You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Van Schothorst ⇒ Gen. nr. 11 |
1024. HENDRICK REIJERSEN (ONTHEIJN, VAN BITTERSCHOTTEN), ovl. na 4-1-1635[1], woont op Callenbroek (1635).
Register van overleden keurmedigen van de Kelnarij van Putten :[2] 1614 : "Obierat nullo ita pridem (niet zo lang geleden overleden) in pago Woenbergh (Woudenberg) Diocaesis Traiectensis Aelt Reijers Ontheijn filius Anthoniae Willmsen colonae qoundam in bono Bitterschotten, cuius cormedam redemit Henrich Reijnerzen Ontheijn 28 fl. Holl. intercedente et mediante Everhardo Schrasser. Nota scribes pro cormedam 26,5 gld. qua 1,5 gld. insumpti, pro vino, quando e meo confre redemire cormedam. Reliquit dictus Altetus (Aelt) frates Henrich supradictum item Jan et Willm Reijnersen Ontheinen. Item sorore Luitgen et Willmtgen Reijnersen Ontheinen. Nottandum porro qoud. 16 (Junij 1626) Obierat op Kleen Bitterschotten Henrich Reijnersen et solvi filii ipsius pro censu Capitali 2 gld. 10 stb. et pro equa traxerem vendita, accepti 26 gld. unde familia habet 30 stb.
VERTALEN
COMMENTAAR(¥) vul aan Kelnarij van Putten 208 |
In een doorgehaalde akte van 20-1-1713 staat: Het erff ende goet genamet Bitterschooten bestaande in huijs, hoff, boomgaert, schuer, schaepschot ende twee bergen mitsgaders hoge ende lage landerijen plaggevelden ende met den onderhorige houtgewassen ende vorderen gereghtigheden, toebehorende Eijbert van Rouwenburgh ende Geertruijt van Hennekeler, eghteluijden, wordende tegenwoordigh bij de wed(uw)e van Bessel Jacobsen gebruijckt. Anno 1713 den 10 jannuarij beswaert met een capitael van agthondert gulden, ten profijte van Wolbert Aertsen ende Jantjen Wouters, eghteluijden ende haere erven, te verrenten tegen vijf ten honderd edoch de renten op sijn tijdt betaelt wordende sullen de rentgevers kunnen volstaen met 4-10- vant hondert, alles vrij gelt. Geregistreert op den 20e jan(uarij) 1713. Volgens verthoonde quitantie op de gevestigde obligatie wort deselve alhier geroijeert ende doorgeslagen op den 17e jann(uarij) 1714. E. v. Dompseler qq.[4]
1026. OTTO JOCHEMS, zn. van Jochim Otten, van Barneveld (1630),
op Burgstede onder Barneveld (1632), landbouwer,[5]
tr. 1o vóór ca. 1610[6]
NN, otr. 2o Barneveld geref. 15-8-1630[7]
1027. BAA(R)TJE JANS, geb. vóór ca. 1610, dr. van Jan Wulfersen, van Barneveld (1630).
Is hij mogelijk Ott Joachimsz, zn. van Joachim Otten, pachter van Groot Haversteeg te Manen (1575), die als gevolmachtigde optreedt van zijn zwagers Henrick Jansz, Dirrick Cornelisz, Evert Aersz en wijlen Goert Gerritsz i.v.m. de nagelaten goederen van wijlen Jacob Joachimsz (zijn broer?)[8] [9]
1028. TOENIS WILLEMSEN VAN LUNTEREN?,[11] parentatie niet bewezen.
1030. HENDRIK WILLEMS, renunciatie van het halve herengoed De Vaerst te Barneveld 8-6-1616.[13]
1040. GERRIT GOOSSENS (TOT VELTHUIJZEN) (VAN DE WETERING?[14], landbouwer [15] te Veldhuizen bij Ede (1624) [16] , had tot 1614 een wei aan de Slunderstege te Ede (Velthuijzen).[17]
1048. AELBERT HENDRICKSZ VAN RAVENHORST, geb. Lunteren ca. 1590, tr. Scherpenzeel 13-2-1614[21]
1049. WILLEMIJNTJE CORNELISZ WILDEMANS, geb. Scherpenzeel ca. 1590.
1080. WOUTER HENRICKZ, geb. Ede (Doesburg) ca 1620[23], ovl. Ede, landbouwer,
krijgt op 14-1-1643 investituur voor het herengoed "Beterum" te Ede,
daarna oprukking op 20-1-1649 en 10-10-1655 [24].
vul aan HV 1/5
1082. JAN HENDRIKS HAALBOOM, geb. ca. 1600-1610, ovl. 1674 [28], tr. 1646 (huw. voorw. 28-2-1646)
1083. GEURTIE CORNELISSE (volgens Ref. [29] Evertje Cornelisse), ovl. na 1666. Zij erven het herengoed Haelboom van zijn vader en zijn eigenaars (1632-1674).
Zij erven het herengoed Den Bruggen van haar moeder, en zijn eigenaars.(1666-1683?).
Het herengoed Haelboom te Bennekom in het Dorp:[30]
9-3-1598 Jelis Haelboom oprukking.
19-4-1610 Jelis Haelboom oprukking, tevens afdracht van holthouwing, op verzoek van zijn zoon Henrick Jeliss Haelboom. N.B. Gelost een half mld. rogge jaarlijks van Grijet Gerrit Jansz dochter.
19-5-1610 Jelis Haelboem consent voor houthouwing (29-4-1611).
4-2-1615 Henrick Jelisz Haelboem consent voor houthouwing (24-4-1615).
15-3-1617 Jelis Haelboem oprukking. N.B. Heeft ingelost van Lubbert Custers 6 schepel.
21-11-1623 Jelis Haelboom, oprukking.
20-11-1624 Henrick Jelissen (Haelboem), investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader. N.B. Heeft de 3/25 delen van Jan Reijnen ingelost.
15-1-1625 Henrick Jelissen consent houthouwing.
7-4-1632 Jan Henricks, investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Henrick Jelis Haelboom.
12-5-1638 Jan Hendricxen Haelboom oprukking.
3-11-1638 Sir Henrij Herbert, Ridder en Colonel van een regiment Engelschen, krijgt transport na overdracht door Johan Henrics Haelboom, van enige percelen te weten de Driest mitten Heijligenberch en Clootgen groot vier molder, dat heggestuck en noch een acker achter die hegh streckende op die Wildgraeff groot een molder geseijs, welken tot een bijzondere zaalweer worden opgedragen.
12-1-1639 De percelen die tot een bijzondere zaalweer zijn opgedragen, zijn gevrijd en tot een tynsgoed gemaakt.
3-6-1644 Jan Henricxen Haelboom oprukking (16-5-1651, 18-10-1658, 23-4-1664, 25-6-1670).
13-6-1646 Jan Henricx Haelboom approbatie van huwelijksvoorwaarden d.d. 28-2-1646.
30-12-1674 Henrick Janss Haelboom investiture en oprukking (16-2-1683).
25-3-1693 Metien Wouters, weduwe van Henrick Jansen Haelboom, oprukking.
5-3-1701 Metjen Wouters, weduwe van Hendrick Haelboom, consent voor het houwen van bomen.
9-6-1703 Jan Haelboom consent voor h et houwen van bomen.
28-6-1710 Metje Wouters oprukking.
11-3-1719 Jan Haelboom consent voor het houwen van bomen.
26-11-1720 Gerrit Haelboom, weduwnaar van Stijntje Roest, approbatie voor een verpanding aan: Derck Woutersen van Eck co Neeltje Haelboom en Evert Gosens x Geertje Haelboom, van het herengoed.
18-7-1722 Jan Haelboom, investiture en oprukking, als erfgenaam van zijn vader Hendrik Haelboom.
25-8-1739 Johanna Haelboom x Aert Buijtenhuijs, approbatie van een testamentaire dispositie in haar vijfde part. Zij legateert de helft aan de kerk van Ede en de andere helft aan de Armen van Ede.
3-4-1743 Jan Haelboom oprukking.
20-3-1753 Jan Haelboom consent tot het houwen van bomen (07-12-1754).
12-2-1757 Hendrik Haalboom, investiture en oprukking, als erfgenaam van zijn vader Jan Haalboom.
9-4-1757 Hendrik Haalboom consent voor het houwen van bomen (22-12-1759, 16-5-1766, 7-2-1767).
9-6-1780 Geurtie Haalboom approbatie van een besloten testament.
22-3-1790 Gerrit Hendrix Haalboom, investiture en oprukking, als erfgenaam van zijn vader Hendrik Haalboom.
Het herengoed Den Bruggen te Ede in het buurtschap Manen:[31]
N.B. Bijzondere zaalweer, afgesplitst van 8, in 1721 Griet Jochumsgoed genaamd.
13-4-1627 Gerrit Gerrits Butseler oprukking voor een bijzondere zaalweer - ingevolge gemaakte afspraken - na transport door Nicolaes Jans x Reijntgen Wolters zijnde 'Huis, hof gen. Den Bruggen, groot omtrent drie sch. gezaais, ende het Horskampken gelegen aende Maenderdijck'.
13-4-1627 Grietgen Goert Jochems oprukking na transport door Gerrit Gerritssen (06-10-1630, 8-10-1642, 18-11-1648, 12-4-1656, 5-11-1662).
12-10-1666 Geurtie Cornelisse x Jan Hendricks Haalboom investiture en oprukking als erfgename van haar moeder, Grietje Geurt Jochems dr. omtrent een jaar geleden overleden.
17-5-1683 Roetert Haelboom investiture en oprukking, het is hem aangekomen bij deling tussen hem en zijn broeders, vorige eigenaar was zijn broeder Hendric Haelboom.
4-1-1698 Roetert Haalboom oprukking (13-12-1704).
30-4-1721 Roetert Haelboom oprukking.
13-12-1721 Jan Hendriksen van Gellikenhorst x Elbertje Jochems van Manen, approbatie van een wederzijdse lijftucht, ingevolge huwelijksvoorwaarden d.d. 19-12-1716 (in hun gedeelte).
14-10-1730 Hendrick Haalboom oprukking (05-4-1741, 1-11-1751).
26-2-1757 Geurtje Haalboom investiture en oprukking als enige zuster en erfgename van haar broer Hendrik Haalboom.
15-12-1770 Geertje Haalboom oprukking.
11-12-1781 Hendrik Evers c.s. investiture en oprukking als erfgenaam van Geurtje Haalboom, ingevolge test. van 6-6-1780.
11-12-1781 Egbert Jansen investiture en oprukking na transport door Hendrik Evers, mede namens de andere erfgename van Geurtje Haalboom.
22-12-1787 Egbert Janssen oprukking.
In 1647 neemt Jan Hendriks Haalboom een obligatie van ƒ 100,-- over van zijn zuster Gerritgen ten laste van Roetert Jansen en Rijckien Alberts. Deze worden door de raden van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen gelast kapitaal en interest onmiddellijk te betalen. Er gebeurt niets, waarmee Jan het recht krijgt om andere gerechtelijke stappen te ondernemen [32].
Op 8-9-1694 verkoopen Bartolt Zuermont voor hem zelf en voor zijn absente huisvrouw Luytje Roest, en Gerrit van Ede, ieder voor de helft, voor 700 gld. een weiland onder het kerspel van Hervelt, [39]
Op 11-5-1709 transporteeren Bartholt Suermont en Luyttien Roest, echtelieden, aan Jacob van Ommeren en Gerritjen Roest, toekomende echtelieden, een huis, hof en boomgaard en 2/3| van 3 morgen land in de buurschap Gesperden onder Hien (het overige 1/3 deel behoorde aan Gerrit Haalboom) , een en ander op afbetaling in termijnen.
Op 28-6-1714 is alles afbetaald en wordt het bezit door Bartolt Suermont, die dan weduwnaar heet van Luitje Roest, aan de koopers definitief overgedragen. [40]
In 1730 testeert Gerrit Haalboom, wedn. van Stijntje Roest. Hij vermaakt aan nicht Hendrikje Haalboom, dr. van Hendrik Haalboom en aan neef Wouter Hendrikse Buijtenhuijs. [41]
COMMENTAAR(¥)
Een week later vindt men:
Jan Richolt, ged. Rhenen 16-2-1707, timmerman (1748),[56]
zn. van Christoffel Richolt en Deliaen Roelofs,
tr. Rhenen 22-2-1733[57]
Hendrijntje Hendriks van den Berg (Berch), j.d. van Achterberg.
Toevallige coincidentie, of identiek met bovenstaand echtpaar Haalboom-Richolt? |
Op 29-9-1701 krijgen Roetert Haelboom x Weijntien Henrix approbatie van verpanding van enige percelen lands aan Bart Jansen x Gerritien Jansen en Mor Jansen x Arisjen Jans. [62]
Akte d.d. 28-10-1698 voor de geërfden van de Veluwe.[63]
Wij Barttolt Zuermondt, Gerrit en Roettert Haelboom, geërfden in Veluwen doen kondt en certificeren mit desen openen brieff dat voor ons in eygener parsoon gecompareert en verschenen sijn Jan Gerrits ende Fijttien Lubbers, echtelieden, sijnde sij Fijttien met consent van haren voors(chreven) man in desen geassisteert voor soo veel nodigh en dienstigh met Willem Zuermondt, haren gekoren en toegelaten momber in desen, en hebben sij comparanten malkanderen ingevolge van haer opgerichte houwelijckxe voorwaerden in dato den 14 jannuary 1693 aen ons vertoondt, malkanderen reciproque den een den ander gelijftocht in alle haer gerede ende ongerede goederen soo sij tegenwordigh sijn hebbende en staende houwelijck soude mogen verkrijgen om d'selve bij den langstslevende, 't sij sijn ofte haer leven lanck nae tuchtrecht gebruyckt, geproffiteert en genoten 't worden sonder besprecenge van ihemant ofte des eerst afgestorvens vrinden en erfgenamen.
Des 't oirkonde heben d' comparanten en den voorn. momber dese teckent en wij geërfden opgemelt desen openen tuchtbrieft besegelt ende onderteykent op den 28-10-1698. Jan Gerritsen, Dit merckt + heeft Fijtie Lubbers selff geset. W: Zuermondt. Barttolt Zuermondt. Gerrit Haelboom. Roetert Haelboom.
1084. AERT GEURTS (GERRITS) VAN BUTSELER, ovl. na 1654?[64]) landbouwer[65], wonend op Huyckenhorst in Barneveld (1675), mogelijk ook op Boetseler,[66] otr. Barneveld geref. feb. 1632[67]
1085. JANNETJE GERRITSEN VAN SCHARRENBURG(¥), dr. van Gerrit Wouters, van Scharrenburg tot Lunteren (1632).
COMMENTAAR(¥)
Volgens Ref. [68] hertr. zij in 1652. Deze inschrijving luidt echter:
Evert Everts, wednr. van Evert[69] Heijmen, tot Harsseler, otr./tr. Barneveld 22-2/17-3-1652 Jannetje Gerrits, dr. van Gerrit Wouters, op Scharrenborch onder Lunteren. Er staat niet bij dat zij weduwe is. |
Zoek op VG 24(1999)42-63 en 25(2000)270. Wellicht is Aerts Geurts een zn. van Gerrit Reijers van Butseler.
1112. EGBERT CRUIMER, ovl. vóór 1610, tr.[75]
1113. LUITTE STEVENS.
1116. JAN PETERS HISSINCK, geb. ca. 1600, ovl. verm. Voorst,[78]
woont te Voorst.
1120. WOLTER JANS, geb. ca 1580, ovl. na 1620-1637[80], eigenaar van 'Den Pass' of 'Egbert van Ordensgoed' (investiture op 29-10-1608) en van 'Ritbroeck'/'Ritbergh' (investiture op 29-10-1608),[81]
tr. vóór 1600;(¥)
1121. WOUTERTJE LUBBERTS, geb. ca. 1575, ovl. na 1626.
COMMENTAAR(¥)
ZOEK OP Arch. Rekenkr. 1551/310, 1551/311.
vul aan VWG |
Op 30-10-1620 verkrijgt Wolter Janss "afdracht van misbruick voor ses jaeren opruckingen van seecker vrij herengoet in den Ampte van Apeldoorn und Buerschap Orden" [82].
Omstreeks 1624 verpacht Wolter Jans een goet "Homoet" in zijn herengoed "De Pas" in Orden aan Thiman Jacobs om er een papiermolentje op te timmeren, aangezien "een waterken vuydt idt selve goedt sijnen oorspronck was hebben". Drie jaarlater blijkt deze z.g. Ordermolen inderdaad gebouwd te zijn als Tymen Jacobsz er 5 pond waterpacht voor moet geven [83].
Op 1-7-1626 verkrijgt Wolter Janss prolongatie van "ses jaeren opruckinge van 2 Heerengoederen beide gelegen te Apeldoorn in de Buerschap Orden, te weten Den Pas en Ritbergh" [84].
In 1632 verkrijgt Wolter Janss afdracht van "seecker Heerengoet in den Ampte Barneveld, Buerschap Essen, seecker Heerengoet Hergelpraeten uit een Heerengoet Bart Stevens gent. in den Ampt Barneveld ende Buerschap Essen" [85].
vul aan HV 4/631 en 4/640.
Het herengoed Ritbroeck of Ritbergh :
17-7-1637 : Jan Wolters oprukking.
22-8-1643 : Jan Wolters oprukking.
30-7-1649 : Jan Wolters oprukking.
Het herengoed Den Pass of Egbert van Ordensgoed :
17-7-1637 : Jan Wolters investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Wolter Janss.[88]
Jan Wolters doet uit een van zijn herengoederen (in buitschap) 2 stukken land in Lambert Pannekoecks enk, groot 2 mud, over aan zijn broer Cornelis Wolters waar tegenover hij van Cornelis 2 gelijke mudden gezaais krijgt, genaamd die Hooffjes.
1654: Cornelis Wolters, voor hem zelf en als momber van de kinderen van zal. Lubbert Wolters, voorts Thonis Wolters, Jan Wolters en Truijtjen, nagelaten wed. van zal. Aert Wolters, voor haar zelven en als moeder van haar onmondige kinderen, procederen tegen Willem Thiemens voor hem, en als vader en boedelhouder derselve kinderen over 6oo gulden verschenen pacht van de grond.[95].
vul aan Herengoederen dl.4
1132. =560. CORNELIS WOLTERS (VAN ASSELT/GOUDKUIJL).
1133. =561. LYSKEN ROELOFS.
1134. JAN BREUNIS.
1152. HENDRIK BERENTS (VAN ULSEN), geb. ca. 1635, ovl. 1671-1680, voor het eerst vermeld als Henrik Berents in het boterpachtregister van Vriezenveen 1671,[99] tr. vóór ca. 1660
1153. NN, wordt in 1680 en 1681 in de boterpachtregisters genoemd als de weduwe van Henrik van Ulsen (in 1680 wordt haar de boterpachtverplichting kwijt gescholden "om Godes wille").[100]
In het boterpachtregister van Vriezenveen 1682 luidt de vermelding: "wede. Henr. Berents of Berent Henrix". Deze laatste is dus kennelijk haar zoon.[101]
1154. BERENT CLAASSEN SNIJDER (SNIEDER), geb. ca. 1620, ovl. Vriezenveen na 1683, had een erf van een halve akker aan het Oosteinde van Vriezenveen, wordt voor het eerst in het boterpachtregister Vriezenveen van 1678 genoemd (de naam staat vermeld in plaats van de doorgestreepte naam "de erfgenamen van Jan Heineman", is wellicht kleermaker.[103]
1220. GIJSBERT DERCKSEN("VAN DEN TOP")[105](¥), woont op de Kleine Top,[106]
als Gijsbert Dircksen op den Top geref. lidmaat te Kootwijk 1644,
tr. vóór ca. 1630[107]
1221. GRIETE JANSEN.
COMMENTAAR(¥) niet Gijsbert Stevens, zn. van Steven Evers, wonend op Zatterbroek onder Lunteren, tr. Kootwijk 13-6-1640 [108] Aaltje Gerrits, dr. van Gerrit Jans wonend op de Top. Zie Pub. VG. ... |
Op 25-10-1735 comparereen de samentlijke erffgenaemen van wijlen Reijer Gijsbertsen van den Top, met naemen
Cnelis Gijsbertsen soon van Trijntjen Derks, die een dogter was van Derk Gijsbertsen, met sijn huysvrouw Grietje Philipsen, voor de eerste staek.
Voorts Jan Stevensen Rickbroek en sijn vrouw Aeltjen Hendriks doghter van Nennetje Beerts zijnde geweest een doghter van Beernt Gijsbertsen, voor de tweede staek.
Wijders Gijsbert Jansen x Willemtjen Jacobs, Geurt Jansen x Engeltjen Sanders en Harmen Ernsten met sijn vrou Jannetjen Elissen, doghter van Trijntje Jans, kinderen van Jan Gijsbertsen, voor de derde staek.
Alsmede Gijsbert Otten, Wouter Otten, Jan Jansen Mulder x Aeltjen Otten, Aert Jacobsen x Grietjen Otten en Jan Claessen x Beertjen Otten, kinderen van Oth Gijsbertsen, voor de vierde staek.
Vervolgens Gijsbert Geursen voor hem selfs en voor de drie kinderen van wijlen sijn broer Jan Geursen, genaemt Geurt Janssen, Merritje Jansen en Steventje Jans, neffens Geurt Woutersen voor hem selfs en voor sijn broer Tijmen Woutersen, Dirk Cornelissen x Merritje Wouters, Wouter Woutersen, Jorden Woutersen en Gijsbert Woutersen kinderen van Wouter Geurtsen, welke alle kinderen geweest zijn van Geurt Gijsbertsen, voor de vijfde staek.
En laestelijk Hendrik Jacobsen en Geurt Jacobsen neffens Sweer Arissen x Trijntje Jacobs, kinderen van Merritje Gijsberts, voor de sesde staek.
Zij alle te saemen en ieder voor haere hereditaire portien hebben vercoft en alnu getransporteert aen Dub Jacobsen x Beertjen Jans vier tiende parten, aan Jan Carel Lugtigh x Willemina van den Ham twee tiende parten, aan Hendrik Gerritsen van Heerd x Evertjen van Estvelt insgelijks twee tiende parten en aen Gerard van de Vliert en Aelt van de Vliert met haere respective huysvrouwen ieder een. zijnde de twee resterende tiende parten, van 't erff en goed den Top daer Lambert Philipsen woont, gelegen in de buurschap 't Cootwijkerbroek, daer aen de eene kant het erve den Grooten Top, soo bij Reijer Jansen gebruykt word en aen de andere kant het goedje daer Gijsbert Jansen woont mede den Top genaemt, in dier voegen als het selve goed door Reijer Gijsbertsen stervende nagelaten en door desselfs weduwe Aertjen Derks tot haer dood toe in tught beseeten is, zijnde vrij allodiael deylbaer goed, niet belast edogh tientpligtig, doende jaerlijks in 't quoier van verpondinge vier gulden seventien stuyvers voor de coopspenningen van een duysent vijff hondert vijftigh gulden en elff stuyvers. Geerfden zijn Hendrik van Heerd, Jan van Wolfswinkel. [109]
1222. RIJCK WOUTERS, pachter van Stromansgoedt te Stroe (1659).
Op 26-1-1659 krijgt Rijck Wolters als erfgenaam van zijn vader Wolter Rijcks, investiture en oprukking van het Stromansgoedt te Stroe, groot twaalf mld gesaijs gnt. 't Olde landt, noch 3 mld gsaaija gnt. 't Nije landt. Und op die saelwehr staet een huijs van 5 gebont, berch, schuijrken ende schaepschot. Maer geen opgaende eijekenholt, heeft oeck mede sijne gerexhtigheijt in het Gardermalefeldt van een schaepatraij ende torf te meijen. Hij krijgt verder oprukking op 4-4-1663, 27-10-1670, 26-10-1676, 27-10-1665. Zijn zoon Wouter wordt op 7-4-1788 (Klopt dat wel, 1688?) genoemd als zijn erfgenaam. [116]
1248. AERT LUBBERTS DROST, ovl. 1619-1639;(¥)
genoemd als bezitter van een herengoed te Nunspeet (1613-1619),
tr. vóór ca. 1620
1249. MERRIJKEN JANSEN, ovl. 1631-1639.
COMMENTAAR(¥) vul aan VG 22(1997)246 e.v. |
COMMENTAAR(¥) Wat is het verband met Willem Fransen en Gerrit Aertsen Drost, nomine uxoris Wichmantje Aarts avs moeder, die in 1695 procederen te Epe.[117]. |
Hullemanserve te Nunspeet[119] :
Op 25-6-1639 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking als zoon van zaliger Aert Lubberts Drost en zaliger huisvrouw Merrijken Jansen, zn van zaliger Lubbert Aerts Drost (8-12-1610 transport en oprukking bekomen) met de olderdom en 1/4 part van het halve herengoed van zijn zuster Merrige Aertz Drost, krachtens magescheid d.d. 4-4-1639 tussen hem en zuster en nog twee onmondige kinderen van zijn zaliger ouders.
Op 25-6-1639 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merrige Aertz Drost investiture en oprukking van zaalweer, het 1/4 part van haverlanden, 1/4 part en het recht van inlossing van het halve herengoed. Krachtens magescheid tussen hen en broer Lubbert Aerts Drost opgericht als de vier kinderen (waarvan twee onmondig) van Aert Lubberts Drost, die erfgenaam was van vader Lubbert Aerts Drost. Lubbert Aerts Drost zal ook het 1/4 part van Merrige Aertz Drost krijgen.
Op 15-10-1642 krijgt Lubbert Aerts Drost consent voor de belasting van zijn herengoed ten profijte van Peel Jansz Nuck en zijn h.v. Hendricjen Jacobs.
Op 22-2-1649 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking van den olderdom en 3/4 van een half herengoed, waarvan zijn jongere broer het resterende 1/4 bezit.
Op 22-2-1649 krijgt Lubbert Aerts Drost approbatie van een verpanding aan Peel Jansen Nucke en zijn h.v. Hendrickien Jacobs van de olderdom en 3/4 part.
Op 5-12-1656 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking van de zaalweer en 3/4 van de helft van een herengoed.
Op 24-11-1666 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking. Zijn broer Peter Aerts Drost bezit het overige 1/4 part.
Op 24-11-1666 krijgt Lubbert Aerts Drost approbatie van een verpanding van de zaalweer en 3/4 part in een half herengoed aan Peter Aerts Drost. Een eerdere verpanding op 22-2-1649 ten behoeve van Hendrickie Jacobs, wed. van Peel Jans Nuck, en haar kinderen is ingelost.
Op 4-4-1676 krijgt Peter Aerts Drost oprukking van een half herengoed, nadat hij investiture in de zaalweer en 3/4 part van de helft, welke hij geerfd heeft van zijn broer Lubbert Aerts Drost, heeft gekregen, die tezamen met zijn 1/4 deel van de helft het halve herengoed vormen.
Een herengoed tot Nunspeet :
Op 12-11-1606 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking.
Op 2-9-1613 krijgt Aert Lubberts Drost investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Lubbert Aerts Drost.
Op 9-10-1619 krijgt Aert Lubberts Drost oprukking.
Op 25-6-1639 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merritge Aertz Drost investiture na approbatie van een magescheid.
Op 29-5-1650 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merritge Aertz Drost oprukking.
Op 8-10-1656 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merritge Aertz Drost oprukking.
Op 8-10-1656 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merritge Aertz Drost approbatie van een verpanding van hun herengoed aan Wilhelmo Weijermanno, predikant te Nunspeet.
Op 11-2-1659 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merritge Aertz Drost approbatie van een verpanding aan Wilhelmo Weijermanno, predikant te Nunspeet.
Op 30-3-1660 krijgen Ds. Wilhelmo Wirmanne(¥) en Anna Witmaria transport na overdracht.
COMMENTAAR(¥) Is dit Willem Weerman?
1252. WILLEM LAMBERTS (TOE WESTENDORP), ged. Epe 11-10-1607, ovl. Epe 1650-1658, kerkmester te Epe (1637-1650),[120]
[121]
erft het herengoed tot Westendorp van zijn vader 24-2-1632,[122]
tr. Epe ca. 1630
1253. ANNIGJE HERMENS (TOE WESTENDORP),[123]
[124]
, ovl. na 1650.
vul aan HV 571
Een herengoed tot Westendorp: Op 24-2-1632 krijgt Willem Lamberts investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Lambert Aerts. Tevens krijgt hij consent voor lijftuchting van zijn huisvrouw Enneken Hermens. [125]
1254. JACOB JANS VORSTELMAN, ged. Epe 27-5-1609 [127]
, ovl. Epe 1668-1688[128]
afkomstig uit Westendorp,[129]
te Epe/Emsterenck,[130]
tr. Epe voor 1638
1255. ELISABETH (LYSBETH) LAMBERTS BRUIJNIS (BROENISSEN), ged. Epe/Emsterenck geref. 13-7-1617[131], ovl. vóór 1680, tr. 1o voor 1636[132]
JAN JACOBS (BOS), ged. Epe 30-4-1609, ovl. Epe voor 1639, zn. van Jacob Aelts.
Jacob en zijn vrouw bezaten de helft van een herengoed aan de Hegel, onder de Emster Enk. [133]
Op 22-9-1636 krijgt Jan Jacobs approbatie voor de lijftuchtiging van zijn huisvrouw Elisabeth Lamberts, in zijn halve herengoed aan de Emsterenk, buurtschap Hege, onder momberschap van haar oom Hendrick Jansen Broenis.[134]
vul aan HV 514 en 521, 554, 564
vul aan HV 510 en 511, VG 24(1999)168,174.
Op 17-7-1715 sluiten Jurrien Bloemkolk en Grietje Jacobs Vorstelman een pachtcontract met de vrouwe van Cannenburg van de molen bij de Oosterhof aan de Hattemsebeek te Vaassen. Water, grond, weide en zaailand werden voor 30 jaar gepacht voor 200 gld. en een riem schrijfpapier. De pacht werd na het overlijden van Jurrien voortgezet door Grietje tot 1749 en daarna door de zoon Jacob Bloemkolk. [168]
1260. = 1220. GIJSBERT DERCKSEN ("VAN DEN TOP").
1262. = 1222. RIJCK WOUTERS.
1264. MEIJNT (GOOSSENS).
Rechtzaak voor de bank Nijkerk, civiele rechtspraak, 1651[172] tussen Jan Bartolts en Trijntgen van Asselt contra Meynt Goossens. De kwestie handelde over de pacht van een huis en hof te Elspeet, die al 12 jaar niet door Meynt betaald zou zijn. In de bank van Barneveld 1653 wordt genoteerd dat Jan Bartols zo kwaad zou zijn geworden, dat hij met zijjn roer een schot hagel door Meynt's 'middeldeure' heeft afgevuurd. Meynt wil daar f 25 voor vangen wegens geleden schade. Is Meynt de vader van Helmert Meynten? Is Trijntgen van Asselt identiek met Catharina van Asselt, dr. van Helmert van Asselt en Jenne Hendrikcs.[173]
Wat is verder het verband met de volgende van Asselt's die voorkomen in de Schattingslijsten van het Ambt en Kerspel Apeldoorn i.v.m. vermogenbelasting[174] :
Helmert Aernts van Asselt, te Zoeren, 1598-1606, ƒ 1,--,
"Uitheemsen" :Derick van Asselt, 1620, Derick van Asselt de jonghe, 1621, 1 oortje
vul aan HV 4/682
1280. JAN VAN DER MEULEN, ovl. vóór 1629, woont in Den Haag op de Gevolde Gracht,[175] tr. vóór ca. 1620[176]
1281. ANNEKE SMULDERS, ovl. na 1648, testeert te Den Haag 18-1-1645,[177]
tr. 2o Den Haag 21-10-1629[178]
ROELOF HENDIKSZ ROONTOORN (ROEIJENTHOOREN, ROODENTOORN, ROONTOOREN), ovl. 1629-1645.
ONA 's-Gravenhage
Tekst nog opzoeken
Anneken Smulders, wed. van Jan van der Meulen, 4-10-1630, inv. nr. 24, f 155v, Nots. JvdL
Anneken Smulders, wed. van Roelant Hendricksz Roeijenthooren, test., 18-1-1645, inv. nr. 41, f 25, Nots. LK
Anneken Smulders, wed. van Roelant van Roodentoorn, 23-7-1647, inv. nr. 20, f 612, Nots. GvW
Anneken Smulders, wed. van Roelandt Roontooren, 20-10-1648, inv. nr. 205, f 85, Nots. GSvL
ONA 's-Gravenhage
Tekst nog opzoeken
Bartholomeus van der Meulen, Pieter van der Meulen, Anneken van der Meulen vrouw van Bastiaen van Maesijcq, 11-12-1651, inv. nr. 312, f 67v-72v, Nots. AvA
Pieter van der Meulen, schoenmaker, get., 18-1-1652, inv. nr. 250, f 53, Nots. ThvL
Pieter van der Meulen, schoenmaker, gehuwd met Marijtgen Pouwels van Sevenhuijsen, 26-3-1654, inv. nr. 121, f 71v, Nots. PvG
Pieter van der Meulen, man van Maertge van Sevenhuijsen, 22-9-1655, inv. nr. 108, f 329, Nots. PvG
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, get., 1-1-1656, inv. nr. 207, f 170v, Nots. GSvO
Pieter van der Meulen, man van Marya van Sevenhuijsen, wed. van Cornelis Hacquard, 2-6-1656, inv. nr. 214, f 162, Nots. JvdV
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, 14-11-1657, inv. nr. 218, f 275, Nots. JvdV
Bartel en Pieter van der Meulen, schoenmaker, 8-5-1658, inv. nr. 85, f 76, Nots. PvG
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, huurder, 14-9-1660, inv. nr. 618, f 14, Nots. JU
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, man van Maertje v.d.... , 2-2-1662, inv. nr. 618, f 312, 328, 406, 483, Nots. JA
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, Janneken en Bartholomeus van der Meulen, 6-8-1663, inv. nr. 619, f 99, 110, 186, 195, Nots. JW
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, 25-4-1664, inv. nr. 469, f 53, Nots. JG
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, 28-4-1664, inv. nr. 619, f 238, Nots. JW
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker, en Maria van der Meulen echtelieden, 10-6-1669, inv. nr. 620, f 237, Nots. JW
Pieter van der Meulen, mr. schoenmaker in de Hoogstraat, en Johan van der Meulen mr. schoenmaker, 21-11-1669, inv. nr. 520, f 449, Nots. AG
ONA 's-Gravenhage
Tekst nog opzoeken
Anneke van der Meulen, 18-1-1645, inv. nr. 41, f25 Nots. LR
Anneke van der Meulen, dr. van Anneken Smolders, 4-10-1630, inv. nr. 24, f155v, Nots. JNdL?
Bartholomeus van der Meulen, Pieter van der Meulen, Anneken van der Meulen vrouw van Bastiaen van Maesijcq, 11-12-1651, inv. nr. 312, f 67v-72v, Nots. AvA
1282. JOOST JANSZ VAN DER ELST, ovl. 1642-1648, schoenmaker (1635, 1636), schoenverkoper, wonende op de Gracht (1635) te Den Haag (1636), woont in Den Haag op de Gevolde Gracht,[180] mr. schoenmaker, vermeld 1635-1642, wonend in de Caterstraet aen de noortzijde betaalt klapwakersgeld (1642),[181] doopget. (1644), otr./tr. 2o Delft 5/20-1-1636 CATELIJNTGE GILLIS, ovl. 1668/69?, jongedochter wonend in de Vlamingstraat te Delft (1636), woonde later te Delft, tr. 1o voor 1615
1283. NEELKEN CORNELISDR VAN EMMERIK, ovl. vóór 1635.
Joost van der Elst, out schoenmaker op het Speuij aen de westzijde betaalt klapwakersgeld te 's-Gravenhage (1642).[182]
Joost van der Elst, schoenlapper in de Corte St. Jacobsstraet aen de oostzijde, betaalt klapwakersgeld te 's-Gravenhage (1642),[183]
Joost Jansz van der Elst, wonend in de Caterstraet aen de noortzijde betaalt klapwakersgeld (1642),[184]
ONA 's-Gravenhage
Tekst nog opzoeken
Joost van der Elst, schoenverkoper, wednr. van Neeltien Cornelis, wonende op de Gracht, 19-12-1635, inv. nr. 33, f 341, Nots. LK
Cathalijntken Joostendr van der Elst, en Jan Joosten van der Elst, zn. van Joost van der Elst, 19-12-1635, inv.nr. 33, f341, Nots. LR
Joost van der Elst, oude schoenmaker, get. 3-5-1635, inv. nr. 129, f 60v, Nots. JdV
Joost Jansz van der Elst, getuige, 9-9-1640, inv. nr. 14, f 174 en 116, Nots. GvT
Joost Jansz van der Elst, 24-3-1642, inv. nr. 39, f 88, Nots. LK
Joost van der Elst, 28-12-1642, inv. nr. 133, f 231v, Nots. DvSch
Joost Jansz van der Elst, sal. man van Cathalina Gillisdr, 19-7-1648?, inv. nr. 58, f 191, Nots. AvdD
Joost van der Elst zal. geh. met Catharina Gillis, 9-1-1661, inv. nr. 199, f 148,149,345,482, Nots. TS
Joost van der Elst zal., 31-1-1661, inv. nr. 562, f 246, 248, 260, Nots. CvdB
Joost Jansz van der Elst, 9=7-1664, inv. nr. 147, f 342, Nots. DvSch
Joost van der Elst zal. man van Catharijntge Gillis, 5-11-1667, inv. nr. 200, f 188, Nots. FSch
Joost van der Elst zal. man van Catharijntge Gillis, 30-7-1668, inv. nr. 200, f 246, Nots. FSch
Joost van Elst, get. 12-4-1669, inv. nr. 620, f 235v, Nots. JW
Joost van der Elst man van Catharina Gillis, beide zal. te Delft, 5-5-1669, inv. nr. 200, f 305, Nots. FSch
Joost Jans van der Elst, 22-10-1670, inv. nr. 582, f 89, Nots. PnP
COMMENTAAR(¥) Zij zou identiek kunnen zijn met de Catrine ged. Naaldwijk 26-2-1612 als dochter van Joost van der Elst te Honselersdijk.[185] |
Jan van der Elst in de Caterstraet aende zuijtzijde betaalt tweemaal klapwakersgeld te 's-Gravenhage (1642). [187]
ONA 's-Gravenhage
Tekst nog opzoeken Cathalijntken Joostendr van der Elst, en Jan Joosten van der Elst, zn. van Joost van der Elst, 19-12-1635, inv.nr. 33, f341, Nots. LR
Jan Joosten van der Elst, 2-12-1636, inv. nr. 8, f 396, Nots. JAvW
Jan Joosten van der Elst, oud-schoenmaker, 3-2-1638, inv. nr. 94, f 10, Nots. PvG
Jan Joosten van der Elst, 4-6-1638, inv. nr. 8, f 507, Nots. JAvW
Jan Joosten van der Elst, oudschoenmaker, get. 29-7-1638?, inv. nr. 150A, f 25-35v, Nots. PV
Jan Joosten van der Elst, oud 24 jaar, "outschoenmaecker", 25-3-1639, inv. nr. 15, f 182, Nots. HM?
Jan Joosten van der Elst, 10-7-1643, inv. nr. 195A, f6, Nots. AB
Jan Joosten van der Elst, 16-7-1647, inv. nr. 204, f337, Nots. GJvO
Jan Joosten van der Elst, schoenmaker, verkooper 20-8-1648, inv. nr. 192, f 282, Nots. SK
Jan Joosten van der Elst, schoenmaker, 28-11-1650, inv. nr. 103, f 335, Nots. PvG
Jan Joosten van der Elst, get., 17-9-1667, inv. nr. 555, f 90, Nots. RvdN
Jan Joosten van der Elst, get., 23-1-1669, inv. nr. 520, f 32, Nots. AG
Ongeplaatste Fragmenten Van der Elst |
7-7-1588. Joost van der Elst van Dordt wordt poorter te Delft. [188] Willem Jansz van der Elst begraven Naaldwijk 12-7-1661. Volgens akte recht.arch. Honsholredijk 12-1-1655 is de boedel van wijlen Leendert Pietersz 't Hert schuldig aan Willem Jansz van der Elst,waard in Torenburch, de somma van elf gulden voor verteerde kosten.[189] Joost van der Elst, tr. Catharina Florisdr, dr. van Floris Willemszn en Heyltje Aertmuts wonende te Dordrecht.
|
1284. CORNELIS HOOGENBOOM, parentatie niet bewezen, tr. mogelijk
1285. CATHARINA NN.
Op 16-12-1668 testeerden voor notaris van Medemblick te 's-Gravenhage de echtelieden Lodewijk Renoy, koetsier van Jonker Jacob van Reygersbergen, heer van Couwerve en Krabbendijke, en Adriaantje Theunisdr Keyser ten behoeve van hun zonen, Antonie, Rutger en Adriaan. [196]
COMMENTAAR(¥)
Van deze Maria (Marijtie) van der Meulen wordt hier aangenomen dat zij de dochter is van Bartholomeus Cornelissen van der Muelen x Grietie Jans. Een alternatief ouderpaar is
Pieter Bartholomeusz van der Meulen (kw. nr. 320) x Helena van Waerden, uit wie
Maria Pietersdr van der Meulen, ged. geref. 's-Gravenhage Nieuwe Kerk 14-2-1668. Deze Maria zou dan op haar 18e jaar met Lodewijk Reijnooij gehuwd moeten zijn. Mogelijk maar minder waarschijnlijk. Bovendien treden er bij de dopen van de kinderen Reijnooij-van der Meulen geen 'Haagse' Van der Meulens op als doopgetuigen.
De veronderstelde vader Bartholomeus Cornelissen van der Muelen, ofschoon ook afkomstig uit Den Haag, kan vooralsnog ook niet in verband gebracht worden met Bartholomeus Jansz van der Meulen kw. nr. 640. We weten over hem het volgende: Bartholomeus Cornelissen van der Muelen, geb. 1632/33, beg. Amsterdam Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof 14-1-1663 ("Bartelomeues van der Muelen op Baltus Pat naest Grote Wijnvat, (laat) nae 2 kijnderen"), cleermaker, afkomstig van Den Haegh, woont in de Slyckstraet te Amsterdam (1659), otr. Amsterdam/Den Haag 18/26-1-1659 (zijn ouders doot, zij geast. met Jacobus Luts, haer vader (!)),[204] [205] Grietie (Margareta) Jans, afkomstig van Leiden.
|
1300. MELCHIOR EDIGIELLE (YDICELLE), geb. vóór ca. 1600, ovl. na 1654, boratwerker (1624), huw. get. (1654), woont op de Beestemarckt (1654) te Leiden, tr. 1o voor 1623 MARIA HASART, ovl. Leiden 14-12-1623 (in de vrouwen betersael van het Gasthuis), wellicht dr. van Guillame Hasart, poorter van Leiden sept. 1582 als backer van Belle,[214] tr. 2o Leden geref. 8-3-1624
1301. LOUWERENSE BREYNE (BRAINE), geb. vóór ca. 1600, ovl. na 1650, woont op de Beestemarckt (1632), op de Nyeuwe Varckemarckt (1636),
doopget. (1625..1650),
tr. 1o voor 1618
GO(U)TIER (GONTIE(U)R, GAUTIE) MO(U)TON, ovl. 1622-1624, woont op de Oosterlingplaats (1618),
doopget. (1620).
COMMENTAAR(¥) Bij de huwelijken van deze kinderen gebruiken ze de naam Edisel. Deze naam kunnen ze echter ook als voorkinderen van Louwerense Breyne hebben aangenomen. |
COMMENTAAR(¥) Reureij Breijne, wed. Laurence Braine, haar moeder? Hoe zit dat precies? |
COMMENTAAR(¥) "haar moeder", kennelijk haar stiefmoeder! |
1303. LOUYSA (LOUYSGE) LE PAR/PER (LEPER, ook LE FEVRE!), geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1662, woont in de St. Aechtenstraet (1654..1662).
Fragmenten Le Per | |||
Louysa le Par/Per (kw. nr. 1303) is mogelijk identiek met:
Loyse le Pierre, weduwe van Bernart Fovarcque, wonend in de Fockersteech (1636), otr. Leiden geref. 8-2-1636 (get. voor haar Mary Tronsau, haar nicht wonend in de Fockersteech, voor hem Franchoys Joly, haar bekende wonend in de Haerlemstraet bij de Fusteynhal, NB De geboden zijn geroyeerd, de bruid is nog geen 6 mnd weduwe) Gille Henry, weduwnaar van Baertgen Willemsdr, wonend in de Haerlemstraet bij de Fusteynhal (1636). Daarmee is het waarschijnlijk dat zij verwant is aan een van de onderstaande naamgenoten Le Per. Dit is vooralsnog echter onbewezen.
Ia. Daniel de Per (le Paer), tr. Leiden
Magdalena Plouie.
IIa. Jean le Per/Peer/Pair, ged. Waals Leiden 1-3-1607[215]
kammer,
woont op de Nieuwe Beestenmart (1626),
otr. 1o voor 1622
Marie Favarcque, ovl. Leiden voor 1626.
otr. 2o Leiden 10-6-1626
Pirrone de Halewijn, geb. Tourcoing, woont op de Nieuwe Beestenmart (1626).
|
1304. JACOB JORI(J)SZ VAN DE(R) KELDER(¥), geb. Leiden vóór ca. 1610, ovl. tussen 1675 en 11-10-1677,[228],
fusteinvolder (1633), fusteinzwartverver (1652),
schipper op Haerlem (1674, 1675),
betaalt wonend op Nieuwmaren te Leiden, ƒ 0-4- Klein Familiegeld (1674),[229]
doopget. (1627..1665), huw. get. (1664, 1675),
treedt op als gemachtigde van zijn vader (1651),
wonend op Nieuwmaren te Leiden (1663..1674), Langegraft (1675),
otr. Leiden geref. 18-11-1633 (get. Pieter Arentsz van Kegelenberch, zijn oom, "de bruidegom heeft attestatie overgeleverd" (van Voorburg?))
1305. (E)LYS(A)BETH CLAESDR (VAN TOL), geb. Voorburg vóór ca. 1615, ovl. tussen 14-9-1674 en 11-10-1677, doopget. (1657, 1665),
huw. get. wonend op de Langegraft (1669).
COMMENTAAR(¥) Is er een verband met Anna van de Kelder, beg. Den Haag 10-6-1674, dr. van de klokkenmaker Jan Jacobsz van de Kelder, uit wier relatie met Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau etc. geboren werd Carel Maurits, bastaard van Nassau, geb. na 27-2-1616, ovl. voor 14-9-1646 (waarsch. te Antwerpen)? [230]. |
Op 9-8-1652 verzoeken Frederik Wevel, Arent Jorisz van de Kelder en Jacob Jorisz van de Kelder, fusteinzwartververs, aan het gerecht van Leiden, hun toe te slaan de winst uit de gemeene bus uitsluitend tusschen hen te verdeden, daar hun confrater Jan Leendertsz Overmeer sinds lang geen diensten meer aan de nering bewijst. Het verzoek wordt toegestaan.[231]
Huurcontract te Leiden: Op 12-8-1673 compareren Pr. Willems, schoenmaker wonende tot Warmond als verhuijrder ter eene, ende Jacob Jorisz van der Kelder, schipper op Haerlem, wonende binnen deser stede, als huijrder ter andere sijde, mij notaris wel bekent, ende bekende sijl(ieden)verhuijrt ende gehuijrt te hebben sekere huijsinge ende erve staende ende gelegen binne deser stede op de Langegraft ende dat voor de tijt van drie jaren inne teg gaen op de eersten meij aenstaende van den jare 1674 ende eijndende te selve dage van den jare 1677 ende jaerlijks om tweentagtig gld. ende tien stuivers te betalen alle 1/4 jaer een geregt vierdepart van een geheel jaer huijrs, ider verschijndag precijs, met conditie dat de verhuijrder tselve huijs glas ende dak digt sal opleveren, ende sal de huijrder 'tselve huijs metten uitganen van de huijr weder glas digt moeten opleveren, dog de glasen die van buijten innegeslag(en) werden sal de verhuijrder, moeten betalen, alles ter goeder trouwe sonder bedrog, onder verbant als naar regten, consenteeren hier van aen wedersijde acte in forma. Aldus gedaen ende verleden ter comptoire mijn notaris staende op de Oude Maren present de ondergesch. getuijgen. W.g. Peeter Willems Schoenmaecker, Willem Leopoldus, Jacob Jorijsz van der Kelder, Cornelis Verbeek Cornelisz. [232]
![]() |
Handtekening van Jacob Jorijsz van der Kelder (ca. 1610 - 1675/77) onder bovenstaand huurcontract van 12-8-1673.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1676: Claes van Tol, metselaar, getrouwd met Maertje Jans van Blijcklant. [234]
1676: Claes Tol [235]
1306. ANTHOINE (ANTHONY) DE LA CROIX (CROY(X))(¥), geb. vóór ca. 1615, ovl. 1643-1661, kammer, afkomstig van Waterloop, wonend op de Langegraft (1637), doopget. (1629, 1648, 1656, 1657, 1659), otr. Leiden geref. 12-2-1637 (get.voor hem Samuel de Roy, zijn neef wonend in de Santstraet, voor haar Maria de Tombe, haar zuster wonend op de Hogewoert),[236]
1307. MAGDALEINE (MAGDALENA) DE(S) (DEL) TOMBE(¥), geb. vóór ca. 1610, ovl. 1661-1665, afkomstig van Bondu, wonend in de Meutgenssteech (1627),
op de Beestemarct (1637),
op de Gaernmarckt (1658),
in de Haerlemstraet (1661),
otr. 1o Leiden geref. 8-4-1627 (get. voor haar Marij del Tombe, haar zuster wonend bij de Jan Vossenbrug, en Marij Plantefebers wonend in de Meutgenssteech, voor hem Guillame de Buijnge, zijn broer wonend bij de Zijlpoort, en Pieter le Mair wonend op de Langegraft)
PASSCHIER DE BEUNJE (BUYNGE), ovl. 1627-1637, kammer, afkomstig van Templeu bij Doornic, wonend op de Verckemarct (1627),
otr./tr. 3o Leiden/Valckenburch Waalse Kerk 31-3/18-4-1661 (get. voor haar Mary del Tombe, haar zuster wonend op de Langebrugge, voor hem Jaecq de Mortier, zijn zwager wonend op de Langegraft) haar zwager
ANDRIES CATHOIR, ovl. 1665-1670, wednr. van Cathalyna Beunge,
wonend op de Nieuwe Mare (1661, 1665),
als Andries Catoor buurtheer van de buurt Breekhoven te Leiden (benoemd 28-5-1654 tot 1670 wegens overlijden),
[237]
Hij hertr. Leiden Waals 6-3-1665 Cathalyna del Ruw, wed. van Jaecq Mortier,
wonend op de Langegraft.
COMMENTAAR(¥) Een Antoni de Croi kammer, afkomstig van Waterlo, otr. Leiden geref. 2-7-1625 Mary Payen, afkomstig van Arras. Dit zou een eerder huwelijk van hem kunnen zijn. |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1626-1631: Passchier del Beugne [238]
1630: Magdalena des Tombes [239]
Fragment Beunje |
Ia. NN Beunje, tr.
Martijne des Obry, huw. get. wonend op de Varckenmarct (1627), op de Nieuwen Maren (1635).
Hieruit:
IIa. Passchier de Beunje (Buynge), ovl. 1627-1637, kammer, afkomstig van Templeu bij Doornic, wonend op de Verckemarct (1627),
otr. Leiden geref. 8-4-1627 (get. voor hem Guillame de Buijnge, zijn broer wonend bij de Zijlpoort, en Pieter le Mair wonend op de Langegraft, voor haar Marij del Tombe, haar zuster wonend bij de Jan Vossenbrug, en Marij Plantefebers wonend in de Meutgenssteech)
Magdalena del Tombe, geb. vóór ca. 1610, ovl. 1661-1665, (zie kw. nr. ⇒ 1307 hierboven).
|
COMMENTAAR(¥)
Is er verband met Henri del Croix tr. Barbara del Forge
of
Guillaume del Croix tr. Maya Jacobs Ciseur.[242]
Is er verband met de volgende poorters van Leiden (1576-1603)[243] : Andries de Croys, Franchois de Croys, van Alveringen, Geleijn de Croys, van St. Pol, Guillaume de Croys? Philips de Croy, vul aan Prom. 15 p130 Jean del Croy, ged. Waals Leiden, 21-6-1637, wolkammer, zn. van Rafael del Croy en Catalina del Forge, tr. Leiden Catelijne le Dru.[244] Rafael ex Jean Delacroix x Catherine de Livregnies. [245] |
COMMENTAAR(¥)
Jacob de Beunge in het Gasthuisvierendeel, schoolmeester, ƒ 0-2- Klein Familiegeld (1674).
meester Jan de Beunge, op de Hogewoerd, schoolmeester, ƒ 0-2- Klein Familiegeld (1674). Gijsbert de Beungie, in Noord-Rapenburg, backer, ƒ 0-1- Klein Familiegeld (1674). Abraham de Beunje, op Nieuwmaren, timmerman, ƒ 0-1- Klein Familiegeld (1674). [246] |
COMMENTAAR(¥)
Is er verband met :
Pieter Del Tombe, afkomstig van Turcoingen bij Rijssel, wolcammer otr./tr. Leiden (schepenen) 15-9-1618/3-2-1619 Anna Sparre, afkomstig van Engelandt. |
COMMENTAAR(¥)
Abraham de Croy, op Zuid-Rapenburg, warmoesier, ƒ 0-1- Klein Familiegeld (1674).
Philip de Croy, in het Vleeshuis, boekdrukker, ƒ 0-1- Klein Familiegeld (1674). Salomon de Croy, op West-Nieuwland, taback en brandewijnvercooper, ƒ 0-1- Klein Familiegeld (1674). Philip del Croy, op Oost-Nieuwland, greinwerker, ƒ 0--6 Klein Familiegeld (1674). Hester la Croy, op West-Marendorp landzijde, coordewinckeltge, ƒ 0--6 Klein Familiegeld (1674). |
1310. NN (GOIS?), tr. vóór ca. 1605
1311. NN RAUSSOU, heeft een ongehuwde zuster Jeanne Raussou.
1312. GERRIT JANSZ VAN DER BYE(¥), ovl. na 1697, compareert te Heenvliet 11-12-1693,[247] belender te Heenvliet in de Ring van het Marktveld (1696), otr./tr. 2o Abbenbroek/Heenvliet kerkelijk 2/16-6-1680[248] MAERTJE JANSDR, ovl. vóór 1697, wed. van Jan Gerritszn Sneeuw, met wie zij compareert te Heenvliet 27-10-1673.[249]. Zij is mogelijk een dr. van Jan Cornelisse Hodenpijl, schepen te Heenvliet (1659).[250]. Hij tr. 1o
1313. MAERTIE(N) HENDRICKSDR VAN RIJ, ovl. vóór 1694.
COMMENTAAR(¥) Is er verband met Vincent Jansz van der Bie, die beleend wordt met 2 gemet land in Bornesse (Heenvliet) 21-3-1603, dat overgaat 24-2-1615 op Jan van der Bie te Den Briel na de dood van Vincent (1610/1611).[251] |
COMMENTAAR(¥) Het is onzeker of zijn eerste huwelijk blijkt uit de huwelijksaantekening (te Geervliet?/Heenvliet?) : "13-3-1644 Gerrit Janszn Bakker, j.m. van Bommel tr. (...Hendrik...) j.d. van Heenvliet" [252]. De slecht leesbare naam van de vrouw zou dan identiek moeten zijn aan kw. nr. 1313. |
Op 28-4-1694 transporteren Pieter Wildenboer, schout van de Nieuwe Goote, Jacob Gerritsz van der Bije, Jan Arens Roggebroot en de heer Stopman, samen executeurs van het testament van Jan Gerritsz van der Bije en Maartgen Hendriks van Rij, [253]
- aan Adriaan van der Eijk 3 G 144 1/2 R onder Abbenbroek in de Bieshoek nr. 17.
- aan Cornelis Gerritsz Schordijk 2 G 113 R onder Abbenbroek op de Vlieger nr. 45, belast met ƒ 6 per jaar tbv. van de H. Geestarmen van Abbenbroek.
- aan Pouwelis Cornelisz 2 G 93 R onder Abbenbroek in de Vlieger nr.46.
- aan Heijndrik Dirksz van der Meer een woning, wagenschuur en ovenkeet en twee boomgaarden, samen 1 G 142 R in de Abbenbroekse grond met Zuidland bedijkt nr. 9, belast met een mud tarwe jaarlijks voor de Armen v.Abbenbroek, nog 2 G 38 R waarop de woning staat aldaar nr. 10, nog 2 G 26 R wei nr. 11, 2 G 12 R nr. 12, 1 G 256 R nr.13 en 2 G 218 R nr.14.
- aan de heer (Dirk) Caperman, schout van Zuidland 5 G 216 R onder Abbenbroek in de Munnikenhoek nr.3.
- aan Dirk Caperman, schout van Zuidland, 4 G 114 R onder Abbenbroek in de Grootenhoek nr.10.
- aan de wed. van Cornelis Dirksz van der Houck 1 G 86 R onder Abbenbroek in de Bieshoek nr. 11.
Op 28-2-1697 transporteert Gerrit Jansse van der Bije aan zijn zoon Cornelis Gerritsz van der Bije, wonend in Heenvliet, 155 r. boomgaard in de Kerkhoek nr. 8, belend: o. de boomgaard van Maertie Jans, w. de Kerkweg, n. de Ou de Kulck, z. de boomgaard van de pastorie van Heenvliet, voor 260 g. Cornelis Gerritsz neemt in mindering van voors. som tot zijn last te betalen aan de diaconiearmen van Heenvliet 150 g., die de diaconie op deze boomgaard sprekende heeft volgens een schuldbrief van 28-4-1669. Met de rest worden andere schulden van Gerrit Jansz betaald. [254]
2 gemet 77 roeden land in de Zuythouck van de Ee te Heenvliet, leenroerig aan Heenvliet :
Op 3-11-1697 Andries Ariensse Vlielander oud 14 jaren. Hulde door zijn vader Arie Andriesz. Vlielander, die het leen heeft gekocht, nadat het door de erfgenamen van Maertje Jans, weduwe van Jan Gerrits Sneeuw, is verlaten.[255]).
Indien de doopgetuige Jan Corneliszn hier inderdaad de grootvader is dan zou hij identiek kunnen zijn met :
Jan Corneliszn, j.m., otr./tr. Heenvliet (schepenen) 27-5/10-6-1601 (get. zijn vader en voogd Cornelis Jansz) Aeltje Adriaens, wed. van Arris Senten, beide wonend te Heenvliet.[257]
1314. SIJBRANT ARENTSZ.
Er lijkt vooralsnog geen verband met Arie Bastiaansz Niemansverdriet uit wie kinderen gedoopt te Klaaswaal ca. 1665.[264]
1324. KORNELIS KORNELISZ (WAELBOER)(¥), geb. vóór ca. 1640, tr. vóór ca. 1665
1325. MAARTJE PIETERS KNOOP.
COMMENTAAR(¥) Zie ook Ref. [265] |
Op 7-12-1692 compareert Pieter Cornelisz Waelboer, weduwnaar van Jannetje Willems. Hun kinderen zijn Maertje Pieters en Willempje Pieters Waelboer. De moederlijke grootmoeder is Aeltje Ariense weduwe van Willem Hendriks Cerckboer, geassisteerd door haar zoon Heijndrick Willemse Cerckboer. Zij passeren 7-12-1692 akte van uitkoop voor schout en schepenen. Bij mondige dagen zouden de kinderen ieder een zilveren ducaton ontvangen. [270]
Op 28-7-1716 geeft Pieter Cornelis Waalboer een volmacht aan Jan Cloeck om een obligatie te verkopen die hij gemeen heeft met andere erfgenamen van Hugo Knoop, overleden, ten name van schout en gerechte van Bleskensgraaf van 25-9-1672, groot ƒ 1000,0,0.[271]
Pieter Waalboer is in zijn ziekte verzorgd door de dochter van Neeltie Buijnis van 2-12-1719 tot 20-1-1720, waarvoor de heilige geest armen betaalt ƒ 3,16,0.[272]
Pieter Waalboer wordt wekelijks bedeeld door de heilige geest armen a 15 st. van 14-1-1719 tot 29-2-1721, totaal ƒ 84,15,0. [273]
1344. PIETER JACOBSZ VAN DER JACHT, geb. 1599/1600, ovl. 1654-1659, visser (1629, 1634) en
stierman (1641, 1643) te Maassluis, koopt 29-12-1656 een eigen graf nr. 112
in de Grote Kerk [275],
vermeld in notarieel archief Maassluis 24-3-1651, 1-4-1666 (dan overleden),[276]
tr. Maassluis 14-5-1628
1345. MAERTJE GOVERTSDR VAN WIJN, beg. Maassluis Grote K. (graf nr. 210) 5-3-1682 [277]
[278]
, tr. 1o Maassluis 3-5-1626
COENRAET ENGELSZ BOCXHOORN, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1627 (verdronken in zee), visser,
wednr. van Jannitgen Cornelisdr. van der Swaluw.
zn. van Engel Leendertsz Bocxhoorn en Neeltgen Huijgen (zie
⇒ Fragment Genelogie Boxhoorn nr. IIIe
).
![]() | Wapen Van Wijn : In goud een beurtelings gekanteelde zwarte dwarsbalk vergezeld van boven vier en beneden drie bijen. Helmteken : een vlucht [279]. |
vul aan Prom. 17, p 345 Teunis Jacobsz van der Jacht.
Weeskamer Maassluis:[280]
Pieter Jacobsz van der Jacht
7-10-1642 inv. nr. 4, f. 68v
21-11-1653 inv. nr. 5, f. 75
28-4-1655 inv. nr. 5, f.106v
16-5-1659 inv. nr. 5, f.171v
Maertgen Gover(t)sdr van Wijn
7-10-1642 inv. nr. 4, f. 68v
16-5-1659 inv. nr. 5, f.171v
Weeskamer Maassluis:[281]
Coen Engels
26-4-1625 2, f. 45
21-5-1625 2, f. 47v (visser, wednr. v. Jannetge Cornelis)
zaliger Coenraet Engels 14- 4-1627 2, f. 84 geh. met Maritgen Govers
Op 28-3-1643 verklaren de zwagers Willem Govertsz van Wijn, stierman op een hoekerschip, oud 24 jaren en Pieter Jacobsz van der Jacht, bootsgesel, oud 42 jaren, dat op 5-12-1642 een schip verloren is gegaan "naer huys seijlende van Fransois Schot capiteyn uit Vlaenderen sijn genomen, den welcken het schip in de gront doen hacken hebbende haer deposanten alle heeft medegenomen ende tot Duynkercken in de gevancknisse heeft doen brengen." [282].
Op 12-12-1641 komen voor in een Attestatie te Maassluis: Pieter Jacobss van der Jacht stierman, oud 41 jr., en zijn vennoot Gerrit Claess, oud 19 jr. [283]
Op 14-3-1682 vindt te Maassluis boedelscheiding plaats van Maertje Goverts van Wijn echtgenote van wijlen Pieter Jacobszoon van der Jacht, stuurman. Er zijn 4 kinderen : NN Pieters van der Jacht =Barber, huisvr. van Job Jorisz Swartewaal, Jacob Pietersz van der Jacht, NN Pieters van der Jacht =Sara (mogelijk gehuwd met Willem Gerritsz Haringman), Ermpje P. Scharp en Pieter P. Scharp, kinderen van Maertje Pieters van der Jacht, en verder? Jan Joris NN. Reden van de opmaak: het overlijden in 1680 van JPvdJ, visser beroep: 1/2 kap. Boedelbeschrijving : 1 huis gelegen aan de noordzijde van de Zuidvliet, 1 huis(en erf) gelegen aan de westzijde van de Hoogstraat, obligaties ter waarde van ƒ 578.90, geld ter waarde van ƒ 190.00. In het voorhuis: 2 schilderijtjes, 8 aardewerken schotels, 1 bruine kast, 2 stoelen, 3 blauwe zitkussens, 1 paars zitkussen, zeven stuks aardewerk op de kast, 1 geverfde bank. In de keuken: 1 bed, 1 peluw, 2 dekens, 1 beddekleed, 2 blauwe gordijnen, 1 rabat, 1 blauw schoorsteenkleed, 6 schilderijen, 6 stoelen, 1 bankje, 1 kapstok, 18 schotels, 6 tafelborden, 3 pulletjes, 2 koppen, 1 spiegel, 1 achtkantige tafel, 1 ronde doos, 1 geverfd kastje, 1 bierkan, 4 zilveren lepels, 1 zilveren ketting met een haakje, 19 pond garen, 2 pond vlas, 1 paars schortekleed, 2 blauwe schortekleden, 4 mutsen, 7 halsjes, 18 halsdoeken, 18 zakneusdoeken, een webbe van 30 ellen wit linnen, een webbe van 10 ellen wit linnen, 1 naaikussen, 1 nachtmantel. Op de zolder: 1 bed, 1 peluw, 2 hoofdkussens, 2 dekens, 1 beddekleed, 2 gordijnen, 1 rabat, 5 klerenstokken, 1 koperen wasketel, 1 koperen asketel, 1 koperen potje, 1 koperen schuimspaan, 1 ijzeren hangijzer, 1 beugeltouw, 1 tang, 1 asschep, 1 koekepan, 1 kandelaar, 2 oude linnen lakens, 25 linnen slaaplakens, 22 linnen slopen, 6 linnen slopen, 2 linnen tafellakens, 5 vierkante linnen tafellakens, 32 linnen servetten, 5 linnen hemden, 3 mantels, 2 rokken, 3 schorten, 2 rijglijven, 3 schorten, 4 steekmutsen, 2 mopmutsen, 2 linnen mutsen, 1 zilver hoofdijzer, 10 hemden, 2 kousen. Verder zijn er de volgende schulden wegens doodskist ƒ 7.00, wegens kleed ƒ 8.45, wegens maken van graf f4.90, wegens vlees ƒ 11.35, wegens zalm ƒ 11.30, wegens bier ƒ 7.85, wegens suiker en kaken ƒ 12.10, wegens boter en kaas ƒ 5.35, wegens brood ƒ 4.05, wegens huur van tin ƒ 2.65, doodschuld ƒ 14.10, wegens afleggen ƒ 8.30, wegens braad en vlees ƒ 0.90. Totaal der schulden ƒ 152.80. [284]
COMMENTAAR(¥)
In Ref. [287] krijgt Barber Pieters van der Jacht noog een vierde huwelijk:
Maassluis 20-2-1707 met
Pieter Lambregtsz Bogaart. Dit lijkt onmogelijk gezien haar ovl. in 1699. Bij dit huwelijk staat ook niet dat zij weduwe is hetgeen bij haar voorgaande twee huwelijken wel het geval was.
verder is ook bekend: Weeskamer Maassluis:[288] |
Weeskamer Maassluis:[292]
Sara Pietersdr van der Jacht
10-9-1683 inv. nr. 8, f.156
26-10-1696 wede. v. Job Eliass de Kryger, viskoper, eerder wed. van Willem Gerritss Haringman inv. nr. 9, f.129v
Weeskamer Maassluis:[296]
Pieter Jacobsz van der Jacht
7-10-1642 inv. nr. 4, f. 68v
21-11-1653 inv. nr. 5, f. 75
28-4-1655 inv. nr. 5, f.106v
16-5-1659 inv. nr. 5, f.171v
Weeskamer Maassluis:[298]
28-4-1655 Trijntge Pietersdr van der Jacht, inv. nr. 6, f.106v
1346. JAN JANSZ (VAN WILLIGEN??)(¥), tr. vóór ca. 1635
1347. MACHTELT VOLCKERS VAN ERCKELENS, geb. vóór ca. 1615, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk 21/27-9-1676 (graf nr. 207) [299], tr. 2o vóór ca. 1645
GIJSBERT BAERENSE LANGERACK(¥), geb. 1616/7, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk 3/7-12-1690 (graf nr. 207) [300], wordt ook genoemd Gijsbert van Schoonhoven, wanneer hij dit graf koopt op 29-7-1661,
vermeld in notarieel archief Maassluis 1661-1663,
[301]
kaasverkoper (1663).
COMMENTAAR(¥)
Is er verband met Mr. Heijndrick Hendricxz van Willigen, advocaat voor den Hove van
Holland (1624),[302]
schepen van Delft ( 1620),[303], wiens zegel is : een diagonaal
geplaatst zwaard, gevest in de rechteronderhoek?
of met Catharina van Willigen, wed. van wijlen Robbrecht van den Bergh, te Maassluis 1644[304] of met een geslacht Van Willigen te Rotterdam/Delft, waarin diverse naamdragers Jan die in aanmerking zouden kunnen komen als kw. nr. 1346. |
COMMENTAAR(¥) Is er een verband met Gijsbert (van Langerack te Nieuwpoort.[305] |
![]() | Wapen Van Erckelens : Drie vierbladige rozen 2 en 1 geplaatst.[306] |
Weeskamer Maassluis:[307]
Machtelt Volcker(t)sdr
18-10-1664 6, f. 21v
11-10-1666 6, f.129 Gysbrecht (Ghysbert) Barentsz Langera(c)k
..-..-1671 7, f.219v
1-11-1686 8, f.223v
2- 3-1691 8, f.323
Graf in de Grote Kerk van Maassluis :[308]
Hier leyt begraven Machtelt Volckers van Erckelens, de huysvrou van Gijsbert Barentsen Langerack gestorven den 21en September 1676 ende haer man Gijsbert Baerensen Langerack oudt 73 jaer is gestorven den 3en December anno 1690.
1348. ROMBOUT (ROMMER) ROMBOUTSZ VAN BESOYEN, geb. vóór ca. 1615, beg. Maassluis 19-3-1696, kagenaar (1642, 1643),
koopt 30-12-1664 graf nr. 33 in de Grote Kerk van Maassluis [313],
vermeld in notarieel archief Maassluis 1665, 1666 ("op de wip"?),
[314]
tr. 2o Maassluis 13-8-1665
ADA (ADEWIJ) PIETERS, ovl. 1665-1696, weduwe (1665),
tr. 1o Maassluis 22-1-1640
1349. NEELTJE GERRITS, ovl. 1653-1665, tr. 1o Maassluis 7-4-1630 BENJAMIN JACOBSZ (DE) HAAIJ, geb. 1610, ovl. 1638-1640, visser (1633). zn. van Jacob Engelbrechtsz de Haeij.
Op 25-4-1642 gaat Heyndrick van Besoyen met Adam Adriaans Corporaal en Rombout Rombouts van Besoyen, kagenaar, een maatschap van kapenaars aan. [315] [316]
Op 20-5-1643 gaat Rombout Romboutss van Besoijen, kagenaar, weer een contract aan. [317]
Weeskamer Maassluis:[318]
Benjamin Jacobs
24- 6-1620 1, f.153 (9 jr)
26- 4-1625 2, f. 44 (15 jr)
20- 3-1631 2, f.154v
zaliger Benjamin Jacobsz de Haeij
9-10-1638 3, f.154 geh. met Neeltge Gerrits
Rombout Romboutsz van Besooye,
17-12-1688 8, f.267
zaliger Rombout Romboutss Besoijen, laatst wednr. v. Adewij Pieters 23- 3-1696 9, f.108
Weeskamer Maassluis:[319]
Gerritje Romme van Bezoije
22-9-1685 inv. nr. 8, f.216
1350. SYMON CLAES (VAN DER SWET / APPENBRROCK?)(¥), geb. Maassluis vóór ca. 1620, scheepmaker (1638), tr. Maassluis geref. 4-7-1637
1351. JANNETJE JACOBS LEVERSTEYN(S), geb. Maassluis vóór ca. 1620, beg. Maassluis 16-8-1682, vermeld in notarieel archief Maassluis 1650, 1656.
[320]
COMMENTAAR(¥)
Is hij mogelijk verwant aan
vul aan Kron. 6 (1997) 194 2x Arent Jans van der Swet, die in 1631 in de Lier komt wonen "in de woning van Gerrit Willems", en uit wie mogelijk : a) Jan Arends van Sweth, b) Jannetje Arens van Sweth, beg. De Lier 1672/73 (impost fl 8,--) tr. Gerrit Gerrits, c) Wijven Arens van Sweth, beg. De Lier 1668/69 (impost f 8,--) [321]. of aan Cornelis Pieters van Sweth, tr. le Hilletgen Jansdr, tr. 2e Wateringen gerecht 15-4-1681 Barber Pietersdr. van der Houven (van Wateringen).[322] of Michiel Harmansz van der Sweth, geb. ca 1620, wonend te Overschie, ambachtsbewaarder van Schieveen, boer aan de Swetheul, ovl. 1668, tr. Overschie 30-10-1647 Neeltje Pieterse Ackersdijck [323], zn. van Harman Michielsz (van der Swet), geb. Overschie ca . 1572, wonend te Schieveen, ambachtsbewaarder van de 64 hoeven, ovl. na 23-4-1651 en Ariaantje Dircxdr. van Dijck etc. of Jan Rijers van der Swet, schoolmr., wordt 7-4-1731 het weeshuis te Maassluis uitgezet wegens dronkenschap en onbehoorlijk gedrag.[324] Mattheus Pieterse van Swet, j.m., otr/tr. Maasland 28-4/20-5-1691 Pietertje Claes van der Cijs beide won. Maasland. Paulus Pieterse van Swet, j.m., otr/tr. Maasland 30-10/15-11-1693 Aeghje Cornelis Beresteyn, wed. beide won. Maasland. |
Weeskamer Maassluis:[325]
Jannetje Jacobsdr Leversteyn
7- 7-1673 7, f.328
Simon Claesz Appenbrouck/-broeck
7-10-1664 6, f. 15
8-10-1664 6, f. 19
7- 7-1673 7, f.328
COMMENTAAR(¥)
De beide volgende personen die soms ook de achternaam Van der Swet voeren lijken zoons te zijn van Sijmon Huijbrechts Vockestaert, vermeld in notarieel archief Maassluis (1650-1652):[326]
|
1352. WILLEM ARIJ(A)ENSZ (ARENTSZ) BREUR, geb. 1612/13, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk 19-5-1660 (graf nr. 344) [330], koopt op 17-12-1652 dit graf in de Grote Kerk,
ook genoemd als Willem Arensz van Opdam,[331]
reder en/of boekhouder te Maassluis, gecommitterde van de visserij (1640-1641)
en president (1642) van het college van de visserij te Maassluis
[332],
koopman (1650, 1659),
vermeld in 14 notarië akten te Maassluis 1650(dan 37 jr.)-1666 en van 1662-1664 als Willem Adrijaens Breur zaliger,[333]
tr. Maassluis juli 1636 (attestatie naar Vlaardingen 14-5-1636)
1353. WIJVE ROCHUS (VAN POMEREN), geb. Vlaardingen vóór ca. 1615, ovl./beg. Maassluis (impost) 25/26-1-1697, wordt vermeld als rechthebbende in een boedelscheidingsakte te Vlaardingen
17-7-1662 vanwege het overlijden van haar moeder [334].
![]() | Wapen Breur : Een zeilend schip, in een gedeeld schildhoofd I. een leeuw, II. een vogel. [335] Dit wapen komt voor op zijn grafzerk in de Grote Kerk te Maassluis. |
![]() |
Graf in de Grote kerk van Maassluis nr. 344 :[336]
D. G. H. T. W. A. B. (dit graf hoort toe Willem Ariensen Breur) Hier leyt begraven Aeltge Willems de dochter van Willem Aeriensen Breur sij sterf int jaer 1642 den 17 October en was ontrent out jaren ende haer vader Willem Aryensen Breur sterf den 19-7-1660 oudt 47 jaren. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Weeskamer Maassluis:[337]
Wijve Rochusz/Rochusdr
3-12-1664 6, f. 25v
2-12-1666 6, f.162v
Willem Arenss Breur wordt vermeld in twee notariële akten te Maassluis:
Akte van voogdij d.d. 12-10-1639, dan geh. met Wijve Rochus, zuster van Jacob Rochuss en Arij Rochuss, [338]
Attestatie d.d. 9-11-1639, dan koopman te Maassluis, oud 26 jr. [339]
In een akte van Procuratie d.d. 10-6-1644 wordt vermeld Wijvetje Rochusdr van Pomeren, geh. met Willem Adriaenss Breur. Zij is dr. van Aeltgen Pellen zaliger, haar tante is Anneke Pelle. [340]
Wijve Rochusdr van Pomeren komt voor in een tiental akten te Maassluis (1653..1666). [341]
In 1674 wordt de tuin van Wijve Rochus van Pomeren, wed. van Willem Adriaensz Breur, aan de zuidzijde van de Lange Boonestraat te Maassluis aangekocht ten behoeve van de bouw van het Hervormde Weeshuis aldaar [342].
COMMENTAAR(¥)
Vermoedelijk niet identiek met:
Arij Willemsz Breur, geb. 1672/73, beg. Maassluis 12-12-1731 (als Arij Wijllijmse Breuer, in Maasland, met kinderen), tr. Maassluis 24-3-1697 KLaasje Leenderts van Prooije. Weeskamer Maassluis:[352]
|
Weeskamer Maassluis:[353]
mr. Adryaen Breur
18- 3-1667 inv. nr. 6, f.224v
Een Adriaen/Arij Willemsz Breur wordt vermeld in enige tientallen notariële akten te Maassluis 1650-1665 en van 1664-1666 als Arij Willemsz Breur zaliger.[354] Is dat deze?
Op 23-3-1651 passeert te Delft een akte van insinuatie en protest. Het betreft o.a. Arijen Willemsz Breur, koopman te Maassluis, schuldenaar, en Joris van Aerden, houthandelaar, en schuldeiser. [355]
Op 23-3-1651 passeert te Delft een akte van insinuatie en protest. Het betreft o.a. Arijen Willemsz Breur, koopman te Maassluis, schuldenaar, en Joris van Aerden, houthandelaar, en schuldeiser. [356]
Op 23-9-1651 passeert te Delft een akte van insinuatie en protest. Het betreft o.a. Joris van Aerden, houtkoper, insinuant, en Arijen Willemsz Breur, koopman. [357]
Op 13-2-1668 bekent Rocus Breur, wonend te Maaslandsluis, schuldig te zijn aan Frans van Hurck, notaris en procureur te Delft. Mede genoemd Gerrit Jansz Noree, commissaris van de wagens van Delft op Rotterdam. [359] UITWERKEN!
1354. JAN WILLEMSZ SCHIM, geb. Maassluis, ovl. 1659-1663, zeilmaker wonend te Maassluis, testeert op 16-6-1636 met zijn vrouw Claesge Claes,[360]
vermeld als zn. van Wm. Jansz Schim zaliger, koopman te Maassluis, en Annitge Leendersdr in een overeenkomst d.d. 27-11-1636,[361]
zeilenmaker (1631..1656), koopt op 7-10-1656 graf nr. 364 in de Grote Kerk
te Maassluis [362],
vermeld in notarieel archief Maassluis 1656..1665 (in 1663 zaliger!),[363]
belender te Vlaerdingerwout (1659),[364],
otr. 2o Maasluis (attestatie 1650)
LIJSBETH LOUWEN, weduwe wonend te Maasland (1650),
tr. 1o Maassluis 12-5-1630 (zij onder patroniem)
1355. CLAESJE CLAAS TOUWE, geb. Vlaardingen, ovl. Maassluis 1648-1650.
![]() | Wapen Touw (van der Burch) : In goud een rode rechterschuinbalk.[365]. |
Weeskamer Maassluis:[366]
Jan Willemsz Schim
..-..-1649 4, f.147v (zeilmaker)
17- 8-1658 5, f.162
Claesge Claesdr Touw
..-..-1649 4, f.147v
Lysbeth Louwen
10-12-1681 8, f.112v
1356. PIETER (PETRUS) VAN WAESBERG(H)E(N), geb. Rotterdam 20-5-1599, beg. Rotterdam 6-11-1661, doopget. (1628..1646),
koopman (1627),
boekverkoper en boekdrukker te Rotterdam (1622-1661) op 't Steiger
by de Merckt (1634-1661), met als uithangbord
"In De Zwarte Klock" (1634-1650) en "In De gekroonde Leeuw" (1650-1661)
stadsdrukker te Rotterdam (1633-1652),
[368]
en drukker van het Ed. Mog. Coll. der Admiraliteit op de Maze,
belender, samen met meester Davit
(zie kw. nr. ⇒ 851 sub b), schoolmeester, met het huis
het "Swijnshooft" op het West-Nieuwland (1629),[369]
treedt op als medevoogd van de kinderen van Louris Lourisz (1640),
[370]
woont op de Delfsevaert (1660),
doopget. (1659, 1660),
otr./tr. 2o Rotterdam/Kralingen geref. 18-7/15-8-1660 (met attestatie van Rotterdam naar Cralingen) als weduwnaar afkomstig van Rotterdam
MARIA CORNELISDR. VAN T(H)UYL(L), j.d., afkomstig van Bommel, woont op de Delfsevaert (1660, 1662),
doopget. (1663).
Zij hertr. als zijn weduwe wonend op de Delfse Vaart Rotterdam geref. 25-6/18-7-1662 Samuel Langle(e) (Langke), j.m., afkomstig van Rotterdam, wonend op de Beeste Mart,
bij wie zij nog 3 kinderen krijgt.
Hij
otr. 1o Rotterdam geref. 10-5-1626 (met attestatie naar Enkhuizen),
otr./tr. 1o Enkhuizen 8-5/9-6-1626 [371]
1357. CATHARINA (CATELINA) LA VIE (VIA), geb. Enkhuizen 4-11-1602, ovl./beg. Rotterdam 25/26-1-1659, woont op de Brestraat te Enkhuizen (1626).
doopget. te Rotterdam (1628..1646), te Leiden (1632) en te Enkhuizen (1650).
![]() |
Voorpagina van de "Ordonnantie, Edict ende Ghebodt, Ons's Heeren des Koninghs, Op 't stuck van de Criminele Justitien, in dese Nederlanden", uitgegeven door Pieter van Waesberge (1599-1661), Ordinaris Drucker der Stad Rotterdam, op 't Steygher in de ghekroonde Leeuw, anno 1650
Bron : brochure "Anno 1590", uitg. drukkerij Van Waesberghe en Van Sijn, Rotterdam klik op plaatje(s) om te vergroten |
zoek op testament van Pieter van Waesberge
Op 6-7-1627 bevestigt Pieter van Waesberge, coopman, schuldig te zijn aan Isaac Quesne een bedrag van 400 gulden wegens geleend geld. [372]
Op 31-1-1630 verklaart Pieter van Waesberghen, 30 jr, op verzoek van Barent Arentsz, beiden Bouckvercooper te Leeuwaerden in Vrieslant(¥) dat hij, Pieter van Waesberghen in augustus 1628 aan Barent Arentsz enkele ongebonden boeken heeft verkocht voor 74 gulden. Hiervoor ontving hij een obligatie. Het bedrag is nog niet aan hem voldaan. Tevens verklaart Pieter van Waesberghen dat zijn zwager mr. Davidt van Hoogenhuysen met deze zaak niets uitstaande heeft. [373]
COMMENTAAR(¥) Uit niets blijkt dat Pieter van Waesberghen ook bouckvercooper te Leeuwaerden was. Hoe zit dat? ZOEK UIT
Op 2-2-1630 verkoopt Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, aan Cornelis Jansz Bosch, een huis en erve staande aan de zuidzijde van het Marckvelt, belend ten oosten Claes Matheeusz Verhoeven, ten westen Cornelis van Geel, waert in het Gouden Laecken, strekkende achter aan het erf van mr. Davidt van Hoogerhuysen. [374]
Op 25-4-1630 bevestigen Pieter van Waesbergen en zijn vrouw Catharina La Via of Lavia of Delavia, schuldig te zijn aan mr. David van Hoogenhuyse een bedrag van 1.200 gulden en verbinden als zekerheid hun vordering groot 3.000 gulden op Franchois Cornelisz de La Via te Enckhuysen. [375]
Op 30-6-1631 draagt Catrina Dupiere, weduwe van Jan van Waesbergen, alle uitstaande schulden in Brabant en Vlaenderen over, aan haar zoon Pieter van Waesbergen. Volgens machtiging gepasseerd voor Hendrick van Groynbergen, notaris d.d. 8 april verleden. Uitgezonderd is een aanspraak op Pieter van de Manacker. [376]
Op 7-10-1631 machtigt Heynrick de Leeuw, capiteyn, Cornelis van Crimpen advocaat, om het beslag dat Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, op zijn gage heeft gelegd, aan te vechten. [377]
Op 2-9-1632 heeft Adriaen van Asperen, wijncoper, aan Pieter van Waesbergen, coopman alhier tegenwoordig verblijvend in Antwerpen bij Jan van Cnobbaert, boeckvercoper wonende bij de Jesuwytekerck, met schipper Swart Thijsz acht vaten Franse wijnen gezonden om deze voor hem, tegen door hem vastgestelde prijzen, te verkopen. Hij machtigt nu Philips Heemssen, cruydenier wonende te Antwerpen, om aan Van Waesbergen te verzoeken het geld en de eventueel onverkochte wijnen aan hem over te dragen, zonodig met behulp van justitie. [378]
Op 15-2-1633 wordt verslag gedaan van een bijeenkomst op verzoek van Reynier van Percijn, raadsheer, in het huis van Adriaen Jansz Breetvelt, man van Annetgen Vrericxdr, waarbij ook aanwezig was Sara van Mistelen, vrouw van Percijn, bijgestaan door Pieter van Waesbergen. Zij meent nog geld tegoed te hebben van Annetgen Vrericxdr, maar haar man beweert dat de rekening geheel is voldaan. [379]
Op 8-2-1634 bekent Pieter van Waesbergen, boeckvercoper van het Steyger, 800 gld schuldig te zijn aan Anthonis Huygen Keyser. Borg is zijn broer Abraham van Waesbergen. [380]
Op 15-4-1634 dragen Jacob de Mars notaris alhier, mede namens zijn zwager Lodewijck Pijn, weduwnaar van Elysabet de Mars, alsook voor Grietgen de Mars zijn zuster, en procuratie hebbende van Lodewijck Pijn als voogd over Jan en Harmen de Mars zijn minderjarige broers, allen erfgenamen van hun ouders Jan de Mars en Cornelia Jacobsdr, over aan Pieter van Waesberghen, boekvercooper, een vordering van tachtig gulden op Jan van de Velde. De akte is opgemaakt in herberg het Swijnshoofd. [381]
Op 9-6-1634 ontslaan Arent de Vries, Jan van de Berch, Boudewijn van Berendrecht en Pieter van Waesbergen, ieder voor 1/8 deel, Frans van Bonchelwaert en Pieter Berckenij, ieder voor 1/4 deel, reders van het schip "de Grooten Nachtegael", de laatste 2 reders van de borgtocht van 22000 gulden, die zij aangegaaan zijn ten behoeve van de admiraliteyt. Capiteyn op het schip is Robbrecht Baerthouts Post van Delft. [382]
Op 19-6-1634 (de datum kan ook 9-6 zijn) sluiten Francoys van Bonckelwaert, Pieter Berckenij, ieder voor 1/4 deel, Arent de Vries, Jan van den Berch, Boudewijn van Berendrecht en Pieter Waesbergen, ieder voor 1/8 deel, reders ter vrije nering van het schip "de Grooten Nachtegael" een contract. Ieder zal zijn deel inbrengen en kan dit niet overdragen. Capiteyn op het schip is Robbrecht Baerthouts Post van Delft. Bouckelwaert wordt als boekhouder aangesteld. [383]
Op 8-2-1635 bekent Pieter van Waesberge, koopman, ƒ 648,- schuldig te zijn aan zijn broer Abraham van Waesberge, die ook koopman is. [384]
Op 26-2-1635 passeert een identieke akte. [385]
Op 13-10-1635 heeft Abraham van Waesbergen, coopman, zich borg gesteld voor Pieter Waesbergen, zijn broer, die 800 gulden schuldig is aan Anthonis Huygen Keyser en komt nu met hem een betalingsregeling overeen. Borgstelling volgens akte gepasseerd voor Adriaen Kieboom, notaris d.d. 8-2-1634. [386]
Op 2-6-1636 hebben Pieter van Waesberghen, bouckvercooper te Rotterdam, en zijn zwager Charles Lavia, taeffelhouder van de Banck van Leeninghe te Schiedam, een geschil omtrent de eigendom van de Bank van Leening. Na arbitrage belooft Lavia 1.150 gulden aan Van Waesbergen te betalen. De arbiters zijn: Jan van Aller, notaris en procureur, en mr. Davidt van Hoogenhuysen te Amsterdam. [387]
Op 14-7-1636 Charles Lavya, taeffelhouder v.d. Bank van Leenninge te Schiedam, bekent met toestemming van zijn zwager Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, schuldig te zijn de somma van 1.000 gulden aan Jan Jacobsz Ketelaer, sulversmit. [388]
Op 21-6-1637 passeren de verkoopvoorwaarden van een huis en erf, vanouds genaamd Leckerkerk, door Abraham van Waesbergen verkocht aan Isaac van Waesbergen, zijn broer. De volgende personen worden genoemd: Pieter Ariensz Moyman te Zevenhuysen, Johannes van der Vucht in Waddincxveen, hun andere broer Pieter van Waesbergen en Adriaen Lievensz van Haemstede. [389]
Op 29-7-1637 draagt Anthonis Verhaer, capiteyn, over aan Pieter van Waesbergen, bouckvercoper, een restcedulle ten laste van de admiraliteit verleden ten behoeve van Arent de Four of Defour van Nimmeghen en een ordenante ten behoeve van Anthonis Dircksz die gediend heeft bij capiteyn Heyndrick de Leeuw, eerste man van Verhaers vrouw. Deze tweede ordonnantie is getekend door de heer Wolterus, raet van de admiraliteyt en is ten laste van Johan van IJck, ontfanger-generael. [390]
Op 21-7-1638 worden op verzoek van Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, verklaringen afgelegd door Pieter van Ghelen, 53 jaar, schoolmeester. en Stheven Wielickx, bouckdrucker 50 jaar. Door attestanten zijn in 1638 bij de weduwe van Mathijs Sebasteansz boeken gedrukt voor Isaack van Waesberghen, bouckvercooper, die van de weduwe boeken kocht gemaakt door domine Episcopius, tegen zekere boekjes getiteld Arcanius Arminanismi. In aanwezigheid van Isaac en Sebastiaen Mathijsz de zoon van voorn. weduwe van Mathijs Sebasteaensz zijn de boeken geteld waarbij is gebleken dat te veel bladen zijn gedrukt. [391]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1638: Pieter van Waesbergen, Obligatie [392]
Op 22-5-1639 verrekenen Abraham van Waesbergen en zijn broer Isaacq van Waesbergen wederzijdse schulden en vorderingen. Het betreft: een obligatie van 900 gld. t.b.v. Adriaen Lievens van Haemstede, de kosten van een huis en erf genaamd 'Leckerkerck' staande in de Hoochstraet, een betaling van Gerard Barentsz, wijncooper, Willem Jacobsz en Pieter van Waesbergen, hun broer. [393]
Op 28-3-1640 bekent Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, 600 gulden schuldig te zijn aan Everardus Cloppenburch. bouckvercooper te Amsterdam, wegens een obligatie verschuldigd aan Jan Evertsen Cloppenburch, vader van Everardus Cloppenburch. [394]
Op 27-8-1642 bekent Willem Strick, koopman, wonend te Utrecht, 127 gulden schuldig te zijn aan Pieter Waesbergen, bouckvercooper, voor de levering van boucken en coopmanschappen. [395]
Op 19-3-1643 bekent Geurt Jansz Vermarck (tekent: Vermerck), bouckebinder, 400 gulden schuldig te zijn aan Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, voor de leverantie van boeken. [396]
Op 26-3-1643 doet Davit van Hogenhuijsen, die van IJsaac Waesbergen actie en transport heeft volgens transport van 5-8-1642 bij notaris Jan Verheijen, voor een ordonnnatie ten laste van de Raet ter Admiraliteyt van 400 gulden, dd. 22-5-1642, hier geheel afstand van, en autoriseert Pieter Waesbergen tot de ontvangst. [397]
Op 2-8-1644 bekent Pieter van Waesbergen 1.000 car. gulden schuldig te zijn aan Wessel Egbertsz van der Heul, substituut secretaris. In de marge: afgelost 7-6-1645. [398]
Op 25-7-1650 stelt Johannes Neranus, bouckvercooper, zich voor 200 carolus gulden borg ten behoeve van Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, voor Jacob Colum, bouckvercooper te Amsterdam. [399]
Op 22-1-1652 heeft te Rotterdam Mathijs Jorisz van Aerts, vader van zijn overleden zoon Phillips van Aerts, een bedrag van 168 gulden ontvangen uit handen van Pieter van Waesbergen, als zijn deel in diens nalatenschap. Phillips was getrouwd met Susanneken Huysman, dochter van Anthony Huysman, notaris en procureur te Batavia. De nalatenschap was geregeld bij testament voor secretaris Pieter Hackius te Batavia d.d. 19-2-1650. [400]
Op 20-1-1656 gaat Pieter van Waesbergen, boeckvercoper, akkoord met de behandeling van zijn zaak tegen Joannis Neramis, boeckvercoper, zoals die door Joannes van Weel notaris en procureur behandeld is en tegen Hieronimus Carim of Caum, lettersetter en boekdrucker, en die tegen Abraham Jansz Leffers anders genoemd Lessenaer, boeckbinder. Hij machtigt hem verder te gaan met de zaak tegen Abraham Jansz Leffers. Verder machtigt hij Mr. Pieter Verschuer advocaat om met zijn zaken verder te gaan. [401]
1358. GERRIDT (GERARDUS) WILLEMSZ VAN DIJ(C)K, geb. Utrecht, beg. Rotterdam 6-7-1664 (als Gerrit Dijk, weduwnaar), woont te Utrecht (1630),
notaris, deurwaarder voor het Hof van Utrecht,
doopget. (1660)
otr./tr. Utrecht schepenen/RK 22/29-5-1630 (beide zijn RK)
1359. MEIJNTJE (WE(IJ)NDELMOED) HARMENS (VAN RAMSDONCK), geb. Utrecht, ovl. vóór 1664 (volgens onbekende Ref. Rotterdam 3-6-1660, doch aldaar geen beg. gevonden), woont te Utrecht (1630).
Weijndelmoed van Ramsdonck en echtgenoot Gerrit vanDijck, deurwaarder aan het Hof, vragen octrooi aan om te testeren 2-3-1631 (Dirk Bosch, procureur).[408]
COMMENTAAR(¥) zijn er wellicht eerder kinderen elders geboren? |
Op 7-3-1673 verkoopt Adriaen Dorsman aan Pieter van Vliet, een huis en erf op de Reguliersgracht (WZ) naast het hoekhuis van de Herengracht te Amsterdam. [410]
Op 12-7-1693 verkopen de erven van Willem Basnijn en Aefje Louwes, wed. van Witze Sieverts, aan Pieter van Vliet, een huis en erf in de Jonge Roelensteeg te Amsterdam. [411]
Kohier van de 200e penning van Rijnland 1676, Nieuwkoop :
Cornelia van Dijck, overleden. Haar erven zijn Rijckje van Dijck te Utrecht, Harmanus van Dijck in West-Indie, Marya van Dijck te Rotterdam, Wijnanda van Dijck echtgenote van Barent van Staden, koopman op de Voorburgwal bij de Jan Rompers Coornsteeg in Amsterdam, en Jacomina van Dijck echtgenote van Pieter van Vliet, tegenover de Deventer Houtmarkt te Amsterdam.[412]
1360. Ds. JACOB(US) (JANS) RIDDERUS, geb. Leiden 1594/95, ovl. Middelharnis 1663, ingeschreven als student letteren aan de Universiteit van Leiden 23-7-1608 ("JACOBUS DE RIDDER Leidensis. 13 (jaar),[413]
ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Leiden 13-4-1619,[414]
afkomstig van Leiden, predikant te Warmenhuysen bij Alkmaer (1617-1619),
aldaar ontslagen,[415]
predikant te Middelharnis (1621-1663, bevestigd 30-11-1621),[416]
doopget. (1653, 1661),
otr. 2o Middelharnis 14-8-1654[417] en
tr. 2o Brielle geref. 8-9-1654[418]
[419]
MARIA PIETERSDR (VAN DER) WELLE, ovl. na 1660, wed. van Ds. Johannes Courtenius, predikant te Oudenhoorn (1637) en Scheveningen (1645),
(zn. van Ds. Johannes Willemsz Coourtenius, predikant te Nieuwenhoorn (1619), en Goedereede (1621-1647),[420]
wordt geref. lidmaat te Brielle 2-1-1648 met attestatie van Goedereede,[421]
otr. 1o Leiden geref. 1-9-1617 (get. Jan de Ridder, zijn vader, en Phillippina Pit, haar zuster)
1361. ANNA PIT (PYTHIUS), geb. vóór ca. 1600, ovl. 1638-1654, j.d. van Leiden (1617), doopget. te Leiden (1638).
Acta van de kerkeraad van Middelharnis van 3 Julij 1635: "D. Ridderus heeft volgens syne credentie raet van de E. Vergaderinge gesocht om te steuten ende voor te comen de groote insolentie ende stouticheyt van de Mennisten, derselver stouticheyt eenige exemplen verhalende. De Vergaderinge heeft goetgevonden dat D. Ridderus, geassisteert met D. Hartwech ende D. Pantechem, eerst dese insolentie sullen remonstreren aen de Ambachtsheeren met versoeck dat deselfde door haer authoriteit geweert werde, ende niet connende iet vruchtbairlix utrichten, sullen vermogen verder te remonstreren by de Hooge Overicheyt, ja alles int werck te stellen wat sy om een goet effect te betomen sullen goetvinden te behooren."[422]
Ds. Jacobus Ridderus, predikant te Middelharnis, treedt op als getuige in akten van huw. voorw. 21-3-1636,[423] testament 30-9-1636, 15-7-1637, 17-7-1637,[424] en huw. voorw. 6-5-1648.[425]
In 1662 verkoopt Ds. Ridderus, als echtgenoot van de weduwe van Ds. J. de Court, en de kinderen van Joannes de Court, het huis, genaamd "het Paradijs", dat in 1649 door Joannes de Court te Brielle gekocht was.[426]
Acta van de kerkeraad van Middelharnis van 3 Julij 1635: "D. Ridderus heeft volgens syne credentie raet van de E. Vergaderinge gesocht om te steuten ende voor te comen de groote insolentie ende stouticheyt van de Mennisten, derselver stouticheyt eenige exemplen verhalende. De Vergaderinge heeft goetgevonden dat D. Ridderus, geassisteert met D. Hartwech ende D. Pantechem, eerst dese insolentie sullen remonstreren aen de Ambachtsheeren met versoeck dat deselfde door haer authoriteit geweert werde, ende niet connende iet vruchtbairlix utrichten, sullen vermogen verder te remonstreren by de Hooge Overicheyt, ja alles int werck te stellen wat sy om een goet effect te betomen sullen goetvinden te behooren."[436]
Publicaties van Franciscus Ridderus:[437] ,[438]
Voorbeeld van een waar Predikant.
Weegschaal des Heylidoms.
Sevenderlei Gezigten over het Lijden van CHRISTUS.
Worstelende kerk door allerlei Dwalingen en Ketterijen.
Drieweeksche Voorbereyding of Samenspraak tusschen NARIA, MARTHA en LAZARUS.
Bloedspiegel der Religie of Kort en Beknopt Huys-Martelaarsboekje, waarin alle de byzondere gevallen en ontmoetingen van de Martelaaren, en byzonder haare laatste woorden worden overhandeld, by wyze van Samemspraak.
Mensche Gods. (Hoorn 1658)
Historisch A, B, C. (Amsterdam, 1664)
Nuttige Tijdkorter. (Rotterdam 1664)
Nodige Tijdkorter in Oorlog en Vreede. (Rotterdam 1664)
Apollos of verantwoordinge van de Leere der Gereformeerde Kerke. (Rotterdam 1670)
Dag boven dag. (Rotterdam 1670)
Historiesch Doop- en Avondmaal. (Amsterdam 1672)
Historisch Mensch. (Rotterdam 1672)
De Historische Fransman, Engelsman, Spanjaart (gepast op de onderdrukte staat van ons Vaderlant), Hollander en Kerk-Spiegel. (Rotterdam 1673)
De dolende Herder. (1673)
Schriftuurlijk Licht. (Rotterdam 1675)
Proces voor God tegen Allerlei Atheisten. (Rotterdam 1678)
Trappen des Heiligdoms. (1678)
Beschaamde Christen overtuygt door het Leven der Heydenen. (Amsterdam 1679)
Aanmerkingen (Leerredenen) over verscheidene texten der H. Schrifture. (Amsterdam 1681)
Over den Catechismus. (1687)
Leven van JEZUS CHRISTUS. (Amsterdam 1714)
De godsalige SARA en eenige brieven. (Amsterdam 1715)
Huysoeffening. (Amsterdam 1715)
Wegwijzer naar den Hemel. (Amsterdam 1716)
Historiesch Sterfhuis. (4de druk. Leyden 1737)
Den Christelijken Feestdag. (Amsterdam 1739)
Reis-Discours tussen een Burger, een Student en een Reyziger op het verscheynen van de Comeet-Sterre. (Amsterdam 1744)
Doop en zaligheit der Christen kinderen. (Leyden 1738, Amsterdam 1745)
De eigenschappen en groote aangelegentheit van een Opperbevelhebber zoo te waater als te Lande, in tijden van Oorlogs Dienst, in deeze tijdsomstandigheden, doormengt met opmerkenswaardige voorbeelden der beiden, in Saamenspraaken gesteld. (Amsterdam 1747)
Poezie:
Huysgesangen.
Priesterlijk Bruilofts-Bedde, Geheiligt door nuttige gedagten, en alzoo bereid voor den Eerwaardigen, Godtsaligen zeer geleerden Ds. CAROLUS URSINUS, Predikant in Helvoetsluis, en de Eerbare Deugt- en Zegenrijke Juffrouw CLARA BENTIUS, 't Samen getreden in den Echten staat op den 26 November 1658, te Leyden.
COMMENTAAR(¥)
Hoe valt dit te rijmen met
Johannets Rijddeeris, j.m. en zn. van Frantssoeijts Rijddeeres en Anna de Loo, wonend te Oppert, beg. Rotterdam 1-7-1680. |
![]() |
Handtekeningen, waaronder die van Joannes Ridderus (1661-1716), onder de hieronder beschreven akte van attestatie d.d. 11-12-1698.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 11-12-1698 verklaren Isbrand van der Elst, Abraham Corssendonck, Joannes Ridderus, Cornelis Luda, Abaraham Paradijs, Willem Kinke en Jochem van den Ende, allen coopluijden te Delft, ten verzoeke van Joannes Femwijck?, coopman ende raffinadeur te Rotterdam, dat zij gedurende 3 jaren met hem handel gedreven hebben, en dat hij een eerlijck ende fatsoenlijk coopman is. [440]
1362. JAN DAVIDSZ CAPERMAN, geb. vóór ca. 1605, ovl. na 1630, parentatie niet bewezen,
wonende op de Grevelingendijk onder Geervliet (1628),
belender te Geervliet bij de Hoenderhoekseweg (1632).
Op 8-11-1628 transporteert Jan Davidsz Caperman aan Cornelis Ariens Compeer als oom en voogd van de weeskinderen van Cornelis Ariens Compeer (sic, bedoeld zal zijn Gerrit) - 3 G in Oud Markenburg (belend n. Claas Gillisz, o. Wouter Jacobsz, z. de kinderen van Lenert Ariens, w. de Hogelandseweg. - 1 G 100 R in Oud Tolland (belend o. de Noorddijk, z. Lodewijk de Labije, w. Meeus Thomasz, n. Cornelis Jansz burgemeester). [441]
Op 16-11-1628 wordt Jan Davidsz Caperman, bij overdracht door mr. Maximiliaan van Bekerke, beleend met 1/6 deel van de Middeldijk van de Kapershoek (sic!) strekkend van de scheiding van Geervliet en Spijkenisse tot Oosterlekerdam, zo breed als beide sloten. Het hele leen is belast met 3 pond hollands jaarlijks en leenroerig aan de hofstede Putten.[442]
Op 16-11-1628 compareerden in Den Haag, Jacob Jansz Coppert, Cornelis Jan Lenerts, Jacob Jansz en Jan Davidts Caperman, allen wonende op de Grevelingendijk onder Geervliet. Zij bekenden schuldig te zijn aan mr. Maximiliaen van Bekercken, "advocaet voor den voorz. Hove", de somme van 370 Car. guldens tot 10 grooten 't stuck ter saecke ende reste van den cooppenningen van den voorz. Groenendijck, henluijden op huijden voor stadthouder ende leenmannen van Holland overgedragen. [443]
Op 20-8-1629 bekent Jan Davidsz Caperman aan de erfgenamen van Hendrik Jansz in leven gewoond hebbende aan de Conijndijk, een schuld van ƒ 2000 wegens koop van een huis, erf, keet, berge etc. aan de Conijndijk en een boomgaard in Schiekamp tegenover de woning, met overname van 60 G bruikwaar. [444]
Op 23-2-1630 transporteren Jan Davidsz Caperman en Arie Dirksz Hoenderhoek als erfgenamen van wijlen David Jansz Caperman aan Johan v.d. Werve, heer van Urk en Emmeloord, 4 G in Oud Noordeland (belend o. de koper, z. de Geervlietsedijk, w. de koper en de vrouwe van Ghijssenburg, n. de Oud-Noordelandsedijk). [445]
Op 23-2-1630 transporteren de erfgenamen van David Jansz Caperman aan Jacob Ariens Koelbier, schepen van Geervliet, ca 1 G buitengors aan de Oudhoenderhoeksedijk (belend o. en w. de erfgenamen van Beresteijn, z. de Bernisse, n. voornoemde dijk). [446]
Op 29-1-1711 transporteren Mr. Adriaan Hoppelsteyn, advocaat voor het Hof van Holland, voor zichzelf en als gemachtigde (akte voor notaris Willem Vlaardingerwout te Delft) voor Petronella en Maria Kaperman, Ary Phill. Vermaat en Ary Rooster, ieder getrouwd met een dochter van zal. Cornelis Palingh, volgens verkoopcondities, op 22-3-1710 gepasseerd voor Adriaan Pasquier, secretaris van Zuidland, aan Jan Trost, korenkoper en marktschipper te Nieuw-Beierland, 4 gem. 70 r. weiland in de polder van Out Schuddebeurs op nr. 41, 3 gem. 136 r., gemeen met nog 3 gem. van de vrouwe van Warmont, en nog 234 r. op nr. 42 voor 636 g. 18 st. [447]
Op 5-7-1667 bekent Cornelis Janse Caperman, wonend te Zuidland, bekent aan Pieternelleken Adolffs, wed. van Jan Pieterse Boenes, wonend te Zuidland, een schuld van 1000 car. g. wegens geleende en aangetelde penningen, waarover hij rente zal betalen en die hij op ieder gewenst tijdstip zal restitueren. Hij verbindt hiertoe 5 gem. 195 r. weiland, zowel eigen als leenland, en de beternis van 3 gem. 247 r. van het Weeshuis in Den Haag in Biert bij de watermolen op nr. 24 en de beternis van 156 r. op nr. 22. [448]
Op 15-3-1673 transporteert Cornelis Jansz Caperman, getrouwd met Jorissie Jacobs Palinghs, aan zijn schoonvader Jacob Leendertsz Palinck als vader van Johannes Jacobs Palink, geprocreeerd bij za. Anneken Jans (Broeuit?), een stuk weide van 5 gem. 42 r. onder Biert op nrs. 22 en 24 gemeen met het Weeshuis in Den Haag, belend: o. de Blindeweg, z. de Bronckhorsten, w. de Biertse dijk, n. de (...?) en de rentmeester Hanneman, voor 1692 g.
Op 1-6-1669 compareren Cornelis Jansz Kaperman en Jorisie Jacobs Paling te Heer Simonshaven 1-6-1669. [449]
In 1674 (nadere datum niet vermeld) wordt rekening afgelegd over de nalatenschap van Leendert Jacobs Paling te Zuidland, door diens vader Jacob Leenderts Paling t.o.v. Willem Leenderts Hogenhoek als toeziend voogd over de erfgenamen. Dezen zijn voor de ene helft Johannes Caperman en Arentje Caperman, kinderen van Kornelis Kaperman en Jorisje Jacobs Paling, en voor de wederhelft de meerderjarige Kornelis Jacobs Paling. Er is vee verkocht aan Abraham van Lier te Delft, Kornelis van der Wiel te Brielle en Evert Verschoor. Een huis beneden in het dorp van Zuidland is verkocht aan Lijntje Arens. De zusterskinderen erven land in de Raadsherenhoek, in Altevaarde en in de Kerkhoek, en nog onder Oudenhoorn in de Zuidhoek, Klein Garsthil, aan de Ruigendijk en in de Nieuwenoord. Uitgaven aan Maartje Jochems, nicht Bergeik, Pieternella Voogt, neef Johannes Klaarhout (stoffen ed.), Pietere Waalboer, Arie Klaas Gooidijker en Willem Blijenburg (vee), Gerrit Ariens (de doodkist) en Pieter Jans (een houwer). Getuigen Aren Pols en Kors Pieters Dekker. [450]
Op 16-7-1678 wordt rekening afgelegd door Jacob Leenderts Paling als voogd over Johannes Kaperman en Arentje Kaperman, erfgenamen van zijn zoon, resp. hun oom Leendert Jacobs Paling voor de ene helft. Gedaan ten overstaan van Kornelis Jacobs Paling als erfgenaam van zijn broer voor de wederhelft. Landpacht ontvangen van Aalbert Sijderveld in Schuddebeurs, Huig Dirks Klapmuts en Arie Hendriks Kluiver in Oudenhoorn en Arie Thijs in het Nieuwland. Betalingen aan Hugo van 't Hof (schoolgeld), mr. Lambert van der Braak (kost- en leergeld), Bastiaan Gommel, Jan Willems van der Laan en Aren Aarts (kleermakers), Pieter Frans van Brugge, Neeltje Harmens, Adriaan Kornelis Abbenbroek en Pieter Boenes (winkelwaren), Frans Villerius en Jan Sijderveld (schoenmakers), Martinus Pijl te Zuidland, Willem van Deutekom te Oud-Beijerland en Mr. Jan Schellinge (chirurgijns), Frederik Aarts, Lijsbeth Jans, Annetje Leenderts en Neeltje Willems (stoffen en naailoon), Jacob Manrijque (het schot over Oudenhoorn,), Arie Kapitein (verponding Oudenhoorn), Johannes Sterlinx (kerkmeester Oudenhoorn) en Tonis Goverts (landarbeid in Schuddebeurs). Johannes Kaperman is in opleiding als timmerman. Isaak van den Berg levert gereedschap. Getuigen Kornelis Jobs van der Duin en Kornelis Jans van der Sluis. [451]
1366. = 1354. JAN WILLEMSZ SCHIM.
1367. = 1355. CLAESJE CLAES TOUWE.
1368. JOORIS MAERT(EN)SZ (VISSCHER)(¥), ovl. 1636-1643 of voor 1632?, wordt genoemd als Jooris Maertsz, vader van Ary Jorisz, bij de doop van diens zoon Joris Arens in 1636, tr. vóór ca. 1609?
1369. CRIJNTGEN HUBRECHTSDR.
Weeskamer Maassluis:[452]
Neeltge Maertens (sic!) wed. van za. Joris Maertensz, visser.
7- 4-1632 3, f. 23
Crijntgen Hubrechtsdr, wonend te Maassluis, wed. van Joris Maertss Visscher, testeert te Maassluis 5-9-1643. Zij is moeder van Jan Joriss.
COMMENTAAR(¥)
Niet goed is hier vermoedelijk:
1368. JORIS ARENTSZ (BOGERT), ovl. vóór 3-3-1634,[454] stierman. 1369. GEERTGEN JANSDR[455], ovl. vóór 31-12-1614. |
1370. = 2690. GOVERT PIETERSZ VAN WIJN.
1371. = 2691. TRIJNTJE JACOBSDR VAN VELDEN.
1372. LEENDERT GERRITSZ BOCXHOORN, geb. Maasland 1574/75, ovl./beg. Maassluis Grote K. 1-10-1638/okt. 1638 (graf nr. 141) [456], diaken (1608) [457] en
ouderling (1637) [458] van de geref. kerk,
koopman, burgemeester (1622..1634), schepen (1636-1637) van Maassluis
[459] en als reder/boekhouder gecommitteerde van de visserij
aldaar (1612, 1616, 1620),[460]
koopman (1622..1638),
reder (1616..1635) te Maassluis,
tr. 2o 1631-1638
NEELTGE GERRITSDR, ovl. na 1643, koopvrouw (1641), woont te Maassluis (1638..1643),
tr. 1o voor 1607
1373. TEUNTJE WILLEMS, ovl./beg. Maassluis Grote K. 31-3/april-1631 (graf nr. 141) [461].
Weeskamer Maassluis:[462]
Leendert Gerritsz Boxhoorn,
5-12-1636 3, f.120v koopman
3-11-1638 3, f.155 koopman, geh. met Neeltge Gerrits
..-..-1644 4, f. 99 koopman
Graf nr. 141 in de grote Kerk van Maassluis:[463]
Dit graf hoort toe Gerret Leenderts Buxhoorn. (Twee wapens : 1. drie springende bokken. Helmteken: een boom.) Hier leyt begraven Trientgen Willemsd. sterf den 31e Maert anno 1631. Hier leyt begraven Leendert Gerritz. Buxhoorn sterf den ... October 1638 was out 63 jaren. Hier leyt begraven Leentje Gerritdr. Buxhoorn sterf den 19-11-1646 was out 14 jaer en 7 maenden. Hier leyt begraven Gerrit Leendertsz. Buxhoorn stierf den 2en November ao. 1670 was out 63 jaren en 5 maenden.
Graf nr. 179: den 4 Octob. 1715 sterf Leendert G. B. out 72 jaer.
Op 14-7-1634 machtigen Leonardt Gerritsz Bocxhoorn, Aert Jansz van Waerdenburch, en Adriaen Jansz Schoonhoven, mede namens Gerrit Cornelisz Boudesteyn, en Hendrick Steffensz van der Laen, regenten van het dorp van Maessluys, Cornelis Pieck, procureur, om hun zaken in rechte waar te nemen. [464]
Op 9-10-1634 komen Aerten Jansz Waerdenburch en Leendert Gerritsz Bocxhoorn uit Maeslantsluys, reders, en Dirck Wijersz Vonck, schipper van het schip de Fortuyn, te Sleckvoorden in Noorwegen geladen met hout, overeen dat de laatste een waarborg van 600 carolusgulden betaalt nu het schip veilig ligt afgemeerd aan het Haringvliet hier ter stede, nadat het door Oostendenaers onder Jasper Houttebeen was genomen doch na 4 etmalen ontzet door Flips Jacobsz Schoneman, capiteyn, die voor voornoemde reders vaart. [465]
Op 30-6-1635 presenteert notaris Nicolaas Vogel Adriaansz aan Gerard Pijl, vendumeester van de admiraliteyt, een insinuatie. Voorn. Pijl is mede-reder van het schip ten oorloge ter zee, ter vrije nering uitgerust op bestelling van de Prince van Oranigen met capiteyn Philips Jacobsz Schoneman van Delfshaven. Dit schip, de St. Thomas met schipper Jan Wijnton, heeft 25 stukken laken vervoerd, waard volgens de reders 400 ponden Vlaems. De lading is opnieuw getaxeerd door Jan Quarles en Joris Chaundler, cooplieden van de Engelsche natie, en geschat op 301 pond en 9 schellingen. Bij afwezigheid van voorn. Pijl is de insinuatie overhandigd aan Leonard Gerardsz Bocxhoorn en Aert Jansz van Waerdenburch, beiden wonend te Maassluys en mede-reders, en wordt geprotesteerd tegen deze mistaxatie en de hierdoor opgelopen schade. De opdrachtgever ondertekent met Barney Reymes. [466]
Op 20-12-1635 komen Nicolaes de Smith, coopman te Gent in Vlaenderen, Louijs Jacobsz Vermande, eveneens coopman en Leendert Gerritsz Bocxhoorn uit Maessluys, met elkaar overeen dat de laatste in Brielle, Vlaerdingen en Maessluys zoveel mogelijk cabeljau, schelvis, heylbot en eventueel gezouten vis zal opkopen en naar Biervliet zenden, waarna hij met wisselbrieven zal worden betaald. [467]
Op 25-9-1636 compareert te Maassluis Leendert Gerritsz Bocxhoorn, oud 61 jr., koopman te Maassluis, voor een Attestatie. [468]
Op 28-9-1638 compareren te Maassluis Leendert Gerritsz Bocxhoorn, koopman wonend te Maassluis en zijn echtgenote Neeltge Gerritsdr wonend te Maassluis, voor een Akte van voogdij. [469]
Neeltgen Gerritsdr, wed. van Leendert Gerritss Bocxhoorn, koopvrouw wonend te Maassluis, compareert te Maassluis voor akten van Procuratie 5-3-1641 en 1-3-1643. [470]
COMMENTAAR(¥)
In Maassluis worden verder nog geref. gedoopt de volgende kinderen van Le(e)n(d)ert Gerritsz (geen moedersnaam genoemd):
Maritgen, 23-1-1611, Barbertge, 2-12-1612, Leentgen, 31-3-1613, Jannittgen, 6-9-1615, Jannittgen, 14-5-1617. Het is onzeker of dit ook kinderen van Leendert Gerritss Bocxhoorn zijn. |
Op 1-10-1661 transporteert Willem Leendersz Bocxshoorn, commissaris te Maassluis, administrerende voogd over de twee nagelaten kinderen van Pieter Cornelisz van Dorp en Trijntge Jansdr 't Hoen, beiden overleden, in die kwaliteit aan en ten behoeve van Cornelis Jansz van Aert en diens vrouw, Stijntge Cornelis, wonenede te Vlaardingen. een obligatie ten laste van voorn. Pieter Cornelisz van Dorp als principaal en Cornelis Jansz van Dorp en voorn. Willem Leendersz Bocxshoorn als borgen een obligatie ten laste van Dirck Louwerisz Bouman, wonend in Maasland met Cornelis Louwerisz Bouman en Jan Willemsz Seijlmaker als borgen een obligatie ten laste van voorn. Cornelis Jansz van Aert, nog een dito obligatie. Voorn. Cornelis Jansz van Aert en diens vrouw verklaarden bovendien nog in contanten ontvangen te hebben van voorn. Bocxshoorn een som van 3095,- ter voldoening van het gelijke bedrag als Maertge Pieters van Dorp, dochter van voorn. Pieter Cornelisz van Dorp, heeft gelegateerd aan de huisvrouw van voorn. Cornelis Jansz van Aert. [473]
1374. HERTICH ARYENSZ (ADRIAENSS) (HOOGHWERF)(¥), ovl. 1609-1619, tr. Maassluis 11-1-1609
1375. AELTJE FRANSEN, ovl. vóór 1619, tr. 2o voor 1619
PIETER LENERTSZ.
COMMENTAAR(¥)
Is hij mogelijk een broer van Lenert Adriaensz Hartoich, ovl. 1586-1593,
die tr. Maertgen Heindricxdr, ovl. na 1593, woont dan St. Pieterssteeg
te Schiedam, uit welk echtpaar Cornelis Leenderts Hartich
te Schiedam [475]?
of verwant aan Aryen Symonsz de Hoochwerff, tr. Naaldwijk 26-11-1617 Lidewij Jansdr.[476] |
Weeskamer Maassluis:[477]
zaliger Aeltge Frans,
28- 4-1619 1, f.125 gehuwd met Pieter Lenertsz, eerder wed. van Hartoch Adriaenss
1376. LUCAS JANSZ (VAN VOLKOM), geb. Dordrecht, betaalt ƒ 2 hoofdgeld (1622) als eigenaar van een huis aan de Steegoversloot, met huurwaarde YYY, bewoond door 1 man,
[479]
schippersgezel onder de kapitein van de ponten van Dordrecht wonend op het Nieuwkerkhof te Dordrecht (1627),
otr. Dordrecht (schepenen?) 12-9-1627
otr./tr. Dordrecht geref. 26-9/5-12-1627 (in margine: Michiel de Haes, bakker, getuigt dat de moeder van de bruid hiervoor toestemming geeft),[480]
1377. SARA ABRA(HA)MS (ABRAHAM PIETERSDR), afkomstig van Haarlem, wonend in het Torenstraatje (1627).
COMMENTAAR(¥)
Er zijn in deze periode nog twee dopelingen met een vader Lucas Jansz en geen moedersnaam vermeld : naam onbekend, ged. okt 1624, Jan, ged. juni 1633.
Voorts is het mogelijk verband met de doop van Lucas, ged. 17-8-1586, vader: Lucas Jansz, moeder niet genoemd, vooralsnog onduidelijk. |
In de boedelinventaris van Jan Lucasz Volckum en zijn vrouw Digna Jochenis (10-12-1676) worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : 4 schilderijkens daer jn tsamen uytgebeelt het huys (ende) dorp van Spijck, Een Zeestucxken, Een Cupidoken, Een Jonckeren, Een schilderijken vande twee discipulen die naer Emaus gingen, Drie cleyne schilderijkens met glaeskens daer toe, Noch een schilderijken. [481]
1380. BAREN(D)T VERHOEVEN (VERHOEF), ged. Doopsgez. 1652.
1381. MAYCKEN GILLIS (GILLES, JIELIS, JELISSEN).
Is er een verband met een geslacht Verhoeven te Dordrecht ca. 1600-1650?[482]
1384. ABRAHAM TARGIER (TARSIERS, TERSIER), geb. Doopsgez. Dordrecht vóór ca. 1615, ovl. Dordrecht doopsgez. 12-2-1676 ("Abraham Tergier, diaken dienaar"), j.m., twijnder wonend te Dordrecht (1640),
grutter te Dordrecht,
huw. get. (1658),
burger van Dordrecht (1671),
diaken van de Doopsgezinde gemeente te Dordrecht (1676),
otr./tr. Dordrecht gerecht/doopsgez. 28-11/26-12-1640 (get. voor hem Cornelis Dierxsz van Oosterwijck, en Tanneken Jans, haar moeder)
1385. LIJSBETH JOCHEMS VAN GENT, geb./ged. Doopsgez. Dordrecht ../22-3-1637, ovl. 1698/99, j.d. wonend te Dordrecht (1640),
huw. get. (1678..1683),
wordt als "D'Wed: en kinderen van Abraham Tersier" aangeslagen in de 4de klasse (koffie/theegeld ƒ 4,--) voor de betaling van "Impost op de consumptie van coffij, thee, chocolate, sorbeth, born-water, limonade en andere drancken met water gemenght" (1698).[483]
Op 23-1-1691 verleent Ariaentje Claesdr hypotheek van ƒ 2000 aan Abraham Tergier, koopman. Als onderpand dient een pand genaamd de "Eenhoorn" in de Nieuwkerkstraat te Dordrecht, belend door Pieter Gront, ijzerkoper, en Pieter Gront, bakker. Overige personen Elisabeth van Gent (weduwe), Francois Mutsert en Abraham Tergier (overleden). [484]
In 1699 zijn de erfgenamen van de weduwe van Abraham Targier belenders in de Voorstraat te Dordrecht.
COMMENTAAR(¥) Is Agnes (Agnietje) Targier, Remonstrants lidmaat te Haarlem (1688) op attestatie, verwant? [485] |
Op 21-5-1699 compareren Bartholomeus Targier, Salomon Bosgasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij, Catharina Targier, ongehuwd en Joachum Targier, broers en zusters, wonende te Dordrecht. Zij verklaren samen schuldig te zijn aan Adriana Claas, wonende te Dordrecht, een bedrag van 300 gl., spruitende ter zake van en in mindering van een somma van 2000 gl., welke Abraham Targier aan Adriana Claas schuldig is uit hoofde van een schepenenschuldbrief dd 23-1-1691, verzekerd op een huis genaamd "de zeeperij van den Hamer", waarvoor comparanten elk persoonlijk ook aansprakelijk zijn krachtens een gepasseerde borgtocht. Akte door comparanten ondertekend. [486]
Er is een gedicht bekend getiteld "Op de weer-bruyloft van Bartholomueus Targier en Agnes Reijmen den 31ste october 1666". [487]
Op 16-12-1687 verkopen de erven van Jacob Jansz aan Bartholomeus Tersier, een huis, erf en achterhuis, waar De Pauw in de gevel staat, in de Egelantiersstraat (ZZ) te Amsterdam. [488]
Op 6-1-1688 verkoopt Jan Rodenburg aan Bartholomeus Targier, een huis en erf op de Braak (Palmgracht) te Amsterdam. [489]
Op 12-1-1696 compareren Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij enerzijds en Abraham Targier, als echtgenoot van Adriana van Terneij, dochter van Tieleman van Terneij, beiden wonende te Dordrecht. Zij verklaren, dat er met betrekking tot de nalatenschap van Tieleman van Terneij tussen hen geschillen en mogelijk zelfs processen zouden kunnen ontstaan. Om die te voorkomen zijn zij overeengekomen eventuele geschillen te onderwerpen aan de arbitrale uitspraak van mr. Johan Hoynck van Papendrecht en mr. Gerard Francken, advocaten te Dordrecht. In het geval die beiden niet tot overeenstemming kunnen komen hebben comparante tot "superarbiter" gekozen Willem van Blijenburg, burgemeester van het Gerecht te Dordrecht. [494]
De weduwe van Abram Targier (Tergier, Tresier)) betaalt verponding (1731) als eigenaar van een groot aantal huizen in Dordrecht:[495]
een huis aan de Wijnstraat, getaxeerd op ƒ 140, nieuwe aanslag ƒ 20, oude aanslag ƒ 11-13,
een huis aan de Wijnstraat, getaxeerd op ƒ 100, nieuwe aanslag ƒ 18-15, oude aanslag ƒ 8-7,
een huis aan de Voorstraat (Vriesestr.steiger-Tolbrug), getaxeerd op ƒ 120, nieuwe aanslag ƒ 10, oude aanslag ƒ 13-10,
een huis aan de Vriesestraat, getaxeerd op ƒ 66, nieuwe aanslag ƒ 5-10, oude aanslag ƒ 6-5,
een huis aan de Sarisgang, getaxeerd op ƒ 30, nieuwe aanslag ƒ 2-10, oude aanslag ƒ 4-10, (het pand is verhuurd voor 17 st.p.w. (ƒ 45).)
een huis aan de Marienbornstraat (Vest-Doelstraat), getaxeerd op ƒ 15, nieuwe aanslag ƒ 1-5, oude aanslag ƒ 2-5, (het pand is verhuurd voor 8 st.p.w. (ƒ 22.2), waarvan af een derde)
een huis aan de Marienbornstraat (Vest-Doelstraat), getaxeerd op ƒ 21, nieuwe aanslag ƒ 1-15, oude aanslag ƒ 2-17, (het pand is verhuurd voor 12 st.p.w. (ƒ 31.4), waarvan af een derde)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 9-18, (verhuurd voor 7 st.p.w. (ƒ 17.10)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor 7 st.p.w. (ƒ 17.10))
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 8, nieuwe aanslag ƒ 0-13, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor 7 st.p.w. (ƒ 17.10))
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 20, nieuwe aanslag ƒ 1-13, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 30)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 7, nieuwe aanslag ƒ 0-12, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 10)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
een huis op de Hil, getaxeerd op ƒ 12, nieuwe aanslag ƒ 1, oude aanslag ƒ 0, (verhuurd voor ƒ 17)
In 1732 zijn de erfgenamen van Abraham Targiers belenders in de Wijnstraat te Dordrecht. In 1733 is de weduwe van Abraham Targier belender in de Wijnstraat, Vriesestraat, en Kromme Elleboog te Dordrecht (1733).
Op 26-2-1733 verkoopt Adriana van Ternij, weduwe, aan Willem Mareloo voor ƒ 100,-- een pand in de Kromme Elleboog te Dordrecht, belend door de weduwe van Abraham Backus. Overige personen Abraham Tarsier (overleden). [496]
Op 12-1-1740 verkopen Jan van Delwijne, koopman, en Adriana Targier en Elisabeth Targier en en Abraham Targier, doctor, en Agneesje Targier,
1) aan Jan van Es voor ƒ 250,-- een pand in de Sarisgang te Dordrecht, belend door Van Akeren en Van Trigt. [497]
2) aan Pieter Ouburgh voor ƒ 127,-- een pand in de Marienbornstraat te Dordrecht, belend door Nijs de Raad en Barent de Visser. [498]
De panden komen uit de nalatenschap van Abraham Targier en Adriana van Terneij, beiden overleden.
Op 2-2-1740 verkopen Jan van Delwijne, koopman, en Adriana Targier en Elisabeth Targier en Geertruijt Targier en Abraham Targier, arts, en Agneesje Targier,
1) aan Hendrik Kuijters voor ƒ 760,-- een pand in de Nieuwstraat, naast een gang gelegen, te Dordrecht, belend door Nicolaas Schatteling.
[499] 2) aan Maarten van Eijgens, zakkendrager voor ƒ 270,-- een pand in de Breestraat te Dordrecht, belend door vrouw Castendijk en Fredrik Sifferie. [500]
3) aan Jurrianus Douw en Johannes Looff, voor ƒ 102,-- een pand in de Stoofstraat te Dordrecht, belend door Arij de Bie. [501]
4) aan Aart Pell voor ƒ 87,-- een pand in de Marienbornstraat te Dordrecht, belend door Teunis van der Eel en Nicolaas van der Valk. [502]
5) aan Nicolaas Slijp, metselaar, voor ƒ 885,-- een pand op de Groenmarkt, bij de Visbrug gelegen, te Dordrecht, belend door de weduwe van Johan Baalen en Urbanus Pirot. [503]
6) aan Gerardus Bommejus voor ƒ 190,-- 12 aparte woningen op de Hil, tegenover de trappen van de Vest gelegen, te Dordrecht, belend door Laurens de Boeff en Pieter Pell. [504]
De panden komen uit de nalatenschap van Adriana van Terneij, overleden. Verder genoemd Abraham Targier (overleden).
Het is niet duidelijk of deze Abraham Targier een zoon of een kleinzoon van Abraham Targier en Geertruy Terwen is. In Ref. [510] komt wel als eerste zoon een Abraham voor, maar Ref. [511] beweert dat hij een zoon is van de dichter Jacob Targier (zie f hieronder). Deze overlijdt echter volgens Ref. [512] ongehuwd! Gezien de naam Bartholomeus van zijn zoon, zou Dr. Abraham Targier ook een zoon kunnen zijn van Bartolomeus Targier (zie d hieronder).
Abra(ha)m Targier (Tergier, Tersier) betaalt verponding (1731) als eigenaar van een groot aantal huizen in Dordrecht:[513]
een huis aan de Stoofstraat Vestzijde, getaxeerd op ƒ 13, nieuwe aanslag ƒ 1-2, oude aanslag ƒ 0, (geen oude verp. 8 st.p.w. (ƒ 20.16), waarvan af een derde)
een huis aan de Kromme Elleboog overzijde, getaxeerd op ƒ 14, nieuwe aanslag ƒ 2-12, oude aanslag ƒ 1-3 (het pand is verhuurd voor 8 st.p.w. (ƒ 20.16), waarvan af een derde)
een huis aan de Vriesestraat, getaxeerd op ƒ 100, nieuwe aanslag ƒ 8-7, oude aanslag ƒ 6-15,
een huis aan de Nieuwe Breestraat, getaxeerd op ƒ 36, nieuwe aanslag ƒ 3, oude aanslag ƒ 4-10,
een huis aan de Voorstraat (Nieuwkerkstr-Weeshuisstr.), getaxeerd op ƒ 160, nieuwe aanslag ƒ 13-7, oude aanslag ƒ 22-10,
Publicaties van Bartholomeus Tersier:
- De behandeling der ingeënte op de natuurlijke kinderpokjes toegepast, Uitg. Francois Bohn, Haarlem, 1797.[526]
- Joseph Jakob von Plenk, Materia Chirurgica of verhandeling over de werkingen der Middelen, die in de heelkunde gebruikelijk zyn, vertaling van het Duits in het Nederlands door Bartholomeus Tersier, Uitg. Gisbert Timon van Paddenburg, Utrecht, 1772.
- Nieuwe natuur- en geneeskundige bibliotheek, Amsterdam, 1774, 3 delen
- De geneeswijze der drenkelingen, Leiden, 1794, en een vervolg hierop in een brief aan Martinus van Marum
- Onderrigtingen omtrent de manier om den beetwortel te verbouwen, vermeerderd door Mr. Th. van Swinderen (Groningen , 1811). [527]
![]() |
Dr. Bartholomeus Tersier (1744-1824), wandelend aan het Korte
Spaarne met op de achtergrond een van zijn bezittingen: molen Het Fortuin.
Geportretteerd door Johannes Pieter Visser Bender (1785-1813). [528]
| ![]()
Frontpagina van het boek "Materia Chirurgica of verhandeling over de werkingen der Middelen, die in de heelkunde gebruikelijk zyn", door Joseph Jakob von Plenk, vertaald uit het Duits in het Nederlands door Bartholomeus Tersier (1744-1824), en uitgegeven door Gisbert Timon van Paddenburg, Utrecht, 1772.
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
Jakob Targier schrijft een gedicht Ter drieënzeventigste verjaringe van mijn moeje Katahrina van der Mersch, weduwe wylen Joost Prik door hem gedateerd 1729.[534]
Op 1-9-1701 testeert Susanna de Bruijn, weduwe van Jan Joosten Prick, viskoper te Dordrecht. Zij legateert aan haar zoon Joost Prick een somma van 50 gl., "bij de testatrice gemaekt van een vercoft horologie" en een daarbij horende gouden ketting. Aan Susanna Verlove, dochter van haar dochter Maeijcke Prick, legateert zij een lijfrentebrief op het Sticht van Utrecht ten lijve van Susanna Verlove, haar grootste bed met toebehoren en enige andere goederen. Aan Frans Jansz, die tegenwoordig bij haar zoon Joost Prick werkt, legateert zij een bedrag van 50 gl. en aan Soetie Schoor, vrouw van Claes Clavan en Catharina Willems, haar nichten, elk een somma van 25 gl. Tot erfgenamen van al haar overige goederen benoemt zij Joost Prick voor de eerste staak, haar dochter Francina Prick, weduwe van Aert van Bemmel, korenmeter te Dordrecht, voor de tweede staak en de kinderen van haar dochter Maeijcke Prick, bij haar verwekt door Abraham Verlove, voor de derde staak. Het vruchtgebruik van door laatstgenoemden te erven goederen zal komen aan testatrices dochter Maijcke Prick. Zij wenst, dat haar zoon Joost op zijn erfdeel zal aanvaarden het huis, waarin zij woont, voor een bedrag van 900 gl. en dat haar dochter Francina het huis, waarin haar zoon Joost Prick woont, genaamd "de Rosmolen", op haar erfdeel zal aanvaarden voor een somma van 1400 gl. Als iemand van haar erfgenamen zich zal verzetten tegen bovengenoemde bepalingen, zal hij of zij een boete verbeuren van 400 gl., waarvan de ene helft uitgekeerd moet worden aan de huisarmen van de NG gemeente te Dordrecht en de andere helft aan de diaconie-armen van de Doopsgezinde gemeente aldaar. Tot voogden benoemt zij haar zoon Joost Prick en haar schoonzoon Abraham Verlove. Zij tekent met haar naam. [535]
Op 12-1-1696 compareren Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij enerzijds en Abraham Targier, als echtgenoot van Adriana van Terneij, dochter van Tieleman van Terneij, beiden wonende te Dordrecht. Zij verklaren, dat er met betrekking tot de nalatenschap van Tieleman van Terneij tussen hen geschillen en mogelijk zelfs processen zouden kunnen ontstaan. Om die te voorkomen zijn zij overeengekomen eventuele geschillen te onderwerpen aan de arbitrale uitspraak van mr. Johan Hoynck van Papendrecht en mr. Gerard Francken, advocaten te Dordrecht. In het geval die beiden niet tot overeenstemming kunnen komen hebben comparante tot "superarbiter" gekozen Willem van Blijenburg, burgemeester van het Gerecht te Dordrecht. [536]
Op 21-5-1699 compareren Bartholomeus Targier, Salomon Bosgasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij, Catharina Targier, ongehuwd en Joachum Targier, broers en zusters, wonende te Dordrecht. Zij verklaren samen schuldig te zijn aan Adriana Claas, wonende te Dordrecht, een bedrag van 300 gl., spruitende ter zake van en in mindering van een somma van 2000 gl., welke Abraham Targier aan Adriana Claas schuldig is uit hoofde van een schepenenschuldbrief dd 23-1-1691, verzekerd op een huis genaamd "de zeeperij van den Hamer", waarvoor comparanten elk persoonlijk ook aansprakelijk zijn krachtens een gepasseerde borgtocht. Akte door comparanten ondertekend. [537]
Jakob Targier schrijft een gedicht Ter agtenseventigste verjaringe van myne moeje Sara Targier door hem gedateerd op "Den XXIXten van herfstmaant MDCCXXVIII" (29-9-1728).[538]
Publicaties van Bartholomeus van Gent
- Op de Werken van den heer Dr. J. Antonides vander Goes, gedicht in "Alle de gedichten van J. Antonides vander Goes. Hier by komt het leven des dichters", div. auteurs, Amsterdam, 2de dr. 1705
- Bruylofts-Sangh voor Neef Joachim van Gent en Nicht Susanna van Loon, gedicht in ""Ter Bruyloft van Joachim van Gent en Susanna van Loon, Vereenight binnen Utrecht 4/14 Junij 1682", Utrecht, 1682
- Op de Afbeelding van de Heer Johan de Witt, een van een drietal gedichten in het "Zwart Toneel-gordyn opgeschoven voor de Heeren gebroederen Cornelis en Johan de Witt" verm. door Hieronymus Sweerts, 1676
![]() |
Bijdrage door B(artholomeus) van Gent in het boekje met gedichten "Ter Bruyloft van Joachim van Gent en Susanna van Loon, Vereenight binnen Utrecht 4/14 Junij 1682". Bruid en bruidegom waren zijn volle neef en zijn volle nicht (zie kw. nr. ⇒ 2771 sub c).
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 15-7-1697 testeert Elisabet van Gent, jonge dochter, 12 jaar oud. Zij benoemt tot haar enige en universele erfgenaam haar moeder Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman ter Neij. Zij tekent met haar naam. [539]
COMMENTAAR(¥)
Johannis Dirx van Deijl, vertrekt (voor 1675) van Utrecht naar Dordecht
tr. Utrecht 30-4-1659[540]
Catalina Ferwen.
Ferwen is waarschijnlijk en leesfout en moet denkelijk Terwen zijn. Wie de ouders waren van deze Catalina Terwen (geb. vóór ca. 1640) is echter nog niet duidelijk. |
![]() |
Bijdrage door D(irck) van Deyl in het boekje met gedichten "Ter Bruyloft van Joachim van Gent en Susanna van Loon, Vereenight binnen Utrecht 4/14 Junij 1682". Bruid en bruidegom waren zijn aangetrouwde neef en nicht (zie kw. nr. ⇒ 2771 sub c).
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 13-2-1699 verkrijgt Dr. Joachim Tarsier een hypotheek van ƒ 450,-- van Hugo van Dijck en Gerrard Vingerhoed. Als onderpand dient een pand genaamd de Drie Leidse Kazen in de Pelserstraat te Dordrecht. Erflater is Willem van Blijenberg (overleden), lid oudraad. Overige genoemde personen Adriaen van Starrevelt, procureur, Bartholomeus Targier, Lambert Vijffhuijsen, procureur Abraham Zelkardt, procureur. [545]
Op 21-5-1699 compareren Bartholomeus Targier, Salomon Bosgasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij, Catharina Targier, ongehuwd en Joachum Targier, broers en zusters, wonende te Dordrecht. Zij verklaren samen schuldig te zijn aan Adriana Claas, wonende te Dordrecht, een bedrag van 300 gl., spruitende ter zake van en in mindering van een somma van 2000 gl., welke Abraham Targier aan Adriana Claas schuldig is uit hoofde van een schepenenschuldbrief dd 23-1-1691, verzekerd op een huis genaamd "de zeeperij van den Hamer", waarvoor comparanten elk persoonlijk ook aansprakelijk zijn krachtens een gepasseerde borgtocht. Akte door comparanten ondertekend. [546]
Publicaties van Joachim Targier:
D. van Hoogstraten, Gedichten. Uitg. Jacobus van Hardenberg. Amsterdam, 1696. Met drempeldichten van: Kataryne Lescailje, P. Francius, Janus Broukhusius, J. Vollenhove, A. Moonen, J. Brandt, Joachimus Targier, J. Pluimer, Ant. Jansz. van der Goes, A. Bogaert.
Medicina Compendiana, Leiden, 1698.[547]
Op 21-5-1699 compareren Bartholomeus Targier, Salomon Bosgasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij, Catharina Targier, ongehuwd en Joachum Targier, broers en zusters, wonende te Dordrecht. Zij verklaren samen schuldig te zijn aan Adriana Claas, wonende te Dordrecht, een bedrag van 300 gl., spruitende ter zake van en in mindering van een somma van 2000 gl., welke Abraham Targier aan Adriana Claas schuldig is uit hoofde van een schepenenschuldbrief dd 23-1-1691, verzekerd op een huis genaamd "de zeeperij van den Hamer", waarvoor comparanten elk persoonlijk ook aansprakelijk zijn krachtens een gepasseerde borgtocht. Akte door comparanten ondertekend. [549]
Op 14-7-1699 leggen Salomon Bosgasie, Ghijsbert van Leusde, en IJsaack Karssendijck, allen grutters te Dordrecht, een verklaring af. [550]
Op 17-11-1702 verklaren Salomon Bosschasi, grutter te Dordrecht en zijn vrouw Tanneken Targier, dat zij hun mutueel testament, op 28-5-1677 gepasseerd voor notaris Samuel van der Heijden, waarin zij elkaar tot voogd over hun minderjarige kinderen hebben aangesteld, ratificeren. Zij benoemen naast de langstlevende van hen beiden tot medevoogd hun zoon, Abraham Bosschasi. [551]
Op 2-7-1706 compareren Lodewijk Verduijff, koopman te Amsterdam, enerzijds en Salomon Bosschasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, voor haarzelf en als erfgenaam ex testamento van haar zuster Catharina Targier, (Angeneese Rijmen), de weduwe van Bartholomeus Targier en Abraham Targier, anderzijds. Tweede comparanten verklaren door eerste comparant vergenoegd en betaald te zijn wegens hetgeen hen toekwam uit de boedel van wijlen dr. Joachum Targier en nu diens weduwe IJda Verduijff en afstand te doen van alle verdere rechten dienaangaande. [552]
Op 4-1729 testeert Abraham Bosschagie, grutter en burger van Dordrecht. Hij legateert aan zijn neef IJsaacq Targier, wonende te Amsterdam, zijn zakhorloge, aan zijn neven Bartholomeus en Jacobus Targier, wonende te Dordrecht, zijn kleren en boeken, aan de kinderen van zijn oom zaliger, Abraham Targier, die bij zijn overlijden nog ongehuwd zullen zijn, zijn meubelen, huisraad en inboedel en aan zijn nicht Annetje van der Fles, wonende te Haarlem, een bedrag van 150 gl. Tot erfgenamen van al zijn overige na te laten goederen benoemt hij de kinderen van zijn oom Abraham Targier voor de ene helft en zijn nicht Elisabeth van Gent of bij vooroverlijden haar moeder Sara Targier, laatst weduwe van Thieleman van Terneij, voor de wederhelft. Tot executeurs-testamentair en voogden stelt hij aan zijn neven Abraham, Bartholomeus en Jacobus Targier, wonende te Dordrecht. Hij secludeert de weeskamer en tekent met zijn naam. [553]
Op 21-5-1699 compareren Bartholomeus Targier, Salomon Bosgasie, als echtgenoot van Tanneken Targier, Sara Targier, laatst weduwe van Tieleman van Terneij, Catharina Targier, ongehuwd en Joachum Targier, broers en zusters, wonende te Dordrecht. Zij verklaren samen schuldig te zijn aan Adriana Claas, wonende te Dordrecht, een bedrag van 300 gl., spruitende ter zake van en in mindering van een somma van 2000 gl., welke Abraham Targier aan Adriana Claas schuldig is uit hoofde van een schepenenschuldbrief dd 23-1-1691, verzekerd op een huis genaamd "de zeeperij van den Hamer", waarvoor comparanten elk persoonlijk ook aansprakelijk zijn krachtens een gepasseerde borgtocht. Akte door comparanten ondertekend. [554]
1386. ANTONI(J) TERWEN, geb. Doopsgez. Dordrecht, ovl. Dordrecht doopsgez. 6-10-1681 ("Antonij Terwen, diaken dienaar"), beg. Dordrecht 7-10-1681, winkelier, burger van Dordrecht (1679),
huw. get. (1678, 1681),
diaken van de Doopsgezinde gemeente te Dordrecht (1681),
tr. Utrecht (schepenen) 10-3-1661
1387. SARA VAN DE(R) POEL, geb. vóór ca. 1640, ovl. 1707-1731, huw. get. (1681, 1688),
wordt als D'Wed. Antonij Teruwe aangeslagen in de3de klasse (koffie/theegeld ƒ 6,--) voor de betaling van "Impost op de consumptie van coffij, thee, chocolate, sorbeth, born-water, limonade en andere drancken met water gemenght" (1698),[555]
testeert in1707, voert blijkens testament op latere leeftijd een gezamenlijke huishouding met haar drie ongehuwde dochters Anna, Barbera en Sara, bezit een tuin, gelegen buiten Dordrecht in het Meepaadje (1707).
Zij wonen te Dordrecht (1681).
Op 16-5-1679 compareren Cornelis Teruwe, Anthonij Teruwe en Hendrick Teruwe, burgers van Dordrecht, erfgenamen van wijlen Jan Cornelisz Vijgenboom, hun oom en executeurs van het testament van Jan Cornelisz Vijgenboom en diens echtgenote Maria Jacobsdr Metschert. Compareren mede Jan Smith en Jan van Rixtel, getrouwd met Maria Smits, wonende te Amsterdam, voor 2/3 parten erfgenaam van Maria Jacobsdr Metschert, resp. hun tante en behuwd tante. Comparanten verklaren, dat bij de deling en scheiding van de boedel, nagelaten door Vijgenboom en Metschert, aan Hendrick Teruwen is toebedeeld een huis over de brug bij het Bagijnhof naast de gracht, staande tussen de gracht en het huis van Michiel van der Kesel, door Vijgenboom "nieuw getimmerd" en naderhand door hem en zijn vrouw bewoond, in welk huis zij ook zijn overleden. De overige comparanten verklaren, dat zij en hun mede-erfgenamen gecompenseerd zijn met andere goederen uit voornoemde nalatenschap. [556]
Op 26-5-1707 testeert Sara van de Poel, weduwe van Anthonij Terwen, wonende te Dordrecht, gezond van lichaam en geest. Zij legateert aan haar ongehuwde dochters Anna Terwen, Barbera Terwen en Sara Terwen elk een somma van 1400 gl., welke haar getrouwde kinderen reeds hebben gekregen "en in cas imande haar testatrices voorsz. dogters soude willen imputeren ofte affvorderen voldoeninge van de alimentatie die hare voorsz. drie dogters sedert hare meerderjarigheijt soude genoten hebben, 't welcke hare meijninge, begeerte nogte intentie in geen manieren niet en is, soo verclaert de testatrice de voorn. alimentatie ende verder en andersints ja selfs tot haren overlijden toe de opgemelte hare drie dogters bij dese te remitteren in recompense van de diensten haer huijshouden en andersints gedaen, gelijk de testatrice insgelijks is doende aen de dogter van Abraham Targier en Geertruijd Terwen die al eenigen tijde ten haren huijse heeft gewoont." Testatrice wil, dat haar drie ongehuwde dochters hun leven lang gedurende het bezit en vrije gebruik zullen hebben van haar tuin, gelegen buiten Dordrecht in het Meepaadje, zonder daarvoor iets te moeten betalen of in haar boedel in te brengen, evenwel op voorwaarde, dat zij de tuin goed zullen onderhouden, de gewone en buitengewone lasten daarvan zullen betalen en dat degene, die zal gaan trouwen, daarmee het recht op het bezit en gebruik van de tuin zal verliezen. Zij legateert voorts aan haar genoemde dochters een obligatie van 3200 gl. ten laste van Gelijn Clood en diens vrouw met de daarop verlopen interest. Aan haar dochter Anna Terwen legateert zij de jaarlijkse interest van een kapitale somma van 2000 gl. en na het overlijden van Anna aan haar testatrices behoeftige, na te laten kinderen of nakomelingen, totdat de laatste van haar kinderen zal zijn overleden. De eigendom van die 2000 gl. zal daarna toevallen aan haar kleinkinderen, doch in staken en niet per hoofd. Aan haar dochter Sara Terwen legateert zijn haar beste bed, de gordijnen voor de bedstee, de rabatten voor de bedstee en voor de schoorsteen en een stuk goud, waarop "de slag van Vlaenderen" staat. Haar kleren laat zij na aan haar vijf dochters Anna Terwen, Janneken Terwen, Barbera Terwen, Geertruijd Terwen en Sara Terwen. Aan haar kleinkinderen, die de voornaam Anthonij of Sara dragen, vermaakt zij een bedrag van 100 gl. Tot universele erfgenamen van al haar overige na te laten goederen benoemt zij haar zoon Pieter Terwen, haar dochter Anna Terwen, haar dochter Janneken Terwen, echtgenote van Joan Copijn, haar dochter Barbera Terwen, haar dochter Sara Terwen en de kinderen van Geertruijd Terwen, bij haar verwekt door Abraham Targier. Haar zoon Jacobus Terwen benoemt zij tot haar mede-erfgenaam in de "blote" legitieme portie, waarop hem zal worden aangerekend al hetgeen hij reeds van haar heeft gekregen. Doch indien hij "sig komt te gedragen in alle moderaetheijt en sonder eenige de alderminste oppositie ofte quaetaerdigheijt door middelen van regten off daer buijten tegens de executeurs van desen testamente en voogden over de minderjarige", stelt zij hem aan tot erfgenaam in een zevende part van haar na te laten goederen. Aan haar dochter Geertruijd Terwen en haar man Abraham Targier legateert zij de opbrengsten, hun leven lang gedurende, van de goederen, die hun kinderen van haar zullen erven. Tot executeurs-testamentair stelt zij aan haar zoon Pieter Terwen, haar schoonzoon Joan Copijn en haar dochter Barbera Terwen en tot voogden Pieter Terwen en Joan Copijn. Zij tekent met haar naam. [557]
De bepaling in bovenstaand testament dat na het overlijden van dochter Anna het legaat ten goede moet komen aan behoeftige descendenten van Sara van de Poel zal in 1734 leiden tot een daartoe strekkend verzoek van Anna's schoonzuster Catharina van de Velde, wed. van Jacobus Terwen (zie hieronder sub i voor de gevolgen).
Op 11-4-1697 compareren te Dordrecht Anna Terwe, Berbera Terwe en Sara Terwe, gezusters, allen bejaarde ongehuwde dochters wonende te Dordrecht. Zij verklaren elkaar tot erfgenaam te benoemen: de eerststervende de twee langstlevenden en de tweede langstlevende de laatste nog levende zuster, "voor soo verre die alsdan nogh vrijsters, ende vrijster, en ongehuwt sullen werden bevonden, ende anders niet." Als de langstlevende van de drie zusters ongehuwd komt te overlijden, zullen alle goederen, die zijn van de twee andere zusters heeft geërfd, versterven op hun getrouwde broers en zusters, in egale porties, op voorwaarde, dat de erfportie van hun zuster Geertruij Terwen, getrouwd met Abram Tersier zal vererven op hun kind. Zij benoemen tot voogden hun broers resp. zwager Jacobus Terwe, Pieter Terwe en Jan Coppijn. [560]
COMMENTAAR(¥) Als Janneke op zijn vroegst op haar 16e jaar trouwde in 1681 dan zou zij geboren zijn 1665. Volgens het ms. Terwen zijn er nog 6 kinderen voor haar geboren, dat past niet (tenzij er sprake is van meerlingen) in de periode tussen het huwelijksjaar 1661 en 1665. Hoe kan dat? |
Gedicht in de Collectie Balen: "De terwe ter bruilofte van Jan Kopijn leeraar der Doopsgezinde te Middelburg met Janneke Terwe getrouwd in Dordrecht den 3 van herfstmaand 1690". Door A. Jansen. [562]
Jakob Targier heeft in 1712 van zijn "Kunstrijke Nigt" Sara Kopyn kennelijk een dichtbindel geleend want hij schrijft in dat jaar een gedicht Aam myne nigte Sara Kopyn op de Poëzy van Kaspar Brandt, door haar Ed. my geleent. Negen jaar later schrijft hij een gedicht Op het huwelyk van de heere Paulus van Tiel en myne nigte Sara Kopyn, waaronder staat "Getrouwt binnen Dordregt den XVIden van Lentemaant MDCCXXI". [563]
COMMENTAAR(¥) Als Geertruy op zijn vroegst op haar 16e jaar trouwde in 1681 dan zou zij geboren zijn 1662. Volgens het ms. Terwen zijn er nog 8 kinderen voor haar geboren, dat past niet (tenzij er sprake is van meerlingen) in de periode tussen het huwelijksjaar 1661 en 1662. Hoe kan dat? |
Op 30-12-1720 testeren Jacobus Terwen, garentwijnder en koopman te Dordrecht, en zijn vrouw Catharina van de Velde. De testateur benoemt tot zijn universele ergenamen zijn vrouw, zijn voordochter Johanna Terwe en de kinderen bij zijn huidige vrouw verwekt of nog te verwekken, ieder voor een gerecht kindsgedeelte. De testatrice benoemt tot erfgenaam haar man. Zij stellen elkaar aan tot voogd over hun minderjarige erfgenamen. [565]
Op 3-3-1730 compareert Catharijna van der Velde, weduwe van Jacobus Terwe, garentwijnder te Dordrecht. Zij verklaart tot voogden over haar drie minderjarige kinderen, bij haar verwekt door haar voornoemde man, aan te stellen Cornelis Terwe, koopman te Dordrecht, neef van haar overleden man en bij diens overlijden Pieter Terwe, koopman te Rotterdam, broer van haar overleden man. Zij tekent met haar naam. [566]
Rekest d.d. 26-1-1734 van Catharina van der Velden om ten behoeve van haar kinderen aanspraak te maken op ondersteuning uit de nalatenschap van haar schoonzuster Anna Terwen, volgens voorwaarden gesteld in het testament van Anna's moeder Sara van der Poel (zie kw. nr. ⇒ 1387 ).
"Aan de Ed. Groot agtb. heeren den Presiderende Burgermeester ende Schepenen der stadt Dordregt. Geeft met behoorlijke reverentie ende schuldige eerbiedigheijt te kennen Catharina van der Velden, woonende binnen dese stadt, weduwe van Jacobus Terwen, in zijn leven garentwijnder en burger deser stadt, als moeder en voogdesse over hare drie kinderen, met name Anthonij Terwen, out 20 jaren, Catharina Terwen, out 18 jaren ende Jacobus Terwen, out 16 jaren, verwekt bij den voorn. haren man, dat Sara van der Poel in haar leven weduwe wijlen Anthonij Terwen, grootmoeder paternel van haar suppliante voorn. kinderen, bij haren testamentaire dispositie gepasseert voor den notaris Gillis Mugge ... binnen dese stadt geresideert hebbende sub dato den 26e meij 1707, onder ander heeft verclaart te willen ende begeren dat aan hare dogter Anna Terwen uijt den gemeenen boedel sal werden uijtgerijkt jaarlijks den interest van twee duijsent guldens capitaal haar leven lang gedurende en dat ten dien fine een obligatie oof ander suffisant pant sal werden versekert en verbonden, mitsgaders dat bij overlijden van de voorsz. Anna Terwen den voorn. interest van twee duijsent guldens sal werden genoten bij de behoeftigen naar te latene kint off kinderen en descendenten bij representatie, soo lange tot dat de laaste van haar testatrice voorsz. kinderen deser werelt sal wesen overleden ... en dat den eijgendom der voorsz. twee duijsent guldens naar overlijden van de laatste van haar testatrices kinderen komen ... sal op de respective kintskinderen van haar testatrice in stirpes (staken) ende niet in capita (per hoofd) ... Ende alsoo de voorn. Anna Terwen op den (27-1-1731) deser werelt is overleden, sulxs de intrest van de voorn. somma van 2000 gls. moet werden genoten bij de behoeftige naargelate kint off kinderen en descendenten bij representatie tot de laatste van haar testatrice ... kindren sal wesen overleden en alleenlijk van haar kinderen nog in leven is Pieter Terwen, koopman tot Rotterdam, executeur en voogt van den voorn. testamente, onder wie het voorn. capitaal van 2000 gl. is berustende ende niemant vande testatrice haar kint off kintskinderen behoeftig zijn dan de kinderen van de suppliante, derhalven de suppliante de intressen van de voorn. somma van 2000 gl. hoog nodig tot derselver kindren alimentatie ende vermits het sterfhuijs van de voorn. Sara van der Poel alhier gevallen is, soo keert de suppliante sig door dese tot UEd. Groot Agtb. ootmoedelijk versoekende appoinctement in margine deses, waar bij UEd. Groot Agtb. den voorn. Pieter Terwen in sijn qualiteijt gelieven te authoriseren en des noods te ordonneren de intressen van de voorn. somma van 2000 gl. sedert het overlijde van de voorn. Anna Terwen aan haar suppliante tot alimentatie van hare kinderen onder behoorlijke quitantie over te geven en daar inne van jaar tot jaar te continueeren sijn leven lang gedurende ... In margine stont voor apostille: De Camere alvorens te disponeren committeert de heeren mr. Paulus Gevaerts ende Johan Brandwijk van Bloklandt schepenen deser stadt omme den nevenstaande requeste nader te examineeren en haar Ed. Groot Agtb. te dienen van haar Ed. consideratiën. Actum den 26e januarij 1734 ...
De gecommitteerden hebben blijkbaar contact met de executeur testamentair Pieter Terwen die een brief schrijft:
NB: dese brieff raakt het vorenstaand request: Ed. Groot Agtbare Heeren. Mij is wel ter hand gecomen UEd. Groot Agtb. missive in dato 3e deser loopende maant februarij 1734, die eerder soude hebben beantwoort maar door indispositie en pressante affaires ben ik verhindert, waar over in alle nederigheijt excuse versoeke, in gedienstig antwoort op de selve sal desen dienen, dat ik met veel verwondering zie, hoe dat Catharina van de Velde heeft connen goetvinden haar te addreseren aan UEd. Groot Agtb. omme te moge ontfangen de intressen van zodanigen capitaal van 2000 gl. als door mijn moeder Sara van der Poel is gelegateert aan wijlen mijn suster Anna Terwen, en na haar doot aan de behoeftigen in de famielje, daar de suppliante niet onbewust is datter meerder behoeftigen in de famielje zijn dan de suppliante, maar die hebben om de eer en 't fatzoen van haar ende famielje te bewaren niet konnen resolveeren tot nog toe haar zelven te declareren, gelijk de suppliante abuzivelijk aan UEd. Groot Agtb. heeft te kennen gegeven als off zij de eenigste behoeftige was. Voor eerst zijnder 2 susterskinderen die gants blint sijn, en in 't geheel niet in staat haar broot te connen winnen, ten anderen is er nog een arme weduwe met drie kinderen, die ook buijten staat is iets te connen winnen en die haar soo sober behelpen, datse aller mededoogen waardig sijn, behalve nog meer andere die 't niet minder nodig hebben. En om UEd. Groot Agtb. verder desen aangaande te informeren soude (de) pen te ver moeten loopen, waarom de vrijheijd neme mijn neef Abraham Targier hier van kennisse te geven, die met en nevens mij executeur van den voorn. testamente is en alles soo wel als ik en meerder bewust is, die sig de eere sal geven UED. Groot Agtb. verder en van alles mondeling te informeren, waar aan ik mij verder gedrage. Maar ... om van die moeijelijke en lastige suppliante ontlast te zijn en mij van dese saak geheel aff te maken om in mijn hoge jaren en swacke toestant wat meerder rust te connen genieten, neem ik de vrijheijt UEd. Groot Agtb. in overweging off er geen middel conde gevonden worden dat dit capitaal van 2000 gl. wierde los gemaakt en dat het selve onder de erffgenamen wierde verdeelt, als de verdere erffgenamen daarin bewilligde, dan blijven mijne erffgenamen van die moeijte na mijn doot ontlast. Ik refereere mij verder aan de mondelinge informatie en verdere behandelinge van mijn neeff Abraham Targier voornt. ... (w.g.) Pieter Terwen. Rotterdam den 6 februarij 1734."
Hierna wordt afwijzend beslist op het verzoek van Catharina van der Velde maar wordt Pieter Terwen opgedragen het geld te distribueren.
Vervolgens stont: De Camere gehoort hebbende 't rapport van de heeren Commissarissen, voor welke degene die bij het versoek in dese gedaan eenigsints mogte sijn geïntresseert ware gecompareert geweest ende wijders geleth waar op in dese te letten stonde, ontseggen de suppliante haar versoek en verclaart dat daar in niet kan werden getreden, niettemin verclaart de voorn. Camere op de overgifte van de gemeene geïntresseerdens op dese requeste gehoort Pieter Terwen te authoriseeren en te qualificeren omme de revenuën van de 2000 gl. ten requeste gemelt, te rekenen sedert het overlijden van Anna Terwen te destribueeren ende te verdeelen onder de resp. erffgenamen van Sara van der Poel, in haar leven weduwe van Anthonij Terwen, te weten ieder staak in wesen sijnde haar geregtelijke portie. Actum den 18 februarij 1734 ... [567]
Op 11-4-1697 compareren te Dordrecht Anna Terwe, Berbera Terwe en Sara Terwe, gezusters, allen bejaarde ongehuwde dochters wonende te Dordrecht. Zij verklaren elkaar tot erfgenaam te benoemen: de eerststervende de twee langstlevenden en de tweede langstlevende de laatste nog levende zuster, "voor soo verre die alsdan nogh vrijsters, ende vrijster, en ongehuwt sullen werden bevonden, ende anders niet." Als de langstlevende van de drie zusters ongehuwd komt te overlijden, zullen alle goederen, die zijn van de twee andere zusters heeft geërfd, versterven op hun getrouwde broers en zusters, in egale porties, op voorwaarde, dat de erfportie van hun zuster Geertruij Terwen, getrouwd met Abram Tersier zal vererven op hun kind. Zij benoemen tot voogden hun broers resp. zwager Jacobus Terwe, Pieter Terwe en Jan Coppijn. [570]
Op 28-10-1706 compareren te Utrecht de onmondige kinderen van Jan Janss alias Jan Janss Dop en Margareta van Heurn, in leven echtelieden, voor wie als voogd optreden Egbertus de Leeuw, hun oom, en Thomas van Heurn, hun oom en advocaet voor den hove van Utrecht. Het betreft een procuratie om van Pieter Terwen, coopman te Middelborch, te innen de uitdeling in de VOC te Zeeland. Verwijzingen: appointement d.d. 11-10-1706 voor burgemeester en vroedschap van Utrecht.[572]
zoek testament 30 Sept. 1726 verleden voor Nots. Jacob van den Berg te Rotterdam
In de scheiding van de nalatenschap van Anthony Terwen op 23-9-1777 en 16-3-1780 voor notaris Justus van der Mey te Rotterdam, worden als zijne eenige nagelaten kinderenen erfgenamen genoemd : Maria Johanna Terwen, gehuwd met Mr. Jacob Jongbloet en Jacomina Anthonia Terwen, gehuwd met Mr. Jacob Herman Vingerhoed.[580]
Jakob Targier schrijft in 1728, een gedicht Op den eersten verjaardag van myne nigte Maria Terwen, dogtertje van myn' neve Anthoni Terwen en myne nigte Johanna Boutkan. Kennelijk aan dezelfde Maria is gericht zijn gedicht Ter verjaringe van myn nigte Maria Terwen, door hem gedateerd "Den Xden van Sprokkelmaant MDCCXXXI" (10-2-1731). [583]
Op 19-8-1751 testeren te Utrecht Jan Willem van Hoogstraten, procureur generaal in het hof van Utrecht, en zijn echtgenote Maria Johanna Terwen. Zij benoemen de langstlevende tot voogd, terwijl de ouders in de legitieme portie worden gesteld.[584]
De registers der graven in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage:[585]
Solvit verboeken ƒ 1-10, versuym ƒ 19-10.
Den 6-4-1763 de voors. grafstede overgeboekt ten name van de WeldEd.Gestr. Heer Mr. Jan Willem van Hoogstraten, Raadsheer in den Hove van Holland, volgens de acte van cessie overdragt en transport door de Heer Jacques Turnhout op den 25-3-1763 voor den Notaris Abraham Husson en getuyge gepasseert, waar van copie authenticq aan mij als Rentmeester is geëxhibeert en overgelevert.
Solvit verboeken ƒ 18.
Den 14-11-1763. Uit de 12 Regel, het 5e en 6e graft overgebragt Wilhelmina Francoisa van Hoogstraten, een kind : en Jacomina Antonetta van Hoogstraten, een kind : en uit de 14e R. het 2e en 6e graft Anthony Terwen van Hoogstraten, een kind.
Den 20-12-1766 bij avond begraven Cornelis Schrijver van Hoogstraten, een kind.
Den 16-2-1770 bij avond begraven Mr. Jan Willem van Hoogstraten. Den 24 Julij 1772 de voors. grafsteede overgeboekt ten name van V(rouw)e Maria Johanna Terwen, weduwe van Hoogstraten, ingevolge de acte van versoek door deselve als eenige en universeele erfgename van wijlen de Heer Mr. J. W. van Hoogstraten, Raad ordinaris in de Edelen Hove van Holland, ingevolge het mutueel testament door hun den 24-11-1758 voor den notaris Harman van Heezel en getuigen in 's Hage gepasseert, daarvan extract aan mij als Rentmeester is geëxhibeert , op den 18 deser getekent en overgelevert. Solvit overboeken ƒ 9, 2 jaren versuym ƒ 3.
Op 8-3-1747 verkopen de erven van Adrianus Montanus, echtgenote van Cornelia Cruijmel aan Daniel van Almonde, een huis, achterhuis en erf in de Rozenstraat (NZ) het achtste huis van de Prinsengracht te Amsterdam. [589]
Op 17-5-1747 verkopen de erven van Govert Groenewout aan Daniel van Almonde, een woonhuis en stal in de Rozenstraat (NZ) tussen eerste dwarsstraat en Prinsengracht te Amsterdam. [590]
Op 11-5-1762 verkoopt Frans Houttuijn, wednr. van Eva van den Bosch aan Daniel van Almonde, een huis en erf zijnde een steenkoperij, waar Hoed in het Scheiden (?) en De Hoge Hof van Holland in de gevel staat, op de Rozengracht (ZZ) voorbij Het Loodsje. [591]
Op 17-4-1766 verkopen de erven van Jan Lemmers, echtgenoot van Susanna Russel aan Daniel van Almonde, een huis en erf, waar De Zwaan in de gevel staat, op de Rozengracht (NZ) bij de Prinsengracht te Amsterdam. [592]
Op 30-4-1777 verkopen de erven van Abraham Bruijn aan Daniel van Almonde, een huis en erf, waar De Vogelenzang in de gevel staat, op de Keizersgracht (OZ) het derde huis bezuiden het hoekhuis van de Leliegracht te Amsterdam. [593]
Op 24-1-1786 verkoopt Daniel van Almonde aan Mathilda van Steen, een huis, achterhuis en erf in de Rozenstraat (NZ) het achtste huis van de Prinsengracht achteruit komend in een slopje te Amsterdam. [594]
Op 2-12-1795 verkopen de erven van Daniel van Almonde, echtgenoot van Barbara Terwen, aan Hendrik Naraad, een huis en stal in de Rozenstraat (NZ) tussen Prinsengracht en eerste dwarsstraat te Amsterdam. [595]
Op 7-7-1796 verkopen de erven van Daniel van Almonde, echtgenoot van Barbara Serwen (!) aan Carel Lodewijk Schorffius, een huis en erf op het Rozengracht (NZ) bij de Prinsengracht te Amsterdam. [596]
Op 13-8-1799 verkopen de erven van Daniel Almonde, echtgenoot van Barbara Terwen aan Johannes Lastdrager, een huis en erf zijnde een steenkoperij op de Rozengracht (ZZ) tussen eerste en tweede dwarsstraat te Amsterdam. [597]
Jakob Targier schrijft een gedicht Het geestelyk leven van een Kristen, aan myn nigte Sara Terwen en Ter verjaringe van myne nigte Sara Terwen.[599]
Op 11-4-1697 compareren te Dordrecht Anna Terwe, Berbera Terwe en Sara Terwe, gezusters, allen bejaarde ongehuwde dochters wonende te Dordrecht. Zij verklaren elkaar tot erfgenaam te benoemen: de eerststervende de twee langstlevenden en de tweede langstlevende de laatste nog levende zuster, "voor soo verre die alsdan nogh vrijsters, ende vrijster, en ongehuwt sullen werden bevonden, ende anders niet." Als de langstlevende van de drie zusters ongehuwd komt te overlijden, zullen alle goederen, die zijn van de twee andere zusters heeft geërfd, versterven op hun getrouwde broers en zusters, in egale porties, op voorwaarde, dat de erfportie van hun zuster Geertruij Terwen, getrouwd met Abram Tersier zal vererven op hun kind. Zij benoemen tot voogden hun broers resp. zwager Jacobus Terwe, Pieter Terwe en Jan Coppijn. [600]
1388. PIETER GERRITSZ HULSTMAN(S), geb. Oosterhout vóór ca. 1615, ovl. Dordrecht doopsgez. 29-9-1654, jongman wonende te Oosterhout (1641), huw. get. (1643), otr./tr. Dordrecht gerecht/doopsgez. 23-4/20-5-1641 (get. Bartholomeus Leendertsz van Steijn, zijn goede bekende, en Janneken Baltens van Horick, weduwe van Isaac Gerritsz Cuijp, haar moeder)
1389. GEERTRUYT ISAACS CUYP(SDR), geb. Dordrecht vóór ca. 1620, jonge dochter van Dordrecht (1641).
![]() | Wapen Cuyp : Een zwart veld met drie zespuntige gouden sterren, 2,1 geplaatst.[601] |
COMMENTAAR(¥) Nog niet uitgesloten is dat a) Gerrit Hulstman, identiek is aan b) Ge(e)rard(t) (Gerrit) (Pietersz) Huls(t)man, en dat er sprake is van een tweede huwelijk. |
Geerit Hulstman testeert te Dordrecht 11-5-1688.[603]
1390. ISAAC(Q) STOFFELS TI(E)RION, ged. Rotterdam 16-2-1628, beg. Gouda 21-12-1699, woonde in Rotterdam, later te Gouda, waar hij deken was in de
Doopsgez. kerk [606], perkamentbereider te Gouda (1660),
betaalt zout-, zeep-, heren- en redemptiegeld te Gouda (1680), als perkamentwerker op de Kleiweg, wz.,[607]
tr. 2o (huwelijk niet gevonden te Amsterdam 1661-1675)
SUZANNA NIEUKER(C)K, geb. (niet gevonden te Amsterdam 1611-1660(¥)), ovl. na 1701, van Amsterdam,[608]
wordt lidmaat van de doopsgezinde Gemeente Bij 't Lam en de Toren te Amsterdam 17-4-1701 als wed. van Isaak Tirion, op attestatie,
tr. 1o Gouda (schepenen) 10-3-1661 [609]
1391. AELTGEN JANS, geb. Doopsgez. Gouda.
COMMENTAAR(¥) wellicht veel later Doopsgez. gedoopt? |
Op 17-4-1660 compareerde Isaac Stoffelsz Tierion, Parckement bereider, tegenwoordig wonende binnen Gouda, en bekende wel en deugdelijk schuldig te zijn aan Heijndrick van der Heijme, Regerend Schepen en Brouwer in de Brouwerij van "de Swarte Leeuw" binnen Schiedam, de somma van 300 Car. guldens, ter zake van deugdelijk geleende penningen. [610]
"Wij ondergeschreven broederen der Mennonite gemeente tot Utrecht verclaren beij desen dat wij dr. Tirion die op een onwettighe wijsse in weerwil van ons en meer andere is gestemt (om leeraar te sijn van dese onsse gemeente) niet erkennen omdat hem niet verantwoort wegens veele welbekende weereltkundighe beschuldinghe en daerom versoecke dat ons protest van dato den 1 junij in 't kerckeresolutieboeck magh werden aengeteeckent en hem niet laeten predicken voor al eer hij met sich te verantworden ons vergenoeging sal hebben gegeven. Actum Utrecht den 24-6-1704"
Was getekend: Johannes Terwen, Abraham Verbeeck, Willem Verbeeck, Dionijs Oortman, Jacobus van Griethuysen de jongen, Simon van Griethuysen, Willem Ortman, D. Jacobus van Griethuysen, Matthijs van Dulcken, Hendrik van Singel.[617]
Op 22-1-1706 compareren te Utrecht Pieter Claesse Sandhorst, wonend in het Bartholomeusgasthuys aldaar, en Christoffel Tirion, predicant, en Huybert van Maerseveen, diaken van de mennonitekercke te Utrecht. Het betreft een schenking van f 200,- zijnde een deel van schuldbekentenis van ƒ 1000,- ten laste van Jacob Vorstelman te Amsterdam. Bijzonderheden: schenker houdt lyftocht. [618]
Op 16-2-1706 compareren te Utrecht Hendrik van Singel, Pieter van der Swaen, Willem Ortman, Abraham Verbeeck, Johannes Terwen, Matthys van Dulcken, Willem Verbeeck, Dyonis Oortman, Cornelis Schut, Cornelis van Griethuyze, ter ene zijde, en ter andere zijde de dienaren en diaconen van de Mennonitengemeente te Utrecht Frans Andriesse van Aken, Huybert van Maersseveen, Hendrick van Langelaer, Pieter Brouwer, Jan de Heger. Het betreft een protest tegen benoeming van Christoffel Tirion als predikant.[619]
Op 18-6-1708 testeren te Utrecht Kristoffel Tirion, medicinae doctor, en zijn echtgenote Dorothea Aldenhoven. Zij benoemen Wilhem van Maurik de jonge en Jacob van Royensteyn, naast de langstlevende, tot voogden over hun kinderen.[620]
Zijn kleinzoon Jan Tirion was deken van de doopsgezinde gemeente in Den Haag.
Op 30-12-1740 wordt verkocht uit de insolvente boedel van Dirk Koel aan Isaac Tirion, een opstal, 2 huizen, tuin en streek raams op het Slijppad (Slijpmolenpad) buiten de Raampoort te Amsterdam. [634]
Op 7-11-1742 verkopen de erven van Rudolph Wetsteijn aan Izaak Tirion, een huis en erf in de Kalverstraat tussen Dam en Jonge Roelensteeg te Amsterdam. [635]
Op 7-11-1742 verkopen de erven van Rudolph Wetsteijn aan Izaak Tirion, 2 huizen en erven in de Jonge Roelensteeg (NZ) te Amsterdam. [636]
Op 20-9-1752 verkopen de erven van Nicolaas Parie aan Izaak Tirion, een Tuin en huis op het Zandpad bij de Leidsepoort te Amsterdam. [637]
Op 3-10-1758 testeert Isaac Tirion voor Nots. Hermanus van Heel te Amsterdam. ZOEK OP!
Op 24-4-1765 verkoopt Isaac Tirion aan Jan van Rijssen, een tuin behuizing bepoting en beplanting op het Zandpad buiten de Leidsepoort te Amsterdam. [638]
Op 21-2-1765 verkopen de erven van Johanna Jager, wed. van Johannes Junius aan Izaac Tirion, een tuin huizingen erven en achthoekige koepel in de Buitensingel bij de Weteringpoort te Amsterdam. [639]
Op 25-10-1768 verkopen de erven van Hendrik Colonius, echtgenoot van Angenieta van Broekhoff aan Johanna Coster, wed. van Isaak Tirion, een huis en erf op de Herengracht (ZZ) het tweede huis van de westhoek Vijzelstraat te Amsterdam. [640]
Op 25-10-1768 verkopen de erven van Hendrik Colonius, echtgenoot van Angenieta van Broekhoff aan Johanna Coster, wed. van Isaak Tirion, een huis en erf op de Vijzelstraat (WZ) tussen Herengracht en Keizersgracht te Amsterdam. [641]
Op 26-10-1769 verkoopt Joanna Coster, weduwe, en bij testament van 3-10-1758 voor Nots. Hermanus van Heel te Amsterdam boedelhoudster, van Isaac Tirion, via haar makelaar Willem van Aalst Willemsz, geassisteerd met Abraham de Lanoij als haar gekooren voogd, en Jan van Rijken en de voornoemde Willem van Aalst Willemsz en Abraham de Lanoij als haar vierendeelen, aan Gerrit de Groot, een huijs en erve in de Kalverstraat tussen Dam en Jonge Roelensteeg, benevens 2 daraan annexe huizen en erven, waar De Wetsteen in de gevel staat, in de Jonge Roelofssteeg (NZ) te Amsterdam. Koopsom tesamen in een koop ƒ 38.000,--. [642]
Joanna Coster, weduwe Isaak Tirion testeert op 23-7-1789 voor Nots. Isaac Pool te Amsterdam. ZOEK OP!
Op 6-6-1799 verkoopt Casper Andries Telting, makelaar, en gemachtigde bij procuratie d.d. 25-5-1799 voor Jacob de Flines Sijbrandij te Amsterdam, van Jan Tirion in huwelijk hebbende Catharina Tirion en van haar Catharina Tirion zelve, zijnde laatsgenoemde een der nagelaten kinderen van wijlen Joanna Coster, weduwe Isaak Tirion, en volgens derzelver testament d.d 23-7-1789 voor Nots. Isaac Pool te Amsterdam, voor 1/4 part mede erfgenaam van haar moeder, en daarmee volgens acte van scheiding der nalatenschap van voornoemde Joanna Coster op 26-11-1794 voor Nots. Cornelis Jan van Teijlingen te Amsterdam, eigenaar geworden van na te noemen percelen, aan Johannes Sijlvius en Arnoldus Sijlvius, een huis en erf op de Herengracht (ZZ) het tweede huis van de westerhoek van de Vijzelstraat te Amsterdam, en een huis en erf in de Vijzelstraat (WZ) tussen Herengracht en Keizersgracht te Amsterdam (door de constituanten aan Johannes Sijlvius en Arnoldus Sijlvius uit de hand verkocht). Koopsom ƒ 18.000,--. [643]
1402. WOUTER JANSZ CLOECK, geb. Gouda, ovl. Dordrecht, korenmeester te Dordrecht. mogelijk als Wouter van der Cloeck Jansz belender in de Nieuwstraat (1699), tr. 1o? MAGDALIENTJE VELTKAMP, otr./tr. Dordrecht/Papendrecht 23-10/6-11-1672
1403. AELTJE HERMANS (HERMENS).
1406. JOHANNES (JAN) BASTIAANS(SEN) (SEBASTIANUS) (SOETHOU(D)T), ged. RK Loon op Zand 4-12-1633[644], ovl. na 1668, verm. voor 1673, j.m. van Loon (1655),
als landbouwer, tapper vermeld op de 'Lijst van personen met bezittingen die minder waard zijn dan 2000 gulden' te Loon op Zand (1665),[645]
woont te Loon op Zand (1668),
otr. 2o 1665-1668
THEUNISKEN PETERS TALEN, mogelijk identiek met
Theunesken Peters, ged. geref. Sprang 6-11-1639 als dr. van Peter Theunes Pennings,
otr./tr. 1o Sprang geref. 21-7/29-8-1655
1407. THEUNISKEN (ANTHONIA) CORNELIS(SEN) ((DE) LEEUW) (LION), ged. geref. Sprang 17-6-1635(¥), ovl. 1665-1668?, j.d. van Sprang (1655).
COMMENTAAR(¥) Gezien haar trouwdatum (1655) moet Theunisken Cornelis Leeuw geboren zijn vóór ca. 1635. Een doop valt rond die tijd te Sprang niet te vinden. Wel vermeldt het geref. doopboek op 17-6-1635: "Cornelis Petersen aan den Eijkendeick, s(oon) Thoenes". Van een Thoenes Cornelisz Leeuw wordt te Sprang niets meer gevonden. De conclusie moet luiden dat de scribent van het doopboek (predikant of koster) hier hoogstwaarschijnlijk een verschrijving heeft gedaan en dat er moet staan "d(ochter) Thoenesken". In het doopboek zijn meer verschrijvingen aan te wijzen. |
Op 28-12-1660 transporteert Jan Bastiaen Janssen Soethout goederen aan zijn broer Aert Bastiaen Janssen Soethout, die bekent schuldig te zijn aan zijn broer Jan een bedrag van 260 gulden terzake van een transport op heden. Uit de aantekening in de marge blijkt dat de schuld op 1-1-1663 ingelost is. [646]
Op 31-1-1662 wordt Jan Bastiaenssen Soethout aangesteld als opvolger van Wijtman Peeters, samen met Jan Adriaenssen Roosenbrant als voogd over Peeter en Adriaentken, onmondige kinderen van wijlen Bastiaen Jan Adriaens. [647]
Op 8-1-1665 transporteren Jan Willemssen Cuijlman en Bastiaen Tunussen van Vuijtwijck, als voogden over de vier onmondige kinderen van Niclaes Wouterssen van Doremael en Anneken Jan Peeters, goederen aan Jan Bastiaenssen Soethout. [648]
Op dezelfde datum 8-1-1665 bekent Jan Bastiaenssen Soethout schuldig te zijn aan Anneken Jan Peeters en haar kinderen een bedrag van 575 gulden terzake van een transport op heden. Uit de aantekening in de marge blijkt dat de schuld op 2-11-1670 ingelost is. [649]
Op 9-2-1673 doen Huijbert Bastiaens Soethout en Floris Huijberts de Pruijser, als voogden over de twee onmondige kinderen van Jan Bastiaens Soethout en Anthonia Cornelis de Leeuw, afstand van goederen aan Robbert Adriaens Breeckelmans, Hl. Geestmeester op het Vaertskwartier, ten behoeve van de Hl. Geest. [650]
COMMENTAAR(¥) Volgens bovenstaande akte zouden er in 1673 twee onmondige kinderen zijn. Echter, volgens onderstaande dopen zijn er vijf kinderen geboren waarvan er in 1673 hoogstens een overleden kan zijn. Hoe kan dat? |
Op 19-2-1683 heeft Cornelis Janse Soethout, kleermaker te Sprang, van de armmeesters het arme weeskind Bastiaen Janssen Soethout aangenomen. Hij heeft het kind aangenomen voor vier jaar om hem te voorzien van eten en drinken, maar ook om hem naar school te laten gaan zodat hij leert lezen en schrijven en om hem het kleermakersvak te leren. De armmeesters betalen 50 gulden. Huijbert Peeters Talen stelt zich borg. [652]
1410. GEURT JANSEN, geb. vóór ca. 1610, molenaar op de Puurveense Molen bij Barneveld,[654]
zn. van Jan Jansen, van Barneveld (1636),
wednr. wonend te Barneveld (1639),
otr./tr. 2o Barneveld geref. 24-3/12-4-1639[655]
FRANSJE FRANCKEN, wed. van Evert Maassen, van Barneveld (1639),
otr./tr. 1o Barneveld geref. 28-8/18-9-1636[656]
1411. MARIJTJE JANS, ovl. vóór 24-3-1639[657], dr. van Jan Jansen,van Barneveld (1636).
1416. EVERT MAASSEN VAN VELDHUIJSEN, geb. vóór ca. 1630, ovl. Ede-Veldhuizen 31-12-1709, pachter van 'De Slijpkruik' te Ede-Veldhuizen op het landgoed Kernhem,[659]
tr. vóór ca. 1655[660]
GERRITJE JANS VAN LANGEVELD, of
JANTJE CLAASSEN VAN (DE) LANGEVELD, of
LIJSBETH JACOBSEN.
COMMENTAAR(¥) ZOEK OP inventaris van de bezittingen van Jacob Evertsz en Petertje Everts in ORA Veenendaal 22 d.d. 16-6-1719. |
COMMENTAAR(¥) Zie kwstatenboek VG 1988 p37 en GN 1984 p75 |
1420. AART CORNELISSEN (VAN DER MEIJDEN)(ook genaamd Van de Geer)[662], geb. ca. 1625.
Op 4-2-1694 wordt het graf nr. 49 in de kerk van Veenendaal verkocht aan Dirck Aertsz en Gerrit Aertsz, gebroeders, voor ƒ 10,--,--.
vul aan Kw. VG 178
Veenendaal 16-2-1728 : Steventje Garrits laatst weduwe van Willem Berents wonende op 't erf en goed van de Heer Anthonij van Wijck en juffrouw van Wijck te Emmickhuijsen is achter met de pacht, stelt gewas te velde als onderpand. Stellen zich tot borgen Jacob Garritsen, Arien Garrits en Elsje Garrits, weduwe van Garrit Aerts. [666]
Veenendaal 16-2-1728 : Steventje Garrits laatst weduwe van Willem Berents wonende op 't erf en goed van de Heer Anthonij van Wijck en juffrouw van Wijck te Emmickhuijsen is achter met de pacht, stelt gewas te velde als onderpand. Stellen zich tot borgen Jacob Garritsen, Arien Garrits en Elsje Garrits, weduwe van Garrit Aerts. [669]
1422. REM (ROMBOUT) REMMERTSEN (ROMBOUTSZ) BULL DE JONGE, geb. vóór ca. 1610, ovl. na 1669, j.m. van Veenendaal (1636),
schoolmeester en koster, landeigenaar,[670]
otr./tr. Amersfoort geref. 20-2/11-3-1636[671]
1423. GIJSBERTJE WOUTERS, geb. vóór ca. 1615, j.d. van Groep bij Renswoude, wonend te Amersfoort (1636), landeigenares.[672]
1456. GUILLAUME (GUILLIAM) WALRAVEN / VAN STEENHUYS(EN), geb. vóór ca. 1615, ovl. 1666-1676, j.m. van Oplo (1638),
is bewindvooerder voor de erfgenamen van Cryn Cornelissen schipper (1646),
corporaal van de adelborsten onder den Heer van Oploo(¥) (1642),
onder de compagnie van den ouden Heer van Oploo zaliger (1659),
onder de compagnie van de majoor en kapitein luitenant Fouljouw (1660),
onder de compagnie van de kapitein Hemert (1662)
onder de compagnie van de kapitein Wittensteijn (1663, 1664),
treedt op als not. get. (1663),
belender aan de oostzijde van de Hoofschestraat te Grave (1655, in 1682 zijn erfgenamen),
otr. 1o Creveceur 28-10-1638,
otr./tr. 1o Grave geref. 30-10/31-11-1638
GERTRUIJDA (BERTRUD, GEERTIEN) JANSSEN (VAN WALBEECK), ovl. 1640-1643, j.d. van Grave (1638),
dr. van Jan van Walbeeck,
otr./tr. 3o Grave geref. 15-11/3-12-1659
CATHARINA ANTONISENS MUI(J)TERS, ovl. na 1666, j.d. van Grave,
otr./tr. 2o Grave geref. 5/23-7-1642
1457. LEONORA (VAN) NIEUKERCKEN (NIJKERCK), ovl. 1656-1659, j.d. wonende in de Grave (1642), (mogelijk uit een geslacht Neukirchen).
COMMENTAAR(¥) Toeval of niet, met "den Heer van Oploo" kan niemand anders bedoeld zijn dan Godert van Steenhuijs, Heer van Oploe, Ambtman van het Graafschap en het Land van Cuijck. Zie ⇒ Fragment Steenhuijs waarin de voornamen Walraven en Ludolph. |
Op 25-7-1645 vesten Gerit Willemssen Schetter en Anneken Janssen e.l. voor zichzelf en zich sterkmakende voor Gerit, Jan en Anthoni Janssen van Walbeeck, broers van voornoemde Anneken Jans, van wie comparanten beloven binnen twee maanden na dato dezer procuratie te zullen overleggen, en voor Guille van Steenhuys als man en momboir van Geertien Jans(¥), voor Wolff en Herman Jans, resp. zwager en broers van voornoemde Anneken, schepen Willem Wouterssen en Isabeel Teyts e.l. de kamp bouw- of teuland op den Ham, schietend met het ene einde op de Ham aan de gemene weg, aan de andere zijde naast het erf van Grietien Roumen, komende met de twee andere zijden op het erf van Gerit Luenissen met geen andere lasten dan drie vat en een half rogge aan de H. Sacraments broederschap. Scholtis, schepenen de Puth en de Jong. [673]
Op 29-11-1645 vest Peter Bressers Lertouwer voor zichzelf en uit kracht van procuratie van zijn echtgenote Anneken Abrahams van Vossen voor burgemeesters en schepenen der stad Breda dd 31-10-1644 ondertekend Hanecops en met het stadszegel bezegeld, schepenen gebleken, Guille van Steenhuys en Leonore Nyeukercken(¥) e.l. het huis en erf in de Hoofschestraat, aan de ene zijde en achter schietend aan het erf van Hilleken Rutgers, aan de andere zijde het erf van Dierick van Balveren en voor aan de gemene straat, met geen andere lasten dan een malder rogge geestelijke pacht te betalen met twee gulden, een malder rogge aan het Cloester van Maria Graeff te betalen met dertig stuivers. Scholtis, schepenen Paulus Franck en Johan de Jong. [674]
COMMENTAAR(¥) CHECK! Hoe kan Guille van Steenhuys in 1645 nu man en momboir van Geertien Jans zijn en ook echtgenoot van Leonore Nyeukercken. Zou bedoeld worden "man en momboir van wijlen Geertien Jans"?
Op 8-10-1646 heeft Peter Vergheest na viermaal beslag doen panden aan het huis en erf van de erfgenamen van Cryn Cornelissen schipper voor de som van zestien philippusgulden waarvan mededeling is gedaan aan de bewindvoerder Guille van Steenhuys. Scholtis, schepen Willem Wouters die het Jacob Casembroot zal aandienen. [675]
Op 20-2-1647 heeft Guille van Steenhuys na viermaal beslag doen panden op de kooppenningen van het huisje van Cryn Cornelis schipper berustend onder Simon Versluysen voor de som van honderdtien gulden. Scholtis, schepen dr Frencely die het Casembroot zal aandienen. [676]
Op 6-2-1649 vesten Gerit van Althoff en Anna Willems e.l. voor zichzelf en zich sterkmakend voor Jan Joordens wonende te Keent in Maas en Waal voor drievierde, Guille van Steenhuys en Leonora van Nyeukercken e.l. voor het resterende vierde part Hendrick Schut en Margriet Hendrick e.l. het huis en erf in het Vissersstraatje, aan de ene zijde naast het erf van Hendrick Uldricx, aan de andere zijde naast het erf van Frans Wiricx Laymaker, achter schietend op het erf van de eenhoren en voor aan de gemene straat, met geen andere lasten dan 's heren poortchijns. Scholtis, schepenen Wolters en Casembroot [677]
Op 15-1-1656 heeft Guiliam van Steenhuijs een som van tweehonderdvijf gulden bij de schepenbank geconsigneerd in mindering van de kooppenningen van het huis genaamd de zak, gelegen in de Ridderstraat, verkocht door Christiaen van Wessum, voor hemzelf en Jan de Meijer en Bartolt Hendricx als momboirs van Wessums kinderen. Dit bedrag is gelicht door Casper Hogendorp als Volmr van de erfgenamen van rentmeester Verbolt, in het geval van naermaninge of calangie door de kinderen van Van Wessum vanwege dit huis compareert Wemmer Aerts die zich borg stelt, i.h.b. met zijn woonhuis in de Hamstraat en verder met al zijn andere gerede en ongerede goederen. [678]
Op 1-11-1656 vesten Christiaen van Wessum en Catharina Lenssen e.l., Jan de Meijer en Bartolt Henricx als curatoren over Wouter Carels onmondige zoon van wijlen Carel Wouters zadelmaker, Bartolt Henricx zich sterk makend voor zijn neef Hendrick Sleger, Guiliam van Steenhuijs en Leonora Nijkerck e.l. het huis, de stal en de hof in de corte Ridderstraat, genaamd de zak, aan de ene zijde naast het erf van zijne genade de graaf van Hoorn, aan de andere zijde naast de armenhuisjes met de uitgang aan het Cranevelt, welke uitgang (die is toegemaakt) door de transportanten vooreerst niet kan worden geleverd en door commissarissen uit de magistraat Casembroot en Vogelvangers is getaxeerd op vijftig gulden die Steenhuijs mag korten op de kooppenningen, bij levering naderhand zal restitutie plaatsvinden van deze som. Voorts eist Steenhuijs nog hogen ten bedrage van dertig gulden, dit te beslissen door de magistraat as dinsdag met geen andere lasten dan 's heren poortchijns a vier of vijf stuivers. Scholtis, schepenen Vogelvangers en Heuckelhoven. Met uitspraak van de magistraat over de hogen dd 7-11-1656. [679]
Op 24-4-1660 testeren van Guiliam van Steenhuijs korporaal onder de compagnie van de majoor en kapitein luitenant Fouljouw en Catharina Anthoni Muijters e.l. Gesproken wordt over hun huis aan en omtrent het kasteel. Getuigen Jacob Tyssen en Heijman Heijmanss pompmaker. [680]
Op 11-8-1662 maken Guilliam van Steenhuijse korporaal van de adelborsten van de compagnie van de kapitein Hemert en Chatarina Antonis Muijters e.l., een besloten testament onder herroeping van hun testament voor notaris de Haen dd 24-4-1660. 11-8-1662. In dorso: kopie van de akte van superscriptie van dit testament dd 11-8-1662 voor notaris de Blanchevoije, getuigen Joost de Goeij en Jan Ckreemer. Met enkele beschadigde identieke zegels in rode lak. [681]
Op 4-11-1663 verklaart Guilliam van Steenhuijs, korporaal van de adelborsten onder de compagnie van de kapitein Wutensteijn, op verzoek van Michiel Rebons sergeant onder dezelfde compagnie dat hij juffrouw van Loo weduwe van de ontvanger Bringel wonende te Zutphen te Ravenstein heeft gearresteerd i.v.m. zijn vordering op de boedel van haar broer Gijsbert van Loo in leven vaandrig van de compagnie van de kapitein van de Graeff, waarop juffrouw van Loo te Ravenstein een borg heeft gesteld te weten Jan Aerts Visscher. Voorts, dat hij met succes tegen juffrouw van Loo en haar borg heeft geprocedeerd, dat de borg in aanwezigheid van het gericht heeft gezegd dat hij van juffrouw van Loo tweehonderdtien gulden had ontvangen om comparant te betalen. Getuigen Johan van Galle en Derck van Wanroij. [682]
Op 8-3-1664 machtigen Ludolph Walraven Steenhuijse richter in Heumen en Malden en scholtis der heerlijkheid Oploo, Wichman Andriessen schepen en Guilliam van Steenhuijs korporaal van de adelborsten onder de compagnie van de kapitein Wittensteijn, de eerste twee als bloedmomboirs en de derde als vader van zijn onmondige kinderen uit zijn huwelijk met wijlen Leonora Nijkerck, Hendrick van Dart wijnkoper te Venlo om de moes- of koolhof buiten de L(..)poort (?) te Venlo van van Steenhuijs en diens kinderen publiek te verkopen. Getuigen: Peter Giesmer (Geismer),chirurgijn en Jacob Caspers mr swertveger [683]
Op 29-10-1666 vesten Guiliam van Steenhuijs en Catharina Anthoni e.l., Catharina met haar man als momboir, Ludolph Walraven richter te Hoemen en Malden een rente van vijfentwintig gulden losbaar met 500 gulden, met als eerste pachtdag 24-6-1667, uit het huis en erf in de sack, aan de ene zijde naast het erf van wijlen de graaf van Hornes, aan de andere zijde het erf van Johan Haernkens de oude, achter schietend op het erf van de graaf van Hornes en voor aan de gemene straat, en het huis en erf in de Hoofschestraat naast en achter het erf van Simon de Langh, aan de andere zijde het erf van Derck van Balfort en voor aan de gemene straat, het huis in de sack met geen andere lasten dan 's heren poortchijns, driehonderd gulden aan de kinderen van Guiliam van Steenhuijs verwekt bij zijn overleden echtgenote Leonora van Nykercken, het andere huis met geen andere lasten dan 's heren poortchijns, twee gulden aan ZH, een gulden 10 stuivers aan de nieuwe bagijnen, tweehonderd gulden kapitaal aan de voornoemde kinderen, de 300 en 200 gulden in deze huizen gehypothekeerd als moederlijk goed van deze kinderen onder verbintenis van al hun gerede en ongerede goederen. Substituutscholtis, schepenen Bernts en Heymans. [684]
Op 5-5-1668 blijken de onmondige kinderen in echt verwekt door Johannes du Blanchevoy en Reyntjer Borsteldonck schuldig te zijn tweehonderd gulden kapitaal aan Guiliam van Steenhuijs en Catharina Muyters e.l. [685]
Op 29-6-1676 vesten Ludolph Walraven richter der vrijheerlijkheid Hoemen als oom en momboir van de nagelaten meer- en minderjarige kinderen van wijlen zijn broer Guiliam Walraven verwekt in het eerste huwelijk bij Leonora van Nijkercken en in het tweede bij Leonora Moijters, en Jacomina de Blans e.l. Johan Beringhs apotheker en Johanna Roggen e.l. het huis en erf en het recht dat de comparanten uit kracht van hun constitutiebrief van 500 gulden kapitaal met de verlopen renten van dien hebben te pretenderen in de groote sack, aan de ene zijde en achter schietend aan het erf van het huis van de erfgenamen van de graaf van Hornes, aan de andere zijde de erven van Johan Haernkens en het gasthuis met geen andere lasten dan 's heren poortchijns. Scholtis, schepenen Wassenbergh en Cruijsier. [686]
![]() |
Drie (onder)trouwinschrijvingen van Guillaume van Steenhuysen in het geref. trouwboek van Grave in 1638, 1642 en 1659.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Cornelis Walravens en zijn beide echtgenotes | ||
Cornelis Walravens, ged.. geref. Grave 14-2-1653, ovl./beg. Nijmegen Stevenskerk 13/17-6-1722 (Walraven, ambtman, avondbegravenis ƒ 50--, voor de hoge baar ƒ 5-12-, voor zes weken spreien ƒ 5-12- en een grafdaalder ƒ 1-10-) [690], jonge man van de Grave (1683),
is voogd over het onmondige kind van Elisabeth Michels en Arnolt van Steenhuijsen (1700),
notaris (1701),
rentmeester en ambtman van de stad Nijmegen, beedigd op 15-2-1708,
treedt op als erffpagter in het Rijk van Ooy (1710..1720),[691]
heemraad voor de Heerlijkheid Ooij, ambtman van de graaf Van Bijlandt, heer van Ooij en Persingen, (1718-1719),
gecommitteerde (ambtman) van het Polderdistrict Circul van de Ooij en Millingen (1720),[692]
Amptman ende Rigter der Vrije Heerlijkheden Ooij en Persingen (1720),
otr. 1o Nijmegen geref. 1-7-1683 (met proclamatie te Heusden)
Maria Peters van Oije(n), ovl. 1687-1699, wed. van Francois de Soet, wonend te Nijmegen,
otr./tr. 2o Nijmegen 26-2/5-3-1699 (met attestatie op Hees 12-3-1699) [693], (huw. voorw. 24-2-1699),
tr. 2o Hees geref. 12-3-1699[694]
Johanna de Haart, geb. 1656/57, beg. Nijmegen Stevenskerk 1-10-1751 (als wed. van Cornelis Walraven, bij avond begraven ƒ 50--, voor de hoge baar ƒ 5-12-, en een grafdaalder ƒ 1-10-.)[695], was een liefhebster van de dichtkunst, van wie nog verzen bestaan, die zij in haar 89e, 90e en 91e jaar heeft gemaakt, waarondere een vers gemaakt bij het hertrouwen van haar neef Gerard Cruitman met juffrouw Johanna Catharina van Troest? op 15-10-1747,[696]
dr. van Dr. Lambert(us) de Haart, procurator, schepen en burgemeester te Nijmegen, en Barbara Mannis (zie
⇒ Fragment De Haert
nr. IVa voor haar afkomst).
Cornelis Walravens en Johanna de Haart zijn eigenaar van 7 huizen te Nijmegen, Johanna als zijn weduwe van 5 huizen.
Op 26-9-1685 draegt Hermannis van Trijst voor hem selffs en als volmr. voor sijn huijsfrouw Sophia Maria Daniels, en mede als volmr. van sijn Broeder Petrus van Triest, beijde de volmagte de Hr. Rigter en schepenen gebleeke en vertoont, op aen Cornelis Walravens en Maria Peters van Oijen Echtel:. eerstelick eene mergen Landts genaemt Bart Goris mergen, nogh een stuck Landts genaemt de Laeck, groot omtrent drie mergen, Breeder te sien bij d’Acte van opdragt ten Gerigt Signate in dato den 26-9-1685. Regt eod die. [697] Op 18-4-1687 Anneken Gijsen, huijsfrouw van Herman Hendrix van Sambeecq tegenwoordigh uitlandigh sijnde, geassisteert met de hr. Scheepen Gerardt Verheijden, als in deese specialick daertoe geautoriseert sijnde, Jan en Jenneken Rijcken voor haer selven, en haer ijeder int'besonder mits deesen sterckmakende en caverende voor haer suster Lijsbeth Rijcken, cederen en draegen op aen Cornelis Walravens en Maria Peters Echtel: seeckere hoffsteede bestaende in huijs, hoff, Boomgardt en Bouwlandt, groot ongeveer twee mergen geleegen int'Quartier van Flieren, voor vrij Erff en goedt, uijtgenoomen een halff malder Wintergarst Arnhemsche maete, en een halve maddagh off vijff St. daervoor soo de Erffgen: van Jo: Johan van Balveren en nogh drie schepel haever, maete voors:, als de Vrouwe Abdisse van Nij Clooster jaerlix daeruijt geldende hebben, en een roede en anderhalve voet Dijcx, alwaer aen de aenschouw Peter Elshout en aende affschouw Kerst Hendrix gedijckslaeght sijn, Breder d'acte van Opdracht te Gericht Signate in dato den 18 Aprill 1687. Regt eod die. [698] Grafregisters van de Stevenskerk te Nijmegen:[699] Besaat: 16-9-1716 Metten Heere Peter Beeckman der beyden rechten dr. en Stadtholder des Rijcx van Nijmegen oyrcond Gerichtsluijden de Heeren van Leeuwen en Rens doet den HoogWelgeb: Gestr: Heere Jacob van Randwijck, Vrijheer van Beeck, Borghgraaff des Rijcx ende Richter der Stad Nijmegen ratione officy t’allen rechten besaat aan huys en Hoffstadt met bijgehorende middelweert, soo althans bij Theunis van Gendt in pacht gebruyckt word met daar bij en aangehorende Landerijen en Risweerden onder Oij in den Rijcke van Nijmegen gelegen, voor de portie en het recht soo de HoogWelgeb: Vrouwe douariere van Kilckbergh daar in is competerende, om te horen verclaren, dat den Notaris Cornelis Walravens als Volmr. van de vrouwe geimpeteerde sedert den 19-7-1701 in verwin heeft beseten voorgem: huijs en goederen hier boven gespecificeert. Eerstelijck voor eene Capitale sa van 2000 gl. metten interesse van dien a die morae mitsgrs. van 4000 gl. mede cum interesse a die morae ende deselve uyt craght dien in besit gehouden en aan andere verhuijrt heeft, sonder dat hetselve bij decreet laten vercopen off daar op uijtslagh van den gerichte versoght heeft ende sonder dat naar vercoop van den tijd van redemptie ingevolgen van den 4. Art. des Zrs. Ordonn. Op den 80. 40. of 20. penn. geëmaneert den 80. off den 40. penn: van de actie waar voor den Coop off verwin vercregen is, is betaalt, waar door gy vrouwe geimpetreerde ingevolge den 2. en 19 Art. der gem: Ordonn: vervallen bent in de boete van 20 gl. van ijder hondert boven den impost voor den gemeijne saack breder in cas van onverwaghte oppositie ten dage dienende te deduceren. Exp. Actum den 18. Sept. 1716 Regm. den 18 7br 1716 [700] 24-2-1699 Huwelijkse voorwaarden te Nijmegen, van Cornelis Walravens en Johanna de Haert. Op 12-1-1700 transporteert Elisabeth Michels met haar vader Willem Michels als momboir over haar onmondig kind, echtelijck verwekt door Arnolt van Steenhuijsen zal. en met volmacht van de de andere momboir Cornelis Walravens volgens octrooi van 9-12-1699 en 20-12-1699, aan Peter Jans Geubbels & Maria Jans echtelieden, bouwland, genaamd den Reuver, groot 4½ morgen en gelegen in de Aembeten aan de hei, belend met een sijde Wolter Jans erf, de andere sijde Hendrik van Slijpenbeeckx erf, met een eijndt uijtschietende op de heijde en het ander eijndt op Willem Michels vrij erf. Voor 353 gulden. [702] Handelingen en resoluties van de Staten van Gelre en Zutphen Landdagsrecessen 1713[703] Op 19-4-1718 transporteren Ludolph Walravens & Johanna Eleonora Walravens echtelieden, aan hun oom Cornelius Walravens Amptman en Richter van de Vrije Heerlijckheden Oij en Persingen & juffr. Johanna De Haard echtelieden een hofstede bestaande uit: * een huis, schuur, hof, boomgaard en bouwland, belend van beijde de kanten van Straet tot Mullem, aan de heijde kenbaar gelegen, voor desen toebehoort hebbende aan de erfgenamen van Jan Brienen zalr., groot ongeveer 23 kleine morgen 109 roeden, belast met 21 sester rogge Graafse maat geestelijcke pacht; * het bouwland gelegen langs het Nij Erff, groot 8 morgen 37½ roede is tiendvrij. * een weiland in het Beeckbroeck neffens Elsholdts erf, groot 3 morgen, vrij erf; * Nij Erff bij het voornoemd tiendvrij land, groot 4 morgen 100 roeden, vrij erf behalve 2 keer 1½ stuiver aan beide Heren. Coopspenn: ƒ 3000,0,0; 21 sest. rogge ƒ 367,10,0; 3 st. chijns ƒ 3,15,0, totaal ƒ 3371,5,0. [706] Schepenprotocollen Nijmegen:[707] Akte 11-9-1719:tekst nog opzoeken Vermeld: Johanna de Haert gehuwd met Cornelis Walravens, Elisabeth Michaels wed. van Arnold Walravens, Elionora Walravens, gehuwd met Ludolph Walravens Aelbert Walravens, gehuwd met Adriana Fenacolia, Elisabeth Walravens gehuwd met Justus Brouwer, handelt voor Hendrik de Haart. Verder: Johan Martijn Walravens N. Brouwer, Otto Cornelis de Haart handelt voor Wijer Vermeer, Cornelis Brouwer, Justus jr Brouwer. In najaar 1720 compareerden den Heer Cornelis Walravens Amptman ende Rigter der Vrije Heerlijkheden Ooij en Persingen en Juffr. Johanne de Haert Echtel: ende bekenden voor eene welbetaelde somme van vijf hondert en vijf en twintigh gulden wettelijken verkogt gecedeert ende opgedragen te hebben, sulx doende cracht dezes aan Jan Gerrits van Goch en Jenneken Otten Echtel: haeren Erven zekere vier morgen Bouwlants waervan den eenen morgen genaemt is Bart Gorise mergen, ende het ander parceel groot drie morgen van outs de Laak genaemt edogh zo groot en cleijn als beide de voorn: parcelen landts met den aencleven van dien int quartier van Flijren onder de voors: Stadt en Heerlijkheit gelegen zijn, palende juxta littera, zijnde vrij Erff en goet, uijtgezondert 's Heren schattinge, het recht van Thienden, voorts gemeine dijk en weteringe en uijtwege van outs ende met recht daer toegehorende. Bekennende, Belovende ... (restant van de akte ontbreekt, de akte zit tussen akten van 27-9-1720 en 9-1-1721). [708] Op 20-8-1722 passeert de taxatie van de goederen nagelaten door Cornelis Walraven, overleden op 13-6-1722 te Nijmegen en waarvan volgens het huwelijkscontract het vruchtgebruik is gedevolveerd aan zijn echtgenote Johanna de Haert en eigendom aan Ludolph Walraven. Het betreft een stuk bouwland, groot ca 10 kleine morgen, genaamd den Breemheuvel, grenzend oost en west de erven van de heer de Creff, zuid Anthonij Aben en noord de gemene straat gelegen binnen Oploo. Zie ook volgende akte. [709] Op 27-8-1722 passeert de taxatie van de goederen nagelaten door Cornelis Walraven, overleden op 13-6-1722 te Nijmegen en welke goederen volgens leenrecht zijn gedevolveerd op zijn oudste neef Ludolph Walraven. Het betreft een stuk bouwland, groot ca 10 kleine morgen, genaamd den Breemheuvel, grenzend oost en west de erven van de heer de Creff, zuid Anthonij Aben en noord de gemene straat gelegen binnen Oploo. Zie ook vorige akte. [710] Op 28-10-1723 wordt Anneken van de Poel wed. van wijlen Lambert Hulsmeijer, voor den Hr. Burchgraaff oirkond gerichtel. den Hr. Johan Ingenool en Hendrik van Leeuwen door Dr. P. de Haart als volmr. van Juffr. Joh. de Haard, Wed. Boedelhouderse en Tochtenaarse van wijlen Cornelis Walravens in hare gerede en ongerede goederen onder Oij Rijcks met Besaat aangesproken ten eijnde als breder bij t Dagelijcks Signaat. quo relatio. Regm: den 28. Octob: 1723 [711] Op 4-2-1724 wordt Thijs van Gijsteren met den Hr. Burchgraaff Jacob van Randwijck oirkond Gerichtsl. door Dr. P. de Haard als volmr. van Juffr. Johanna de Haart Wed. Walravens in zijne gereede en ongereede goederen onder Oij Rijcks geleegen met Besaat aangesprooken, ten eijnde als breder bij 't dagelijcks Signaat. Quo relatio. Regm: den 7. Febr: 1724 Op 19-12-1727 passeert de taxatie van het nagelaten vruchtgebruik van de goederen door Johanna de Haert weduwe van Cornelis Walravens. Het betreft het vruchtgebruik van een stuk bouwland groot ca. 10 kleine morgen, gelegen te Oploo, getaxeerd op ƒ 57-10-. [713] Op 20-11-1736 wordt Johanna de Haert uit eijgen hooffde, en als Wed. en getochtigde Boedelhouderse van wijlen Cornelis Walravens, in alle zoodaene gereede en ongereede goederen ... Regm: den 20. Novemb: 1736 Deze acte lijkt incompleet te zijn, wel staat onder de acte de hiernavolgende aantekening, echter zonder naam of ondertekening: Uit kragt der authorisatie bij resolutie van den 1. Meij 1758 en 31. Julij 1760 respective op mij verleent /: aan de requisitie bij dezelve vervat voldaan zijnde :/ zoo heb deze geroijeert den 15. Januarij 1761 [714] Schepenprotocollen Nijmegen: 22-3-1742 vermeld: G.E. Cohen, Johanna de Haert, wed. van Cornelis Walravens, P. de Haert, Pompejus Hillekens, overleden NN Pelle, overleden Het betreft een huis in de Priemstraat. [715] In 1752 wordt aangetekend dat op 5-8-1752 de erfgenamen van juffrouw Johanna de Haert, weduwe van Cornelis Walraven, zijn aangeschreven inzake het verzuim van het betalen van collaterale rechten van een bouwhof gelegen onder Sambeek. De boete zou ƒ 400,-- bedragen. Volgens een brief van de heer Graeve van Linden van 15-11-1752 is een en ander verholpen. Waarvan memorie. [716] Huizen in eigendom in Nijmegen Eigenaren van een huis en erf gelegen te Nijmegen in de Hezelstraat (kadaster C1716):[717]
|
Francois de Soet x Maria Peters van Oije en hun kinderen | |
Francois de Soet, geb. vóór ca. 1640, ovl. 1675-1683, luitenant,
tr. vóór ca. 1660
Maria Peters van Oije, geb. vóór ca. 1640, ovl. vóór 1699, woont te Nijmegen (1683).
Zij hertr. Nijmegen geref. 1-7-1683 (met proclamatie te Heusden) Cornelius Walravens. Zie hierboven.
Op 26-8-1675 bekennen Hermen Hendrix van Sambeeck en Anneke Gijsen Echtel: schuldig te zijn aen hr. Francois de Soet en sijn huijsfrou drij hondert vijftig gl: Capital ad 5 p.ct. en verbijnden daar voor huijs en hoffstadt met boomgaert en boulant groot 2 mergen in't Q[726] van Fliere gelegen breder vermogens de schultbek: van de .. augusti 1675 voor richter Dr. Will: Roukens oircondt de Greve en Romburg schepene gepasseert. Regta: den 26 Augusti 1675. [727] In 1684 procedeert Cornelis Walravens, nazaat (sic!) van Luit. Francois de Soet contra Jr. Johan van Hacfort, Heer tot Waeijestein. Het betreft een verrekening van voorschotten en arbeidsloon om de Heer Hackfort "in de kleren" te houden. [728] Op 1-8-1711 transporteren Jacobus de Soet Predicant tot Luyck voor sig selven ende de rato caverende voor sijne absente huysvrouw Maria Antonetta van de Poll, Peter de Soet en Geertruyd Bonenbacker E.L., mitsgaders Reijnier de Soet en Agnes Maria Verbeeck E.L., insampt ofte ieder int bijsonder haer sterckmakende en de rato caverende voor haer absente suster Johanna de Soet wede wijlen Johan van der Leij en derselver mundige als onmundige kinderen, oyrcond Erffpagteren Derck de Vries en Theod. Lom voor eene somme van vijff hondert gulden qua pessoluta (?) aan haren schoonvader (hier te lezen als stief-schoonvader) Cornelis Walravens en Johanna de Haard E.L. en haren Erven, sekere geregte vier thiende parten in eenen camp wey of hooijlants genamt den Peppelencamp groot int geheel ongeveerlijck vijff mergen lands edog soo groot en cleijn den voorn: camp lands gelegen is, en waer van de geregte andere ses thiende parten de voorn: Egteluyden Coperen in eygendom sijn toestendigh, sijnde vrij allodiael erff en goed, uijtgesondert sodane rente van 4 - 19 - des jaers als den Rentmr: Cornelis Beeckman q.q. daer uyt te vorderen heeft, met belofte van waren en vrijen, Cap: 500 gln. Rent voor 4 tiendeparten in capitael 39 gulden samen 539 gl: bet: den 40 penn: met 13 - 9 - 9 Regm: 4 aug 1711 [729]
|
COMMENTAAR(¥)
In de index van het archief van notaris Cornelis de Winter te Maassluis worden de volgende akten genoemd betreffende Martinus Fenacolius, waaruit mogelijk meer kan blijken over (zijn dochter?) Adriana:
Foenacolius, Martinus Inventaris 5- 3-1669 14, no. 22 Procuratie 14- 5-1669 18, no. 40 predikant, won. Maassluis Attestatie 20-11-1669 18, no. 80 comparant, predikant, won. Maassluis Boedelsch. 9- 6-1670 14, no. 30 Testament 18-11-1672 19, no. 72 predikant te Mill in het land van Cuyk, voogd, broer van: Leendert Foenacolius Inventaris ..-..-1675 15, no. 15 Boedelsch. 24- 1-1675 15, no. 16 A. v. voogdij 13- 4-1677 21, no. 3 predikant te Mill, voogd, oom van Magareta Wemmerus Testament 28- 5-1692 29, no. 95 predikant te Mill in het land van Cuyk, broer van: Nicolaus FoenacoliusIdem in de index weeskamer Maassluis Foena-/Faena-/Fenacolius, Martinus 13- 1-1673 7, f.302v 6- 6-1681 8, f.101 predikant te Mil 24- 4-1694 9, f. 43v predikant te Mil, wednr. v. Johanna Hogenhoek |
Op 15-8-1692 lenen Jan Brijnen & Catharina Arts echtelieden, 200 gulden Hollants tegen 5% van Albertus Walravens de Steenhuijs & Adriana Fenacolij echtelieden, met als onderpand hun gerede en ongerede goederen. De eerste vervaldag zal zijn 15-8-1693. [753]
Op 20-2-1696 worden de goederen getaxeerd die wijlen Aelbert Walravens heeft nagelaten aan het gemene land. Het betreft huis en aangelegen hof grenzend aan de Peel. [754]
Op 24-6-1704 dragen Peter Jans Heij en zijn vrouw Lijsbeth, ingevolge uitwinning door Hendrik van Ravesteijn goederen over aan voorn. Hendrik van Ravesteijn en zijn vrouw Adriana Fenacolia eerst wed. van ..... Walravens: een huis, hof en bijgelegen land, groot 1 mergen, gelegen rondom in de heij. Nog 1 mergen bouwland, gelegen oost Geurt van den Hoove, zuid Zijne Koninklijke Majesteit, west de gemeente en noord Aart Peters. Voor de som van ƒ 250,-- en 20 hogen. [755]
Op 29-12-1704 wordt verkocht uit de nalatenschap van Geertruida Muters, eerste vrouw van Adriaen Vethuise, een huis en erf gelegen aan de oostzijde van de Kolck te Delfshaven tegen 1.000 gulden. Jaarlijks zal hiervan 100 gulden afgelost worden. Getuigen zijn: Pieter Dullaert en Bastejaen van Loo, voogden over Pieter Vethuise, zoon van wijlen Adriaen Vethuise. De overdracht zal plaatsvinden per 1-5-1705 of eerder. 1/3 van de koopsom wordt direct betaald. Kopers zijn: Jacobus de Blancyfoij (Blanchevoij) en Justus Brouwer, gehuwd met Elisabet van Steenhuise. Verkoopdag is 24-12-1704. Belendingen zijn Jan Jorisz Groenrijs, Trijntie Gerritsdr, Statshuis en Nieuwe Haave [759]
Op 16-7-1707 verkoopt Maria Slijp, weduwe en boedelhoudster van Govert Pauw, wonend te Rotterdam, aan Justus Brouwer, koopman wonend op Delfshaven, 3 huizen en erven: - aan de westzijde van de Leuvehaven bij de Leuvebrugge in deze stad, belend ten noorden Joannes van Steenakker en ten zuiden de weduwe van Willem van Dobben, op nummer 1383; - aan de noordzijde van de Leuvebruggesteegh, belend ten oosten Arij Jansz Blok en ten westen Jacob Rennij, op nummer 1288b. - in een steeg uitkomend aan de noordzijde van de Leuvebruggesteegh en recht achter het eerst vorenstaande huis, belend ten oosten het eerst vorenstaande huis en erf en ten westen Jacob Rennij, tot achteraan Joannes Steenakker, op nummer 1287. [760]
Op 4-9-1715 verklaren Justus Brouwer te Delfshaven en Johan van Duyren, medicus, wonende op de Zingel buiten de stad Rotterdam, op verzoek van Sara Brouwer, dochter van Franco Brouwer en Vronica de Graeff, beiden overleden, dat zij begin 1699 te Delft ten huize van Justus Brouwer een gesprek hebben gevoerd met Jan Menting, luitenant van de Garde te voet, over diens familie, waarbij zij de voornoemde Menting hebben horen zeggen dat zijn vrouw Sophia de Graeff in Engelant is overleden zonder nakomelingen en zonder testament na te laten, zodat nigt Sara Brouwer nu erfgename van zijn vrouw zou zijn. [761]
Op 25-10-1757 verklaart Maria van der Haagen aan de broer van Gerardus, Justus Brouwer, 4000 gulden schuldig te zijn.[769]
Op 15-5-1739 koopt Justus Brouwer de plateelbakkerij De Porceleijne Bijl van Jacob Mesch. Op 8-9-1775 ging uit zijn nalatenschap deze plateelbakkerij over op zijn zoon Hugo Brouwer. Hij kocht op 15-11-1760 van de wed. van Johannes de Maare-Colijn de plateelbakkerij De Drije Porceleijne Flesschen (met huis en erven), gelegen aan de Gasthuislaan, voor zijn zoon Hugo Brouwer,[772], waarbij de koper op 5-2-1767 verklaarde dat Hugo deze zou betrekken en het vrije gebruik kreeg. Zijn vrouw Anna Christina van Oorde kreeg "het recht en vermogen van de somma van 10. 000 gulden of zoveel minder als zal zijn afgelost, wat verminderd dient te worden met een jaarlijkse som van 500 gulden (wat wel meer, maar niet minder mag zijn)". Hij was ook eigenaar (1739-1775) van de plateelbakkerij De Porceleijne Schotel. Hij is vermeld op 29-4-1772 als erfgenaam van zijn zuster Maria Louisa Brouwer, ongehuwd overl. te Bleiswijk. Zijn zoon zal rekening en verantwoording afleggen. Op 24-3-1777 verkocht Anna Cristina van Oorde samen met haar zoon Hugo Brouwer (Jr.) de plateelbakkerij De Drye Porceleyne Flesschen aan Jacobus Oosterhout en Jacobus de Hooyer. Het merk dat Justus gebruikte in De Porceleyne Bijl was een bijl. [773]
Op 15-4-1724 testeert te Delfshaven Cornelis Brouwer, en benoemt zijn ouders Justus Brouwer (den Oude) en Elisabeth van Steenhuijsen tot universeel erfgenaam van zijn goederen hier te lande of in Oostindie aanwezig. Bij vooroverlijden van de testateur zal de langstlevende van de ouders erfgenaam zijn. [778]
Op 25-3-1728 testeren Cornelis Brouwer en Cat(ha)rina Sibilla van Stuerling te Delft.[779]
1458. WILLEM MICH(A)ELS, geb. vóór ca. 1645, ovl. 1706-1709, woont te Sambeek (1663),
vermeld als ontvanger van een tijns te Sambeek (1669),
get. in een not. akte te Sambeek (1676),
belender in de Aembeten onder Sambeek (1700), aan de gemeijne Strate (1706), aan de Heijde onder Sambeek (1718),
wiens lening wordt afgelost door Ludolph Walravens (zijn kleinzoon?),
tr. vóór 1677
1459. MARIA PHILIPSEN, ovl. na 1706.
Raad van Brabant: In 1663 procedeert Johan van Afferden, drossaard van Boxmeer, voor gravin van den Berg, vrouwe van Sambeek, contra Willem Michels in Sambeek: door Michels voor schout van Land van Cuijk afgelegde getuigenis over dood van Thijs Jansen. [780]
Op 9-2-1677 transporteren Dirck Aertz & Marij Jans echtelieden, aan Willem Michels & Marij echtelieden, een huis, schuur, schop, put en hof, groot 60 roeden en gelegen aan de Vriethoff bij de Berckhoff. Behalve de gewone lasten belast met een oort tijns aan de erfgenamen van Willem van Elderom. Verder alle rechten en plichten zoals hun was aangevallen op 4-1-jongstleden bij erfdeling. [781]
Op 28-3-1677 transporteren Willem Michaels & Maria Philpsen echtelieden, aan Peter Jans & Deriske echtelieden, huis, schuur, schop, put en aangelegen hof, gelegen aan de Friethoff met de plantage van ooftbomen en heggen bij de Kerckhoff, vrij erf behalve de gewone lasten en 14 stuiver erfelijke cijns aan de erfgenamen van Willemke van Eldrum, nu Willem Michaels. Tevens is bepaald dat Willem Michaels en zijn erven de watergraaf en kuil in de voornoemde hof die zij van ouders geërfd hadden, naar eigen goeddunken 12 voet verderop mogen graven, naar het pad van Aldert Michels, mits zij deze zullen onderhouden. De graaf is 1½ voet breed en de kuil 7 voet binnenwerks. Het aanleggen zal gebeuren in de toekomende lente of herfst met het recht van de 'deyckleder'. 340 gulden. [782]
Op 4-1-1685 verkopen Willem Michels en zijn huisvrouw Marrij Philipse, aan Gerrit Gerrits en zijn huisvrouw Leijsbeth Gerrits, een stuk hooiland genaamd het Aeijen, zuidwaarts grenzend aan de Lange Jans Camp te Vierlingsbeek. Dit land heeft zijn erfweg van de Holtesche Steegh langs de heg door de Lange Jans Camp. [783]
Rekeningen van het dorp Sambeek Rendant Willem Michaels. Afhoring. 19-3-1685. [784]
Op 2-11-1690 lenen Willem Michels & Maria Philipsen echtelieden, 300 gulden tegen 4% van de Eerw: Maters ende Conventualinnen tot Ostrum, met als onderpand een weikamp genaamd de Broexen Camp, groot 4 morgen vrij erf, wel belast met 3 sester rogge erfpacht en verder al hun gerede en ongerede goederen zoals vermeld in de obligatie van 25-10-1690. Deze obligatie is gequiteerd en ingelost. [785]
Op 15-2-1697 verkoopt Willem Michels "aenden openbaeren perck" aan Jacob Pouwels bouwland, groot 4 morgen 34 roeden en gelegen in de Aembeten, vrij erf behalve de normale lasten en leenroerig aan Boxmeer met 1 oort gouds. [786]
Op 19-5-1699 lenen Willem Michels & Maria Philippusen echtelieden, 200 gulden Hollants van jonker Carolus van Eijk, met als onderpand een wei- of hooikamp, groot 4 morgen en gelegen aan de Heghse straat, vrij erf behalve 3 sester rogge: 2 voor de Kerk en een voor de kosterij van Sambeeck. [787]
Op 12-1-1700 transporteert Elisabeth Michels met haar vader Willem Michels als momboir over haar onmondig kind, echtelijck verwekt door Arnolt van Steenhuijsen zal. en met volmacht van de de andere momboir Cornelis Walravens volgens octrooi van 9-12-1699 en 20-12-1699, aan Peter Jans Geubbels & Maria Jans echtelieden, bouwland, genaamd den Reuver, groot 4½ morgen en gelegen in de Aembeten aan de hei, belend met een sijde Wolter Jans erf, de andere sijde Hendrik van Slijpenbeeckx erf, met een eijndt uijtschietende op de heijde en het ander eijndt op Willem Michels vrij erf. Voor 353 gulden. [788]
Op 14-2-1700 transporteren Willem Michels & Maria Philippusen echtelieden, aan Goosen de Bruijn & Margrieta de Hoog Willem Michels & Maria Philippusen e.l. dragen op aan Goosen de Bruijn & Margrieta de Hoog e.l., bouwland genaamd den Kruijstocksen Saal, groot 1½ morgen en gelegen in de Aembeten, vrij erf. Voor 180 gulden en 12 hogen. [789]
Op 27-2-1700 transporteren Willem Michels & Maria Philipsen echtelieden, aan Peter Jans van Mil & Tunisken Cornelisen echtelieden, bouwland genaamd Cox mergen en gelegen in de Aembeten, vrij en teindvrij erf. Voor 170 gulden en 4 hogen. [790]
Op 15-3-1700 transporteren Willem Michels & Maria Philipsen echtelieden, aan Wijnant Verhaert & Willemken Hendrix echtelieden, bouwland genaamd den Reuver, groot 1½ morgen en gelegen in de Aembeten, vrij erf. Voor 180 gulden en 7 hogen. [791]
Op 21-3-1700 transporteren Willem Michels & Maria Philipsen echtelieden, aan Reijn Jans de Hoogh & Hermken Willems echtelieden, bouwland genaamd het Nieuw Erff, groot 1½ morgen en gelegen aan de heide, vrij erf. Voor 91 gulden en 3 hogen. [792]
Op 3-5-1706 transporteren Willem Michels & Maria Philippesen echtelieden, aan Jeuxken Aerts en haar erfgenamen, huis met hof aan de gemeijne Straete, belast met 1 kapoen thijns aan Willem Michels, vrij erf. Voor 150 gulden. [793]
Op 5-9-1706 leent Willem Michels 300 gulden van Hermanus van der Horst, borger en koopman te Grave, met als waarborg 2 langs elkaar gelegen weilanden op de Hegge den eersten met de een sijde neffens Jan de Wildts erf, de ander sijde Alardt Brouwers ende Jan Tijssen erf schietende van de Hegse Straet toto op Jan Simons erf, groot 5 morgen 19 roeden en 2 morgen 57 roeden, den tweeden camp daer aaen gelegen met eene sijde neffens Jan Tijssen erf, de ander sijde den heer van Cappellens erf, schietende van den voorsz eersten camp tot op Jan van Elsens erf, groot 2 morgen 57 roeden. Afgelost op 10-9-1722 door Ludolph Walravens. [794]
Op 2-11-1707 wordt te Sambeek de taxatie gamaakt van nalatenschap van Joncker Carolus van Eijck, overleden 1707. Onder de baten komt voor:
Een gehipotiseerde obligatie van hondert guldens staende tot last van Wilm Michaels ende Meri Phijlipsen. [795]
Op 27-7-1709 transporteert Procureur Anthoni van Elderon met volmacht van de erfgenamen van Willem Michels zal., aan Jacob Haevens & Jeuxken echtelieden, een hooikamp genaamd het Swinler, groot 1½ kleine morgen aan de Swinlerse Straet, belast met 3 schepel wijt Heijense maet, 1 gans, 1 hoen en ongeveer 1 stuiver thijns aan de Kerck van Afferden. Voor 44 gulden en 22 hogen. [796]
Op 23-9-1711 transporteren Hendrick Michels & Alitien echtelieden, en Gijsbert Michels & Agnes echtelieden, aan Ludolph Walravens & Johanna Leonora echtelieden, een weiland genaamd Beijers Camp aan de Heghse Straet, groot 5 kleine morgen 19 roeden, gedeeltelijk tiendvrij, zoals zij dezelfde camp op 12-8-1711 aan Oswoldt Vinck verkocht hadden en op 22-8-1711 door Walravens 'gevolge den landtrechte ende Costuijme locael beschud ende vernaerdert', belend aan de ene zijde neffens Jan de Wildts erf, de andere zijde Geurt Aerts Ebben), Jan Brouwers en ..suoldt Vincken erf, schietende van de Hoghestraet tot Jan Simons erfgenamen erf, voor 900 gulden. [797]
1460. =1456. GUILLAUME (GUILLIAM) WALRAVEN / VAN STEENHUYS(EN), geb. vóór ca. 1615, ovl. 1666-1676.
1461. =1457. LEONORA (VAN) NIEUKERCKEN (NIJKERCK), ovl. 1656-1659.
COMMENTAAR(¥)
Of de volgende personen Walraven verwant zijn is vooralsnog onbekend:
Derrik (Dirk) Walraven, geb. Sambeek vóór ca. 1710, ovl. 1733-1739, j.m. van Sambeek, ruijter onder de compagnie van de heer Maj. A. van Sonn, regiment van de heer Brigadier Baron van Drymborn, in garnizoen te Grave (1733), otr./tr. geref. Grave 18-4-1733 (met attestatie van Nederasselt)/3-5-1733) Allegonda Jans(e), uit Nederasselt, woont te Grave (1939). Zij hertr. Grave 15-7/2-8-1739 Martijn Dannenberg, soldaat in het regiment van colonel Doys, comp. capt. Hertell, in garnizoen te Grave.[798] Anna Walraven, geb. vóór ca. 1670, j.d. wonende te Grave (1688), otr./tr. Grave 27-8/24-9-1688[799] Cornelis Allart, j.m. soldaat onder de comp. van Jennfleury, in garnizoen tot Maastricht. |
1464. P(I)ETER NO(L)LENS (DE JONGE), ovl. Roermond tussen 16-9-1673 en 29-6-1682, was evenals zijn vader maasschipper en koopman te Roermond en ook burger van deze stad,
vermeld als Peter Nollens op de "Lijste van alle schipperburgers der stadt Ruremonde, die servies zullen moeten betalen" (11-2-1644),
[800]
tr.
1465. AGNES VISS(CH)ERS, dr. van Jan Vischers den ouden zaliger van Eijsden.
Op 27-11-1649 verkocht Pieter "Nollens" te Dordrecht. voor notaris Daniel Eelboo, aan "Jan Vischers de Jongen sijnen swaeger mede maeschipper ende Borger tot Remundt" zijn aandeel, zijnde 1/3 in het ouderlijk huis Vissers, gelegen te Eisden en bewoond door hun oom Pieter Pauwelsen (of Peter Pauwels Petermans) [801].
vul aan H216
vul aan H214
Op 3-4-1707 zijn Geurt Servaas, maasschipper en burger van Nijmegen, en Jan Fornay voogden van het minderjarig kind van wijlen Jan Nolens.[808]
1466. JACOB BOURS (BOERS)(¥), geb. ca. 1625, ovl. 1680[812], mr. maasschipper en koopman, burger van Dordrecht, sinds 16-7-1669 burger en sinds 5-8-1670 grootburger van Nijmegen.
Ook Jacob Bours hoorde tot een typische maasschippersfamilie welke uit Elslo
stamde en, evenals de familie Clouns, verwant was met de bekende Limburgs-
Dords-Nijmeegse schippersgeslachten gelijk Blanckaerts, Coninx, Jorissen, Morees,
Vermaessen, enz. Bij al deze families treft men zowel katholieke als hervormde
takken.
Hij
otr./tr. Nijmegen (St. Steven) en Maastricht/Eijsden geref. 6-11/14-12-1659[813] (¥)
1467. MARIA CLOUNS (CLOENS), ged. Maastricht 17-8-1642[814]
, ovl. Dordrecht 10-7-1711[815]
, dochter uit een oude Eisdense familie van maasschippers die zich vooral te Dordrecht en Nijmegen gevestigd had. Haar ouders waren zeer waarschijnlijk Jan Cloens en Aeltje (Aletta) Melsers [816]. Zij
tr. 2o Nijmegen (St Steven) 16-5-1687 (zij ouder dan 36 jaar, hij 36 jaar oud)[817]
PETRUS NOLENS, ged. Roermond (St Christoffel) 1-1-1651, ovl. vóór 3-4-1707, (zie kw. nr. 1464 sub d, zie aldaar).
Evenals zijn vader was hij maasschipper en beleed de geref. godsdienst. Op 29-6-1682 verbleef hij te Dordrecht. Op 26-5-1687 werd hij burger, op 25-6-1688 grootburger van Nijmegen[818], in welke stad hij ook meester van het schippersgilde (1688, 1697) is geweest.
COMMENTAAR(¥) vul aan burger etc.[819] , familiegeld,[820] , logb 1844 |
COMMENTAAR(¥) check met Paquay, is dit zijn tweede huwelijk? |
COMMENTAAR(¥) vul aan burgerbrief,[821] , doopget. Nijmegen (1683),[822] woont te Nijmegen 1659,[823] , 1669,[824] , zie schema H206, akten H212,213,214 |
vul aan H216, 220
Maria Cloens testeerde 9-9-1707 te Dordrecht [825]. Op 7-11-1668 had zij reeds met haar eerste man voor notaris Corstius te Maastricht een mutueel testament opgericht en daarmede een vorig, enige jaren eerder te Dordrecht voor notaris van Noetten gemaakt, herroepen [826]. Op 10 juli overleed zij te Dordrecht, "sijnde weinige weken van te vooren van Luyck na Dordt afgekomen met verscheydene schepen geladen met Spykers, Yserwerk, Coolen, Gruys etc.". Te Luik moest zij toen nog enige leveranciers voldoen, maar de afnemers van haar koopwaren te Dordrecht hadden haar reeds een groot deel van de prijs betaald. nl. 36582 gulden.[827]
In haar laatste levensjaren had Maria Cloens als zetschipper en vertrouwensman haar schoonzoon Anthony Louis, echtgenoot van Joanna Boers. De boekhouding echter was ze tot het einde toe zelf blijven voeren.[828]
Toen de kinderen van Maria Cloens, die allen uit haar eerste huwelijk waren, 10-10-1711 te Dordrecht twee paatschepen, drie aken en een roeischuitje van wijlen hun moeder lieten veilen, bleken deze onverkoopbaar wegens ouderdom. Maria Cloens had meer dan dertig jaren met oude schepen de Maas bevaren.[829] De onroerende goederen van haar nalatenschap lagen o.a. te Wessem, Elslo, Breust en Eisden.
vul aan geb. data H209, 220
In 1714 procedeert voor de Schepenbank Breust : Poulus Stassen namens Helena Morrees, weduwe van Johan Bours als erfgenaam van Jacob Bours en Maria Clouns, tegen de overige erfgenamen van Jacob Bours en Maria Clouns, wegens een scheiding en deling
1468. GEURT (GODFRIES, GERARD) NOLENS, geb. ca. 1620, ovl.beg Eisden 25/26-1-1694, vestigde zich te Eisden, maar, blijkens een notariële akte op 30-12-1651 te Maastricht gepasseerd, ook burger van Roermond [874],
maasschipper,
schepen in Eisden (1665, 1686)[875],
aangenomen als geref. lidmaat te Eijsden (1656) en vermeld als lidmaat (1678), diaken en ouderling (1693)[876].
Kort voor Kerstmis 1693 ging hij over tot de Katholieke Kerk en kreeg onderricht van
de paters Capucijnen van Maastricht. Toen hij vlak hierna ziek werd, probeerde
dominee Sylvius van Eisden hem herhaaldelijk tot andere gedachten te brengen.
Geurt Nolens echter verbood tenslotte aan de dominee zijn huis te betreden.
Daar deze laatste zulks in zijn pastorale ijver toch nog deed, liet Geurt Nolens
"deur sijne huysvrau ende domestiken" de hulp van de gebiedende heer van
Eisden inroepen om van voortgaande huisvredebreuk gevrijwaard te blijven. Op
24 en 25-1-1694 liet Geurt Nolens van het gebeurde een omstandig notarieel
verslag opmaken [877] 's-Daags erna, 26 jan., werd hij reeds in de kerk van Eisden
begraven, terwijl zijn dienst 4 febr. plaats vond[878]. Hij
otr./tr. 2o Eijsden geref. 9/27-5-1677 (27-7-1677[879] (als wedr. van Meijcken Lemmen)
MERRIJ (MARIA) AUSEMS(¥), ovl. na 1693, j.d. van ('s-Graven)Voeren (1677),
tr. 1o voor 1647[880]
1469. MARIA TERFFS (LEMMEN), ged. RK Eijsden 29-7-1613, ovl. 1658-1677.
COMMENTAAR(¥) mogelijk ex notaris Aussems te Maastricht?[881] |
Geurth Nolens, maasschipper, door de Dordtse nots. G. Waltherij op 4-5-1682 vermeld in een extract uit 1656 als debiteur van Juffr. Magdalena Vermaese, koopvrouw in zout en burgeres van Dordrecht[882].
In de periode dat Geurt Nolens maasschipper wordt genoemd blijkt hij ook herhaaldelijk elders te vertoeven. Zo bekent hij 29-11-1649 te Dordrecht aan Willem Wijers schuldig te zijn, wegens aankoop van kanterkaas en kruisharing, de toen grote som van 1958 gulden, en op 20-8-1651 blijkt hij aldaar in kalk en koren te hebben gehandeld [883], in 1656 was hij debiteur van juffrouw Magdalena Vermaese, koopvrouwe in zout en burgeresse van Dordrecht [884].
In 1656 en 1657 procedeert voor de Schepenbank Breust : Willem Weyers tegen Geurt Nolens wegens een schuldvordering. [885]
In 1684 procedeert voor de Schepenbank Breust : Het Klooster van het H. Graf uit Visé tegen Hendrick Blonden namens Willem Willems, resp. weduwe Leben Jegers namens Hendrick Blonden wegens een rente. [889]
zie akte, zoek op
hij mogelijk ex Christianus (Keerst) Pruesten x Jehenna (Jenneken) Petermans.[907]
1470. HUBRECHT (HUBERTUS) FRAMBACH, ged. Eijsden RK 1-4-1624[909], ovl. vóór 1695, schepen van Eisden, collecteur,
mogelijk dezelfde als Huibert Frambach, diaken te Eijsden 1678,
tr.
1471. CATHARINA DE BOTH.
Ongeplaatste fragmenten FRAMBACH :
Peter Petermans, geb. waarschijnlijk Eijsden ca. 1652, burger van Maastricht 8- 10-1676 (bakkersambacht), bakker te Maastricht en Wyck, tr. (1) Maastricht (St.-Nicolaaskerk) 1-5-1682 Maria Tomma, tr. (2) Catharina Chupplier (Schuppelier). Aan dit kind werden Peter Petermans, schout van Eijsden (na zijn overlijden: Willem Frambachs, schepen van Eijsden) en Gerard Hustin, schepen van Oost, beiden grootvaders van het kind, als voogden aangesteld.[910]
1694: aankoop door de weduwe Petermans van 10 grote roeden land gelegen in het "Backeveltgen", 5 grote roeden land gelegen in het "Broecxken", 6 grote roeden min 3 kleine gelegen achter Breust en 3 grote roeden land gelegen in het Maarlanderveld, van haar schoonzoon Peter Frambach(s), voor 28 gulden per grote roede"i. Op dezelfde dag geeft zij "den erffdomme. ende de tochte aende voerseijde eeluijdens (voorgenoemde Peter Frambachs en zijn vrouw Jenneken Petermans) oft ouders der selve kinders haere beijde leven lanck" van de goederen die zij in haar weduwelijken staat heeft verworven, Het betreft goederen verkregen van Balthazar Rijckelt, aankopen zoals beschreven voor notaris Vlijck en de hiervoor van Frambachs gekochte goederen.[911]
12-12-1714: aankoop van 5 grote roeden land, "hagendoerns goet onder Bruest", gelegen achter Morckenshof, bezaait met rogge, van Peter Frambach van Maastricht, echtgenoot van Anna Nelissen, voor 52 gulden per grote roede, "des moet de gelder den achterleen ende saetkorn goet maken aen Claes Beijarts alias Janssen". Op 19-4-1715 verkoopt ze hiervan 2 1/2 grote roede aan Willem Fafschamp voor 130 gulden.[912]
Leonardus (Leenart) Petermans, ged. 5-9-1694 (get.: Petrus Petermans en Margaretha Frambach), overl. Oost 3-8-1770, ongehuwd. Leonardus komt voor op de leerlingenlijst van de Latijnse school te Hoog-Cruts: gekomen 3-4-1704, laatst vermeld 3-5-1706.[913] 14-4- 1725: Petermans krijgt 5 grote roeden Breusterland, gelegen in het Oosder-veld in bezit. Dit perceel is afkomstig van zijn grootmoeder van vaderszijde".
Wilhelmus Petermans, ged. 27-1l-1695 (get.: Petrus Frambach en Anna Hustin), overl. voor 20-4- 1704.[914]
Margaretha Petermans, ged. 15-4-1701 (get.: Renatus Lantmeeters voor Peter Frambachs en Elizabeta Wijers).[915]
Mechtel Petermans (tweeling met volgende), ged. 16-4-1628 (get.: Lens Frambach en Geet Waelpots). Margret Petermans (tweeling met voorgaande), ged. l8-4- 1628 (get.: Laurentius Frambach en Jen Swarten).[916]
1480. NN (HANSSEN?), tr.
1481. MECHTELT WIELHESEN.
Burgerweeshuis te Arnhem: [917]
nr. 492: 1636: Staatje met aantekeningen betreffende legaten aan het Burgerweeshuis van Anneke Brants, weduwe van Peter Jansen, van Henderske Tulleken, van Albert Hansen en diens moeder, Mechtelt Wielhesen, van Geertruit Gerritsen, van Anneke, dochter van Gerrit de Witter, en - onder zekere voorwaarden - van Ariën Michiels en diens vrouw Estel Jansen.
1482. NN ESBUELEN.
1504. TEUNIS JANSZ. VAN DER WIEL, geb. ca. 1645, ovl. Niemantsvrient (Sliedrecht) voor 10-5-1692, testeerde met zijn vrouw 16-2-1676 voor notaris Arent van Neten te Dordrecht,
tr. ca. 1670[918]
1505. DIVERTGEN ARYENSDR, ovl. na 13-11-1710.
COMMENTAAR(¥)
Begraven Sliedrecht impost : Arien Willems van der Wiel (Naaldwijk) en Berber Ariens Visser (Naaldwijk), pro deo 16-4-1706. Corneliss Willemse van der Wiel (Sliedrecht) en Lena Rocus (Sliedrecht) pro deo 21-2-1705. Teunis Pleunen van der Wiel betaalt 10 pond 500e penning te Sliedrecht 1627.[922] De wed. van Jan Teunisz van der Wiel, als erfgenaam van Cornelis Tonis van der Wiel betaalt 45 pond 200e penning te Sliedrecht 1667.[923] |
1506. JOOST JANSZ SLAG(H)BOOM, geb. Papendrecht ca. 1649, tr. ca. 1680
1507. JACOMIJNTJE ANDRIESDR VAN DER SLUIJS, geb. ca. 1654.
6-10-1731: "Den 6 Octob[927] 1731 van d'Hr Bailliu van Goudriaan ontfangen volgende missive luijdende als volgd, Goede Vriend Secrets Verweerd, wilt u de kinderen van Willem Mattijsen Scheper haar geld geeven onder uw gearresteert mits dat zij de kosten over 't arrest gevallen afdoen, volgens acoord op heden met haar gesloten, waar op mij verlaate en blijve, uwe genegene vriend, was geteijkend Rogier van Slijpe, 1731."
Vervolgens verklaren Tijs Willemsz Scheper, Gabriel Willemszx Scheper en Jannigje Willems Scheper en Arien Jansz Slagboom als man en voogd van Fijtje Willems Scheper, allen kinderen van Willem Matthijsz Scheper uit handen van Willem Verweerd, substituut secretaris van Noordeloos de somma van 132 gulden ontvangen te hebben.[928]
1508. LEENDERT CORNELISSE BOER, geb. Molenaarsgraaf ca. 1637, ovl. 1711-1719;, tr. Molenaarsgraaf 20-10-1668[933]
1509. NEELTJE CLAES VAN CRIMPEN, geb. Bleskensgraaf ca. 1639.
1510. CORNELIS JANSZ WAERT, geb. ca. 1635, tr. ca. 1670[935]
1511. MARICHJE ROOCKEN, geb. ca. 1642.
1568. HIL(LE)BRAN(D)T P(I)ETERSZ, geb. vóór ca. 1620, beg. Amsterdam St. Anthonis Kerkhof 21-11-1680 )"Hilbrant Pietersz, Kijserdwarsstraet int Sacksteeghien"), bij huwelijk te Zwolle vermeld als Peter Hillebrants sone voor de Camper-poorte (1642),
wordt poorter van Amsterdam 16-4-1643 als schoenmaker van Swoll,
later sluijswachter in de Koestraet,
tr. Zwolle geref. 1-11-1642
1569. JANNEKEN (JANNETJEN) JANS, geb. vóór ca. 1625, beg. Amsterdam St. Anthonis Kerkhof 5-5-1684 ("Jannetie Jans, wed. van Hilbrant Pietersz sluijswachter in de Koestraet"), bij huwelijk vermeld als Jan Dercksen dochter in de Sassen-strate (1642).
Op 22-10-1671 verkopen de erven van Ludolff van Oosdorp per executie voor ƒ 1730,-- aan Daniel Jeremiasz, als cooper, en Hilbrand Pietersz als borg en medestander, 2 huizen en erven onder een dak in het Zaksteegje (thans Lange Keizersdwarsstraat) uitkomende in de Koningsdwarsstraat te Amsterdam, getekent n° 2, belend WZ Jan Reijndertsz met een gemene muer, NZ Ludolff van Oosdorp en Jacob Coerten, OZ de heer Nicolaes van Waveren met n° 3 met een gemene muer. [937]
Op 16-6-1682 verkopen Jannetje Jans, wed. en boedelhoudster van Hillebrant Pieters, geassisteerd met haare gekooren voogd Barent Holscher, en Barent Jansz, Jan Gerritsz en de voornoemde Holscher, haar vierendelen, aan Casper Voorraet, een huis en erf in de Saksteechjen bij de Keizersdwarsstraat te Amsterdam. Koopprijs ƒ 600,-- contant. [938]
COMMENTAAR(¥) Mogelijk: "een kind van Hillebrand Pietersz op Vloeiburgh op een baar ƒ 8,--" beg. Amsterdam Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 18-2-1646. |
1584. HENDRIK VELSINK, geb. ca. 1610, ovl. Heemse voor mei 1667.
1586. JAN RIBBERINGH (RIPPERINGK), ovl. vóór 1671.
1604. NN COUPER/CUIPER(S).
Fragment Couper | |
J(oh)an Cuiper, geb. vóór ca. 1615, ovl. Goor 2-3-1676, burgemeester van Goor (1670-1676),
tr. vóór ca. 1640
Barbara van Eibergen, ovl. Goor 12-1-1676. Zij woeden vermeld als "Johan Cuiper met sijn vrou Barbara van Eibergen ende sijn dochter Stijnken huisvrou van Rutg. ten Hengel" in de lijst van geref. lidmaten te Goor opgemaakt in juni 1658.[947]
Kerkenboek van Goor:[948]
Hen(d)rick Couper, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1655/56, burgemeester van Goor, vermeld te Borculo 1655,[980] procurator te Goor, tr. vóór ca. 1645 Trijntje Mullers, ovl. na 1656.
Kerkenboek van Goor:[990]
Lambert Cuiper, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1660-1667, burgemeester van Goor, vermeld in akten te Borculo 1654-1660,[999] tr. vóór ca. 1645 Agnes Pothof(¥), ovl. na 1671.
Lambert Cuiper, geb. vóór ca. 1630, vermeld als echtgenoot van Aeltjen van Hemeren in akte te Borculo (1656),[1011] tr. vóór 1656 Aeltjen van Hemeren, vermeld in akten van de Heerlijkheid Borculo 1656. ===== Jenneken Cuijper(s) Kuijper, geb. vóór ca. 1630, ovl. na 1658, vermeld als echtgenote van Gerrit Wolff, wed. van Gerrit Muller in akten te Borculo (1655..1658),[1012] tr. 1o voor 1655 Gerrit Muller(s), ovl. vóór 1655, tr. 2o voor 1655 Gerrit Wolff(s). ==== Wie zijn dit? Kerkenboek van Goor:[1013] - 1685 Angenomen op Kersmis Wolter Cuper. - 1695 Aangenomen op Paeschen Agnes Cuper. === diverse vermeldingen: Jacob Couper, vermeld 29-7-1665.[1014] Tonnis Cuijper, vermeld 6-7-1663.[1015] Willem Cuijper, vermeld 8-6-1660.[1016] Aeltien Cuijpers, wed. Jan Oldenborgh, vermeld 23-6-1660.[1017] Anna Cuijpers, vermeld 17-11-1663 (ovl).[1018] Geertken Cuipers, geb. vóór ca. 1640, tr. vóór 1658 Albert Pothof, vermeld als "Albert Pothof met sijn vrou Geertken Cuipers" in de lijst van geref. lidmaten te Goor opgemaakt in juni 1658,[1019] Aeltjen Cuipers, geb. vóór ca. 1640, tr. vóór 1658 Arnoldus Nienhuis, vermeld als "Arnoldus Nienhuis en sijn husvrou Aeltjen Cuipers" in de lijst van geref. lidmaten te Goor opgemaakt in juni 1658,[1020] Albertken Cuipers, geb. vóór ca. 1640, tr. vóór 1658 Johan Hilderingh, vermeld als "Johan Hilderingh met sijn vrou Albertken Cuipers" in de lijst van geref. lidmaten te Goor opgemaakt in juni 1658,[1021] Anna Coupers, tr. Laren (Gld) geref. 28-4-1703 (met att. v. Goor) Jan Jacob Stromeijer. Fenna Coupers, wed. Haselbroeck moeder van Joan (1681),[1022] Fenna Coupers, en Maria Coupers, vermeld in akten te Borculo (1683),[1023] Garridt Phijlips, soon van Phijlips Couper onder Goor, tr. Geesteren geref. 19-7-1698 Roelefken Janssen, dochter van Jan Egginck onder Geesteren. Derck Couper, doopgetuige te Breedevoort 1648. |
Fragmenten Jalink en Coesvelt | ||||
Mr. Wessel Jalinck(¥), geb. vóór ca. 1625, ovl. Goor 13-7-1675, regent (1675).
tr. vóór ca. 1650
Aeltjen Cuipers, geb. vóór ca. 1630, ovl. Goor 10-12-1673.
Kerkenboek van Goor:[1024]
|
1640. BERENT BRAAKMAN (BRAECKMAN), geb. vóór ca. 1620.
1690 mei 5, Heino. Jan Braeckman, brouwer te Raalte, mede voor zijn vrouw en als voogd van de kinderen van Herman Jacobsen Backer. Anthony Braeckman, mede voor zijn vrouw en broeder. Gerrit Braeckman, mede als momber van de kinderen van wijlen Berent Braeckman, in leven scholtus van Heino. Gerrit Eysinck, procurator, en Gerrit Lucasz Kortenhorst, als mombers van de kinderen van Herman Jacobsen Backer en wijlen Grietjen Berentsen, Herman Jacobsz Backer als momber van de kinderen van Tonis Luicas en wijlen Jannechien Berents en van de kinderen van wijlen Jacob Jansen en wijlen Geertien Berentsen, enz. [1067]
Op 27-10-1670 verkoopt Geertruid Derckxen, wed. van Johan Fabius haar derde deel van het huis te Heino aan Berent Berentsen (Braeckman) en zijn vrouw. [1083]
Schoutambt Heino nr. 26:[1084]
Extract prothocollair van het Hoogad. Landdrosten gericht van Salland d.d. 20 Sept. 1680, waarbij de onderschout Gerhard Eyssinck wordt belast met de waarneming van het schoutambt, na het overlijden van de schout B. Braeckman. Op 6-5-1684 geregistreerd.
COMMENTAAR(¥) Wie is: Berent Braeckman, geb. vóór ca. 1680, huw. get. te Zwolle (1706), j.m. te Raelte (1704), otr. Zwolle geref. 7-6-1704 (Deese Poclamatien gaan mede te Raelte, attestatie gegeven na Raalte den 22-6-1704) Clasina Preven, j.d. te Swoll (1704). |
1656. WILLEM EVERTS SMITS (SMITT), tr. vóór 1658
1657. IDA (IDE) GERRITS. Zij wonen in het dorp Raalte (1658, 1664).
Jacob Smit en Everdina Smit (broer en zus?) worden vermeld als geref. lidmaten in het dorp Raalte op de lijst opgemaakt in 1745.? (of later?).
1660. WILLEM BO(E)MER, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1668-1670, kerkmeester te Twello (1647..1666).[1087]
1662. PETER TER MEULEN, geb. vóór ca. 1625, ovl. vóór 1670.
1668. MR. MARTINUS (MAARTEN) JANSEN VRIESE VAN STEENKERCKE(¥), geb. vóór ca. 1565, ovl. verm. na 1628, woont in de Voorstraate te Zwolle (1622, 1628), otr. Zwolle geref. 31-12-1588
1669. CLEMENTIA WOLFFS, geb. vóór ca. 1570. Hindrick Wolffs dochter van Campen (1588).
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met:
Timen Petersen Steenkercke, tr. vóór 1624 Marijken Peters. Zij hertr. Zwolle geref. 9-3-1624 Derck Gerrijts van Aemsfoort, Schipper. |
Stadsarchief van Zwolle:[1092]
1611-1612:[1093] De rentmeester van het stift Zwartewater procedeert tegen Maarten Jans Steenkerck, optredende voor zijn pachter Otto Jans, over een vordering in geld wegens een jaarlijkse rente, gaande uit een stuk land te Berkum.
1617:[1094] De rentmeester van het stift Zwartewater procedeert tegen Maarten Jans Steenkerck, optredende voor zijn pachter Tonnis Jans, over een vordering in geld wegens een jaarlijkse rente, gaande uit een stuk land te Berkum.
1670. GORIS (GORRYS) ECKBERS (ELBERTS) VERHO(E)F(F), geb. vóór ca. 1580, ovl. 1625-1627, gemeensman te Zwolle (1606),[1096]
wonende bij de Vischpoort (1616, 1624),
heeft een dienstmaagd (1616),
tr. vóór ca. 1605
1671. HILLEKEN FRANSSEN, ovl. 1627-1638 (kort voor 1638?).
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1097]
nr. 397: 't Erve unnd guidt genoempt den Engk, tusschen datt Hillige Kreutze unnd Franckhuis gelegenn, mit dre stucken landes, waterenn unnd visscherienn, dycken, dammen unnd aller schlachter nöth, sampt allenn hoghenn unde legenn thobehoir, nichtz darvan uthgesondert. In 1610: "... 3 stucken bouwlandts, groedt vierdehalff acker, gelegen in den Koenynenbergh [1098], gelyck borgemeister Brandenbergh ende Wolter ter Borgh dieselve goederen als pachters in 't gebruyck hadden"; 1638: "een stucke landes, genoemt den Enck, gelegen in de vryheyt van Swolle, buyrschap Assendarp, sampt ackeren ende anders daertho gehoerende, gelegen in Westenholte". Hiervan afgespleten de nrs. 398, 399, 410 en 416.
9-10-1572: Dr. Otto Tengenegell denn jongenn, als volmacht van zijn moeder Alheid Tengenegel
22-1-1596: Reyner Gansneb genant Tengneghel, als oom en voogd van Otto Gansneb Tengeneghel, gelijk eertijds Arendt Gansneb genent Tengeneghel daarmee was beleend
13-1-1597: Reyner Gansneb genant Tengneghel, burgemeester van Campen, als voogd van Otto Gansneb Tengneghel, zoontje van wijlen juffer Henrica van Wermeloe, weduwe van Arendt Gansneb Tengneghel, vestigt ten behoeve van Gherrydt Brandenburgh en diens vrouw Jenneke een jaarlijkse rente van 46½ gulden, te lossen met 700 gulden
8-12-1600 Otto Gansneb genant Tengheneghel en zijn moeder juffer Henrica van Wermeloe, weduwe van Arendt Tenghneghel, met haar zoon als haar voogd, vestigen ten behoeve van joncker Gerhardt van Wermeloe, drost van Sallandt, en diens vrouw juffer Judith Renghers een jaarlijkse rente van 25 gulden, te lossen met 400 gulden
23-1-1606: Herman Gansneb genant Tenghneghel vestigt ten behoeve van Wilhelma, weduwe van Egbert Wyllemssen, een jaarlijkse rente van 37 gulden, te lossen met 600 gulden
30-5-1610: Assuerus Gansneb genandt Tengnaegel na de dood van Otto Gansneb Tengnagel
30-5-1610: Gorys Albertszen na opdracht door Assuerus Gansneb genant Tengnagell, welke opdracht geschiedde met toestemming van zijn moeder juffer Henrica van Wermeloe, weduwe van Arendt Tenghnagell, alsmede blijkens een volmacht van zijn zusters, de juffers Geertruydt, Elysabeth en Heylena Tengnegel en van zijn broer Otto Tenghneghell.
4-10-1625: Gorys Alberts en zijn vrouw Hilleken Frans, met Johan Martenssen als haar voogd, begiftigen elkaar over en weer met het vruchtgebruik van het goed, tevens verkrijgen zij goedkeuring van hun testamentaire bepalingen
3-9-1627: Hilleken Franssen, weduwe van Gorrys Elberts, stelt na de dood van haar man tot hulder Johan Martenssen Steenkercke.
12-2-1638: Johan Gorys Verhoeff na de dood van zijn moeder, vanwie hij het goed krachtens haar testamentaire bepalingen had geërfd
Memoriael van het geslachte ende afkomste van Michiel Schultinck, tot aen het vierde gelidt, van haer staet, officien ende van haer aengetroude Geslachten. Beginnende van 't Jaer 1500, tot den Jaere 1650. [1100]
blz. 65: Elisabeth Arens, Borgermr. Jan Arens dochter, is getrout met Cornelis Goris Verhoef, Meentsman der Stadt Swolle, voerende dit wapen: In zilver drie roode jachthoorns met 2 gouden banden, 2 en 1. Helmteken: een uitkomende dubbele zwarte adelaar. Dekkleden en wrong: zilver en rood.
1671: Akte van transport van de achterste vier morgen uit acht morgen, genaamd de Hoeve, gelegen in de buurschap Zuthem in het kerspel van Zwolle aan Elisabeth Arents, weduwe van Cornelis Verhoeff.[1101]
Uit de kerkeraadshandelingen van de geref gemeente Zwolle blijkt dat Goris Verhoeff moeilijkheden heeft met zijn vrouw:[1105]
Kerkeraad 24-6-1669: nr 6. Is vorder voorgestelt hoe Goris Verhoeff, brouwer, ende sijn vrou van maalcanderen sijn, sullen dese beijde daarover van d(ominus) Hesseelius ende vaandrig Roeck aangesproken worden.
Kerkeraad 1-7-1669: nr. 4. Articul 6 spreeckt van den brouwer Goris Verhoeff, welckers huisvrouw haer onthout buyten sijn huis ende nu seer biddet dat hij haer weder wilde ontfangen, met groote beloften van beterschap. Ende alsoo de saecke alrede hangt voor de magistraet, gelijck d(ominus) Heeselius rapporteert, soo wort goetgevonden af te wagten wat uytslag de saecke aldaer ne(m)en sal.
Kerkeraad 8-7-1669: nr. 2. Articul 4. daerop wert geseijt dat door tusschenko(m)en van dom(inus) Crans en(de) borgemeesteren in der tijt de saecke tussen Goris Verhoef en(de) sijn huisvrouw geaccommodeert is en(de) dat sij nu weder bij maelkanderen sijn.
Kerkeraad 15-7-1669: nr.2. Articul 2, sprekende van Goris Verhoef en(de) sijn huisvrouw, is afgedaen.
Kerkeraad 29-9-1670: nr. 14 Verhoeff. Belangende de separatie quoad thorum tussen den brouwer Verhoef en sijn huysvrouw wordt bekent gemaeckt dat 't selvige noch niet gerichtelijck sou sijn geschiet en oversulcks sal d(ominus) Rouse en Crans daar nader vernemen watter van zij.
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1107]
nr. 416: Het goet genaemt den Enck cum annexis, gelegen to Assendarp buyten Camperpoorte aen Voorsterdyck, in de vryheyt van Zwolle. In 1687: "een camp weydelant genaemt den Hoogencamp ende een hoymate, tegensover de zyll tusschen Franchuys ende het H. Cruys gelegen, synde 2/5 van 't erve ende goet den Enck tot Assendarp, in de vryheyt van Zwolle gelegen". In 1760: "een gedeelte van den Enck". Afgespleten van nr. 397.
31-8-1661: Georgh Verhoeff na de dood van zijn vader Cornelis Verhoeff
13-7-1675: Jan Willemssen, mede voor zijn consorten, met "het vierdepart van twee vyffteparten van den Enck, genaemt den Hoogencamp, tegenover den Kettelcolck tusschen het H. Cruys ende Franckhuis, gelegen in de vryheyt van Zwolle, buyrschap Assendarp"
31-12-1687: Arnold Greven, burger-hopman van Zwolle, namens zijn vrouw Hillegunda Verhoeff, gelijk haar broer Goergh Verhoeff, burgemeester van Zwolle, daarmee op 31-8-1661 was beleend
18-8-1713: Fenna Verhoef, weduwe van de schout Thomas van Muyden, na de dood van haar zuster Hillegien Verhoeff, vrouw van hopman Arnold Greven, onder hulderschap van Georgh Lipperus. Tevens verkrijgt zij toestemming om over het leen te beschikken
25-1-1725: Fenna Verhoeff, weduwe van Thomas van Muyden, met de ledige hand onder hulderschap van Evert Honorst
10-9-1738: Aleyda Greven, mede voor haar zusters Elisabet, Margrita en Cornelia Greven, na de dood van Fenna Verhoef, weduwe van de schout Tomas van Muyden, onder hulderschap van Tobias Hondela, gemeensman van Zwolle.
Lenen van het Stift Essen: Schoutambt Ommen en den Ham / buurschap Eerde[1108]
nr. 281: Twiederde parten van Egbertinck, nuu Wyllemsguedt, daervan eene derdepart modo toebehoert Johan Baptista van Renesse vanweghen die Van Twyckeloe toe Eerde. In 1685: "twee derdeparten van het erve ende goet Egberdinck, nu Willemsgoet genoemt, gelegen in 't carspel van Ommen in de buyrschap Eerde".
....
10-1-1693: Maria Maghtelt van Muyden, oudste dochter van wijlen Thomas van Muyden, schout van Ommen, onder hulderschap van haar oom dr. Jan van Muyden, na opdracht door dr. Bernard van Ryssen als hulder.
29-7-1716: Fenna Verhoef, weduwe van schout Thomas van Muyden, na de dood van haar dochter Maria Mechtelt van Muyden, onder hulderschap van burgemeester Joan van Muyden
29-7-1716: Eusebius Willem Voet als volmacht van Joan Werner baron van Palland, heer tot Eerde, luitenant-generaal, en diens vrouw Johanna Elisabeth baronesse van Baar, na opdracht door Fenna Verhoef, weduwe van Thomas van Muyden, met haar hulder.
1720: Akte van transport door Femma Verhoef, weduwe van Muiden, en Elisabeth ten Holte, weduwe Oudewater, aan Harm Jans Heimerink en Jan en Tymen Jacobs van een stuk land op Steenwijkerwold. [1109]
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1110]
nr. 400: Eenen camp weydelants, gelegen tusschen Franckhuis ende Hillen Cruys, tegenover de Kettelcolck, zynde twee vyffteparten van den Enck to Assendarp in de vryheyt van Zwolle aen Voorsterdyck, den Rosschendyck ten oosten ende Casper Borgerssen Smit, ten westen, streckende van den Voorsterdyck tot aen de midden vuldinge. Samengevoegd uit de nrs. 398 en 399, naderhand hieruit weer afgespleten de nrs. 401, 402, 408 en 409.
21-5-1669: Machtelt Verhoeff na de dood van haar vader Jan Goryssen Verhoeff, onder hulderschap van haar man Wolter van Duyren
21-5-1669: Henrick Willemssen, mede voor zijn vrouw Henrickien Berentssen, en voor Caspar Borgerssen Smit en diens vrouw Arentien Berentsen, na opdracht door Machtelt Verhoeff met haar hulder
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1111]
nr. 410: Het gerechte vyfftepart van een stucke landes genoemt den Enck, gelegen in de vryheyt van Swolle, buyrschap Assendarp, sampt huys ende boomgaerd, met die ackeren ende anders daertoe behoorende, gelegen in Westenholte. In 1669: "een huis mette boomen ende plantagie daertegens gehorende, item, de boomgaert ende eenen camp hoeylant, groot omtrent drie margen, wesende het vyfftepart van den Enck to Assendarp in de vryheyt van Zwolle, tegenover den Kettelcolck aen de dyck, tusschen Hillege Cruis ende Franckhuis gelegen, met raet ende onraet, recht ende gerechticheyt ende het beswaer van den jaerlixen thins ad viertyn stuvers". Afgespleten van nr. 397, naderhand hieruit weer afgespleten de nrs. 411 en 415.
13-4-1649: Procureur Johan van Duyren als hulder van zijn vrouw Theodora Verhoeff
13-4-1649: Procureur Johan van Duyren en zijn vrouw Theodora Verhoeff vestigen ten behoeve van de vier minderjarige kinderen van wijlen Johan Goris Verhoeff en Catharina van Engeren een jaarlijkse rente van 150 gulden, te lossen met 3000 gulden. NB: Afgelost op 2-4-1668 aan de brouwer Goris Verhoeff
21-5-1669: Wolter van Duyren, mede voor zijn broer Goris van Duyren en zijn zuster Maria van Duyren, vrouw van Arnoldus Steur, na de dood van hun moeder (Theodora) Verhoeff
21-5-1669: Caspar Borcharts Smit, mede voor zijn vrouw Arentien Berentssen, na opdracht door Wolter van Duyren.
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1114]
nr. 399: Het gerechte vyfftepart van een stuck landes, genoemt den Enck, gelegen in de vryheyt van Swolle, buyrschap Assendarp, sampt die ackeren ende anders daertoe behoorende, gelegen in Westenholte. Afgespleten van nr. 397, naderhand samengevoegd met nr. 398 tot nr. 400.
10-11-1648: Frans Goris Verhoeff met de ledige hand
10-11-1648 Johan Goris Verhoeff na opdracht door zijn broer Frans Goris Verhoeff
Op 2-6-1660 verkopen Cornelis Harmans en zijn vrouw Margareta van Sneull tevorens weduwe van Claes van Daell en Willem van Daell als bloedmomber over de onmondige kinderen van Claes van Daell bij de voornoemde Margareta van Sneull verwekt, aan Frans Goris Verhoeff, raad en cameraer, en zijn vrouw Annitgen Willemsdr van Oudewater, een vijfde part van een huis, hof en hofstede, gelegen in de Moijestraet (Mooierstraat), belend aan de ene zijde aan de ene zijde Henrick Wesselsen, aan de andere zijde aan de andere zijde Harman Dircksen van Voortshuijsen. [1115]
Op 11-8-1660 lenen Henrick Rugertsen, deurwaarder, als gemachtigde van Claes Meijndertsen en Jannitgen Wolffs, tevorens weduwe van Wessel Peters, tegenwoordig echtelieden, terwij lmede compareerden Rutger Evertsen, schepen dispensier en mederegent van de Lieve Vrouwe Capelle, die consenteerde in deze vestenis, van Frans Goris Verhoeff, raad en cameraar en zijn vrouw Anna van Oudewater 600 gulden wegens gehaalde bieren, 200 gulden van geleend geld en de borgtocht voor een obligatie van 300 gulden door Frans Verhoeff voor Wessel Peters zaliger en Jannitgen Wolffs tot stand gebracht ten behoeve van Margareta Peters weduwe van Adriaen Vossch. Onderpand is een huis, hof en hofstede, staande in de Pothstraat, belend aan de ene zijde Helmich van Westrenen aan de andere zijde mr. Peter Volwensch Opm. procuratie op 7-8-1660 ter secretarie alhier. [1116]
Op 9-10-1663 verkopen Willem van Dael en Geestgen Claes echtelieden, Henrick van Dael en Merritgen Franz echtelieden, Heijmen Ellertz Verhel als vader nevens de voorn. Willem van Dael mombers over de onmondige kinderen bij de voorn. Heijman verwekt en Goutgen van Dael, tezamen zonen en schoondochters mitsgaders kindskinderen en mede erfgenamen van Frans van Dael en Annitgen Jans in hun leven echtelieden, aan Frans Goris Verhoef, raad en schepen dezer stad, 3/5 part in een huis in de Mooierstraat, waarvan de acceptant eigenaar is van 2/5 part, [1117]
Op 18-6-1674 lenen Henrich van Houten, momber over de onmondige kinderen van Gerrit Verburgh en zijn vrouw Gijsbertje Frans, alsmede geassisteerd met Maria Verburgh ende Harman Verburgh van de kinderen en erfgenamen van Frans Goris Verhoeff ende Annitje van Oudewater, 650 gulden bij den comparant van Hilligunda Verhoeff mede, erfgename van de voorz. Frans Goris Verhoeff, ontvangen, met als onderpand huis, hofstede op de Kortegracht, uijtkomende uit het Valkestraatje, nagelaten bij den voorn. Gerrit Verburgh, tegenwoordig bewoont wordende bij Jan Cornelissen van Venendael, belend aan de ene zijde Gosuijn de Beuningh, aan de andere zijde de erfgenamen van Maria van Vanevelt Opm. acte doorgehaald en geroyeerd op 21-6-1699 [1118]
De kinderen van Frans Goris Verhoeff betalen wonend op de Koretgracht te Amersfoort, ƒ 12,10,00 Familiegeld (1675).
Huwelijkse voorwaarden d.d. 19-4-1677 tussen Johan van Rijn, weduwnaar, en Maria Verhoeff, voor Nots. Anthonie van Brinckesteyn te Amersfoort. Scheiding 9-3-1680 met de familie Van Rhijn door Isack van Goudoever, gehuwd met Maria Verhoeff, weduwe van Jan van Rhijn, voor Nots. Anthonie van Raelt te Amersfoort. Scheiding 11-12-1708 IJsacq van Goudoever, weduwnaar van Maria Verhoef, voor Notaris Anthonie van Goudoever te Amersfoort.[1124]
Lenen van het Stift Essen: Stadsgericht Zwolle / buurschap Assendorp[1125]
nr. 399: Het gerechte vyfftepart van een stuck landes, genoemt den Enck, gelegen in de vryheyt van Swolle, buyrschap Assendarp, sampt die ackeren ende anders daertoe behoorende, gelegen in Westenholte. Afgespleten van nr. 397, naderhand samengevoegd met nr. 398 tot nr. 400.
10-11-1648: Frans Goris Verhoeff met de ledige hand
10-11-1648 Johan Goris Verhoeff na opdracht door zijn broer Frans Goris Verhoeff
1672. JOHAN(NES) PALTHE, geb. Bentheim [1126]
1566/67 (in 1627 "60 jr. oud")[1127]
, ovl. 1628, bijgenaamd "De Jonge", rentmeester van het huis Ootmarsum (1596-1628),
vermeld in de verponding van Twente (1601),
secretaris van Gisbrecht Uff den Berge, Commandeur van het huis
Ootmarsum van de Duitse Orde(¥),
burger van Ootmarsum (1601),[1128],
burgemeester (1602-1617(?)), kerkmeester (1603) te Ootmarsum, keurnoot van richter Henrik Voltelen (1604) en diens opvolger als
schrijver [1129],
keurnoot van het Landgericht Oldenzaal (1609, 1619),
vertegenwoordiger van de Commandeur van de Duitse Orde (1619),
in 1608 met zijne vrouw Henrika, beiden te Ootmarsum, in de Bentheimsche
kerkerekening vermeld,[1130]
tr. vóór 1608
1673. HENRIKA VAN (VON) UELSEN.
COMMENTAAR(¥) De Commanderie "St. Joris" van de Duitse Orde ("de hospitaalridders") ten zuidoosten van Ootmarsum wordt gesticht in 1262, in 1644 is het bezit aangegroeid tot 88 boerenerven tesamen groot 827 mudden gezaai en 250 dagwerk hooi en weiland [1131]. |
Verpondingsregister Twenthe (1601) [1132] :
Richterambt Ootmarsum :
nr. 1026 : Egbert ten Maetkatte tesamen met Johan Palte unde sin suster Hermen 1 dachmal hoies, f 4,3,8.
nr. 1039 : Johan Palte, 5 schepel fryes landes, 2 mudde in die hore.
Stadgericht Ootmarsum :
nr. 2859 : Johan Palthe, 3 scepel eigen, .. ten 1 kamp gepachtet van Andries Boese jaerlix voer 9 daler, f 1,19,12.
nr. 2860 : Herman van Ulsen, 3 scepel eigen, f 0,11,4. (Is hij Johans schoonvader of zwager?)
1601 : Johan Palthe heeft "leddere emmers betalt".[1133]
1602 : Johan Palthe is "itziger Zeit Diener des Hauses Othmarssen".[1134]
1620 : Johan Palthe is voor zijn zoon Gerhard Palthe bezitter van de vicarie St. Catharinae te Denekamp.[1135] Volgens Ref. [1136] in 1617.
"Johannes Palthe, saligen Bernards Sohn, itziger Zeit des Herrn Compturs zu Othmarschen Schreiber und Henrica von Uelsen Eheleute verkaufen den Eheleuten Henrich Nibberich, Gerichtsschreiber und Walburg von Bevern den Apfelhoff oder das Immehoeveken zwischen Henrich Nibberichs Mathe, item Johan von Soests Garten, item den Presentien Garten und den Gruetzkamp in Bentheim gelegen." Bentheim 20-10-1611 [1137].
Landgericht Oldenzaal d.d. 27-6-1618:[1138]
Erschennen die weerdige heer Henricus van Wijrden ende (?) alsodaenen koep so hie hierbefuirentz ahm 10den Januarij Anno 1618 voer deesen gerichte mit verhoeginge verworven hefft, vann seeckere maeth die welcke Johan Palte hierbevorents mit rechte ingewonnen und op dato voerg. verkofft, gelegen in der buijrschap Boeningen aen den Soggen Maeth, allent in conformiteit der acten der verkoepinge op dach und dato voerg: daer van alhier voer den gedelegierden richter van Oetmerssen geprothocolliert, also dat voerges. Palthe daer mit henferners mach doen und laeten, sunder inspieringe van voerg. Wijrden, so als sijn gueden raet? draegen sall, und ontsliet ock voerges. Palthe der voerges. Wijrden, kost und schadeloes van den voerges. koep
Landgericht Oldenzaal d.d. 29-4-1620:[1139]
Erschennen Johan Palthe und hefft aen handen van Herman Schulte toe Boeninge geteldt, die summa van thien daler current, so gemelten Palthe van den heeren droste van Twente, geordonniert jaerlicx uuith die vicarije Sanct Catharinen toe Denigkamp, tot reparatie der kercken te betaelen, und dit wegen vergangen jaer 1619 op Martini verschennen. Waertegen Schulte praesentiert hett miskoern in die Marcke Boeninge tott voerschr. vicarije gehoerende, volgen te laeten.
Op 25-7-1627 wordt Johan Palten, 60 jaar gehoord ten overstaan van schepenen en raad van Ootmarsum. Hij verklaart van voor 1597 binnen Ootmarsum te wonen [1140].
COMMENTAAR(¥)
Ongeplaatst fragment Palthe :
Alert Palthe, geb. vóór ca. 1630, tr. vóór ca. 1655
Gesina Holst. Zij hertr. Ootmarsum geref. 29-11-1663/3-1-1664 Gerrit Kremer.[1141]
|
In het kerkenraadsboek van Ootmarsum staat op 27-3-1673 genoteerd:[1155]
"Des morgens vroegh sijn hier 2 gevangen van Koevorden uijtgebroken, waer over mij den Overst heeft in aarest genomen ende de Ed. Jan Palthe, ons beschuldigende dat wij daarvan kennis hadden gehad ende de gevangenene geholpen, het welck (..?) tegen de waerht. Soo hebben wij noghtans tot den 10 dage moeten sitten, niet willende 't vans (..) voor deselve betalen."
Gericht Borne - Huis Weleveld: Ootmarsum 21-12-1682: Acte van substitutie, waarbij voor Joan Palthe, oud-burgemeester van Ootmarsum, en Joan Adolph de Meijer als mannen van leen: Albert de Meijer als gevolmachtigde van Willem Henrik Scheele opdracht doet van een renteverschrijving uit de goederen Jonge en Olde Bertelingh ten profijt van Gerhard Cremer, advocaat te Ootmarsum. Oorspr. met opgedr. zegels van Joan Palthe, Joan Adolph en Albert de Meijer. [1156]
Richterambt Ootmarsum, buurschap Hezingen :
De tynde uijt Engbertink te Hesinge in den gerigte van Ootmarsum gelegen:
12-11-1710 : Jan Ketwich, burgemr. van Ootmarsum, namens zijn zoon Steven Ketwich, als echtgenoot van Aleida Palthe, dr. van Jan Palthe, die op 3-1-1688 was beleend (die belening was niet geregistreerd)
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [1171] is Bernhard Palthe een zn. van Anthony Palthe (zie hieronder sub g). Gezien de geschatte geboortedata (Bernard vóór ca. 1615, Anthony vóór ca. 1616) is dit niet onmogelijk maar verder bewijs ontbreekt. |
28-5-1639 : Vanaf deze datum drijft Bernard Palthe handel met Berend Codde te Amsterdam. Sinds ca. 1645 was hij "in sijn sinnen gekrenckt" en handelingsonbekwaam, maar in 1658 kwam hij weer bij zijn verstand, zij het dat hij niet meer buitenshuis ging.[1172] . Burgemr. en schepenen van Ootmarsum verklaren dat zijn huisvrouw Aeltjen Kip niet kan lezen noch schrijven.[1173]
8-10-1627 : Johan Werners die Jungste procedeert.[1198]
20-1-1632 : Johan Werners de Junge koopt een huis voor 252 goltgld., 2 rosnobel.[1199]
6-1-1640 : Johan Werners (x Stine), Geert Warners (x Trine), en Junge Jan Werners (x Gesyen) verkopen een gorden gelegen ahnn die Stege bij Vickers huisz.[1200]
16-3-1646 Johan Werners de Junge mede voor zijn husfr. Gezken (so wegen swackheit ant Raethusz niet koste compareren) verkoopt zijn huis en hoff.[1201]
1653: Jan Werners cum uxore Leentje Palten worden geref. lidmaten in Ootmarsum.[1202]
Petri 1667 : Jan Warners wordt gekozen tot Brockemr. (breukmeester = ontvanger van boeten) in Ootmarsum.[1203]
11-9-1671 : coram consilibus : Jan Werner, Kemere e.a.[1204]
29-1-1672 : Leentken Palten wed. Werners spreekt de erfgenamen van de wed. Herman ten Maetcotte aan voor 28 car. gld. heerspruitende van gehaelde waren.[1205]
22-5-1676 Henrick Krop getrouwt an die weduwe van zal. borgemr. Kemener Jan Werners.[1206]
23-6-1679 : vermelding van zal. Joan Werners getr. aen Leenthien Palthe, dr. van wijlen Anthoni Palthe.[1207]
==== BELENINGEN ====
Richterambt Ootmarsum, buurschap Hezingen (nr. 1152):[1208]
De tienden over Vrilinc to Vasse in den kerspel van Oetmerssem
... J(o)an Krop, burgemr. van Ootmarsum, x Catharina Kip.
15-6-1686 : Helmich Volkers, zoals zijn schoonvader(¥) Jan Krop daar in 1667 mee was beleend.
COMMENTAAR(¥) "Schoonvader" moet hier gelezen worden als "de eerdere schoonvader van zijn vrouw"!
12-11-1710 : Joan Leonard Berents, als gemachtigde van Joannes Palthe, zn. van Antoni Palthe en zijn vrouw Joanna Crop, zoals Helmich Volkers daer op 15-6-1686 als stiefvader(¥) van Antoni Palthe mee was beleend.
COMMENTAAR(¥) "Stiefvader van Antoni Palthe" moet hier gelezen worden als "de stiefvader van J(o)anna (Theodora) Krop die in 1702 trouwde met Anthony Palthe"!
18-8-1761: Joannes Palthe met lediger hand, nadat hij in 1710 als onmondige onder hulderschap van Joan Leonard Berents was beleend, die in 1710 ten onrechte alleen als gemachtigde was aangeduid.
31-1-1768 : F.J.S. baron van Heiden, heer van Ootmarsum, drost van Twente, als koper na opdracht door Jan Palthe, burgemeester.
COMMENTAAR(¥) Jan Leonard Berents treedt in 1702 op als hulder/gemachtigde van Joannes Palthe, zn. van Antoni Palthe en zijn vrouw Joanna Crop. Deze Joannes Palthe is van moederszijde een kleinzoon van Henrick Krop x Magdalena Palthe. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat Barbara Palthen, de echtgenote van Jan Leonard Berents een nicht is van deze Magdalena Palthe. Daarmee zou Harmen Palthen, Barbara's vader, dan een broer zijn van Anthony Palthe, Magdalena's vader. |
1690. HERMAN VAN MIDDACHTEN, geb. ca. 1580, vermeld 1628, '37, '40 als rentmeester van zijn neef Reinier van Raesfelt, heer van Roenborg, Hervelt en Middachten.[1213]
1694. REINT (REYNDT) VAN BEVERVOORDE, geb. vóór ca. 1590, hofrichter en hofmeier te Ootmarsum,[1215]
tr. Ootmarsum 1612[1216]
1695. MARGARETHA BENNINKS, geb. vóór ca. 1590.
1696. BEREND LASONDER (alias SMIT), geb. Enschede 1603-1605, ovl. Gronau na 1645, smid te Gronau,
tr. vóór 1635[1218]
1697. STIJNE BEKKER, geb. 1595-1607, ovl. na 1635, woonde te Enschede Stad.
1700. JORRIEN STROYNCK, geb. Delden 1611-1621, ovl. Enschede 20-8-1684 (een grafsteen van burgemr. Jurrian Stroink Rutgersz ligt in 1768 nog in de Grote Kerk van Enschede [1224]), vestigt zich te Enschede ca. 1642, wanneer hij een huis koopt aan
de Marktstraat,
vermeld op de lijst van schutters te Enschede (1646),[1225]
en als zodanig ondertekenaar van het Usseler Markeboek,
graankoper (1649, 1650, 1659), herbergier en burgemeester (1651..1676),
neemt tijdens de verkiezing van een nieuw stadsbestuur op 22/23-2-1660
te Enschede deel aan rellen en vechtpartijen, die het gevolg zijn van een uit de hand gelopen avondmaaltijd in het stadhuis,
otr. Goor geref. 27-3-1676 ("Op Paeschmaendagh"),[1226]
tr. 2o Enschede 6-4-1676
MARGARETHA TE MEERMAN(¥), geb. Goor 1620-1635, ovl. Enschede 1-1-1685, wed. van Henrich (ten) Spraeckel,
klokkenmaker uit Goor (huw. Goor geref. 23-9/7-10-1666)[1227],
dr. van Mr. Gerrit te Meerman en NN,
tr. 1o Enschede voor 1642
1701. JUDITH WAGEL(A)ER, geb. Enschede 1605-1626, ovl. Enschede 1651-1676.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [1228] is zij ook wed. van Hendrik van Coesvelt. Deze ovl. Goor 21-11-1668 als "Weert in den Engel in die fleur sijns levens".[1229] Echter in het Kerkenboek van Goor[1230] staat zij bij haar huwelijk aldaar in 1676 duidelijk als weduwe van Z. Henrick Sprakel. |
In 1651 lenen Jorrien Stroynck en Jetken, eheluyden, aan Henrich ten Spraekel en Jenneken zijn huisvrouw honderd daeler.
In 1667 spreekt burgemeester Jorrien Stroynck van Enschede de wed. Tusschede aan voor de in 1661 gekochte ouderlijke huisstede in Delden.
vul aan Stroink p44
Burgerboek Oldenzaal: 1722 den 23 Octobr: heeft Lourens Stroink, geboortig van Endschede voor hem de borgerschap gewonnen en heeft den eed daar toe staande in forma gepraesteert, en afgelegt, en het veraccordeerde van dien betaalt
vul aan Stroink p37
vul aan Stroink p 37,48
In 1714-1715 procedeert Abraham Strick als pandverweerder tegen Dr. Mich. Albert Muntz als pandeiser.[1251]
In 1737 procedeerde Johan Stuerman te Gildehaus, nomine uxoris wijlen Herberdina Linthuis tegen burgemeester Abraham Strick. Uit de stukken blijkt dat burgemeester Gerrit Becker Linthuis (ovl. 1706) en Judith Lörink (ovl. 27-3-1737, in 1707 hertrouwd met Abraham Strick) drie kinderen hadden: Willem Linthuis, Herberdina Linthuis, bovengenoemd, en Johannes Linthuis (ovl. 16-5-1736). Verder dat Abraham Strick en Judith Leurink op 13-3-1707 huwelijkse voorwaarden hadden gemaakt, waarbij hij geassisteerd werd met zijn ouders, zijn grootvader Antoni Stulen, Johannes Strick en twee ooms J. H. Noordbeek en Henricus van Laer en zij met haar broer Georgius Leurink en zwager Henr. Keller, terwijl als voogden over de kinderen optraden Frerik Jorise en Jan Becker Linthuis.[1252]
COMMENTAAR(¥)
Keller
Herman Keller x Margaretha Krusen. Hieruit:[1259] a) Maria Keller, ged. Neuenhaus 6-4-1687, tr. Neuenhaus 17 febr. 1715 Mr. Bernardus Kremer, ged. Ootmarsum 24 febr. 1689 (als Berent), j.u.d., advocaat te Ootmarsum, lakenkoper ald.. oprichter eerste papiermolen te Mander 1711) burgemeester van Ootmarsum 1719-1728, ovl. na 14-6-1728 Jan Keller, burger van Neuenhaus, tr. 1o Margareta Lubley, tr. 2o Ootmarsum 6-11-1701, Hendrina Kremer. ged. Ootmarsum 21-6-1676, ovl Neuenhaus 1738. [1260] Willem Keller, Advocat in Lingen, Dr jur utr. x Sienke Mettingh (volgens anderen: Sienke Veldman uit Groningen of Freule van Beyma). Hieruit:[1261] a) Sophia Maria Keller, ovl. 13.4.1743. tr. 27.3.1712 Gerrit Lubeley, zn. van Egbert Lubeley en Margarethe Bertlinck wint als Griettin Bertlingh het borgerschap in Neuenhaus anno 1663. |
Lidmatenboek Losser:
"1697 20 Junii: zijnde den dag der Plegtige Bevestinge van de Hr. Henr. Keller Northorn a Benthemensis tot een Wettig Leraar Jesu Christi in dese Gemeinte, zijn bevonden dese navolgende Ledematen." volgt lidmatenlijst
1702. J(OH)AN BECKER, geb. Enschede Stad 1620-1658, ovl. Enschede Stad 1675-1698,[1273]
koopt 12 mudde molt (1626) [1274],
olderman van het snijdersgilde (1630) [1275],
vermeld als burgemeester te Enschede (1644, 1650)
herbergier (1650) [1276],
neemt als "olte burgemeester" ook deel aan de bovengenoemde rellen
in het stadhuis (1661),
brouwer te Enschede Stad,[1277]
wordt genoemd in het testament van zijn neef (oomzegger) Lucas Verwolt als diens erfgenaam,
tr. 1o [1278]
ARSELE VAN COESVELT, geb. Enschede Stad 1610-1623, ovl. Enschede Stad 1647-1653, dr. van Hendrik van Coesvelt en Anna NN,
tr. 2o na 1649[1279]
1703. HERMKE(N) JORISSE(N), geb. Enschede Stad 1615-1632, ovl. Enschede Stad na 1698.
Op 4-2-1698 testeert Hermken Jorisse wed. van burgermeester Joan Becker, geassisteerd met burgemeester Lucas Becker.[1280] In het testament worden genoemd haar zoons: Derck, Gerrit, Egbert, Jan en Hendrick Becker en haar dochters Arsele, Wendela en Woltertjen Becker en de kinderen van haar dochter Annetjen Becker gehuwd met Jan Reiners.
Johan Becker en Tryne Engerkick kopen 3/4 huis op de Oude Gracht (1636) en kopen op 6-11-1637 het resterende vierde deel.[1281] In 1649 verkopen zij het aan richter Herman van Hovel [1282] .
Jan Beckers en Berent Paschen lenen f 1200,-- (1646) [1283].
Overstichtse en Overijsselse Lenen: nr. 331: Den halven Horst, gelegen aen Enscheder Esch (Richterambt Enschede, buurschap Enscheder Esch).[1284] Beleningen :
18-9-1649 : Gerrit Backer van Enschede, zoals Albert van Tongeren daarmee was beleend.
17-6-1686 : Lucas Bekker namens Lucas Bekker Junior, die in het buitenland was, zoals diens vader Gerrit Bekker daar in 1649 mee was beleend. (Den halven Horst anders genaamt Klein Weldink, gelegen aan Ensscheder Esch)
23-12-1749 : Hermannus Becker. (De halve Horst of zogenaamde Lutteke Welding).
21-6-1766 : Lucas Becker, rentmeester van de "Malthezer Commande te Steinfurt", na de dood van zijn oom Hermannus Becker.
15-12-1770 : Henrik Zwiers, burgemeester van Enscheide, namens de stad Enscheide als koper na opdracht door Lucas Becker. (Het erve en goed Luttike Weldinck off soogenaamde Halve Horst, geleegen in de Eschmarcke gerigts Enschede).
In 1636 kopen Johan Becker x Trijne Engerkinkc drie delen, kopen 6-11-1637 het vierde deel verkopen weer in 1649 ... WAT? ZOEK OP [1285]
Juridische deskundigen oordelen over een ingewikkelde kwestie (1696-1698):
"In zaaken exceptioneel voor Burgermeesteren der Stad Enschede, strydig en ongedecideerd hangende, tuschen br(burgemeester?) Lucas Gerritsen Bekker, origineele Impetrant en geëxcipieerde ter eenre, en br(burgemeester?) Lucas Jansen Bekker, Hendrik Jansen Bekker , Frerik Jansen Bekker, Jan Stroink nomime uxoris, Assele Jansen Bekker, Derck Jansen Bekker, Gerrit Jansen Bekker, Egbert Stroink nomine uxoris, Wolter Jansen Bekker, Berent Bussier nomine uxoris, Wendele Bekker en Henr. Bekker Junior, naargelaatene Kinderen van wylen Jan Bekker geïmpetreerde en Excipienten ter andere zyde,- waar by den Impetrant deed voordraagen, dat wylen Lucas Verwolt by- zeker Testament by hem en zyn Huisvrouw Anneken Keilevers opgericht, hadde gedisponeerd in manieren, dat eersten voor af aan zyn Huisvrouw het vrugtgebruik van alle zyne natelaatene goederen, geene uitgezonderd, en aan de Armen een jaarlyksche renthe had gelegateerd, en al 't geene boven gedaane Legaaten zoude komen over te schieten, in val hy zonder Kinderen of wettelyke lyfsgeboorte kwame te overlyden, (gelyk geschied waar) hadde gegeeven aan zyne twee Oomen Jan Bekker en Hendrik Bekker, of derzelver Kinderen naar haarlieder afsterven, mitsgaders aan de Kinderen van zyn zalr. oom Geert Bekker, in haar Vaders plaats, dezelve tot zyn wettige Erfgenaamen stellende, en alzoo zyn geheele nalaatenfehap in drie deelen divideerende: in het eerfte zyn Oom Jan, in het tweede zyn oom Hendrik, of derzelver Kinderen na zyn afsterven, en in het derde deel de Kinderen van zyn Oom zalr. Geert Bekker, institueerende in haarlieder Vaders plaats: dat diensvolgens den Impetrant in stede van wylen zyn vader Geert Bekker, een gerechte derdepart van opgemelde Lucas Verwold zyn nalaatenfchap competeerde. En ofschoon de Kinderen van Hendrik Bekker daar niettegen hadden, en de voorfz. Testateurs uiterste wille bereid waren op te volgen, zoo zouden doch die van Jan Bekker , Geimpetreerde in deezen, zulks trachten te betwisten, waarom dan Impetrant te raade was geworden de middelen Rechtens by der hand te neemen, en contendendo te doen concludeeren, dat hy Impetrant zoude werden verklaart in plaats van zyn vader Geert Bekker, van wylen Lucas Verwolde voor een gerechte derde part Erfgenaam te zyn, en de Geïmpetreerden gecondemneert zulks te gedoogen en toetestaan, in cas van Proces eisch maakende, van kosten, schaaden en intressen - of tot een anderen alzulken fine, als omni meliore modo ac via hadde behooren te geschieden.
Volgt een lange juridische beschouwing. Uitspraak is op 29-6-1698. Uit de behandeling van de zaak blijkt verder dat Lucas Gerritsen Bekker (in 1696) enige zoon is van Geert Bekker, en dat Lucas Verwolt in 1693 is overleden zonder kinderen na te laten. [1286]
COMMENTAAR(¥) De onderstaande Jan Janse Becker, Egbert Janse Becker en Annetjen Becker komen niet voor als nagelaten kindern van Jan Bekker in het proces van 1696. |
Op 22-10-1708 compareeren voor het Stadgericht te Enschede D(e) E(dele) Willem ten Cate en D(e) E(dele) Johan Becker, mombaren van de nagelatene kinderen van wijlen Willem Severin en Fenneken Wensinck.[1305]
1704. =1702. J(OH)AN BECKER.
1705. =1703. HERMKEN JORISSE.
1708. =1696. BEREND LASONDER (alias: SMIT).
1709. =1697. STIJNE BEKKER.
1724. =1702. J(OH)AN BECKER.
1725. =1703. HERMKEN JORISSE.
1728. HERMAN RERINC(¥), geb. vóór ca. 1610, ovl. vóór 1667, portier van de Molenpoort tegen een salaris van ƒ 6,6,0 per jaar (1635).[1314]
COMMENTAAR(¥)
Wie is Griete Rerinck, doopget. te Bredevoort 1659.
Johan Rerinck, tr. Grietien Rerinck, waaruit Huge Rerincks, koopt als wed. op 14-11-167? een stuk land te Zelhem, het "Ickingslag", tr. Albert Besselink.[1315] |
Bertha van Karvenhem, wed. Harckels, vermits Herman Rerinck oerer gekarener momber (25-3-1630). Bertha maakt aanspraak op een deel van de goederen, welke door haar overleden zoon Hendrick tho Harckell uit de erfenis van zijn vader zijn ontvangen.[1316]
zie copie
COMMENTAAR(¥)
wat is het verband met Alida Reerink otr. Amsterdam 4-12-1795 Hendricus Hagens, beide te Eijbergen, zijn te Amsterdam op akte van Ds. Smits, predikant te Eijbergen ingeteekend.
Willem Reerink, otr. Hengelo (G) 17-3-1661 Aaltje Berents Cremer, waaruit dr. Berendje Willems Cremer.[1317] |
In okt. 1677 rijden twee boerenwagens van Deventer naar Klein Dochteren. De wagens zijn in Deventer beladen met zout, haring, brandewijn en traan. Het zout en de haring werden gekocht voor Peter en Grietje van Eps, de traan voor Esken Enderinc en de brandewijn voor Lummeken Brabander. Voerlieden zijn Evert, bouwman op Hietbrinck, en Derck te Westerholt, bouwman op Westerholt. In de wagen van Derck reed Lummeken Brabander mee. Doordat de voerlieden steeds harder zijn gaan rijden, waarbij de een de ander probeerde te passeren, is de ton met traan van Esken Enderinc kapot gegaan en is de traan in de wagen van Derck gelopen. Esken heeft zich daar kennelijk niet bij neergelegd en is een proces begonnen.[1320]
COMMENTAAR(¥)
Volgens Ref. [1326] zou Herman Brabander nog een broer Henric gehad hebben. Deze zou dan blijkbaar uit een eerder huwelijk (met Aeltjen Hoyers?) van Herman Brabander (de oudere) moeten stammen. Uit hem zijn de volgende kinderen bekend (geref. gedoopt te Lochem):
|
COMMENTAAR(¥)
ZOEK OP Weeskamer A'dam
klopt het patroniem Jans hier? |
1732. JAN PA(E)UWEN, geb. ca. 1614 (verm. ged. Lochem jan-1614[1327]
), ovl. tussen 23-4-1676 en 4-12-1681[1328]
, tr. vóór 1642[1329]
1733. JENNEKE NIJKAMP, geb. ca. 1622/24, ovl. na 1681, otr. 2o Lochem 4-12-1681
EGBERT JOOSTEN, ovl. vóór 1706[1330], zn. van wijlen Joost Arents, van Holten.
27-2-1643 : Jan Pauwen en Jenneke Nijkamp verkopen hun gaard voor de Smedespoort in Lochem[1331]
eind 1646 : Jan Pauwen heeft een huis in Lochem en 1/2 molder saet land in de Sijden Enck, alsmede enkele gepachte stukken land.[1332]
6-5-1658 : Contract tussen Berent Smidt en Jan Pauwen over "seker secreet".[1333].
7-7-1663 : Jan Pauwen en Jenneke Nijkamp verkopen een hof aan het Molgerinck [1334].
7-7-1663 : Fam. Pauwen en Peterken Jans van Westerholt wed. van wijlen Roeloff van Steenbergen, geasst. met Willem Lunfert, voor haar zelve en als volmr. van haar broeder (sic!) Jan Pauwen (volm. Nienkirchen 20-3-1663).[1335].
14-8-1665: Goesen Schoemaker, Burgemr. en zijn h.v. Elisabeth Tiesinck transporteren aan Jan Pauwen, Gerrit Thomas, Derrick Volmers en Berent Janknecht, en hun huisvrouwen,[1336].
1672, 1674 : Jan Pauwen vermeld als een der voor acht maanden aangestelde regenten van de gecommitteerde raden van Lochem en als pachter van het weiland Heynck Hack.[1337]
1674 : Provisionele stadsregering: Bruno van Dam, schout, Johan Schutte, Johan Westenberch, Cornelis van Lobberich, Gerrit van Campen, Hendrick Beijen, Bartholt Schomaecker, Wanardt Weeninck en Jan Pauwen, regenten, Johan te Winckel, als ontvanger gecontinueerd, benoeming d.d. Den Haag 12-5-1674[1338].
11-3-1675 : Jan Pauwen (60 jaar oud) en Wolter Pauwen (28 jaar) leggen een verklaring af : in jan. 1614 liet Jaen Pauen een kindt dopen waarvan de naam niet vermeld staat. [1339]
1675 : Jan Pauwen treedt op als borg.[1340]
23-4-1676 : Jan Pauwen is dronken geweest - mogelijk op de bruiloft van zijn dochter Geertjen die een week tevoren ondertrouwde - en is uit berouw borg geworden [1341]
15-10-1684 : De dochter Gertjen van Jan Pauwen is 42/43 jaar oud [1342]. Hij zal dus voor 1642 getrouwd zijn. Jenneke Nijkamp kreeg kinderen van 1642 tot 1671 (doop Egbert 10 juni). Zij moet dus ca. 1625 zijn geboren.
Hend. Raet, stadsdienaar, doet zijn beklag over het gedrag van zijn zoon Arent Raedt, 9-3-1675[1349].
Arendt Raet en zijn h.v. Anneken Resinck, 15-3-1675[1350].
Arendt Raet verzoekt rekening en liquidatie, 17-1-1676[1351].
Anneken Reesinks, volmr. van haar man Arendt Raedt, 3-7-1679[1352]. CHECK er zijn dus twee personen Arendt Raet?
Hermen de Groen alias van Eps en anderen transporteren aan Arent Raet en zijn h.v. Gertjen Pauwen hun behuizinge en wehre, alhier in de stad in de Bierstraat gelegen, 7-11-1692[1353].
Dr. Bernard Plegher, volmr. van Juffr. Barnardina van Arkel, voorts van de gezamenlijke kinderen en erfgenamen van wijlen Juffr. Machtild van Arkel transporteren aan Arent Raet en zijn h.v. Gertjen Pauwen, 7-4-1704[1354].
Geertjen Pauwen, wed. van Arent Raat, 30-7-1718[1355].
vul aan Prometheus I/2e druk
Hendrik Jan Raet, erfgenaam van wijlen zijn moeder Geertjen Pauwen, wed Arent Raats 14-8-1730[1358] en idem als enige en universele ergenaam van wijlen zijn vader en moeder Arent Raat en Geertjen Pauwen, 10-9-1731[1359] .
Op 11-1-1734 geeft Henr. Jan Raat te kennen dat hij het huisje, dat hij onlangs van Berent Wonnink kocht (daarvoor Tonis Monts (?) huijsken) en dat binnen Lochem bij Gerrit Ebbekinks huis stond, verhuurd heeft aan Jan Hoogestege, een timmerman, voor de tijd van drie jaar. Hij stelt zich voor hem borg voor deze tijd. In margine: 1-11-1734 Henr. ter Schegget, olieslager, verschijnt ten behoeve van de weduwe van Jan Hogestege en verklaart dat zij het huis van H. J. Raat vertrekken moest omdat deze het verkocht had, etc.[1360]
Dispositie van Egbert Joosten. Enige en universele erfgenamen zijn neef Albert Joosten en zijn stiefdr. Henders Pauwen, echtelieden, legaten aan zijn zuster Truijtjen Joosten, haar dr. Mechteltjen Joosten, Joost en Henderick Jansen, beide kinderen van wijlen zijn broeder Jan Joosten, Maria en Joost Joosten, beide kinderen van wijlen Gerrit Joosten, 22-10-1706[1364].
Dispositie van Wolter, Jan en Henrick Leunick, zoons en kinderen van wijlen Joan Leunick, bij Jenneken Pauwen geprocreeerd, 21-2-1694[1365].
28-7-1673 : Blesen Hagens van Geesteren geboortich, Smith sijns hantwercks" krijgt kleine burgerschap voor 12 goltguldens.
21-2-1688 : "Blesen Hagens, smit sijns handtwercks, hebbende getrouwt de wede. van wijlen Ernst Vos en daer mede de halve groete burgerschap verkregen, is bij S. en R. met de wederhelfte van dien voor hondert goltgulden voorsien, werdende sijn soontien Jan en sijn dochterien Geesken daerinne ex speciali gratia mede begrepen".[1369]
5-3-1696: Blesius Hagens en Gueltien Pauwen kopen een erf en hof bij de Brinkpoort te Deventer [1370]. 12-10-1702 : voogdijstelling na zijn overlijden, zij was al eerder overleden.[1371]
1734. HENRICK WILLEKES, ged. geref. Lochem 9-11-1617 ("Jann Wylkes, Aelkenn sien vroue, ein kint Hendrick, get. Berendtt Smidt"), ovl. na 1693. Hij treedt op (1653) als momber over de onmondige kinderen van Jenneken ter Beecke, wed. van zaliger Serris van Menen.
[1376]
Henrick Willekes, Arent Arents en zijn h.v. Jenneken Willekes, 23-5-1693[1377].
Tonnis Duijmen en Derrick Moijderman als gericht. gestelde momberen over Aeltje en Jutte Willekes, voorts Henrick Willekes, voor zichzelf enz. 1-6-1658[1378].
COMMENTAAR(¥) Er moet hier wel sprake zijn van twee personen Aleida (Aaltjen) Willekes, beiden met vader Henrick Willekes. Of zouden er twee personen Henrick Willekes (vader en zoon, neven?) zijn. De eerste Aleida (Aaltjen) Willekes tr. 1670 Wolter Pauwen, maar het echtpaar wordt nog samen vermeld ruim na 1681. Er kan dus geen sprake zijn van een tweede huwelijk. |
COMMENTAAR(¥) vul aan lb 1863. |
Henrick Willekes, Arent Arentsen en zijn h.v. Jenneken Willekes, 23-5-1693[1380]
Arent Arents en zijn huisvrouw Jenneken Willekes, Harmen Rerinck en zijn huisvrouw Jenneken Pauwen (9-4-1697).[1381]
Arent Arentsen en zijn h.v. Jenneken Willekes, 9-10-1689[1382] , en 4-3-1691[1383] , en 27-3-1708[1384] , en 14-8-1710[1385] , en 24-2-1711[1386]
De heer burgemr. Arent Arentsen en zijn h.v. Jenneken Willekes, 3-11-1711[1387] , en 10-3-1712[1388] , en 20-7-1715[1389] , en 13-5-1724[1390]
Op 7-1-1722 compareren Frerick Winkel en zijn huisvrouw Helena Kosters alsmede Burgemr. Arent Arentsen en zijn huisvrouw Jenneken Willekes. [1391]
Op 11-5-1725 compareren Arent Arentsen, Oud Burgemr. der Stad Lochem, en zijn huisvrouw Jenneken Willekes. [1392]
Arent Arentsen oud burgemr. der stad Lochem en zijn h.v. Jenneken Willekes, 24-3-1727[1393] , en idem 24-4-1727[1394]
Op 27-2-1728 transporteert Dr. Gerhard Josias Olmius, Burgemr. der Stad Doetinchem, als volmachthebber van zijn zwager en zuster Henrick Swijters en zijn huisvrouw Margarita Maria Olmius (volm. Landgericht Doetinchem 10-2-1727) aan den Heer Oud Burgemr Arent Arentzen en zijn huisvrouw Jenneken Willekes zeker erve en goed Groot Tiesinck, Scholtambt Lochem, boerschap Barchem, hun toebedeeld bij magescheid tusschen de kinderen van w. de Heer Josias Olmius en Vrouwe Maria van Schoonhoven, in leven ehelieden. [1395]
Onze gewezen mederaadsvriend Arent Arentsen's wed. Jenneken Willekes, haar schoonzoon en Dr. Henrik Jan Raad en zijn h.v. Jenneken Arentsen, 20-11-1732[1396]
In okt. 1732 koopt Jenneken Willekes, wed. van Arend Arendsen, in leven oud burgemr. van Lochem, Klein Egelink.[1397]
Op 13-1-1734 compareert Henr. Jan Raad als volmachthebber van de H.W.Geb. Heer L.H.B.S. Vrijheer van Heeckeren, Heer tot Campherbeek, Waaljen en Wierse, als bloedmomber, verder van den H.W.Geb. Heer C.C. Vrijheer van Linteloo, Heer toe de Ehze en Walvaart, Schultus van Zutphen, Drossaard van Bredevoort en M.C.G.W. Vrijheer van Ripperda, Heer tot Vorden, Weldam en Olijdam, Schultus binnen en buiten Lochem, als verzochte en mede aangestelde momber van de onm. kinderen van Nettelhorst (volm. Scholtengericht Zutphen 10 en 5-10-1733), alsmede de erfgenamen en kinderen van w. Jenneken Willekes, in leven wed. van wijlen Arent Arentsen. [1398]
Op 8-4-1734 geven Albertus Wilhelmus Arendsen, predikant tot Hattem, Jenneken Arendsen, geassisteerd met haar broeder, Lucijna Christijna Arendsen, met haar eheman Henr. van Casteren, en Gerrijt Jan Arendsen, alle nagelaten kinderen en erfgenamen van wijlen Arend Arentsen, in leven Oud Burgemr. tot Lochem, en Jenneken Willekes, volmacht aan hun zwager Henr. Jan Raad, eheman der eerste comp. (sic!) en broeders Henrick Arendsen en Bartoldus Arendsen. [1399]
De kinderen en erfgenamen van wijlen Arent Arentsen, in leven burgemr, te Lochem, en Jenneken Willekes, gew. ehel, 22-6-1736[1400].
Arent Arentsen oud burgemr. der stad Lochem en zijn h.v. Jenneken Willekes, geven toestemming tot het huwelijk van hun zoon Albert Willem Arentsen, predikant te Scherpenzeel, met Juffr. Yda Betmers dr. van wijlen Rutger Betmers en Yda Berk, 24-4-1727[1403].
1744. GEERT (GERRIT) BRETHOUWER (alias WICKERINCK), geb. vóór ca. 1635, ovl. 1680-1689, treedt op als getuige (Gerrit) te Bredevoort (1666),
woont te Aalten in de Heurne (1675),
otr./tr. 2o Aalten geref. 31-1/14-3-1675
GEESKEN VERHOLT, geb. Silvolde ca. 1655, dr. van wijlen Gert Verholt in Silvolden,
(zij hertr. Aalten geref. 27-10/17-11-1689 Derk Hoorneborg)[1404],
tr. 1o vóór ca. 1660
1745. GRIETE NN, geb. vóór ca. 1635.
Rekenbueck 1674 van Kerckmeester Guert Evers te Aalten:[1405]
Wij ondergeschr. Wijnen Peter, Karst te Huijsstede, Garritt Stapelkam, Geertt Brethouwer ende Berent Brethouwer Bekennen ondergeschr. uijtt handen van de kerckmr. Goertt Evers ontfangen te hebben de somma van twintigh gulden vijfftien stuijver wegens verdienden arbeitsloon an de poppelen in dijck voor de kerck gedaen. Bedanckem ons voor goeder betaelinge den 24en januari 1677, ƒ 20,15,0
In de marge: Also men bevint dat een merckelins aen poppelen is uijtgegeven, wordt den kerckmeijsteren geinjungeert (=opgelegd) die geërfden aen te wijsen waertoe die plancken verbruickt bennen.
Dit is het Y marckt van Karst te Huijstede. Dit is het marckt A van Garritt Stapelkamp. Dit is het marckt W van Geertt Brethouwers. Dit is het UU marckt van Berent Brethouwers. Peter Garwijns.
1746. COPE (COOP) TE(N) PASKE (PASSE), geb. ca. 1595, ovl. 1667-1677, doopget. (1656), woont te Aalten (IJzerlo).
1748. JAN SLOTBOOM, geb. ca. 1605, ovl. vóór 1671, woont te Varsseveld.
COMMENTAAR(¥) Is er verband met: Jan ten Slotboom, op Graste in de buurschap Huppel en Henxel bij Winterswijk, betaalt ƒ 41,13,-- verponding voor "Een veenigen camp, 5 mlr. op de derde gerve" (1647). |
1750. HENDRICK GERWIJNS, geb. vóór ca. 1625, woont te Aalten,
tr. vóór ca. 1650[1413]
1751. GEERTJEN NN, geb. ca. 1639.
1760. Ds. WESSEL(US) WESTENBERG, ovl. 1607 aan de pest, predikant te Oehne (Bentheim) 1583,[1415],
"die de eerste geweest is, die de gezuiverde
leer openlijk aan de burgers van
Oehne heeft geleerd, alzoo de reformatie
in 1564 onder de Bentheimers doorbrak",
opvolger ald. van zijn schoonvader,[1416]
tr. (volgens Ref. [1417] Schüttorf (voor?) 1595
1761. SOPHIA SUTORIS (alias SCHUHMACHER), geb. 1567, ovl. Neede 20-8-1638, vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
als (Sof)fia Westenbergs doopget. te Neede (1633, 1634).
Op 28-5-1618 verkopen de broeders Johannes Westenberg, Elbertt Westenberg en Bernhardt Westenberg voor zich en voor hun moeder Feyen, en Ortwin Westenberg bij volmacht, "Ir Vatter- und Mutterlich anererbt hausz, Hoff, grundt und daruff stehenden Spycker, wonnunge ... alhir zu Bentheim an der straszen zwischen Lambert oder Herman Schlutersz oder Johanninghs hausz unnd Johann Stoltenkamps oder Schmits hausz und grundt gelegenn." [1418].
plus aanvullingen Abels
![]() |
Prof. Dr. Mr. Johannes Ortwinus Westenberg (1667-1737). [1458]
Gravure van J. Houbraken. klik op plaatje(s) om te vergroten |
plus aanvullingen Abels
1762. A(E)RENT (ARNDT) HEUTEN (HOETE(N)), ovl. 1650-1659, vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655, vermeld in de Informatiën en kondschappen stad- en landgericht Borculo (1641),[1512] vermeld als eigenaar van een huis en hof in het dorp Neede en de Hoetencamp aan het Kisvelt (1646), medeeigenaar van het erve Wibbelinck en Het Hengeler erve in de buurschap Hoonte (1646), eigenaar van zes tuinen in het Kindergoer in stad Borculo (1646), vermeld als eigenaar van een huis en hof in het dorp Neede (1650), [1513] doopget. te Neede (1617..1639), tr. vóór 1612
1763. MARGARETHA MEI(J)LING, ovl. na 1655?, vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
als Margetta Hoeten doopget. te Neede (1619),
mogelijk een zr. van Ds. Henricus Meijling(¥), predikant te Delden (1618-1619) en Ds. Johannes Meijling, predikant te Ruurlo (1607-1617).[1514]
COMMENTAAR(¥)
Over Ds. Henricus Meijling wordt verder bericht:[1515]
predikant te Ruurlo als kandidaat in 1602, vandaar naar Huizum beroepen, vertrok zonder ontslag, was te Huizum reeds den 23-10-1605, daar hij toen te Leeuwarden huwde, verroepen naar Arnhem in 1610, zijne laatste handteekening is onder de kerkerekening van dat jaar, die gewoonlijk in Januarij of Februarij gedaan werd. Te Arnhem werd hij van zijnen dienst ontzet in 1619. Tekent ook Meilinck en Meilingius, "dit laatste was zijn eigene handteekening, volgens 't geen mij gebleken is in een Album amicorum van A. à Bootsma. |
Op 15-1-1640 wordt Arndt Hoete beleend met (leen nr. 139) "Die Hoentermate, gelegen tuschen Bernt Hueten en Lucen Cotten lant, met den voorgeborchte ende die stege, met noch 2 kempkens, in den Berenhorst gelegen, met heuren gewoonlichen weg deur den Berenhorst", een afsplitsing van het leengoed "to Hoente" te Neede, leenroerig aan het Graafschap Zutphen. Hij verkrijgt het leen "als hebbende d'eene helft bij successie(¥) ende d'ander helfte bij opdracht to landtrecht bij ignorantie van de leenplicht an sich becommen, daervan hij ooc verklaert een geruyme tijt van jaeren in rouwelicke (=rustige) possessie ende gebruyc geweest te zijn" [1516]. Voorts wordt hij nog beleend met een afsplitsing (1396) van dit leen : "een campken in de Beerenhorst in de heerlicheyt Borculo, kerspel Nede, buyrschap Hoente gelegen (...) met een pont goets gelts te verheergewaden". [1517]
COMMENTAAR(¥) wellicht van Greta Cocks (ex patre Rutger de Cock), zijn (schoon)moeder, die de voorgaande lener is (7-10-1606)
Verpondingskohier dorp Neede 1646:[1518]
Aerent Hoeten, huys ende hoff met een haergaerden, groet 2¼ schepel gesaeis. Thins: 1 gulden 7 stuver 8 penningen. Noch thins: 17½ stuver. ƒ 23--.
Noch eenen camp an 't Kisvelt, genoemt Hoetencamp, groet 1½ schepel geseys, tientvrij, geset op 9 gulden 156 stuver. ƒ 10-19-9.
Verpondingskohier buurschap Hoonte 1646:[1519]
Dat erve Wibbelinck. Eygenaers Aerent ende Berent Hoeten, sonder huys. Aen bouwlandt 1526 molder saets, tientvrij, lichte garve. 10527 gulden. Hofflandt 1 molder. An weydelant 628 koeweyden. Aerent geefft voor die helffte 14 daler. 28 daler. Uytganck tot die Wisscherpacht aen 't capittel te Vreden: 6 schepel roggen, 11 schepel haeveren. Pontschattinge: 12 gulden, daervan die helffte in consideratie kompt, ƒ 173-6-11.
Het Hengeler erve, toebehoerende Aerent Hoeten ende schulte toe Giffel. Wort stuckswijse gebouwt, sonder huys. Heefft an bouwlant omtrent 2229 molder 2 schepel ende ¼ spint gesaeys, tientvrij uytgenoemen 5 schepel tientbaer aen Jan van Boockholt te deventer. Doet ter pacht: 19 molder roggen, 12 molder boeckweyten. Hofflandt: 1 schepel. Hyrtoe gehoeren 7 koeweydens, die geset op 31 guldens 20 stuver30. 28 daler. Pontschattinge 16 gulden 2½ stuver, compt voor die helffte in consideratie, ƒ 226-6-6.
Verpondingskohier stad Borculo 1646:[1520]:
Een gaerden in het Kindergoer, toebehoerende Aerent Hoeten, 1 daler, ƒ 1-10-.
Een gaerden in 't Kindergoer, toebehoerende Aerent Hoeten, ƒ 3-15-11.
Een gaerden in 't Kindergoer van Arent Hoetinck, 1 daalder. ƒ 1-10-.
Hendrick van Botaen een gaerdeken in 't Kindergoer, van Arent Hoeten, 1 daalder. ƒ 1-10-.
Een gaerden in 't Kindergoor van Arent Hoeten, 3 daler. ƒ 4-10-.
Een gaerdeken in 't Kindergoer, Eygenaer Arent Hoeten. ƒ 2-5-.
1764. TIELEMAN (TIL(L)MAN) SLUI(J)TER, geb. vóór ca. 1605, ovl. 1655/56, vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
brouwer en koopman te Neede,
zette het bedrijf van zijn schoonvader voort,
[1522]
vlashandelaar te Neede,[1523]
is doopget. (1644),
setter van het dorp Neede (1646),[1524]
heeft tienden op land van Arnt Stoffers in de buurschap Eschsijdt, op land van Jan Muller op de Hanencamp te Geesteren, op land van Joncker Buloe in de buurschap Gelselaar, op diverse goederen in de buurschap Haarlo, op het Wanninckhoff en land van Essel Aerinck, en van Jan Katterman, en de Hellercamp van Gert Arninck, alle in de buurschap Lempel (1646),
is medeeigenaar van het Nije slagh in de buurschap Gelselaar (1646),
eigenaar van huis, hof en land in het dorp Neede, van Den Beyencamp in de buurschap Mallem, en van de caeterstede Dat Goerhuys te Lochuizen (1646),
van bouwland te Borculo (1646),
vermeld als eigenaar van een huis en hof in het dorp Neede (1650),[1525]
tegenover de kerk,[1526]
provisor te Neede (1655),
otr. 2o Neede geref. 28-7-1639[1527]
ANNA HOETEN, ovl. 1639-1641, mogelijk dr. of zuster van Arndt Hoete (kw. nr. 1762),
vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
otr. 3o Neede geref. 21-3-1641[1528]
AALTJE HAZEBROEK (HASELBROECK), als Aeltjen Haselbroeck, uxor Til. Sluijter, vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
dr. van Joan Hasebroek, burgemeester te Borculo, en Aeltjen NN,
tr. 1o Neede geref. 1625[1529]
1765. GEERTRUID (GERDJEN) JACOBSDR SAALKINK, geb. vóór ca. 1605, ovl. 1637[1530], vermeld in de lijst van geref. lidmaten te Neede, opgemaakt in de jaren 1624-1655,
wordt bij de doop van haar kind in 1635 Gertien van Halle genoemd.
Verpondingskohier dorp Neede 1646:[1531]
Telman Sluyters huys ende hoff met een gaerden, 3 spint geseys, 15 gulden. Thins: 2 stuver. ƒ 15--.
Noch een stucke landes geheeten die Huyrne, groet 5 schepel 1¼ spint gesaeys, thientvrij. Thins: 1 gulden 5 stuver. ƒ 10-9-9.
Ende in den Nederbergh an landt 3 schepel gesaeys ongeveer, tientvrij. ƒ 5-19-11.
Noch een huys daer men brant ende saet in vattet ende an landt daerbij 2 schepel ende ½ spint, genoemt die Saelbraecke, tientvrij. Thins: 1 gulden 5 stuver. ƒ 4-4-.
Verpondingskohier buurschap Eschsijdt 1646:[1532]
Arnt Stoffers. Is sijn eigen. Aen gesey 4 molder, thientbaer aen Tilman Sluiter, uitgenomen 1½ molder. ƒ 32-7-10. Hofflant 5 spint. Huis ende hoff is gestelt op 6 daler. ƒ 9--. Hyruit is vercoft aen Jan Peters 5 schepel gesey, thientvrij, op die swaere garve. ƒ 11-19-10 (+) 9-- (+) 32-7-10 (=) ƒ 53-7-8.
Verpondingskohier dorp Geesteren (1646):[1533]
Jan Muller. Item heeft hij 6 schepel gesaey van den Hanencamp, thientbaer aen Tilman Sluiters, 10 daler. ƒ 10-16-.
Verpondingskohier buurschap Gelselaar 1646:[1534]
Joncker Buloe. Noch heeft hij selfs cum suis 1 molder gesays, halff tientbaer aen Telman Sluiters te Nede, op die sware garve. ƒ 8-7-11.
Telman Sluiters met sijne consorten hebben dat Nije slagh. Is 3 dagh werck, slechte gront, 10 daler. ƒ 15--.
Verpondingskohier buurschap Haarlo 1646:[1535]
Tillman Sluiter thient 2½ molder uit Clein Stefken in Eschsijdt, uit Wanninckhoff 15½ molder, uit Brascamp 2 molder, uit Essel Arnincx goet 1½ molder, uit Hellercamp in Lempel 2 schepel, uit den Harencamp in de Steenstraet 1½ molder, en 2 schepel uit Binshorst in Gelseler, gereckent t'samen op 56 gulden. ƒ 56--.
Verpondingskohier buurschap Lempel 1646:[1536]
Wanninckhoff. De heeren van Overissull. Hieruit gaet den thiende met dat stroe aen Telman Sluiters. Aen gesaey 15½ molder. Wordt gebouwt op die vierde gast. Huys ende hoff van 10 schepell, tienbaer, neffens 3 koeweiden, slecht lant. Doet ther pacht 100 gulden. Pontschattinge: 11 gulden, 5 stuiver. Hyr is redelick jonck holt. Jonck holt. ƒ 111-5-.
Essel Aerinck heeft ses schepel eigen landt. Hyruit gaet den thienden aen Telman Sluiters. Lichte garve. ƒ 10-16-.
Jan Katterman. Aen eigen lant 1½ molder. Hyruit gaet van ½ molder den thiende aen Telman Sluiters. Pontschattinge: 1 daler, 6 stuiver, ƒ 11-11-11.
Gert Arninck. Noch in pacht ½ molder gesey, den Hellercamp, tientbaer op die lichte garve aen Telman Sluiters. ƒ 3-12-.
Verpondingskohier buurschap Mallem 1646:[1537]
Den Beyencamp, hoert Tilman Sluiter, heeft in pacht Lubbert toe Legenmorsch ende Berent Beyen. Groot 3½ schepel saet, thientvrij. Doet jaerlix die darde garve. Pontschattinge 1 gulden. ƒ 6-19-10.
Verpondingskohier buurschap Lochuizen 1646:[1538]
Dat Goerhuys. Een caeterstede, toecommende Telleman Sluyters. Hofflant 2¼ schepel gesaeys groet. Aen bouwlandt 2 molder, 2 schepel, 2¼ spint geseys, tientvrij, op die derde garve. Heefft gedaen in 't jaer van 1645 5 molder allerley mancsaet. ƒ 21-4-8.
Verpondingskohier stad Borculo 1646:[1539]
Een stucke bouwlandts van 1 molder, 2½ spint, tientvrij, swaere garve, op den camp t'einders den Buschbergh, toebehoerende Telleman Sluyters, 2 daalder, 15 stuivers, 11 gulden, 1 stuiver, 9 denieren. ƒ 11-1-9
Een koeweyde in Telleman Sluyters maete aen 't Vockinckbroeck, 3 daler. ƒ 4-10-.
Jan Glaesemaecker, die Willigenmaete, twee koeweyden van Telleman Sluyter, ƒ 9--.
Landgericht Borculo : in 1649 procedeert Otto Meilinck voor zich en als conjuncta persona van Telleman Sluiter tegen Henrick Bennekinck. [1540]
Stad- of Landgericht Borculo : in 1655 procederen Tilman Sluijter en Gerhardt ten Caete, provisoren te Neede, tegen Joachym Smidt. [1541]
COMMENTAAR(¥) "In juni 1652 overleed dominee Rump of Rumphius van Eibergen. De Eibergse kerkenraad wilde aanvankelijk zijn zoon als opvolger, mede omdat men al op de hoogte was van de plannen van de collator, de heer van Borculo, om Willem Sluiter in Eibergen te benoemen. De gemeenteleden moesten niet veel hebben van Sluiter die volgens hen "te swack was". Ook de Classis steunde aanvankelijk het verzet tegen de benoeming van Sluiter. Men vond dat de benoemingsprocedure niet goed was afgehandeld, maar ook meenden zij dat de akte van collatie niet juist geformuleerd was. In feite had de Classis gewoon te weinig invloed op de gang van zaken gehad. Bovendien wilde men misschien de op dat moment nog rooms katholieke heer, graaf Otto van Limburg en Bronkhorst, dwars zitten. Uiteindelijk werd Sluiter toch door de Classis toegelaten en vervolgens op 24-7-1653 in het ambt bevestigd." [1558] |
Verwantschap Sluiter - Olmius ? | |
Ds. Willem Sluiter wordt op 24-7-1653 bevestigd als predikant te Eibergen door zijn 'neef' Ds. J.L. Olmius. Deze laatste is volgens Ref. [1559]
Ds. Johannes Ludovicus Olmius, geb. Arlon (Lux.) 1613/14, ovl. (Lochem?) 3-1-1682 (68 jaar oud), magister Artes liberales, geref. predikant te Vreden (Westfalen) (tot 1644), te Gelselaar (1644-1652) en te Lochem (1652-1682), tr. vóór 1644 (wellicht tweede huwelijk) Margaretha Gerverdinck, ged. Borculo 1619, ovl. na 1696, dr. van Herman Gerverdinck, verm. mr. barbier, en Elisabeth Cappers. Zie hieronder voor hun kinderen. Dat Willem Sluiter, met Achterhoekse voorouders, en Johannes Ludovicus Olmius, uit Luxemburg, neven zouden zijn lijkt niet zo waarschijnlijk. Eerder zal er sprake zijn van een aangetrouwde neef. Dan moeten Willem Sluiter en de vrouw van Olmius : Margaretha Gerverdinck (of een mogelijk eerdere echtgenote) dus minstens een gezamenlijke grootouder of een gezamenlijk grootouderpaar hebben. De (groot)ouders van Willem Sluiter zijn: * |Albert Sluiter * Tieleman Sluiter ---| * |Maria Telmans * * |Jacob Saalkinck * Geertruid Saalkinck-| * |Swenne Kremer.De (groot)ouders van Margaretha Gerverdinck zijn: * |NN Gerverdinck * Herman Gerverdinck--| * |NN * * |NN Cappers * Elisabeth Cappers---| * |NNVerwantschap via de grootvaders lijkt dus onmogelijk, via de grootmoeders alleen mogelijk indien Maria Telmans of Swenne Kremer in eerder of later huwelijk met NN Gerverdinck of NN Cappers zijn getrouwd. Verdere bijdragen aan de oplossing van deze puzzel: - Bij dopen van kinderen van Herman Gerverdinck en Elisabeth Cappers treedt een Tilman Kappers als getuige op. Hij zou Elisabeth's broer of vader kunnen zijn. - Johannes Ludovicus Olmius en (wellicht) Margaretha Gerverdinck noemen hun (tweede?) zoon Tilmannus. Dit zou kunnen wijzen op een grootvader van moederszijde Tilmannus (Kappers?). - Als Ds. Johannes Ludovicus Olmius een eerder huwelijk heeft gehad met bijv. een kleindochter van Albert Sluiter en Maria Telmans (zie kw. nr. ⇒ 3528 ), dan zou deze kleindochter inderdaad een nicht van Ds. Willem Sluiter zijn. In aanmerking daarvoor zou kunnen komen een dochter, NN van Eibergen, van Jenneke Sluiter en Bernhard van Eibergen, wier (groot)ouders dan zijn: * |Albert Sluiter * Jenneke Sluiter ------| * |Maria Telmans * * |Herman van Eibergen * Bernhard van Eibergen-| * |Mechteld ter Woert. I. Ds. Johannes Ludovicus Olmius, geb. Arlon (Lux.) 1613/14, ovl. (Lochem?) 3-1-1682 (68 jaar oud), magister Artes liberales, geref. predikant te Vreden (Westfalen) (tot 1644), te Gelselaar (1644-1652) en te Lochem (1652-1682), tr. ca. 1645 (wellicht tweede huwelijk) Margaretha Gerverdinck (Garverdinck), ged. Borculo 1619, ovl. na 1698, doopget. (1643..1648), dr. van Herman Gerverdinck, verm. mr. barbier, en Elisabeth Cappers. ORA Lochem:
|
Hun kinderen Charlotte en Johannes worden na het jeugdig overlijden van hun moeder ondergebracht bij hun grootmoeder Margaretha van Boekholt, die met ze naar Deventer vlucht.[1572]
![]() |
Portret van Ds. Willem Sluiter (1627-1673).
[1573]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Brief d.d. 3-10-1672 van ds. Willem Sluiter (1627-1673/74) vanuit Amsterdam aan ds. Martinus Leo á Koolwijk, "opsiender" der Classis Zutphen.
[1574]
| ![]()
Transcriptie van deze brief door deelnemers aan de cursus paleografie te Eibergen.
[1575]
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
Anagramma.[1576]
WILHELMUS SLUYTTERUS:
HUIS-RUSTE LUST MY WELL.
Eyberghen waer soudt ghy gepaster Leeraer vinde
Als Sluytter, die het Buiten-leven soo beminde?
Lant-luyden, wie heeft U soo deftigh afgemaelt
Als Sluytter doet, die U met glans en eer bestraelt?
Ghy sult gesegent zyn en moghen U verblijden
Indien hy by U leeft nogh langh na dese tijden.
U past een man, die 't huys-gewoel en 't stadts gerell
Veragt, en seggen kan, Huis-ruste lust my well.
Vester omni Officio, E. Beckinck, Pastor.
Willem Sluiter is de eerste geweest die het woord "Achterhoek" gebruikte voor de streek, heerlijkheid Borculo, waar hij woonde :
"Waer iemant duisent vreugden soek,
Mijn vreugt is in dees' achter-hoek." [1577]
In de volkstelling van Rouveen (1748) wordt vermeld op Munnikenslag: Do. Sluiter met vrouw Agnieta Schutte, met kinderen Johanna boven de 10 jaar, en Geertruit, Johannis en Hendrika G. onder de 10 jaar, dienstbode Aaltijn en inwoonders of kostgangers Kunna Schrunders (?) en P. Kutsch. [1595]
Op 31-1-1657 compareren te Borculo Tonnis van Eps, man van Adriane van Halle, met volmacht van Huijbert Jansen en Herman Sluijter en hun huisvrouwen Anneken van Halle en Claesken van Halle (procuratie voor schepenen van Zutphen), Armgardt Mullers, wed. van Henrick van Halle, Berent van der Wijck als erfgenaam van zijn broeder Bartolt van der Wijck, nagelaten zoon van Herman van der Wijck en Geertruijt van Halle, zich sterk makende voor de mede-erfgenamen, en transporteren aan Christina Gevecate, wed. van Gerhardt van Halle, gewezen licentiaat der rechten en secretaris van Borculo. [1622]
Landgericht Borculo : in 1680 procedeert Herman Sluijter tegen Jan te Lintelo. [1623]
Civiele Procesdossiers Zutphen: In 1680 procedeert H. Sluiter contra O. van Keppel tot Voorst. [1624]
Op 11-3-1723 koopt Johannes Sluiter 15 morgen, 147 roede bouw- en zaailand met boomgaert, huys, schuyr, woonkeet, swingelkeet, drooghuis te Oud Reyerwaard (= De Oude Stee) streckende van de Zeedijck tot de Tiendweg voor ƒ 10275,-. De oudste dochter Apolonia (Pleuntje) Sluiter erft dit perceel later. [1633]
Verponding 1730 Ridderkerk: huisnr 53 met een huurwaarde van ƒ 27,- per jaar. Dit huis is op 16-4-1731 bij de grote brand in Ridderkerk volledig verwoest. Johannes Sluiter moet, na de grote brand te Ridderkerk (1731), als bewoner van een Lantwoning inde Polder van Oud Reijerwaart zorg dragen voor de aanwezigheid van 1 lantaarn, 2 brandemmers en 1 haak.[1634]
De nagelaten boedel van Johannes Sluiter wordt op 14-5-1766 beschreven in 33(!) pagina's, o.a.:
1) huis en erf, 55 morgen, met tuynhuys, bleekveld en erf gelegen aan de kulk Oud Reyerwaard,
2) huys, schuur en erf belend oostzijde de Dorpsstraat, westzijde de Onderdreef,
3) verder nog 2 grienden, lijfrente, obligaties, contant geld ter waarde van ƒ 3676,-, goudwerk, zilverwerk, manskleren, vrouwskleren, linnengoed, meubilair, porselein, inventaris van kamers en schuren, 15 boeken van o.a. Rijnholt en van Brakel.[1635]
Op 3-2-1785 testeren Mattheus Lagerwerff, waarsman en penningmeester van Oud Reijerwaard en zijn huisvrouw Aplonia Sluiter, wonende alhier. Zij benoemen elkaar over en weer tot erfgenaam. Zoon Willem Lagerwerff en dochter Neeltje Lagerwerff, getrouwd met Dirk Bastiaanszn Lagendijk worden als erfgenamen genoemd. Onroerend goed: de Geer, gelegen onder Ridderkerk in de Oud Reijerwaard, belend ten Oosten wed. Frank Maaskant, ten westen Bastiaan van der Gijp, ten noorden Jan Bom en ten zuiden aan de Kerkweg. Hierna volgen de richtlijnen voor de toekomstige verdeling van de eigendommen. Tevens twee morgen land aan de Molendijk, afkomstig van Bastiaan de Raad. Tevens twee morgen land afkomstig van dhr. Hendrik Celosse. Tevens land, belend ten zuiden aan de wed. Roobool. Tevens land in Nieuw Reijerwaard, Lagendijk, belend ten Oosten aan Wouter v.d. Kulk, ten zuiden aan Huig Kranendonk. Laatstelijk twee mergen land belend ten oosten dhr. van Ridderkerk, ten westen Denijs Bakker, ten noorden Willem Heinoord, en ten zuiden Gerrit de C.. Ten tweede aan hun zoon Johannes Lagerwerff een hofstede De Oude Stee, gelegen aan de Molendijk, belend ten oosten aan de Kulk, ten westen Tiendeweg en Cornelis Verhagen, ten noorden Sijbrand Lagendijk, ten zuiden Cornelis Verhagen. Onroerend goed in Nieuw Reijerwaard aan de Lagendijk, belend ten oosten Wouter van der Kulk, ten westen Arij van der Kulk, ten noorden wed. Arij van der Waal, ten zuiden de comparanten. Onroerend goed gelegen als voren, belend ten oosten wed. Frank Maaskant, ten westen Cornelis Verhagen, ten noorden gem. weg, ten zuiden de Blaakwetering. 4 Morgen land aan de Molendijk, Oud Reijerwaard, ten oosten de Zeedijk, ten westen aan de Tiendweg, ten noorden Arie Kranendonk en Huig de Kinder en ten zuiden de comparanten. Een huis aan de Lagendijk, belend ten oosten aan de heer van Ridderkerk, ten westen Arij Kranendonk, ten noorden Teun Lagendijk ten zuiden de Waal. Een hofstede, daar achter gelegen, alsmede het griendje, voor het huis van Huig Baas, in Oud Reijerwaard aan de Molendijk, belend ten oosten De Kulk, ten westen de Tiendweg, ten noorden wed. Gerrit Kranendonk en de comparanten, ten zuiden Jan van den Hoek. 2 Morgen land Oud Reijerwaard, achter het huis van Willem van Zoolingen, belend ten oosten aan de haven, ten westen Willem van Zoolingen, ten noorden Arie Lagendijk en ten zuiden wed. Sijbrand Lagendijk. Twee morgen land afkomstig van Mattheus Plaizier, Oud Reijerwaard aan de Molendijk, belend ten oosten de Zeedijk, ten westen de Tiendweg, ten noorden Arij Lagendijk, ten zuiden Arij Kranendonk. Drie morgen land als voren, achter de Oude Stee, belend ten oosten en ten zuiden dhr. van Panhuis. Een huis aan de Molendijk, belend ten oosten de comparanten, ten westen de Zeedijk, ten noorden de kinderen Plaizier en ten zuiden Frank Maaskant. Dochter Yda Lagerwerff is getrouwd met Arie Stehouwer. Zij erft: 6 Morgen land belend ten oosten aan de Tiendweg, ten westen aan de Pruimendijk, ten noorden aan M. van Hattem en Arij Kranendonk, ten zuiden aan Arie den Hoed. 2 morgen land als voren, belend ten oosten aan de Tiendweg, ten westen Arij den Hoed en Jan van Nesch, ten noorden Jan van Nesch, ten zuiden Arij den Hoed. Hierna volgen nog enkele beschrijvingen van landerijen, zie akte. [1638]
Op 6-10-1746 koopt Johannes van Riemsdijk, koopman, een object (huis, erf?) aan de Voorstraat te Dordrecht, belend door Olijfier Houtsager en de erfgenamen van de wed. Rolandus, en gelegen tussen de Pelser- en Ruitenstraat en uitkomend op de Vest, voor ƒ 4400 van Susanna Terwen, wed. van Jacob Braats (voor dit echtpaar zie kw. nr. ⇒ 2773 sub d/1). In de akte wordt verder genoemd Isaacq Spaan, koopman. [1640]
Op 6-10-1746 bekent Johannes van Riemsdijk, koopman, schuldig te zijn ƒ 2000 aan Susanna Terwen, wed. van Jacob Braats. Tot onderpand dient hetzelfde object. In deze akte is voorts sprake van de executeur-testamentair J. de Witt, in welke hoedanigheid is onduidelijk. [1641]
Op 3-2-1761 verkoopt Johannes van Riemsdijk blijkbaar ditzelfde object (huis, erf?) aan de Vuilpoort te Dordrecht, belend door Abraham Rolandus en Pieter Snetzelaar, en gelegen tussen de Pelserstraat en de Ruitenstraat, aan Jan Smaasen, koopman, voor ƒ 3000. [1642]
Op 25-1-1768 testeren Cornelis Verhagen, chirurgijn alhier en Dirksje Sluiter, echtpaar wonende alhier benoemen elkaar tot erfgenaam. Tot voogden benoemen zij: - Arnoldus Verhagen wonende te Dordrecht, broer van Cornelis - zijn zwager Arij Blaak wonende te Oud Beijerland en Mattheus Lagerwerf, zwager van Dirksje wonende alhier en Nicolaes van Hattem wonende te Krimpen op de Lek. [1644]
Op 29-7-1794 verklaart Pieter Leendertsz de Snoo, wonend in het Volgerland van de Grote Lindt, 700 gulden schuldig te zijn aan Dirkje Sluiter, weduwe van Cornelis Verhagen, wonend te Ridderkerk. Zijn zoon Gerrit Pietersz de Snoo, ook in het Volgerland van de Grote Lindt, stelt zich borg voor zijn vader. [1645]
Op 5-8-1797 bekent Jan de Groot wonende alhier, is aan Dirkje Sluiter, weduwe van Cornelis Verhagen, mede wonende alhier, 1000 gulden schuldig te zijn. [1646]
28-4-1748 leggen Sr. Wouter Boon, meester-chirurgijn te Lekkerkerk, ca. 26 jaar, en Sr. Nicolaas van Hattem, chirurgijn te Krimpen aan de Lek, ca. 23 jaar, een verklaring af ... [1651]
Op 12-3-1754 testeren Nicolaas van Hattem en juffr. Aletta Sluijter, echtelieden, zij ziek te bed liggend.[1652]
Op 12-11-1786 worden Nicolaas van Hattem, mr. chirurgijn, en Aletta Sluyter vermeld in de weeskamer Krimpen a/d Lek wanneer zij een mutueel testament maken. Na beider dood is er een legaat voor kleinzoon Nicolaas van Hattem (te Amsterdam), o.a. een zilver schenkbord door zijn testateurs ouders voor het recht van eerstgeboorte gemaakt en bij hem geërfd, voor kleinzoon Nicolaas van Aken, nagelaten zoon van hun overleden dochter Maria van Hattem en voor de twee kleindochters die vernoemd zijn naar hun grootmoeder: Aletta van Hattem (te Amsterdam) en Aletta van Aken (te Rotterdam). Erfgenamen zijn hun zoon Johannes van Hattem, mr. chirurgijn te Amsterdam, en de kinderen van hun overleden dochter Maria van Hattem, die getrouwd was met Isaac van Aken, koopman te Rotterdam. [1653]
In 1789 koopt Johannes van Hattem een huis en erf op de Keizersgracht westzijde tussen Leidsegracht en Leidsestraat te Amsterdam.[1657]
In 1802 koopt Maria Sprakel, wed. van Johannes van Hattem, een huis en erf op de Keizersgracht westzijde tussen Leidsegracht en Leidsestraat.[1658]
In 1773 koopt Karel de Roij ½ huis en erf in de Utrechtsestraat oostzijde tussen Herengracht en Keizersgracht. [1661]
Kerkenboek van Goor:[1666]
1679 Op pincxter maandag (9 Juni) geproclameert Gerhardt Putman, soon van Abr. Putman Predicant alhyr Gertruit Sluiter tot Zutphen, dochter van Herm. Sluiter.
Kerkenboek van Goor,[1668]
1680 Dom. X1 Trin. Aug. 22 post meridiem op Zutphenscbe kermisse gedoopt Johannes het eerste kint van Gerhart Putman ende Gertruit Sluiter, gebooren den voorgaanden Vrijdach na den middagh.
Op 5-5-1716 verkopen de erven van Jacob de la Tour, echtgenoot van Alida van der Beek, aan Johannes Putman, een huis en pakhuis en erf, genaamd De Vogelstruis, waar het Wapen van Overijssel uithangt, en de Stad Heidelberg voor de luifel staat, het derde huis benoorden de Servetsteeg, op de Oudezijds Voorburgwal (OZ) te Amsterdam. [1669]
Kerkenboek van Goor,[1670]
1682 Dom. 13 Trin. (10 Sept.) gedoopt Christina, eerste dochter van Rentmr. Gerhart Putman ende Gertruit Sluiter.
Kerkenboek van Goor,[1671]
1686 Anna Christina een kind van de Rentmeester Gerhard Putman en sijn vrouw Geertrui Sluters de 22 Aug.
Kerkenboek van Goor,[1672]
1688. Gedoopt 13 April Herman een kint van de Rentmeester Gerhard Putman en sijn vrouw Geertrui Sluters.
Kerkenboek van Goor,[1673]
1690 Gedoopt 5 Oct. Laurens Wilhelm een kint van de Rentmeester Gerhard Putman en sijn vrouw Geertrui Sluiters
Landgericht Borculo : in 1681 procedeert Andries Cuijper (Couper) tegen Geertruijdt Sluijters, wed. Stegerincks (Stegerense). [1681]
Op 5-12-1727 verklaren Tileman Sluijter zo voor hem zelf en mede als gemachtigde van Tieleman Bon, scholtis des ambts Ermel, vermogens volmacht, op 1-12-1727 voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Harderwijk gepasseerd, voorts Mr. Arnold Pronk, burgemeester der stad Harderwijk, dat - dewijl zij onder hun drieën tezamen in kwaliteit van executeurs en erfuiters van de boedel en nalatenschap van wijlen de heer Matthias Sluijter, oud-burgemeester der stad Arnhem, en Johanna Geesteranus, in leven e.l., als daartoe bij derzelver testament d.d. 11-10-1719 aangesteld zijnde, aan Mr. Gerhard Pronk, secretaris van de Rekenkamer in Gelderland, op 20-9-1727 verkocht hebben voor een somma van 3200 gl. ingevolge de koopcedulle, daarvan zijnde, zekere behuizing, staande en gelegen alhier binnen Arnhem in de Bakkerstraat naast de behuizing van wijlen de oud-burgemeester Sluijter ter eenre- en de heer kapitein Cavalier ter andere zijde, thans bewoond wordende door de heer predikant David Blanken, zij, q.q. alnu het voorgemelde huis mits dezen cederen, transporteren en opdragen aan de vnd. secretaris Pronk, bekennende zij, comparanten, van de kooppenningen ad 3200 gl. te zijn voldaan en betaald. [1691]
Civiele Procesdossiers Zutphen: In 1682 procedeert J. Sluyter contra H. van der Voort. [1695]
In een brief van 1681 (8/18 jan.) schrijft de predikant-dichter-taalkundige-historicus Arnold Moonen aan zijn vriend de dichter-historieschrijver Gerard Brandt, waarin het gaat over de droevige toestand, waarin Margrete Geesteranus, huisvrouw van Joan Sluiter, een broer van de Eiberger dichter, en haar "twederleye kinders" verkeren, waarover Moonen te voren, in Amsterdam zijnde, reeds met Brandt gesproken heeft. Deze Johan Sluiter was blijkbaar een deugniet, en nu vraagt Moonen zijn oudere vriend of deze bevorderen wil, dat de man als barbier voor de Compagnie naar Oost-Indië gaat, hij verstaat zijn vak wel en zal misschien door verbeterd gedrag en door relaties zijn schade kunnen inhalen. [1696]
1766. HENDRICK WIJGINCX, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1655, eigenaar van een huis in stad Eibergen (1646),
erft het goed Kamphuis in Meddo van zijn ouders,
ouderling te Eibergen (1653),[1701]
woont met zijn gezin te Eibergen (1657),
tr. vóór ca. 1635
1767. MARIA NN.
Op 12-2-1635 wordt Henrick Wigingh de oudste zoon uit het eerste huwelijk van Aeltjen (Gevers) met wijlen Gerrit Wiginck genoemd.[1702]
Op 23-12-1643 is Henrick Wyginck gehuwd met ene Maria.[1703]
Verpondingskohier stad Eibergen 1646::[1704]
Hendrick Wieginck. Sijn huys jaerlix 7 daler. ƒ 10-10-.
Op 12-5-1655 wordt hij in een akte genoemd.[1705]
Stad- of Landgericht Borculo : in 1668 procederen Hendrick van Hummel en Johan van Hummel tegen Antoni van Olst. [1709]
Landgericht Borculo : in 1691 procedeert Nicolaas Bitter, als man van Ida van Hummel tegen Burgemeesters en gemeensluijden van Eijbergen. [1710]
Op 15-4-1641 verkoopt Philips, heer van Wilich bij volmacht van 28-2-1640 namens Harmen van Diepenbroeck, heer tot Bulderen voor een zeker bedrag aan "die Ernnest vnd Wolfurnahne, oock Erbare vnd thuegentsame Henrichen Willinck (sic!) en Lisabeth Hardes eheluiden, Michael Gevers vnd Aelken Gevers Weduwe Wigincks" en hun erven, de drie vrije erven Gielinck, Moeller en Meinninck, gelegen in het buurschap Corle bij Winterswijk.[1713]
Op 8-2-1677 Erschenen Ber. Loickinck ende bekande oprechter deuchlijcker schult schuldich te wesen an Gerhard Wijginck die summa van twe en negentich rixdl. herkoomendt van verkoft holt, ende beloofde die selve met den interesse tegens anstaende Maij gewis en onfeilbaer te betalen, neffens daer op erloopene kosten, onder verbant van sijn goederen om in cas van misbetaling in 't geheel off an eenige der selve parcelen met reele ende parate distractie ende executie, sonder eenige forme van procederen sich te moogen verhalen ende betaelt te maecken. [1714]
Op 26-6-1679 verklaren Harmen ten Weijenboom en zijn huisvrouw Stijne Simmelinck schuldig te zijn aan Gerhard Wyginck en Elisabeth Hardes een som van 350 gulden, waarvoor zij hun stede Weijenboom in Meddo verbinden.[1715]
Kennelijk kan deze schuld niet worden afgelost, want op 9-12-1681 verkopen Herman ten Weijenboom en zijn vrouw de stede Weijenboom aan Gerhard Wyginck en diens vrouw, welke laatsten verklaren "gemelte Herman Weyenboom en huysvrouw ende erven tot bouwluijden op de Weyenbooms stede te willen houden, mits haer draegende als goede vlijtige ende bequame bouwluijden ende soo lange sij haere pachten wel ende gerechtelick betaelen".[1716]
Het boeren gaat Herman ten Weijenboom ook verder niet goed af, want op 1-3-1684 wordt opgetekend dat hij wegens achterstandige pachten aan Wyginck 32 rijxsalers en 11 stuivers schuldig is, waarvoor hij aan Wyginck verkoopt "2 guste beesten ende 2 koeijen, tegenwoordigh in sijnen huijse hebbende, neffens oock een molder gesaeij mest'rogge met sijne mestrecht achter sijnen huijse op den kamp".[1717]
Op 10-11-1681 bekanden Joncker Adolff van Dunnewolt en juffr. Geerdtruijt Agnes van Munster ehluijde, opgenoomen ende ontfangen te hebben van Gerhardt Wijginck, Elysabet Hardes ehel., die summa vam 40 rijxdlr. belaevende deselve jaerlix ende alle jaer op Jacobi met twie rijxdlr. 20 strs. te verpensioneeren, stellende tot onderpande de halfscheit van die Ameshorst bij de Balckenschot geleegen. [1718]
Op 9-11-1682 bekent "Joncker Adolf van Dunnewoldt, de rato caveerende voor sijne absente huijsvrou Geerdtruijt Agnes van Munster, opgenoomen ende ontfangen te hebben van Gerrit Wijginck, Elijsabeth Hardes ehel., 75 gl. Hollantsche valuatie, sullende Wyginck voor den interesse ende voor die voor desen opgenoomene 100 gulden 1681 op martini gepasseert, hebben te genieten jaerlix ende alle jaeren de geheele vruchten van de halve Amelshorst in Meddehoe, geleegen onder Wenterswick, soo hem profiliali quota is aengeërft tot de tijdt der afloese toe." [1719]
Op 23-3-1683 bekennen Gerhard Heijnen, Anna Geerdtruijdt van Dunnewoldt ehel., schuldig te zijn aan Gerhard Wijginck, Elijsabeth Hardes ehel., die summa van 100 gl., beloovende die selve jaerlix ende alle jaer te verrenten tegens 6 pro cento, stellende tot onderpand die halve Amelshorst int karspel Wenterswick in Meddehoe geleegen. [1720]
Op 24-9-1683 bekanden Joncker Adolff van Dunnewoldt, Gertruijdt Agnes van Munster, eheluijden, hoe dat sij tot haeren groosten noodt noch opgenoomen ende ontfangen hebben die summa van 30 rijxdlr. Hollants ad 50 str. 't stucke, van Gerhard Wijginck, Elijsabeth Hardes ehel., willende comparanten in plaets van de rente Wijginck laeten trecken de geheele jaerlixe vruchten van de halve Amelshorst in Medehoe onder Wenterswick geleegen. Zij beloven voorts dat, bij aldien de halve Amelshorst verkoft zou worden, Wijginck de naeste tot den verkoop sal weesen. [1721]
Op 5-6-1684 bekanden Gerhard Heinen ende Anna Gertruijdt Dunnewoldt sijn huysvrouw, tot haeren grootsten noodt noch opgenoomen te hebben van Gerrit Wijginck, Elijsabeth Hardes ehel., de summa van 100 dlr., sullende Wijginck voor dit capitaal als oock voor 't voorige capitaal 1683 in junio opgenoomen, hebben te genieten jaerlix ende alle jaer de vruchten van de halve Hamelshorst in Meddehoe onder Wenterswick geleegen. [1722]
Op 27-3-1691 geeft "Gerhart Wijginck coornoot te kennen hoe dat Tijs Peels en sijn susters als erfgenamen van haren broeder Hendrick Molders (bij 't boeck van d'oost indische compagnie aldus aangeteeckent staende, aenders Hendrick Jansen benoemt) soo Ao ...op 't schip ... nae Oostindien gevaren is en aldaar overleeden sijnde, naegelaten heeft een summa van 684 gl. staende op d'oost indische compagnie, welke summa hij Tijs en sijn susters op den 31-7-1690 op 't Oostindische huijs binnen Amsterdam gelight hebben. Gerhardt Wyginck en huijsvrouw Elisabeth Harders stellen sich, voor 't geval jemant voor dit capitaal weder moghten besproocken worden of aen d'oost indische compagnie gerestitueert moet worden, tot waerborge hiervoor, onder verbant van hun gerede en ongerede goederen, in specie de Weijenboomstede in Meddeho geleegen." [1723]
Op 29-4-1697 blijkt Gerhard Wyginck zijn grondbezit te hebben uitgebreid. Blijkens het Rechterlijk archief Borculo[1724] verklaart Gerhard Wyginck "coorgenoot des Wenterschwijksche landtgerigts" aan Adriaen Valck borgmr. van de stad Zutphen schuldig te zijn wegens opgenomen penningen 2500 gulden, welke penningen gebruikt zijn tot betaling van de goederen Gelsinck en Schilderinck, die Gerhard onlangs van de heer richter en doctor Schutte tot Boeckholt voor 11.000 guldens heeft gekocht. Gerhard Wyginck verbindt voor deze schuld het goed Wensinck in het kerspel Nede in de Heerlijkheid Borculo gelegen, welk goed dus eveneens eigendom van hem is.
In 1704 [1725] volgt er een inschrijving waaruit blijkt dat er tussen vader Gerhard Wyginck en zijn zoon Gerradus Wyginck iets min of meer mis is. Gerhard Wyginck en zijn vrouw verklaren dan dat "in cas de eene ofde andere der ouders deser werelt mogten koomen te overlijden, dat gemelte Gerhardus Wyginck (= de zoon dus) niet meer als de opkomsten van sijne quote van de vaderlijcke en moederlijcke goederen zal hebben te trecken sonder maght te hebben die goederen selfs te mogen veralieneren off te bezwaren, en dat hem de jaarlixe intraden van David Wygink off de andere oudste soone als dan nogh in het leven zijnde sullen uytgefolght en voldaan worden".
Op 2-12-1706 verkopen Daniel Sluijter, naegelaeten wedeman en boedelhouder van wijlen sijn huijsvrouw Enneken Wijginck, voorts Christoffel ten Cathe naemens sijn huijsvrouw Hendrica Sluijters, zij te saemen voor haer selfs en naemens haer resp. andere dochters en zwagers de rato caverende, aan Gerhard Wijginck en Elisabeth Harders ehel., het goedt Kamphuijs in de bourschap Meddehoe, kerspel Wenterswick gelegen. [1726]
Bij een civiel proces [1727] in 1734 betreffende een conflict in de familie Wyginck bevindt zich als bijlage een copie van de "Staat en inventaris van alle en jeder 't zij gerede of ongerede goederen so als deselve tussen Gerrit Wijgink en zijn zal. vrou Elisabeth Hardes in gemeinschap sijn beseten geweest, en al nu na de dood van voorn. Elisabeth Hardes op desselver 6 kinderen bij voorn. Gerrit Wijgink verwekt ter halfscheijd" zijn overgegaan, de inventaris zelf is niet gedateerd.
Op 19-4-1712 blijken Jan Hendrik Wijginck en Geesken Locken hun schulden niet meer te kunnen betalen. Zij geven hun boedel over ten profijte van de crediteuren, waaruit enige crediteuren zijn voldaan, maar blijkbaar lang niet alle. Wanneer Jan Hendriks vader Gerhard Wijginck in 1722 overlijdt en hij zijn vaderlijk en moederlijk erfdeel zal verkrijgen, laten enige crediteuren daarop alsnog beslag leggen. In de volgende akten wordt deze erfenis telkens vrijwel gelijkluidend beschreven als:
"het huijs en where door Gerhard Wijgink bewoont geweest, het huis en where van Coert Sondermans, den Weemer gaarden, de 2 parceelen hooijgront in de Morsche, 3 stukken lant op de Wippelbeeke, 2 stukken land op de Pelkwijk, het land op den Scholten Esch, het lant agter den admodiateur Did. Volmer zijn hof, den Brantsbosch, de St.Annen Mathe, de weijde agter het Melatenhuijs, gaardenlant bij den Joden Kerkhoff, het Kruijsstucke, met de praetensie aen Lourens Loijtink behuisinge, voorts aan de erven en goederen Nijenhuijs en Tolkamp, Campes en Weijenboom, Gossink en Wijskamp, de goederen Hietbrink en een stucke land an den esch bij Hietbrink gelegen, so den bouwman op Hietbrink in de bouwte heeft, Maasstede en het goed Molners en Vene mate, het goed Huijskamp, aen de pandtschap of regt van het goed Pleekenpoel, aen het goed Rauwerdink en Bremstroete, aen den sack- en bloedttijnde so van Jan Tomers is aengekoft, alles gelegen in en onder het dorp Wenterswijk, als mede aen de behuijsinge en hoff daer agter en wheme in het dorp Aelten."
De volgende crediteuren dienen zich aan:
- Op 11-7-1722 geeft Steven Jan van Hengel als volmr. van sr. Hendrick Walijen Willems voor hem selfs en mede als cessionaris van sijnen swager Hendrik Walijen Abrahams, te kennen hoe dat Jan Hendrik Wijgink en gewesene huijsvrouw Geesken Locken van comparanten hebben genegotieert luijt obligatien van 19-11-1709 en 26-1-1712 samen 1300 caroli guldens. Jan Hendrik Wijgink en huisvrouw hebben op 19-4-1712 hun boedel ten profijte der crediteuren overgegeven. Comparanten hebben op 28-6-1712 peinding gedaan, dog de boedel verkoft zijnde niets is overgeschoten en zij hebben uit de boedelspenningen den minsten penninck niet kunnen bekomen. Bij gerigtelijke akte van 17-8-1712 heeft Jan Hendrik Wijgink nog een toezegging gedaan voor het geval hem bij versterf of gewin goederen zouden toevallen. En vermits de moeder van Jan Hendrik Wijgink al enige jaren terug is overleden is hij ondanks zijn beloften in gebreke gebleven voldoening te doen. Daarom wordt nu gepeindet op en aen sodanige erfenissen en kintsportie als hem Jan Hendrik Wijgink door de dood van zijn moeder Elizabet Hardes zijn aengeërft, te weten etc. Waarna de bovengenoemde beschrijving van de erfenis volgt. [1730]
- Op 14-9-1722 geeft Dr. Hendrik Caspar Stumph, volmr. van juffer Maria Elisabet Monhemius, ten overstaan van desselfs swager den keurnoot en kerkmeester Jan Evers junior, te kennen hoe dat zijn principalen te kort geschoten zijn met de executie en distractie door haer en enige andere crediteuren in 1715 ondernomen op de ongerede goederen van Jan Hendrik Wijgink en Geesken Locken onder Aelten gelegen. Alnu is men in ervaringe gekomen dat door de doot van Gerhard Wijgink tot Wenterswijk, die den tijt sijns levens de goederen van sijne vooroverleden huisvrouw in tugt beseten hadde, aan Jan Hendrik Wijgink wederom een goede erfenis te beurt is gevallen. Daarom verzoekt comparant peindinge aan het voornoemde erfdeel van Jan Hendrik Wijgink, hem door de doot van wijlen sijne moeder Elisabet Hardes al voor eenige jaren aengestorven, dog gedurende sijns vaders leven van sijnen vader in tugt beseten, om eindelijk daer door te verkrijgen het capitaal op 11-2-1705 door comparants principalen aen Jan Hendrik Wijgink en sijne huisvrouw verstrekt ad 200 guldens. Gepeindet wordt etc. Waarna de bovengenoemde beschrijving van de erfenis volgt. [1731]
- Op 14-9-1722 geven Wolter Huijnink en Geert Koopman noie uxoris Yda en Dersken Sybelink, voor haer selfs en als erfgenamen van haeren broeder Nellis Sybelink, te kennen dat Jan Hendrik Wygink en Geesken Locken ehelieden op 12-6-1699 van hen opgenomen hebben 100 guldens luijt eijgenhandige obligatie, jaarlijks te verrenten tegens 5 per cento. De boedel van de ehelieden Wijgink is in 1715 door enige crediteuren geexecuteerd, zonder dat comparanten daaruit betaling hebben gehad. Nu vernemende dat Jan Hendrik Wijgink en desselfs kinderen door de doot van deszelfs ouders een rijke erfportie is toegevallen, vinden de comparanten sig verpligt het gerigte te verzoeken peinding aen het erfdeel door de doot van Gerhard Wygink en sijne vooroverledene huisvrouw op Jan Hendrik Wygink en zijn kinderen gedevolveert, bestaende in etc. Waarna de bovengenoemde beschrijving van de erfenis volgt. [1732]
- Op 14-9-1722 refereert Dr. Satink als volmr. van de erfgenamen van wijlen Jan te Lintum en Aeltien Hesselink gewesene ehelieden, alsmede van Jan Hesselink en Engele Bessink ehelieden, hoe dat Jan Hendrik Wijginck en wijlen Geesken Locken ehelieden, van comparants principalen vader en moeder in baeren gelde hebben ontfangen 400 caroli guldens volgens obligatie van 15-6-1703 en van Jan Hesselink en Engele Bessink ehelieden een somma van 250 caroli guldens volgens obligatie van 10-5-1710. Jan Hendrik Wijgink en huisvrouw hebben op 19-4-1712 hun boedel ten profijte van de crediteuren overgegeven, waaruit enige crediteuren zijn voldaen, doch waaruit comparants principalen niets betaald hebben kunnen krijgen. Jan Hendrik Wijgink heeft bij gerigtelijke akte van 17-8-1712 belooft dat hij, so dra hij tot beter fortuin zou geraken, zijn crediteuren opregtelijk wilde voldoen. Nu Gerhard Wijgink den 12-9-1722 is overleden, door welk versterf Jan Hendrik Wijgink tot een beter fortuin is geraakt, wordt peinding versocht op en aen sodaene erfenisse als hem Jan Hendrik Wijgink door de doot van sijn vader Gerhard Wijgink is aengeerft en gedevolveerd. Gepeindet wordt aan etc. Waarna de bovengenoemde beschrijving van de erfenis volgt. [1733]
- Op 7-11-1726 refereert Dr. Satink als volmr. van de erfgenamen van wijlen Jan te Lintum en Aeltjen Hesselink, gewesene ehelieden, met namen Jan te Lintum, Geert te Lintum, Scholte Gerrit van Ratum noie uxoris en Geertjen te Lintum, voorts als volmr. van Scholte Jan Roerdink in qlt. als opsiender van sijne kranksinnige suster Agnes Roerdink, gelijkfals mede volmr. van Gerrit Hemink en Janna Stemers ehelieden, hoe dat Jan Hendrik Wijgink en desselfs gewesene huysvrouw Geesken Locken van comparants eerste principalen de erfgenamen van wijlen Jan te Lintum hebben opgenomen en genegotieert 400 guldens luit obligatie van 15-6-1703 en van comparants tweede principaal Scholte Roerdink q.q. 250 guldens luit obligatie van 3-2-1711 en van comparants derde principalen Gerrit Hemink en Janna Stemers 100 daelders hollants luit obligatie van 5-5-1701. Jan Hendrik Wijgink en huisvrouw hebben op 19-4-1712 hun boedel ten profijte van de crediteuren overgegeven, doch comparants principalen hebben daaruit geen betaling verkregen. Jan Hendrik Wijgink heeft bij gerigtelijke akte van 17-8-1712 belooft dat hij, so dra hij tot beter fortuin zou geraken, sijn crediteuren opregtelijk wilde voldoen. Principalen hebben door een gerigtelijke akte van 21-10-1726 vernomen dat Jan Hendrik Wijgink voor 3000 guldens op rekeninge van moeders goet heeft gequiteert, egter maar 1700 daer op ontfangen heeft, zo dat hem Jan Hendrik Wijgink nog in 't geheel competeert zijn moederlijk goet mits in collatie brengende die daar op ontfangene 1700 guldens. Ook Gerrit Wijgink, gewesene vader van Jan Hendrik Wijgink is op 12-9-1722 overleden, waardoor de laatste tot beter fortuin is geraakt. Daarom geschiedt nu peinding op en aen sodane goederen als hem Johan Hendrik Wijgink wegens moeder- en vaderlijk goet zijn competerende, t.w. etc. Waarna de bovengenoemde beschrijving van de erfenis volgt. [1734]
Op 14-3-1733 segten Berent Arentsen Scholte ten Ahave voor hem selfs en als man en momber zijne huisvrouw Janna Grevink, en uijt name van sijn schoonsuster Geesken Grevink, en Harmen Lenkhoff voor hem selfs en als man en momber sijner huisvrouw Hindersken Grevink, voorts Roeleff ten Dam voor hem selfs en als vader en momber van sijne onmundige kinderen bij wijlen Lutte Grevink ehelijk verwekt, hoe dat tussen comparanten moeder en schoonmoeder Garritjen Locken, weduwe van wijlen Berent Grevink en dessen weduwe Grevink haar schoonbroeder en suster Johan Henrik Wijgink en Geesken Locken ehelieden, op 8-11-1703 een accoord is gemaakt over het sterfval van wijlen comparantens grootvader en grootmoeder Saaltjen Lokken en Garritjen ten Hietbrink eheluijden. Daarbij heeft gemelten Jan Hendrik Wijgink tot sijnen laste genomen alle obligatien, boek en andere schuld tot laste van dien boedel, uytgenomen 't capitaal van de weduwe Heijlersig. De boedel van Saaltjen Locken was beswaard met de volgende sommen, t.w. aen Jannis Rothornius wegens obligaties van 25-7-1687 en 27-4-1689 350 guldens en aen Harmen Swijtink volgens obligatie van 24-6-1695 100 guldens en aan Geesken Hoftijser volgens obligatie van 10-10-1681 25 guldens. De eerste comparant en zijn vrouw hebben toch voor een deel ter voorkoming van grote kosten deze obligaties moeten betalen, t.w. voor de halfscheijd van de capitalen en interesse van Jan Roshorn 210 guldens en de halfscheijd van de obligaties van Harmen Swijtink en Geesken te Hoftijser. In der minne hebben zij van Jan Hendrik Wijgink van de door hen verschotene en betaalde penningen geen betaling kunnen erlangen. Daarom versogten en deden zij bij dezen peyndinge op en aen sodane erfportie als op Jan Hendrik Wijgink door het overlijden van desselfs broeder Wander Wijgink ab intestato is gedevolveert, t.w. aen de aenparten van de volgende ongerede goederen, namelijk huis en hoff in Winterswijk tussen de behuysingen van Hend. Willink en Jannes Poelhuis gelegen, aen den Wehmer Gaerden, aen twee parceelen hooijgront in de Morsche, aen drie stukken lants op de Wippelbeke, aen twee stukken lants op de Pelkwijk, aen het lant op den Scholten Esch, aen 't lant op den Brants bosch, en de St.Annen Mate, aen de weijde agter 't Melatenhuis, aen 't goorden lant op den Joden Kerkhoff off Slesewijk, aen het Kruisstukke aen de Bredevoortse strate, te samen in en bij Wenterswijk gelegen, voorts op het geregte aenpart van Nienhuis, Tolkamp, Kamphuis, Weijenboom in Meddeho, Gossink, Wijskamp in Henxel, Molners, Veenemate en Heetbrink met de Stoltenbree en Maesstede en den sak en bloettiende den Tomas tiende genaamt in Korle, Huijskamp in Kotten, Rauwerdink en de onderhoorige kavensteden Brommelstroet en Selle in 't Woolt gelegen, en sulks om daar door te erlangen betalinge van voorgemelde somma van 210 guldens en van de halfscheyd van de obligaties van Harmen Swijtink en Geesken Hoftijser. [1735]
Op 10-2-1733 versogte Jan Roelof Willink pro se en noie uxoris Maria Elisabet Wijgink en als volmr. van zijn swager Hendrik Jan Wijgink, en dede bij desen peindinge op en aen sodane erfportie als op comparants schoonvader Jan Hendrik Wijgink door het overlijden van desselfs broeder Wander Wijgink ab intestato is gedevolveert en in specie op en aen sodanig aenpart als comparants schoonvader door dit overlijden competeert aan het huis en hoff in Winterswijk tussen de behuysingen van Hend. Willink en Jannes Poelhuis gelegen, aen den Wehmer Gaerden, aen twee parceelen hooijgront in de Morsche, aen drie stukken lants op de Wippelbeke, aen twee stukken lants op de Pelkwijk, aen het lant op den Scholten Esch, aen 't lant op den Brants bosch, en de St.Annen Mate, aen de weijde agter 't Melatenhuis, aen 't goorden lant op den Joden Kerkhoff off Slesewijk, aen het Kruisstukke aen de Bredevoortse strate, te saemen in en bij Wenterswijk gelegen, voorts op het geregte aenpart van Nienhuis, Tolkamp, Kamphuis, Weijenboom in Meddeho, Gossink, Wijskamp in Henxel, Molners, Veenemate en Heetbrink met de Stoltenbree en Maesstede en den sak en bloettiende den Tomas tiende genaamt in Korle, Huijskamp in Kotten, Rauwerdink en de onderhoorige kavensteden Brommelstroet en Selle in 't Woolt gelegen, en sulks om daer door te erlangen betalinge van eene somma van 2000 guldens als de comparant pro se et noie uxoris en sijnen swager Hendrik Jan Wijgink van de vader Jan Hendrik Wijgink volgens obligatie van 5-1-1731 te praetenderen hebben. [1736]
Op 21-6-1709 bekennen Joost Sijmmeldinck ende Aeltjen Broerink sijn huijsvrouwe aen Davit Wijginck, ontfanger der verpondinge des kerspels Wenterswijck, verschuldet te zijn een somma van 172 gl. 17 str. wegens ordinaire ende extra-ordinaire verpondinge vant goedt Simmelinck ab anno 1704 tot 1707 en dan noch van wegens geleent gelt een somma van 81 gl. 16 str., tesamen dus 253 gln. 13 str., beloovende deze somma 's jaerlix en alle jaer met maentgelt te verrenten ende sulx tot de afloese toe, etc. Comparanten stellen tot speciaal onderpand haer lijftoght vant goedt Simmeldinck, mettet geen wat daer van dependeert en dannoch een molders gesaeij lants, het Bleek benaemt, midden in Simmeldinck esch gelegen. [1738]
In 1714/15 doet "David Wygink peinden Harmen Loitink voor een suijvere obligatie van 200 glns. heerkomende van Heren schattingen". Hierna volgen nog andere acties voor en tegen Harmen Loitink resulterende i de uiteindelijke verkoop van de inventaris. [1739]
Op 24-6-1717 bekennen Geert Boeijinck op Beusink, weduwnaar en boedelhouder van Hilleken Beusink, voorts Steven Jan van Hengel en Marcus du Pre als mombaren van de onmondige zoon van vorengenoemden, gecedeert en opgedragen te hebben aan Davit Wijgink seker stuk bouwlant, ongeveer groot een molder gesaij, op den Hijinckesch tussen Cronien en Bruggers lant in Meddeho gelegen. [1740]
Op 16-12-1717 compareren Marcus du Pre en Garrit Willink, de eerste als gemachtigde van de Hoogwel Geb. Charlotta Mechtelt van Duits geb. Bot, gewesene douariere van sijn Hoogwel Geb. Heer Jacob van Munster, en de tweede als gemachtigde van de Hoogwel Geb. Johan Ferdinand van Spittael en de Hoogwelgeb. vrouwe Margreta Sybilla Louwisa van Munster, heer en vrouw tot Kregtink. De eerste gemachtigde verklaart verkocht te hebben aan Davit Wijgink als cessionaris van dr. Harmen Johan Satink, de eigendom van het halve goed Horst in Meddo. De tweede gemachtigde verklaart verkocht te hebben aan Davit Wijgink de eigendom van de wederhelft van het goed Horst en voorts de halfscheijt van den pantpenninck in den Cloppers gaarden ad 100 daalders, alsmede de halfscheijt des hebbenden regts aen Wormerscamp, alles in Winterswijk gelegen. [1741]
Op 7-7-1718 doet Dor. Satink als volmr. van Davit Wijgink peijndinge op het goet en erve de Walvaert, gelegen in de buurschap Meddehoe, wijlen Berent Wiggerink en desselfs huijsvrouw Hinders Roerdink toebehorende, en sulks om te hebben betalinge eerst van een capitale somma van 90 guldens tegens 5 pro cento van comparants principaal genegotieert luijt eijgen hantschrift van wijlen Berent Wiggerink. [1742]
14-3-1719: "Uytleydinge door den Hwgeb.Heer Reijnder Otto van Duith gent. Bur, Heer tot Mentink, en sulks tegens sodaene inleydinge als Davit Wygink op den 6den Meert naastleden in de halve cotte den Wormerscamp gedaen heeft, als breder bij de acte van den 14 Meert 1719. (N.B. In de kant staat "Duthe") [1743]
Op 16-3-1719 refereert Davit Wijgink hoe hij van Sijn Hoog Welgeb. Joan Ferdinand van Spittael, Sybilla Margareta Lowijsa van Munster, heer en vrouwe tot Kregtink heeft gekocht de halfscheijt van hun regt aan de Wormescamps, dat die cotstede Wormeskamp door eenen Jan Wormescamp of Jan Simmelt is bepandet geweest met 832 daalders. Deze pandtpenninck is in 't geheel afgeleght door sijn Hoog Ed. Jacob van Munster, Charlotta Mechtelt van Duithe, heer en vrouwe tot Mensink, mede eygenaren of besitteren van de wederhalfte van de cotte Wormescamp. Comparant is ongenegen sijn halfte langer in pantschap te laten. Hij wilde daarom de pantschap op den verschijnsdag 13-3-1718 doen beëindigen, dit heeft niet tot resultaat geleid. Comparant is daarop op 13 dezer zelf naar Borculo gereisd om aan de heer en vrouwe van Mensink de halve pantpennink ad 624 guldens door den voogt in baeren gelde te praesenteren, dog almede vrugteloos. Omdat zij de halve pantpennink niet hebben gelieven te accepteren wil comparant deze nu -omdat het goedt ofte de cotte Wormescamp in de buurschap Meddehoe is gelegen- alhier consigneren. Hij deponeert dus nu in 't gericht deze 624 guldens en verzoekt inleiding in de halfscheijt van deze cotte en sulks om te hebben het volle regt en possessie van deze halfscheijt, dit wordt geaccordeerd. (25-10-1720: Davit Wijgink verzoekt de geconsigneerde penningen ad 624 guldens weer aan hem te restitueren, hetgeen geschiedt). [1744]
Op 8-11-1720 bekennen Joannis Wijgink, Harmina Allegunda van der Keurbeek ehelieden, dat zij voor een wel te danke en ontfangene somma geldes hebben gecedeert en overgedragen aan David Wijgink, Amelia Reijnen ehelieden, haere eijgendommelijke halfscheit van het goet en erve Boijink in de buurschap Meddeho in de Leursijde tussen de erven Warrierdink en Nijenhuijs gelegen, met land, weijdegront, holt, twijg, inslag en plaggenvreede, voorts het daer bij horende vheen. [1745]
Op 20-5-1721 bekennen Jan Camphuis en Aeltien Sijbink, ehelieden, in eenen steden vasten en onwederroepelijcken eigendom getransporteert en overgedragen te hebben aan David Wijgink en huisvrouw zekere percelen bouwgronden, bestaande in een stuk bouwgrond op den Dingmaetskamp, een stuk bouwland op den Nieuwen Camp en een stuk bouwland op die Veene Brake, alle in de boerschap Meddeho gelegen. [1746]
3-7-1723 : David Wijgink is in 1714 hernieuwd aangesteld tot ontfanger der verpondinge over dorp en kerspel Wenterswijk. Hij moest daarvoor cautie stellen tot contentement van de Edel Mogende Heren Gedeputeerde Staten der Graefschap Zutfen. Dit is gebeurd door het stellen van zijn vader Gerhard Wijgink tot burge met speciale verbintenisse van zijn erven Hietbrink, de halve Klouwers stede, 't erve Nijenhuijs in Medehoe, ¼ deel van 't erve Maas en de Stoltenbree, alles in Winterswijk gelegen. Door het overlijden van de vader zijn de verbonden effecten nu op desselfs erfgenamen vervallen. Daarom stellen Davit Wijgink en Amelia Reijnen, ehelieden, nu tot onderpand hun erve en goed de Horst in Meddehoe, waardig 3500 guldens en nog de helft van het goed Boeijink in de Leurzijd van Meddehoe, waardig 3609 guldens en 2 stuivers. [1747]
Op 14-2-1729 bekennen Jan Kamphuis en Aelken Sijbink, ehelieden, van David Wijgink opgenomen te hebben en aan hem dus schuldig te zijn een som van 434 guldens 19 stuivers, jaarlijks te verpensioneren tegen 4 van het honderd, stellende tot onderpand hun eigendomlijk toebehorende kotstedeken Leurdijk in de buurschap Meddehoe. (2-3-1731: David Wijgink bekent van nevenstaande schuldbekentenis voldaan te zijn). [1748]
Op 26-8-1729 bekent Hermanus Wijgink aan zijn broeder David Wijgink wegens geleende penningen schuldig te zijn een somma van 10000 guldens, te verrenten tegen 3 pro cento, onder verband van comparants persoon en goederen, en wel speciaal diverse goederen in Winterswijk, waaronder de quota in Nijenhuis en Tolkamp in Meddehoe, te weten van alle drie huijsen van Nienhuijs en wat de bouluijden regeren, de quota van Camphuis in Meddehoe en de quota van 't Weijenboom in Meddehoe. [1749]
Op 19-3-1732 versogt David Wijgink en dede mits desen peindinge op en aen de ongerede goederen van Enneken Rennerdink, weduwe van wijlen Jan Tenkink, specialijk op een veertiende part van een goet het Hagen genaamt, gelegen in de buurschap Meddehoe. De peinding geschiedt om betalinge te obtineren van een sevende gedeelte van een somma van 203 guldens 18 stuivers, heerkomende wegens opgenomene penningen van wijlen Elsken Rennerdink en welk sevende gedeelte Enneken Rennerdink als erfgename van wijlen haere moeder Elsken Rennerdink moet betalen, alles ingevolge opgerichte obligatie van den 1-6-1704, voorts mede om betalinge te erlangen van een somma van 105 guldens en 13 stuivers door wijlen Jan Tenkink en Enneken Rennerdink, gewesen ehelieden, in dato den 14-7-1715 van de comparant genegotieert. Comparant peindet mede voor den agterstandigen intresse, kosten sampt schade. [1750]
Op 28-6-1732 bekenden Joseph Rudolph en juffrou Gesina Lebbink, sij geassisteert met Hermannus Putman als regtens, voor 800 gulden te hebben gecedeerd en getransporteerd aan David Wijgink en erven hun eigendommelijke 1/9e gedeelte van het goed en erve Nijenhuijs in de buurschap Meddehoe gelegen, bestaande in zijn beide behuijsingen, voorts eene cotstede het Tolkamp genaamd, land, sand en hooij- en weijdegrond, bos, holt, holtgewas, inslag en plaggenvrede. [1751]
Op 7-5-1733 bekennen Fredrik Antoni Poppink en juffer Isabella Anastasia Nhamen, ehelieden, gecedeerd en overgedragen te hebben aan David Wijgink luit koopbrief in dato den 28-4-1732 hun geregte 1/12e gedeelte van het goed en erve Nienhuis, bestaande in 2 behuizingen, beneffens een huis het Tolkamp genaamd, met alle hoven, bouland, hooij- en weijdegront, inslag en plaggenvrede, holt en holtgewas. [1752]
Op 9-5-1737 versogte Dr. J.T. Evers, volmr. van Sr. Dav. Wygink, en dede bij desen peindinge op en aen de gerede en ongerede goederen van wijlen Hendrik Boeijink in Meddehoe in de Leursijde, als op en aen haeren ehelieden paerden, beesten, wagen, ingedoemte des huijses, saat en koorn, mest en mestregt, in 't huis, schoppe, op en in den lande van het goet Boeijink, voorts haerer ehelieden geregte 3/4e parten aen lant op den Kattenberg voor Nijenhuis en naast Wyginks landerien gelegen en dan nog op sodane 150 guldens als sij ehelieden van d(omi)nus Schoemaker tot Wenterswijk te pretenderen hebben. De peinding geschiedt om betalinge te erlangen van een somma van 317 guldens 7 stuivers 12 penningen wegens agterstandige pagt en verpondinge volgens handtschrift. [1753]
Op 15-6-1741 geeft Willem van Sontsveld, als volmr. van David Wygink, te kennen hoedanig comparants principaal te praetenderen heeft van Joost Simmeldink en Aaltjen Broerink ehelieden, een somma van 253 gulden 13 stuivers wegens agterstendige verpondinge en geleend gelt, heerkomende ingevolge gerigtelijke bekentenisse d.d. 25-6-1709 gepasseert en gedaan, daarvoor toen speciaal verhypotheceert hebbende haar lieftogt van het goed Simmeldink met het gene wat daar van dependeert en dan nog een molders gesaaij lands het Blok genamt, midden in de Simmeldinks esch gelegen. Op 16-3-1715 is afrekeninge gehouden so van verschuldeten interesse als geleverde rogge, waarbij Joost Simmeldink aan comparants principaal wegens interesse is schuldig gebleven 30 guldens 10 stuivers. Sedert 16-3-1715 tot 16-3-1741 is van voornoemd capitaal verschuldet den intresse van 26 jaren tegens 5 per cent, belopende 328 gulden 18 stuivers. Hierop kan gekort worden 19 en 38 guldens die op 27-2-1718 en 21-6-1730 betaald zijn. De totale achterstand aan intrest is dus 301 gulden 8 stuiver. Comparant kan geen betaling van de interesse en restitutie van het capitaal verkrijgen en doet nu peynding op het hierboven uitgedrukte gehypothequeerde onderpand. [1754]
Dr. J.C. Evers komt voor (1715-1727) in de Civiele Procesdossiers Bredevoort. Zijn weduwe procedeert in 1741.
Mr. J.C. Evers komt voor (1763-1780) in de Civiele Procesdossiers Bredevoort.
In 1774 procedeert H.G. Jordens te Deventer contra Mr. J.C. Evers n.ux. M.J. Brossard. [1765]
Op 9-2-1760 erschenen D(omi)nus Evers, predikant te Wenterswijk, en vrouw Aleijda Anna Satink ehelieden, voorts de heer rentmeester H.O. Roelvink en vrou Elsebe Maria Theodora Witten, dan nog de heren Bernard Andreas Roelvink en Wilhelmus Jacobus Roelvink, welke bekenden in eenen steden, vasten en onwederroepelijken erfkoop verkoft, gecedeert en opgedragen te hebben aan Lubbert Derk Jan Hesselink en Gesina Johanna Cossink ehelieden, haer comparanten erve en goet de Hilte genaamt, gelegen in de boerschap Meddeho, als naementlijk huijs, hoff, landerien, het lant in de Beurse Es daer toe behorende, als mede het regt van schapendrift met zijn verdere ap en dependentien, oude en nieuwe geregtigheden, uytgesonderd de soo genaemte Hilter Bosch, die reets te voren daer van gesepareert en verkogt is, als mede de in en uijtvaert door de Hilter allee, soo als Jan Berent Wevers, Hendrik Seurink en Willem van Eerden ijder tegens sijn gront off aenpart van voorn. bosch gekogt hebben. Een en ander conform de coopscedulle van 31-3-1759. [1766]
Op 6-8-1761 erschenen de heer predikant Gerhard Evers en vrouw Aleijda Anna Satink ehelieden, voorts den rentmeester Harmen Otto Roelvink en huisvrouw Elsebe Theodora Witten, dan nog de heren B.A. Roelvink en desselfs broeder W.J. Roelvink, die bekenden in eenen steden, vasten en onwederroepelijken erfkoop verkogt, gecedeert en getransporteert te hebben aan Jan Berent Wevers en huisvrouw Anna Esselink, hun eijgendommelijk 3/8e parten van den gront van den Groten Buerser Bosch, gelegen in de buurschap Meddeho, en sullen dese 3/8e parten voor in den Bosch beginnen, tegens de kalle, en nae sijde van Boschmans huijs door een lantmeter affgemeten worden, en sullende de koperen den invaardt nae dese gront moeten maken aen het einde in de kalle, daer de grondt soo Hendrik Schurink in desen bosch gekogt heeft, begint en anders gene mogen maken. Een en ander conform koopcedulle van 20-3-1758. [1767]
Op 11-10-1764 bekennen D(omi)nus Gerhard Evers en Aleijda Anna Satink ehelieden, Harmen Otto Roelvink en Maria Elizabet Witten ehelieden, Bernadus Andrijs Roelvink en d(o)r. Willem Roelvink, in eenen steden, vasten en onwederroepelijken erfkoop gecedeert, getransporteert en overgedragen te hebben aan Jan Willem Slippers en Stijntjen Siverdink ehelieden, hun eigendommelijke 1/4e part van den grond van den Grooten Beurserbos, voor soo verre den bos in sijne wallen begrepen is, gelegen in de buurschap Meddeho, welk vierde part ligt agter in den bos tegen de Halle en langes Hilter Nijenkamp en agter tegen koperen Bosmaete, een en ander conform de daarvan opgerichte koopbrief d.d. 20-3-1758. [1768]
Op 7-12-1779 verklaren de heer rentmeester Harmen Otto Roelvink en mevrouwe J.M.T. Evers ehelieden, tegen voldoening van de koopspenningen aan haren broeder en zwager den heer mr. Willem Jacob Roelvink gecedeerd en overgedragen te hebben hun eigendommelijke zesde part aan den Ripperdaschen thiende uit den erve Thieenk in Meddeho, bestaande in 6 schepel rogge en 9 schepel haver, zo jaarlijks van Haar Edele Mogende de Gedeputeerde Staten dezer Graafschap in gelde betaald word. [1769]
Bij de trouwinschrijving staat genoteerd: "is ingekomen een briefje getekend Bredevoort, de 17 oct 1795, G.H. Gerritzen repretentant en J.W. Slats ouderling volgens welker inhoud en ondertrouw opgenomen zijn Lodewijk Joseph Picuer van de 8 comp van het eersten batt van den 14 brigade ligte infanterie zv Jan Philip Piquer en Marie Margaretha Riesbourg geb uit Vrankrijk met Aleida Hermanna Evers".
Op 23-10-1798 verkopen Bernard Andries Roelvink en Harmina Abbink, echtelieden, aan Johannes Elderveld "een huis en where in de Prinsenstraat" te Bredevoort voor ƒ 375,00. [1773]
Op 30-11-1801 verkopen Johannes Elderveld en Maria Geertruijd Evers aan Joseph ter Baak een huis, schuur en hofje en where met den uitgang naast de huizen van W. Lutz en J. te Stroete voor ƒ 700,--. [1774]
Aangifte Regt van Successie Bredevoort:
21-9-1807: M.G. Eldervelt geb. Evers geeft aan het overlijden van haar man Johannes Elderveldt oud 34½ jaar, gewoond hebbende in de Prinsenstraat in Bredevoort, nalatende uit het eerste huwelijk met Burgetta Quack twee kinderen met naamen Johanna Margaretha Eldervelt, en Anna Margaretha Johanna Elderveldt, en uit het tweede huwelijk met Maria Geertruid Evers nalatende een kind met naamen Jan Casper Elderveldt.
Aangifte Regt van Successie Bredevoort:
25-6-1808: H.P. Evers (= Hendrica Petronella) geeft aan het overlijden van (haar zuster) Maria Geertruid Evers oud 45 jaar bij haar gewoond hebbende in de Koestraat in Bredevoort, gehuwd geweest met wijlen Johannes Elderveldt, nalatende een kind.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [1775] had Johannes Elderveld al voor het overlijden van zijn echtgenote (Burgetta Quack, ovl. 1-9-1801), een relatie met Maria Geertruijd Evers uit Bredevoort, waaruit deze zoon geboren zou zijn. Johannes Elderveld blijkt al op 17-10-1798 bij de geref. gemeente Bredevoort geregistreerd staat met 4 zielen.[1776] Dit zijn, behalve hijzelf, blijkbaar de zusters Hendrica Petronella Evers en Maria Geertruijd Evers en het "onegte" kind Jan Constant Adolph Evers van laatstgenoemde. Dat Johannes Elderveld daarvan de vader is lijkt wel waarschijnlijk. |
Aangifte Regt van Successie Bredevoort:
11-9-1807 J. Elderveld geeft aan het overlijden op 11--1807 van zijn zoon Johannes Eldervelt oud 5 jaaren en ca. 5 maanden, gewoond hebbende bij de gezusters Evers in de Koestraat in Bredevoort.
Hypotheekakte van A.H. Satinck, luitenant in de garde van de prins van Oranje-Nassau, ten gunste van Trijntje Oudgers Clockenburgh, wed. Dr. Eduardus Meurs 8-11-1720.[1780]
COMMENTAAR(¥)
Zie voor hem verder
⇒ Fragment Genealogie Staphorstius
Volgens Ref. [1792] is hij geboren te Garijp als zn. van Ds. Johannes Staphorstius, predikant te Garijp. Uit diens huwelijk met Anna Wetzentius is echter geen zn. Nicolaus gedoopt. Kennelijk heeft Romein [1793] voetstoots aangenomen dat Nicolaus zijn vader is opgevolgd te Garijp, zonder dit in de doopboeken te controleren. |
COMMENTAAR(¥) Op 24-10-1716 wordt in Garijp een zn. Isaak gedoopt van Nicolaas Staphorstius, predikant en niet genoemde moeder. Merkwaardig: volgens Ref. [1794] wordt Nicolaas pas in jan. 1717 als predikant bevestigd, wellicht dat hij als kandidaat toch al "predikant" wordt genoemd. Maar wie is de moeder? Een eerder huwelijk van Nicolaas Staphorstius is in Friesland niet te vinden. Zou Aleida Evers op haar zestiende al de (ongehuwde) moeder zijn? Onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk! |
COMMENTAAR(¥) Sic! Op haar veertiende. Hoe urgent was dat? |
In 1760 procedeert N.A.M. Conradi, wed. Michels, contra A. Stumph. [1795]
In 1806 procederen de Gezusters Evers (welke?) contra de erven N.A.M. Conradi. [1796]
Op 26-8-1729 bekent Hermanus Wijgink aan zijn broeder David Wijgink wegens geleende penningen schuldig te zijn een somma van 10000 guldens, te verrenten tegen 3 pro cento, onder verband van comparants persoon en goederen, en wel speciaal diverse goederen in Winterswijk, waaronder de quota in Nijenhuis en Tolkamp in Meddehoe, te weten van alle drie huijsen van Nienhuijs en wat de bouluijden regeren, de quota van Camphuis in Meddehoe en de quota van 't Weijenboom in Meddehoe. [1802]
Op 6-2-1730 verzocht Dr. Evers als volmr. van Hermanus Wijgink en deed mits desen peindinge op de ongerede goederen van Jan Kampes, en in specie op sijnes toebehorende stede Leurdijk genaamt, in de buurschap Meddehoe naest het Kampes gelegen, en sulks om betalinge te hebben van 138 guldens 10 stuivers luijt obligatie van 7-3-1727 en dan nog 69 guldens luidt obligatie. Hij peindet mede voor den agterstandigen intresse. [1803]
Op 5-10-1739 verwijst Dr. Stumph naar een contract over den boedel van wijlen Herman Wygink en Stijntjen Strobant, tussen deze Stijntjen Strobant met haar volmr. Steven Jan van Hengel jr. en de verkorene mombers Teube Beusink en Willem te Voortwijs op 23-3-1739 gemaakt. Comparant heeft salaris te goed in saaken van Stijntjen Strobant tegens Jan Hendrik Wygink. Bij het contract van 23-3-1739 zijn o.a. dr. J.T. Evers en desselfs susters Henrica en Aleijda Evers geconstitueerd om in tijd van 8 weken die van 't gerigt en comparant wegens verdienst en salaris in saaken van Stijntjen Strobant tegens Jan Hendrik Wygink in der minne af te doen. Dit is echter niet gebeurd en nu doet comparant peynding aan de gehele boedel van wijlen Herman Wygink en ehevrouw Stijntjen Strobant, so en als die geweest is op dag en stonde als Herman Wygink levendig en dood is geweest. Deze peinding betreft een aanpart aan Rauwerdink en Brummelstroote in 't Woolt, aan Maas, Heetbrink en Klouwers en een stuk lans in Corle, aan Kampes, Nijenhuis, Tolkamp en Weijenboom in Meddeho, aan een parceel hooijgrond in de Morse, aan een stuk bouland op de Wippelbeeke, en een stuk op den Scholten Esch, aan een stuk op de Marienbre, aan een weijde en enig bouland in den Brantbosch, aan den Wemer gaerden, aan Stalenberg, aan 't Huijs de Wehre en den hoff in en voor het dorp van Wenterswijk, item aan den Thomas Gaarden in de Slesewijk, aan den Corlsen thiende, en zulks om voldaan te krijgen comparants rekeninge van salaris ter somma van 247 guldens 8 stuivers. [1804]
Op 5-10-1739 doet Dr. Willem Sigismund Hecking als landschrijver der Heerlijkheid Bredevoort peinding aan den boedel van wijlen Harmen Wygink en desselfs weduwe Stijntjen Strobant, bestaande in een aandeel aan Rauwerdink en Brummelstroote in 't Woolt, aan Maas, Heetbrink en Klouwers en een stuk land in Corle, aan Kampes, Nijenhuis, Tolkamp en Weijenboom in Meddeho, aan een parceel hooijgrond in de Morse, aan een stuk bouwland op de Wippelbeeke, en een stuk op den Scholten esch, aan een stuk op de Marienbre, aan een weijde en enig bouland in den Brantbosch, aan den Wemer gaerden, aan Stalenberg, aan 't Huijs de Wehre en den hoff in en voor het dorp van Wenterswijk, item aan den Thomas gaarden in de Slesewijk, aan den Corlsen thiende, ten eijnde daar door betalinge te verkrijgen van een somma ad 252 guldens 5 stuivers, heerkomende wegens gerigtsjura volgens op 6-4-1739 aan Steven Jan van Hengel q.q. overgegevene rekeninge. [1805]
1768. GODSCHALK TEN CATE (ten Kotte, ten Kate zum Kothen)(¥), geb. Vreden (D) ca. 1590, vlucht op 5-4-1625 (in een groep van 29 burgers met hun gezinnen) de stad Vreden 'om wille van het geloof' naar Winterswijk of Eibergen,[1806]
eigenaar van een eigen huis en hof en land te Eibergen (1646),
van het erve Hoickinck in de buurschap Hoonte (1646),
pacht land te Rekken (1646),
burgemeester en kerkmeester te Eibergen (1657..1659),
tr. vóór ca. 1630
1769. GE(E)SKE NN.
COMMENTAAR(¥) Zijn broers zijn verm. Wolter ten Cate, die ook burgemeester is geweest van Eibergen, en Johan ten Kate, 'der rechten docter'.[1807] |
Verpondingskohier buurschap Hoonte 1646:[1808]
Dat erve Hoickinck. Gehoert toe Godschalck ten Cate met huys ende hoff. Heefft an bouwlandt 1021 molder saets, tientvrij. Geefft die derde garve. Hofflandt ½ molder. Aen weydelant 8 koeweyden ad 4 daler de weyde: 48 gulden. Van de garve is gekoemen in den jaere 1645: 3 molder boeckweyte, ieder schepel 1 gulden, facit 12 gulden, 10 molder roggen ad 22 stuver het schepel, facit 44 gulden. Uytganck an Wisscherpacht an 't capittell te Vreden: 12 schepel roggen, 17 schepel gerstsaet met 3 gulden an gelt, tot last des landtheers. Pont-schattinge: 11 gulden 7 stuver, tot last des pachters, ƒ 135-19-10.
Verpondingskohier buurschap Rekken 1646:[1809]
Godtschalck ten Caete ende die weduwe Kosters hebben in pantschap die Slomersmathe, groot 2 koeweide, jaerlix 15 gulden. ƒ 15--.
Verpondingskohier stad Eibergen 1646:[1810]
Godtschalck ten Caete, sijn eygen huys a 893 daler. ƒ 12--.
Een gaerdeken van 1 spint, 1 daler. ƒ 1-10-.
Aen sijn eygen bouwlandt: 9 schepel gesey, thientvrij, a 994 daler. ƒ 17-19-10.
Een stucksken van 5 spint, gepacht van de geestelickheyt voor 1¼ daler. 1 gulden - 17-6. ƒ 1-17-6
Een stucksken van 3 spint, tientvrij, gepacht van de weduwe Busch, voor 22½ stuver. ƒ 1-2-6.
Twee stucken in die Heemstede, gehoerende in dat erve Luttickholt, pachtlandt, [1811] groet 4 schepel gesey, tientvrij, 4 daler. ƒ 6--.
Twee koeweyden van de geestelickheyt, gepacht voor 795 daler. ƒ 10-10-.
Verpondingskohier buurschap Olden Eibergen 1646:[1812]
't Goet soo Hendrick Ontinck bouwet hoort Gerrit van Hummel ende Godtschalck then Cate. Daertoe is het huys met een gaerden, 1½ schepel, 2 koeweiden. Doen jaerlix ther pacht 6 gulden. Aen bouwlant 8 molder. Daervan den bouwman jaerlix die darde garve geeft. Uytganck uyt 5 molder saet: den 10den gast met den bloetthienden aen 't Huys te Borckuloe. Pontschattinge: 6 gulden 1½ stuver 6 penningen. ƒ 69-19-11.
1770. TEUNIS JANSEN VAN SOMEREN.
1772. = 1764. TIELEMAN SLUITER.
1773. = 1765. GEERTRUID JACOBSDR SAALKINK.
1774. = 1766. HENDRICK WIJGINCX.
1775. = 1767. MARIA NN.
1780. JAN TELMAN, geb. vóór ca. 1595, ovl. na 1646, doopget. (1634), eigenaar van een tuin te Borculo (1646).
Verpondingskohier stad Borculo 1646:[1818]
doorgehaalde tekst: "Noch een stucksken gaerdenlandts van Jan Tellemans, 1 daler. Hyr opgedaen 82 daler." Bij Jan voorscreven selffs angeslaegen.
1782. GO(O)SEN VAN MARHULSEN, geb. 1614/15, ovl. 1665-1670, vermeld in akten te Borculo (1643),[1823]
procedeert voor het Landgericht Borculo, (1648),[1824]
vermeld in akten te Borculo als gemachtigde (1653, 1654), namens zijn moeder (1654), en met Berentjen Cocks (1654)[1825]
procedeert voor het Landgericht Borculo als gerichtsschrijver, (1654),[1826]
procedeert voor het stadsgericht Borculo als gerichtsdienaar uit Ruurlo, oud ca. 38 jaar, (1654),[1827]
procedeert voor het stadsgericht Borculo (1655),[1828]
vermeld in akten te Borculo (1656),[1829]
procedeert voor het appelationsgericht van de graafschap Zutphen 30-9-1656 (dan oud 41 jaar), 20-2-1656 (uit Borculo), 8-2-1664 (uit Zutphen),
vermeld in akten te Borculo (1664, 1665),
[1830]
procedeert voor het Stads- of Landgericht Borculo tegen Gerrit Hessels (1665),[1831]
tr. vóór 1659
1783. HESTER VAN COL(LE)N, geb. ovl na 1663.
Op 22-10-1659 verschenen voor Drost ende Richter Georgh Nicolaes vander Lawick, Coernoeten Joost ter Vile, Willem Hertlieff te Bredevoort: Goossen van Marhulsen, die bekande voor sich Hester van Collen sijner huijsfrouwen, daervoor de rato cavierende, ende sijnen erven, voor eene walbetaelde Summ geldes ondergemelt, in Pandtschap avergelaeten ende verkofft te hebben ahn Jan ten Brincke, Geessken Nachtegallen sijner huijsfrouwen ende haeren erven, sijnen tijnden ad Vierdehalff Molder Roggen, neffens den gewoontlicken bloet tijnde, Jaerlix op Lichtmisse, uijt den goede Oberinck inden Kerspell Aelten, Buerschap Linteloe gelegen, Deses in qualiteit voorss. gecediert ende uijtgegaen, daerop mit hant ende monde vertegen, die Loesse een Vierendeell Jaers te voren te verkundigen voorbeholden, ende demnae op Lichtmissen, Vijrtijn daegen voor offt nae onverhaelt, mitt die Summa van twiehondert vijff ende twintich dall. hollandts te loessen, allles bij verbandt gemelter thijnden, sampt sijn contingent uht den goede Wehlinck, Boesinck ende Bruijninck, Voorts is geconditioniert ende voorbeholden datt indien pandtverschrijver ende hijsfrouw gemelter thijnden erfflick verkopen wollen, dat alssdan gemelte Pandtholder daertoe die naeste sijn sollen, mitz doende daervoor wat een ander, Alles sonder exception ende argelist. [1832]
Op 25-5-1663 verschenen voor Drost ende Richter Gooswijn Wilhelm van der Lawick, Ceurnooten Wilhelm Hertlieff, Casper Everts te Bredevoort: "Goossen van Marhulsen, Hester van Coln Ehl. die bekanden voor sich ende haeren erven voor eene welbetaelde summa geldes, rechtes steden vasten ende onwederroeplijcken erfkoop, overgelaeten ende verkoft 't hebben an Gerrit Herckinck Hermken Smit Ehluiden ende haeren erven, seeckeren thiende ad vierdehalff molder rogge, neffens den gewoontlijcken bloedigen thiende, uitten Goede Oberinck Kerspel Aelten, Bourschap Linteloo gelegen, soo ende als die verkoopers den selven een tijtlanck gehadt ende beseten voor doorslechtich kommervrij nergens mede beswaert als gemeene Heren lasten ende beswaer, deses erflijck gecedeert ende uitgegaen daer op met hantt ende monde vertegen, waer ende waerschap verner ende beter verschrijvinge ende erfvestenis belooft na Landtrechte, sonder argelist." [1833]
Op 4-11-1663 verkopen Gosen van Marhulsen en zijn vrouw Hester van Coin, Johan Planten en echtgenote Enneke Buyrmans aan Hendrick Schilderinck, zijn huisvrouw en hun erven, hun gezamenlijke vierde deel van een mathe de Vruchte genoemd tussen Tewes Hardtman landerijen en Johan Gosselicks land. [1834]
In 1670 treedt Mr. Gerhard Hessels op voor het Stadsgericht Borculo als executant van Goossen van Marhulsen contra Jan Tiberinck, met wien gevoegd Gerrit Avercamp. [1835]
1784. HERMAN (HARMEN) LUINK (LOEIJNC, LEUNICK toegenaamd KOCK), ovl. vóór 1681, genoemd in 1667, 1669,
Hij is mogelijk een (kleinz)oon van Hendrik Luink, wiens dr. tr. Zutphen 1622.
1785. (GERTJEN KOCKS).
voeg toe Regesten Lochem RAGld, inv. nr. 52, 258/20v
vul aan Regesten Lochem RAGld, inv. nr. 33,257/31, 29,256/161v
1788. AUGUSTINUS (VAN) LOBBERICH(¥), ovl. 1621-1626, tr. vóór 1608
1789. GRIETIEN TEN PERENPAS(S), ovl. na 1627, otr./tr. 2o Lochem geref. 21-5/11-6-1626 (wed. van zal. Augustin van Lobberich)
BER(E)NT VAN HAERLO, wednr. van zaliger Stine Gerverdinks uit Haerle.
COMMENTAAR(¥) Wat is het verband met Berndt van Lobberich, van Doesberch, burger van Zutphen donderdag na Invocavit 1568 (=11-3-1568).[1838] Zoek op in Regesten Lochem. |
vul aan Regesten Lochem RAGld, inv. nr. 3,251/69v, 2,252/62v
COMMENTAAR(¥) vul aan Regesten Lochem RAGld, inv. nr. 8,255/16, 10/255/46v |
Op 25-2-1651 transporteren Willem van Lobberich en zijn huisvrouw Geteruit Weidemans aan Jan Korterinck en zijn huisvrouw Elsken Hassinck. [1839]