenierswaren, zout, zeep, koffie, tabak, snuif, korenmolenaar met een windmolen, hennipkloppermolen, winkelier (1e,2e soort). [202]
154. JAN JANSEN, geb. Nunspeet[204], ovl. na 1760, tr. Nunspeet 27-6-1755[205]
155. JANNETJE PETERS, geb. Hierden[206], ovl. na 1760.
156. HENDRIK AARTSEN (DROST, RADEMAKER), ged. Nunspeet 6-11-1712[211](¥), ovl./beg. Nunspeet 11/15-10-1779 (laat 5 kinderen na, in het dorp, de kinderen zijn schuldig ƒ 2-12-), j.m. van Nunspeet (1731), wagenmaker, rademaker en
landbouwer (1754) te Nunspeet,[212]
tr. Elspeet (huw. commissarissen) 2-9-1731[213]
157. MARIJ (MAARTJE) DIRKS (DE MULDER), ged. Elspeet 1-5-1711 [214]
, 1712 volgens [215]
, ovl./beg. Nunspeet 28-9/2-10-1772 (laat 5 kinderen na, in het dorp, de Ramaker is schuldig ƒ 2-12-) [216]
, j.d. van Elspeet (1731).
COMMENTAAR(¥) Dus blijkbaar niet 13-3-1701 zoals vermeld in Ref. [217]. |
In 1774 vindt de afrekening plaats van het begraven van Mary Dirksen en in 1780 van Hendrik Aartsen.[218].
Het herengoed "Beert Stevensgoedt", vanaf 1651 "Den Essenboom" of "Bart Stevensgoedt" genaamd, in het ambt Ede, kerspel Garderen, buurtschap Essen. De grootte :... etc. [219]
28-9-1769 : Hendrik Rademaker x Marrijtje Derks, Rikje Derks, wed. van Otto Maessens, A.E. Hoogland, en Cornelis van Sonneveld, tijdelijk diaken van Barneveld namens Evert Maassens x Marritje Willems, Aart Maassen x Hendrikje Jans, Gerrit Maassen van Seumeren x A.L. Nijenhuis, Klaas Janssen x Gijsbertje Willems, Ot Jansen x Aartje Rademaker, Otje Jansen, tezamen ergenamen van Cornelisje Woutersen, dr. van wijlen Wouter Otten x Gerritje Gerritsen, de laatste dochter en voor de helft erfgename van haar ouders Gerrit Gerritsen x Hendrikje Pelen, approbatie van een transport aan Wijn Hendriks x Stijntje Pelen van 8/30 van een pandschap van een kamp met nog een hoekje bouwland.
Goederen behorende tot Hein Velicken goed te Nunspeet:
Op 14-4-1758 krijgt Aeltje Driessen, wed. van Aert Hendriksen approbatie van een verpanding aan Hendrik Aartsen Drost van een hof (belend zuid: de armen van Nunspeet en de erfgenamen van Marritjen Hendriks, west : Pele Jacobs en Reijndert Gerritsen, oost : Aelt Hendriksens kinderen), een hoekje weiland of haverland (belend zuid : Eijbert Teunissens erfgenamen, west Juffr. Hagen, noord Hendrikje Hullemans, wed. Peter Driessen).[220]
Op 6-11-1765 krijgt Hendrik Aartsen Drost approbatie van een pandschap ten behoeve van Hendrikje Hullemans, wed. Peter Driessen, van een stuk land achter Jan Eijberts Enck (belend zuid: Jan Eijberts, west: Juffr. Hagen, oost: Pangelersbeck).[221]
Hullemanserve te Nunspeet :
Op 1-7-1765 krijgt Hendrik Aartsen Drost investiture en oprukking als erfgenaam van zijn broer Peter Aartsen Drost.[222]
Op 6-12-1768 krijgt Hendrik Aartsen Drost consent voor het houwen van bomen.[223]
Op 30-5-1771 krijgt Hendrik Aartsen Drost oprukking.[224]
Op 24-9-1784 krijgt Aart Hendriksen Drost investiture en oprukking na approbatie van een magescheid d.d. 6-4-1784 tussen hem en zijn huisvrouw Eijbertje Peters, Teunis Hendriks Drost en zijn huisvrouw Geertje Peters, Lambert Jochemsen en zijn huisvrouw Aaltje Hendriks, Derk Hendriks Drost, en Ot Jansen en zijn huisvrouw Aartje Hendriks, tesamen erfgenamen van Hendrik Aartsen Drost en Marritje Dirks, waarbij aan de eerste drie echtparen dit herengoed is toegedeeld. Het goed is in pacht bij de wed. Cornelia Boot.[225]
158. ARENT JANSEN (VAN ASSELT), ged. Elspeet 7-3-1725 [253], ovl./beg. Epe 4/10-2-1802, wagenmaker te Epe, landbouwer op de bouwhof "Kijkover" onder Elspeet.
woont op de Kijkover (1753),
tr. Elspeet 1751 (niet gevonden te Elspeet [254])
159. GERRITJE (GEERTJE) HENDRIKS VAN GALEN, geb. vóór ca. 1735, ovl. Elspeet ca. 1790.
Op 30-7-1753 hebben Jan Helmertsen, Jan Janssen x Rijkjen Christiaensen, Arent Jansen x Gerritjen Hendriks, als meede Geertjen Janss en Jannetjen Janss geassisteert met Jan Helmertsen als haeren momboir, verkogt en alnu gecedeert en getransporteert aan Jan ten Caate x Grietjen Wouters, een geregte halfscheyd van huys, hoff en onderhorige landerijen van olts genaemt den Kijkover, gelegen in buurschap Uddel, soo het selve bij Arent Janssen thans nogh bewoont en gebruykt wort en dat voor een somma van 300 caroli guldens. Geerfden zijn Arent Gerritsen, Beert Mouw.[255]
160. HENDRIK VAN DER MEULEN(¥), ged. geref. 's-Gravenhage Grote Kerk 28-8-1689 (get. Jakob, Kornelia en Anna Hogeboom), beg. Den Haag ca. 27-4-1740, parentatie niet bewezen.
tr. 2o? 's-Gravenhage 11-11-1736[257]
HEL(L)ENA (LENA) VAN DER STAR, geb. (ged?) 's-Gravenhage 8-1-1700, dr. van Cornelis van der Star en Hendrica Arissen,
tr. 1?)(of heeft een relatie met)[258]
161. DOROTHEA VAN DER MEULEN, ged. 's-Gravenhage 6-8-1698, beg. aang. 's-Gravenhage 22-5-1736, kousenverkoopster.
COMMENTAAR(¥) Bij de doop van zijn (eerste?) kind in 1724 wordt van Hendrik van der Meulen geschreven "vader abzent na Oost Indie". Daarheen zou hij dus in 1723/24 vertrokken moeten zijn. Bij geen van de voor de VOC in de periode 1715-1725 naar NOI vertrokken schepen is echter een Hendrik van der Meulen/Molen uit 's-Gravenhage te vinden. |
Volgens Ref. [259] is er een Hendrik van der Meulen, ged. Den Haag Grote K. 28-8-1689 als zn. van Pieter van der Meulen en Catharina Hoogenboom, tr. Wateringen ca. 1713 Elisabeth van der Speck, geb. verm Wateringen, ovl. na 1719. Is deze Hendrik dezelfde als kwartier nr. 160 en betreft het hier een eerder huwelijk?
162. ABRA(HA)M MERGOUW (MORGAUW), ged. geref. Leiden Hooglandsche Kerk 2-12-1696, ovl./beg. Leiden 21/28-6-1770, verlaat ca. 1724 ("niet lange naer derselver trouwen") zijn echtgenote,
koopt (1728) en verkoopt (1732) een huis in de Eerste Tweelingstraat OZ te Leiden,
erft een huis op Levendaal OZ van zijn broer Pieter en verkoopt dit in 1768,
otr. Leiden 24-4-1723
163. FLORENTI(N)A VAN DER KELDER, ged. Leiden Mare K. 30-8-1693 (get. Margriet Kukler, Roeland Kukler en Anna van Schage), ovl. Leiderdorp, beg. buiten Leiden geregistreerd 26-3-1773, voedt na het vertrek van haar echtgenoot ca. 1724 haar enige dochter alleen op, waarvoor zij "met haer handen arbeijd zoo voor haar en derselver dogter .. de kost hebbende moeten verdienen",
wordt op latere leeftijd "ten deel werkeloos" en door "haar dochter met de uijtterste bereidwillighied .. geadsisteert",
waarna zij in 1754 haar bezittingen aan haar dochter overdraagt enerzijds uit dankbaarheid, anderzijds om te verkomen dat doorhaar weggelopen echtgenoot na haar overlijden haar dochter "eene moejelijkheid werde aangedaan, veelmin gemolesteert",
doopget. (1723..1735),
huw. get. (1756),
wonende in de Brandewijnsteeg (1773).
Bonboeken Leiden: Een huis in de Eerste Tweelingstraat OZ bon Zijloord:[260]
8-6-1728: Is volgens de selfde qualitijt als hier vooren folio 120 bij dese stadt vercoft aen Abraham Mergouw vrij om 135 gld. gereet gelt.
5-1-1732: Is bij hem (=Abraham Mergouw) verkogt aan Joost Persijn, vrij om 125 gld. gereed geld.
Bonboeken Leiden: Een huis op Levendaal OZ bon Oost-Nieuwland :[261]
7-1-1734: Is bij de voogden over het minderjarige kind van Cornelis Vennekool verkogt aan Pieter Murgouw, vrij om 45 gld gereed geld.
Op den 29-9-1768 is alhier overgelevert een onderhandse attestatie getekent bij Jan Langhorst en Jan van Hille op den 29-9-1762 waar bij zij hebben gedeposeert dat Pieter Murgouw tot zijne eenige erfgename ab intestato heeft nagelaten zijn broeder Abraham Murgouw.
6-10-1768 Is bij hem (=Abraham Murgouw) verkogt aan Leendert Houweling, vrij om 40 gld gereed geld.
15-1-1754: Acte van accord, cessie en transport tussen Florentia van der Kelder, huijsvrouw van Abraham Mergouw ter eenre ende Florentia Mergouw, meerderjarige ongehuwde persoone ter ander zijde, beiden wonende te Leiden.
Zij geven te kennen dat sij eerste comparante, (na)dat omtrent dertigh jaeren geleeden en dus niet lange naer derselver trouwen haar comparantes gemelte man zig geabsenteert en haar comparante verlaaten heeft, seedert dien tijd tot nu toe met haer handen arbeijd zoo voor haar en derselver dogter de 2e comparante in deezen de kost hebbende moeten verdienen, (en dat) 't seedert eenigen tijd herrewaerts zoo door haar eerste comparantes naderende ouderdom als ten deele werkeloosheid zodanig ten agteren geraakt is dat daer door haere meubilen en kleederen merkelijk zijn versleeten ende vermindert waardoor zij eerste comparante zoo nu en dan door haer gemelte dogter de tweeede comparante met de uijtterste bereidwillighied is geadsisteert, maar ook als nu dagelijx door dezelve hare dogter moet werden geadsisteert ende geholpen, en off wel de natuurlijke billikheijt quame te vereijsschen dat haer comparantes meergezeijde dogter na haer overlijden in geenderleij gevallen 't zij door haar voornoemde geabsenteerde man, ofte iemand anders eene moejelijkheid werde aangedaan veelmin gemolesteert omme 't geene de eerste comparante zoude moogen koomen naer te laaten (om reedenen de gemelte hare dogter van geene dezelve is verdienende haer comparante is adsisteerende).
Ende dienvolgens van 't geene waerlijk haer eerste comparantes voornoemde dogter is toebehoorende van het haere eenigzints te werden ontbloot, so verklaarde zij comparante om zodanige onverhoopte gevallen voor te koomen conscientie halven zig genoodsaekt hadde gevonden met de tweede comparante hare dogter te accorderen en contracteeren gelijk zij comparanten respective verklaeren te accorderen bij deezen:
Namentlijk dat zij eerste comparante van nu af aan bij deezen wel ende wettelijk aan de meergenoemde hare dogter de tweede comparante in deesen is cedeerende ende in vollen vrijen eijgendomme overgeevende alle haar eerste comparantes geringe meubiltjes, huijsraad en inboedel, kleederen etc., zodanig die ten haren huijze bevonden werden (uijtgezondert alle 't geene haer comparantes dogter als dienstbaar zijnde, en particulierlijk toebehoorende, bij haer comparante ten haren huijze in bewaringe is hebbende).
Waer teegens de tweede comparante Florentia Mergouw belooft en aanneemt bij deezen omme, soo veel in haer vermoogen sal zijn, haer gemelte moeder niet alleen te zullen adsisteeren en alle behoorlijke handreikinge te doen, maar ook gehouden zal zijn, gelijk zij belooft bij deezen, ten haren privé lasten te neemen ende te sullen voldoen de schulden en lasten des boedels, 't zij van huijshuer als andersints, op haer eerste comparantes overlijden te betaalen staend, als meede de kosten van haer eerste comparantes begravenisse te vallen, ende waer omtrent zij eerste comparante uijt de continueele preuves van de gemelte hare dogters adsistentie ende behulpsaamheijt niet anders is verwagtende tot naarkoominge van 't geene voorschreeven staat, verbinden zij weederzijdse comparanten hunnen persoonen en goederen dezelve stellende ten bedwang en executie als na regten.
Aldus gedaan, verleeden ende gepasseert binne de stad Leijden ter presentie van Leonardus Johannis van Rouveroij en Jan Dibbetz als getuijgen ten deesen verzogt. W.g. Florentia Mergouw, de getuigen, een merk (+) gesteld bij Florentia van der Kelder. [262]
164. CORNELIS JANSZ VAN DER BIE, ged. Goudswaard 29-6-1710, ovl. Goudswaard 22-12-1785
ouderling te Goudswaard,
volgens het lidmatenregister 15 mei of juni 1744 met attestatie ingekomen van Nieuw-Helvoet,[263]
otr. Goudswaard kerkelijk 30-5-1735
165. JAPHIE (JOPPIE, JOBJE) CORNELIS HOOG(H)VLIET, ged. Goudswaard 17-7-1712, ovl. na 1756.
Op 11-6-1740 maken Kornelis Jans van der Bie en Jobje Kornelis Hoogvliet, echtelieden te Nieuw Helvoet een mutueel testament van. Het erfdeel voor de kinderen is een zilveren dukaat voor elk, verstervend via aasdomsrecht. Naast elkaar over en weer stellen ze tot voogden aan Jan Kornelis van der Bie, Arie van der Bie, Jan Hoogvliet en Jacob Hoogvliet onder uitsluiting van de weesmeesters. Getuige Hugo Bos. [264]
Op 16-2-1751 brengt Ds. Cornelius van Oosterwijk, predikant te Goudswaard aan de kerkeraad aldaar ter kennis dat Cornelis vander Bie en Arij Boender, de gedeporteerde (=afgezette) ouderlingen, zich als appelanten in de Classicale vergadering hebben gesteld. Deze vroegere ouderlingen wilden pertinent niet dat zondag 5-4-1750 het Heilig Avondmaal bediend zou worden, en een van hen, Cornelis van der Bie, bracht tijdens de morgen-godsdienstoefening van die dag uit protest grote beroering teweeg. [265] In de vergadering van zondag 9-8-1750 wordt hij afgezet en onder de censuur geplaatst.[266]
Uit de Classicale Acta d.d. 7-10-1750 blijkt dat voor de vergadering van de Classis te Brielle zijn verschenen "Cornelis Jansz van der Bie en Arij Boender, gedeporteerde ouderlingen in de Koorndijk, dewelke betuigden dat zij zich bezwaard vonden, omdat de kerkenraad in de Koorndijk hun hadde gedeporteerd van derzelver bedieninge als ouderlingen, versoekende dat de E. Classis hun van dat opgeleyde deportement geliefde te ontheffen en weder in hun regt van ouderlingschap herstellen." De vergadering benoemt een commissie die hun verzoek afwijst omdat zij "veele omwegen en drayingen" gebruiken en "blijven weigeren openbaar voor de gemeente belydenisse te doen."
Uit de kerkeraadsnotulen blijkt voorts dat de predikant verklaart "dat in diezelve Classicale Vergadering door Cornelis van der Bie en Arij Boender zijn ingelevert twee Certificatien behelsende eene beschuldiging dat de Predikant gedurende de tijd zijner bedieninge veelmaal nalatig is geweest in het doen der huisbezoeking tegen de bedieninge van het Heilig Avondmaal." Deze Certificatien zijn getekend door A. Sijdervelt, schout en secretaris van de Coorndijk en Jacob de Jong, oud-ouderling, Job van der Waal, oud "Diacon", en een aantal lidmaten. De predikant heeft hiertegen ingebracht een Certificatie getekend door alle leden van de kerkeraad op 6-10-1750. Hoe deze zaak afloopt wordt niet vermeld. Wel blijkt dat schout en schepenen van Goudswaard ontevreden blijven over hun predikant [267].
166. HENDRIK ARIENSZ VAN DER BEN, ged. Waddinxveen 4-7-1688, beg. Waddinxveen Oude Kerk 30-5-1743, otr. Waddinxveen kerkelijk 13-3-1722
167. PIETERNELLA VAN DER HEIJDEN, ged. Waddinxveen 2-5-1700, beg. Zuid-Waddinxveen 8-10-1790.
168. GERRIT VAN DER JAGT, geb. Maassluis 24-5-1698, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk 22/28-3-1748, j.m., wonend in de Schans aldaar (1722),
binnenvader van het weeshuis te Maassluis (1719, 1725-1733).[286]
koopman (1722),[287]
reeder, schepen (1728-1730) en burgemeester (1737-1739, 1742-1744) te Maassluis,
regent van het Hervormd Weeshuis aldaar (1740-1743),[288],
erft 20-9-1725 graf nr. N344 in de Grote Kerk aldaar,[289]
tr. 2o Maassluis 19-6-1729
ARIJAANTJE KNAPPERT, geb./ged. Maassluis 7/10-7-1697 [290], beg. Maassluis Grote Kerk 9-11-1759, wed. van Pieter van der Meer,
gecommitteerde van de visserij te Maassluis (1721-1724),[291],
dr. van Cornelis Knappert, procureur, regent van het Hervormd Weeshuis te Maassluis [292]
en Maria Jacobs Denick(s),
otr. 1o Maassluis geref. 13-12-1722 (met attestatie naar Maasland 27-12-1722) en (gaarder)/Maasland 24/27-12-1722
169. JO(H)ANNA BREUR, geb./ged. Den Haag Remonstrantse Kerk 17/18-4-1696, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk (graf nr. N344) 26-6/1-7-1728, j.d. van Maasland (1722),
vermeld (1722) als lidmaat der Rem. Gemeente te Maasland.[293],
[294].
![]() | Wapen Breur : In zilver een zwart anker, daardoorheen twee gouden pijlen en daarboven een hart. |
Op 12-8-1729 testeren te Schiedam Gerrit van der Jagt en zijn vrouw Adriana Knappert. Zij maken een langstlevende testament, tevens wordt de langstlevende gesteld tot voogd of voogdesse. [295]
In 1755 verschijnt[296] "Morgengroet aan Antony Menssendyk, en Adriana Knappert, na 't voltrekken van hun ed: huwelyk." door Willem van der Jagt. Zou het hier een derde huwelijk van Willems stiefmoeder betreffen?
170. ADRIAAN (ADRIANUS) RIDDERUS (REEDERIJS), ged. Maassluis 19-8-1694, beg. Maassluis Grote Kerk (graf nr. 141) 11-12-1781 [297], j.m., wonend in de Schans aldaar (1724),
schepen (1750-1758) en burgemeester (1758-1763) te Maassluis,
erft samen met Ary Pietersz Valck graf nr. 52 in de Grote Kerk te Maassluis bij vererving van Corn. D. van der Meer,
en eveneens graf nr. 364 dat hij op 27-8-1763 als medeerfgenaam en gemachtigde van Jan Willemz Schim verkoopt aan Jacobus Steur,[298]
otr./tr. Maassluis geref. 13/27-8-1724
171. TRIJNTJE BOOGERT (BOOGAART), ged. geref. Maassluis 4-5-1687, beg. Maassluis Grote Kerk (graf nr. 141) 31-10-1776, j.d., wonend in de Schans aldaar (1724).
![]() | Wapen Boogert : Een boom op grond [299](¥). |
COMMENTAAR(¥)
herzien !
Is er verband met Mr. Nicolaas Adriaansz Boogaert etc. die hetzelfde wapen voert.? Zie Kron. 6(1997)281. |
172. ABR(AH)AM VAN VOLKOM (VOLKUM, VOLCOM), geb. Dordrecht 25-1-1710, ovl. Dordrecht 13-11-1761, belender in de Steegoversloot (1760),
otr./tr. 1o Dordrecht 17-4/4-5-1738
ANNA MARIA KARLE, geb. Dordrecht, ovl. (beg?) Dordrecht 10-9-1743, dr. van Blans Karle en Marijke de Laet, woonde Nieuwstraat.
otr./tr. 2o Dordrecht 14-11/1-12-1743
173. GEERTRUY TARGIER (TERGIER), geb. Doopsgez. Dordrecht, beg. Dordrecht 16-11-1781, woonde Lindegracht.
otr./tr. 1o Dordrecht 29-4/14-5-1734
ABRAHAM (VAN) MAARSEVEEN(¥), ovl. Dordrecht 28-3-1741 [301], bakker (1736..1741), belender in de Marienbornstraat (1738).
COMMENTAAR(¥) Is er verband met Reijnier van Maarsseveen, otr/tr. Veenendaal 19/19-3-1713 [302] (sic!) Margaretha van Broeckhuysen. Hij is een zn. van Hermannus van Maarsseveen, betaalt ƒ 12-8- haardstedegeld voor 4 haarsteden te Veenendaal (1703-1711), [303] en Neeltje van Huyssum, allen Vlaamse Mennonnieten.[304] |
Op 27-3-1736 verkoopt Maaijken Wijken, weduwe, aan Abraham Marceveen, bakker, voor ƒ 500,-- een pand in de Marienbornstraat, belend door Pieter Pleijsier en Hendrik van der Vorm. Overige personen Cornelis Vermeer (overleden). [305]
Op 24-4-1736 verleent Abraham Bosselaar, metselaar, hypotheek van ƒ 500,-- aan Abraham Marceveen, bakker, met bovenstaand pand als onderpand. [306]
Op 8-9-1740 verleent Jacob van den Camp, koopman, hypotheek van ƒ 600,-- aan Abraham Marceveen, bakker, met bovenstaand pand als onderpand. [307]
Op 16-5-1741 verkoopt Geertruij Targier, weduwe van de erflater Abraham Maarseveen (overleden), bakker, voor ƒ 900,-- het bovenstaande pand aan de Marienbornstraat te Dordrecht, belend door Hendrik van der Vorm, aan Pieter Plaijsier. Het pand is belast met een hypotheek t.b.v. Jacob van den Camp, koopman. [308]
Op 26-10-1758 verkopen Lodewijk Groeneman en Geertruij Kemp aan Abram Van Volcom voor ƒ 1000,-- een pand in de Steegoversloot te Dordrecht, belend door de weduwe Frackin en Jacobus van Welsenes. Schuldeiser is Lambert de Jong. Erflater is Sacharias Kemp (overleden). [309]
Index ONA Schiedam: (tekst nog opzoeken):
1760: Geertruij Anthonij'sdr Targier maakt een testament.[310] Hierin voorts genoemd NN wed. van Anthonij Targier.
Op 21-11-1831 verkoopt Johannes Olivier, particulier, een pand op de Groenmarkt te Dordrecht aan Abraham Olivier, meelverkoper. [316]
In 1787 vindt het transport plaats door Huijbert Uijterlimmigen aan Anthonij van Maarseveen van een huis en erf gelegen aan de Grotekerksbuurt en een pakhuis gelegen aan de Schuitenmakersstraat te Dordrecht. [325]
Op 18-12-1815 verkoopt Anthony van Maarseveen, particulier, aan Hendrik Theodorus Sibelius Monhemius, apotheker, een pand in de Grotekerksbuurt te Dordrecht. [326]
174. PIETER KOK, ged. Dordrecht 28-11-1721, beg. Dordrecht 29-6-1801, scheepstimmerman (1760),
otr. Dordrecht 9-4-1750
175. GEERTRUY NIEUWENHUYSEN, ged. Dordrecht 22-8-1728, beg. Dordrecht 25-11-1784.
Op 29-7-1760 verkoopt Dirkje de Gester aan Pieter Kock, scheepstimmerman, voor ƒ 400 een pand aan de Vriesestraat te Dordrecht, belend door Arij van Driel en Willem Nieuwenhuijsen [331]
Op 7-9-1762 verkoopt Pieter Kok aan Lambert Ramoe, kleermaker, voor ƒ 400 een pand aan de Vriesestraat te Dordrecht, belend door Arij van Driel en de weduwe Nieuwenhuijse. [332]
176. WIJNAND(T) VAN LEEUWEN, ged. geref. Barneveld 7-9-1704, ovl. 1759 (beg. kosten Barneveld 20-10-1759 ƒ 4,10,-- [333]), woont te Barneveld (1728),
kuiper en bewoner van een huis in de Langstraat (1730-1759),[334]
[335]
kuiper te Barneveld (1747/48),
belender te Barneveld (1740, 1741),
geërfde te Barneveld (1744..1753), te Kootwijkerbroek (1744..1754),
treedt op als gevolmachtigde (1750),
otr. Barneveld geref. 1-11-1728[336] en
otr./tr. Veenendaal geref. 1/16-11-1728,
177. METJE EVERS VAN VELTHUIJZEN (alias VAN DEN HEUVEL), ged. geref. Veenendaal 18-4-1706, ovl. na 1762 [337], j.d., wonend "in 't Veen" (Veenendaal) (1728),
woont als wed. van Wijnand van Leeuwen in een huis te Barneveld (1758-1761),
in de Langstraat te Barneveld (1761-1763), vervolgens (1763-1764) in een camer aldaar.[338]
Op 6-9-1738 doet Maria van Westrhenen weduwe van Cornelis Boelhouwer peijnding op de ongerede goederen van Willem Aersen van Reemst. Inhoud akte: gerigtsluijden: Bessel Jansen en Jooste Hendriksen. personen: Derk de Jongh als volmagtiger van Maria van Westrhenen weduwe boedelhouders er tughtenaerse van Cornelis Boelholder ingevolge volmagt den dato 28 junij voor Scholt en Schepenen van Amersfoort gepasseert doet peijnden aen alle gerede en ongerede goederen te Barnevelt toecomende Willem Aersen Reemst. Betreft: een huijs en hoff staende in den Dorpe van Barnevelt over de Kerk tusschen de behuijsingen van wijlen Rijk Aertsen Jeths en Willem Pothoven althans in eijgendom immers bewoont bij Wijnant van Leuwen om intresse te verhalen van een capitael van 450- - 'sjaers ad 18 gl. jaerlijks verschenen den 28-9-1729,1730,1731, 1732, 1733, 1734,1735,1736,1737 en verdere te verschijnen jaren.[339]
Wijnand van Leeuwen en vrouw, kuiper in het dorp Barneveld betalen ƒ 6,-- (1747) en ƒ 4,10,-- (1748) hoofdgeld voor 2 personen, 2 kinderen (5-10 jr), 3 kinderen (10-15 jr), 2 haardsteden, 5 specien. [340]
Op 5-3-1756 verbinden Maria van Coot weduwe van Aalt van der Hoeff geassisteert met Wijnand van Leeuwen een stuk landt 'op de Coot' onder Barneveld om te stellen tot een genoegsaame reele contra voor 't aanstaande gewijsde insodaane saeke als tusschen Frederik Beijrink als impetrant.[341]
Op 17-4-1758 cedeeren Maghiel Heerecamp en Eva Heerecamp aan Wijnand van Leeuwen een huijs en hoff in de Catharinastraat. Inhoud akte: Michiel Heerecamp en Eva Heerecamp, broeder en suster, hebben getransporteert aan Wijnand van Leuwen en sijn huijsvrouw. een huijs en hoff te Barneveld in de Catharinestraat voor een somma van twee hondert en tien guldens. Geerfden zijn Jan Carel Lugtigh en Klaas van der Waal.[342]
Op 15-9-1758 sijn Wijnand Geurtse van Leuwen x Metje Everts van Velthuysen wegens opgenomen penningen schuldig aan de burger weesen binnen Harderwijk, een capitaele somma van agt hondert guldens. Onderpand: haerlieden huijs in Barneveld staande over de kerk soo thans bewoond door comparants soon, 2-de een veldtje van juffer Van der Hoeff aangecoft, 3-de een huijs hoff brouwerij en twee bergen soo van de arffgenaamen van Willem Peterse Breuren heeft aangecoft staande in Barneveld aan 't Beeken Eynde, 4-de een huijs en hoff in de Bagijne Straat tot Barneveld soo door Peel van Lijsel bewoond word en aangecofft hebbende van de kinderen Heerecamp (akte is doorgehaald wegens roijement op 4-12-1761).[343]
Op 4-10-1758 verkopen Wijnand van Leeuwen en Metje Evers van Velthuijzen "een seker hofje Gelegen tussen de Catrinastraat en de Groene Steegh tussen Harmen Beernts en Hannis Derkse, Lubbert Cornelisse en den Cooper" te Barneveld voor ƒ 42,--, aan Aart Cornelissen en Ariaantje Claassen [344]
Op 1-6-1759 transporteren Wijnand Geurtse van Leuwen x Metje Evers van Veldhuijsen aan en ten erffelijken behoeven van Klaas van der Wiel x Neulchen Gijsberts van Ede een camer met hetgeen daarbij behoort met een hoekje van den hoff soo is afgepaalt, soo het oude Steventje thans bewoond. In diervoege de comparanten hetselve van den erffgenamen van Willem Petersen Breuren hebben aangecoft, met beding dat de solder boven de camer tot gebruijk des vercooperen blijft. En sulks voor een somma van twee hondert guldens.[345]
Op 1-6-1759 transporteren Geurtje Derks Bakkenes weduwe en Boedelhoudere van Willem Petersen Breuren geassisteert met G. van Stryp als volmagtiger van de erffgenaamen van wijlen haar man aan ten erffelijken behoeve van Wijnand van Leuwen en sijn erven, een huijs hoff met annexe brouwerie, twee bergen en annexe camer daar de oude Steventje woond, staande in Barneveld aan 't Beeken Eijnd. En sulks voor een somma van veertien hondert en vijfftigh guldens.[346]
Op 28-1-1760 doet Arisje Brantsen weduwe en boedelhouderse van Goosen Janssen Peijnden op alle gerede en ongerede goederen van Wijnand van Leuwen om betalinge te erlangen van een somma van ƒ 50:19:-. (geroijeert den 14-3-1760).[347]
Op 4-6-1761 verkopen Methe Evers van Veldhuijsen, weduwe van Wijnand van Leeuwen en haar kinderen huis, of en twee bergen aan 't Beeken Eijnde, bewoond door de koper, aan Jan Hendrik Bloemendal en Geurtje Jans, voor f. 600,-. [348]
Op 4-6-1761 compareren Metje Evers van Velthuijzen, wed. en boedelhoudster van wijlen Wijnand van Leeuwen, geassisteerd met haar zoon Geurt van Leeuwen, voor zich en namens haar onmondige kinderen, Evert van Leeuwen, voor zich en namens zijn echtgenote Eva Hiens, Geurt van Leeuwen voor zich en namens zijn echtgenote Beertje Stevens, Cornelia van Leeuwen, geassisteerd met haar broeder Jan van Leeuwen, voorstaande comparanten mede voor Maria van Leeuwen, "en bekende verkogt te hebben Een Huys en Hoff met twee bergen staande in den Dorpe barnevelt voor de somma van ses hondert gulden" [349].
Op 11-12-1762 hebben Metje Evers van Veldhuijsen weduwe en boedelhouderse van Wijnand van Leeuwen in desen geassisteert met haar zoon E. van Leeuwen en pro se en noch namens haar onmundigen hiertoe geautoriseert, Gerrit van Leeuwen x Beertje Stevens, Evert van Leeuwen x Eva Herms, Jan van Leeuwen, Cornelia en Maria van Leeuwen, verkogt aan Jan Tuijnenbergh en sijn huijsvrouw en erven voor eene somma van agt hondert en vijfftig guldens een huijs en hoff staande en gelegen in den dorpe van Barneveld over de kerk tussen de behuijsinge van Lubbert Janssen Cousijnsen en Hermanus van der Kieft.[350]
Op 20-12-1762 hebben Metje Evers van Veldhuijsen, weduwe van Wijnand van Leeuwen, Cornelia van Leeuwen in dese geadsisteert met Evert van Leeuwen, de weduwe hiertoe geautoriseert namens haar onmundige kinderen, Geurt van Leeuwen, Evert van Leeuwen, Jan van Leeuwen en Maria van Leeuwen vercoft aan en ten behoeve van Gijsbertje van den Ham weduwe van Frederick van den Ham en haare erven een huijsje in de Catharinastraat staande, voor een somma van ƒ 136,-,-. [351]
In april/mei 1790 beswaren Arien Elbertsen en Jantjen Heijmen, egtelieden, hun huijs en hoff cum anexis aan het Schouteneijnde ten behoeve van Evert van Leeuwen en Dina Tering, egtelieden, met 2000 gulden boven dat verband van goederen in 't Swanebroek, vide op Folio 132, recto en verso in gemelde Buert of Prothocol.[357]
Betreft het hier deze Evert, die immers al in feb. 1790 is overleden. Zou Dina zijn tweede vrouw zijn?
COMMENTAAR(¥) Er klopt hier het een en ander niet. Moet nader worden uitgezocht. Zie bladzijde 21 van Wormsbecher. |
Op 5-10-1769 maken Willem van Leeuwen en Teuntje Kune huwelijkse voorwaarden, onder bepaling van lyftocht voor de langstlevende en met benoeming van langstlevende tot voogd.[363]
178. HENDRIK HENDRIKSEN, j.m. (1744), daghuurder te Voorthuizen (1747/48). otr. Voorthuizen 9-2-1744 [375]
179. MARRETJE JANS, zij wonen in het Zwartebroek onder Voorthuizen (1744), en te Voorthuizen (1747).
Hendrik Hendriksen, daghuurder in het dorp Voorthuizen, en vrouw, betalen ƒ 3,-- (1747), ƒ 2,5,- (1748) voor 2 personen, 1 caterstede, 5 specien.[376]
180. Mr. JOHANNES SCHIRMER, geb. vóór ca. 1715, ovl. vóór 1822, tr. Herisau (Appenzell, CH) 29-5-1739[380]
181. CATHARINA GRÖBLIN (GRÖBEIN, GRÜB(ER)LIN), geb. vóór ca. 1720, ovl. vóór 1822.
182. ARNOLD(US) CORNELIS WALRAVEN, geb. 1712-1714 (doop niet te Sambeek gevonden), ovl. na 1782, wordt als Arnoldus Walravens geref. lidmaat te Grave 4-4-1732 komend van Sambeek, en vertrekt (op niet vermelde datum) naar Hoorn,
wordt als Arnoldus Cornelisz Walravens geref. lidmaat te Hoorn in 1742 op attestatie van Groningen,
betaalt op 25-4-1743 ƒ 3,-- impost op het begraven van Anna Sibilla Lucretia Frens overleden te Hoorn (zij was in 1743 geref. lidmaat te Hoorn geworden op attestatie van Groningen),
is bij huwelijk te Hoorn in 1744 Arnoldus Cornelis Walraven, j.m., "wachtmeester in het regiment van de Hr. Collonel Buijs in de comp. van de Hr. Ritmeester Baron van Dorp, leggende hier (te Hoorn) in guarnisoen"
wachtmeester ten dienste deser Landen te Hoorn (1743, 1744) in het regiment van kolonel Buijs (1743),
bevorderd tot Cornet 3-6-1745 bij het Regiment Cavallerie Buys,
6de Compagnie in Holland (1745),[382]
wordt in 1746 als Aarnoud Cornelis Walraven wederom geref. lidmaat te Hoorn op attestatie van Mons in Heneg(ouwen),
gepensioneert cornet ten dienste der Verenigde Nederlanden (bij de otr. inschrijving te Sambeek 1754),
"cornet ten dienste der Verenigde Nederlanden, geboortig en woonende te Zambeek in den lande van Kuik, zijnde weduwenaar van Christina Geertruida Frenz, overleden in Middelaar a(nn)o 1747", (1754, bij de otr. inschrijving te Eijsden),
vermeld als geref. lidmaat te Sambeek als cornet ("aangenomen") (lijst van 1756),
cornet(1768),
doopget. (1775..1782),
vermeld als renteheffer te Nijmegen 1755-1758 (A.C. Walraven),
cornet ten diensten deeser Landen (1780),
otr./tr. 1o Hoorn geref. 7/22-3-1744
CHRISTINA GEERTRUID(A) FREN(T)S (FRENZ)(¥), ovl. Middelaar 1747 (beg. aldaar RK niet gevonden, er zijn geen geref. DTB van Middelaar, ook niet te Boxmeer, wellicht omringende plaatsen?), wordt in 1743 geref. lidmaat te Hoorn op attestatie van Groningen,
j.d. wonend te Hoorn (1744),
wordt in 1746 wederom geref. lidmaat te Hoorn op attestatie van Mons,
otr./tr. 2o Sambeek geref. 23-11/15-12-1754 ("sijn tot Eijsden in ondertrouw opgenomen")
otr. 2o Eijsden geref. 23-11-1754 ("deese zijn met een losbrief naer Zambeek vertrokken, dog van den voltrokken trouw is geen attestatie teruggesonden")
183. PETRONELLA (PITERNELLA) NOLENS, ged. geref. Eijsden 29-6-1727, ovl. na 1782 (beg. niet gevonden RK Boxmeer tot 1811), vermeld als geref. lidmaat te Sambeek met attestatie van Eijsden (1756),
doopget. (1776, 1779, 1782).
Zij wonen te Sambeek (1755).
COMMENTAAR(¥)
Is zij mogelijk verwant aan
a) Johanna Lucretia Magdalena Freints geb. Klimmen, won. Meerssen, otr./tr. Meerssen 14-9/10-12-1764 Louis Frangois Baroijer, geboren te Taicour resonerende onder Noijon sous-lieutenant onder de mineurs thans in garnizoen te Maastricht.[383] b) Johanna Freints, geboren en wonende te Itteren, tr. Meerssen 7-3-1771 Johan Hendrik Allen, sergeant in het 2e bataljon van generaalmajoor Hertell in garnizoen liggende te Namen. [384] c) Maria Catharina Frijns, doopget. 1785 Brunssum [385], d) Johan Georg Willem Frens, ovl. 1742, schepen te Oost 1737-1742[386] e) Christiaen Frijns, ged. Nuth 25-2-1714, ovl. Schimmert 31-10-1781, tr. Maria Janssens. Hieruit zn. Nicolaus (1748) etc. [387] f) In 1735-1736 wordt door de Maastr. Brabantse hoogschout geprocedeerd tegen Johannes Frents. De aanklacht luidt dat Frents in concubinaat leeft met Maria Kleijn en twee kinderen bij haar heeft verwekt. De eis is een behoorlijke boete of straf. [388] |
Op 18-7-1743 compareert te Oploo Leonora Walravens, weduwe van Ludolph Walravens en thans gehuwd met Willem Smits en voor zover nodig door laatstgenoemde geasisteerd, als gevolmachtigde van haar zoon Arnoldus Cornelis Walravens, wachtmeester in het regiment van kolonel Buijs. Volmacht is opgemaakt te Hoorn op 18-2-1743. Comparante verkoopt voor 840 gulden aan Jorden Peters en zijn vrouw Elisabeth Jans, een perceel bouwland, genaamd den Bremheuvel, gelegen binnen Oploo en ongeveer 10 kleine morgen groot. In het noorden grenzend aan Pouwel Willems, in het westen aan de weduwe Antonij Aben en in het oosten aan de gemeente. Het goed is leenroerig aan het Huijs Oploo. Koopsom ƒ 840,--. Zij ondertekent Johanna Walraven. [389]
Op 30-7-1744 transporteren Willem Cornelis Smits & Johanna Eleonora Walravens echtelieden, tevens als Vader & Voogd van haar onmondige kinderen verwekt door wijlen Ludolph Walraven en zij met volmacht van haar mondige soone Arnoldus Cornelis Walraven Wachtmeester ten dienste deser Landen (volmacht Notaris te Hoorn d.d. 19-3-1744), alsook Cornelis & Eleonora Walraven ende de voornoemde comparenten mede 'de rato caverende' voor Albertina Walraven resp. dochter en zuster (alhier niet present), mitsgaders vermogens octroij (voor soo veel het Leen concerneert) van Sijn Doorleuchtigste Hooghweerdigheijt den Heere Bisschop van Ruremonde, Primaet van Gelderlandt Testamentaire Vooght en administrateur van 't Hooghgraeffelijck Huijs Bergh, aan Albert Vinck & Christina Havens echtelieden een huis, schuur, bakhuis, moeshoeven, boomgaard met aangelegen bouwland, groot 8 morgen, de maat onbegrepen maar waarvan ongeveer 3½ morgen leenroerig is aan de Vrije Boxmeersche Leencamer, gelegen 'rontsomme' aan de wegen en het Broeck, belast met 1 malder rogge Graeffsche maete aan Caspar Lhoo tot Boxmeer, item 5 sester garst Sambeekse maat aan de Heer van Afferden.. Coopspenning: ƒ 1130,0,0; 35 hoogen ƒ 105,0,0; 1 mld, rogge Gr. ƒ 175,0,0; 5 sester garst ƒ 50,0,0; ½ bier: ƒ 1,0,0; 2 kan wijn ƒ 0,12,0 , totaal ƒ 1461,12,0. [390]
Op 5-3-1751 transporteert Anthoon Peters Vande Vrijthoff met volmacht van Piro Vande Vrijthoff & Anna Francisca Sauvin echtelieden, (volmacht Gelre, 2-3-1751) en van Peter en Barte Vande Vrijthoff (volmacht Boxmeer, 4-4-1739), aan Arnoldus Walraven een kamp hoij- ofte weijlandt, gelegen onder de Dinghbancke van Sambeeck, groot ongeveer 4 kleine morgen 26 roeden, daaronder begrepen ZW de geheele hegh en NW de geheele hegh nevens de erve van Roeloff van Els als mede de halve hegh nevens de erve van Jenneken Bouwmans ZW, belend nevens de erve van de erfgen. van de heer Drossart van Bocmeer en de wed. Peter van Waters erve, NW Roeloff van Els en Jenneken Bouwmans en uijtschietende van de gemeijne straet tot op Albert van Els erve, waarvan 3½ kleine morgen leenroerig aan het Huijs Boxmeer, belast met 6 duit chijns aan Geijsteren. Coopspenning: ƒ 600,0,0; 12 p. chijns ƒ 0,18,12, totaal ƒ 600,18,12. [391]
Op 21-7-1753 verklaren Jan Theussen en Johanna Pouwels echtelieden geld schuldig te zijn aan Arnold Cornelis Walraven met als onderpand een perceel weiland den Dingelaer genaamd, grenzend aan het erf van Pouwel Lietiens, een perceel weiland groot ongeveer driekwart kleine morgen den Leues genaamd, grenzend aan het erf van Pouwel Lietiens en Steven Reinders. [392]
Op 28-5-1755 testeert Petronella Nolens ten woonhuijse van Arnold Cornelis Walraven, "cornet ten dienste dezer landen", haar echtgenoot. De testatrice is "kranck ende onpasselijk" en wordt voor zover nodig geassiteerd door Rudolf Giesen, haar vooght ende momboir. Haar moeder Christina Nolens krijgt een legitieme portie en ze benoemt haar man tot universeel erfgenaam. [393] [394]
Op 3-6-1761 transporteren Jacobus Remmen & Thijske Peeters echtelieden, Jacobus tevens als bloodoom en momboir over 2 onmondige kinderen van wijlen Antoon Remmen (octrooi van beide Heeren d.d. 20 en 21-5-1761, plus Venray d.d. 19-5-1761), aan Arnoldus Cornelis Walraven & Petronella Nolens echtelieden, een nieuw erf tot Mullem, groot 1½ kleine morgen, belend OZ Johannes van Meer, ZZ de gemeene straet, WZ De Heijde, NZ de erven van Tunnis Thijssen, belast met 1 stuiver 4 duit aan beide Heeren. Coopspenning: ƒ 58,0,0; 1 st.4 d. chijns ƒ 1,17,8, totaal ƒ 59,17,8. [395]
Cornet Arnoldus Cornelis Walraven treedt op als gevolmachtigde voor juffr. Maria Catharina Becks te Sambeek in een magescheid te Boxmeer (14-12-1767) tussen haar en Joannes Dercks en Hermina van Keulen, echtelieden[396].
Op 24-8-1780 transporteert Arnoldus Cornelis Walraven cornet ten diensten deeser Landen met volmacht van Frederigh Schroder & mej. Eva Cornelia Smits echtelieden, (volmacht Cranenburgh en Cleve d.d. 25-7-1780), aan Reinier, Joannes, Elisabeth en Hermina Melsen, Hees Crouwers & Joanna Melsen echtelieden, Peeter Martens & Hendrina Melsen echtelieden, bouwland op den Oirling aan de Slender, groot 1 kleine morgen, vrij allodiaal erf. Coopspenning: ƒ 187,0,0. [397]
COMMENTAAR(¥) Is Willem Walraven, die tr. Vierlingsbeek 11-1-1784 Geertruij Ermers [398], mogelijk een zoon? Verder geen andere dopen van kinderen Walraven gevonden te Sambeek (1750-..). |
COMMENTAAR(¥) Pieter van As, van Breda, wedr. van Pieternella van Roomen tr. geref. Vlissingen 21-7-1742 Petronella Geertruida de la Palma de Sint Fuentes, j. d. van Vlissingen.[399] |
184. JAN (JOHANNES) HEYSINK (HEISEIN, H(E)IJSING, HISSINCK)(¥), ged. geref. Arnhem 3-11-1705 (als Johannes Heisein), beg. Arnhem 8-4-1788 Jan Heijsing, laat kinderen na), j.m. wonend te Arnhem (1730),
belender in de Oeverstraat te Arnhem (1735),
otr./tr. Arnhem geref. 14-10/7-11-1730 ("gezien de schriftel. toestemming van bruidegoms vader Herman Hijsing", get. "bruids vader Johannes Hanssen")
185. (JOH)ANNA CATHARINA HANS(S)EN (HANSZ)(¥), ged. geref. Arnhem 22-4-1705, beg. Arnhem 22-7-1783 (Anna Catharina Hansen, vrouw van Jan Heijsing, laat kinderen na), bij huwelijk (Cathrina Hanssen, j.d. wonend te Arnhem (1730).
COMMENTAAR(¥)
Is er verband met Hendrick Heisen, kerkmr. van de Stevenskerk te Nijmegen (1666-1668) en diverse andere vermeldingen Heisen te Nijmegen 17e eeuw. [400]
Een familie Heisen in Nijmegen, ca. 1800.[401] Herman Heijsen, schepen te Nijmegen 1700.[402] |
Op 4-2-1734 verklaren Johanna Catharina Ruger, weduwe en boedelhouderse van wijlen Reynder Hanssen, alsmede Peter Hanssen, Anna Maria Hanssen, Hendrica Hanssen, Joost Hansen, Daniel van Hulsteyn en Helena Hansen e.l., Albertus Hansen, predikant te Barneveld, Adrianus Hansen en Geertruyd Crol e.l., Coenradus Hendricus Hansen, Johanna Catharina Hansen, Geertruyd Hanssen en Elysabeth Hansen, in een eeuwige en onverbrekelijke erfkoop te hebben verkocht en mits dezen te cederen, te transporteren en in volle eigendom op te dragen en over te geven aan en ten behoeve van Benjamin Italiaender Mordechaijen hun, comparanten, erve en pakhuis, vanouds den Swarten ruyter genaamd, staande omtrent de Velperpoort, den Beer ter eenre- en het erf van Roedolph van Olden ter andere zijde, en zulks om en voor een somma van 2500 Caroli gl., welke somma de transportanten bekennen de eerste met de laatste penning ontvangen te hebben en daarvan ten genoegen voldaan en betaald te wezen. [403]
Op 12-9-1737 compareert de luitenant Hermannus Harpenslaegen. Hij cedeert, transporteert en geeft over aan en ten erfelijke behoeve van Jan Hissinck (!) en Catharina Hanssen e.l. een huis met deszelfs achterhuisje, staande en gelegen alhier binnen Arnhem in de Oeverstraat tussen de behuizingen van de weduwe van Hal ter eenre- en Gerhardus Middeldorp ter andere zijde, en zulks voor een summa van 1240 gl., waarvan de comparant bekent voldaan en betaald te zijn. [404]
Op 11-10-1766 verklaren Jan van Middeldorp, Anneke van Middeldorp en Mietje van Middeldorp, kinderen en erfgenamen van wijlen Abraham van Middeldorp bij Susanna Blom in echt verwekt, Gradus van Middeldorp, enige zoon en erfgenaam van wijlen Wander van Middeldorp bij Margarita Raadgevers geprocreerd, mitsgaders de proc(ureu)r Giilis van de Wall in kwaliteit van gemachtigde van Jacobus de Rooij en Gerarda van Middeldorp echtelieden en Clasina Uurling, weduwe van wijlen Joannes van Middeldorp, als moeder en legitime voogdesse van haar minderjarige dochter Elisabeth van Middeldorp luid volmacht, op 28-8-1766 voor schepenen der stad Rotterdam gepasseerd, bij publieke veiling ingevolge condities alnu te cederen, te transporteren en in een volle eigendom op te dragen en over te geven aan Jan Heijsink en Catharina Hanssen echtelieden, een huis en erve, staande te Arnhem in de Oeverstraat, de verver Brands ter eenre- en kopers e.l. ter andere zijde, bekennende van de volle kooppenningen ter somma van 1105 gl. voldaan en betaald te zijn. [405]
Op 19-5-1788 verklaren Allard Boonzajer en Elisabeth Boonsajer e.l. oprecht en deugdelijk schuldig te wezen aan Juffrouw Johanna Catharina Hansen een kapitale summa van 3000 gl. Hollands, herkomende wegens een restant der kooppenningen van het hierna te melden huis en erve, door comparanten e.l. op 3-3-1788 aangekocht en op heden door de Juffrouw creditrice aan hun getransporteerd, belovende vnd. summa dankbaarlijk te voldoen en af te lossen op 1-7-1789 met de interesse van dien ad 4 percent, tot securiteit van welk kapitaal, daarop te verlopen interessen en aan te wenden kosten e.l. debiteuren in het generaal verbinden hun personen en goederen en bovendien tot een speciaal onderpand stellen een huis en erf, staande hier onderaan in de Bakkerstraat, vanouds de Pelekaen genaamd en door de Juffrouw creditrice aan hun verkocht en getransporteerd, (...) en is wijders mede gecompareerd Martheijn Boonzaaier, broeder van de eerste comparant, die verklaart tot meerder securiteit voor het gezegde kapitaal, interessen en aan te wenden kosten zich te stellen tot borg en principaal debiteur met verband van zijn persoon, gerede en ongerede goederen. [406]
Op 16-5-1788 verklaart Juffrouw Johanna Catharina Hansen(¥), geassisteerd met haar neef Joh. de Rooij als haar gekozen momber, verkocht te hebben en mitsdien in een vaste en onverbrekelijke eigendom te cederen, te transporteren en op te dragen aan en ten erfelijke behoeve van Allard Boonzajer en Elisabeth Boonsayer e.l. een huis en erve, staande alhier onderaan in de Bakkerstraat, vanouds de Pelikaen genaamd en laatst door de heer majoor Esvelt in huur bewoond geweest, en zulks voor een summa van 3590 gl. Hollands. [407]
Op 3-12-1792 verklaart Mejuffrouw Johanna Catharina Hanssen(¥), geassisteerd met de klerk R. van Hulsteijn als haar gekozen momber, verkocht te hebben en alnu te transporteren en in volle en vrije eigendom over te geven aan de procureur Isaac Nijhoff en Anna de Gast e.l. een hof met een huisje daarin, gelegen op 't stadswaardje naast de hof van F. Wijleman, en wel tegen een betaalde koopsom van 850 gl. [408]
COMMENTAAR(¥) Dat klopt niet als zij al in 1783 begraven is. CHECK!
Op 21-2-1797 verklaren Lambertus Lenting en Helena de Rooy e.l. overgegeven en gecedeerd te hebben aan de tijdelijke administrateuren van St. Petersgasthuis alhier een obligatie, groot 2500 gl., ten laste van de luitenant-kolonel J.C. Pieper, op 9-1-1788 van wijlen Johanna Catharina Hanssen genegotieerd en in deszelfs huis, hoven, boomgaarden, de Kleyne Sluis genaamd, in den ambte van Overbetuwe, kerspel Elden, gelegen, gevestigd, welke obligatie aan comparanten bij een provisionele verdeling van de boedel van gemelde J.C. Hanssen was toe- en aanbedeeld. [409]
10-12-1768 verklaren Gerrit Peter (!) en Johanna Heijsink echtelieden wegens opgenomen en welontvangen penningen oprecht en deugdelijk schuldig te zijn aan Juffrouw Anna Barbara Zollikoffer een kapitale somma, groot 1700 gl. Hollands, belovende daarvan jaarlijks voor interessen te zullen betalen 3 gl. 10 stuiver van het honderd, tot securiteit van welk kapitaal, daarop te verlopen interessen en aan te wenden kosten comparanten verklaren te verbinden in het generaal hun personen en goederen en speciaal hunlieder huis en erve, staande en gelegen binnen deze stad in de Oeverstraat, ter eenre het huis van de slager Heijsinck en dat van de procureur G. v.d. Wall ter andere zijde. [413]
Op 12-9-1776 verklaart de chirurgijn Gerret Peeterman pro se en mede namens zijn minderjarige kinderen Hendrik, Margarita, Catharina, Jan en Gerarda Peeterman genaamd, bij wijlen Johanna Heijsink in echt verwekt, pro se et q.q. verkocht te hebben en uit hoofde van dien te cederen, te transporteren en in een volle en vrije eigendom over te dragen aan en ten erfelijke behoeve van de heer Adriaan Bouricius en vrouwe Susanna Maria van Pabst echtelieden, een huis en erve, staande binnen deze stad in de Oeverstraat, met de 2 annexe woningen in de Langestraat uitkomende, waar naast geerfd zijn de procurator G. v.d. Wall ter eenre- en de slager Jan Eijssinck ter andere zijde, en zulks voor een somma van 2015 gl., waarvan hij, comparant, pro se et q.q. bekent voldaan en betaald te wezen. [414]
COMMENTAAR(¥) Dochter Frederica verklaart bij haar huwelijk in 1806 ouderloos te zijn. |
Op 28-11-1769 verklaren ("idem" ZOEK op vorige acte nr. 150) verkocht te hebben en mitsdien in een vaste, stedige en onverbrekelijke eigendom te cederen, te transporteren en op te dragen aan Hendrick van Varssevelt en Catharina Heijsinck echtelieden een huis en erf te Arnhem, staande in de Oeverstraat, vanouds den Hoet genaamd, en zulks voor een somma van 1405 gl. Hollands vrij geld, welke kooppenningen de comparanten verklaren wel en naar genoegen ontvangen te hebben. [432]
Op 1-5-1797 verklaren Hendrik Heijssing en Eva Maria Schaap echtelieden, mitsgaders Hendrik van Varssevelt, weduwnaar van Catharina Heijssing, voor zich zelf en als vader en legitime voogd van zijn minderjarige kinderen bij dezelve Catharina Heijssing in echt verwekt, voorts Fredrika van Varsevelt, geassisteerd met haar vader, en Jan van Varsevelt, meerderjarige kinderen van Heijssing, de comparanten zich sterk makende en de rato caverende voor Berend van Aalst en Catharina van Varsevelt, Anthonij Rookmaker en Aaltje van Versevelt en Adrianus Frans Meijer en Arnolda van Varssevelt, insgelijks meerderjarige kinderen van dezelve Hendrik van Varsevelt en wijlen Catharina Heijssing, verkocht te hebben en alnu te cederen, te transporteren en in volle en vrije eigendom op te dragen en over te geven aan en ten erfelijke behoeve van Lamert Holsboer en Gerharda Jordens echtelieden een huis en erve, staande binnen deze stad in de Oeverstraat en in de Langestraat met een huisje uitkomende, en bekennen van de volle kooppenningen ad 3500 gl. tot genoegen voldaan en betaald te wezen. [433]
Op 27-11-1803 compareren Hendrik van Varsevelt, weduwnaar en boedelhouder van wijlen Catharina Heysing, voor zich zelf en namens zijn 2 nog minderjarige kinderen bij dezelve in echt verwekt, met name: Kerst van Varssevelt en Hendrika van Varssevelt, voorts als gemachtigde van Fredrika van Varssevelt, Teunis Rokemaker en Aaltje van Varssevelt echtelieden en de Lieut. Wouter van Varssevelt luid actens van volmacht, resp. op 5-8-1803 en 12-11-1803 voor de leden, uitmakende de magistraat dezer stad, gepasseerd, mitsgaders de Capt.adjoint A.F. Meijer, weduwnaar en boedelhouder van wijlen Arnolda van Varssevelt, pro se en als vader en voogd van zijn 3 minderjarige kinderen bij dezelve in echt verwekt, beide comparanten zich sterk makende en de rato caverende voor de absente Jan van Varssevelt en Barend van Aalst en Anna Catharina van Varssevelt echtelieden, zijnde Jan, Chatarina, Fredrika, Aaltje, Wouter en wijlen Arnolda neffens de minderjarigen Kerst van Varssevelt en Hendrika van Varssevelt, enige nagelaten kinderen en universele erfgenamen van wijlen (?) de eerste comparant en zijn overleden vrouw. Zij verklaren verkocht te hebben en alnu te cederen, te transporteren en in volle en vrije eigendom op te dragen en over te geven aan de Mr schilder G. van Gorkum hunlieder huis en erve, staande binnen deze stad in de Oeverstraat naast het huis van de koper, en zulks voor een somme van 1800 gl. [434]
Zerken op de Nieuwe begraafplaats te Oengaran:[445]
nr. 11: Hier rust / de heer A. F. H. K i e l g a s t / gep. kapt. der inf./ geb. te Arnhem 5 Sept. 1840 (sic!) / overl. te Oengaran 20 Febr. 1906.
nr. 12: Hier rust / Mevrouw C. H. K i e l g a s t / geb. G a e b e l/ geb. te Salatiga 5-8-1848 / overl. te Oengaran 10-12-1905.
186. JOHANN HENRICH SCHAAP, ged. Arnhem 8-7-1710 (als Henricus Johannes Schaep)[460], ovl. Iserlohn 11-10-1767 (na "eenige dagen tevooren hier aangekomen en aan eene beslootene breuck bedlegerig geworden" te zijn), burger en koopman in Mülheim a/d Rijn (D) (1761, 1767),
tr. vóór ca. 1748
187. ANNA MARGARETHA STEIGERS, geb. Mülheim? 20-4-1710, ovl. Mülheim (D) 25-5-1761.
188. J(OH)AN VAN DER WIEL, ged. geref. Sliedrecht 26-11-1738 (get. Teunis Jansz van der Wiel en Marijckje Jansdr van der Wiel), ovl./beg. Arnhem 7/10-7-1805 ("laat vrouw en kinderen na"), schipper te Arnhem,
tr. vóór ca. 1770
189. DOROTHEA LOUISA SCHWALBE, beg. Arnhem 3-9-1778 ("de vrouw van Jan van der Wiel, laat kinderen na").
Op 12-3-1794 beklagen gildebroeder J. van der Wiel c.s. zich bij de vroedschap van Arnhem over het beheer van de financien van het schippersgilde aldaar. Op 5-10-1798 toen de gilden werden ontbonden werd hij provisioneel commissaris.[461]
In een artikel in de NRC d.d. 7-2-1987 (over de schaker Jan Hein Donner) wordt vermeld dat Geertruijda Wilhelmina van der Wiel, hospita in de Koningsstraat te Arnhem, overleden aldaar 9-10-1823, vermoord zou zijn door Christiaan Gottfried Donner. In de overlijdensakte d.d. 31-10-1823 te Arnhem wordt verwezen naar een politierapport d.d. 9-10-1823 en lijkschouwing ten huize van de winkelier J.C. Donner in de Koningstraat te Arnhem. De overledene heet hier Gijsberta Willemina van der Wiel, van wie geen ouderdom en geen oudersnamen worden vermeld.
In de Groninger Courant d.d. 14-10-1823 worden de omstandigheden van de moord uitvoerig beschreven. De vermoorde wordt beschreven als "Eene fatsoenlijke ongehuwde vrouw, van middelbare jaren, woonde bij eenen winkelier, aan welken zij het vorige jaar een gedeelte van den winkel had overgedaan, in eene voorkamer, en trok van hem ene zekere som voor huur van het door hem gedeeltelijk bewoonde huis."
In de Arnhemsche courant d.d. 17-1-1824 wordt uitvoerig bericht over de berechting van Donner en diens veroordeling tot de dood door ophanging. In het bericht blijkt hij een kruidenierswinkel te hebben en kamers te verhuren.
In 1824 verschijnt bij J. Oomkens te Groningen:
Omstandig Verslag van den Moord, gepleegd aan Mejufvrouw Gijsberta Wilhelmina van der Wiel, met de Verhooren en Teregtstelling van Christiaan Gottfried Donner, aangevuld met hiertoe behoorrende authentieke Stukken, door S. van Bronkhorst, Commiss. van Politie der Stad Arnhem, gr. 8vo., ƒ 1:50. [462]
190. = 92. HENDRIK HEYSINK.
191. = 93. EVA MARIA SCHAAP.
194. NN (BEUDEKERS, BEUTEKERS, BOETTEKERS)(¥), (zie Fragment Boddekers voor mogelijk verwanten van hem).
Boddeker te Tubbergen | |
De ouders van Sophia Magdalena Elsabee Beudekers (Beutekers, Boettekers) (kw. nr. 97) zijn vooralsnog niet achterhaald. Misschien is zij verwant aan een familie Bod(d)eker(s) te Tubbergen waarvan drie generaties hieronder worden beschreven, gevolgd door eeen aantal - ongetwijfeld hieraan verwante maar niet in te passen - Boddekers te Tubbergen.
Ia. NN Bodekker, mogelijk identiek met Salomon Bodeker keurnoot van het gerecht te Oethmarsen (1650).[463]
of
met Johan Boedeker, onderrichter te Tubberghe (1618).[464]
IIa. Lambert Bodekker, geb. vóór ca. 1650, belender in het dorp Tubbergen (1688),[466]
schoolmr.? (1699),
ouderling van de geref. kerk te Tubbergen (1702),
onderrichter genoemd in de Prothocollen van het Landgericht Ootmarsum (ca. 1690-1710),
tr. vóór 1676
Catharina NN, vóór ca. 1680, wordt als "Lambert Bodekker onder-Wiesers(?) uxor" (echtgenote van de schoolmr. Lambert Bodekker?) vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Tubbergen opgemaakt in 1699 (later bijgeschreven "obiit")
IIIa. Lambert Bo(e)deker (Boediker), geb. vóór ca. 1710, wordt als j.m. uit het dorp geref. lidmaat te Tubbergen 24-12-1729 op belijdenis,
vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Tubbergen opgemaakt in 1756 (later bijgeschreven "obiit", inschrijving doorgehaald),
tr. vóór 1749
Stijne Legtenberg, wordt als Christina Lichtenberg, huis-vrou van Lambert Beudeker, tegens het kers-feest 1743 geref. lidmaat te Tubbergen met attestatie van Amsterdam,
vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Tubbergen opgemaakt in 1756.
|
196. PETER HIL(LE)BRAND WERF, ged. geref. Zwolle 30-8-1714, ovl. na 1782, woont buiten d' Steenpoort te Zwolle (1748), huw. get. 1782),
otr./tr. Zwolle geref. 9-12-1747/8-1-1748 (get. voor hem Jonas van Hasselt, voor haar de wed. van Gerrit Marsman)
197. JANNA MARSMAN(S), ged. geref. Zwolle 19-10-1732, wonend in Assenderp (1748),
huw. get. (1754 Janna Masman vrou van Peter Werf).
198. JAN VELSINK (VELSING), geb. (Heemse?) voor 1708, ovl. (Zwolle?) na 1748, otr./tr. Zwolle greref. 23-11/15-12-1726 (get. Harmen Hendriks, haar moeder, met consent van zijn vader ingekomen den 29-8-1726),[470]
199. CORNELIA VAN BRUGGEN, geb. (Zwolle?) voor 1710, ovl. na 1747, geref. lidmaat op belijdenis te Zwolle (Paschen 1729), wonend in de Nieustad.
Gramsbergen 21-5-1813: Kwitantie van Roelof Middendorp aan E. van der Scheer wegens ontvangst van penningen voor het vervoer van een paard van Zwolle naar Munster. [475]
Op 6-8-1759 wordt te Zwolle geref. gedoopt Albert, "onegte" zn. van Klaasina Kammeridts, waarvan volgens haar opgave Berent Lottenberg de vader is.
COMMENTAAR(¥) Kennelijk de "twee pakhuizen, staande op Keerweer naast de Plantage ... ingerigt tot een Militaire Hospitaal".[498] |
200. J(OH)ANNES LOSEMAN, geb. vóór ca. 1690, ovl. 1727-1748, wordt als Johannes Loseman aan den Schulenborgh op 8-4-1710 geref. lidmaat te Hellendoorn op attestatie van Zwolle,
krijgt op 8-4-1713 als Johannes Loseman van den Schulenborgh attestatie voor vertrek naar Zwolle,
wordt als Johannes Loseman aan den Schulenborgh op 17-5-1716 weer geref. lidmaat te Hellendoorn op attestatie van Zwolle,
j.m. te Schulenborg (1722),
tr. Hellendoorn geref. 18-5-1722
201. HENDRIKJE JANSEN, geb. vóór ca. 1705, ovl. na 1759, j.d. te Schulenborg (1722), wordt vermeld in de volkstelling Hellendoorn van 1748 als zijn weduwe in de buurtschap Elen & Rhaan, alleen wonend zonder kinderen of personeel. Zij wonen op Schuijlenburg (1722..1727).
Jan Hendrik Nagel en Adolphine Maria Loseman(s) testeren 1785. Uit het testsament blijkt een halfbroer en een halfzus.[505]
![]() |
De havezate Rhaan, waar Jan Hendrik Nagel poortwachter was. Het huis werd in 1841 gesloopt.
Penseeltekening toegeschreven aan Cornelis Pronk (1691-1759). Datering: onbekend (mogelijk 1732 wanneer Andries Schoemaker, Cornelis Pronk en Abraham de Haen door Overijssel, Drente en Friesland reizen).[506] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 14-5-1754 testeert Gerrit Lucas te Zwolle. RA 120 blz. 164 4 Zwolle, Zijn dochter Fennigje Gerrits erft huis en hof met alles erin (inboedel) zoals linnen, wollen, bed, silver en goud gemunt en ongemunt, beesten en paarden, wagens met toebehoren, niets hoe ook genaamd uitgezonderd, mits tot hare laste genomen hypotheek van ƒ 600,-- en boedelschulden en de kosten van vaders begrafenis. [510]
202. JAN JANSZ, geb. vóór ca. 1700, ovl. na 1748, tr. vóór 1723[511]
203. WILLEMKEN JANS, geb. vóór ca. 1705, ovl. na 1748. Zij wonen op de Ossenweide in de boerschap Tongeren(¥) onder Wijhe (1723-1748).
COMMENTAAR(¥)
De hieronder genoemde boerderijen Ossenweide, Laanbroek, Vasmate (=Vuistmaat, Woeste Maat, etc.) en Kotterman worden in de registers van Volkstelling van het schoutambt Wijhe, boerschap Tongeren, direct na elkaar genoemd, en zullen dus wel in elkaars directe nabijheid hebben gelegen.
Blijkbaar zijn deze boederijen al ouder want in de Registers van het Vuurstedengeld Wijhe (1682) vinden we in de buurschap Tongeren eveneens direct achter elkaar genoemd, elk met 1 vuurstede: Jan Cotterman, Lubbert Osseweijde, Jan Lamberts Post, Vuijstmate. Onder hen zullen wellicht ook de (groot)ouders van Jan Jansz en Willemken Jans zijn. |
In de Volkstelling van het schoutambt Wijhe 1748 worden vermeld: in de boerschap Tongeren: Jan in de Ossenweide en Willemijna zijn vrouw, met 1 kind ouder dan 10 jaar genaamd Willemijna.
In de Volkstelling van het schoutambt Wijhe 1748 worden vermeld: in de boerschap Tongeren: Jan in Laanbroek en Aaltjen zijn vrouwe, met 1 kostganger genaamd Evert.
204. HENDRIK (HENRIJK) TEN HOVE, geb. vóór ca. 1720, ovl. vóór 1811, bouwman te Raalte, vermeld op de lijst van geref. lidmaten te Raalte 1745, vermeld als Hendrik ten Hove, wonend in het "Cerkdorp van Raalte" met 3 volwassenen, 4 kinderen onder de tien jaar en 2 dienstboden (Volkstelling Raalte 1748), tr. vóór 1741
205. JANNA BRAAKMAN(S), ged. geref. Raalte 31-1-1717, ovl. vóór 1811, bouwvrouw te Raalte,
vermeld op de lijst van geref. lidmaten te Raalte 1745.
Zij wonen te Raalte in het dorp (1741..1754).
Op de lijst van geref. lidmaten te Raalte 1745 worden vermeld in het dorp Hendrik ten Hove en Janna Braakman, echtelieden met (hun kind) Harmen ten Hove.
206. BERENT OVERWEG, ged. verm. geref. Raalte 27-3-1705, ovl. vóór 1811 (na 1779?), brouwer te Raalte,
geref. lidmaat te Raalte (1745),
vermeld als Berent Averweg(!), wonend in het "Cerkdorp van Raalte" met 2 volwassenen, 3 kinderen onder de tien jaar en 2 dienstboden (Volkstelling Raalte 1748),
tr. vóór 1743
207. HENDRIKJE SMIT(S), ged. geref. Raalte 7-10-1714, ovl. vóór 1811, geref. lidmaat te Raalte (1745).
Zij wonen te Raalte in het dorp (1743, 1745).
Op de lijst van geref. lidmaten te Raalte 1745 worden vermeld in het dorp Berend Overweg en Hendrikje Smits, echtelieden, met (hun kinderen) Teuntje Overweg en Henrika Overweg.
Berent Overweg is als een van de "Heren Erfgenamen van het Raalter Woolt" aanwezig op de vergaderingen van 11-8-1768 en 30-5-1779.[516]
COMMENTAAR(¥)
CHECK:
vermeld in de Naamlijst der ingezetenen van de Gemeente Raalte Augustus 1811 als Hendrik Heilerzig, wonend in het dorp Raalte, oud 44 jaar, geb. 6-2-1767 als zn. van A Heilerzig, smit en G. Overweg, wonend te Raalte. |
208. Ds. JO(H)ANNES HEN(D)RICUS WEERMAN, geb. Almelo 30-6-1679, ovl. Denekamp 19-3-1738, ingeschreven als student theologie 11-9-1696 te Franeker,[517],
beroepen als predikant te Denekamp (1703) na het overlijden van zijn schoonvader, kopieert een deel van het door zijn voorganger J. Palthe aangelegd, verscheurd aangetroffen en
thans niet meer aanwezig doop- en trouwboek [518],
j.m. te Almelo (1704),
is als rentmeester beheerder van de havezate Noorddeurningen (ca. 1715),
[519]
heeft een geschil met de kerkeraad betreffende de administratie van de kerkelijke goederen en de aanstelling van kerkelijke functionarissen,[520]
otr. Almelo 25-5-1704 (als j.m tot Almelo, predikant tot Deijnekamp)
otr./tr. Denekamp 25-5/2-7-1704 ("in den houwelijken staat bevestigt door Ds. Henr. Palthe S.S.M. candidaat" (haar oom) [521])
209. ALEIDA PALTHE, ged. geref. Denekamp 14-11-1675 [522]
, ovl. Denekamp dec. 1748 [523]
,[524]
j.d. van Denekamp (1704).
![]() |
| ![]()
Wapen Palthe : In goud een omgewende kop van een romeins veldheer
in natuurlijke kleur, roodgekleed. Helmteken : een
blauw-zilveren vlucht. Dekkleden : zilver en blauw.[525]
| Oude zegels en portretten vertonen in plaats van de kop van een romeins veldheer een Minervakop.[526] |
In een ongedateerd voorbericht schrijft Ds. Johannes Henricus Weerman welke maatregelen hij heeft genomen om het doopboek met hiaten te completeren dat hij bij zijn aantreden als predikant te Denekamp heeft ontvangen van zijn voorganger en schoonvader Ds. Johannes Palthe. Ook het trouwboek en doodboek wordt door heem van een voorwoord voorzien. De teksten luiden als volgt:[527]
DOOPBOEK
Voorbericht an de leeser
Johannes Henricus Weerman Predicant tot Denekamp, wenscht van herten , die geene, die in dit doopboek leesen sal, alle segen, van den God der Segeningen!
Beminde Leser, Alhoewel uijt mijn Eerw- Ante(ce)ssor Do. Joh. Palthe sijn doopboek verscheijden bladeren sijn afgescheurt, en bij gevolge verseheijdene jaren gemist sijn, gelijk in't vervolg blijken sal, soo hebb' ik evenwel, hebbende nu al meermaals ondervonden bij het ansoek om Attestatien des ouderdoms dat nog die over geblevene anteeckeningen van gedoopt kinderen, mij in't attesteren sijn behulpsaam en voordeelig geweest, en even daarop mijn Eerw- Successeur te sijner tijd souden konnen baaten, ter dier oorsaake in dit goote boek goed gevonden uijt te schrijven, op dat die ook niet verscheurt, versmeten of vermist mogten worden, nemaar behouden, en bewaart blijven, konnende mijn Eerw: Successeur sig daar van, gelijk als ik nu, ten allen tijden nog bedienen.
TROUWBOEK
Voor-berigt an de leeser
Johannes Henricus Weerman predicant van Denekamp wenscht hertelijk allen den geenen, die in dit trouweboek leesen sullen, welvaaren, en saligheid, van de Drie-eenige, en Salige God!
Beminde Leeser, Alheewel het seer selden gebeurt, dat men versogt word om attestatien van d'ingegaane en bekragtigde trouw te geeven an, of van wegen Luijden, die al voor veele jaaren wettelijk in en Houwelijken staat bevestigt sijn, Soo hebb' ik evenwel, wetende en hebbende albereijds bij ervaringe ondervonden, dat het wegens 'd een of 'd andere oorsaak veeltijds gebeuren kan, dat sodane attestatien versocht worden, raadsaam geoordeelt, en goedgevonden, om ook al dat geene, twelk nog in mijn Eerw: antecessor sijn verscheurde boek van getrouwde persoonen voorhanden was, in dit groote boek uit te schrijven, en te bewaren, op dat ook mijn Eerw: Successeur sig, des nodig sijnde, daar van nog enigsins te sij tijd moge bedienen, gelijk mij ook die weijnige overgeblevene annotatien nog veeltijds sijn te passe gekomen.
DOODBOEK
Voor-berigt an den leeser
Johannces Henricus Weerman, Pastor tot Denekamp, wenscht den geenen, die in dit doodenboek leesen sal, saligheid en heijl, Van Onsen Saligmaker, en Rotsteen Des Heijls, wiens werk Volkomen is, namelijk, Onsen Heere, Jusu, Christus.
Beminde Leeser. Alhoewel het in Veele, Of bijna in alle onse Gereformeerde Kerken Van Twenthe, niet meer word gepractiseert, Dat de Doden worden angeteekent, gelijk ook in alle kerken van Twenthe de Lijk-preedicatien sijn afgeschaft, uijt-genomen alleen deese Kerke van Denekamp en Losser. Soo hebb' ik evenwel niet ondienstig, maar goedgevonden bij het oude gebruijk van Anteeckeninge der Dooden te blijven, en alle de Dooden van mijnen tijd te boek te brengen, dewijl' ook veeltijds attestatien angaande de Dooden ge-eijssoht worden, en te meer, dewijl' men soo doende, geduijrig kan sien, hoe de Gemeente in't getal heeft van tijd tot tijd an en afgenoomen. Op gelijke wijse ben ik ook gebleven bij het gebruijk van lijk-predicatien, ( die ik, daartoe versogt sijnde doe, over Gereformeerde en Paapsche) dewijle die merkelijk sijn tot beweginge, en stigtinge van den levendigen.
In het kerkenraadsboek van Ootmarsum staat op 9-5-1706 genoteerd:[528]
"Bevestigt NN Weeerman, pred. tot Denecamp, Henrick Dagter tot pred. te Ootmarsum"
Denekamp: 14-5-1704. Afrekening tussen Johannes Henricus Weerman, predikant te Denekamp en zijn schoonmoeder Janna van Ulsen wed. Johannes Palten, inzake haar genade-jaar als predikantsweduwe. Met nadere afrekening 14-2-1710. [529]
Denekamp 26-3-1714. Liquidatie en afrekening tussen ds. Joannes Henricus Weerman, predikant te Denekamp, en zijn schoonmoeder Johanna van Ulsen, wed. Palthe, over het tijdvak sedert 14-2-1710. Met nadere gelijktijdige acte, waarbij Johanna van Ulsen haar schuld afdoet met meubelen en boeken. [530]
In 1708 is er in Denekamp een conflict over het betalen van het lijkpredicatiegeld. Ds. Joh. Henr. Weerman schrijft daarover in 1708 in het Doodboek:[531]
Doordien er veele of de meeste papisten sig hebben laten voor-staan dat dewijle de beijde Heeren preedicanten tot Ootmarsum, namelijk Do. Drachter, en van Rhee aldaar de lijk-preedicatien hadden afgeschaft, ook alsoo alhijr te Denekamp deselve van d'Heeren waaren vernietigt, en ingevolge van die valsche meijningen en verkeert concept, sij weijgerig sijn gevallen, om het lijk-preedicatiengeld, of versterf-geld langer te beta-len, Soo hebb' ik, om dat oude regt des te beter te doen agtervolgt worden, door de paape Peeze alhijr voor de paapsehe gemeente laaten afkondigen deese volgende publicatie.
Also 'er enige onder onse kerke van Denekarnp gehorig haar hebben laten voorstaan, en openlijk voorgegeven, als dat het lijk-preedicatien-geld of versterf-geld alhijr soude sijn afgesehaft, en ujt dien hoofde vermeijnen niet mier verpligt te sijn het selve te betalen, soo word hijrmede een iegelijk te kennen gegeven, als dat sulks vals, en onwaar is, en dat ter contrarij het versterf-geld gelijk ook het leen-brood voor de tijdlijke preedicant, koster, en armen van Denekamp sullen voortaan, en moeten gegeven worden, gelijk van ouds, alsoo sulks altoos onder het pastorale tractament gehoort heeft, en nog behoort, gelijk ook al soo lange jaaren de geruste Possessie daar van geweest is. En, omdat oude recht des te beter, en veerdiger te doen agtervolgt worden, soo word hijrmede insgelijks van Do. Weerman Pastor te Denekamp, alle die geene, die onder onse Kerke van Denekamp gehooren, 't sij in de Boerschap Beuninge, Noort-Deuringe, de Boerschap Denekamp, of in't Dorp Denekamp, bekent gemaakt, en gewaarschouwt, dat van nu voortaan alhijr of begaven worden, voor en al eer het schuldige versterf-geld, en leen-brood an Do. Weerman voord. betaalt sij, en de koster Gijsbert Fox sijn verluij-geld gegeven. En worden boven dien alle, die nog het versterf-geld schuldig sijn, gewaarschouwt dat sij van deese weeke moeten koomen, en het selve betalen, of sullen bij manquement van dien haaren schaden moeten afwagten.
Denekamp den 28en Octob' 1708
Publicatum den 28en Octob' 1708 Joh. Henr. Weerman Pastor Denekamp.
In gevolge van dien hebb' ik Ds. Weerman niet toegelaaten, niet tegenstaande daarom seer versogt sijnde, dat Steffen van Besten Salig' alhijr d'eerste doode na deese publicatie, op't vorig blad den 22en novemb' l708 gemeld, soude voor de laatste veluijd of begraven worden, Vo. en al eer mij het versterfgeld daarvan betaalt was, gelijk sij mij het selve ook voort hebben gegeven en betaalt, en sal sulks voortaan gepractezeert worden.
Denekamp 14-2-1710. Kwitantie door Johanna van Ulsen, weduwe Palthen, aan ds. Joh. Henr. Weerman, predikant te Denekamp, voor de voldoening van 4 schepel rogge uit het huis te Noord-Deurningen, en een schepel miskoren uit her erf Tijman, verschenen op st. Maarten 1709. [532]
In de periode 1723-1724 verzoeken Johannes Hendrikus Weerman, predikant te Denekamp, zijn zoon Gerrit Jan Hendrik Weerman en een aantal leden van de kerkeraad van Denekamp voor het drostengericht van Twente bevestiging van G.J.H. Weerman voornoemd in het ambt van organist en schoolmeester te Denekamp benevens een bevel aan Frederik Troon om Weerman jr. tot de school toe te laten. Bij Troon voegen zich een aantal goedsheren en bezitters van havezaten in de omgeving van Denekamp, die zich als collatoren van de kerk aldaar tegen de benoeming van Weerman verzetten. De stukken zijn incompleet, er is geen vonnis bij. [533]
In 1725 worden Aleida Palthe, echtgenote van de predikant Weerman te Denekamp, haar zoon Gerrit Jan Hendrik Weerman en hun dienstmeid Griete Buters vervolgd voor het drostengericht van Twente wegens inbraak en diefstal in de kerk te Denekamp. Zij hadden een aantal pijpen uit het orgel weggehaald om de organist Broeke te verhinderen het orgel te bespelen. [534]
Denekamp, Archief St. Cat. Vic. 22-4-1734. Rekening van ds. Weerman predikant te Denekamp, aan de heer de Raet van den Beugelscamp, wegens de jaarlijkse uitgang uit de Beugelscamp ad. 6 spint rogge aan de pastorie, en wegens miskoren uit de erven Zeggerink en Oelerink. [535]
COMMENTAAR(¥) Enkelen van de onderstaande zoons Weerman komen in (Voor-)Indie terecht. Of de aldaar aangetroffen personen met de naam Weerman (zie Weerman in Indie ) daarmee verband houden is (nog) niet aangetoond |
De tekst van de doopinschrijving luidt:[539]
des donderdaags, 's namiddaags tusschen 6 en 7 uir, is d'E. Aleida Palthe. Huijs-vrouw van Do. Johannes Henricus Weerman Predicant tot Denekamp, verlost van een jonge soon, dewelke den 10 en majus Christelijk is gedoopt, en Daniel genaamt geworden. Do. Johannes Henricus Weerman sijn Vader saligst Daniel Weerman. Gerhard Jan Palthe, de schilder sijn oom heeft hem ter doop gehouden, verder peeters of meeters sijn geweest: d'E. Johanna van Ulsen, sijn grootmoeder, Weduwe van wijlen Do. Johannes Palthe, en d'E. Bartha Elisabeth Weerman sijn noije (moeie?) genaamt Run.. (Ruink?).
St. Gommarus of Westerkerk te Enkhuizen: zuider zijbeuk nr. 122:[540]Hier borg de Kinderpligt het lijk / van vader Weerman met zijn gade. / Zij leefden vroom en stierven spade / In dienst van Jezus Koningrijk. / D a n i e l W e e r m a n / geboren den 7-5-1705 / predikant geweest te Urk 50 jaren, / als rustend leeraar / geleefd te Enkhuizen 4 jaren / en gestorven den 6-4-1785./ Zijn huisvrouw / Gerhardina Donker / geboren den 5-8-1707 / overleden den 3 Decemb. 1780 / zijn getrouwd den 8 Novemb. 1730. /
COMMENTAAR(¥) Marne 70(..)40, zoek op |
![]() |
Resolutie van de Staaten van Holland d.d. 1-7-1780 betreffende het pensioen van Ds. Daniel Weerman (1705-1785).
Bron: Kerkelyk Placaat-Boek, dl. 5, Den Haag 1807, ⇒ earlydutchbooksonline klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥) Volgens het Geref. Doopboek Urk[547] is Anna Maria Weerman op 6-12-1753 vertrokken naar Oostindie. Als dit letterlijk waar is zou zij voor Ds. Hadorn nog eerder gehuwd moeten zijn geweest. Zo'n huwelijk is vooralsnog niet gevonden. Andere mogelijkheid is dat er een lees/schrijffout is gemaakt en 1753 moet zijn 1761. |
![]() |
Recensie in de "Vaderlandsche letter-oefeningen" (1762)[548] van de "Korte Verhandeling over de Leere van Gods vrye Genade ..." door J.F. Hadorn, uitg. 1761.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Overlijdensadvertentie van Willem Weerman (1741-1818).
Bron: Collectie Familieadvertenties ⇒ CBG klik op plaatje(s) om te vergroten |
Promotieinschrijving aan de Universiteit van Harderwijk 20-6-1797:
Eodem die. Cornelius Stant(¥) Heritii fil., Enchusa Westfrisius, legitimo praemisso examine casum medicum de febris secundariae in variolis caussa et cura ut et Aphorismos Hippocratis 46 et 47 sect. 2 explicuit et postquam defenderat specimen medicum inaugurale sistens explicationem Aphor. Hippocr. 39 sect. 2 cum adnexis thesibus, a cl. Forstenio medicinae doctor renunciatus est, rectori et promotori adsidebant cll. Muntinghe et Willmet.
COMMENTAAR(¥) Aan de Universiteit van Leiden wordt op 16-5-1773 ingeschreven als student rechten "Cornelius Stant, Enchusanus. 36 (jaar)". Zou het de latere medicus betreffen?
De tekst van de doopinschrijving luidt:[555]
's donderdaags 's nademiddag omtrent 6 uur, is d'E Aleida Palthe,. huijsvrouw van Do. Johannes Henricus Weerman verlost van haaren tweeden soon, dewelke den sondag daar an sijnde den 14 en novemb. is gedoopt, en genaamt, Gerrijt, Jan, Hendrik, na Do Gerhardus Palthe saligst in sijn leven predicant tot Denekamp., sijn over-grootvader, is hij genoemt Gerrijt, en na Do. Johannes Palthe saligst, insijn leven preedicant tot Denekamp, sijn grootvader, is hij genoemt Jan, en na saligst Hendrik van Ulsen, als sijn over-grootvader, is hij genoemt Hindrik.
Dog de twee laatste namen, te weten Jan, Hendrik sijn hem ook met een gegeven ter gedachtenisse van d'E. Johannes Weerman, en Henricus Weerman saligst. beijde Ooms van Do. Johannes Henricus Weerman, waarna Do. Joh: Henr: Weerman ook genoemt is.
Anthonius Palthe sijn Oom heeft hem ter doop gehouden, de gevadders sijn geweest d'E Johanna van Ulsen weduwe Palthe, Sijn grootmoeder, en d'E. Jan Hendrik Ruink Chirurgien van Almelo, sijn Oom Hendrik Ruink, Broeder.
Denekamp St. Ant. Vic. z.d. (1723) Beroepingsbrief aan Gerrit Jan Hendrik Weerman tot schoolmeester en organist te Denekamp. [556]
In de periode 1723-1724 verzoeken Johannes Hendrikus Weerman, predikant te Denekamp, zijn zoon Gerrit Jan Hendrik Weerman en een aantal leden van de kerkeraad van Denekamp voor het drostengericht van Twente bevestiging van G.J.H. Weerman voornoemd in het ambt van organist en schoolmeester te Denekamp benevens een bevel aan Frederik Troon om Weerman jr. tot de school toe te laten. Bij Troon voegen zich een aantal goedsheren en bezitters van havezaten in de omgeving van Denekamp, die zich als collatoren van de kerk aldaar tegen de benoeming van Weerman verzetten. De stukken zijn incompleet, er is geen vonnis bij. [557]
In 1725 worden Aleida Palthe, echtgenote van de predikant Weerman te Denekamp, haar zoon Gerrit Jan Hendrik Weerman en hun dienstmeid Griete Buters vervolgd voor het drostengericht van Twente wegens inbraak en diefstal in de kerk te Denekamp. Zij hadden een aantal pijpen uit het orgel weggehaald om de organist Broeke te verhinderen het orgel te bespelen. [558]
In de volkstelling van 1748 te Goor wordt vermeld Jan Weerman en Helena Knape, met 1 zoon Gerrit ouder dan 10 jaar, 2 kinderen Jan Henrik en Sara jonger dan 10 jaar, en een inwoonster Aleida Borreas.[559]
Delden Gericht, 1-10-1748. Voor Carol Frederic Cramer, richter te Delden, en kornoten Joan Christoffer Gewin en Jan Rouweler verschenen Derk baron Mulert en diens echtgenote Isabella Bernardine baronesse Mulert, geboren baronesse van Munchausen, heer en vrouw van Bakenhagen, welke verklaren verkocht te hebben aan Wolter Knape en Nicolina Heisen, echtelieden, Herman van Assen en Aleida Knape, echtelieden, en Gerrit Hendric Weerman en Helena Knape, echtelieden, het vrije erve Duis in de buurtschap Weddehoen, gericht Delden, en doen bij deze overdracht. [560]
In 1781 vordert G.J.H. Weerman voor het drostengericht van Twente van Albert Baltink ontruiming van de hoeve De Bouerie te Goor. De stukken zijn incompleet. Het vonnis is bewaard. [561]
In de periode 1790-1793 vordert Gerrit-Jan Hendrik Weerman voor het drostengericht van Twente handhaving in zijn recht van uitzicht uit een kamertje van zijn huis te Goor, waarin hij door Berend ten Zijthof wordt gestoord. De stukken zijn incompleet, er is geen vonnis. [562]
Stadgerecht Stad Goor, 23-4-1790. Kwitantie van G.J. Dumbar voor den ontvangst van salaris van den burgemeester G.J.H. Weerman in de zaak der stad Goor tegen den collecteur Berend ten Zijthof, behandeld voor Gedep. Staten van Overijssel. [563]
De tekst van de doopinschrijving van de tweeling luidt:[566]
is d'E. Aleida Palthe, huijsvrouw van Do. Joh: Henr: Weerman Preedicant te Denekamp,'s sondag's voormiddags omtrent elf uur, of tusschen 10 en 11 uur verlost geworden van tweelingen, sijnde twee jonge dochters, dewelke 's vrijdags sijnde de 25 en maijus sijn gedoopt geworden: wordende d'oudste dochter ter doop gehouden van d' E Johanna van Ulsen, Weduwe van saligst Do. Johannes Palthe, en de jongste dochter van d' E. Gerhardina Palthen.
D'oudste dochter is doe genaamt geworden Bartha, na dE. Bartha Van Erp overbestemoeder van Do Weerman Voord. en de jongste dochter is doemaals genaamt Hasina na gemelde Do. Weerman sijn moeder saligst genaamd Hasina Steenkerken.
De tekst van de doopinschrijving luidt:[569]
Sijnde donderdag is Aleida Palthe d'huijsvrouwe van Joh: Henr: Weerman Preedicant te Denekamp, verlost geworden 's voormiddaags tusschen 11 en 12 uur, van een jonge soon, dewelke na d'Heer Graaf en Gravin Van Rechteren als Peten, bij den Christelijken doop op de 1 en Martij. 1711, genaamt is. Adolph Henrik, Julius, na d Heer graaf. genaamt, Adolph Henrik, en na de Gravin genaamt Sophia Juliana, is hij genaamt Julius.
NB. Mijn Oom Berend Palthe heeft hem ter doop gehouden.
Archief van VOC documenten [570], Batavia Justitie:
1742: Vraegpoincten beantwoort bij Adolph Hendrik Julius Weerman cum suis de dato 2-10-1742. [571]
1749:, Copia notul van 12-8-1749 continerende het suspenseren van den majoor Weerman en notaris Hoogkamer. [572]
1750:, Copia sententien van 17-3-1750 ten lasten van den major Adolph Hendrik Julius Weerman en den notaris Frederik Willem Hoogkamer. [573]
De tekst van de doopinschrijving luidt:[581]
s'maandaags smorgens is d'E. Aleida Palthen, huijsvrouwe van Do. Joh: Henr: Weerman, preedicant tot Denekamp wederom in de kraam gekomen van een jonge soon, dewelke op den 31 en August. Christelijk is gedoopt geworden en genaamt Rutger Adreas, d'Hooch-Welgeb. Heer Land Rentmeester Patthull en d'Hooch-We1geb:... de Lintels van den Marsch Mevrouw Patthull zijn gevadders geweest. NB Na'd Hoochgemelde Heer Patthull genaamt Rutger Andreas is hij ook genaamt, Rutger Andreas.
Mevrouw Patthull heeft hem ter doop gehouden, en d' Heer Patthull heeft al gevader daar bijgestaan.
Kerkeraad Kaapstad:[582] Ds R.A. Weerman.
Na die aanstelling van Wietse (=Wytze Botes, zie kw. nr. ⇒ 977 sub d) het die politieke Raad daarin geslaag om 'n predikant te verkry. Hy was ds Rutger Andreas Weerman en is op 15-10-1744 in Holland bevestig tot leraar van die Kerk in Oos Indië. In die Kaap is hy "aangehou" as leraar vir Swartland. Op Saterdag 27 Junie 1745 word die Gemeente Swartland dan gestig. Hierdie gemeente is dus die vyfde gemeente in Suid Afrika en word voorafgegaan deur Tulbagh. Die eerste Kerkraad word by wyse van stemming deur die hele gemeente (55 siele maar slegs 28 manlike lidmate het gestem). 'n Lys van name van die eerste lidmate word aangeheg.
Ds Weerman vertrek in Des 1748 en gaan na Batavia. Daar is niks bekend van sy verdere loopbaan nie.
Uit de Besluiten van de Politieke Raad van Kaap de Goede Hoop:[583]
Sondagh den 9. Maij 1745: .... Laatstelijk op de gedane betuijging aan den Heer Gouverneur bij den Eerw:e Predikant Rutger Andreas Weerman op het aanweesend Schip het Huijs ten Duijne bescheijden, dat wel geneegen soude weesen tot Waarneeminge van desselfs beroep, ter deeser plaatse van Sijnen bodem te verblijven, goedgedagt dat Sijn Eerw:e navolgens de aan ons hiertoe verleende qualificatie bij den Hoog Edelen heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff aan deesen uijthoek, ten dienste van de kerk in het Swarte Land sal aangehouden worden.
Saturdag den 27. Jann: 1748: ... Dat het Request van den Eerw: Predicant Rutger Andreas Weerman om van hier na Batavia te mogen overgaan, en soo mede dat, 't welk door de Chineesen Tsiaki Etko en Tsia Tsoeijko in houdende het selve versoek, in Copia aan de Heeren van de Hoge Indiaasse Regeeringe sullen worden toegesonden, met versoek dat haar Wel Edele Groot Agtb:re daarop een gunstige Reflexie gelieven te neemen en bijvoeginge ten belange dier twee Chineesen dat sij hun alhier altijd Wel hebben gedragen.
Donderdag den 7: Novemb:r 1748: ... sullende voorts aan den Eerw: Kerken Raade in het Swart Land bij Missive kennisse worden gegeven, dat het de heeren van de Hooge Indiasse Reegering, behaagt heeft aan den bij voorsz: kerk in het Swart Land bescheijden predikant Rutgert Andreas Weerman, te permitteeren om van hier na Batavia te mogen overvaaren.
Ds. Rutger Andreas Weerman koopt op veilingen van de Weeskamer van Kaapstad[584] verschillende goederen, kennelijk voor de inrichting van zijn huis of de kerk:
9-11-1745: 1 kapstok, 2 ophaal gordynen, 2 stooven, 5 bijlen, 1 ysere tang, 1 vleesvork, 1 ledikant met syn behangsel, 1 drievoet, 1 tang, 1 rooster, 1 asschop en 1 yser pot.
10 en 11-4-1747: 1 mandje met spijkers, 1 kapstok, 2 grendels, 3 picken, 1 paardewagen, 2 paarden, 6 paarde tuygen met haar hoofstel, 1 parthy houtwerk, 1 parthy sparren en latten, 10 mudden garst, 1 coper strykyser, 1 snuyter, 1 copere kandelaar, 3 coper vuurtesjes, , 1 coper staartpannetje, 1 parthy rommeling.
11-4-1747: 4 beesten
De tekst van zijn doopinschrijving luidt:[585]
Do. Pastor Weerman zijn zoon met naame Borchard, en is genaamt na de Hooch. Welgeb. Heer Graaf van Rechteren zijn broer, te weeten d'Hooch. Welgeb. Heer Generaal Major en Heer van Noort-Deuringe, met naame, Gerhard Borchard.
Borchard Weerman x Henrina Scholten, met kinderen jonger dan 10: Aleida Weerman, Joanna Henrica Weerman, de meid Geese "te Allerheiligen soude vertrekken", kostgangers en inwoners Gabriel Weerman, Hasina Weerman, kranksinnig, en Catharina Palthe in de kamer, vermeld in de Volkstelling dorp Denekamp (1748). [586]
Denekamp, Archief St. Cat. Vic. 29-11-1783. Ootmarsum, Memories voor de verwalter-onderrichter van Ootmarsum om ter instantie van de koster Gerhard Borchard Weerman bezitter van de vicarie St. Catharina, Agnes en Barbara te Denekamp, de boeren Ottinkhof, Dubbelink en Heveldink te Noorddeurningen te insinueren het jaarlijkse schepel koren uit hun erven, verschuldigd aan de vicarie, binnen twee maal 24 uur te voldoen. [587]
In de periode 1783-1791 pandt Gerhard Borchard Weerman, koster te Denekamp, voor het landgericht Ootmarsum de roerende goederen van de boer Boerrigter alias Pot te Denekamp om daarop een vordering te verhalen wegens hem als koster toekomende koorntienden van de vicarie van St. Catharina, St. Agnes en St. Barbara te Denekamp. Johan Gaspar Josef baron van Raet tot Beugelskamp intervenieert als pachtheer. Na het overlijden van Weerman doet zijn zoon een beroep op Ridderschap en Steden, die de zaak verwezen naar de drost van Twente. De stukken zijn incompleet. Het vonnis is bewaard.
NB Bij de bijlagen bevindt zich een authentiek afschrift van de fundatie-akte van de St. Anthonis-vicarie te Denekamp d.a. 1506. [588]
Denekamp Archief St. Cat. Vic. 1-10-1788. Verklaring van Abr. Wichers, pred. te Denekamp, dat G.H.(!) Weerman, koster en voorzanger der Geref. gemeente, overleden is 6 augustus. [589]
Denekamp 22-11-1792. Adolph Hendrik Weerman en zijn vrouw Maria Aleida Weerman verkopen hun huisje met de grond daarbij, gelegen bij de Wildeman in het gericht van Goor voor de som van ƒ 70,-- aan Hendrieka Peerick, vrouw Joannes ter Meerman. Indien er tengevolge van weigering van ontruiming door de tegenwoordige huurders enige actie mocht ontstaan, wordt de koop te niet gedaan en de koopsom gerestitueerd. Betaling der kooppenningen in twee termijnen. Hermannes Keizer verbindt zich als borg daarvoor. [592]
De tekst van de doopinschrijving luidt:[597]
Do. Pastor Weerman zijn zoon, (nadat den vorigen zondag 's nademiddags omtrent 6 uir ter wereld was gekoomen) Christelijk gedoopt, en Gabriel genaamt geworden: na de grootvader van Do. Weerman genaamt Gabriel Weerman, alsmede na de Broeder van Do Weerman, in Friesland genaamt Gabriel Weerman.
Waar over de Peten of Gevadders zijn geweest, Do. Pastor Weerman zijne zuster Bartha Elisabeth Weerman, en des selvs Ehe-man Gotscholleten Bruggem.. Cate tot Almelo, en Pastor Weermans Broer Gabriel Weerman en desse1vs Ehe-vrouwe Rensje Van Walle tot Noortwolde in Friesland.
nb. Do. Weerman Pastor tot Denekamp. zijn oudste zoon Daniel Weerman, nu Minister: candidatus, heeft hem, uijt naam van voorgemelde gevadders ten doop gehouden.
Wie is Anna Weerman x Jan Emmerik, uit wie een dr. Sara Emmerik, ged. Amsterdam 27-10-1747?[598]
Wie is: Weerman, en vrouw Jenne en dan nog zijn vrouwen grootvader en vader, vermeld in de Volkstelling boerschap Denekamp (1748). [599]
Weerman in Indie |
Een fragment van enkele laat achttiende-eeuwse Weermannen in Voor-Indie en Nederlands Oost Indie, waarvan het verband met bovenstaande kwartieren Weerman (nog) niet duidelijk is.
J(oh)an Willem Weerman (ook Wehrman), geb. vóór ca. 1745, ovl. Ceylon 1799, doorloopt een militaire loopbaan bij de Fuseliers en Grenadiers in NOI, vaandrig (1766), luitenant (bevorderd 1774) te Colombo (1774-1788), capitein-luitenant (bevorderd 1788) op de Recruten Wagt te Colombo (1788-1789), en capitein in commando (bevorderd 1790) naar Mallabaar (1790) te Colombo (1791-1793), capitein der Fuseliers te Trincomale (1797-1798), capitein der Infanterie overleden op Ceilon 1799, [600], [601] wordt belegerd in Fort Oostenburg op Trincomale door de Engelsen (1795),[602] waarna de overgave volgt op 31-8-1795, waarbij "de Kapitein Weerman en de Ingenieur Zellmann ter bereddering hunner eige zaken en die van andere Officieren een genoegzamen tyd in het Fort konden agterblyven",[603] krijgsgevangene (1797), tr. vóór 1772[604] Anna Maria Bernard. Dutch Officers and Prisoners of War from Madras permitted to reside at Jaffnapatam and to draw their pay there (1797):[605]
|
210. LAMBERT EVERTSZ WERNINCK(¥), geb. 6-3-1679[615], burgemeester van Gildehaus, tr. 4-7-1703
211. HENRICA BRIX.
COMMENTAAR(¥)
Mogelijk verwant aan
de erfdochter Maria Wernink, eigenares van de Bauernhof Wernink te Veltrup (Bentheim) [616]. Metje Wernink, ged. Gildehaus 4-11-1722, dr. van Bernd Wernink en Fenna Rouse [617] , otr. Amsterdam 13-4-1759 (zij met consent van haar moeder de wed. Barent Wernick te Gildehaus) Johannes ter Haar, 31 jaar, van Arnhem, koopman. [618] Johan Werninck, ged. geref. Gildehaus 18-7-1694 "auf der Kuhle", ovl. Gildehaus 26-1-1731, zn. van Arend Werninck en Christine Becking, etc.[619] Op 22-3-1761 krijgt Christina Wernink, wonend op de Steenschuur te Leiden, attestatie naar Ootmarsum [620]. Zij wordt geref. lidmaat te Ootmarsum 26-6-1761 op attestatie van Leiden,[621] Lubertus Werninck, burgemr. van Nordhorn (1721, 1724).[622] Blijkens het Renunc. boek van Deventer kocht op 24-6-1675 Berend Wernink van Peter van Anraed het "Suykerhuis" te Deventer. Vorsterman v. Oyen gewaagt in zijn bekend Wapenboek (deel 1 bl. 335 noot) van een brief, in 1582 geschreven door Gerhard Wernink van Reine. De moeder van prof. Johannes Wesselus Westenberg te Bentheim was Maria Elisabeth Wernink. |
In 1794 verkrijgt Jan Christoffel Gewin in condominium met zijne zuster (Maria Gewin) door erfenis van zijn oom den Kammerdirektor en Rentmeister van den Graaf van Bentheim te Schüttorf Everhard Werninck en diens vrouw Amelia Christine Kerkering verschillende in Schüttorf gelegen onroerende goederen.[657]
212. ENG(EL)BERT LASONDER (Jr.), ged. Enschede 4-8-1725, ovl. Enschede 1797-1801, grutmolenaar, diaken,[669]
erft op 31-12-1760 van zijn schoonzuster Geertruijt Bekker
[670],
dient een verzoek in bij de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks, om een Genever-Stookery te Enschede te mogen oprichten (21-9-1798 en herhaald 2-11-1798),
en om deze te mogen continueren (21-11-1800),
[671]
tr. Enschede 1749[672]
213. FENNEKE(N) BEKKER, ged. Enschede 11-3-1725, ovl. Enschede 6-3-1804.
Gericht Enschede - Marke Eschmarke, 30-5-1770. Acte, waarbij Engbert Lasonder en Hendrikus Wolters (of Wolterink) een maat (in den Laaresch), afkomstig uit den boedel van Jan Lazonder, verdeelen. [673]
Gericht Enschede - Marke Eschmarke, 21-5-1797. Hypothecaire obligatie, verleden voor W.P.C. Greve, richter van het landgericht Enschede, waarbij Derk Tiggelere en zijn vrouw Hermken Bos erkennen, een kapitaal van ƒ 2000,-- wegens aan Jan Cost betaalde schuld schuldig te zijn aan Engbert Lazonder, waarvoor zij verbinden het Tiggelwerk, een stuk land op het Bentrot en een stuk land bij de Creemersmaaten. [674]
214. TOBIAS BUSSIER, geb. 1716/17, ovl. 1790[681], "liefhebber van jagen" te Enschede (1748),[682]
jager in de Esmarke te Enschede,[683]
bezit een graf(steen) in de Grote kerk te Enschede (1775),[684]
woont in de Stads Straat te Enschede (1778),
genoemd als een der kooplieden en fabricquers te Enschede (1779/1780),[685]
tr. Enschede Stad 17-9-1752[686]
215. JANNA T(R)(E)IJLERS, geb. Enschede Stad 18-6-1724, ovl. Enschede Stad 9-3-1762,[687]
Stad Enschede, 5-10-1778. Overeenkomst in een geschil tusschen Zwaantjen Stenvors, wed. Hermen Schouwink (koper Hendrik ten Cate S.Z.zo) en Tobias Bussier over een put tusschen hun huizen (langs de Stads Straat en geslagen aan de Hoekpost) en over een daar geplaatste heining met deur te sluiten door Tobias Bussier. Put blijft toegankelijk en wordt savonds' niet afgesloten voordat het gezin te bed gaat. [688]
Op 4-10-1782 worden drie personen onder ede gehoord door het Landgerigt van Endscheide over een kwestie betreffende het ijken van maten en gewichten De gehoorden zijn Hermannus Stroink "ruim 70 jaer oud en aan eenigen Heeren Burgemeesteren van verren bevrind", Tobias Bussier "in zijn 65ste jaar oud en aan eenigen Heeren Burgemeesteren der Stad Endscheide van verren bevrind:, Hermen Hesselink ongeveer 49 jaren oud en alleenlyk aan de Heer Burgermeester Weddelink van verreen bevrindt". [689]
216. JAN RE(E)RINK, ged. Lochem 30-9-1703, ovl. 1754-1762, j.m. van Lochem (1732),
borg (1742),[694]
ondertekenaar van de gildebrief van het schoenmakersgilde,[695]
aangesteld tot putmeester van de put op de markt te Lochem 4-3-1754,[696]
tr. Lochem geref. 16-3-1732
217. MECHTELD (MEGTELT) SMIDS (SMITS), geb. Geesteren 1705[697], ovl. 1749-(1759?), j.d. van wijlen Lambert Smits onder Geesteren (1732).
Jan Rerink en zijn huisvrouw (22-3-1745).[698]
Jan Rerink en zijn huisvrouw Mechtelt Smits (28-6-1747).[699]
Jan Rerinck en zijn erven (7-12-1759).[700]
Jan Rerink (3-3-1760).[701]
Jan Rerink als gevolmachtigde van Hendrik Leverdink (10-11-1760).[702]
De heer Bernard Rudolf Westenberg, pro se en als gevolmachtigde voor zijn absente huisvrouw Eva ten Broeke, transporteert aan Lambartus Reerink en zijn huisvrouw Catharina Boumans (29-1-1768).[710]
Janna Raad, wed. van Lammert Koeslag, geassisteerd met Hendrik Bargman transporteert aan Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Boumans op 15-12-1777 een gaarden aan de Pillink.[711]
Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Boumans (3-10-1781).[712]
Op 25-9-1783 verkoopt Lambertus Reerink zijn "eigendommelijke stuk grondt aan deser stadsgragte, de Vijver genaamt met het daarop staande loyershuis, kommen en kalkgaten" aan zijn broer Harmen Reerink.[713]
Op dezelfde dag verkoopt hij ook zijn huis, hof en schuur, die hij in 1762 van zijn ouders had geerfd aan zijn schoonmoeder Anna Margaretha van Eps, wed. van Hendrik Bouman.[714]
Hendrik Jan Rerink en mr. Goswin de Wolff als gevolmachtigden van Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman (volmacht van 28-3-1783) transporteren aan Harmen Reerink en zijn huisvrouw Garritjen Brethouwer (30-10-1784).[715]
Dezelden transporteren aan Anna Margaretha van Eps, wed. van Hendrik Bouman en Hendrik Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman (30-10-1784).[716]
Lambartus Rerink en Hendrik Jan Rerink, gebroeders (30-8-1784).[717]
Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman transporteren aan Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Boumans (7-2-1785).[718]
Lammert Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman, Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, Johan Frederik Gulden en zijn huisvrouw Grada Christina Bouman en Mr. Jan Bernardus Haaijtink, allen erfgenamen van wijlen Hendrik Bouman en Anna Margaretha van Eps in leven echtelieden, transporteren aan Gerrit Jan van Eps en zijn huisvrouw Johanna Elisabeth Thomasson (26-2-1787).[719]
De erfgenamen van Teunis ter Agter, waaronder Lambartus Rerink, wednr. van Catharina Bouwman, en Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, transporteren aan Anna Elisabeth van Campen, wed. van Laurens Leen (4-4-1796).[720]
Dispositie van Christina van Eps, o.a. legaten aan haar neven en nichten, waaronder Derk Reerink, zn. van Lambert Rerink en Catharina Boumans (24-2-1778).[723]
Dispositie van Christina van Eps, geasst. met Mr. Goswijn de Wolff, omdat een der legatarissen uit haar dispositie d.d. 24-2-1778, Derk Reerink is overleden. In plaats van hem komt Anna Margaretha Reerink, dr. van haar neef en nicht Hendrik Jan Reerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, en bij vooroverlijden haar broeder Hendrik Reerink (22-3-1779).[724]
COMMENTAAR(¥) Juffr. Anna Margaretha Reerink otr./tr. Lochem geref. 6/20-3-1791 (attestatie naar Almen 20-3-1791) d'hr. Hendrik Willem Brouwer, beiden wonend te Arnhem. Zou dit een eerder huwelijk zijn? |
COMMENTAAR(¥) Ref. [730] heeft hier: Harmina Westerholt(¥), geb. Warnsveld 8-???-1779, ovl. Lochem 3-???-1853. dr. van Jan Westerholt en Anna Margaretha Elsabeen Rixman. |
Hendrik Jan Rerink Lzn en zijn huisvrouw Harmina Westerholt, dispositie en wederzijdse voogdijstelling (29 van Grasmaand 1809, 29-4-1809).[731]
22-12-1777 en 21-12-1778 : Hendrik Jan Rerink, provisoir der stad Lochem, ook gew(ezen?) boekhouder van de Diaconie van Lochem, en voorts de contra-boekhouder Hendrik Smit.[753] [754]
29-4-1776, 23-12-1782, 1-9-1783: Hendrik Jan Rerink, provisoir der stad Lochem .[755], [756] ,[757]
Op 5-9-1785 worden de ouderlingen Harmen Hendrik Brabander en Hendrik Jan Reerink belast met het beroepen van een nieuw predikant.[758]
25-2-1788 : De provisoir Hendrik Jan Rerink voor wie borgen zijn Mr. Jan Bernardus Haaijtink en Johan Frederik Gulden .[759]
Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman (25-7-1774)[760], (11-9-1780).[761]
Op 11-12-1775 erft Hendrik Jan Rerink van Vrouwe Hendricka te Hassloo een achtste deel van een huis in de Smeestraat met een achtste deel van diverse percelen grond om Lochem. Hiervoor transporteert Johan Frederik Gulden, als gevolmachtigde van Vrouwe Margaretha te Hassloo, wed. van Dirk de Kruiff (moeder van na te noemen Albertus en Megtelt de Kruif), voorts van Albertus de Kruif, mitsgaders van Hendrik Meijers en zijn huisvrouw Magtelt de Kruif (volm. Amsterdam 28-11-1775) aan Hendrik Bouman en zijn behuwdzoon Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman hun erfdeel in de boedel en nalatenschap van wijlen Vrouwe Hendricka te Hassloo, in leven huisvrouw van Jan Leunk.[762] Voorts blijkt de inventaris en acte van approbatie tussen de erfgenamen van de boedel gepasseerd te zijn op 20-12-1772. [763]
Mr. Goswijn de Wolff en Hendrik Smit als executeur testamentair van wijlen Jan Leunk, voorts Jurriaan Bouman en zijn huisvrouw Maria Schuur, en Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Boumans, mitsgaders Anna Margaretha van Eps, wed. van Hendrik Bouman, geasst. met haar schoonzoon Hendrik Jan Rerink, en de Heer Burgemr.. Hendrik Jan Raad als gevolmachtigde van Gerrit Harmelink en Jan Joost Schaaij (volm. Amsterdam 23-6-1785) en Hendrik Jan Rerink als gevolmachtigde van Jan Hoedt en zijn huisvrouw Margaretha Saasfelt en van Berendina Saasfelt (volm. Amsterdam 11-56-1785), tesamen erfgenamen ab intestato van wijlen Hendrica te Hasselo in leven huisvrouw van Jan Leunk (21-11-1785).[764]
Mr. Goswijn de Wolff als gevolmachtigde transporteert aan Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman (1-5-1786)[765]
Lammert Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman, Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, Johan Frederik Gulden en zijn huisvrouw Grada Christina Bouman en Mr. Jan Bernardus Haaijtink, allen erfgenamen van wijlen Hendrik Bouman en Anna Margaretha van Eps in leven echtelieden, transporteren aan Gerrit Jan van Eps en zijn huisvrouw Johanna Elisabeth Thomasson (26-2-1787).[766]
Hendrik Jan Rerink en mr. Goswin de Wolff als gevolmachtigden van Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman (volmacht van 28-3-1783) transporteren aan Harmen Reerink en zijn huisvrouw Garritjen Brethouwer (30-10-1784).[767]
Dezelden transporteren aan Anna Margaretha van Eps, wed. van Hendrik Bouman en Hendrik Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman (30-10-1784).[768]
Lambartus Rerink en zijn huisvrouw Catharina Bouman transporteren aan Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Boumans (7-2-1785).[769]
De koopman Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman. Het verband van 11-3-1765 wordt geroyeerd? (26-2-1787)[770]
Mrs. Christoffer Hendrik Westenberg en Johan Harmen Thomasson, als door de Magistraat dezer stad bij decreet van 4-4-1788 aangesteld tot curatoren over de insolvente en desolate boedel van de koopman Hendrik Jan Rerink en Johanna Bouman, echtelieden, transporteren aan Adolf Jan Nijman en Egbert Holmer en anderen (3-8-1789).[771]
De erfgenamen van Teunis ter Agter, waaronder Lambartus Rerink, wednr. van Catharina Bouwman, en Hendrik Jan Rerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, transporteren aan Anna Elisabeth van Campen, wed. van Laurens Leen (4-4-1796).[772]
In 1798 is sprake van het faillisement van H.J. Reerink, wonende op de hoek van de Bouwhuissteeg en de Walderstraat te Lochem. Hij kan zijn crediteuren niet voldoen en derhalve veschijnen op 4-7-1798 mr. J.B. Haytink en Harmen Reerink, voor zichzelf en mede namens Joachmus Nijman, voor de magistraat, om te verhinderen dat beslag zou worden gelegd op goederen van de kinderen van H.J. Reerink. Zij bieden zich aan als borgen voor de somma van f 294,2,4 benevens kosten f 59,11,0.
De curator in deze zaak, mr. C. H. Westenberg, werd door B.J. Haytink, Harmen Reerink en H.J. Thomasson verzocht zo spoedig mogelijk rekening en verantwoording af te leggen van de boedel. Als tweede curator werd aangesteld mr. J. H. Thomasson, neef van burgemr. H.J. Thomasson. Curator Westenberg maakt weinig haast met zijn opdracht, want pas op 11-7-1798 wordt hem verzocht haast te maken met de afwikkeling. Op 18-8-1798 komt er een gedeeltelijke afrekening: ontvangsten na publieke verkoop f 735,4,6, uitgaven f 290,18,12, zodat er f 44,5,10 resteerde, welk tegoed door J. H. Thomasson terstond werd uitbetaald. Curator Westenberg was echter nog niet klaar met zijn afrekening en verkreeg daarom diverse malen uitstel. Op 17-9-1798 komt zijn broer Ds. Daniel Westenberg nogmaals voor hem om uitstel vragen. Hij wordt daarbij gesommeerd om de totale som die f 1749,6,13 bedroeg af te dragen. Op 3-10-1798 wordt er f 1500,-- afgedragen waarbij hij verklaart de overige penningen niet ontvangen te hebben. De raad besluit op 23-10-1798 alle crediteuren bijeen te roepen, welke bijeenkomst werd verschoven naar 6-11-1798 vanwege afwezigheid van crediteur G.C. Falck. Laatsgenoemde vertoont enige onduidelijke rekeningen en op een nadere bijeenkomst op 13-12-1798 blijkt dat hij reeds in 1788 van B.R. Westenberg een obligatie van f 370,-- en van H. Bolt in contanten f 100 heeft gekregen hetgeen hij verzwegen had. Op 28-12-1798 wordt een minnelijke schikking getroffen waarbij aan E. Joosten voor zijn principaal Falck een bedrag van f 980,-- gekort wordt.. Joosten bevetstgt op 8-1-1799 dat zijn principaal Falck daarmee genoegen neemt, waarmee de eindafrekening in het faillissement kan worden gemaakt.[773]
Harmen Rerink en Jan Rerink wonend te Lochem, borgen voor Hendrik Rerink als ontvanger der onbeschr(even?) middelen te Lochem (29 Bloeimaand 1809, 29-5-1809).[774]
Anthonij Martinus Gulden, wonend te Lochem, borg voor Hendrik Rerink als comm. expediteur en ter recherche der convooien en licenten te Lochem (21-11-1808).[775]
Dispositie van Christina van Eps, geasst. met Mr. Goswijn de Wolff, omdat een der legatarissen uit haar dispositie d.d. 24-2-1778, Derk Reerink is overleden. In plaats van hem komt Anna Margaretha Reerink, dr. van haar neef en nicht Hendrik Jan Reerink en zijn huisvrouw Johanna Bouman, en bij vooroverlijden haar broeder Hendrik Reerink (22-3-1779).[778]
J. Rering wonend op de Tuinen Z.Z. wijk B nr. 81, betaalt personele quotisatie (1808).
Jan Reerink, marchand, geb. in 1776, wonend in wijk B, is stemgerechtigde ingezetene te Leeuwarden (1811), [781] en als grutter, winkelier in coffij, thee, cruydenierw. en zout, patentplichtig aldaar (1815). [782]
Jan Reerink en zijn huisvrouw Harmina Brethouwers (6-11-1778).[786]
Harmen Rerink en Christoffel Geijswijt als voogden over het minderjarige kind van wijlen Jan Rerink en Harmina Brethouders, in leven echtelieden, transporteren aan Jacob Moses en zijn huisvrouw Matte Beer (9-3-1789).[787]
218. GERRIT (JAN) BRETHOUWER(S), ged. Aalten 6-10-1715, ovl. vóór mei 1753 (wanneer de kerkeraad wegens zijn ovl. een nieuwe ouderling kiest), j.m. van Aalten, wonend te Zutphen (1743),
verkozen tot diaken (20-5-1743) en tot ouderling (12-5-1751) van de geref. kerk te Aalten,
rotmeester in het dorp Aalten (1749),[789]
otr./tr. Zutphen geref. Grote K. 3/17-3-1743[790]
219. GEULTJEN REERINK, ged. geref. Lochem 29-4-1706.
j.d. van Lochem, wonend te Zutphen (1743).
220. Ds. BERNARDUS WESTENBERG, ged. geref. Zutphen 5-4-1697, ovl. Lochem 1777.
ingeschreven als student theologie 13-9-1713 te Franeker,[792],
predikant te Lochem sinds 28-8-1722,[793] (zijn aantekeningen in het doopboek beginnen 7-11-1723),
otr./tr. Neede geref. [794]
18-9/9-10-1727 (huwelijk tussen neef en nicht met dispensatie bij het Hof van Gelderland 22-8-1727 [795]
).
221. MECHTELT TEN CATE, ged. Neede geref. 18-10-1705, ovl. Lochem,[796]
als Meghtelda ten Kaete, geref. lidmaat te Neede 24-6-1723 ("op S. Jan") op belijdenis.
![]() | Wapen Ten Cate : In een groen schild een linkerschuinbalk in bruin, beladen met drie vijfbladige rode bloemen, vergezeld van twee zespuntige sterren in zilver. |
Jan Hasebroek, rentmr. van de G.G. der Graafschap Zutphen transporteert aan de Magistraat der stad Lochem het huis binnen de stad Lochem, dat laatst door Ds. Bernardus Westenberg, in leven oudste predikant aldaar, is bewoond en gebruikt geweest, 10-11-1777[797]
Den hoff to Weding gelegen in de heerlijkheid Borculo in de kerspel van Eerden:
28-6-1773 : Mr. Christophorus Henricus Westenberg, landschrijver van het schoutambt Lochem na de dood van Antony Frederik Coninck en na herstel van het verzuim.[804]
Promotieinschrijving van Gerhardus Westenberg (1738-1795) aan de Universiteit van Harderwijk:
1764, D. 27 junii. Gerhardus Westenberg, Lochemo-Gelrus, licentiam disputandi jamd. 7 junii nactus, in frequentissima auditorum corona publice defendit animo promptissimo specimen suum medicum inaugurale sistens sectionem 3 Aphorismorum Hippocratis, caput 16 Praenotionum coacarum et theses miscellaneas et egregiis suis responsionibus, quibus dubia sibi obmota solvit, abunde peritiam suam probavit omnibus professoribus, qui togati adfuerunt, ut nullus dubitaverit, quin dignissimum eum judicaret, in quem summi in medicina honores conferrentur, cui amplissimi senatus academici decreto satisfecit clarrisimus Henr. ab Haastenburg eumque publice ac solenni more medicinae doctorem pronunciavit.
Blijkens zijn "olographieschen uitersten wil" d.d. 20-10-1845 legateert Carel Frederic Herman Putman Cramer aan de beide kinderen van zijn zoon Joan Wilhelm Putman Cramer in echte verwekt bij Vrouwe Maria Gerharda Adolphina Schouten, met namen Frederica Maria Gilliana Joanne Putman Cramer en Carel Frederic Herman Putman Cramer ieder eene som van zes honderd guldens Hollandsch, welke legaten moeten worden uitbetaald na het eindigen van het vruchtgebruik aan zijne ehevrouw." [824]
Op 26 Nov.1770 treedt te lochem op de Heer Wilhelm Francois de Wolff, Med. Dr. en Burgemr. der Stad Lochem, als volmachthebber van Dr. Lucas Grol, tijdelijk diaken der Herv. Gem. te Doesburg (volmacht Stad Doesburg d.d. 15-11-1770), tgen de Heer van Ouden- en Nieuwen Ampsen. [827]
COMMENTAAR(¥) Wat is het verband met Carel Jacob ten Cate,geb/ged. geref. Neede 23/31-8-1800, z. van Tieleman Ten Cate en Bernardina Johanna Groll. |
222. JAN GERRITSEN SMIT(H) (SMID), geb. Lochem vóór ca. 1700, ovl. 1761-1784, vermeld als Jan Smijt, burger van Lochem in het rot van de Mollenstrate 21-2-1725,
woont te Lochem (1727, 1743), doopget. (1732),
borg te Lochem (1757),[828]
vermeld als Jan Gerritsen Smit in het putregister Lochem d.d. 4-5-1761 van degenen die "onder den putte voor het Velthoen staende, gehoren",
otr./tr. 1o Lochem 10-4/9-5-1723 (als Jan Garritsen Smit, z.v. wijlen Jan Garritsen Smit)
J(OH)ANNA KERCKHOFF, ged. geref. Lochem 15-1-1693 (get. Jeles van Duijn, coopman tot Amsterdam, en Marijtien van Duijn), ovl. 1736-1743, j.d., dr. van Henrick Kerckhoff(¥),
tr. 2o Lochem geref. 30-10-1743 (als wednr. van Johanna Kerkhof)
223. JENNEKEN LUUNKS, ged. Lochem 16-12-1703, ovl. 1755-1784, j.d., dr. van wijlen Hendrik Luunk in Lochem (1743),
doopget. (1724).
COMMENTAAR(¥) (mogelijk Hendrik Kerkhoff alias te Berenpas en Grietje Arents, te Hogeweide 1703)[829] of Henrick Kerckhoff, die hovenierse uijt Nettelhorst (1692). |
COMMENTAAR(¥)
Er is mogelijk nog een Jenneken Luunk :
JENNEKEN LUUNKS, ovl. na 1744, tr. 1o Lochem geref. 23-2-1727 (als j.d. van Aexel, dr. van Hendrik Luunck) JAN GERRITSEN (LUUNK/LEUNK), ovl. na 1744, als j.g. zn. van Garrijt in 't Grevenslag, onder 't schependom. Zij wonen te Barchem (1728..1744) op Groot Luunk (1738).
|
Dispositie van Jan Gerritsen en zijn h.v. Janna Kerkhoff, 2-1-1725, de huw. voorwaarden zijn van 10-4-1723.[832]
Arent Wilmerink, halve broeder van wijlen Henrick Jan Kerkhoff, voor zich zelf, Bernhardt Kerkhoff, mede voor zich zelf, Janna Kerkhoff, in deze geast. met haar eheman Jan Gerritsen Smitt, Aleijda Kerkhoff, geast. met voors. haar broeder Bernhardt Kerkhoff, en Jenneken Kerkhoff, geast. met haar eheman Jan Haijtink, samen nevens hun hieronder genoemden broeder Warner Kerkhoff eenige en universele erfgenamen ab intestato van wijlen hun broeder Henrick Jan Kerkhoff, in leven geweezen wijnkoper in maatschappij met Sr. Gerhardt Smitt binnen Amsterdam, volmachtigen hun broeder en mede erfgenaam Warner Kerkhoff, koopman tot Utrecht, 28-1-1729.[833]
Jenneken Amptink, in deze geast. met haar zoon Jan Amptink, voorts Jan Amptink en zijn h.v. Christina Kraijvenger. Jan Gerritsen Smitt en zijn h.v. Johanna Kerkhoff, 7-11-1736.[834]
Jan Gerritsen Smith, als gevolmachtigde van den Heer Gerhard Dapper, burgemr. der stad Deventer, en zijn h.v. Rijkmanna Christina Podt, voorts van zijn broeder de Heer Jan Dapper (volm. Deventer 9-7-1755), 4-8-1755.[835]
Op 30-8-1751 verkopen Jan Leunk en Henrica Hasselo, Wolter Leunk en Christina Rensink, Teunis te Hasselo en Geultjen Leunk, Jan Gerritsen Smith en Jenneken Leunk, Cornelia Leunk en Henders Leunk, kinderen van Hendrik Leunk en Cornelia Lobberigen aan Hendrik Bergman, bode van Lochem en Aaltje Gozens Nijkamp, echtelieden, "hun eigentdommelijk huys en where staande binnen Lochem in de Bierstraet naest het huys van Anthony en de begraafplaats op den kerkhof binnen Lochem".[836]
Op 22-5-1798 transporteren Herm. Joachim Thomasson als volmachthebber van W. te Hasselo Tz, Engele te Hasselo, wed. van wijlen Jan Soerink, Hendrik Smit, Jan Smit, Daniel Westenberg en zijn huisvrouw Johanna Smit en Anna Cornelia Smit, wed. van wijlen Willem Slatboom (volm. Stad Lochem 8-5-1798) de helft van 't erve Groot Lansink, buurschap Barchem, aan Albert Thomasson en zijn erven (koopced. 6-2-1798). [838]
6-6-1800 : Hendrik Smit en zijn zuster Anna Cornelia Smit, wed. van Willem Slatboom, in deze geast. met den burger Hendrik Kuiper, besloten dispositie overgegeven.[839]
De besloten dispositie van Hendrik Smit en wijlen zijn zr. Anna Cornelia Smit, wed. van Willem Slatboom, d.d. 6-6-1800 voor dit stadsgericht gepasseerd, geopend 12-3-1802 ten verzoeke van hun nicht Mechtelda Johanna Coninck Westenberg, in deze geast. met A.Pol. Na overlijden van haar tante is deze dispositie door de naastbestaande geinteresseerden geopend, als bij acte d.d. 11-8-1800 te zien. De datum 12-3-1802 is dus niet die van opening maar van registratie. Praelegaat aan hun nicht Mechtelda Johanna Coninck Westenberg, oudste dr. van hun zwager en zr. Ds. Daniel Westenberg en Johanna Smit. Zij zal uitkering doen aan haar broeder Jan Coninck Westenberg en aan haar beide zrs. Bernharda en Gerharda Coninck Westenberg. Enige en universele erfgenaam zijn hun broeder Jan Smit, mr. kleermaker te Amsterdam, en hun zr. Johanna Smit, geh. aan Ds. Daniel Westenberg, predikant te Delden (12-3-1802).[840]
Hendrick Smidt, huw. v.w. 28-10-1803 met zijn huisvrouw Hendrika Hensen. Hij revoceert zijn vroegere dispositie in 't bijzonder de besloten dispositie d.d. 6-6-1800 gepasseerd met wijlen zijn zr. Anna Cornelia Smidt, wed. van Willem Slatboom, ten behoeve van zijn nicht Mechtelda Johanna Coninck Westenberg, 18-7-1803.[841]
Hendrik Smit en zijn huisvrouw Hendrika Hensen, voorts Anthony Martinus Gulden als gevolmachtigde van zijn schoonvader Ds. Daniel Westenberg (volmacht 23-12-1805), 30-12-1805.[842]
Op 22-5-1798 transporteren Herm. Joachim Thomasson als volmachthebber van W. te Hasselo Tz, Engele te Hasselo, wed. van wijlen Jan Soerink, Hendrik Smit, Jan Smit, Daniel Westenberg en zijn huisvrouw Johanna Smit en Anna Cornelia Smit, wed. van wijlen Willem Slatboom (volm. Stad Lochem 8-5-1798) de helft van 't erve Groot Lansink, buurschap Barchem, aan Albert Thomasson en zijn erven (koopced. 6-2-1798). [843]
6-3-1805 : Jan Smit en zijn h.v. Barendina Boevink compareren te Lochem.[844]
14-5-1798 : Harmen Joachim Thomasson als gevolmachtigde van Willem te Hasselo Tzn, Engele te Hasselo, wed. van wijlen Jan Zoerink, Hendrik Smit, Ds. Daniel Westenberg en zijn h.v. Johanna Smit en Anna Cornelia Smit, wed. van Willem Slatboom (volm. 8-5--1798).[846]
14-5-1798 : Aeltjen Weppelinks, wed. van Roelof Roelofsen. Anna Cornelia Smit, wed. van Willem Slatboom.[847]
Op 22-5-1798 transporteren Herm. Joachim Thomasson als volmachthebber van W. te Hasselo Tz, Engele te Hasselo, wed. van wijlen Jan Soerink, Hendrik Smit, Jan Smit, Daniel Westenberg en zijn huisvrouw Johanna Smit en Anna Cornelia Smit, wed. van wijlen Willem Slatboom (volm. Stad Lochem 8-5-1798) de helft van 't erve Groot Lansink, buurschap Barchem, aan Albert Thomasson en zijn erven (koopced. 6-2-1798). [848]
224. WILLEM VEEN, geb. Zuidveen 1716, ovl. Purmerend 24-4-1795, was volgens overlevering mank en dus niet geschikt voor het
veenderij- of boerenbedrijf van zijn vaderen, werd daarom bestemd
voor het schoenmakersbedrijf en in de leer gedaan bij een zekere
Couwenhoven te Haarlem, is vanaf 1770 kaashandelaar te
Purmerend, eerst lid der Oud Vlaamsche Doopsgezinde Gemeente,[849]
later der Verenigde Friese en Waterlandse Doopsgezinde Gemeente aldaar,[850]
tr. 1o Landsmeer 8(6?)-12-1744
GRIETJE JACOBS VEEN, geb. Heer Hugowaard, ovl. Landsmeer 18-8-1757, zijn nicht, dr. van Jacob Veen, landbouwer te Heer Hugowaard
en Jannetje Klaaszes (zie kw. nr. ⇒ 897 sub d/1),
tr. 2o Steenwijk geref. 21-5-1758 ("beijde mennoniten") zijn achternicht
225. HILLEGONDA EINDHOVEN, geb. Zuidveen 6-5-1736, ovl. Purmerend 24-11-1820, j.d. van Zuidveen (1758),
lid der Oud Vlaamsche Doopsgezinden,[851]
lid der Verenigde Friese en Waterlandse Doopsgezinde Gemeente te Purmerend,[852]
![]() | Wapen Eindhoven : Een hof in zilver met een ovale vijver, waarin een eend ("Eind") [853]. |
![]() |
Inschrijving van de kinderen van Willem Veen en Hillegonda Eindhoven in het Geboorteboek van kinderen van lidmaten van de Verenigde Friese en Waterlandse Doopsgezinde Gemeente te Purmerend, begonnen 1-1-1800.[854]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Dr. Mr. Bern(h)ard Cornelis Johannes Loder (1849-1935).
Bron: Ref. [890] klik op plaatje(s) om te vergroten |
226. TEUNIS (BERENDS) TEN CATE, geb. Sneek 29-12-1728, ovl./beg. Sneek 8/13-4-1787, woont te Sneek (1757),
ingeschreven als lidmaat van de Oud Vlaamsche Doopgesinde Gemeente te
Sneek (1768) met attestatie van Groningen
[908],
gedoopt bij de Oude Vlamingen 5-6-1768
[909],
leerlooier (1749), koopman (1758..1787) en bontreeder te Sneek,
diaken van de Doopgsgezinde Gemeente te Sneek (1773-..),
[910]
otr. Sneek geref. 12-3-1757,
tr. Groningen 4-4-1757
227. FENNIGJE JACOBS HESSELINK [911], geb. Groningen 26-5-1731, ovl. Sneek 5-5-1814, woont te Groningen (1757),
ingeschreven als lidmaat van de Oud Vlaamsche Doopgesinde Gemeente te
Sneek (1768) met attestatie van Groningen,
[912]
rentenierster te Sneek (1813).
![]() | Wapen Hesselink : Gedeeld : A. in rood een zilveren handmerk, B. in zilver een groene boom op grasgrond. Helmteken : een pronkende pauw van natuurlijke kleur. Dekkleden : rechts rood gevoerd van zilver, links groen gevoerd van zilver. [913] |
Theunis ten Cate, leerlooier, vrijgezel, betaalt ƒ 14,15,-- Personele Quotisatie voor een huis op het Kleinzand te Sneek (1749) [914].
Op 10-3-1758 kopen Theunis Adams ten Cate, mr. leerlooier en schoenmaker en Baukjen Jansdr. ten Cate, egteluiden, een huis met winkel op het Kleinzand aan de Noordkant, belend Melchior Helledoorn ten oosten en Bauk Gosma ten westen, van Gerrit Jansz ten Cate, als vader van zijn minderjarige zoon Jan Gerritsz ten Cate, voor de ene helft en van Theunis Beerns ten Cate, koopman, voor de ander helft, voor 2125 Car. gld. [915].
Op 19-12-1766 kopen Beernt en Teunis ten Cate, cooplieden binnen Sneek, een huis met bleek aan de Stadswal, voor 2998 Car. gld en 16 st. [916].
Op 23-1-1767 procedeert "De coopman Theunis ten Cate contra Jan Pyterse Brandenburg, om syn bewoonde camer te verlaten" [917].
Op 30-1-1767 procedeert de old-schepen Looxma, contra Beernt en Theunis ten Cate, cooplieden, om libel(¥) te ontvangen, termijn dienende [918], en op 13-2-1767 om te antwoorden, termijn dienende [919].
COMMENTAAR(¥) libel = op schrift gestelde bij het gerecht ingediende eis om gedaagde te dagvaarden.
Op 13-2-1767 procedeert Symen de Lover, regeerende schepen te Sneek, contra Beernt en Theunis ten Cate, cooplieden te Sneek, om libel te ontvangen [920].
Van 1773 tot 1783 wordt Teunis Berends ten Cate herhaaldelijk genoemd in het Kasboek van de Oude Vlamingen te Sneek [921], wegens betalingen door of aan hem verricht in zijn functie als diaken.
Op 11-6-1784 wordt Teunis Berensz ten Cate, koopman, curator van een erfenis, op 9-6-1787 in die hoedanigheid vervangen door Jan ten Cate [922].
Op 14-11-1788 koopt Hoitse Jans, mr. metselaar te Sneek een huis en erf in het Zuideind van Sneek van Fennigje J. Hesselink, wed. van T. ten Cate, voor 218 Car. gld. [923].
Op 20-2-1789 koopt Hendrik Weening een huis op de Oosterdijk, waarvan de helft in bezit is van Trijntje Teunisdr ten Cate met haar man, en de andere helft eigendom is van de wed. van de koopman Theunis Berends ten Cate te Sneek, voor 1075 Car. gld. [924].
Fennigje Hesselink, de wed. van Theunis Berends ten Cate, neemt het beheer van de haar nagelaten goederen blijkbaar krachtig ter hand. Van 1788 tot 1806 procedeert zij vele malen tegen haar huurders en pachters :
- Op 18-1-1788 tegen Jan Langsum, om zijn woning te verlaten [925].
- Op 12-2-1790 tegen Beernt Jans, om zijn kamer en weefwinkel per 12 mei te verlaten [926].
- Op 21-1-1790 tegen Gerben Panboer, om zijn bewoonde kamer per 12-5-1791 te verlaaten in vridom [927].
- Op 20-1-1792 samen met P. Mastenbroek en Auke Hendriks tegen Nolke Jacobs om zijn huurgebruik van schip en veer met 1-1-1792 in vridom te verlaten [928].
- Op 23-1-1795 tegen Hendrik Storm om zijn huis te verlaten per ult. 12 mei 1795 [929].
- Op 6-1-1797 tegen Auke Hendriks, schipper van Sneek op De Joure en vice versa, om zijn in huur hebbend half-veer van Sneek op De Joure en v.v. op den verschijndag in feb. 1797 in vrijdom te verlaten [930].
- Op 20-12-1799 tegen Hans Mensing om zijn bewoonde kamer op 12-5-1800 te verlaten en dito tegen Eeltje Unicus [931].
- Op 23-1-1801 tegen de wed. van Auke Hendriks om't bij haar in huurgebruik zijnde halve Jouwster veer op ultimo jan. 1801 in vrijdom te verlaten en een man aan te stellen ter taxatie van het huurcontract, om te kunnen scheiden [932].
- Op 21-1-1803 tegen Staring Petrus, om zijn woning en weefwinkel te verlaten [933].
- Op 24-1-1806 tegen Reinskjen Freerks te Sneek om haar bewoonde kamer op 12 mei 1806 in vrijdom te verlaten [934].
In 1813 testeert Fennigje Hesselink, rentenierster, wed. van Teunis Berendsz ten Kate, in leven koopman te Sneek op het Kleinzand, ten gunste van haar dochters Janneke ten Cate gehuwd met Pieter Mastenbroek, houtkoper, en Trijntje ten Kate gehuwd met Hendrik Veen, de kinderen van Sake Hofstra, chirurgijn te Sneek, en wijlen haar dochter Jacoba ten Kate(¥) [935].
COMMENTAAR(¥) ZOEK OP tekst van dit testament
In 1811 neemt Pieter J. Mastenbroek te Sneek voor zichzelf en zijn kinderen Jacob (16), Teunis (14), Femmichjen (24), Tenna (20), Jantje (11) de achternaam Mastenbroek aan.
Publicaties van Fenna Mastenbroek: [942]
Lectuur voor vrouwen, 2 dln., Gron. 1815-'16
Wilhelmina Noordkerk. Eene geschiedenis ter aanprijzing van Oud-Vaderl. zeden, Haarl. 1818
Zedelijke verhalen uit den Bijbel, voor vrouwen en meisjes, 2 dln., Sneek 1822 en '24
Onderhoud voor huiselijke en gezellige kringen, 2 dln., Sneek 1823 en '25
De kunst om gelukkig te worden. Een geschenk voor jeugdigen, 's-Gravenhage 1826
Een aantal bijdragen in jaarboeken en tijdschriften.
![]() |
Geschilderd portret van Fenna Mastenbroek (1808-1826).
Schilder onbekend.
[943] Vermoedelijk afkomstig uit het boek "Met en zonder lauwerkrans".
[944]
| ![]()
Getekend portret van Fenna Mastenbroek (1808-1826), door P. Velyn.
[945]
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
228. GEERT EGBERTS (SCHEPEL)(¥), ged. Groningen 24-1-1726, ovl. 1783-1786, afkomstig van Groningen (1759),
"eerzame coopman" (1783),[946]
otr./tr. Groningen/Noordbroek geref. 20-10/18-11-1759
229. ELISABETH (LIJSBETH) BARTELS, ged. geref. Noordbroek 24-3-1737, ovl. Noordbroek 13-1-1812 (als Elizabet Bartels Schepel oud 74 jaar), wordt als Betje Barthols geref. lidmaat te Noordbroek op belijdenis 6-6-1756,
afkomstig van Noordbroek (1759, 1786),
"koopmansche" te Noordbroek (1812),
tr. 2o Noordbroek geref. 28-5-1786 (huw. contract niet gevonden)
RINDELD BEERENDS, ovl. 1797-1807, van Scheemderswaag.
Op 16-11-1759 wordt te Noordbroek een huwelijkscontract gesloten tussen enerzijds Geert Egberts bruidegom, voor wie getuigen Jantje Teunis, zijn moeder, Harm Pieters, zijn zwager, en Trijntje Egberts, zijn volle zuster, en anderzijds Elisabeth Bartels, bruid voor wie getuigen Bartelt Harms en Aaltje Alberts, haar vader en moeder, Trijntje Bartels, haar zuster, en Hindrik Alberts, haar volle oom.
COMMENTAAR(¥) Is hij mogelijk verwant aan hopman Jannes Schepel en Johanna Petronella Somberg, die 1731 te Groningen een huis verkopen?[947] |
![]() |
Jan Schepel (1833-1909).
Bron: Collectie-Van Eck (Nationaal Archief).[960] klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Mr. Arnold Frederik Schepel (1908-1992).
Bron: Beeldbank Nationaal Archief.[967] klik op plaatje(s) om te vergroten |
230. KLAAS JOHANNES (BOORNSTRA), geb. vóór ca. 1730, ovl. na 1769, woont te Grouw (1749, 1759),
mr. timmerman te Grouw, die in een koopacte de naam Boornstra bezigt,
huurt te Grouw "een huijs met timmerhuijs" van Jetse Meinderts, een andere timmerzaak in 1762 van
Yge Klases voor 20 Car. gld, en koopt deze zaak op 1-10-1771 voor 1550 Car. gld.,[975]
tr. 1o Grouw geref. 12-10-1749[976]
KNELISKE JENTIES (JINTJES), ovl. Grouw 12-9-1758, woont te Grouw (1749),
tr. 2o Grouw geref. 27-5-1759
231. GE(E)RTJE JELLES, geb. 1732, ovl. Grouw 9-1-1806,[977]. woont te Grouw (1759).
Claas Jans, gemeen timmerknegt te Grouw, betaalt ƒ 11-9- personele quotisatie (1749) voor een gezin met 2 volwassenen.
![]() |
Overlijdensannonce in de Leeuwarder Courant d.d. 21-4-1804 van Johannes Klazes Boonstra (1760-1804.[980]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
In 1811 neemt Goslik Lykles te Grouw voor zichzelf en zijn kinderen Trijntje (21), Geertje (18), Lykle (15), Hinke (12), Klaas (9), Pieter (7) de achternaam Lykles aan.
232. MARCUS ADEMA, ged. geref. Leeuwarden 28-2-1706, beg. Leeuwarden Jacobynerkerk 3-9-1772, landschaps-deurwaarder, wonend te Leeuwarden (1738),
betaalt als deurwaarder in 't espel Keimpema te Leeuwarden
f 41-3- voor een gezin met 3 volwassenen en 3 kinderen jonger dan 12 jaar
(1749),[982]
otr./tr. Leeuwarden Galileeër kerk 1/16-11-1738
233. ANTJE PIETERS, ovl. na 1743, mogelijk identiek met Antje Pieters, geref. lidmaat te Leeuwarden 7-2-1731 op belijdenis, woont te Leeuwarden (1738).
In 1737 verkoopt P. Hoeke aan M. Adema een huis op het Herenwaltje te Leeuwarden.[983]
In 1741 verkoopt P.J. Zijlstra aan M. Adama een huis op de Ossekop hoek Waeze te Leeuwarden.[984]
In 1745 verkoopt G. J. Tjeerds aan M. Adema een huis op het Zwitserswaltje te Leeuwarden.[985]
In 1746 verkoopt J. van Altena van-Glinstra aan M. Adema een huis op het Blokhuisplein te Leeuwarden.[986]
In 1747 verkoopt J. IJdes aan M. Adema een huis op de Keizersgracht in een steeg bij de Druifspijp te Leeuwarden (Niaarnemer: H. de Blauw).[987] [988]
In 1754 verkoopt H. Rijsinga-Sierds aan M. Adema een huis bij de Blokhuispijp, te Leeuwarden.[989]
In 1755 verkoopt Cl. Veenstra aan M. Adema een huis aan de Stadswal Oz. bij de Tuinen te Leeuwarden.[990]
In 1756 verkoopt R. M. Viglius aan M. Adema een huis in de Oldegalileen w.z. te Leeuwarden (Niaarnemer: J. Teijes).[991]
In 1756 verkoopt S. de Jongh-Harmens aan M. Adema een huis in de Weaze noordhoek over de Blokhuissteeg te Leeuwarden.[992]
In 1757 verkoopt H. Zijlstra aan H. M. Adema (CHECK!) een huis op het Blokhuisplein te Leeuwarden.[993]
In 1757 verkoopt H. Zijlstra aan M. Adema een huis op de Keizersgracht hoek Kruisstraat te Leeuwarden.[994]
In 1758 verkoopt M. Adema aan S.P. Mellema een huis op de Keizersgracht hoek Kruisstraat te Leeuwarden.[995]
In 1762 verkoopt E. Wendt aan M. Adama een huis in de Wijde Gasthuissteeg te Leeuwarden (Niaarnemer: J. de Pool).[996] [997]
In 1762 verkoopt E. Wendt aan M. Adema een huis in de Wijde Gasthuissteeg te Leeuwarden.[998]
In 1763 verkoopt M. Adema aan J. de Sward een huis in de Oude Oosterstraat te Leeuwarden.[999]
In 1763 verkoopt S. Vries de-Wopkes aan M. Adema een huis op het Noordvliet te Leeuwarden.[1000]
In 1770 verkoopt M. Adema aan J. de Pool een huis in de Wijde Gasthuissteeg te Leeuwarden.[1001]
COMMENTAAR(¥) Er zijn rond die tijd nog meer personen Dirk Adema in Leeuwarden. |
In 1781 verkoopt Fr. Cloppenburg-Adema aan H. Jongers een huis bij het Blokhuisplein te Leeuwarden.[1005]
COMMENTAAR(¥)
Begraven Leeuwarden:
kind van de deurwaarder Cloppenburg, beg. Leeuwarden Oldehoofsterkerkhof 3-12-1781. de dogter van de Weduwe Cloppenburg, beg. Leeuwarden 1792. |
Publikaties van Jacobus Engelsma Mebius:[1012]
- Brieven van Greetig Nieuwsonderzoeker en Vriend van Oudwaar behelsende aanmerkingen over het zaamenstel der zuivere wysbegeerte, of de leere der gelukzaaligheid, volgens het Christendom. (door G. S. Steinbart en Jac Eng Mebius. 2 dl. Eerste stuk uitgegeven onder pseudoniem: "Een Protestantsch leeraar". uitg. Leeuwarden, 1785
- Verhandeling, ingericht om te betoogen, dat de erkentenis der leerstukken en verborgenheden, in de heilige Schriften vervat, in zulk een onafscheidelijk verband staat met de menschlijke gelukzaligheid, als de beoefening der zedenplichten, in dezelve aangedrongen. In prijsverhandelingen van het Genootschap tot Verdediging van den Christelijken Godsdienst, voor het jaar 1787. uitg. Amsterdam, 1788.
- Verhandeling, in welke het onderzoek der Heilige Schrift den Christenen, zoo voor zigzelven, als met hunne huisgenooten, aangepreezen, en tevens aangetoond wordt, hoe het zelve, op de meest gevoeglijke wijze, tot regt verstand en troostvolle bevestiging der waarheid kan worden in het werk gesteld. (door Jacobus Engelsma Mebius en Wiltetus Bernardus Jelgersma. In Prijsverhandelingen van het Genootschap tot Verdediging van den Christelijken Godsdienst, voor het jaar 1789. uitg. Amsterdam 1791.
- Verhandeling, ten betooge, dat de weg tot waare gelukzaligheid, in deezen staat van algemeen bederf, voor alle menschen, wat het wezenlijke betreft, een en dezelfde zijn, en door eene godlijke openbaring moet bekend worden, In Prijsverhandelingen van het Genootschap tot Verdediging van den Christelijken Godsdienst, voor het jaar 1790, uitg. Du Mee, Den Haag, 1790.
- Gedenkwaardigheden uit de scheppings- en aartsvaderlijke geschiedenis, 3 dln., Utrecht, 1799-1800.
- Hoseas (Bijbel, O.T.), uit het Hebreeuwsch vertaald door Jacobus Engelsma Mebius, uitg. Willem van Yzerworst, Utrecht 1799.
- Aanmerkingen over eene verhandeling, genaamd De leer der verkiezing en verwerping eenvoudiger gemaakt. uitg. Willem van Yzerworst, Utrecht 1799.
- Opwekkingsrede, uitgesproken den 28-7-1814, by gelegenheid der algemeene vergadering van het Nederlandsch Zendeling-Genootschap, gehouden te Rotterdam. uitg. N. Cornel, Rotterdam 1814
- Leerrede over II Cor. XII vs. 9, ter gelegenheid, zoo van het gedachtenis-feest, der gezegende Kerkhervorming, als ter viering van het jubelfeest, van zijnen vijftigjarigen evangeliedienst, in vijf Vriesche gemeenten : uitgesproken op den 31sten october 1819, te Rijperkerk. uitg. M. van den Bosch, Leeuwarden 1820
- Voorts: brief van Jacobus Engelsma Mebius aan G.T.N. Suringar te Leeuwarden. Plaats van verzending: Beers Datering: 26-3-1836?
In 1806 verkoopt R. M. Cloppenburg aan D. Adema-van Hattem een huis op het Zwitserswaltje te Leeuwarden.[1015]
234. NN VAN HATTEM, geb. vóór ca. 1725.
NN van Hattem, statebode in 't espel Keimpema te Leeuwarden, betaalt f 2,7,-- voor een gezin met 2 volwassenen en 1 kind jonger dan 12 jaar (1749) [1016]. Hij is mogelijk haar vader.
236. W(A)ANDER (WARNER) HENDRIKS (VAN TEMMING)(¥), geb. vóór ca. 1705, ovl. na 1749, afkomstig van Leeuwarden (1725), soldaat van de garde, wonend in het espel Keimpema te Leeuwarden, betaalt ƒ 18,17,-- personele quotisatie voor een gezin met 4 volwassenen en 2 kinderen onder de 12 jaar (1749) [1017], otr./tr. Leeuwarden geref. Gal.k. 12/27-5-1725
237. GEERTRUID JANSDR (KRAMER), geb. vóór ca. 1705, ovl. na 1746, afkomstig van Leeuwarden (1725).
COMMENTAAR(¥) is hij mogelijk verwant aan Hendrick Temminck, mr. glaasemacker tot Sneek (1742) [1018]? |
238. THOMAS OEGES ROUKES(¥), geb. De Knijpe vóór ca. 1715, beg. Leeuwarden Jacobijnerkerkhof 8-5-1795, wordt op 24-12-1746 met zijn zonen Oege, Gerrijt en Aucke, burger
van Leeuwarden (betaalt 10 goudgulden),[1019]
compagniewinkelier in 't espel West Hoekster te Leeuwarden, betaalt
f 60,3,-- personele quotisatie voor een gezin van 5 volwassenen en 4
kinderen onder de 12 jaar (1749) [1020], tr. 2?)
NN, beg. Leeuwarden Jacobijnerkerkhof 13-9-1800 (als de echtgenote van Thomas Oeges Roukes);(¥)
tr. 1o vóór ca. 1735 (de echtgenote van Thomas Oeges)
239. HENDRIKJE PIETERS, geb. vóór ca. 1715, beg. Leeuwarden bij de Jacobijnerkerk 30-10-1757, geref. lidmaat op belijdenis te Leeuwarden 22-2-1747,
als echtgenote van Thomas Oeges Roukes.
COMMENTAAR(¥) Is dit werkelijk de (tweede?) vrouw van Thomas Oeges Roukes of betreft het hier een kleinzoon? |
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met:
Thomas Roukes, tr. Leeuwarden 10-7-1813 Iedske Wassenbergh, echts. Leeuwarden 22-7-1828. Thomas Roukes wonend in de Munnikemuurstraat wijk B nr. 16, betaalt personele quotisatie (1808). Geertie Oeges Roukes, geref. lidmaat op belijdenis te Leeuwarden 7-3-1794. |
In 1752 verkoopt M. Feikes aan Th.O. Roukes een huis in de Tuinen n.z. te Leeuwarden.[1021]
In 1761 verkoopt M. Feijkes aan Th. O. Roukes een huis in de Tuinen te Leeuwarden.[1022]
In 1770 verkoopt Tj. H. Hiemstra aan Th. Roukes een huis in de Heerestraat o.z. te Leeuwarden.[1023]
In 1773 verkoopt P. Algra aan G. Roukes een huis in de Schoenmakersperk te Leeuwarden.[1024]
In 1774 verkoopt G.A. Hellinga aan Th. Roukes een huis op de Grachtswal te Leeuwarden.[1025]
In 1774 verkoopt Kl. Wijbrens-Hendriks aan Th. Roukes een huis in de Nieuwestad Zz. bij de Vrouwenpoort te Leeuwarden.[1026]
In 1775 verkoopt Dns. E. Viglius aan Th. Roukes een huis in de Bagijnestraat te Leeuwarden.[1027]
In 1779 verkoopt D. Bonnema aan Th. Roukes een huis op de Oostersingel bij de Weerklank te Leeuwarden (Niaarnemer: Tj. N. Suringar).[1028] [1029]
In 1779 verkoopt J.C. de la Houssaije aan Th. Roukes een huis op de Oostersingel bij de Weerklank te Leeuwarden.[1030]
In 1780 verkoopt G. Piers-Jans aan Th. Roukes een huis in de Reigerstraat tussen Waeze en Wirdumerpoort te Leeuwarden.[1031]
In 1780 verkoopt Th. Roukes aan F. Wijngaarden een huis in de Heerestraat te Leeuwarden (Niaarnemer: M. Nauta).[1032] [1033]
In 1783 verkoopt Th. Roukes aan F. Brouwer-Claases een huis in de Tuinen n.z. te Leeuwarden (Niaarnemer: H. van Themmen).[1034]
In 1783 verkoopt Th. Roukes aan F. Claases-Brouwer een huis in de Reigerstraat te Leeuwarden (Niaarnemer: H. van Themmen).[1035]
In 1794 verkoopt Th. O. Roukes aan J. Ploegsma een huis op de Oostersingel bij de Weerklank te Leeuwarden.[1036]
COMMENTAAR(¥) Nog bekijken welke Th. Roukes dit is:
In 1797 verkoopt Th. Roukes aan D. Ynses een huis op de Grachtswal hoek Zuidvliet te Leeuwarden.[1037]
In 1798 verkoopt J. Swart aan Th. Roukes een huis in de Monnikemuurstraat te Leeuwarden.[1038]
In 1800 verkoopt Th. Roukes aan J. Jansen een huis in de Nieuwestad Zz. bij de Vrouwenpoort te Leeuwarden.[1039]
In 1800 verkoopt Thr. (Th?) Roukes aan Th. Eijsma een huis in de Bagijnestraat te Leeuwarden.[1040]
In 1803 verkoopt E. Groenia-Ferwerda aan Th. Roukes een huis in de Bollemanssteeg te Leeuwarden.[1041]
In 1803 verkoopt P. Kramer aan Th. Roukes een huis in de Minnemastraat te Leeuwarden.[1042]
In 1803 verkoopt Sj. van der Groenewoud-Bles aan Th. Roukes een huis in de Nieuwestad Zz. te Leeuwarden.[1043]
In 1804 verkoopt P. Frank aan Th. Roukes een huis in de Bollemanssteeg o.z.uitgang Hofstraatje te Leeuwarden.[1044]
In 1804 verkoopt Th. Roukes aan A. v.d. Bogaard een huis in de Bollemanssteeg te Leeuwarden.[1045]
In 1804 verkoopt U. Schuurmans-van der Veer aan Th. Roukes een huis in de Wolvesteeg hoek Messenmakerssteeg te Leeuwarden.[1046]
In 1805 verkoopt A. Appelhof aan Th. Roukes een huis bij de Put te Leeuwarden.[1047]
In 1805 verkoopt v. Burmania Schratenbach aan Th. Roukes een huis in de Beijerstraat te Leeuwarden.[1048]
In 1806 verkoopt J. Dijkmans aan Th. Roukes een huis aan de Pottebakkersplaats te Leeuwarden.[1049]
In 1806 verkoopt Kl. Posthumus aan Th. Roukes een huis aan de Pottebakkersplaats te Leeuwarden.[1050]
In 1807 verkoopt Th. Roukes aan G. de Jong een huis in de Minnemastraat te Leeuwarden.[1051]
In 1807 verkoopt Th. Roukes aan P. T. Reneman een huis in de Wolvesteeg te Leeuwarden.[1052]
In 1807 verkoopt Th. Roukes aan R. Ruitenschild een huis in de Bollemanssteeg o.z.hoek Hofstraatje te Leeuwarden.[1053]
In 1807 verkoopt Th. Roukes aan Y. Heimans een huis in de Wolvesteeg te Leeuwarden.[1054]
In 1808 verkoopt Johannes Kouwenhoven aan Thomas Roukes een huis in de Monnikemuurstraat te Leeuwarden.[1055]
In 1809 verkoopt F.W. Boomsma aan Th. Roukes een huis op het Noordvliet te Leeuwarden.[1056]
In 1809 verkoopt G. Fortuin aan T. Roukes een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden.[1057]
In 1809 verkoopt J. J. Meijer aan T. Roukes een huis in de Nieuweburen te Leeuwarden.[1058]
In 1810 verkoopt E. Fritz-Pelter aan Th. Roukes een huis in de Sint Frederikssteeg te Leeuwarden.[1059]
In 1810 verkoopt J. Albarda-Looxma aan Th. Roukes een huis in de Nieuweburen te Leeuwarden.[1060]
In 1810 verkoopt Th. Roukes aan S. Sjoerds een huis in de Noordvliet te Leeuwarden.[1061]
In 1810 verkoopt W. Berends-Ulbes aan Th. Roukes een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden.[1062]
In 1762 verkoopt M. Nauta aan G. Roukes een huis in de Nieuweburen n.z. te Leeuwarden (Niaarnemer: H. Semler).[1063] [1064]
In 1773 verkoopt P. Algra aan G. Roukes een huis in de Schoenmakersperk te Leeuwarden.[1065]
In 1784 verkoopt A. Altena van-Pierson aan G. Roukes een huis in de Ouddeel, aan het te Leeuwarden.[1066]
In 1787 verkoopt C. Jouwersma aan G. Roukes een huis in de Stadswal Nz. bij de Wabbe Wissesstraat te Leeuwarden.[1067]
In 1787 verkoopt G. Roukes aan A. Dirks een huis in de Stadswal Nz. bij de Wabbe Wissesstraat te Leeuwarden.[1068]
In 1787 verkoopt P. Zimmer aan G. Roukes een huis in de Pijlsteeg te Leeuwarden (Niaarnemer: J. Vink).[1069] [1070]
In 1788 verkoopt Kl. Roukema aan G. Roukes een huis op de Groeneweg n.z. te Leeuwarden.[1071]
In 1790 verkoopt G. Roukes aan J. van Dijck een huis op de Groeneweg te Leeuwarden.[1072]
In 1790 verkoopt G. Roukes aan N. Habbema een huis op de Groeneweg te Leeuwarden.[1073]
In 1790 verkoopt J. Hendriks aan G. Roukes een huis in het Schoenmakersperk te Leeuwarden.[1074]
In 1791 verkoopt G. Roukes aan P. Lijcklama een huis in het Schoenmakersperk hoek Perksteeg te Leeuwarden.[1075]
In 1791 verkoopt G. Roukes aan T. Piersma een huis in de Perkstraat te Leeuwarden.[1076]
In 1791 verkoopt H. Edgers aan G. Roukes een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden.[1077]
In 1792 verkopen de Kerkvoogden v. Hijlaard aan G. Roukes een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden ( 1792).[1078]
In 1794 verkoopt G. Roukes aan P. Lijcklama land bij de Zwarteweg te Leeuwarden.[1079]
In 1795 verkoopt P. Cramer aan G. Roukes een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden.[1080]
In 1796 verkoopt T.de Klaases-Vries aan G. Roukes een huis in de Oldegalileen bij de Haven te Leeuwarden.[1081]
In 1804 verkoopt G. Roukes aan G. Reins een huis in de Oldegalileen te Leeuwarden.[1082]
In 1804 verkoopt G. Roukes aan W. de Vries een huis in de Schoenmakersperk te Leeuwarden.[1083]
In 1805 verkoopt G. Roukes aan A. Coolsma een huis in de Oldegalileen aan de Haven te Leeuwarden.[1084]
In 1808 verkoopt het Schoenmakersgilde aan G. Roukes een huis in het Schoenmakersperk te Leeuwarden.[1085]
In 1810 verkoopt A.E. Levij aan G. Roukes een huis in de Grote Kerkstraat ten oosten van de Pijlsteeg te Leeuwarden.[1086]
240. BAUKE JACOBS FEENSTRA(¥), geb./ged. Sneek 27-2/6-3-1698 [1087], ovl. Sneek dec. 1751(53?), steenkoper, vroedsman en schepen te Sneek.
tr. Sneek 27-12-1733
241. ELISABETH BORN, ged. Sneek 28-8-1709, ovl. Sneek 28-2-1780.
COMMENTAAR(¥) Zijn Y. Feenstra, stadsbode, en Johannes Feenstra, distelateur, [1088], broers of zoons ? |
B. Feenstra, vroedsman, steencoper, betaalt ƒ 40,-,- Personele Quotisatie voor een huis op het Grootzand te Sneek met 4 volwassenen en 1 kind onder de 12 jaar (1749) [1089].
242. Ds. TITUS RUDOLFZ STAAK, geb. Minnertsga 14-8-1700, ovl. St. Jacobiparochie 4-6-1759,[1090]
ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Franeker 15-9-1721 ("F. Staak (leesfout!), Minderscha Frisius, theol"),[1091]
predikant te Scherpenzeel, Spanga, Monnikeburen en Nijetrine(Fr.) (1723-1736), bevestigd aldaar 24-10-1723, afscheidsrede 21-10-1736 aldaar,
en te St. Jacobiparochie (1736-1759), intreerede aldaar 28-6-1759,[1092],
betaalt ƒ 58-16- personele belasting te St. Jacobiparochie
voor een gezin
met drie volwassenen en twee kinderen jonger dan 12 jaar in 1749,
[1093]
tr. Vrouwenparochie geref. 23-9-1731
243. TRIJNTJE GERBENS (VERLAAN), geb. Vrouwenparochie 1712.
Ruds. Staak wonend op de Nieuwestad Z.Z. wijk E nr. 250, betaalt personele quotisatie (1808).
In 1810 verkoopt R. Staak aan H. Luppens een huis op de Nieuwestad Zz. te Leeuwarden.[1095]
244. PYTER JANS (RIENSTRA), geb./ged. geref. Rien/Lutkewierum 22-1-1717, ovl. Sneek 26-8-1751, te Sneek op belijdenis aangenomen op 1-12-1745, burger van Sneek, komende van Rien, op 6-5-1746,[1096]
betaalt als Piter Jans, uurwerkmaker, ƒ 25,-,- Personele Quotisatie voor een
huis in de Merkstraat te Sneek met 2 volwassenen en 3 kinderen onder de 12 jaar (1749),[1097]
otr./tr. Sneek geref. 5/20-5-1742
245. EE(L)KJEN YPESDR BRAUNIUS, geb. Sneek vóór ca. 1720, ovl. Sneek 9-3-1769, te Sneek op 1-12-1745 op belijdenis aangenomen,[1098]
tr. 2o
JACOB STEVEN DE HAAN.
Is Tjeerd Pieters, die in 1811/12 te Sneek voor zichzelf en zijn kinderen Pieter 22 jaar, Margaretha 18 jaar, te Groningen, en Wilhelmina 11 jaar, de naam Rienstra aanneemt, ook een zoon?
246. YSBRAND FREERKS B(O)UMA, ged. geref. Sneek 19-7-1716, ovl. Sneek ca. 1759, gerechtsbode, meesterbakker,
tr. 1o Sneek 17-4-1740
HINKE WIERSMA, ovl. Sneek 27-9-1743, tr. 3o Sneek 23-1-1752
GRIETJE PIETERS NANNINGA, tr. 4o Sneek 8-5-1757
GRIETJE SCHELSTRATEN, van Makkum.
otr./tr. 2o Sneek 19/23-2-1746
246. AURELIA JOHANNESDR WIGERI, ged. geref Leeuwarden 21-2-1717, ovl. vóór 1752, geref. lidmaat te Sneek op belijdenis 18-11-1744.
Ysbrandt Bouwma, backer, betaalt ƒ 45,-,- Personele Quotisatie voor een huis op het Scharn te Sneek met 4 volwassenen en 1 kind onder de 12 jaar (1749) [1106].
248. FEDDE HEERES, ged. geref. Franeker 18-4-1709, ovl. Lutjelollum 22-3-1784,[1109]
huisman (1747) en erfgezetene (1756) te Lutjelollum,
bezitter van het goed Risselada aldaar,
otr./tr. 1o Franeker gerecht/ Baard 6/22-5-1747 (met attestatie van Franeker 22-5-1747)
TRIJNTJE JOBS, geb. Weidum, ovl. Lutjelollum 26-1-1754[1110], otr./tr. 2o Franeker gerecht 10/27-1-1756
249. DIEUWKE ROMKES, ged. Welsrijp 8-1-1736[1111].
![]() |
Overlijdensannonce in de Leeuwarder Courant d.d. 17-5-1806 van Romke Risselada (1758/59-1806).[1116]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Schilderij van Hessel Feddes Risselada (1762-1823) door Willem Bartel van der Kooi.
Datering: onbekend. Foto: Ton Kruithof, Kampen. In particulier bezit. Bron: Ref. [1118]. | ![]()
Overlijdensannonce in de Leeuwarder Courant d.d. 3-5-1811 van Antje Hessels Risselada (1753/54-1811).[1119]
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
250. PAULUS HAITSMA, ged. Franeker 5-4-1740, ovl. Franeker 8-6-1814 na een langzaam verval van krachten, (mede)vroedschap afkomstig van Franeker (1768),
burgmr. en vroedschap te Franeker (1795-1814), looier (1814), voogd van het Klaarkampsterweeshuis aldaar (1795-1814), otr. Franeker gerecht 14-5-1768 (met attestatie van Franeker 2-5-1768)
otr./tr. Leeuwarden geref. Jacobijner Kerk 13/29-5-1768
251. JANNEKE PIETERS VAN DER M(E)ULEN, ged. Leeuwarden 13-7-1746, beg. Franeker 20-1-1808,[1120].
afkomstig van Leeuwarden (1768).
![]() |
Portretten van Antje Haitsma (1778-1820) en Bouwe van der Meulen (1768-1822).
Datering: onbekend. In particulier bezit. Bron: Leeuwarder Courant d.d. 12-11-1964. klik op plaatje(s) om te vergroten |
In 1802 verkoopt P. Jacobs aan B. v.d. Meulen een huis op het Noordvliet te Leeuwarden.[1122]
In 1805 verkoopt IJ. Jans-Jarigs aan B. van der Meulen een huis op het Noordvliet te Leeuwarden.[1123]
In 1809 verkoopt B. v. der Meulen aan C. Westenburg een huis bij de Jacobijnen naast het Gabbema gasthuis te Leeuwarden.[1124]
Bouwe v.d. Meulen wonend op het Noordvliet wijk M nr. 800, betaalt personele quotisatie (1808).
Bouwe van der Meulen, fabriqueur de genevre, geb. in 1763 (sic!), wonend in wijk M, is stemgerechtigde ingezetene te Leeuwarden (1811), [1125] en als mouter en brander, tapper in wijnen, patentplichtig aldaar (1815). [1126]
In de periode 1801-1807 worden processen wegens belastingfraude en ambtsmisbruik gevoerd tgen Bouwe van der Meulen, koopman en distillateur op het Vliet bij Leeuwarden. [1127]
Leeuwarder Courant d.d. 22-4-1822: Yde van der Meulen, koopman en Jeneverbrander op het Noordvliet bij Leeuwarden, maakt bekend dat hij in de thans door hem bewoond wordende Huizinge continueert in het fabriceren van beste zuivere Vriesche Jenever en Mout, alsmede in het verkoopen van Hollandsche Jenever, alle soorten van Brandewijn en Wijnen, Rinsch Bitter enz zoo als het voor dezen is uitgeoefend.
In 1853 begint Bouwe Bolger een kruidenierszaak op het Noord in Franeker. Op 1-5-1882 verhuisde naar Amsterdam om na een jaar terug te keren naar Friesland en wel naar Bolsward. In 1883 koopt hij daar het pand Markstraat 1. "Onder Bouwes bekwame leiding groeide de zaak uit tot een begrip. De roem strekte zich uit ver buiten Bolsward en er werden vele diploma's behaald op verschillende tentoonstellingen. In 1889 werd o.a. op een tentoonstelling in Parijs de thee van Bolger & Zoon met een erediploma bekroond. Het gevolg van alle prijzen was, dat de firma het Wapen van Hare Majesteit de Koningin mocht dragen en dat men zich hofleverancier mocht noemen. Op 17-10-1888 werd het wapen daadwerkelijk boven de deur van de winkel aangebracht. De naam Bolger was in die tijd zelfs verbonden aan een zegswijze. Bolsward stond bekend om zijn vele drinkgelegenheden. Er werd niet voor niets gezegd: 'Alles wat fan Bolsert komt supt' Bij de Bolswarders was aan het einde van de 19e eeuw de volgende spreuk gangbaar: 'Dat is andere thee as die van Bolger'. Op 20-8-1911 vertrok de zoon Carel Theodoor Bolger met zijn echtgenote naar 's-Gravenhage en werd het pand verhuurd, en vervolgens op 1-5-1916 verkocht aan de heer M.B. Eerdmans, die er een sigarenzaak in begon. [1157]
![]() |
Huwelijksfoto van Rudolf MacLeod (1856-1928) en Margaretha Geertruida Zelle (1876-1917).
Amsterdam 11-7-1895 Bron: ⇒ NPO | ![]()
Margaretha Geertruida Zelle (1876-1917), alias Mata Hari.
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Overlijdensadvertentie van Norma Macleod (1909-1935).
Bron: ⇒ CBG | ![]()
en van haar moeder Elisabeth Martine Christina van der Mast (1994-1936)
| Bron: ⇒ CBG klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥) Akte gerectificeerd bij vonnis van de rechtbank van eersten aanleg te Leeuwarden d.d. 21-3-1820, waarbij de voornamen van het kind worden gewijzigd van "Anna Maria Catharina" in "Antje Haitsma". |
In 1891 leidde de weigering van minister Dyserink om Simon Taco Land te bevorderen, na aanneming van de motie-Viruly Verbrugge, tot het gedwongen aftreden van de minister. Land had een kritisch artikel geschreven, waarvan de minister ten onrechte veronderstelde dat het door Land op de vloot was verspreid. De bevordering was daarom niet doorgegaan.[1210]
![]() |
Mr. Addick Adrianus Land (1850-1910).
Bron: Ref. [1213] klik op plaatje(s) om te vergroten |
252. WILLEM OENES HOGENBRUGH, ged. geref. Sneek 20-12-1744, ovl. 1791-1795,[1218]
,[1219]
monstercommissaris, vroedschap te Sneek (1781..1785),[1220]
lid van de Staten van Friesland (1787),
was een van de leiders van de Patriotse Party in Friesland,
neemt deel aan de Rebellie te Friesland in augustus en september 1787,
waarbij de leden van de Patriotse Party te Franeker een Statenvergadering belegden en zichzelf uitriepen tot de rechtmatige Staten van Vriesland,
wordt voor het Hof van Friesland gedaagd, krijgt geen amnestie, en vlucht,
verblijft als gevlucht patriot te St. Omaars jan. tot juni 1788, Duinkerken mei 1791, ontvangt 24 (1788) en 80 (1789) livres per week als vluchteling nr. 510,[1221]
otr. Sneek gerecht 31-7-1767
otr./tr. Sneek geref. 31-7/9-8-1767
253. METTJE OENES DE JONG, ged. geref. Sneek 12-3-1747, ovl. na 1796, woont te Sneek (1767).
Op 17-11-1787 wordt Willem Hogenbrugh, gewezene volmacht ten Landsdage voor Sneek, bij edictaale citatie voor de criminele rolle van den Hove van Friesland gedaagd.
De beschuldiging luidt dat hij tekent als volmacht van Sneek, de Missive waar by eene Staatsvergadering te Franeker wordt uitgeschreven, 3 Sept. 1787, Insgelyks zeker Declaratoir Uitschryvings-Missive enz., 3 Sept. 1787. En hij heeft als lid van de Statenvergadering detachementen van gewapende manschappen naar diverse Friese steden gestuurd om zich van 's Lands Penningen meester te maken. Hij wordt door de Staten van Friesland buiten de amnestie geslooten, 10 Octob. 1787, inhabiel verklaard om ooit tot eenig ambt of officiaat in Friesland te worden gekoren, en teffens onbevoegd, om wegens zyne stemdragende goederen in eenige lands-, grietenyes-, dyks- of dorps-zaaken te stemmen, 16-10-1787. [1222]
Op 28-3-1789 vindt een curatorenbenoeming plaats inzake verbeurdverklaarde goederen van voortvluchtige patriotten, o.a. Broer Feenstra te Sneek, en Willem Hogebrug te Sneek.[1223]
Op 20-1-1796 vergaderen de Representanten des Vrijen Volks van Vriesland: "De Vergadering na gewoonte met het resumeeren der notulen en resolutien, en het doen van het appel nominal geopend zijnde, wierd geleezen een rapport van de Commissie van 18 op het request voor - Metje Oenes de Jong, Wed. Hogenbrug - verzoekende om het tractement aan wijlen haar man nog als geweezen Monster Commissaris competeerende - waarop gedelibereerd zijnde, is aan de supp. geaccordeerd de somma van ƒ 370-6-4 conform het rapport." [1224]
In het nieuwe dagblad Heraclyt en Democryt wordt in nr. 49 op 7-11-1797 gepubliceerd een Opgave Notificatie en Tauxatie wegens geleedene schaden en verliezen, door de vervolging van de Jare 1787 veroorzaakt. Hierin geeft de wed. Hogenbrug te Sneek een schade aan van ƒ 7813,-- waarvan zij ƒ 2500,-- vergoed krijgt.[1225]
![]() |
Door Willem Hogenbrugh (1744-ca.1795) namens Sneek medeondertekende oproep d.d. 3-9-1787 van een aantal Friese Volmachten om op 7-9-1787 te Franeker een Statenvergadering te houden omdat zij zich in Leeuwarden niet meer velig voelen en om de "Constitutie der geschonden Volksrechten" te herstellen.
[1226]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Referenties Kwartierstaat Van Schothorst --- Generatie 8 ( 1226 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
![]() genealogy page |
contents |
![]() index |
generation 9 |
generation 7 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 |