You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Van Schothorst ⇒ Gen. nr. 12 |
2048. REIJER ONTHEIJNEN (ook genaamd ONTHEIJN, VAN BITTERSCOTEN, GOERTSEN?), wonende op Groot-Bitterschoten onder Barneveld.[1]
tr.[2]
2049. ANTHONIA (THOENE) WILMMSEN VAN WENCKUM.
Rond 1545 is de eigenaar van Bitterschoten Weym van Bloemendael overleden, aanspraak maken Cornelis Harmensen en Reyer Goertsen, zij zeggen de naaste bloedverwanten te zijn van Weym, ook de kelnarij van Putten maakt aanspraak op Bitterschoten. Cornelis Harmens wint maar moet 500 caroliguldens aan Reyer betalen. [3]
Register van overleden keurmedigen van de Kelnarij van Putten :[5] 1607 : "Bitterschotten. Anno 1607 27 Aprili solvit filius Jan Reiertsen F(¥) possessor halff Bitterschoten het versterff patris sui praenomati 4 looth silvers, ut littrae tetantem. Actum in praesentia Evert Schrasser. Mater Jan Reijertsen fuit Thoene op Bitterschoten, habet praeter Jan adhuc in vivis Henrich Reijertsen op het goett Bitterschotten, Willm wohnt oock op dit goett, Aelt tho Wohenbergh (Woudenberg) op Gerrestein, Hense wont op Schaffeler. filia Luitgen.
COMMENTAAR(¥) F vide 150b initio par. 2do.
Register van overleden keurmedigen van de Kelnarij van Putten :[6] 1626 : "19 (Jan. 1626) Duobus diebus ante 3 victoris, obierat op Bitterschotten Willm Reijnersen et solvit per manus Jan van Hoecklom filius Willm Reijnersen, dictus Willm Willmesen pro cormeda patris sui 8 Kar. gld. Huius Willm Willmsen uxor est cormedalis ex confessione ipsius Willm Willmsen, habitantis in praedio dicto op de Flijrte, dictusque est pater eius, uxoris scilecet Jan Willmsen (hiermee zal wel bedoeld zijn dat de vrouw van Willem Reijnersen Janneke heette).
Register van overleden keurmedigen van de Kelnarij van Putten :[7] 1637: "Klein Bitterschotten. 21 Maij Wilm Henrich Hessensen solvit pro laudemio (hulde) patris Henrich Hesensen 4 looth silver ad 5 hgld".
2052. JOACHIM OTTEN, heeft land in gebruik,[8] pachter (van de Graaf van Kuilenburg) van Groot Haversteeg te Manen (1575).[9]
vul aan VG 20(1995)211
2054. JAN WULFERSEN.
2160. HENRICK ARISS, ovl. 1643,[14]
krijgt oprukking voor het herengoed "Beterum" te Ede op 11-1-1610,
5-3-1616, 30-4-1622, 28-3-1631, 25-3-1637 [15], tr.
2161. BERENTGEN WOLTERS.
2164. HENDRICK JELISZ HAELBOOM, geb. vóór 1590[16]
, ovl. 1631/32[17]
, wordt samen met zijn broer Lambert gedagvaard voor het gerecht te Ede
door Egbert Jansz (1612),
"verburgt" de momberschap van de minderjarige kinderen
van zijn overleden broer Lambert (1626),
tr.[18]
ca. 1600[19]
.
2165. NN. Zij erven het herengoed Haelboom van zijn vader en zijn eigenaars (1624-1632).
Het herengoed Haelboom te Bennekom in het Dorp:[20]
9-3-1598 Jelis Haelboom oprukking.
19-4-1610 Jelis Haelboom oprukking, tevens afdracht van holthouwing, op verzoek van zijn zoon Henrick Jeliss Haelboom. N.B. Gelost een half mld. rogge jaarlijks van Grijet Gerrit Jansz dochter.
19-5-1610 Jelis Haelboem consent voor houthouwing (29-4-1611).
4-2-1615 Henrick Jelisz Haelboem consent voor houthouwing (24-4-1615).
15-3-1617 Jelis Haelboem oprukking. N.B. Heeft ingelost van Lubbert Custers 6 schepel.
21-11-1623 Jelis Haelboom, oprukking.
20-11-1624 Henrick Jelissen (Haelboem), investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader. N.B. Heeft de 3/25 delen van Jan Reijnen ingelost.
15-1-1625 Henrick Jelissen consent houthouwing.
7-4-1632 Jan Henricks, investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Henrick Jelis Haelboom.
12-5-1638 Jan Hendricxen Haelboom oprukking.
etc.
In 1647 neemt Jan Hendriks Haalboom een obligatie van ƒ 100,-- over van zijn zuster Gerritgen Haalboomten laste van Roetert Jansen en Rijckien Alberts. Deze worden door de raden van het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen gelast kapitaal en interest onmiddellijk te betalen. Er gebeurt niets, waarmee Jan het recht krijgt om andere gerechtelijke stappen te ondernemen [23].
2166. CORNELIS NN, tr.
2167. GRIETGEN GUERT JOCHEMSDR, geb. ca. 1580[25], tr. 2o na 1631[26] CORNELIS ROETERS, geb. ca. 1585[27] , ovl. na 1631[28] , of is hij kw.nr. 2166?
2170. GERRIT WOUTERS (VAN SCHARRENBURG), ovl. 1664-1671,[29] boer, eigenaar en bewoner van Groot Scharrenburg, wednr. van Stoutenburg (1635), tr. 2o 1620 NN, otr. 3o Barneveld geref. 22-11-1635[30] AELTJE JANS VARECAMP (Haverkamp?), ovl. 1664, wed. van Goert Goertsz van Barneveld (van de Glinde), dr. van J(oh)an Varecamp en Hillitgen Gerrits, tr. 1o voor 11-6-1605[31]
2171. MARIE JANSEN (VAN SCHARRENBURG), ovl. vóór 1616.
voeg toe scan VG 15(1990)262 en HV 1/29 + copie
2224. GERRIT GERRITS CRUIMER, geb. verm. voor 1570, ovl. na 1630, tr. vóór 1590[44]
2225. WILHELMKEN TEN BRINCK, geb. vóór 1570,[45]
voeg toe Kw. VG 231
2232. PETER HISSINCK, ovl. verm. Voorst na 1610,[48] parentatie niet bewezen, vermeld in 1610 als "inheemse van Voorst",[49]
2240. JAN CORNELISZ (HOMOET)(¥)[50], geb. ca. 1550, ovl. vóór 1592, eigenaar van de herengoederen 'Den Pas' (oprukking op 28-12-1571) en
'Ritbergh' of 'Ritbroeck' (oprukking op 27-11-1571) in Orden [51].
Zijn erfgenamen worden in 1592 vermeld te Wenum.
COMMENTAAR(¥) Is Reijner Cornelisse Homoet te Apeldoorn ca. 1600 verwant? |
voeg toe VG 10(1985)266, KWG en HV 4/631 en 4/639
Schattingslijsten van het Ambt en kerspel Apeldoorn[52]:
Ambt :
1592 : Hoemoetz ergenamen te Wenum, 2 oortjes betaald door uitheemsen in 't kerspel Apeldoorn.[53]
1594 Jan Homoets erfgenamen.[54]
1598 : Wouter Jans Homoet, daarna tot 1606 zijn ergenamen, 2 oortjes.[55]
1619-1621 Wolter Jans Homoets erfgenamen 1619-1621, 2 oortjes.[56]
Op 27-11-1571 bekomt Jan Corneliss Homoet "afdracht en opruckingen vant Heerengoet Ritbroeck off Ritbergh gnt., in Ampt van Apeldoorn, Buirschap Orden" [57].
Op 28-12-1571 bekomt Jan Corneliss Homoet "afdracht en opruckingen vant Heerengoet Den Pas off Egbert van Orden goet gnt., in Ampt van Apeldoorn, Buirschap Orden" [58].
2264. =1120. WOLTER JANS.
2265. =1121. WOUTERTJE LUBBERTS.
2440. DERIC GIJSBERSEN, "met een holten been to Essen op den kleenen top", tr.[59]
2441. TRIJNE TOPS, ovl. Kootwijkerbroek 1637, "mancipi" ?, heeft de keur niet betaald.
"Annichien Jansz, nupta op d'Kyft int Ampt Barneveld heeft een soon gnt. Breunis." [64]
2442. JAN MOLLERS, molenaar op de Puurveense molen.[67]
2444. WOLTER RIJCKS, ovl. vóór 1659, pachter van Stromansgoedt te Stroe (1659),
tr.
2445. CORNELISKEN HENDRICKS.
Op 26-1-1659 krijgt Rijck Wolters als erfgenaam van zijn vader Wolter Rijcks, investiture en oprukking van het Stromansgoedt te Stroe, groot twaalf mld gesaijs gnt. 't Olde landt, noch 3 mld gsaaija gnt. 't Nije landt. Und op die saelwehr staet een huijs van 5 gebont, berch, schuijrken ende schaepschot. Maer geen opgaende eijekenholt, heeft oeck mede sijne gerexhtigheijt in het Gardermalefeldt van een schaepatraij ende torf te meijen. [68]
2496. LUBBERT AERTS DROST, ovl. 1610-1613, eigenaar van herengoederen te Nunspeet (1606, 1610).
Hullemansgoet te Nunspeet[69] :
De grootte .. etc.
Op 8-12-1610 krijgen Lubbert Aert Drosten en zijn zuster Weijme Aerts oprukking voor het herengoed. De ene helft is op 2-5-1579 verkocht door Henrick, Goert en Johan van Coot, gebroeders, aan zijn ouders Arnt Henricxen Drost en Wobbe, de andere helft wordt nu aan hen getransporteerd door Derick van Hoeckelom, in naam van Joffer Jacoba van Huet.
Op 8-12-1610 krijgt Joffer Jacoba van Huet transport na overdracht door Lubbert Aert Drosten en Weijme Drosten, zijn zuster van de helft, welke tot een bijzonder zaalweer wordt gemaakt, groot 4 mudde roggelants en 30 mld. haverlants.
Het afgesplitse goed heet verder Hullemanserve :
Op 25-6-1639 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking als zoon van zaliger Aert Lubberts Drost en zaliger huisvrouw Merrijken Jansen, zn van zaliger Lubbert Aerts Drost (8-12-1610 transport en oprukking bekomen) met de olderdom en 1/4 part van het halve herengoed van zijn zuster Merrige Aertz Drost, krachtens magescheid d.d. 4-4-1639 tussen hem en zuster en nog twee onmondige kinderen van zijn zaliger ouders.
Op 25-6-1639 krijgen Jan Egbertsz en zijn echtgenote Merrige Aertz Drost investiture en oprukking van zaalweer, het 1/4 part van haverlanden, 1/4 part en het recht van inlossing van het halve herengoed. Krachtens magescheid tussen hen en broer Lubbert Aerts Drost opgericht als de vier kinderen (waarvan twee onmondig) van Aert Lubberts Drost, die erfgenaam was van vader Lubbert Aerts Drost. Lubbert Aerts Drost zal ook het 1/4 part van Merrige Aertz Drost krijgen.
Een herengoed tot Nunspeet [70] :
Op 12-11-1606 krijgt Lubbert Aerts Drost oprukking.
Op 2-9-1613 krijgt Aert Lubberts Drost investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Lubbert Aerts Drost.
2504. LAMBERT AERTS (TOE WESTENDORP), geb. 1565, ovl. vóór 1632, woonde reeds in de tweede helft van de 16e eeuw in Westendorp, waarschijnlijk als hofmeier op de Emsterhoff,[71]
beleend met een herengoed te Westendorp.[72]
Een herengoed te Westendorp: Op 14-6-1606, 13-11-1613, 3-11-1619 en 21-10-1625 krijgt Lambert Aerts oprukking. In 1613 wordt ingelost 5 schepel van Jan van Eems. In 1619 worden ingelost de kindsgedeeltes van zijn broers en zusters Henrick Aers, Jenne Aerts en Geergen Aerts, met uitzondering van het deel van Reijner Aertsz.[73]
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [78] is Helmich Lamberts zn. van Lambert Lubberts x Gijsbertje Jans. ZOEK UIT |
Een herengoed tot Emst: Op 22-4-1687 krijgt Peter Helmichs investituur en oprukking als erfgenaam van zijn ouders Helmich Lambert en Mechtelt Peters.[81]
voeg toe HV 571, vul aan VG 25(2000)293
2506. HERMAN EGBERTS KOSTERS, parentatie niet bewezen.[87]
2508. J(OH)AN GERRITSEN (VORSTELMAN)(¥), geb. Epe/Schaveren ca. 1570, ovl. Epe/Schaveren voor 2-6-1638, te Epe,[88]
tr. ca. 1610
2509. EGBERTGEN LUBBERTS, geb. ca. 1580, ovl. Epe/Schaveren voor 1-9-1652,[89]
COMMENTAAR(¥) NB In Refs. [90] [91] zouden nrs. 2508/2509 moeten zijn Jan Jacobs Vorstelman (ex patre Jacob Jacobs Vorstelman), geb. Epe 1580, tr. Epe 8-9-1616 Nise Werners. ZOEK UIT! |
voeg toe HV 514 en 538, 522, vul aan VG 25(2000)292
In "Herengoederen deel IV" wordt gemeld:
20-10-1609 Johan Gerritsz x Egbertgen Lubberts investiture na transport van Derck Averenk.
1-9-1652 Jacob Jans approbatie voor de tuchtiging van zijn vrouw Elisabeth Lamberts.
In 1642 verder approbatie door zijn broer Gerrit Jans x Geertgen Gerrits.
2510. LAMBERT JANSEN BRUIJNIS (BROENISSEN), geb. ca. 1590, ovl. Epe dec. 1637[98], te Epe/Emsterenck,
tr. Epe 8-9-1616[99]
2511. GEELE REIJN(D)ERS, geb. Epe ca. 1590.
vul aan VG 25(2000)292
vul aan HV 4, 564
2562. BARTHOLOMEUS SMOLDERS, geb. Turnhout (B), woont in Den Haag. otr. 2o Den Haag 18-10-1626[101] GEERTJE HAYMANS, otr. 3o Den Haag 31-12-1628[102] LEUNTJE MAERTENSDR, tr. 1o [103]
2563. MAEYCKE CORNELIS DIRCKSDR.
2602. MATHIJS BREYNE (BRAINE), geb. vóór ca. 1575, ovl. na 1633, doopget. te Keulen (1608, 1618), wonend op de Rijn (1633), tr. vóór 1600
2603. MARYE DOREMIEUX (D'OREMIEUX), doopget. te Keulen (1600, 1605, 1608). Hij hertr. wellicht voor 1610 Marie Carlier
2608. JORIS ENGELSZ (VAN DER KELDER), geb. ca. 1577, ovl. 1651-1653, afkomstig van IJsenberge (1601), zwart(fustein)verver (1601..1637), burger van Leiden (1630), doopget. (1627..1648), huw.get. (1604, 1641), woont bij de Rijnsburgerpoort (1612), op de Oude Rijn (1616), heeft een ververij op de Langegracht ZZ (1651) die door zijn kinderen in 1657 wordt verkocht, otr. Leiden geref. 23-6-1601 (als Jorys Engelsz, get. voor hem meester Adriaen Imbrechts, en Lucas du Boys, zijn bekende, voor haar Neeltgen Dircxdr, haar bekende),[110]
2609. FRANCHIJNTGEN AERTS (VAN KEGELENBERGH), geb. Antwerpen vóór ca. 1580, beg. Leiden Hooglandse K. 6-4-1646, afkomstig van Antwerpen,
huw. get. (1631, 1637),
woont op de Langegraft bij de Marepoort (1631), op de Nieuwe Maren (1637).
Bonboeken Leiden:[111]
Een huis op de Mare westeijnde:
21-7-1616: Is met het huijs hier achter aen bij Burgemesters der Stadt Leijden vercoft aen Jooris Engelsche swartverwer van fusteijnen om een rente van 18 gld 15 st ... ... Dese gecass(eerte) renteb(rief) is also vertoont den 21-7-1651.
-----
12-7-1619: Is met het huijs hier achter aen bij Jooris Engelsesz sp(ecialijk) bel(ast) met een weesrenten van 37 gld 10 st sjaers vallende den 11 Julii omme de weeskinderen van Abraham Schuijrmans gewonnen bij Anna Grapseus beijde za(liger) ge(dachtenis).
14-6-1621: Is bij Jooris Engelsche als vooren noch sp(ecialijk) bel(ast) met een weesr(ente) van 18 gld. 15 st sjaers vallende den 11e Junii om Egbert van der Hall, naergelaten soon van Gerrit Egbertsz van der Hall za(liger) ged(achtenis?) gewonnen bij Elijsabeth Goosensdr Wislerin??.
13-9-1622: Is als vooren bij hem noch sp(ecialijk) verbonden voor de bevrijdinge van de borchtochte bij Gerrit Leendertsz borgemr. .... Arentsz straetmaecker voor hem aengegaen in twee distincte obligaties d'eene van dato den 11-10-1612 gepasseert ten behouve van de weeskinderen van Jarom? Claesz ende d'ander de 31-10-1616 ten behouve van Jacob Dirckxe van Bockenberch tsaemen inhoudende een somme van 700 gld.
23-9-1622 doorgehaald: Sijn noch bij hem sp(ecialijk) bel(ast) ten behouve van Wouter Alewijn saeijcooper met een somme van 5? gld te betaelen ... vijff de pae.. 1sten 10e september anno 1623 ... dat telckens met de interest van de on betaelde penningen. Dese gecasseerd is alsv(oren).
7-7-1650 Is met het huijs hier achter aen bij hem noch sp(ecialijk) bel(ast) in de .. losse van 25 gld sjaers vallende in de 7 Julij lvsb? met 300? vevom? Sr..oontd? Jacob van Wesselen? coopman tot Amsterdam.
----
22-6-1651 Is bij Joris Engelsche vercoft aen Jacob L..eets van Velsen om 2335 gld gereet gelt.
Om het stuk tussen de ---- staat een accolade met in margine: dese vier aengehaelde brieven van dato den 12-7-1619, 14-6-1621, 13-9-1622, 7-7-1650 sijn alhier gecass(eer)t vertoont den 16-11-1651
Bonboeken Leiden:[112]
Een huis op de Langegraft ZZ, Bon Nieuwmare: Jooris Engelsesz, alle lasten sijn gecasseert ende darom alhier geroyeert.
17-7-1651: Is bij Jacob Joris vand(er) Kelder als procuratie hebbende van Joris Engelsz sp(ecialijk) bel(ast) met een weesr(ente) van 112 gld. 10 st. vallende de 13e julij om naergelaeten weeskint van Sijmon Pijcjrie? ende Margriete Blancetate, beijde sa(liger) ged(achtenis).
31-8-1651: Is bij Joris Engelsche met de verwerije ende weruwketels daerinne sp(ecialijk) bel(ast) met een losrente van 28 gl. 2 st. 8 p. sjaers vallende den 30e Augusti om het naergelaten weeskint van Pieter Danielsz van Dorp gewonnen bij Maertjen Aelbertsdr van der Houff, losbaer met 350 gl.
11-2-1653: Is bij de kinderen ende erfgenaemen van Joris Engelsz als vooren sp(ecialijk) bel(ast) met een losr(ente) van 125 gl. sjaers vallende den 11e Februarij om de kinderen van Thijmanus Sprongh gewonnen bij Juffr. Beatrix van der Graft, losb(aer) met 2000 gl.
12-5-1657: Is bij Frans Doude, notaris pub(licu)s als curateir over den boedel ende de goederen van Joris Engelsz van der Kelder vercoft aen Cornelis Vinck vrij om 1334 gld. gereet gelts ende is bij willich decreet van vierschare gelevert (vlij?). In margine: sijn twee huijsen. een van de twee huijsen sijn bel(ast).
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1623: Joris Engels [113] Attestatie. Tekst nog doen. Joris Engelsz tekent met een merk in de vorm van een verkort krukkenkruis.
Op 28-9-1630 compareert te Leiden Joris Engelsz, verruwer, burger der stadt Leijden out omtrent 53 jaren, en verklaart ten verzoeke van Philips Woutersz wonende tot Utrecht, dat hij deposant noijt en heeft ontfangen vier tonnen slijp die de requirant volgens zijn register op de erste decembris 1619 voorleden aen requirant soude gesonden hebben, zonder dat hij getuije daer van oock eenich schrijvens heeft ontfangen, in vouge dat hij getuijge van voorseijde vier tonnen slijp egheen kennis ter werelt en es hebbende. Wijders niet tuigende, presenterende hij getuijge tgene vers.... noot ende versocht zijnde voor alle hoven? ende rechtteren met solempnele ede naerder t'affirmeren, van twelck de voorsz. re(uiran)t versocht acte. Aldus gedaen binne deser Stadt Leijden ten comptoire mijns not(ari)s ten dage ende jare alsboven ter presentie van Aert Aertsz van Thol ende Herman de Vries schrijvers als getuijgen hier toe versocht. W.g Joris Engelsz merck: een merk in de vorm van een verkort krukkenkruis, en de getuigen. [114]
In aug/sept 1637 verzoeken de gemeene zwartververs der fusteinnering (Joris Engelsz van de Kelder, Pieter Weescooren, Willem Goderis, Frederick Weuvel, Arent Jansz, Maertge Joris, wed. van Henderiek Nachtegael, Louwijsge Cornelis) aan het gerecht om hun aantal op zeven, te handhaven, nu hun collega Pieter de Smeth onlangs als bancqueroet is vertrocken en bovendien de verfnering sedert de sterfte zoozeer is verminderd, dat het een vierdepaert verscheelt. Het gerecht bepaalt, dat het getal van zeven zwartfusteinververs voorloopig niet zal worden vermeerderd. [115]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1620-1637: Esaias Noreth, verver, 11 x.
1645: Jan Reijniersz Doe [117]
1658: Jan Reijniersz Doe, makelaar [118]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1634: Arent Jorisz van der Kelder, Obligatie [119]
1641: Arent Jorisz van de Kelder, zwartverver, wednr. van Annetgen Michiels van Arsagen? Quitantie [120]
1649: Arent Jorisz van Kelder, Huurcedule [121]
1666: Arent Jorisz van der Kelder en Grietgen Dircx van Vollenhoven, Huurcedule [122]
1678: Grietge Dircxdr. Vollenhoven [123]
Op 9-8-1652 verzoeken Frederik Wevel, Arent Jorisz van de Kelder en Jacob Jorisz van de Kelder, fusteinzwartververs, aan het gerecht van Leiden, hun toe te slaan de winst uit de gemeene bus uitsluitend tusschen hen te verdeden, daar hun confrater Jan Leendertsz Overmeer sinds lang geen diensten meer aan de nering bewijst. Het verzoek wordt toegestaan.[124]
Op 12-3-1661 zijn "Wy, Arent Jorisz van de Kelder ende Jan Leemdertsz van Overmeer, fusteynswartveruwers, op het goetvinden van de E. heeren burgemeesteren der stadt Leyden ... overeengecomen ..., dat alle 't werck dat ons respectivelick by de coopluyden te veruwen gegeven sal werden, wy onder malcanderen sullen verdeelen, soodat yder van ons telckens de gerechte helfte van alle 't werck sal moeten veruwen, ende sullen wij alle maenden den anderen reeckeninge en 14 dagen daernae betalinge doen precys, sonder eenich uytstel of vertreck. Voorts soo beloven wij den anderen dit oprechtelick ende eenvoudich te sullen onderhouden ende te achtervolgen ende soo buyten vermoeden d'een d'ander hierin sochte of quame te verongelijcken, soo sal dengeenen, die hieraen schuldich bevonden wert, moeten betalen eerst tot een amende voor den armen 25 guldens ende dien onvermindert den verongelyckten syn schade ende ongelyck soodanich voldoen als de E. heeren burgemeesteren 'tselve comen sullen uyt te spreecken, die in sulcken cas hiertoe met reverentie sullen werden versocht. Alles ter goeder trouwen enz." [125]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1623: Nicolas Vailjant [126]
In nov. 1623 verzoekt Clees Gerritsz Vaillant, boratverver, aan burgemeester en gerecht van Leiden, hem toe te staan fusteinen te snoffen. Het gerecht staat dit hem toe.[127]
2610. CLAES VAN TOL.
2614. NN DE(L) TOMBE.
COMMENTAAR(¥)
Dit is verm. niet goed:
|
Fragment des Tombe |
Wapen des Tombe: In goud een blauwe keper, die de
sohildtop niet raakt, vergezeld van boven van
twee vijfpuntige roode sterren en van onderen
van een zwarten wassenaar. Helm met blauwgouden wrong en goud-blauwe dekkleeden.
Helmteeken : eene vijfpuntige roode ster.
Schildhouders : twee omziende rood getongde
bruine leeuwen.[128]
[129]
Ia. Martin Destombe, tr.
Jeanne Descamps. Hieruit:[130]
[131]
IIa. Martin des Tombe, geb. Tourcoing 1588, beg. Leiden 16-9-1635, greinreeder,
poorter te Leiden 22-10-1627,
tr. ca. 1612[132]
[133]
Marguerite Lamblin (Lamelin), beg. Leiden 21-9-1635, dr. van Denis Lamblin en Francoise des Bonnets. Hieruit (o.a.?):[134]
[135]
|
2648. CORNELIS CORNELISZ WAELBOER (ALIAS NIESEN, ALIAS JONGE NIES), ovl. 1641-1646, j.g. (1615) en wednr. (1616) van Ridderkerk, boer aan de Blaak onder Mijnsheerenland onder de jurisdictie van Heinenoord (1627, 1641), huw. get. (1639), otr. 1o Ridderkerk 18-1-1615[140] [141] PIETERTJE BASTIAANSDR, ovl. 1615/16, j.d. van Ridderkerk (1615), otr. 2o Heinenoord 18-1-1616, otr./tr. 2o Ridderkerk 31-1/28-2-1616[142] [143]
2649. LEENDERTGEN (LEENTGEN, LIJNTGEN) WILLEMSDR PENNING, ged. Ridderkerk 20-3-1586 (get. Aert Aertss, Barber Huyghendochter, Maertgen Pieter Huybertsendochter, "altesamen tot Ridderkerck"), ovl. na 1658, j.d. van Ridderkerk (1612), wonende aan de Blaak te Mijnsherenland (1651, 1658),
otr./tr. 1o Ridderkerk geref. 4/30-11-1612
AERT CORNELISZ LEEUWENBURG, wednr. van Roocken Aertsdr (huw. 1604, zoon Cornelis Aartsz Leeuwenburg) en van Mariken Jansdr (huw. 1611),
bouwman te Ridderkerk,
boer aan de Blaak onder Mijnsheerenland (1616).
Vaderlijke goederen van Jacob Aertszn en Roocxkie Aertsdr naerkinderen van za Aert Corneliszn Leeuwenburch 19-3-1626: etc. Hierin Cornelis Cornelisz als stiefvader.
Op 24-4-1627 transporteerde Cornelis Cornelissen Niessen, als man en voogd van Leentgen Willemsendr, wonende onder Mijnsheerenland, aan Wouter Ploenen 2 morgen 225 roeden, voet onder voet gemeen liggend in een perceel van 4 morgen 450 roeden met de weeskinderen van Aert Cornelissen Leeuwenburch onder Nieuw-Reyerwaard int Lange landt, strekkende van de Westzijdtsche Wech tot aan den Crommenwech.[144]
Op 14-5-1632 compareerden Adriaen Willemsen, voor hem zelf, Cornelis Cornelissen Niessen, man en voogd van Leentgen Willemsdr, Lenert Pietersen, man en voogd van Sijtgen Willemsdr, Jacob Ariensen Polderman, man en voogd van Bastiaentgen Willemsdr, en de voornoemde Adriaen Willemsen Penning, als voor deze gelegenheid gekozen voogd van zijn zusters Stijntgen en Pietertgen Willemsdr, gezamenlijk kinderen en erfgenamen van Baeltgen Pietersdr. Zij transporteerden aan (hun broer) Pieter Willemsen Penning zes 7e parten van een "woninge, berch, keeten, boomgaert" etc. met de 4 morgen eigen land waar deze woning op stond, gelegen in Nieuw-Reyerwaard in Willem Harmansen XXVI Mergen, als zijnde de Xle Houve in het dorpscohier. Dit goed strekte van "den oudreyerwaertse grasdijck" tot aan "willaerts dijcxke". Tevens droegen zij zes 7e parten over van de bij deze boerderij behorende huurlanden. [145]
Op 24-6-1641 attesteerde Cornelis Cornelisen Niesen, wonende aen den Blaeck onder de jurisdictie van Heinenoord, over zijn ca. 27 jaar oude dochter Roocken Aerts inzake door Lendert Janssen Cappedijck met diens schuit aangevoerd bier. [146]
Op 16-11-1653 verbindt Leentje Willems, weduwe van Cornelis Corneliszn Waelboer, zich als borge ten behoeve van weduwe en kinderen van sal. Dirck Janszn Bennis voor de ontvangst, die Jacob A. Leeuwenburg van de erfhuiscedulle van genoemde weduwe en kinderen heeft. [147]
Op 7-7-1651 testeert te Dordrecht Leentie Willemsdr, weduwe van zal. Cornelis Corneliszn Jonge nies, wonende aan de Blaeck, als volgt: "sij verclaerde te willen ende begeren dat haren soone Jacob Aertse Leeuwenborch of diens kinderen hebben sul de eene helft van sekere elst hout lants met den aencleve van dijen, tot haeren boedel spetterende, leggende int Oostsomerlant, ende Janneken Cornelis, haer dochter of kinderen, dat die voor haere erfenisse hebben sul de andere helfte van t'voorn elsthoutlant ende dat Roocxken Aertsdr haere andere dochter mede voor haere erfenisse hebben sul de som van seven hondert gld en dat de vordere goederen van haeren boedel bii de voors haere driie kinderen gepart ende geerft sullen worden in driie deelen. Nochtans soo ende onder expresse conditie dat Rooxken Aertsdr van alle deselve goederen maer en sul hebben de tochten haer leven lanck geduiirende en de haere kinderen den eijgendom ende dat oock deselve tochten geduiirende het leven van haeren man nijet en sullen mogen worden vervrempt maer so het gebeurde dat de man van den voorn Rooxken Aertsdr mochte sijn overleden ten tijde van t'overlijden van haer testatrice, so sul de voorn Roocxken Aertsdr mede vrij end franck mogen aenvaerden de voors. erfenisse soo sii dat begeert en anders niet ten eijnde dat de versterfenisse bij de crediteuren van haer ofte haeren man nijet en werde geevinceert ofte oock mede nijet en werden genoten bij de voors. kinderen van de voorn. haeren man. Voogden Jacob Aerts Leeuwenburg en Janneken Cornelis haer dochter". [148]
Op 3-11-1658 testeert te Mijnsherenland Leentje Willemsdr, wed. van Corn. Corn Waelboer, wonende aan de Blaak. Zij verklaart haar kinderen tot haar universele erfgenamen en bij vooraflijvigheid van deze haar kindskinderen "onder conditie nogtans dat Jacob Aerts Leeuwenburg ende sijne tegenwoordige huijsvrouw beijde haer leveslanck geduijren, van het eenderdepart dat hem uit trachte van deses sul aencomen in seeckere Elsthoudtlants, niet meerder sullen trecken ende genieten dan de bladinge en het jaerlijcx suijver incomen van het voorsegde eenderdepart in genoemd Elsthoudtlants, en naa haerluijder beijden doot sal t'voornoemde eenderdepart onbelast comen erven en besterven op den voorn. Jacob Aerts Leeuwenburg zijn kinderen die sij testatrice daartoe institueert en substitueert bij desen". [149]
Op 6-8-1656 verklaren geburen te Mijnsherenland dat zij op zondag de 30 juli (1656) ten huize van Jacob Aarts Leeuwenburg kwamen, waar zij Marige Ariens in het ziekbed vonden, op wier verzoek zij ontboden waren om te horen, dat zij tot voogden over haar kinderen wenste te benoemen: Jacob Ariens Nugteren en Pieter Willemszn Penninc, om met haar man naar alle redelijkheid en billijkheid te procederen tot uitkoop en vertichtinge van haar achter te laten goederen, zonder dat deze of haar man gehouden zouden zijn aan schout en gerechte of weesmannen van Mijnsherenland enige staat of inventaris te leveren. [155]
Memorie van hetgene Jacob Aertszn en Roocxkie Aertsdr naerkinderen van za Aert Corneliszn Leeuwenburch geprocreert bij Leentge Willems voor haren vaderlicke goederen is competerende.
Deselve kinderen comt t'zaemen de tweederde parten van twee mergen twee honderd ende XXV roeden vrij eigen lants, leggen aen Westsijtse Wech gemeen met haere halve broeder Cornelis Aerts wesende voor haer portie t'samen negen hondert viiftich rou lants, welck lant iegenwoordich gepacht is bii Gerrit Lodewiicx Smit en Claes Robben voor vijf jaeren de mer om 22-10- loopende hoop op LIII gl VIII st IX dr ende voor dese kindren twee deelen XXXV E, X11 st Vl dr waeraf te betaelen staet over het IIe Ve jaer vervallen Carsmis 1625 35-12-6.
Aengaende d'voordere goederen tot profiite van de kindren verkocht is op huiiden geblecken bij kennisse van wethouderen en reeckenm dat D-selve sijn geemployeerd tot alimentatie als cleederen van deselve kindren daermede Cornelis Corneliszn stiefvader van selve bekent van alimentatie van dien betaelt en voldaen te wesen tot in de maent van Juni 1625 incluijs.
Cornelis Corneliszn heeft op dato deser wettelick aengenomen van Aryen Corneliszn Leeuwenburch bloetvoocht neffens de schout Pr prszn als oppervoocht d'voors kinderen te alimenteren en onderhouden in eten en drincken mitsgaders cleedinge en gewaden, als oock ter schoele te laten gaen naer vermogen ende dat voor de tijt van vier jaeren daeraf het eerste jaer sal uitgaen nu inder maent van Junio toecomende ao 1626 waervoren hii sal ontfangen de pachten van de voors kinderen lant Jaerlicx tot XXXV gl 12 st 6 dr vermogens de verhuijringe siinde d'eerste iaer vervallen geweest Carsmis 1625. Ende dat vier jaeren lanck gelijck de huiire expire is, onder dese condicien dat ingevalle de kindren ofte een van die binnen deselven tijt quamen te overlijden, in sulcke gevallen de bestepenningen van dien met het loopende jaer sullen cesseren. Ende sal Cornelis Corneliszn betaelen aent gelach en oncost op huiiden gevallen buiiten costs van kinderen dus drije guldens.
Actum de XIX Martii 1626. [158]
Op 6-4-1647 compareerde Bouwen Corneliszn en bekende schuldig te zijn aan Leentgen Willems, sijn vrouws moeder, weduwe van sal. Cornelis Corneliszn Niesen, geass. met Jacob Aerts Leeuwenburg, haar zoon, de somma van ƒ 425,--[163]
Op 18-12-1655 compareert Janneken Cornelis, weduwe van Bouwen Corneliszn, geassisteerd met Jacob Aarts Leeuwenburg, haar broer (=halfbroer!) en voogd en verklaarde schuldig te wezen ƒ 300,-- aan Corn. Pieterszn Mispelsom te Dordt.[164] Op 31-12-1662, werd deze som afgelost door Pieter Willemszn, met wie Janneken dan blijkt te zijn gehuwd.
Op 11-11-1662 cedeert en transporteert Pieter Willems Blaak als getrouwd hebbende Janneken Cornelisdr, aan Dirck Claeszn Prooyen, comende gerechte bloedvoogt van de kinderen en erfgenamen van sa. Corn. Corneliszn, zijn overleden broeder (=schoonbroeder?): een morgen, 53 roeden en 6 voet teelland. [165]
Op 16-4-1675 verkocht Pieter Willemszn Blaak(!) land aan zijn stiefzoon Cornelis. [166]
Op 13-8-1685 worden in het weesboek No. 3 van Mijnsherenland genoemd: Bastiaan Janszn Groenewegen, wednr. van Cornelia Bouwens, Jacob Aarts Leeuwenburg, oudoom, mitsgaders Arien Bouwens Blaek, moederlijk oom en bloedvoogd van twee weeskinderen van Cornelia Bouwens.[170]
Op 16-4-1675 verkocht Pieter Willemszn Blaak(!) land aan zijn stiefzoon Cornelis. [172]
Gebruikers van land in de polder Oudeland van Moerkerken in Mijnsheerenland van Moerkercken 1682:[173]
Het derde block: Cornelis Bouwens Waelboer van Juffr. Schriecxs, zaeijlant 4 morgen : 451 roeden.
Het vierde block: Cornelis Bouwens Waelboer v/h Heyl. Geesthuis, zaeijlant 3 morgen: 300 roeden.
Het 20e block: Cornelis Bouwens Waelboer van Hre. de Vries, zaeijlant 3 morgen: 100 roeden
2688. JACOB (VAN DER JACHT), geb. vóór ca. 1575, alleen bekend uit het patroniem van zijn veronderstelde zoons.
COMMENTAAR(¥) In de periode 1631-1642 wordt een tiental kinderen gedoopt met als vader Theunis Jacobs en geen moedersnaam vermeld. Ref. [178] noemt Jannetje Arents als moeder. Waarom is onduidelijk. Bij Teunis Jacobs worden drie verschillende beroepen genoemd, dus wellicht zijn er ook tegelijkertijd minstend drie verschillende personen van die naam. |
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [183] is Cornelia Cornelis = Cornelia Cornelis Olyman, dr. van Cornelis Pleunsz Olyman en Ariaentje Pietersdr. Cornelis Pleunsz, stierman, laat inderdaa een dr. Neeltgen geref. dopen te Maassluis 29-6-1625, maar deze zou dan in 1678 bij de doop van haar laatste kind 53 jaar oud geweest zijn. Onwaarschijnlijk. |
2690. GOVERT PIETERSZ VAN WIJN(¥), geb. ca. 1574, ovl. vóór 22-8-1642, biervoerder (1615),
marktschuitvoerder van Maassluis op Delft (1632, 1642),
tr. 2o Maassluis 15-1-1636
LIJSBETH EGBERTSDR., wed. van Claes Jansz Hardenbergh. Zij hertrouwt Maassluis 8-10-1642
Willem Dircksz, schoolmeester te Heenvliet en Poortugaal.
Hij
tr. 1o vóór ca. 1600
2691. TRIJNTJE JACOBSDR VAN VELDEN, geb. vóór ca. 1580, ovl. tussen 22-2 en 21-4-1632.
![]() | Wapen Van Velden : Een ovaal schild beladen met een springende eenhoorn op grond, gekroond met een kroon van drie fleurons, waarboven een uitkomende eenhoorn, de staart zichtbaar [188]. Dit wapen komt voor op een grafzerk in de Grote Kerk van Maassluis. In [189] wordt het wapen Van Velden gegeven als : in zilver in klimmende zwarte eenhoorn met gouden hoorn en hoeven. Dit gebeeldhouwde wapen kwam voor op de toreningang van de heerlijkheid Holy te Vlaardingerambacht. |
COMMENTAAR(¥) In het notarieel archief Maassluis komt in 1615 en 1617 ook voor: Govert Pieterss Knol, wonend te Delft, pachter van de impost van bieren en consumptie van het zout over Delfland. [190] Kennelijk niet identiek met Govert Pieters van Wijn? |
Weeskamer Maassluis:[191]
Govert van Wyn,
29-11-1630 2, f.137v
21- 4-1632 3, f. 24 schuitvoerder, wednr. v. Trijntge Jacobsdr
11- 1-1636 3, f. 25
15- 3-1634 3, f. 58
30- 7-1634 3, f. 60v.
Govert Pieters van Wijn
26- 5-1620 1, f.148
14- 4-1627 2, f. 84
zaliger Govert Pieterss van Wijn 7-10-1642 4, f. 68v marktschuitvoerder
Tryntgen Jacobs van Velde
5- 5-1628 2, f.103
Op 6-7-1615 compareert te Maassluis Govert Prs. Wijn, biervoerder, voor een Attestatie. [192]
Op 8-4-1618 worden "Govert Pietersz en zijn vrouw" genoemd als geref. lidmaten te Schipluiden.[193] Het is niet bewezen of het in dit geval ook bovenstaand echtpaar betreft.
Op 25-7-1629 betaalt de kerkeraad van Maassluis ƒ 36,9,- aan Govert van Wijn "voor 15 halfvaten kleynbier en 2 halfvaten zeven gulden bier, door den Kerkeraad toegeleid aan de metselaers en andere werklieden" (die werkten aan de bouw van de Grote Kerk aldaar) [194].
15,16,17 sept. 1643 : Interrogatoria ten verzoeke van Pieter Govertsz van Wijn en Jan Maertensz van Crimpen. Van Wijn is lastig gevallen over palen, dienende tot de schutting(=zalm)visserij. Hem is toegevoegd " gij mennonisten duijvel" en hij is daarbij met een vuist voor het hoofd geslagen. "Van Wijn seyden : mannen gij siet wel dat ick hem van mijn lijff niet en can houden, ick wil hem niet smijten, ende daer is niemant die een hand uitsteeckt, daerop geseyt wiert 't is gemeen, ende voorn. Van Wijn den voorsz. Aldert Cornelisz - de dader - weder losgelaten heeft" [200]. Op 19 sept. 1643 krijgt Van Wijn attestatie van goed gedrag [201].
2694. VOLCKERT VAN ERCKELENS, geb. ca. 1580, ovl. na 1660.
2696. ROMBOUT BESOOYEN(¥), ovl. 1-4-1630, beg. (zerk) Zierikzee St. Lievens-Monsterkerk[213], parentatie niet bewezen.
Op 3-11-1629 transporteren te Rotterdam Servaes Maertensz, Henrick van Besoyen en Jan Jordensz, allen gediend hebbend bij capiteyn Govert van Beaumondt, aan Jan Harmansz, wonend in 'de Swarte Buys' bij de Beurs, 3 maanden min 2 dagen gage die zij tegoed hebben van de admiraliteyt. [216]
Op 25-4-1642 gaat Heyndrick van Besoyen met Adam Adriaans Corporaal en Rombout Rombouts van Besoyen een maatschap van kagenaars aan. [217]
Op 28-5-1648 heeft te Schiedam Heijndrick van Besoijen, kagenaer, wonende op Maessluijs, te innen van Abraham Thonisz, mede kagenaer, wonende binnen Schiedam, de somma van 100 Car. guldens. [218]
Weeskamer Maassluis:[219]
Rombout (van) Besoyen,
27- 2-1665 6, f. 38v
31-12-1666 6, f.181
..-..-1670 7, f.180
Weeskamer Maassluis:[220]
Rombout Heyndricksz van Besoyen,
2-12-1666 6, f.160
27- 2-1665 6, f. 39
COMMENTAAR(¥) zoek op Bloys van Treslong, graf-zerken Rotterdam |
Weeskamer Maassluis:[223]
Jan Besoijen
..-..-1670 inv. nr. 7, f.180
Op 6-8-1664 attesteert Aagtje Jans huisvrouw van Jan Hendriks van Besoyen, oud ca. 27 jaar ten verzoek van Bastiaan Dircks, fruitverkoper. [224]
Op 15-6-1668 maken Jan van Besoyen en Aagje Jans Soet een mutueel testament. Bij kinderloos overlijden ontvangt de moeder van testatrice Geertie Leenderts ƒ 500,-, eventuele kinderen voor vaders of moeders versterf ƒ 100,-, voogd is zijn broer Rombout Hendriks van Besoyen. [225]
Op 9-7-1681 vindt de boedeldeling plaats van Jan Hendriks van Besoyen weduwnaar van Aagje Jans. Kinderen en erfgenamen Jan van Besoyen de jonge, tevens als voogd over Pietertje, Franciintie en Hendrik. Er zijn o.a. een tiental huizen te Rotterdam, diverse schilderijen en een aantal rentebrieven. De vader behoudt alle goederen, doch moet aan de kinderen ƒ 24.000,- uitkeren. [226]
Weeskamer Maassluis:[232]
Pietertge Heyndircx Besoyen
..-..-1670 inv. nr. 7, f.179v
Weeskamer Maassluis:[235]
Isack (van) van Bezoijen/Besoijen
7- 3-1681 inv. nr. 8, f. 91v
18- 5-1690 inv. nr. 9, f. 91 voogd
zaliger. Isack Besoijen, geh. met Neeltje Pieters van Rijn
20-1-1696 inv. nr. 9, f. 98v geh.m.
Op 2-4-1697 testeert te Schiedam Neeltje Pieters van Rhijn, wonende te Maassluis, wed. van Isaac van Besoien. [236]
Weeskamer Maassluis:[237]
Joost van Besoyen
18- 5-1654 inv. nr. 5, f. 79
23-11-1666 inv. nr. 6, f.156
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met het volgende:[238]
GODERT VAN BESOYEN, geb. ca. 1440, bezat een huis te Besoyen, tr. Marie Romboutsdr. Moys, waaruit: 1. Lenaert van Besoyen, vermeld te Breda (1519-1539), tr. Aleyt Willemsdr Peynenborg, geb. Oisterwijk. 2. Jacob van Besoyen, vermeld te Breda (1511-1528). 3. Rombout van Besoyen, vermeld te Breda (1526-1539), tr. NN, waaruit: a. Godert van Besoyen, geb. te Breda, schoenmaker, wonende te "Bly" in Westfriesland (1555). 4. Gerit van Besoyen, vermeld te Breda (1526-1529). 5. Antoon van Besoyen, vermeld te Breda (1526-1546), bezat een huis te Breda "aent Gasthuyseynde", tr. Heylwich Adriaensdr. van der Molen. 6. Marie van Besoyen, tr. Henric van Kessel, de wagemaker. 7. Anna van Besoyen, vermeld te Breda (1511). 8. Cathelyn van Besoyen, tr. Dirck Henricszn van Vucht, den lathouwer, vermeld te Breda (1511). |
2702. JACOB CLAESS LEVERSTEIJN, ovl. na 1639, parentatie niet bewezen,(¥) schepen van Maassluis, tr. (verm. vóór ca. 1610)
2703. TANNEKE JOOSTEN, geb. 1592/93, ovl. na 1638, parentatie niet bewezen.(¥)
COMMENTAAR(¥)
Volgens Ref. [239] die verder geen bronnen geeft moet dit zijn:
2702. JACOB DIRKS LEVERSTEYN, geb. ca. 1593, ovl. (beg?) Delfshaven 18-11-1629, tr. 2703. AELTJE JOOST ADRIAANSD, geb. ca. 1594, ovl. (beg?) Delfshaven 30-8-1625. |
In de volgende akten te Maassluis komen voor:
Jacob Claess Leversteijn Revocatie van een testament 27-10-1636. [240]
Jacob Claess Leversteijn en zijn echtgenote Tanneken Joosten, oud 44 jr, Attestatie 15-5-1637 (geh.m. Tanneken Joosten). [241]
Jacob Claess Leversteijn Attestatie 12-8-1637. [242]
Jacob Claess Leversteijn Codicil 4-10-1637 (oud-schepen van Maassluis). [243]
Jacob Claess Leversteijn en zijn echtgenote Tanneken Joosten, wonend te Maassluis, Testament 6-11-1638. [244]
Jacob Claess Leversteijn Attestatie 9-11-1639 (voogd, won. Maassluis). [245]
Jacob Claess Leversteijn Accoord 31-10-1642 (oud-schepen van Maassluis). [246]
2704. ADRIAEN (ARY) WILLEMS BREUR, geb. 1577, ovl. kort voor 1658, als reder en/of boekhouder gecommitteerde van de visserij (1612),[250]
burgemeester (1614-1615) en schepen (1626),[251]
koopman (1614..1650), setter (1616) en president schepen (1636-1637),[252]
te Maassluis,
treedt op als gemachtigde en
als medevoogd van de onmondige kinderen van de overleden
Cornelis Adriaen Noordergraft en zijn vrouw Pietertgen Pietersdr (1638),
[253]
vermeld in een groot aantal notariële akten 1614-1643,
koopman (1614..1643), oud-burgemeester (1641), oud-schepen (1643),
wonend te Maassluis (1614..1643),
in 1643 oud 66 jr. gehuwd met Willemtge Adriaensdr,
[254]
[255]
[256]
tr. Maassluis 12-2-1612
2705. WILLEM(IJN)TGEN ARYENS (ADRIAENS) (SCHRAM), geb. 1573/74, ovl. na 1643?
woont te Maassluis (1641).
vul aan lb 1886.
Weeskamer Maassluis:[257]
Arijen/Adriaen Willems Breur
26-5-1620 1, f.148
3-2-1631 2, f.147v (53 jaar)
3-11-1638 3, f.155
..-..-1644 4, f. 99
..-..-1652 5, f. 52v
2-12-1666 6, f.162v
31-12-1666 6, f.176
Op 21-9-1614 wordt Adriaen Willemss Breur, wonend te Maassluis, gemachtigd door de erfgenamen van Maertgen Dircxdr zaliger, anders genaemt Maertgen Jans. Als erfgenamen worden genoemd: Adriaen Willemss Breur (nomine uxoris), Claes Meess (nomine uxoris), Corn. Corneliss Reus (nomine uxoris) en Corn. Adriaenss. [258]
Op 26-4-1615 wordt hij wederom gemachtigd, als gehuwd met Willemijntge Adriaens, door de erfgenamen van Maertgen Dircxdr zaliger, anders genaemt Maertgen Jans. Als erfgenamen worden genoemd: Cornelis Adriaenss Schram, Willemijntge Adriaens, Maertgen Adriaens en Neeltge Adriaens. [259]
Op 18-10-1621 verkopen Jacob Jacobsz van Bramen, huistimmerman, principaal, Pieter Laurensz, stedesmid te Brielle en Abraham Jacobsz, schrijnwerker, mede aldaar zijn broeders als borgen, aan Adriaen Willemsz Breur een rentebrief. [260]
3 morgen land te Maasland aan de Middelwatering, leenroerig aan de hofstad te Hontshol (nr. 99B) [261]:
19-6-1627: Adriaen Willemsz Broer te Maeslantsesluys na overdracht door Frans Jacobsz.
19-8-1658: Willem Adriaensz Breur bij dode van zijn vader Adriaen Willemsz Breur en draagt het leen over aan Ysack Symonsz van der Meer.
2 1/2 morgen land te Maasland tussen de twee kleine sluisvlieten, leenroerig aan de Grafelijkheid (nr. 25C) [262]:
25-6-1629: Adriaen Willemsz Breur te Maeslandtssluys na overdracht door Pieter Jansz Vervliet.
Op 26-4-1633 belooft te Rotterdam Arijen Willemsz Breur, coopman te Maeslantsluys, dat hij Jan Lambrechtsz Rom, schipper alhier, zal vrijwaren van een borgtocht die hij ten behoeve van Johan Druijven, coopman te Nieupoort zal passeren vanwege het proces, die de laatste in zijn eigen naam zal voeren vanwege zijn houckerboot, die in november 1632 is genomen door capiteyn Jaecques Herron, wonende te Oosteinde. Ook Jan Druijven wordt hiervoor gevrijwaard. [263]
Op 24-6-1633 verklaart Jan Lambrechtsz Rom, schipper, op verzoek van Adryaen Willemsz Breur, coopman te Maeslantsluys, dat in het begin van november 1632 in de herberg het Swijnshooft, requirant samen met Pieter Pietersz Bisschop en Thobias Cornelisz, coopluyden te Maeslantsluys, hem verzocht heeft naar Nieupoort in Vlaenderen te gaan om aldaar voor hen een houckerboot te kopen, waarop Joris Arentsz van Maeslantsluys stierman was. Attestant verklaarde zich daartoe bereid mits hem 70 gulden zou worden betaald voor zijn moeite. Hem zou een wissel op debiteuren van Bisschop en Thobias Cornelisz te Vlissingen in Seelant worden meegegeven om de boot te betalen. [264]
Op 23-6-1636 verkoopt te Rotterdam Hendrick Dircxsz Houfflaecken uit de Wagestraet in Den Hage in het huis 'de Bode van Noordhollandt' 30 paspoorten aan Arien Willemsz Breur en Isaack Symons van der Meer te Maeslantsluys voor 500 gld per stuk. [265]
Op 10-7-1640 draagt te Rotterdam Dirck Ariensen Niese, maeckelaer te Amstelredam, een vordering van 549 gld op Arien Willemsen Breur wonende te Maessluys over aan Cornelis van Hartichvelt, oud-burgermeester. [266]
Op 19-3-1641 verkopen Willem van Couwenhoven, burgemeester, en Jacob Jacobsz Couwenhoven, brouwer, bloedverwanten van de weeskinderen van Huijch Jacobsz van Couwenhoove, met goedvinden van het gerecht en de weesmeesteren van den Briell, aan Gerrit Theunisse Wanesee van den Briele een huis en erf aan de noordzijde van het Marelant in den Briele. Belendingen: aan de zuidzijde Jacob Jacobsz, voerman, aan de oostzijde Lijsbeth Jansdr, weduwe van Corstiaen Claesz, van de straat met een tuintje erachter tot aan de Vest. Belast met 1150 gulden van Adriaen Willemsz de Breur, wonend te Maeslantsluijs. Te betalen 1200 gulden, waarvan 600 contant. Borg voor de koper: Jacob Willemse de Valck. De plaets en het pakhuis dat aan het huis gebouwd is zal nog 3 jaar aan Arij Willemsz Breur verhuurd blijven, voor 36 gulden. Het bij het huis gelegen tuintje is belast met een jaarlijke rente van 6 gulden dat toekomt aan de stad van Den Briel. [267]
Op 11-11-1641 legt Willemtge Adriaensdr, geh. met Adriaen Willemss Breur een getuigenis af.[268]
Op 20-9-1643 legt zij wederom een getuigenis af, dan vermeld als Willemtge Adriaensdr, oud 67 jr., wonend te Maassluis, geh. met Adriaen Willemss Breur, dr. van Arijen Arienss Schram zaliger.[269]
Op 1-12-1643 legt Jan Lambertsz Rom, 59 jaar oud, capiteijn in dienst van de Vereenichde Nederlanden een verklaring af op verzoek van Arien Willemsz Breur, coopman uit Maessluijs. In 1632 heeft hij op verzoek van Pieter Pietersz Bisschop, seijlmaker en Tobias Cornelisz, stierman, en van Breur in Oostende een houcker visboot opgeeist waarin ze samen reders waren, en die opgebracht was naar Oostende. In de herberg "de Moerjaen" in Maessluijs hebben Breur en de anderen hem beloofd de gemaakte kosten van 1500 gulden te vergoeden. Verder zouden Pieter Pietersz Bisschop en Tobias Cornelisz aan Breur beloofd hebben de onkosten te helpen dragen. [270]
Op 22-1-1644 verklaart te Rotterdam Jan Lambrechtsen Rom, capiteyn, 59 jaar, door Arien Willemsz Breur, coopman op Maessluys, in december 1632 in de herberg 't Moeryaenshooft in aanwezigheid van Pieter Pietersz Bisschop, zeylmaecker, en Thobyas Cornelisz, stuyrman, te zijn verzocht schade te verhalen en vrijgave te bewerkstelligen van een op zee door de vijand ingenomen houckervischboot. Hij belooft alle onkosten te vergoeden. Rom heeft voor Raden te Duynkercken getracht vrijgave te verkrijgen, maar is hier niet in geslaagd. [271]
Op 11-5-1644 bekent Willem Bartholomeussen Meyburch, houckmaecker, wonende te Maessluys, 1.200 gulden schuldig te zijn aan Adreaen Willemsen Breur, coopman te Maessluys. [272]
Op 12-9-1650 heeft te Schiedam Arien Willemsz Breur, wonende op Maaslandsluijs, te innen van Pieter Dircxsz van der Houf, wonende in de Lier in de ambachte van Maesland, de somma van 6000 Car. guldens. [273]
Op 12-3-1648 bekennen te Rotterdam Pieter Adriaens Moyman en Jan Claesz van Alphen, beiden wonende te Scheveningen, schuldig te zijn aan Adriaen Willems Breur 3000 gld t.z.v. een geldlening. Leendert Cornelisz Denick wonende te Maassluys stelt zich hiervoor borg. [274]
Op 1-5-1648 koopt Arien Willem Breur een boomgaard achter het huis van Dirck Jasperse "in de vuyck" te Schiedam.[275]
Op 2-3-1649 bekent Arent Dircksz Passer, caes- en buttervercooper in Maeslantssluys, 1.100 carolus gulden schuldig te zijn aan Adryaen Willemsz Bruer, coopman in Maeslantssluys. [276]
Op 24-10-1650 bekent te Rotterdam Huybrecht Meltsert Stael, marckschipper op Rotterdam, en wonende op Maeslantssluys, 4.200 carolus gulden schuldig te zijn aan Adreaen Willemsz Bruere, coopman te Maeslantssluys. [277]
Op 27-4-1653 legt te Schiedam Cornelis Cornelisz Duijn, wonend onder Pernis, op verzoek van Jonkheer Wilhelm van Duijn, Dijkgraaf van Rijderkerck en mede van Cornelis Jansz Olshoorn als mede eigenaars van een zeker buitengors, genaamd Langebackersoort, gelegen omtrent de hoek van de Oude Maas onder Pernis, een verklaring af over het doorgraven en doorsteken van zekere kade gelegen tussen voorn. gors, alsmede de landerijen van jhr. Wilhelm van Duijn en van Cornelis Jansz Olshoorn enerzijds en die van Arijen Willemsz Breur c.s. anderzijds, waardoor het voorn. gors telkens is onder- en overgelopen. Bedoeld doorsteken is geschied op order van Heindrick van Dijck en voorn. Arien Willemsz Breur. [278]
Op 14-3-1664 compareerde te Schiedam Willem Canter, rentmeester, wonende binnen Schiedam, zijnde van competente ouderdom, en verklaarde ten verzoeke van de erfgenamen van wijlen Arijen Willemsz Breur, in zijn leven Coopman op Maessluijs, dat hij attestant goede kennis heeft, dat genoemde Breur in zijn leven voor verscheiden jaren in huur heeft gehad van de ambachtsheren van Langebackersoort seekere buiten gorsinge gelegen aan de Maze tegenover de stad Vlaardingen, en dat de onkosten van het maken en repareren van de rijsdammen, die aan de gorsinge voorschreven zijn gemaakt door genoemde ambachtsheren zijn betaald. [279]
2706. ROC(H)US GERRITSZ VAN POMEREN, geb. vóór ca. 1580, ovl. 1631-1635,[281]
poorter van Vlaardingen 28-12-1602,[282]
kuiper, keurmeester,
visafslager (1622),[283]
reder ter hoekvaart, en koopman,
lid van het kuipersgilde aldaar (1613),
voogd (1618, 1631),
verkoopt een obligatie aan Ary Cornelisz Tempelaar (1629),
betaalt 6 pond 8 st. verponding voor een huis en schuur
aan de Havenplaats,
bezit een boomgaard in de Laan van het Liesveld,[284]
komt voor op de "Lyste vande Capitalisten (...) die binnen der
Steede-Vlaerdinge die duysent gld. ende daerenboven geoordeelt
werden gegoet te syn ende geen bouneringe ende doen" (1652),[285]
is in 1631 van plan uit Vlaardingen te vertrekken,
Zijn naam komt voor op het memoriebord van het kuipersgilde, dat zich
bevindt in de Grote Kerk van Vlaardingen, en dat in de kerk opgehangen
is in 1613 t.g.v. de stichting van het gilde in 1612.[286].
Hij
tr. vóór ca. 1610
2707. AELTIE PELLE, geb. vóór ca. 1590, ovl. 1638-1644.
![]() |
Westhavenplaats te Vlaardingen met het huis waarin
Rocus Gerritsz van Pomeren (kw. nr. 2706) en diens schoonzoon
Johannes Villerius woonden. [287]
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Eerste dubbele 1000e penning Vlaardingen 1622:[288] Rochus Gerritsz. van Pomeren ƒ 8-0-0.
Tweede dubbele 1000e penning Vlaardingen 1622:[289] Rochus Gerritsz. van Pomeren ƒ 8-0-0.
Tweede 200e penning Vlaardingen 1625:[290] Rochus Gerritsz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1628: [291] Rochus Gerritsz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1635:[292] De weduwe van Rochus Gerritsz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1638:[293] Rochus Gerritsz. van Pomerens weduwe ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1644:[294] De weduwe van Rochus Gerritsz is overleden ende 't goet gestelt op haer kinderen, dient pro memorie.
Weesboek Vlaardingen : 1-12-1618 Gesteld tot voogden van de kinderen van zaliger Maertge Lourisdr, waar vader van is Pieter Bastiaensz, Frans Dirckz Boomgaert en Arijen Cornelisz Crauw voor de dode zijde, en Rochus Gerritsz van Pomeren, kuiper, voor de levende zijde.[295]
Protocol : 11-12-1631 Leendert Fransz Boomgaert, varentman, burger van Vlaardingen, gehuwd met Annetje Pellen, eerder wed. van Joost Jacobsz Slijp, is schuldig aan Rochus Gerritsz van Pomeren, koopman alhier, 335 gld. (oude obligatie van 1-10-1619 200 gld.door Joost Jacobsz Slijp gepasseerd) over gehaalde stoffen voor kleding volgens register. Hij kan niet betalen en verkoopt daarom goederen, huisraad e.d.[296]
Weesboek Vlaardingen : 16-8-1631 Rochus Gerritsz van Pomeren voogd over de kinderen van Cornelis Woutersz, stierman, en wijlen Geertje Arrisdr.[297]
Attestatie d.d. 6-9-1631 Ten versoucke van Rochus Gerritsz: "naedien men schuldich is der waerheijt getuijggenisse te geven bijsonder des versocht sijnde, soo attesteeren wij burgemeesteren ende regierders der stede Vlaerdingen, geleegen in Hollandt op de riviere van de Mase, dat Rochus Gerritsz van Pomeren lange jaren binnen deser stede heeft gewoondt ende gehuwelijckt geweest, weesende sijn principalste negotie de rederije ter houckvaert. Daer beneffens hij oock veelle jaeren alhier bedient heeft den affslach op de visch. In alle handelinge, bedieninge ende ommegang de voorn. van Pomeren hem eerlijcken ende vroom heeft gedragen ende gequeten, soo als een goet burger toestaet ende behoort te doen. Ende naer dien ons bekent is dat sijn vertreck van hier alleen streckt tot beterstaet. Soo versoucken wij burgemeesteren ende regierders voornt. aen allen ende eenen ijegelijcken die desen verthoont sal werden, de voorn. Rochus van Pomeren voor sulcx als voorsz. is te erkennen ende aen te nemen. Daer aen ons vruntschap geschieden sal in kennisse der waerheijt hebben wij onses stedessegel ten zaecke hieronder opgedruckt ende bij den secretaris gedaen teijcken. Opten 06 Septembris anno 1631." [298]
Op 10-6-1644 passeert te Maassluis een akte van Procuratie. Het betreft Aeltgen Pellen zaliger, moeder van Wijvetge Rochusdr van Pomeren en Hester Rochusdr van Pomeren. [299]
17-7-1662: Adriaen Rochusz Kruijck, oud-burgemeester van Vlaardingen, Wijve Rochus, weduwe van zal. Willem Arentsz. Breur, wonend op Maessluijs, Hester Rochus, hvr. van Joris Jansz. 't Voel, in plaetse van hare man, vermits desselfs cranckzinnicheijt, Annitje Rochus, hvr. van Dirck Arentsz. Overschie, jegenswoordich uijtlandich, Gerrit Rochusz. van Pomeren, coopman, mede binnen Vlaardingen, ende noch de voornoemde Adriaen Rochusz. Kruijck als vervangende ende hem sterck makende voor Rochus Jacobsz. van Pomeren, soone van Jacob Rochusz. van Pomeren, zal. ter eenre zijde, ende Sr. Johannis Villerius, coopman, mede wonende alhier, als getrouwt hebbende Maertje Rochus, ter andere zijde, allen tezamen kinderen ende erffgenamen van Aeltje Pelle, hare moeder zal. weduwe ende boedelhoudster van Rochus Gerritsz. van Pomeren, der comparanten vader zal. (er was ook nog een "innocente zuster" Gerritie Rochus) compareren ter afwikkeling van de boedel van hun moeder.[300]
In een akte van Procuratie d.d. 10-6-1644 wordt vermeld Johannis Valerius, zwager van Willem Adriaenss Breur en Joris Janss t' Fool.[303]
Johannis Villerius, winckelier, eijser contra zijn schoonzuster Hester Rochusdr, hvr. van Joris Jansz. 't Vool, om betaling van 301 gld. 6 st. als rest van handelsschuld ao. 1657 en reserveert nog zijn actie voor 1/8 part in de uitdeling van het galjootschip, gedurende de tijd dat dezelfde Joris 't Vool daarmede op Rouaen heeft gevaren en waarvan nooit afrekening is gedaan.[304]
De erven van Jan Joris 't Vool verkopen op 19-2-1697 aan Grietje Teeuwits Verboom weduwe van Dammis Dircksz Kleijwerf, raad en vroedschap, een schuur, helling en timmerwerf te Vlaardingen. De koopsom beloopt een bedrag van 900 gld. waarvan voor 500 gld. een hypotheek wordt opgemaakt.[305]
200e penning Vlaardingen 1644:[309] Annitge Rochusdr ƒ 10-0-0.
200e penning Vlaardingen 1646:[310] Dirck Arijensz. Overschie getrout hebbende Annitge Rochusdr ƒ 10-0-0.
200e penning Vlaardingen 1652:[311] Dirck Arentsz. Overschie ƒ 10-0-0.
Op 23-8-1645 testeren Derck Adriaensz Overschie en zijn vrouw Annitgen Rochusdr van Pomeren, wonende te Vlaardingen. Zij herroepen hun huwelijkse voorwaarden, benoemen elkaar tot universeel erfgenaam mits de langstlevende de kinderen onderhoudt en hen bij mondigheid of eerder huwelijk 2.000 car.gld. uitkeert, dit in plaats van hun legitieme portie. Ook de kleding en sieraden moeten ten behoeve van de kinderen verkocht worden. [312]
Op 13-9-1666 vordert Annetje Rochus, de bakkersvrouw, 1380 gld. van Joannis Villerius wegens broodleveranties.[313]
Op 13-9-1666 verschijnt Joannis Villerius als eiser contra zijn schoonzuster Annetje Rochus, huisvrouw van de buitenslands zijnde Dirck Arentsz. Overschie, betreffende 7 jaren onbetaalde intrest van een obligatie van 1000 gld. kapitaal.[314]
Op 18-7-1668 verklaart te Schiedam Maertgen Cornelis, wed. van Cornelis Willemsz Speelman, wonende te Vlaardingen, schuldig te zijn aan Annitjen Rochus, weduwe van Dirck Arentsz Overschie, wonende te Vlaardingen, 175 gulden wegens geleverd brood, ter voldoening van welke schuld zij aan Annitjen Rochus voorn. overdraagt enige effecten en goederen. [315]
200e penning Vlaardingen 1644:[321] Gerrard Rochusz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1646:[322] Gerard Rochusz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
200e penning Vlaardingen 1652:[323] Gerrit Rochusz. van Pomeren ƒ 20-0-0.
Cornelis Woutersz. Cap, stierman, Johannis Villerius ende Maertge Jans, weduwe van Jacob Pietersz. Hartoogh, zal., te samen neffens anderen gewesen medereders van sekere haringhboot, bij den voorn. Cornelis Woutersz gestiert, eijsers contra Gerrit Rochusz van Pomeren, gewesene bouckhouder ende medereder van't voornoemde schip, gedaagde, roerende de geeiste af-rekening over de jaren 1655 en 1656, die nooit is geschied over de haringteelt. [324]
Op 1-3-1666 is Johannes Villerius eiser contra Gerrit Rochusz van Pomeren, ter betaling van 184 gld. 16 st. over 6 jaren intrest (1659-1664) over 771 gld. kapitaal aan fonds-gelden, die hij tijdens zijn beheer niet had afgerekend.[325]
Op 13-9-1666 maant Johannis Villerius als penningmr. van de Kleine Visserij weer zwager Gerrit Rochusz. van Pomeren om de rente, dan opgelopen tot 215 gld. 19 sts te voldoen.[326]
Op 11-10-1666 eist Johannis Villerius, koopman en zeilmaker te Vlaardingen, tegen Gerrit Rochusz. van Pomeren, coopman, mede alhier, om betaling van 476 gld. 6 st. betreffende zeilmaken en tanen van schepenwant over 1657 tot heden.[327]
Op 11-9-1672 verklaart Gerrit Rochusz van Pomeren, koopman te Vlaardingen, te transporteren aan Rochus van Pomeren, zijn zoon, wonende te Vlaardingen een obligatie ten laste van Jan Abrahamsz de Graaff, overleden in Oost-Indië en gedurende zij leven wonende te Vlaardingen, gepasseerd op 18-8-1664 voor Justus Laackekoper, notaris te Den Briel, ten bedrage van 336 gld. [328]
Op 28-6-1674 heeft Gerrit van Pomeren, coopman tot Vlaardingen, zeker huis en erve, pakhuis of schuur en een tuin daarachter aan gelegen, staande en gelegen binnen Vlaardingen, over gedaan aan Rochus van Pomeren, coopman binnen Schiedam, voor de somma van 3250 gulden. [329]
Op 3-3-1721 testeert Ariaentje Hensbroek als weduwe te Vlaardingen, waarbij vruchtgebruik van haar kapitaal wordt geinstitueerd aan haar innocente zoon Gerrit Rochusz van Pomeren uit haar eerste huwelijk, en alle na te laten goederen na diens overlijden toekomen aan haar dochter Catharina Jans Boer uit haar tweede huwelijk, die gehuwd is met Hendrik Villerius (zie kw. nr. ⇒ 2707 sub f/2/ff) [334]
Op 20-5-1730 verkoopt Ariaentje Hensbroek een stuk land aan de oostzijde van de Broekweg aan Jan van Roon. [335]
Attestatie d.d. 18-7-1635 Ten versoucke van Cornelis Wouterssoon schipper met sijne gemene reeders, heeft Dirck Cornelisz de Lange raidt ende vroetschap deser stede verclaert ende getuijcht waerachtich te sijn dat hij getuijge bij ende present is geweest dat Jacob Rochusz van Pomeren ten overstaen van de requirant, heeft verkocht aen Maerten Jacobsz van Delff 32 tonnen haring, ijdere tonne tot dertich gulden suijver gelt, sonder dat den voorn. coper eenigen cortinge daer op soude te hebben pretenderen, maer dat den voorn. coper hem moste gecontenteert houden met den voorwaerde int opveijlen daer van gemaect, des ten oirconden geteeckent den 18 Julij 1635. Was getekend: Dirck de Lange. [338]
Attestatie d.d. 6-10-1635 Ten versoecke van Jacob Rochusz van Pomeren ende Ormpgen Gerritsdr, huijsvrou van Abram de Graeff, hebben Dirck Dircxz Matroos en de Cornelis Jansz Lijndraijer, keurmeesters op den haring ende visch binnen deser stede, verclaert ende getuijcht waerachtich te sijn, dat sijluijden op den 16e der maent September lestleden voor den requirant hebben geroocken ende gekeurt vijff lasten gesouten visch, als 45 tonnen voor Jacob Rochusz ende de reste voor Ormpgen Gerrits voornt. Welck visch sij getuijgen hebben bevonden goet ende soet te sijn, behalven eene tonne die een weijnich manqueerde. Van welcke ruijcke sij getuijgen sijn voldaen door Jacob Crijnen, schipper voor ende van wegen Lodewijck (niet verder ingevuld) coopman tot Rotterdam. Compareerde mede de voorn. Jacob Crijnen ende verclaerde ten behouve als vooren, dat den voorn. Lodewijck de voorsz visch van Jacob Rochusz heeft gecocht op de Vlaerdingse keur ende den voorn. Jacob Rochusz daer vooren belooft van alles van ende suijver gelt. Soo waerlijck most hen Godt almachtich helpen, actum verleden voor de Bie, den 6-10-1635. Was getekend: Cornelis Jorisz de Bie. [339]
Attestatie d.d. 23-7-1636 Ten versoecke van Jacob Rochusz van Pomeren hooftreder vant vischboot daer stierman op geweest is Wouter Maertensz, hebben Cornelis Bastiaensz out 21 jaren wonende op Delffshaven ende Frans Cornelisz Clinckert out 19 jaren, wonende binnen deser stede, bootsgesellen van de voorn. stierman, verclaert ende getuijgt waerachtich te sijn dat sij met den voorn. stierman ende haer mede bootsgesellen, van deser stede omme te visschen sijn vuijt gevaren inden maent Martino 1635 ende dat sij getuijgen op haer nering sijnde den 13e van den selver maent, wesende Diensdachs smorgens, door capiteijn Cornelis Derde van Nieupoort in Vlaenderen sijn genomen ende met schip, visch ende goederen aldaer gevanckelijck ingebracht op den 19e der voorsz maent Martinus, sulcx dat den voorn. requirant ofte sijne mede reders van het voorsz., visch ende goederen int minste niet en hebben geprotesteert ofte wedergecregen. Actum verleden voor Dr. Quac, den 23 Julij 1636. Was getekend: C. Quac. [340]
Attestatie. d.d. 7-8-1636 Ten versoecke van Jacob Rochusz, hebben Gerrit Jansz out 47 jaren ende Aernout Dircxz out 24 jaren, beijde bootsgesellen, ten haring geweest hebbende met stierman Claes Corsz van Noordt, verclaren waerachtich te sijn dat sijluijden met den voorn. stierman leggende op haer neringe, op den 20e Julij lestleden sijn genomen door capiteijn Anthonij Rosemont van Duijnkercken ende geransoneert ter somme van 2.700 gulden. Boven welcks rantsoen den voorn. capiteijn uijt het voorsz schip noch heeft mede genomen enige goederen ende plunderagien, soo aengaende het schip, als het bootsvolck van dien. Sulcx dat sij getuijgen met den voorsz stierman sijn schip en versuijm van hare neringe voortte doen, hebben moeten thuijs coomen. Actum coram 7-8-1636. Was getekend: Gerrit Arentsche Vos. [341]
Op 11-10-1641 testeert Jacob Rochusz van Pomeren (ziek te bed), onende binnen Vlaerdingh. Hij benoemt twee zoons Rochus Jacobsz van Pomeren en Pieter Jacobsz van Pomeren, resp. 3 jaar en 1 1/2 jaar, gewonnen bij zijn vrouw Trijntgen Pieters Hasius, samen voor 1/3 part tot zijn erfgenamen. De twee andere derde parten zullen ook aan zijn genoemde twee kinderen komen, maar niet eerder als wanneer zij ten huwelijke state zijn gekomen. Hij benoemt tot voogden over zijn twee kinderen zijn broer Adriaen Cruijck en zijn zwager Johannes Villerius, maakt een legaat aan de H. Geest armen, wil dat zijn kinderen in de Gereformeerde religie worden opgevoed enz. [342]
Op 13-5-1642 heeft Arijen Cornelisz Aende Wech verkocht aan de kinderen en erfgenamen van zal. Jacob Rokusz van Pomeren een jaarlijkse losrente van 65 pond, hoofdsom 1300 pond hem aangeteld door Arijen Rokusz Kruyck als voogd van de voors. kinderen. Comparant verzekert de losrente op 4 gem. 100 r. teelland in het Oude Hongerland, belend: w. Pieter Arensz Tasboer, n. de oude Hongerlandse dijk, o. Pouwels Berckhout en z. de Brabantse dijk, en zijn huis, schuur, bergken, keten en erf, tegenwoordig door hem bewoond. In de marge: 9-12-1653, afgelost en geroyeerd, getoond door Jacob Gabrielsz Schelhouck als voogd van de weeskinderen van Arijen Jansz Couckendorp en Jannetgen Gabriels, beiden zal. [343]
COMMENTAAR(¥)
Wie is
Caspar Jacobsz van Pomeren.
Op 27-2-1646 machtigt Caspar Jacobsz van Pomeren, matroos onder Pieter Fabrijck, Aert Barentsy en Trijntge Pieters, diens vrouw, om bij de directeurs van de nieuwe cruysers varende uit de mase uit zijn tegoed aan gage en uit het tegoed aan buitgeld van acht princen die hij als matroos onder Aert van Engelen, capiteyn, heeft helpen veroveren een schuld van 94 gulden wegens kost en inwoning te innen. [345] |
200e penning Vlaardingen 1646:[357] Jan Villerius ƒ 20-0-0. 200e penning Vlaardingen 1652:[358] Johannes Vilerius ƒ 2-0-0.
VOC Archief : 1683. Missive van Jan van Mechelen en Francois Villerius int jaghien 't Casteel Rotterdam ter reede van Gombong aen de edele heer Willem van Zijll, gouverneur en directeur dier provintie sampt den raet tot Banda, den 21 Maert anno 1683 (ontvangen anno 1683). [360]
Op 19-12-1687 verklaart te Schiedam Francois Villerius, schipper, wonende te Vlaardingen, varende voor de Kamer van Delft naar Oost-Indië, over te dragen aan Adriaen Breur, advocaat te 's-Gravenhage, 525 gld. met de verlopen rente, welke hij van hem ontvangen heeft, en verzoekt de weesmeesteren van Vlaardingen, onder wie de 525 gld. berusten, over te dragen aan Adriaen Breur voorn. [361]
Op 19-12-1687 machtigt te Schiedam Francois Villerius, schipper, wonende te Vlaardingen, Huibrecht Ouwendijck, koopman, gehuwd met Aeltje Villerius, wonende te Vlaardingen, om alle gelden te innen die hij zal overmaken en daarover te beschikken. [362]
Op 19-12-1687 machtigt te Schiedam Huibrecht Ouwendijck, koopman, wonende te Vlaardingen, vroedschap, Johan Lambertsz Radder, schepen te Batavia, om 1800 gld. te innen van Francois Villerius volgens obligatie. [363]
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:
25-11-1689, "en schipper Frans Villerius (geplaatst) op Pijlswaart". [364]
Op 4-8-1698 machtigt te Schiedam Huibregt Ouwendijck, oud-burgemeester en vroedschap te Vlaardingen, Pieter de Knuijt, koopman te Amsterdam, om van de weeskamer aldaar te ontvangen 315 3/8 rijksdaalders, afkomstig uit de boedel van Francois Villerius en Maria Cocx, beiden overleden, welke door de weeskamer van Batavia zijn overgemaakt. [365]
Op 15-9-1682 heeft Aryen Willemsz van der Waell, tegenwoordig getr. met Maria Pieters Kraenendonck, die laatst wed. was van Thonis Jansz Beyer, wonend onder de Korendijk, verkocht en transporteert aan Mr. Rocus Villerius, chirurgijn, wonend in Spijkenisse, een huis, schuur en erf op het eind van de Westdijk met het gebruik van een vierdepart van de dijk achter het voors. huis, aankomende de grafelijkheid, voor 135 car. g., contant te betalen Dordse koude beestenmarkt. De koper zal het huis mogen aanvaarden, als "de laeste vijff vyerendeell jaers huyre van Jan Thonissen Beyer geexpireert sullen wesen". [374]
Op 23-9-1683 wil Willem de Bruyn, deurwaarder van de gemene middelen van Den Briel en kwartier in opdracht van Mr. Jacob Commersteyn, ontvanger, ten overstaan van schout en schepenen van Spijkenisse in het openbaar bij parate executie verkopen diverse huizen, waaronder twee huizen van Willem Cornelisz Maat, het ene belend: n. de tuin van Jan Pietersz Noordermeer en z. Maertje Orange met haar huis en erf. De koper is Rochus Villerius voor 305 £. Nog een huis en erf staande enz. . . . . Van Rochus Villerius ontvangen 314 g. 18 st. 12 p. [375]
Op 23-4-1684 heeft Rochus Villerius, meesterchirurgijn, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Aryen Willemsz van der Waell, wonend onder Spijkenisse, een huis, schuur en erf op het einde van de Westdijk, met het gebruik van een vierdepart van de dijk achter het voors. huis, zoals Jan Beyersz en Aryen Willemsz van der Waell het voor deze in gebruik gehad hebben, voor 135 car. g. [376]
Op 3-5-1684 heeft Rochus Villerius, meesterchirurgijn, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Lijntje Jans Breeckhout, bejaarde vrijster, wonend in Spijkenisse, een huis en schuur aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: o. de straat, z. Maartge Orange, w. de achterweg, n. Jan Pietersz Noordermeer, betaald met 25 car. g. contant en een schuldbrief van 350 g. [377]
Vervolgens bekent op dezelfde datum 3-5-1684 Lijntje Jans Breeckhout, oude bejaarde vrijster, wonend in Spijkenisse, aan Rochus Villerius, meesterchirurgijn in Spijkenisse, een schuld van 350 g. wegens bovenvermelde koop. Zij belooft in termijnen te betalen onder verband van het gekochte. [378]
Op 4-12-1684 machtigt te Schiedam Claes Arentsz. van Rijt, wonende in de heerlijkheid Souteveen, Cornelis van Gesel, notaris en procureur te Schiedam, om zijn belangen te behartigen in de zaak, tegen hem aangespannen door Rochus Villerius, impostmeester van het klein zegel. [379]
Op 12-5-1685 heeft Leendert Arentsz Stelleboer, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Rochus Villerius, meesterchirurgijn, mede wonend in Spijkenisse, een huis, schuur en erf in Spijkenisse, belend: n. de straat, o. Huybrecht Cornelisz van Dijck, z. en w. de weg, voor 306 car. g. 6 st. contant. [380]
Op 15-11-1688 hebben Anthony Casteleyn, wonend te Sommelsdijk, en Witte van der Weyden, wonend te Dirksland, curatoren van de desolate en geabandonneerde boedel van Dirck Proye, in zijn leven schout van Herkingen, publiek verkocht en transporteren aan Rochus Villerius, wonend in Spijkenisse, 3 gem. 35 r. weiland aan de Kerkweg in Spijkenisse, get. nr. 126, belend: o. de Molenweg, z. de erfgenamen van Joachem Leendertsz, w. de Heiligegeestarmen van Spijkenisse, n. de heer van der Meer, voor 654 car. g. 10 st., en 2 gem. 208 r. weiland aan de Molenweg in Spijkenisse, get. nr. 150, belend: o. Huyg Beyensz, z. Arye Aryensz Mats, w. de Molenweg, n. de heer van der Meer, voor 684 car. g. 2 st. 4 p., betaald met 446 car. g. 4 st. 1 p. en een schuldbrief. [381]
In de volgende akte d.d. 15-11-1688 bekent Rochus Villerius, wonend in Spijkenisse, aan de bestgerechtigde crediteuren van de boedel van Dirck Prooye een schuld van 892 car. g. 8 st. 2 p. wegens bovenvermelde koop. Hij belooft in twee termijnen te betalen onder verband van het gekochte. [382]
Op 21-12-1688 heeft Leendert Jacobsz Vermeul, meestertimmerman, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan schepen Rochus Villerius 3 gem. 213 r. weiland aan de Welleweg in de polder van Spijkenisse, get. nr. 181, belend: o. verkoper, z. schout Dirck Caperman met bruikwaar, w. de Welleweg en n. Abraham Steyaart als rentmeester, voor 667 car. g. 16 st. [383]
Op 30-9-1699 verklaart te Schiedam Hendrick Schoonenburgh, wonende te Schiedam, gemachtigde van Arij van Lugtigheijt, wonende te Schiedam, te hebben verhuurd aan Rochus Villerius, een huis aan de oostzijde van de Hoogstraat te Schiedam, belend ten zuiden de weduwe van Adriaen le Bau en ten noorden Nivolaes Pietersz Bomert van Gogh, voor de tijd van 1 jaar voor 50 gld. met het onderhoud voor rekening huurder, waarbij Jacobus de Fontenaalje zich borg voor de huurder stelt. [384]
Op 14-11-1699 machtigt te Schiedam Rochus Villerius, wonende te Spijkenisse, Adriaen van der Meer, procureur te Schiedam, om in voorkomende gevallen zijn belangen te behartigen. [385]
Op 23-4-1714 heeft Commertje Huybrechts van der Vaeck, wed. en boedelhoudster van Rochus Villerius, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Aryaentje Dammissen van Craelingen, jongedochter, mede wonend in Spijkenisse, een huis en erf aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: z.o. de straat, z.w. de wed. van Jan Willemsz Hoffdijck, n.w. voorn. wed. met haar erf en n.o. de erfgenamen van Aryen Heyndricksz Rijendam, voor 225 g. contant. [386]
Op 15-4-1727 heeft Commertje Villerius, wed. van Rochus Villerius, verkocht en transporteert aan Cornelis Segersz van Dijk, een huis, schuur en erf met een tuin daarachter op de hoek van de Nieuwe straat, belend: z.o. Ary Groen, z.w. de achterweg, n.w. en n.o. de dorpsstraat, voor 1100 car. g. en een gouden dukaton, betaald met 200 g. en een gouden dukaton contant en een schuldbrief. [387]
In de volgende akte d.d. 15-4-1727 bekent Cornelis Segersz van Dijk, won. in Spijkenisse, aan Commertje Villerius, wed. van Rochus Villerius, een schuld van 900 car. g. wegens bovenvermelde koop. Hij belooft in termijnen te betalen onder verband van het gekochte. In de marge: 27-1-1749, afgelost, get. door Helena Ketelanus, wed. van J. Villerius, en geroyeerd. [388]
Op 8-12-1730 heeft Commertje Huybregts van der Vaak, wed. van Rochus Villerius, wonende in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Evert van Bockem, mede wonende in Spijkenisse, een huis en erf aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: n. Cornelis van Dijk, o. de Voorstraat, z. Isaak Verhel en w. de achterweg, voor 1000 car. g. contant. [389]
Akten d.d. 18-3-1739: Johannes Villerius en Dirk Villerius, executeurs van het testament en voogden over de minderjarige kindskinderen en mede-erfgenamen van wijlen Commertje Huybregts van der Vaak, wed. van Rochus Villerius, hebben 8-11-1737 publiek verkocht en transporteren aan Heerman Jansz van Pernis, marktschipper in Spijkenisse, een huis en erf aan de Voorstraat, belend: w. de straat, z. Gijsbert Obiegt, o. de Vierambachtenspui en n. het dorpsslop, staande in het nieuwe quohier get. met nr. 67, voor 900 g. [390]
Dezelfden hebben 8-11-1737 publiek verkocht en transporteren aan Philp Cornelisz Vermaet 6 gem. 56 r. weiland in de polder van Spijkenisse aan de Korte Molenweg, get. nr. 108 en 109 voor 918 g. 19 st. en nog 2 gem. 208 r. aan de Molenweg, genaamd de Boomtjes, get. nr. 150, voor 479 g. 8 st., samen 1438 g. 7 st. contant. [391]
Dezelfden hebben 8-11-1737 publiek verkocht en transporteren aan Rochus Villerius, schout van Spijkenisse, een oude boomgaard groot 1 gem. 231 r. aan de Kerkweg, get. nrs. 137 en 138, voor 315 g. [392]
Dezelfden hebben 8-11-1737 publiek verkocht en transporteren aan Albinus Villerius zeven achtsteparten van een derdepart in de Gansepolder zijnde boomgaard, groot ca. 1 gem., gelegen in de Vierambachtenspui, belent: o., z. en n. de Vierambachtenspui, en w. Symon Spaen, waarvan het resterende achtstepart eigendom van koper is als zijnde een zoon van voorn. Commertje Huybregts van der Vaak, voor 135 g. 12 st. 8 p. contant. [393]
Dirk Villerius, executeur van het testament en voogd over de minderjarige kindskinderen en mede-erfgenamen van wijlen Commertje Huybregts van der Vaak, wed. van Rochus Villerius, heeft 8-11-1737 publiek verkocht en transporteert aan Johannes Villerius zeven achtsteparten in 3 gem. 35 r. weiland in de polder van Spijkenisse aan de Kerkweg, get. nr. 126, waarvan het resterende achtstepart eigendom van koper is, voor 545 g. 8 st. 4 p. [394]
Johannes Villerius, executeur van het testament en voogd over de minderjarige kindskinderen en mede-erfgenamen van wijlen Commertje Huybregts van der Vaak, wed. van Rochus Villerius, heeft 8-11-1737 publiek verkocht en transporteert aan Dirk Villerius zeven achtsteparten 4 gem. 271 r. weiland aan de Welleweg, get. nr. 172, 3 gem. 213 r. aldaar, get. nr. 181, en 12 gem. 87 r. aldaar, get. nrs. 174, 175 en 176, waarvan het resterense achtstepart eigendom van koper is, voor 2286 g. 6 st. [395]
Op 27-1-1721 machtigt Mr. Eduard Gallas, burgemeester van Brielle, voor notaris Cornelis van IJsendoorn aldaar, Dirck Villerius om namens hem landerijen onder Spijkenisse en Geervliet over te dragen aan Johannes Villerius, schout van Spijkenisse. [399]
In de volgende akte d.d. 10-2-1721 heeft Dirck Villerius, wonend in Spijkenisse, pp. als bovenvermeld, verkocht en transporteert aan zijn broer Johannes Villerius, schout en schepen van Spijkenisse, 2 gem. teelland in de polder van Geervliet aan de Hartelse dijk, get. nr. 149, maar horend onder de jurisdictie van Spijkenisse, gemeen met 1 gem. 144 r. teelland horend onder Geervliet, in huur gebruikt door Claes Compeer, voor 250 car. g. [400]
Op 19-6-1722 heeft Cathalijntje Gabriels Tempelaar, wonend in Poortugaal, verkocht en transporteert aan Johannes Villerius, subst.-schout van Spijkenisse, 4 gem. 51 r. weiland aan de Zijnschen weg, get. nr. 95, voor 417 g. contant. [401]
Op 30-4-1723 hebben Jaapje Pieters Kuyper, wed. en mede-erfgenaam voor een kindsgedeelte van haar man zal. Jan van 't Hoff, Gijsbert van 't Hoff en Leendert Claasz Rosmole, beiden naast voorn. weduwe voogden over de minderjarige nagelaten kinderen em mede-erfgenamen van voorn. Jan van 't Hoff, gepr. bij Jaapje Pieters Kuyper, volgens testament van 25-4-1722 voor notaris Jan van Driel in Oud-Beierland, verkocht en transporteren aan Johannes Villerius, subst.-schout van Spijkenisse, een huis, schuur, tuin en erf en een karnmolen in de voors. schuur met de staande en liggende ijzeren platen en haardijzers in het voors. huis, en een wagenhuisje er naast, van ouds genaamd de herberg van Het Roode Hart aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: o. de straat, z. de erfgenamen van Willem van Bodegom, w. de achterweg en n. Ariaantje Bosschieter, voor 1109 g. 9 st. contant. Het geld zal door verkopers gebruikt worden tot aflossing en betaling van een gedeelte van een schuldbrief van 1600 g. gepasseer voor de gerechten van Zuid-Beierland op 12-5-1722, die Cornelis IJsbrantsz Jongeknegt ten last van voors. boedel heeft. [402]
Op 15-12-1727 bekent Jan Danckertsz van der Mast, wonende in Spijkenisse, aan Johannes Villerius, wonende in Spijkenisse, een schuld van 150 car. g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van zijn huis, schuur en erf in het Noordeinde van Spijkenisse aan de Dijkstraat, waar hij tegenwoordig in woont, en nog 1 gem. 12 r. weiland in de polder van Spijkenisse. In de marge: 21-5-1728, afgelost 50 g., waarvoor 1 gem. 12 r. weiland uit dit speciaal verband wordt ontslagen, zijnde verkocht aan Marijtje van Bodegem. [403]
Op 11-8-1739 bekent Pieter Huysman, won. in Spijkenisse, aan Johannes Villerius een schuld van 400 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van zijn huis, schuur en erf aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: o. de Voorstraat, n. de Kerkstraat, w. de achterweg en z. Symon van Dijk, en van 2 gem. 79 r. teelland aan de Voorweg in de polder van Spijkenisse, get. nr. 178. [404]
Op 3-9-1739 verkoopt Johannes Conijndijk aan Johannes Villerius te Spijkenisse de Westblok tienden in Geervliet, zoals door hem gekocht van het Geestelijk Comptoir te Delft, voor ƒ 450. [405]
Akte d.d. 30-4-1740: Ary Timmerman, wonende in Den Briel, heeft op 28-12-1739 voor notaris Gerrit Vlieland in Den Briel publiek verkocht en transporteert aan Johannes Villerius 2 gem. 55 r. weiland in de polder van Brabant aan de Hekelingse weg, get. nr. 151, voor 113 g, 5 st. 4 p. [406]
Op 10-11-1742 bekent Angeniete Dirkse, wed. van Cornelis Blom, wonende in Spijkenisse, aan Johannes Villerius een schuld van 550 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die zij met rente zal restitueren onder verband van haar huis (Q nr. 105), schuur en erf op de Brabantse Dijkstraat in Spijkenisse. In de marge: 14-9-1756, afgelost, get. Helena Ketelanus wed. J. Villerius, geroyeerd 15-9-1756. [407]
Op 19-5-1745 bekent Kool Klaasz van Hulst, wonende onder Spijkenisse, aan subst. schout Johannes Villerius een schuld van 300 g. ten dele wegens geleende en aangetelde gelden en ten dele wegens achterstallige weipachten, die hij met rente zal restitueren onder verband van zijn huis (Q nr. 134), schuur, erf en boomgaard aan de hoek aan de Vierambachtenboezem. [408]
Op 21-1-1747 bekent Klaas Donkersloot, won. in Spijkenisse, aan Johannes Villerius een schuld van 450 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van het heden aan hem getransporteerde onroerende goed. Klaas Jansz van Hamburg, wonende onder Spijkenisse, en Neeltje Jans van Hamburg, meerderjarige dochter, wonende in Spijkenisse, stellen zich borg. [409]
Akte d.d. 22-3-1747: Donatie inter vivos. Johannes Villerius, subst.-schout van Spijkenisse, verklaarde als donatie inter vivos geschonken te hebben aan zijn zoon Frans Villerius, subst.-secretaris van Spijkenisse en secretaris van Zuidland, 5 gem. 121 r. weiland in de polder van Nieuw Stompaard ten n.w. van de veerdam, belend: z.o. de wed. van Pieter Roest, z.w. Hendrik van der Bol, n.w. jkvr. Josina Katharina van der Goes, vrouwe van Natris en n.o. de Stompaardse dijk. [410]
Akte d.d. 18-4-1747: Jacobus Braet Jacobsz, schout en secretaris van Simonshaven, curator in de insolvente boedel en goederen van Kornelis van der Wiel, gewoond hebbende en overleden op de Oude Tol onder Simonshaven, heeft 17-11-1746 publiek verkocht en transporteert aan Johannes Villerius 3 gem. 250 r. weiland in de polder van Brabant op nr. 13 voor 161 g. contant. [411]
Op 10-12-1748 heeft Jan van der Linden, wonende in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, een erf achter het erf, waarop zijn afgebrande huis en schuur hebben gestaan aan de westzijde van de Voorstraat in Spijkenisse, strekkende van de noordhoek van de schuur van de koopster van de achterweg af tot waar de stenen voet ligt van voorn. afgebrande schuur, voor 70 g. contant. [412]
Op 13-9-1749 machtigen Jaapje Dammis Hoogendijk, wier man Gerardus van Hugtenburg buitenslands is, en Pietertje Dammis Hoogendijk, wed. van Willem Smetkamp, wonend te Maassluis, haar broeders en zwager Adriaan Hoogendijk, Dammis Hogendijk en Arie van Willigen. Deze drie, met hun beide zusters erfgenames fidei-comunis van Dirk Verrij, verkopen aan Jan van de Hoek, wonende aan de Spijkeniser Hoek 6 G teelland aan de Hogelandseweg in Oud-Markenburg op nrs 141 en 142 voor ƒ 600. Idem aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius te Spijkenisse, 8 G 146 R op 140, 141 en 48, voor ƒ 848-13-6. [413]
Op 27-5-1750 heeft Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, wonende in Spijkenisse, geschonken aan haar zoon Frans Villerius 12 gem. 296 r. teelland in de Nieuwe Uitslag van Putten in kavel M, belend: n. de Nieuw Putse Korteweg, o. de Langeweg, z. de erfgenamen van Cornelis Willemsz Hoogwerf en w. Pieter Philipsz Vermaet. [414]
Op 11-6-1750 heeft Job Korff, thans wonende in Zuidland, verkocht en transporteert aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, wonende in Spijkenisse, 6 gem. weiland in Oud-Oostbroek, belend: z.o. en n.w. de koopster, z.w. de Molendijk en n.o. Philip Vermaet, idem 184 r. "wey zijnde boomgaart geweest" aldaar, belend: z.o. Joost Wassenhoven en Dammis van Kralingen, z.w. de Molendijk, n.w. en n.o de voors. 6 gem., voor 1338 g. 8 st. contant. [415]
Op 20-8-1750 bekennen Pieter Huysman en zijn vrouw Leentje Elderts Breekhout, wonende in Spijkenisse, aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, een schuld van 450 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die zij met rente zullen restitueren onder verband van hun huis (Q nr. 41), schuur en erf aan de westzijde van de Voorstraat in Spijkenisse op de zuidhoek van de Kerkstraat, belend: z. Simon van Dijk, w. de achterweg, n. de Kerkstraat en o. de Voorstraat. [416]
Op 5-2-1751 bekent Steven de Ruyter, wonende in Spijkenisse, aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, een schuld van 200 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van zijn huis (Q nr. 76) en erf aan de oostzijde van de Voorstraat in Spijkenisse, belend: z. de wed. van Dirk Oranje, w. de Voorstraat, n. Dirk Gerritsz Vermoen en o. de haven. [417]
Op 30-12-1752 heeft Abraham den Houtingh, getr. met Neeltje Willems van Bodegom, verkocht en transporteert aan Helena Ketelanus, wed. van Johannis Villerius, won. in Spijkenisse, 1 gem. 182 r. bouwland in de polder van Spijkenisse in nr. 241, voor 200 g. contant. [418]
Op 6-5-1757 bekent Heyndrik Beldert, wonende in Spijkenisse, aan Helena Ketelanus, wed. van Johannis Villerius, wonende in Spijkenisse, een schuld van 500 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van bovenvermeld gekochte huis en erf. [419]
Op 26-1-1758 heeft Klaas Donkersloot, wonende in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Helena Ketelanus, wed. van Johannes Villerius, een huis (Q nr. 101), schuur, wagenkeet en erf met 169 r. oud boomgaard achter de kerk van Spijkenisse voor 520 g. contant. [420]
Op 9-11-1759 bekent Claas Jansz van Hamburg, wonende in Spijkenisse, aan Helena Ketelanus, wed. van Johannus Villerius, wonende in Spijkenisse, een schuld van 300 g. wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van het voors. teelland. In de marge: 14-9-1775, afgelost en geroyeerd. [421]
Op 4-4-1724 hebben Beye Huyge Hoogwerff voor zichzelf, Willem Gerritsz van Dremmelen, meestersmid, getr. met Aaltje Huyge Hoogwerff, Willem Ploeger, wednr. van Jannetje Huyge Hoogwerff, kinderen en erfgenamen van Huyg Beyensz Hoogwerff en Leentje Aerts Cock, en Ary Philpsz Vermaat, getr. met Helena Ariens Pols, die een dochter is van de voorn. Jannetje Huyge Hoogwerff uit haar eerste huwelijk met Arien Pols, allen wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteren aan Huybrecht Villerius, wonend op de Welplaat, een huis, schuur en erf in het Noordeinde van Spijkenisse, belend: z. de dorpsstraat, w. Isaac Verhel, n. de achterweg en o. Leendert Claasz Rosmoolen, voor 400 g, nog 4 gem. 250 r. in de polder van Spijkenisse aan de Voorweg achter de Hoogwerff, get. nr. 148, in een stuk van 5 gem. 206 r., 2 gem. 285 r. teelland aan de Molendijk, get. nr. 235, samen voor 1300 g. contant, verstrekt tot aflossing van een schuldbrief van 1400 g. van 4-4-1671 met verlopen renten, die Govert van Wijn, wonend te Maassluis, toekomt en voor de betaling van andere schulden. [425]
Kopie, dienende tot de volgende drie gifte- en transportbrieven. 12-12-1727, Testament van Willem Cornelisz Ploeger, wednr. van Jannetje Huyge Hoogwerff, wonende in Spijkenisse, ziek, voor schepenen van Spijkenisse. Hij benoemt tot zijn universele erfgenamen zijn nicht Jannetje Compeer, nagelaten dochter van zijn zuster Stijntje Cornelisdr Ploeger, verwekt bij Claas Compeer, en zijn neef en nichten Cornelis Villerius, Jannetje Villerius, Commertje Villerius, Marija Villerius, en Neeltje Villerius, nagelaten kinderen van zijn zuster Francijna Cornelisdr Ploeger, verwekt bij Huybregt Villerius, allen hoofd voor hoofd en geenszins in staken. Hij benoemt tot executeurs-testamentair en tot voogden over de minderjarige erfgenamen zijn zwager Huybregt Villerius tot administrerend en Albinus Villerius tot toeziend voogd. [426]
Op 21-2-1728 heeft Johannes Assuerus Roosendael, secretaris van Spijkenisse, pp. als bovenvermeld, op 23-1-1728 publiek verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius 5 gem. teelland in de hoek van de polder Oud-Oostbroek achter de boomgaarden, belend: o. en n. de Oostbroekse dijk, w. Johannes Villerius en z. de erfgenamen van Cornelis Ruys, voor 871 g. 10 st. contant. [427]
Op 26-3-1728 heeft Pieter Hendriksz van der Wael, laatst wednr. van Trijntje Claasse Prooyen, eerst wed. van Gabriel Schelhoek, wonende onder Zuid-Beierland, verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius 1 gem. aan de Kerkweg in Spijkenisse, gemeen liggend in nr. 145, voor 180 g. contant. [428]
Akte d.d. 8-7-1728: Albinus Villerius, wonende in Spijkenisse, heeft op 26-3-1728 publiek verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius a) 3 gem. 62 r. teelland in de polder van Spijkenisse aan de Molendijk, get. nrs. 225 en 226, voor 452 g. contant. [429] b) 2 gem. 290 r. teelland in de polder van Spijkenisse aan de Molendijk, get. nr. 229, voor 418 g. 6 st. contant. [430] c) 8 gem. 290 r. weiland in de polder van Brabant in de hoek van de Slikweg aan de Westdijk, get. nr. 12, voor 260 g. contant. [431]
Akte d.d. 8-7-1728: Huybregt Villerius en Albinus Villerius, hebben op 26-3-1728 publiek verkocht en transporteren aan Cornelis Woutersz van Dijk, won. in Spijkenisse, 41 r. erfpachtboomgaard in de polder van Spijkenisse over de Vierambachtenboezemvliet voor 23 g. contant. [432]
Akte d.d. 3-3-1729: Johannes Philippus Valentinus Kaltenauer, heeft 13-12-1728 voor notaris Cornelis van IJsendoorn te Brielle publiek verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius 2 gem. 172 r. weiland aan de Kerkweg in de polder van Spijkenisse, get. nr. 143, voor 489 g. 1 st. 8 p. contant. [433]
Akte d.d. 5-5-1730: Pleuntje Claes, wed. van Jan Dankertsz van der Mast, wonende in Spijkenisse, heeft 22-3-1730 publiek verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius een huis en erf met twee schuren in het Noordeinde van Spijkenisse, belend: o. de haven, w. de Dijkstraat, z. Leendert Huygen van Vliet en n. de diaconiearmen van Spijkenisse, voor 320 g. en een gouden dukaat tot speldengeld. [434]
Akte d.d. 18-9-1736: Johannes Villerius voor zichzelf en voor Dirk Villerius, beiden als testamentaire voogden over Commertje Villerius, minderjarige nagelaten dochter van wijlen Huybregt Villerius, heeft op 6-7-1736 publiek verkocht en transporteert aan Ary Spruyt een smidswinkel en erf met de (oostal?) daar voor staande aan de Voorstraat in het Noordeinde in Spijkenisse, belend: w. Jacobus van der Zande, n. de straat, o. het dorpsslop en z. de haven, voor 225 car. g. en nog een rijksdaalder speldengeld, betaald met 25 g. contant met het speldengeld en een de rest in jaarlijkse termijnen van 25 g. met rente. [435]
Op 4-2-1721 verkoopt Dirk Villerius, procuratie hebbende van dhr Eduard Gallas, burgemeester van Brielle, in huis Geertruij Clapmuts (procuratie voor notaris Cornelis van IJsendoorn te Brielle, getuigen Arie van de Wael en Jacob van Dalen) aan mr. Johannes Villerius, subst. schout van Spijkenisse 1 G 144 R teelland aan de Haertelsdedijk op nr 149, gemeen met nog 2 G teelland onder Spijkenisse in gebruik bij Claas Compeer, voor ƒ 150. Verklaring van akkoord w.g. Dina Goudswaard, wed. Clapmuts. [440]
Op 19-6-1722 heeft Cornelis Ruychrok, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius, meesterbakker, wonend in Spijkenisse, 50 r. oud boomgaard aan de Vierambachtenboezemvliet in Spijkenisse, belend: n. 50 r. erfpachtboomgaard ,"gelijk dese uyt den boedel van schout Westrik", o. de Vierambachtenboezemvliet, z. Philp Uyttenbogert en w. de wed. van Jan van der Linde, gelegen op erfpacht ten profijte van de verkopers. Schout Arnout van Westrick zal. heeft vele jaren de erfpacht laten verlopen. Verkocht in vrije eigendom voor 90 g. [442]
Op 19-6-1722 heeft Cornelis Ruychrok, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius, meesterbakker, wonend in Spijkenisse, 100 r. oud boomgaard aan de Vierambachtenboezemvliet in Spijkenisse, strekkende van de Vierambachtenboezemvliet tot aan de Kerkweg, belend: w. de voors. Kerkweg, n. Cornelis Breekhout, o. de Vierambachtenboezemvliet en z. de koper en de wed. van Jan van der Linde, gelegen op erfpacht ten profijte van de verkopers. Arnout van Westrick zal. heeft vele jaren de erfpacht laten verlopen. Verkocht in vrije eigendom voor 174 car. g. [443]
Op 31-3-1723 heeft Teuntje Arens, wed. van Philp Jansz Vermaat, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius een erf of tuin aan het Spijkenisser kerkhof, belend: n.o. Abraham Romijn, z.o. Salomon van Willigen, z.w. Ary van der Meyde en n.w. het kerkhof, voor 67 g. 10 st. contant. [444]
Op 14-4-1723 bekennen Jan Vermaat en Trijntje Gerrits van Leeuwen, wonend aan de Comijndijk onder Geervliet, aan Albinus Villerius, wonend in Spijkenisse, een schuld van 600 car. g. wegens geleende en aangetelde gelden, die zij met rente zullen restitueren onder verband van 7 gem. 36 r. land aan de Moerschomse, get. nr. 52 en 53, en nog 5 gem. 1 r. land aan de Laanweg, get. nr. 50. [445]
Op 7-5-1723 heeft Laurens van Oosten, wonend in Brielle, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius, wonend in Spijkenisse, een schuldbrief van 500 g. van 3-5-1711 t.l.v. Isaac Arentsz Por, korenmolenaar in Spijkenisse, wegens geleende en aangetelde gelden, die hij met rente zal restitueren onder verband van de beterschap van de erfpacht van de windkorenmolen van Spijkenisse, de molenwerf, het molenhuis en erf bij de voors. korenmolen in het Noordeinde aan de haven, voor 500 g. contant. [446]
Op 18-5-1723 Aaltje Pieters Keyser, wed. van Willem Gerritsz Koornneeff, wonend in Spijkenisse, bekent aan Albinus Villerius, mede wonend in Spijkenisse, een schuld van 300 car. g. wegens geleende en aangetelde gelden, die zij met rente zal restitueren onder verband van haar huis en erf aan de Voorstraat in Spijkenisse, belend: n. de straat, o. Cornelis Jacobsz Uyttenbogert, z. het spui en w. Arijen Dammisz van Cralingen. In de marge: 24-5-1730, afgelost door Pieter Willemsz Coornneef voor zijn moeder 4-6-1729, getoond door zijn huisvrouw en geroyeerd. [447]
Op 29-8-1723 Cornelia van der Duin, wed. van Leendert Pijl, wonend in Zuidland, heeft verkocht en transporteert aan Albinus Villerius, wonend in Spijkenisse, 8 gem. 139 r. weiland in de polder van Brabant op de Slikweg en Verheylenweg, get. nrs. 41, 52, 53 en 54, voor 500 car. g. contant. [448]
Op 28-8-1725 heeft Mr. Adriaen de Jonge, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius, wonend in Spijkenisse, een derdepart in de Gansepolder, zijnde boomgaard en griend, gelegen tussen het spui en gors van dit dorp, voor 240 car. g. contant. [449]
In 1725 verkopen Dirk Jansz Troost, Johannes Boogaart en Hendrik Gardenier aan Albinus Villerius de helft van het griend voor de Haertel, voor de Spijkenisser Zeedijk, voor ƒ 310. [450]
Op 30-8-1727 verkoopt Philip Ariensz Vermaat in Nieuw-Beijerland aan Albinus Villerius te Spijkenisse de gerechte helft van het Griend voor de Haertel, met de gevolgen waarvan koper reeds de andere helft toekwam, voor ƒ 460. [451]
Akte d.d. 8-7-1728: Albinus Villerius, wonende in Spijkenisse, heeft op 26-3-1728 publiek verkocht en transporteert aan Huybregt Villerius a) 3 gem. 62 r. teelland in de polder van Spijkenisse aan de Molendijk, get. nrs. 225 en 226, voor 452 g. contant. [452] b) 2 gem. 290 r. teelland in de polder van Spijkenisse aan de Molendijk, get. nr. 229, voor 418 g. 6 st. contant. [453] c) 8 gem. 290 r. weiland in de polder van Brabant in de hoek van de Slikweg aan de Westdijk, get. nr. 12, voor 260 g. contant. [454]
Akte d.d. 8-7-1728: Huybregt Villerius en Albinus Villerius, hebben op 26-3-1728 publiek verkocht en transporteren aan Cornelis Woutersz van Dijk, won. in Spijkenisse, 41 r. erfpachtboomgaard in de polder van Spijkenisse over de Vierambachtenboezemvliet voor 23 g. contant. [455]
Op 8-12-1730 heeft schepen Bouwen van Wijngaerden verkocht en transporteert aan schepen Albinus Villerius een huis en erf aan de oostzijde van Spijkenisse aan de binnenberm aan het eind van de Brabantse Dijkstraat met washuis, schuur, tuin, hoender- en duivenhokken, tot op de helft van de buiten Bernisse dijksloot van Oud-Hongerland, tot aan de Dijkstraat, belend: o. Willem Cornelisz den Otter, w. Lijsbet Coole, laatst wed. van Pieter Spruyt, n. de zeedijk en z. Mr. Adriaen Deynoot en Pieter Cornelisz van Bodegom, voor 1000 car. g. contant. [456]
Op 8-12-1730 heeft schepen Albinus Villerius verkocht en transporteert aan Evert van Bockem, won. in Spijkenisse, 112 r, erfpachtboomgaard in de polder van Oud-Oostbroek, belast met een erfpacht van 1 st. 4 p. per roede t.b.v. de wed. Abraham de Valee, voor 30 g. contant. [457]
Op 5-7-1731 heeft schepen Albinus Villerius verkocht en transporteert aan Ary van der Meyden 150 r. oude boomgaard aan de Vierambachtenboezemkade, belend: o. de vliet, w. de kinderen van Jan van der Linden en de Kerkweg, z. Simon Spaen en n. Cornelis Breekhout, voor 100 car. contant, onder voorwaarde, dat verkoper aan zich behoudt het "boogerthuysje staande in de voors. ambagten bosem". [458]
Op 29-12-1734 heeft schepen Cornelis Philipsz van der Mast verkocht en transporteert aan schepen Albinus Villerius 2 gem. 206 r. weiland in de polder van Oud-Hongerland, belend: z. de Brabantse dijk, n.o., n.w. en z.o. de wed van Leendert Stelboer, voor 400 car. g. contant. [459]
Op 6-8-1736 heeft Marietje van Bodegom, wed. van Leendert Stelboer, wonende onder Hekelingen, verkocht en transporteert aan Albinus Villerius 3 gem. 85 r. weiland in Klein Hekelingen in de polder van Brabant aan de Meeldijk op nr. 94 voor 112 g. 10 st. contant. [460]
Op 24-1-1737 Cool Claesz van Hulst, wonende aan de Spijkenissenhoek, verkocht aan Albinus Villerius 4 gem. weiland in de polder Oud-Hongerland, belend: o. Dirk Vermaet met bruikwaar, n. de Oudhongerlandse dijk, w. de wed. Leendert Stelboer, z. de naaster, voor 560 g., welk land 13-6-1736 genaast is door Cornelis Bastiaensz Weda, getr. met Geertje Claesz van Hulst, zuster van verkoper, waarop comparant het transporteert aan zijn zuster Geertje Claesz van Hulst, wed. van Cornelis Bastiaensz Weda, wonende in Spijkenisse, voor 560 g. [461]
Op 26-4-1737 Pieter Cornelisz van Bodegom, won. in Spijkenisse, heeft op 14-2-1737 publiek verkocht en transporteert aan Albinus Villerius een huis, schuur en erf op de Brabantse Dijkstraat in Spijkenisse, belend: n. de straat, w. Aarnout Hogeboom, z. de achterweg en o. het slop, voor 700 car. g. [462]
Op 3-8-1740 verklaren schepen Albinus Villerius, vader en voogd van zijn minderjarige kinderen, en zijn vrouw Neeltje Bosman, dat zij geen van de nagenoemde vrije en onbelaste vaste goederen zullen verkopen of belasten, zo lang hun beider jongste kind nog minderjarig is, zoals het huis (Q nr. 117), keet, erf en boomgaard, dat zij bewonen, nog 8 gem. 139 r. land in Brabant op nrs. 41, 52, 53 en 54, nog 3 gem. 85 r. aldaar op nr. 94, 2 gem. 206 r. in Oud-Hongerland, een tuintje aan het kerkhof en twee derdeparten in de Gansepolder. [463]
Op 15-5-1743 heeft Albinus Villerius, wonende in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Jan Jansz van der Linden, mede won. in Spijkenisse, het erf van het afgebrande huis (Q nr. 114) en schuur aan de Brabantse Dijkstraat in Spijkenisse, belend: n. de Dijkstraat, w. het afgebrande huis van Aarnout Hoogenboom, z. de achterweg en o. het slop of rijbaan, dat niet afgeheind mag worden, omdat de boomgaarden daarover hun uitpad hebben, voor 125 g. [464]
Op 24-54-1752 hebben Klaas Jansz Vermeer, wednr. van Neeltje Jans Buyk, voor de ene helft, Klaas Jansz van Hamburg en Leendert Hoogenboom als executeurs van het testament van voorn. Neeltje Jans Buyk, voor de andere helft, publiek verkocht en transporteren aan Albinus Villerius, wonende in Spijkenisse, 4 gem. 284 r. weiland in de polder van Brabant aan de n.o. zijde van de Brede weg t.o. de schutskooi genaamd de Hooge Rijte in nr. 61, voor 568 g. 17 st. contant. [465]
Op 30-4-1736 hebben Jan Goudsmit en Anna Goudsmit, beiden wonend in het Land van Gulik, Cristina Goutsmit, wonend te Alem, Willem Vrede, wonend te Maastricht, pp. (acte van 23-4-1735 voor notaris Leonard Tiel te Maastricht) voor zijn vader Johannes Vrede, getr. geweest met Geertruyd Goudsmit, erfgenamen van Abraham Jacobsz Romein en Eva Goudsmit (testament van 15-3-1719 voor schepenen van Spijkenisse), verkocht en transporteren aan Jacobus van der Zande, schoolmeester in Spijkenisse, een huis en erf in de Kerkstraat in Spijkenisse, belend: o. Symon van Dijk, w. Ary Hoogwerff, z. Albinus Villerius en n. de Kerkstraat, en nog een erfpachtboomgaardje van 66½ r. aan de Kerkweg in nr. 135, belend: w. de wed. Rochus Villerius, z. Cornelis Blom, n. de Grote armen en o. Johannes Jallisson, samen voor 250 car. g. [467]
Op 5-7-1736 heeft Dirk Jansz van 't Slot, wonend in Spijkenisse, verkocht en transporteert aan Jacobus van der Zande, schoolmeester van Spijkenisse, een huis en erf in het Noordeinde in Spijkenisse, strekkende voor van de straat tot achter aan de haven, belend: o. Commerina Villerius en w. Joost Goutswaert, voor 200 car. g. contant. [468]
Op 18-7-1739 heeft Jacobus van der Zande, schoolmeester van Spijkenisse, heeft verkocht en transporteert aan Cornelis Beye Hoogwerff een huis en erf in de Kerkstraat in Spijkenisse, belend: o. Symon van Dijk, z. Albinus Villerius, w. Ary Hoogwerff en n. de Kerkstraat, voor 310 g. contant. [469]
Op 27-3-1684 verklaart te Schiedam Aeltje Velerius, gehuwd met Hubrecht Ouwendijck, wonende te Vlaardingen zich borg te stellen voor Hubrecht Ouwendijck voorn., en Rochus Velerius, wonende te Spijkenisse, voor de voldoening van pachtsommen aan het gemeneland van Holland. [475]
Op 17-6-1684 verklaart te Schiedam Hubrecht Ouwendijck, gehuwd met Aeltje Velerius, wonende te Vlaardingen zich onder bepaalde voorwaarden borg te stellen voor Rochus Velerius, impostmeester, wonende te Spijkenisse, wegens de voldoening van imposten en pachten aan het gemeneland van Holland en West-Friesland. [476]
Op 27-3-1686 verklaren te Schiedam Hubrecht Ouwendijck, koopman te Vlaardingen, gehuwd met Aeltje Velerius, zich onder bepaalde voorwaarden borg te stellen voor Rochus Vellerius, pachter, wonende te Spijkenisse, bij de verpachting van de imposten ten behoeve van het gemeneland van Holland en West-Friesland. [477]
Op 25-7-1686 verklaren te Schiedam Hubrecht Ouwendijck, koopman, wonende te Vlaardingen, zich borg te stellen voor Rochus Vellerius, pachter, wonende te Spijkenisse, voor de betaling van pachten bij de verpachting van de imposten. [478]
Op 24-9-1705 compareren te Vlaardingen Joost Abrahamsz van der Lee, stuurman te Maassluis, Claas Ariensz Maat, Jan Teunisz, Pieter Jacobsz Muys, Pieter Willemsz Maat, Abraham van Letten, allen stuurlieden te Vlaardingen, enerzijds, voor een attestatie t.b.v. Aaltje Villerius, wed. van Huybregt Ouwendijk, boekhoudster/koopvrouw te Vlaardingen. Het betreft diverse schepen: 1. een hoeker, 2. de buis 'De Vrede', 3. 'Den Hoop op Haringh'. 4. de buis 'De Roo Leeuw', 5. de buis 'De Swarte Leeuw', 6. de buis 'De Leeuw'. Getuigen zijn Leendert Hoogstad, en Abraham Fransz. [479]
Op 17-3-1688 testeert te Schiedam Maritje Hendricxs van Wijck, ongehuwd. Zij benoemt tot haar universeel erfgenaam Aeltje Villerius, haar moeder, gehuwd met Huibrecht Ouwendijck, haar stiefvader. [480]
Op 16-4-1699 testeert te Schiedam Ariaentje Villerius, wed. van Gillis Jansz van der Werff, wonende te Vlaardingen. Zij benoemt tot haar universele erfgenamen haar kinderen, terwijl zij tot voogden over haar minderjarige erfgenamen benoemt Huibregt Ouwendijck, koopman, vroedschap te Vlaardingen, en Jan Gillisz van der Werff, haar oudste zoon. [482]
Attestatie d.d. 27-2-1635 Ten versoecke van Arijen Rochusz Kruijck, heeft Cornelis Pietersz van Rotterdam, kagenaer aldaer out 43 iaeren verclaert ende getuijcht warachtich te sijn dat hij deposant (nu lest uijt ter zee comende het schip van Leendert de Coolhaelder in het selve schip de voorn. stierman heeft inden affslach horen opveijlen seven ofte achtentnegentich tonnen vis sonder meer. Welcke tonne vis is gemijnt bij eenen Isaac Simonsz coopman op Maessluijs. Actum den 27 Februarij. Coram Dr. Quac schepen. Was getekend: C. Quac. [497]
Attestatie d.d. 12-9-1636 Ten versoucke van Willem Cornelisz Cluijver, (doorgehaald is: Cornelis Leenartsz Schapencaes verclaert ende getuijcht), hebben Filips Francken Schinckelerhoeck ende Phillips Willemsz van Boesingen verclaert ende getuijcht waerachtich te sijn, dat op Manendach lestleden voor middaechs, eenen Arijen Rochusz Cruijck den voorn. requirant int aenhooren van verscheijde persoonen, calimineerden ende in sijn eer ende faem te naspraeck, vougende onder andere daer bij dat den voorn. requirant buijten wil ende weten van hem Arijen Rochusz soude hebben genoomen ofte ontvoert seeckere mast hem toebehoorende. Daer op den requirant antwoorde dat hij deselve mast hadde gecocht van Dirck Poel alhier. Soo waerlick most hem Godt almachtich helpen. Actum verleden voor Dr. Cornelis Quac, den 12-9-1636. Was getekend: C. Quac. [498]
Aryen Rochusz Cruyck en Ariaentge Jansd Brouck testeren op 16-10-1638, beiden ziek, voogden zijn Jan Pouwelsz Brouck, haar vader, en Jacob Rochusz van Pomeren, zijn broer en dr. Cornelis Quac, dr. medicina.ov 128 [499]
Gifteboek Vlaardingen : 26-3-1640 : Doe Pietersz van der Starre, burgemr., geeft gifte aan Arien Rochusz Cruijck van een erf over de haven.[500]
200e penning Schiedam 1644: Adriaen Rochusz Cruijck ƒ 20-0-0. [501]
200e penning Schiedam 1652: Adriaen Cruijck van Pomeren ƒ 20-0-0. [502]
vul aan C.A. Kruijck, Kron. 9(2000)98
200e penning Vlaardingen 1644:[504] Gerritge Rochusdr ƒ 10-0-0.
200e penning Vlaardingen 1646:[505] Gerritge Rochusdr ƒ 10-0-0.
200e penning Vlaardingen 1652:[506] Grietge Rochusdr ƒ 10-0-0.
Op 9-11-1665 treedt Johannis Villerius op als testamentaire voogd over zijn "behoude innocente suster" Gerritie Rochus, contra Sr. Adriaen Rochusz Cruijck, zijn "behoude broeder" en medevoogd, i.v.m. een verantwoording betreffende de legataire schikkingen, die de ouders indertijd te haren behoeve hadden gedaan. (De zaak werd nog behandeld op 15-3-1666).[507]
2708. WILLEM JANSZ SCHIM, ovl./beg. Maassluis Grote Kerk 12-5-1635 (op zijn grafsteen de tekst : "Hier lyt begraven/ Willem Jansz Schim/ sterff op ten 12 mey/ van 't iaer 1635" waaronder een huismerk [508]).
vermeld als seylmaker (1606)[509],
schepen en
als reder en/of boekhouder gecommitteerde van de visserij (1615),[510]
(1608, 1612, 1620),[511]
vermeld in een Akte van cautie 15-7-1615, en een testament 15-1-1616,
[512]
burgemeester (1622)
en kerkmeester (1629)[513] te Maassluis,
belender te Maasland (1629,.[514].
koopman te Maassluis,
tr. vóór 1611
2709. ANNITGE LEENDERSDR, ovl. na 1636.
Weeskamer Maassluis:[515]
Willem Jans Schim,
31-12-1614 1, f. 16v
29- 2-1616 1, f. 45
21- 9-1618 1, f.107
15-10-1618 1, f.108
26- 8-1620 1, f.158
30- 6-1623 2, f. 16
3- 6-1625 2, f. 48v
26- 1-1626 2, f. 65
20- 2-1627 2, f. 80v
6- 8-1627 2, f. 88v
Op 27-11-1636 passeert te Maassluis een akte van Accoord. Het betreft Annitge Leendersdr, wed. van Wm. Jansz Schim, koopman te Maassluis. Hun zoon is Jan Willemsz Schim. [516]
COMMENTAAR(¥)
In de periode 1611-1635 worden te Maassluis de volgende kinderen van Willem Jansz geref. gedoopt (geen moedersnaam genoemd):
Grietgen 29-4-1612, Jan 24-9-1614, Arijaentgen 1-1-1619, Jan 1-12-1619, Adrijaen 4-7-1621, Adrijaen 18-7-1627 (vader is visscher), Neeltgen 9-7-1634 (vader is lindewever). Het is onzeker of het hier ook kinderen van Willem Jansz Schim betreft. |
2710. CLAES JANSZ T(H)OU(W) (VAN DER BURCH)[517], ovl. "ontrent inde Vasten des iaers" 1610, belender te Vlaardingerambacht (1610).[518]
tr. (huw. voorw. 19-7-1608)[519]
2711. MARITGE CLAESDR (VERCROFT), geb. vóór ca. 1590, ovl. na 1622, leeft na het overlijden van haar eerste echtgenoot zeer sober omdat haar voogd en stiefvader Pieter Allersz haar "seer cleijne middelen om huijs mede te houden" verstrekte,
tr. 2o 1610-1622
ADRIAEN JANSZ VONCK, geb. 1578/79, ovl. na 1629, metselaer (1610..1629).
Op 19-7-1608 worden huwelijksvoorwaarden gemaakt tussen enerzijds Maritgen Claesdr, met haar broeder Pieter Claesz en haar behuwdoom (stiefvader) Pieter Allartsz, en met Cornelis Dircksz van Rijn, Gerrit Jansz Brouck en met Gerrit Jansz, en anderzijds Claes Jansz Touw van der Burch, met Arent Touw Jansz, Willem Jansz Touw, Joris Cornelisz van Vliet, Doe Adriaensz Luck, Pouwels van Dijck Adriaensz en Dirck Symonsz Mostert, zijn broeders, zwager en vrinden. [520]
Op 11-2-1610 constitueert Adriaen Jansz Vonck, metselaar, Willem Nieupoort, procureur te Schiedam. [521]
Attestatie d.d. 17-12-1621 Ten versoucke van Jacob Willemsz Colster van wegen Cornelis Claesz iegenwoordich binnen den Briel in hechtenis: Compareerden Jacob Foppensz, schipper out 52 iaeren, ende Arien Jansz Vonck, metselaer out ontrent 43 iaeren. Ende verclaerden bij eede dat sij wel gekent hebben d'voorn. Cornelis Claesz ende dat d'selve tharen respective huijsen heeft thuijs gelegen ende vandaer lest vertrocken over ontrent twee iaren. Ende mitsdien wel te weten dat nae alle gelegentheden dije sij doen merckten en sagen dat d'selve anders geen goet en hadde om dagelicx van te leven dan hij met sijn handen als arbeijder was winnende. Verclaren voorts dat sij mede seer soberen wierden betaelt van tgunt hij haer van bijwoonen schuldich wiert ende dat sij aenmerckende wel sijn goede genegentheden om te betalen, maer altemets niet komende hem niet lastich vielen. Gevende mede voor redenen van wetenschap, aengevende sijn onvermogen, dat dvoorn. Cornelis Claesz tharen respective huijsen comende logeren, seer weinich off alte weijnich linne, wolle off andere goederen bracht off vuijt conquesteerde, houdende d'selve over zulcx van onvermogen ende geen middelen. Actum den 17-12-1621 ten overstaen van de schout. Was getekend: Louris Ariaensz van der Houve. [522]
Attestatie d.d. 29-5-1622 Ten versoucke van Adriaen Jansz Vonck metselaer als getrout hebbende Maritgen Claes weduwe was van Claes Jansz Coe (sic!): Compareerde Cornelis Meesz bijgenaemt tManneken inde Maen bouman, woonende opte Souteveen out ontrent 57 iaeren. Ende verclaerde bij eede dat hij als debiteur van de custingbrieff, bij hem den 1e Meij 1611 ten behouve van de voorsz Maritgen Claesdr verleden voor de gerechte van Vlaerdinger ambacht, houdende drije duijsent tachtich gulden, over de coope van de landen ende wooninge daerin verhaelt, in volle voldoeninge van de gereede penningen, alle ontrent binnen acht weecken nae date vant verlij betaelt heeft verscheijde partijen aen Pieter Allersz van der Houve bouman in Vlaerdinger ambacht als stijefvader ende gecoren voocht van de voorsz Maritgen Claes, de somme van seventien hondert gulden ende niet aende voorsz Maritgen off ijemant anders. Mitsgaders dienvolgende d'selve betaelde alsdoen gedaen teijckenen te hebben op ten rugge vande voorsz brieff. Gevende voor redenen van wetenschappe dat hij all voor date vant voorsz verlij ten huijse van sijn swager Vrijes Jansz hem Pieter Allersz in minderinge en ter goeder reeckenen van de voorsz gereede penningen, teender somme aentaelde drije hondert gulden ende weijnich dagen daer nae noch twee hondert gulden, seggende bij de selve betalenden geen penningen te willen tellen voort dat hem deposant gelevert soude sijn behoorlijcke opdrachtbrieff. Twelcke eenige dagen daerna geschiede, dat hij dienvolgende op ten dach vant verlij hem Pieter Allersz noch telde soo veel penningen datter noch aende gereede termijn bleef staen ontrent 120 gulden. Verclarende voorts gesien te hebben dat hij Pieter Allersz wtte ontfange penningen datelijck aentaelde eene Grietgen Centen weduwe, ontrent seven hondert gulden ende de resterende 120 gulden daer na betaelt te hebben. Zulcx dat alle de penningen binnen 8 weecken als vooren waren betaelt. Actum ten overstaen van de schout ende ondergeteijckende schepen den 29-5-1622. Was getekend: bij mij Frans Dircxz. [523]
Attestatie d.d. 1-7-1622 Ten versoucke van Arien Jansz Vonck, metselaer, ende Maritgen Claes, sijn huijsvrouwe: Compareerde Neeltge Maertens, huijsvrouwe van Huijch Willemsz, houtsager, out ontrent 53 iaren. Ende verclaerde bij eede dat sij lange tijt harwaerts goede ende familiare kennissie heeft gehadt aen d'voorsz Maritgen Claes ende dat des selffs man Claes Jansz Tou ontrent inde Vasten des iaers 1610, onbehaelt inden iuijsten tijt, overleden is. Ende wel te weten dat sij alsdoen in haer weduwelijcken staet, soberlijcken leeffde ende dagelicx soo tegen haer deposante als anderen de clachten dede van hare seer cleijne middelen om huijs mede te houden, vermits eenen Pieter Allersz, haer stieffvader, voocht van haer requirante, haer soo sober hielt dat mede door haer deposantes persuasien haer geleent is wt medogentheijt bij eene Maritgen Willems, weduwe van Cornelis Jacobsz Cluijver, de somme van ontrent 40 gulden ende dat opte toesegginge van restitutie bij Pieter Allersz gedaen. Verclaert mede dat haer deposante ten tijde voorsz ende inde weduwelijcken staet vande selve Maritgen competeerde 11 stuivers van stijven van cragen, waerom sij menichvuldige moeijten dede, nochtans dselve niet konde krijgen dan van den voorsz Maritgen Willems dwelcke tselve mede verschoot. Verclaert voorts dat sij d'selve Maritgen Willems heeft hooren vermanen dat sij werden gedaen dienste, soo van koocken als anders op haer requirants feeste gehouden doen sij met hem Arien Jansz Vonck was getrout, geen geld had konnen crijgen ende dat sij genootsaackt was geweest daer over te coopen een blau voorschoot twelcke sij doen vertoonde. Actum den 1 Julij 1622. Was getekend: bij mijn (onleesbaar). [524]
Attestatie d.d. 15-5-1623 Ten versoucke van Arien Jansz Vonck: "Hebben Cornelis Willemsz, clockestelder out ontrent 50 jaeren ende Leendert Fransz Boomgaert, out ontrent 38 jaeren, verclaert ende getuijcht waerachtich te sijn dat sijluijden huijden vergadert sijn geweest in de herberge van St. Joris, int geselschap van den requirant ende dat aldaer bij hen deposanten gecomen is Steven Aelbrechtsz Attevelt, cuijper, ende dat de selve onder andere propoosten iegens den voorn. requirant seijde ende hem met smaet woorde verweet in effecte dese woorden, "ghij hebt u vader verraden" Tselve tot meer maelen verhaelende. Actum coram van den ondergeteijckende schepenen den 15-5-1623. Was getekend: Lambrecht Christoffelsz Waelwijck. J. G. Noijkens. [525]
Attestatie d.d. 25-6-1629 Ten versoucke van Ghijsbrecht Cornelisz, kaescooper te Gouda cum socijs, heeft Arijen Jansz Vonck metselaer out 50 jaeren, verclaert ende getuijcht waerachtich te sijn, dat Gerrijt Mathijsz, metselaer overleden binnen deser stede, heeft gehadt een suster genaempt Grietge Thijssen die woonachtich is geweest, eerst te Bodegraven, daer naer tot M..nt ende lest in de Plaet. Ende dat de selve Grietge Thijssendr hadde een dochter die genaemd was Machtelt Pietersdr (niet?) naer haer vader maer naer de moeder bij Gerrit Mathijsz Machtelt Jansdr voor redenen van wetenschappe allegerende dat hij de voorn. Grietge Thijssendr beneffens Gerrit Mathijs die sijn stieffvader was, verschijden malen heeft besocht, ende aldaer gegeten ende gedroncken, ende sulcx de voorn. Machtelt Jansdr seer wel heeft gekent, mitsgaders de voorn. Gerrit Mathijsz dickmael hooren verhalen dat de voorn. Machtelt bijgenaemt was Jans kint naer sijn moeder, ende dat hij haer daeromme oock best gesint hadde. Soe waerlijck moste hem God almachtich helpen. Actum coram. Was getekend: Jacob Jansz Maerlandt. [526]
2712. JAN VAN WAESBERGHE (DE OUDE), geb. Antwerpen 1556, ovl./beg. Rotterdam Grote Kerk 25-5-1626 [527]
(graf nr. 104, "Hier leit begraven Jan van Waesberghe out 70 jaeren en sterf 25 Mey 1626", de grafzerk met wapen is bijna ongeschonden bewaard gebleven [528]
), beg. (registratie Weeskamer 31-5-1626 Jan van Waesbergen, wonende op de Markt), lid van het St. Lucasgilde te Antwerpen (1577), in 1583 nog
vermeld als boekdrukker in "De Waekenden Haen", vroeger "Het
Schild van Vlaenderen" in de Korte Kammerstraat te Antwerpen,
boekdrukker en boekverkoper te Rotterdam op de Markt in "De Fame"(¥) (1590-1624),[529]
en in het Westnieulant in "De Leeu" te Rotterdam (1590-1626),
drukker der Admiraliteit op de Maze en stadsdrukker (1587-1626).
Hij gaf ruim 120 werken uit, waaronder theologische, stichtelijke en
letterkundige, maar vooral schoolboeken.
Via zijn familie had hij ook veel contacten in boekdrukkers en
onderwijskringen : zijn schoonzuster Barbara van Bracht was gehuwd met
Philips de Grave, boekdrukker, zijn dochter Elisabeth was getrouwd met
Felix(II) van Sambix, boekdrukker, en zijn dochter Catharina met
Abraham Elsevier, boekdrukker. Zijn schoonzuster Maria van Bracht was gehuwd met
Jan van den Velde van Antwerpen, beroemd Frans schoolmeester en calligraaf
[530].
"Rotterdam werd decennia lang gedomineerd door het Antwerpse
drukkersgeslacht van Waesberghe (1587-1661) dat zich vooral bezighield
met het drukken en uitgeven van letterkundige werken en schoolboeken."[531].
Hij is reeds ca. 1587 naar Rotterdam vertroken, aangezien de
gereformeerden na de verovering van Antwerpen in 1585 door Parma de stad
moesten verlaten.
Hij
otr. 2o Amsterdam/Rotterdam geref. 23/25-11-1601 (get. Jan du Pire, hare vader/ met attestatie op Amsterdam 9-12-1601), tr. 2e. Amsterdam Nieuwe K. 11-12-1601 [532]
CAT(H)ERINA (CATTRIJN, KATELIJN) DU PI(E)RE (DUPIRE, DUPRE), geb. Antwerpen juni 1581, ovl./beg. Rotterdam Grote Kerk 1-3/4-4-1661, woont "16 ans in de Warmoestrate" (1601),
dr. van Jan du Pire in de Warmoesstraat in de "Groene Preekstoel" te Amsterdam,
(en mogelijk van Anna Gommers, die in 1600 Jan's huisvrouw is[533]),
is als Catharina Waesberge doopget. te Leiden (1622), doopget. (1631).
Hij
tr. 1o Antwerpen (ingezegend door Mr. Isebrandt Balckius, predikant in het "Huis van Aken") 30-6-1585 [534]
2713. MARG(UE)RITE VAN BRACHT (BRECHT), geb. Turnhout [535]
, ovl./beg. Rotterdam Grote K. 9/11-7-1600 ("in den hooghen choor") [536]
;(¥)
wederdoopster [537],
als wed. van Niclaes Soolmans, boekvercoper, vermeld met zwagers en schoonzuster,[538]
tr. 1o voor 1585
NICOLA(A)S SOOLMANS(¥), ovl. 1584/85, drukker te Turnhout [539],
aangenomen in 1572 als boekverkoper in het St.-Lucasgilde te Antwerpen,
drukker te Antwerpen,
woonachtig op onser vrouwen Kerchof bij de Lynwaetmerct in Den Gulden Leeu, (1578-1583),[540]
vermeld als eigenaar en bewoner (1584) op de Cleyn Kerckhofstraete,
boekbinder en poorter, tevens eigenaar van het huis ernaast.[541]
Zie
⇒ Fragment Soolmans
voor een mogelijke verwantschap van Nicolaas met een gelijknamig geslacht van vluchtelingen uit Antwerpen dat vanaf eind 16e eeuw in Amsterdam woont.
COMMENTAAR(¥) Registratie bij de Weeskamer 9-7-1600 [542]. ZOEK OP. |
COMMENTAAR(¥) "De Faam" had voordien nog als stadhuis dienst gedaan [543]. |
![]() |
Drukkersmerken van Nicolaes Soolmans (..-1584/85).
Links: op het titelblad van "Lesepistres dorees et discours salutaires de Don Antoiue de Guevare evesque de Mondonedo", Antwerpen 1577. Rechts: op het titelblad van "Livre dore contenant la charge des parents. Les preceptes du bon maistre. Le debvoir des enfants et Voffice d'une bonne matrone, compile par Gabriel Meurier, Avesnois. Anvers 1578. | ![]()
Randschriften: Ingenio Superatur (Hij heeft door vernuft overwonnen)
| Bron: Ref. [544] en Ref. [545] klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Voorpagina van de "Beschryvinghe van de Voyagie om den geheelen Werelt Cloot" door Olivier van Noort, uitgegeven door Ian van Waesberghen (1556-1626) op de Marct in de Fame te Rotterdam.
Bron : brochure "Anno 1590", uitg. drukkerij Van Waesberghe en Van Sijn, Rotterdam | ![]()
Pagina uit de Keuren der Stadt Rotterdam Anno 1593, betreffende de "Ordonnantie Van de Wees-kamer binnen de Stede van Rotterdam", oorspronkelijk uitgegeven bij Jan van Waesberge (1599-1661), op de Marckt in de Fame, 1593
en herdrukt "na zyn principale" bij Gerrit van Waesberge en Pieter van Waesberge, Ordinaris Drukkers der Stad Rotterdam,1745
| Bron : brochure "Anno 1590", uitg. drukkerij Van Waesberghe en Van Sijn, Rotterdam klik op plaatje(s) om te vergroten |
Niclaes Soolmans geeft onder andere uit :
- CATECHISMUS
OFTE ONDERWYSINGHE INDE CHRISTELYCKE RELIGIE, WELCKE INDEN GHEREFORMEERDEN EUANGELISCHEN KERCKE ENDE SCHOLEN DER NEDERLANDEN GHELEERT ENDE GHEOEFENT WERT
Mitsgaders de Christelijcke Ceremonien ende Ghebeden. Met neersticheyt ouersien ende ghecorrigeert door
GASPARUM VAN DER HEYDEN
t' Hantwerpen,
By NICLAES SOOLMANS op onse Vrouwen Kerchof inden gulden Leeu, 1580.
Met gratie ende Priuilegie. [546]
Het gebruikte vignet is hetzelfde als dat van Johannes van Waasberge de jonge, zie hieronder.- Louis Des Masures, Tragaedies saintes Dauid combattant - Dauid triomphant -Dauid fugitif. Anvers: N. Soolmans; 1582.
- Philippe Desportes, 1546-1606. Les premieres oeuvres... Anvers: N. Soolmans; 1582.
- Die twaelf boecken van Aeneas ghenaemt int Latijn Aeneidos, beschreven door...Vergilius Maro. Nu eerst in onser Duytscher talen door Cornelis van Ghistele...overgeset...T'Hantvverpen, by Niclaes Soolmans, 1583.
Jan van Waesberghe betrekt typografisch materiaal van o.a. de Rotterdamse lettergieter Gabriel Guyot (werkzaam 1591-1610), onder meer voor het drukken van "de Psalmen in francois, hebbende daertoe expresse de noten doen gyetten tzijnen grooten costen" (jan. 1611) en voor een Frans-Nederlands woordenboek "met goede bescheydelicke letteren, (...) welke letteren hij Suppliant mede tot synen grooten coste heeft laten maken" (1611/12) [547]. Hij had blijkbaar ook financiële belangen bij de lettergieterij van Guyot, want toen Dirck Fransz op 15-12-1610 deze lettergieterij van de nabestaanden van Gabriel Guyot overnam stelde Jan van Waesberghe zich borg voor de betaling van de koopsom ƒ 500,10,--, tot zekerheid waarvan hij stelt " syn huys ende erve genaempt de Fame staende ende gelegen aen de Marckt deser stede int Westnieulant, belegen van Joosgen Jansdr houtcraemster vooren, de stege van de craenpart van Coolen achter, tsamen aende Oostsyde ende van de stege leggende tusschen dese huysinge ende thuijs van Jan van Deutecom aende Westsijde, streckende voor van de straet tot achter aen Jan Pietersz Dubien, voorts syne andere goederen roerende en onroerende, etc." [548].
De Van Waesberghe's gaven in de loop der jaren talloze schoolboeken uit getuige o.a. Jan van Waesberghe's eigen uitspraak (1611) : "Dat hij suppliant ende synen vader zal. de ghene syn die de fransoische talen met het drucken der Fransoischer ende Nederduytsscher schoelboecken tot behelp aller scholen 40 oft 50 jaeren continuelyck in dese Nederlanden met groote moeyte ende meerder oncosten vervoordert hebben, zoo doer het maecken, vernyeuwinge, verbeteringe ende correctie der zelver boecken" [549].
Op 22-7-1591 verklaart Pieter Cornelisz, schipper, wonende te Delffshaeven, 40 jaar, op verzoek van Jan van Waesbergen, boeckdrucker, uit naam van Hans Soolmans, coopman te Amsterdam, dat hij ongeveer zeven weken geleden met zijn schip genaamd de Fortuijne, komende van Lixbona, tussen Heijssant en de Sourdels, acht Engelse schepen van oorlog is tegengekomen. De overste daarvan werd door het scheepsvolk Millord Kummerlandt genoemd. Deze overste is met wat volk bij hem aan boord gekomen en heeft enige goederen uit zijn schip gehaald. Daaronder twee zakken peepers die door een zekere Jan Vell in Lixbona waren ingescheept om gebracht te worden aan Hans Soolmans(¥). [550].
Op 23-7-1591 verklaart Claes Jacobsz, schipper, wonende te Schijedamme, 30 jaar, op verzoek van Jan van Waesbergen, boockdrucker, uit naam van Hans Soolmans, coopman te Amsterdam, dat hij ongeveer zeven weken geleden met zijn schip, een vlijboote genaamd St. Jacob, komende van Lixbona, tussen Heijssant en de Sourdels, acht engelse schepen van oorlog is tegengekomen. De overste daarvan werd door het scheepsvolk Millord Kummerlandt genoemd. Deze overste is met wat volk bij hem aan boord gekomen en heeft daar enige goederen uit gelicht. Daaronder waren twee zacken peepers en een tonneken gember. Deze waren te Lixbona ingescheept door een zekere Jean Vell, om gebracht te worden naar Hans Soolmans(¥). Ook de brieven en geschriften die door de coopluijden en facteurs te Lixbona waren meegegeven werden in beslag genomen. [551].
COMMENTAAR(¥) Voor Hans Soolmans zie ⇒ Fragment Genealogie Soolmans.
Op 23-2-1588 testeren "Jan van Waesberge boeckvercoeper ende Margriete van Bracht, geechte man ende wijff, woenende binnen der stede van Rotterdam." Zij legateren aan Maaijcken Roelandtsdr, de moeye van de testateur, Maaijcken, de nicht van de testateur, Leenaert van Waesbergen, de neef van de testateur en Martijntgen van Waesberge, de nicht van de testateur. Voorts worden genoemd Pieter van Bracht, en Maijcken van Bracht en Beijcken van Bracht, broer en zussen van de testatrice. Getuige is de Antwerpse schoolmeester Mr. Art van Meldert. [552].
Op 11-5-1592 testeren "Jan van Waesberge, boeckvercoeper ende Margareta van Bracht" ten tweeden male. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam. Zij legateren onder andere aan de armen van de Gereformeerde kerk. Jan van Waesberge legateert verder aan zijn moeder Elisabeth Roelantsz 300 Car. gld, aan zijn tantes Lijntgen Roelants, Marie Roelants en Susanna Roelants 25 Car. gld., aan de dochter van Marie Roelants, genaamd Marie de Raet, aan zijn neef en nicht Leenaert van Waesberge en Elisabeth van Waesberge, en aan zijn nichten Toentgen, Neeltgen, en Jacquemijne(¥), wonende te Zierixzee. Margareta van Bracht legateert aan zusters en broer Barbara van Bracht, Marie van Bracht en Pieter van Bracht, en aan de kinderen van Barbara van Bracht. [553].
COMMENTAAR(¥) Wie deze nichten Toentgen, Neeltgen, en Jacquemijne, wonende te Zierixzee, zijn is vooralsnog onduidelijk.
Op 3-7-1596 compareren Jan van Waesberge, boekverkoper, en echtgenote Margareta van Bracht om te testeren. De akte is niet voltooid, wegens "haastig vertrek van Waesbergen". [554].
Op 27-7-1596 testeren ten derden male "Jan van Waesbergen, boekvercoeper ende Margareta van Bracht, geechte man ende wijff, woenende aen Tmercktvelt Inde Fame binnen deser stede van Rotterdam". Getuige is Jan Janssz, boekvercoeper [555].
Op 17-2-1598 compareren "Jan van Waesberghe, boekverkooper ende Margrieta van Bracht, zijne vrouw, Philips de Grave, boeckverkooper, met Barbara van Bracht, zijne vrouw, ende Jan van den Velde, schoolmeester, met Maria van Bracht, allen woonende tot Rotterdam voor henselven ende hen sterck makende voor Pieter van Bracht, haer broeder, alle kinderen van Pieter van Bracht ende Heyltgen Matheusdr. van Postele, ende oversulcx erffgenamen van Goyvaert van Postele, haer grootvader". Zij machtigen Jan van Eijck, wonende in de Vryheyt van Thurnhout, om voor hen over te nemen het hun competerende gedeelte "in de hoeve, landen, heyde ende weyde daaraen behoorende, genaempt de groote Hoeve, gelegen bij Thurnhout" [556].
Op 8-11-1600 zijn Mr. Hans van den Velde en Philips de Grave "geordonneert voochden over de naegelatene kinderen van Margriete van Bracht, daer vader aff is Jan van Waesbergen, boeckvercoeper alhier" [557].
In 1611 komt Jan van Waesbergen in conflict met Abraham Migoen, "fransoissche schoelmeester" te Rotterdam, die beweert een "nyeuwe aenwysinge van letteren" te hebben "geïnventeert ende gecomponeert" voor de boeken "die in de fransoische scholen der voorsz. Landen geleert wordden" en daaraan het recht meent te ontlenen deze boeken te laten drukken. Jan van Waesberge echter meent allang het octrooi voor het drukken van deze boeken in zijn bezit te hebben, en toont aan dat Migoen's methode helemaal niet nieuw is. Hij herhaalt enkele malen zijn verzoek aan de Staten Generaal om hem voor 10 jaren een dergelijk octrooi te verlenen [558].
Op 13-4-1615 testeren "Jan van Waesbergen den Ouden, boeckvercooper ende Catharina du Piere Jansdr, geechte man ende wijff". Zijn voorkinderen bij Margriete van Bracht te weten Jan de Jonge, Elisabeth, Margriete, Catheline en Pieter ontvangen 3000 Car. gld eens. Universeel erfgenaam zijn zijn nakinderen bij Catherina du Piere : Abraham, Sara, Ysaack, Rebecca, Jacob en Lia [559].
Op 27-8-1616 compareren te Rotterdam Jan van Waesbergen de Jonge, Felix van Sambix als man ende voocht van Elisabeth van Waesbergen, beyde woenende binnen deser stede Rotterdam, d'eersame David van Hogenhuysen, woenende tot Enchuysen, als man ende voocht van Margareta van Waesbergen. Zij ontvangen als kinderen van Jan van Waesbergen de Oude en Margaretha van Bracht uit handen van Jan van Waesbergen de Oude elk 3600 Car. gld "tsuck xx groten Vlaems" conform bovenstaand testament van 1596, en elk nog hun aandeel in de goederen die Sara van Waesbergen, hun zuster, hen nagelaten heeft. Bovendien heeft Jan van Waesbergen de Oude hun elk nog meer dan 300 gld. "tsuck te xl groten Vlaems" gegeven, waarna zij allen verklaren voldaan te zijn. Getuigen zijn Jacques Bornmersom en Jan van Duetekum, plaatsnijder, beide wonende te Rotterdam [560].
Op 3-6-1626 heeft Catarina de Piere (tekent als Caterine du Pire of Dupire), wed. van Jan van Waesbergen den Ouden, een geschil over de verdeling van de nalatenschap van Van Waesbergen den Ouden met Jan van Waesbergen den Jongen, Pieter van Waesbergen, Davidt van Hogenhuysen, man van Margarita van Waesbergen, mede namens Phelix van Sambix, man van Elisabeth van Waesbergen en Abraham Elsevier, man van Catarina van Waesbergen. Hiertoe worden als arbiters benoemd: mr. Antony Willemss, Jan Pieterss van Risoort, mr. Dirck van den Wolff en Leonard Berewouts. Voor deze acte staat een inventaris vermeld ( blz. 158 ), waarin de admiraliteyt, het huis de Turk, het huis de Faem, Abraham Waesbergen en Jan Robbertsen zijn genoemd. [561]
Op 4-6-1626 wordt de boedelinventaris opgemaakt van Jan van Waesbergen de Oude in aanwezigheid van Jan van Waesbergen de Jongen, Pieter van Waesbergen en Davidt van Hogehuysen, echtgenoot van Margaretha van Waesbergen. Erfgenamen zijn Catarina de Piere, zijn weduwe, Jan, Pieter en David van Waesbergen, die gemachtigd zijn, Felix van Sambix, echtgenoot van Elisabeth van Waesbergen en Abraham Elsevier, echtgenoot van Catharina van Waesbergen [562].
Op 12-8-1628 bekent Johannis van Vucht, wonende in de Nieupoort, 300 gld schuldig te zijn aan Catarina du Piere, weduwe van Jan van Waesbergen den Ouden, welk geld hij van Abraham van Waesbergen ontvangen heeft. Als borg treedt Grietge Corssen, schoonmoeder van Van Vucht, op. [563]
Op 30-6-1631 draagt Catrina Dupiere, weduwe van Jan van Waesbergen, alle uitstaande schulden in Brabant en Vlaenderen over, aan haar zoon Pieter van Waesbergen. Volgens machtiging gepasseerd voor Hendrick van Groynbergen, notaris d.d. 8 april verleden. Uitgezonderd is een aanspraak op Pieter van de Manacker. [564]
Op 6-7-1633 benoemt Guilliame van Waesberge, tegenwoordig wonend in Den Briele, tot universeel erfgenaam zijn moeder Catarina Dupier, weduwe van Jan Jansz van Waesbergen. [565]
Op 11-11-1633 machtigt Catharina Dupier, weduwe van Johan van Waesbergen, haar zoon Abraham Waesbergen om voor schepenen alhier aan Hendrick van den Heuvell, coopman, een custingrentebrief van 3.500 gulden haar d.d. 17-5-1631 getransporteerd door Jan Jansz, glaesvercooper, over te dragen. [566]
Op 7-12-1633 machtigt Catharina Dupier, weduwe van Jan van Waesbergen, haar schoonzoon Guilliame de Vijl, zijdeverwer te Amsterdam, om zich garant te stellen voor een borgtocht die Samuel de Nimey, suyckerbacker voor Guilliame de Vijl heeft gesteld t.b.v. 1.500 gulden wegens koop van couchenillie(?). [567]
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[568]
Aantekening van Sara van Waasbergen: "Ao. 1661 Den 31 Mert is mijn Grootmoeder Catherijna de Pyer weduwe van Zalr. Jan van Waesbergen mijn Grootvader dese wereld overleeft op woensdag avond tot Rotterdam nadatse 8 dagen ziek hadde geweest en was aan haer Eene Zy en haer tong geslagen en is te Rotterdam in de groote Kerk begraven op den 4 april en was 2 maenden jonger als 80 Jaer en heeft al veel in dese bedroefde weereld overbragt."
![]() | Drukkersmerk : Een .. tak, de bladeren beladen met letters. Randschrift : Carpe manu, sequetur vincere (...) [569]. |
![]() |
Drukkersvignet van Jan van Waesberghe de jonge (1588-??).
Randschrift : Ingenio Superatur (hij heeft door vernuft overwonnen). klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 23-7-1631 benoemen te Rotterdam Gillis Wijnants van Eyck of Gillis Wijnants van der Eck en zijn vrouw Geertruyt Lourisdr van der Houve of Geertruyt Lourisdr van der Hoeck, wonend te Schiedam op het Marcktvelt, elkaar wederzijds tot universeel erfgenaam, met legaten aan het weeskind van Maritgen Lourisdr, haar zuster, vrouw van Jan van Waesbergen, en de kinderen van Josyna Lourisdr, haar zuster, wonend in Den Haege, en zij benoemt tot voogden Jacob van der Houven, en Cornelis van der Houven haar broers. Een en nader meet uitsluiting van de Weeskamer van Schiedam. De langstlevende zal in het bezit blijven van hun beider huis en erf gelegen op het Marcktveld te Schiedam, genaamd de "Drye Bloot Casen". [576]
Op 10-1-1657 testeren opnieuw, nu te Schiedam, Gillis van der Eijck, President-schepen en vroedschap van Schiedam, en zijn vrouw Geertruijt Louris van der Hoeve, wonende te Schiedam. Uit de zeer uitvoerige tekst blijkt nu dat zij tot haar erfgenamen benoemt o.a. voor 1/4 deel Jan van Waseberge, zoon van Maria Louris, haar zuster. [577]
Op 21-11-1667 compareerde te Schiedam, Juffr. Geertruit van der Houve, weduwe van Gillis van der Eijck, in zijn leven burgemeester van Schiedam, en verklaarde gerevoceerd dood en te niet gedaan te hebben zekere codicillaire dispositie op 6-9-1664 gepasseerd voor Gerard van der Wel, notaris tot Delft, verklaarde vervolgens alsnog te approberen en van waarde te houden haar testament op 26-7-1662 gepasserd voor bovengenoemde notaris tot Delft, en heeft zij testatrice bij forme van alteratie en ampliatie nog het volgende bepaald, enz. benoemt tot executeurs van haar testament Sijman van der Vecht, burgemeester van Schiedam, Goosen Cornelisz 's-Gravenhage, raed en oud-schepen van Schiedam, en ds. Lucas Meijsterius, predikant binnen Schiedam. [578]
In deze akte komen blijkbaar ook voor Johan van Waesberge, vader van Gillis van Waesberge. In welke hoedanigheid is uit het regest niet duidelijk.
Op 7-1-1633 testeren Jan van Waesbergen, weduwnaar van Maritgen Laurentsdr, boeckvercooper op 't Steyger in 't huis genaamd de Swarte Clock, en zijn vrouw Anneken Henricxdr Hondius. Zij maken een mutueel testament met voorzieningen voor de kinderen. [579]
Op 9-2-1633 benoemt Jan van Waesbergen, weduwnaar van Maritgen Lourisdr, en nu man van Anneken Henricxdr Hondius, boeckvercooper op 't Steyger, tot voogden over de zoon van zijn eerste vrouw en over zijn nakinderen, Jan Jacobsz, goutsmit, Isaac Abrahamsz, cleermaecker. de Swarte Clock Steyger. Een en ander onder handhaving van zijn testament voor deze notaris d.d. 7-1-1633. [580]
Op 2-4-1633 machtigen Anneken Henricxdr Hondius, weduwe van Jan van Waesbergen, boeckvercoper, wonende op 't Steyger, Jan Jacobsz, goutsmit, en Isaac Abrahamsz, cleermaecker, beiden als voogden over de kinderen van Jan van Waesbergen, Pieter van Waesbergen om in Delft, Haerlem, Leyden, Amsterdam, Gouda, Dordrecht, de debiteuren tot betaling te manen volgens de register door voornoemde Jan van Waesbergen de jonge bijgehouden. [581]
Op 28-5-1633 verklaart Abraham Neringh, boeckvercooper in de Roode Brugge, gekocht te hebben van Anneken Henricxdr Hondius, weduwe van Jan van Waesbergen, 900 exemplaren of boecken van"De emblemata van Jacob Cats". [582]
COMMENTAAR(¥) In de registers Begraven Kerkmeesters Rotterdam komt nog voor : kind van NN den Waesbergen, beg. 27-9-1614. Dit is mogelijk een jong overleden / doodgeboren kind uit dit huwelijk. |
Op 7-1-1633 benoemt Jan van Waesbergh de Jonge tot erfgenaam zijn vader Jan van Waesbergh, boeckvercooper op 't Steyger, weduwnaar van Maritgen Lourisdr. [584]
Op 1-11-1635 testeert Jan Jansz van Waesbergen, 19 jaar oud. Hij laat aan zijn halfzuster Margareta van Waesbergen 1400 gld na. Verder zijn er legaten voor Abraham van Waesbergen, zoon van zijn oom Pieter van Waesbergen, zijn stiefmoeder Anna Hondius, dochter van Henricus Hondius, Bartholomeus Voskens, beeltsnijder, Elisabeth van Waesbergen, Margariet van Waesbergen en Catalijn van Waesbergen. Hij benoemt tot zijn erfgenamen Elisabeth, Margariet, Catalijn van Waesbergen, zijn tantes en zijn oom Pieter van Waesbergen. [585]
Op 5-7-1668 draagt Andries van Hogenhuysen, boeckdrucker te Wesell, over aan Jan Jacobsen Schipper, boeckvercoper te Amsterdam, een aantal vorderingen op Johan van Waesbergen, boekverkoper te Amsterdam, wegens drukwerk. Bijzonderheden: met acceptatie door cessionaris. [586]
Op 28-5-1647 verkoopt Willem van Goeree aan Jan Hermansz, een huis en erf in de Tichelstraat te Amsterdam. [587]
Op 13-5-1648 verkoopt Willem van Goeree aan Erasmus Constapel, een huis en erf op de Bloemgracht (ZZ) te Amsterdam. [588]
Op 24-5-1651 verkoopt Willem van Goeree aan Willem Jansz Palm, een erf met loods en achterhuis op de Bloemgracht (ZZ) te Amsterdam. [589]
Jan Joosten van Hoogenhuijse ook gesrijt van de Graef geeft mede namens zijn broer Daniel en zijn (schoon)zuster Margarita van Waesberghe, de weduwe van David van Hoogenhuijze) op 29-9-1611 te Dordrecht een notariele volmacht aan Bastiaen Melsen, brouwer te Rosendael, voor een verkoop na de dood van Joos Andriesse.[601]
NB dit citaat uit Ref. [602] kan niet kloppen. In 1611 is Margarita van Waesberghe nog niet eens getrouwd met David van Hogenhuysen, dus laat staan zijn weduwe. Is de datum van de akte wel goed, of is het woord weduwe niet goed gelezen.
Op 20-4-1623 komen mr. Isaac Duquesne, schoolmeester, en mr. Davidt van Hoogenhuyse schoolmeester, wonende te Munnickedam, overeen een tussen hen gerezen geschil voor te leggen aan arbiters. Dit geschil betreft een huis, gelegen aan de Leeuwenstraet, dat Isaac Duquesne gehuurd heeft van Davidt van Hoogenhuyse. Hierbij is mede betrokken Jan Robbertsz, die eveneens een huis van Davidt van Hoogenhuyse gehuurd heeft, t.w. het huis genaamd het Swijnshooft, gelegen aan de Grootte Marckt en aan de achterzijde grenzend aan het door Isaac Duquesne gehuurde huis. Als arbiters worden gekozen Gerrebrandt Symonsz, schipper, Dirck Michielsz, schrijnwercker, Barent Leendertsz, mandemaecker, en Pieter Corsavont de Jonghe, schoenmaecker. [603]
Nog diezelfde dag, op 20-4-1623, komen de arbiters tot de volgende beslissing. Jan Robbertsz moet op de plaats tussen zijn huis en dat van Isaac Duquesne een pottebanck plaatsen. Isaac Duquesne mag een bedrag van 16 gulden korten op de eerstkomende huurbetaling, maar moet aan Davidt van Hoogenhuyse een silveren beecker geven of 20 gulden betalen, zoals in de huurovereenkomst bedongen. Davidt van Hoogenhuyse is niet verplicht een portaal te doen maken in de school grenzend aan het huis door Isaac Duquesne van hem gehuurd. [604]
Op 31-12-1624 verklaart Mr. Davidt van Hooghenhuysen, Franssoys schoolmeester wonende te Enckhuysen, in erfkoop verkocht te hebben aan Mr. Isaac du Quesne, Franssoys schoolmeester, de achterkamer van het huis, genaamd het Swijnshooft, gelegen aan de zuidzijde van het Grootte Marcktvelt, met de daarachter staande school en de gang uitkomende in de Meulesteech, overige belendingen: de erfgenamen van Jan Rutten, Claes Maertensz in 't Gouden Laecken, Wouter N.N. venghelvercooper, Ocker Philipsz, Pieter Corsavont, Luytgen N.N. in de Blauwe Werelt. [605]
Kort daarna, op 5-4-1625, volgt een vrijwel identieke akte met als toevoeging: tevens een onbebouwd erf, daaraan grenzend, voor een totaal bedrag van 3.112 gulden. Blijkens aantekening in de marge is op 24-5-1625 een nieuw contract gesloten, waarmede bovenstaande overeenkomst is vervallen. [606]
Vervolgens stelt op 22-5-1625 Mr. Davidt van Hooghenhuysen, Franssoys schoolmeester, te Enckhuysen, als borg Jan van de Graeff zijn broer, Franssoys schoolmeester in Dordrecht, in verband met de gedane verkoop van zijn huis, erf en school d.d. 5 april aan Mr. Isaac du Quesne, Franssoys schoolmeester, gelegen aan de oostzijde van de Meulensteghe belend ondermeer het Swijshooft, die tot zekerheid stelt zijn huis in de Wijnstraet te Dordrecht, genaamd de Drie Coninghen naast burgemeester N.N. van Beveren. Koper mag zijn regenwater lozen over het erf van Pieter Corsavont. Op 24-5-1625 is een nieuw contract opgesteld volgens aantekening in de marge. [607]
Op 24-5-1625 machtigt Mr. Davidt van Hooghenhuysen, Franssoys schoolmeester te Enckhuysen, zijn zwager Pieter van Waesbergen, om voor schepenen te Rotterdam gifte te geven aan Mr. Isaac du Quesne, Franssoys schoolmeester, van een huis en erf, gang en school met erf, gelegen aan de oostzijde van de Meulensteghe. [608] Op dezelfde dag, 24-5-1625, stelt Mr. Davidt van Hooghenhuysen, Franssoys schoolmeester te Enckhuysen, als borg Jan van de Graeff, Franssoys schoolmeester te Dordrecht, voor de vrijwaring van zijn verkochte huis en school aan Isaac du Quesne, Franssoys schoolmeester, die tot zekerheid stelt zijn huis destijds genaamd de Drie Coninghen, en nu genaamd de Twee Ghekroonde Pennen, te Dordrecht. Overige betrokkenen en belenders zijn Pieter Corsavont, Ocker Phillipsz, de erfgenamen van Jan Rutten, Gerardt van Berckel, Margareta N.N. weduwe van Arent van Woestenhoven te 's-Gravenhage. Verkoper behoudt voor zichzelf het huis genaamd het Swijnshooft. [609]
Op 14-9-1628 verklaren Jean Degrande, 55 jr, coopman, David van Hogenhuysen, 36 jr, schoolmeester en Willem Sam, 30 jr, wijnverlater, op verzoek van Jean Berewout dat zij met goedkeuring van de burgemeester en geassisteerd door de schout en twee dienaren huiszoeking hebben gedaan bij Beatrix Dircxdr, vrouw van Adam Lowijs, schilder, thans uitlandig, en daar ondanks hevige tegenstand van de vrouw des huizes een koffer met musketten en papieren hebben gevonden die gestolen waren van de vader van de opdrachtgever. [610]
Op 31-1-1630 verklaart Pieter van Waesberghen, 30 jr, op verzoek van Barent Arentsz, beiden Bouckvercooper te Leeuwaerden in Vrieslant dat hij, Pieter van Waesberghen in augustus 1628 aan Barent Arentsz enkele ongebonden boeken heeft verkocht voor 74 gulden. Hiervoor ontving hij een obligatie. Het bedrag is nog niet aan hem voldaan. Tevens verklaart Pieter van Waesberghen dat zijn zwager mr. Davidt van Hoogenhuysen met deze zaak niets uitstaande heeft. [611]
Op 25-4-1630 bevestigen Pieter van Waesbergen en zijn vrouw Catharina La Via of Lavia of Delavia, schuldig te zijn aan mr. David van Hoogenhuyse een bedrag van 1.200 gulden en verbinden als zekerheid hun vordering groot 3.000 gulden op Franchois Cornelisz de La Via te Enckhuysen. [612]
Op 8-7-1630 maken de schoolmeesters van Rotterdam een overeenkomst over leerlingen en schooltijden. De ondertekenaars zijn de schoolmeesters Cornelis van Ram, Jan Sijmonsz Pullen, Barent Jaspers, Hendrick Theunisz, David van Hogenhuys, Marcelis Verbeeck, Pieter van den Boese, Aert Dircks van Praet, Nijclaes van Bergland, Jacob Siers, mr. Huych, Ingen Anthonissen, B. Vosko....., Veen, Jaupen, en Beek. [613]
Op 25-9-1630 bevestigt Mr. David van Hogenhuyse schuldig te zijn aan Johan de Grande coopman, een bedrag van 250 gulden wegens geleend geld. Als zekerheid verbindt comparant zijn tuin liggend buiten de Goutsepoort, gekomen van Leonard Berewoutsz. [614]
Op 3-3-1631 verkoopt Mr. David van Hoogenhuisen, schoolmeester te Utrecht, aan mr. Merchelis Verbeecq, schoolmeester, een huis en erf, gelegen aan de oostzijde van de Meulesteech, en zijn school en erf voor de prijs van 2450 gulden en nog 400 gulden. Het huis en erf wordt ten zuiden begrensd door Pieter Corsavont en ten noorden door Ocker Phillipss. Het strekt zich uit voor van de straat tot achter aan de school. De school wordt ten noorden begrensd door het h.e.e. van de verkoper, gelegen achter het huis, genaamd het Swijnshooft, ten oosten door capiteyn Niclaes van der Hoeve, ten westen door het verkochte huis en erf en het huis en erf van genoemde Corsavont en ten zuiden door het erf achter het huis, dat de verkoper gekocht heeft van Lucretia Jansdr, waerdinne in de Ruit, welk erf de koper bij deze ook aan de verkoper verkoopt. Er worden afspraken met omwonenden gemaakt over een gemeenschappelijke muur, heining, gang, waterloop, enz. Het huis is met 1150 car gulden t.b.v. Gerrit van Berckel, burgemeester, belast. Zie ook aktenr. 232. [615]
Op 6-4-1631 machtigt David van Hogenhuysen, schoolmeester te Utrecht Pieter van Waesbergen om in eigendom over te dragen aan Francq van Amerongen, crudienier een tuin en erf, met tuinhuisjes en beplanting, gelegen buiten de Goutse poort. De betaling bestaat uit 400 gulden contant geld en een obligatie van 300 gulden die de weduwe van burgemeester Goere daarop heeft. [616]
Op 6-4-1631 verkoopt Mr. David van Hogenhuysen, schoolmeester, wonende te Utrecht, aan Franq van Amerongen, cruydenier, zijn tuin en erf met tuinhuisjes, gelegen buiten en de Goutse poort, ten westen van de Rijweg aan de noordzijde van de 2e laan op de Rijweg, voor de prijs van 780 car. gulden. De tuin wordt ten westen begrensd door Job Jacobss, backer, en ten oosten door Cornelis Janss, compasmaecker. Hij strekt zich uit voor van de laan tot achter aan de sloot van het land van het Gasthuys. De tuin is belast met 300 gulden t.b.v. de weduwe van burgemeester Goere. De koper stelt als waarborg zijn huis en erf gelegen tussen het Swijnshooft en de school van de verkoper die hij verkocht heeft aan mr. Merchelis Verbeecq, die uitkomt in de Molesteech. [617]
Op 14-2-1632 draagt Isaac van Waesberghen, bouckvercooper, over aan Davidt van Hoogenhuysen uit Utrecht een obligatie ten laste van Cornelis van Nijenroode uit Utrecht. [618]
Op 31-5-1632 machtigt Isaac Waesbergen, boeckvercooper, Margaretha van Waesbergen, vrouw van David van Hoogenhuysen te Utrecht, om van Cornelis van Nijenroode te innen de schuld die hij aan hem heeft. [619]
Op 28-7-1632 machtigt Mr. David van Hogenhuysen, wonende te Amsterdam, Nicolaes van der Hagen, notaris om bij het gerecht alhier (te Rotterdam) ten profijte van Soetgen Coenen weduwe van Louis Ariensz rentebrieven over te dragen inhoudend 1900 gld opgemaakt voor schepenen en Mercelis Verbeeck, schoolmeester. [620]
Op 11-1-1633 verkoopt Davit van Hogenhuysen aan Isaack van Waesbergen een huis en erf staande aan de Meulesteech. De koper zal een schuld van 400 gld. tot zijn last nemen die Lucretia Jansdr, waardinne in de Ruyt, op het huis heeft. Verder belooft hij voor het huis te leveren 376 Duytse bijbels in folio en schrijfpapier, en 200 gld. te betalen. Het huis is belend door Pieter Corsavont, Jacques Bartholomeusz, cleermaecker, en Marchelis Verbeecq. [621]
Op 26-1-1633 bekent Lucretia Jans, laatst wed. van Pieter van Rijcken, ontvangen te hebben van Isaacq van Waesbergen, 300 gld. en van David van Hoogenhuysen, 100 gld. Zij belooft deze bedragen af te trekken van de rentebrief, die notaris Pieter van Pelt heeft op het huis en erf aan de oostzijde van de Westmolenstraet door haar verkocht aan David Hoogenhuysen, die het weer verkocht heeft aan Isaacq van Waesbergen. [622]
Op 19-3-1633 komen Davidt van Hoogenhuysen, wonende te Amsterdam, en Isaac van Waesbergen, bouckvercooper, overeen dat Van Waesbergen binnen 14 dagen met capiteyn Bartholomeus Reyniersz den Jonghenboer naar Lonnen in Engeland zal varen.(¥) Indien de reis wordt volbracht, betaalt Hoogenhuysen hem 100 gld. Wordt de reis niet volbracht, dan betaalt Waesbergen 100 gld aan Hoogenhuysen. [623]
COMMENTAAR(¥) Curieuze akte! Wat zou Isaac in Londen moet gaan doen?
Op 19-3-1633 bekent Isaacq van Waesberg, boeckvercooper, dat hij van zijn zwager David van Hoogenhuysen heeft gekocht het huis en erf gelegen aan de oostzijde van de Westmeulestraet waar uithangt de Blaeuwe Werelt en als restant daarover nog schuldig is 290 gld. [624]
Op 18-4-1636 draagt Abraham van Waesbergen de opbrengst, afkomstig van de verkoop van schilderijen, tekeningen en platen op de Doele, over aan David van Hoogenhuysen, zijn zwager uit Amsterdam. [625]
Op 1-5-1636 regelen Abraham van Waesbergen en mr David van Hoogenhuysen uit Amsterdam hun financieel geschil. Verder wordt genoemd: land, genaamd het Zuyteynde van Waddincxveen en landerijen gelegen achter Zegwaert. Een obligatie verleden door Johannes van Vucht en gepasseerd voor Antony Huysman op 14-12-1635, en een vordering op Isaacq Pietersz Bolbergen, zijdelaeckewinkelier te Goes. [626]
Op 2-6-1636 hebben Pieter van Waesberghen, bouckvercooper te Rotterdam, en zijn zwager Charles Lavia taeffelhouder van de Banck van Leeninghe te Schiedam, een geschil omtrent de eigendom van de Bank van Leening. Na arbitrage belooft Lavia 1.150 gulden aan Van Waesbergen te betalen. De arbiters zijn: Jan van Aller, notaris en procureur, en mr. Davidt van Hoogenhuysen te Amsterdam. [627]
Op 27-6-1636 sluiten Johannes van Vucht, constperspectijffschilder, en Abraham van Waesbergen, coopman, een verdrag over twee obligaties. De een verleden voor notaris Arnold Hofflandt en de ander voor notaris Anthony Huisman op 13-12-1635. De eerste obligatie is van Waesbergen aan Vucht en groot 1200 gld, over de koop van waterland en veenland in Segwaert. De tweede obligatie is van Vucht aan Waesbergen en groot 2825 gld, om aan Jan Coenraidtsz, laeckencooper, en Adriaen Lievensz van Haemstede, beiden wonend aldaar, rente te betalen. Namens voorn. Waesbergen zal David van Hoogenhuysen als voldoening van de voorn. obligatie accepteren een schilderij van een keuken, geschilderd door voorn. Vucht naar een schilderij van Dirck Govertsz, en nog zes schilderijen. [628]
Op 22-8-1636 verkoopt Abraham van Waesbergen, coopman, een obligatie tot levering van enkele schilderijen aan David van Hoogenhuysen, coopman wonend te Amsterdam. De obligatie was getrokken op Arie Ockersz, uit Moercappelle in den ambacht van Sevenhuysen, die hij turf geleverd had. [629]
Op 20-1-1637 verrekenen David van Hoogenhuysen, coopman te Amstelredam, en Abraham van Waesbergen wederzijdse vorderingen en schulden. Er resteert een schuld van Van Waesbergen van 700 gld. aan Hoogenhuysen. Wordt de betaling niet gedaan, zal Hoogenhuysen twee perspectijff schilderijen houden die Waesbergen hem in handen zal geven, te leveren door Jan van Vucht. Verder worden de volgende schilders genoemd: Pieter Palamedes, landschapsschilder, en Adriaen van der Venne. [630]
Op 24-1-1637 verzoekt Abraham van Waesbergen de notaris om David van Hoogenhuysen, coopman te Amstelredam, gerechtelijk aan te zeggen dat hij akkoord gaat met de overeengekomen betalingsregeling van 20-1-1637. Hij stelt als onderpand vier schilderijen van Jan van Vucht. [631]
Op 18-3-1637 draagt David van Hoogenhuysen, coopman te Amsterdam, over aan Adriaen Lievensz van Haemstede, coopman te Rotterdam, aandelen in de polder het Zuydteynde van Waddincxveen en in de landen achter Segwaert alsmede enige schilderijen van Joannes van Vucht, constschilder en perspectyffschilder, een obligatie ten laste van Ariaen Ockersz uit Moercapelle in 't Ambacht Sevenhuysen en een schuld van 300 gulden ten laste van Abraham van Waesbergen over. De onderscheiden aktes werden gepasseerd voor de notarissen Arnold Wagensveld en Anthony Huysman. [632]
Op 10-5-1639 belooft Huybrecht Janss (tekent als H. van Hinsbeck), herbergier in 'de Pauw', aan mr. Ritchard Gay, Engels coopman, dat mr. David van Hoogenhuysen, boeckvercooper te Amsterdam, die op last van Gay in 'de Pauw' wordt gegijzeld, de stad niet zal verlaten zonder diens toestemming of voordat het vonnis van het gerecht ten uitvoer is gebracht. [633]
Op 11-5-1639 gaat de notaris (Nicolaas Vogel Adriaansz) op verzoek van David van Hoogenhuysen naar Cornelis Joriss Cranendonck, gewezen pachter van de vendue, naar capiteyn Pieter Janss van der Broecke, man van Grietge Pieterss, medestandster en collectrice van de genoemde pacht, en naar Jacob Janss Prins, medestander van dezelfde pacht, om hen te manen 1200 gld te betalen aan Richard Gay, Engels coopman, vanwege veilingkosten. Grietge Pieterss heeft ten huize van Huybrecht Janss Heynsbeeck, herbergier in 'de Groene Pauw', al eens beloofd te betalen. Uitgezonderd is een bedrag van 139 gld van een transaktie tussen geinsinueerden en Pieter van Waesbergen en Isaac van Waesbergen, beiden zwagers van David van Hoogenhuysen. [634]
Op 26-3-1643 doet Davit van Hogenhuijsen, die van IJsaac Waesbergen actie en transport heeft volgens transport van 5-8-1642 bij notaris Jan Verheijen, voor een ordonnnatie ten laste van de Raet ter Admiraliteyt van 400 gulden, dd. 22-5-1642, hier geheel afstand van, en autoriseert Pieter Waesbergen tot de ontvangst. [635]
Op 28-8-1649 verhuurt Margriete van Hoogenhuysen (sic!), weduwe van Davidt van Hoogenhuysen, aan Pillips Tourlong een huis en erf aan de oostzijde van de Huydebrugge, eerder eigendom van wijlen Cosmius van Baelen, voor de tijd van anderhalf jaar voor 220 gulden per jaar. [636]
Op 23-11-1649 testeren Cornelis Dircx van der Mast, backer, en zijn vrouw Anneken van Hogenhuysen, wonende aan de Schiedamsendijck. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam en tot voogd over de kind(eren) met uitsluiting van de weeskamer e.d. De vrouw vermaakt een diamantring aan haar moeder. [638]
COMMENTAAR(¥) Een Dirk Cornelissen van der Mast, wonend te Visschersdijk, tr. Rotterdam 1696 Grietije Stoffels Hopman, wonend te Swanestraat, waaruit 8 kinderen 1697-1716. Bij de doopgetuigen daarvan zijn geen andere bekenden te vinden. |
Op 5-7-1668 draagt Andries van Hogenhuysen, boeckdrucker te Wesell, over aan Jan Jacobsen Schipper, boeckvercoper te Amsterdam, een aantal vorderingen op Johan van Waesbergen, boekverkoper te Amsterdam, wegens drukwerk. Bijzonderheden: met acceptatie door cessionaris. [641]
Op 29-1-1717 verkopen de erven van Samuel Versijn aan Cornelis van Hogenhuijsen, een huis en erf op de Egelantiersstraat (NZ) bewesten de Madelievenstraat bij de Lijnbaansgracht (Baangracht) te Amsterdam. [645]
Op 23-3-1663 machtigt Isaack Elsevier, coopman, zijn broer Abraham Elsevier de Jonge, die in 's Gravenhage woont, om zijn aandeel in de nagelaten goederen van zijn ouders, Abraham Elsevier den Ouden en Catarina van Waesbergen, die in Leyden overleden zijn, te verkopen, en de hele erfenis te regelen. [649]
De kinderen van Johannes Elsevier, wonend op het Rapenburg in de wijk Noord-Rapenburg te Leiden, betalen f 17-10-10 200ste penning (1674).[658]
Op 28-3-1663 machtigt Isaack Elsevier, coopman, Johan van Rinsdijck, procureur in Middelburch, om voor het gerecht aldaar zijn zaak te behartigen tegen Isaack Aimery, coopman in Middelburch. Het gaat om een levering van 40 tot 50 duizend pond geelgoud op een bepaalde tijd, waarvan maar 10 duizend pond geleverd is. Hierdoor heeft hij veel schade geleden. [668]
Op 12-8-1628 bekent Johannis van Vucht, wonende in de Nieupoort, 300 gld schuldig te zijn aan Catarina du Piere, weduwe van Jan van Waesbergen den Ouden, welk geld hij van Abraham van Waesbergen ontvangen heeft. Als borg treedt Grietge Corssen, schoonmoeder van Van Vucht, op. [673]
Op 25-5-1630 biedt, op verzoek van Abraham van Waesbergen, zijdelakenwinckelier, de notaris aan Willem van Orton, coopman, een wisselbrief aan. [674]********** HET HUIS LEKKERKERCK OF DE DRIE TRIPEN AAN DE HOOCHSTRAET ************
Op 4-6-1630 wordt op verzoek van Abraham Waesbergen, zijdelakenwinckelier, een wisselbrief d.d. 8-5-1630 gepresenteerd aan de vrouw van Willem van Orten, coopman. [675]
Op 19-11-1631 verkoopt Jacques van der Lanen zijn huis en erf met een vrije uit- en ingang en waterlozing in de Nieuwe Kerckstraet staande in 't Westvierendeel aan de noordzijde van de Hoochstraet aan Abraham van Waesbergen voor 5200 gld. Belendingen zijn Jan Dircxsz, tinnegieter, aan de oostzijde en het huis genaamd 'Antwerpen' aan de westzijde, strekkende voor uit de Hoochstraet tot achter aan de gemene gang. [676]**************************************************************************************
Op 21-6-1637 verkoopt Abraham van Waesbergen aan zijn broer Isaac van Waesbergen zijn huis en erf genaamd 'Leckerkerck' of 'De Drie Trijpen', staande in de Hoochstraet. De koper moet een jaarlijkse rente van 7 gld. betalen aan het schoenmakersgilde en 4600 gld t.b.v. de erfgenamen van Jacques van der Laen vanwege hun aandeel in het huis. Het huis en erf is belend door Dirck Jansz, tinnegieter, Adriaen van Berckel, oud-schepen, en strekt tot aan de Buyrgang die uitkomt in de Nieuwe Kerckstraet. [677]
Op 18-12-1638 leggen Abraham Speecx of Speeck, wonend te Amstelredam, 52 jr, Huybrecht Jansz van Hensbeeck, 51 jr, en Pieter Vosburch, 32 jr, op verzoek van Isaac van Waesbergen, boeckvercooper, een verklaring af betreffende de voorwaarden waaronder de laatste zijn huis en erf, hem toegevallen van Abraham van Waesbergen, zijn broer, vanouds genaamd Leckerkerck, staande aan de noordzijde van de Hoochstraet, ten oosten van de seeperije van Adriaen van Berckel, heeft verkocht aan Cornelis Hendricxsz Verdoes, coperslager. Genoemd worden verder de erfgenamen van Jaques van der Laen, die een huis en erf aan de oostzijde van de Molesteech als borg verbinden, en Merchelis Verbeecq. Comparanten traden als arbiters op. [678]
Op 20-12-1638 verkoopt Isaack van Waesbergen, bouckvercooper, voor 5003 gld. aan Gerard Barentsz, wijncooper, een huis en erf genaamd 'Lekkerkerck' staande in de Hoochstraat. Het huis heeft Van Waesbergen eerder van zijn broer Abraham van Waesbergen gekocht. Op het huis rust een hypotheek van 4600 gld. die de erfgenamen van Jacques van der Laen daarop hebben die ten laste van de koper komt en een rente van 6 gld. per jaar die het schoenmakersgilde op het huis heeft. Een huis staande in de Molensteech dat door de erfgenamen verkocht is aan Mercelis Verbeecq wordt van borgtocht ontslagen. [679]
Op 10-1-1632 heeft, op verzoek van Willem Wallis, wonende te Amstelredam, handelend namens zijn moeder Sara Dupiere, weduwe van Jan Wallis, notaris Van Aller van Abraham van Waesbergen, sijdelaeckenvercooper, betaling verlangd van een bedrag groot 98 gulden 18 st., dat Abraham van Waesbergen schuldig is aan Davidt Jonckin volgens een obligatie. [680]
Op 23-1-1632 bekennen Johan van Vucht en zijn vrouw Annetgen Gerritsdr een schuld aan Abraham van Waesbergen van 1.200 gld. Als onderpand stellen zij hun huis staande in de Nipoort, belend ten zuiden Maritgen Ariensdr en ten noorden Daniel Kivit, en nog een huis staande aan de Buttersloot in het Quackernaeck, belend ten zuiden door Joris Jorissen, brandewijnbrander. (In de akte is doorgehaald: nog een huis in Schidam aan de Lange Kerckstraet belend door Arent Meesz en Geertgen ........... ). [681]
Op 19-1-1633 bekent Charles de Lange, coopman, 509 ponden Vlaems schuldig te zijn aan Abraham van Waesbergen van een wisselbrief, getrokken door Jan Broers van Antwerpen die betaald moet worden aan Cornelis de Riemer en nu aan Van Waesbergen. Als zekerheid stelt hij de 37 of 38 vaten witte Franse wijnen die te Liet in Schotland zijn ingebracht door schipper Frederick Jonsen. [682]
Op 10-5-1633 verklaart Abraham van Waesbergen, zijdelakenkoper 1100 car. gulden schuldig te zijn aan Mayken Fransoisdr van den Bosch, Isaacq van Waesbergen en Sacharias van den Bossche. [683]
Op 3-9-1633 stellen Catharina de Piere, weduwe van Jan van Waesbergen, Pieter Leendertsz Cleyburch, wonende ten Briele, en Isaack Waesbergen zich borg voor een bedrag van 1.800 gulden, door Abraham van Waesbergen, zijdelaeckencooper alhier, man en voogd van Annitge Colven, na aftrek van haar legitieme portie gelicht uit handen van Henderick Hondius en Jan Symonsz, voogden van Annitge Colven, gesteld door Jan Cornelis Lambrechtse, goutsmit, grootvader van Annitge, om genoemde som conform testament van Jan Cornelis Lambrechtse en Antonette Cornelis Joachems, gepasseerd voor notaris Leonard Ketting in 's-Gravenhage d.d. 28-4-1606 te restitueren aan de nakomelingen van Sara Jansdr, gewezen dochter van Jan Cornelis Lambrechtsz als Annitge Colven zonder nakomelingen mocht komen te overlijden.
Op 12-10-1669 is deze borgstelling door Joris van Hogerwerf, zwager van Sara van Waesbergen, weduwe van Willem van Annocque en daarvoor van Pieter Leendertsz Kleyburch tenietgedaan. In de marge staan verder genoemd; - Isbrant Groenhout, gehuwd met Anna Hondius, - Philips Hondius, - de kinderen van Hester Hondius, - Pieter Zeyl, Catharina van Zeyl, de weduwe van Reynier Gravius, en Jan van Cleeff, man van Sara van Zeyl, allen kinderen van Anthonijntge Hondius en erfgenamen van Sara Hondius, - Henrick Hondius als erfgenaam van zijn zuster Sara Hondius, - Willem Roecx, vervangende de heer rentmeester Vlam voor de kinderen van Mayken Hondius. [684]
Op 11-11-1633 machtigt Catharina Dupier, weduwe van Johan van Waesbergen, haar zoon Abraham Waesbergen om voor schepenen alhier aan Hendrick van den Heuvell, coopman, een custingrentebrief van 3.500 gulden haar d.d. 17-5-1631 getransporteerd door Jan Jansz, glaesvercooper, over te dragen. [685]
Op 19-12-1633 verklaren Abraham van Waesbergen, sijdelakencoper, Isaac van Waesbergen, boeckvercooper, en Zacharias Silveus of Silvius, Latijns schoolmeester in de groote school, 400 gulden schuldig te zijn aan Pieter Pelt, notaris. [686]
Op dezelfde dag 19-12-1633 verklaart Abraham van Waesbergen aan Pieter Pelt een schuldbrief overgedragen te hebben die ten laste staat van Charles de Lang. Deze dient als borgtocht voor de in voorgaande akte 14 afgesloten lening. (De akte is doorgehaald en niet ondertekend.) [687]
Op 28-11-1633 bekent Jacob Willems, Schotsman, 800 gld. schuldig te zijn aan capteyn Pieter Punt, coopman. Punt heeft al twee wisselbrieven ontvangen van 800 gld. en 400 gld. resp. t.l.v. Adriaen van Zorgen en Abraham van Waesbergen, coopluyden, van Jacques du Werchijn, coopman te Leyden, wegens verkoop van het schip genaamd 'St. Nicolaes' door Punt. Hierbij was ook betrokken de brouwer Jan Slijp. [688]
Op 31-12-1633 verkoopt Abraham Cornelisz van den Berch, wonend aan de Cleywegh onder Onderschye aan Abraham van Waesberghe en Joannes van Vucht een stuk veenland in het ambacht van Hillegertsbergh in de Botterdeurpschepolder in Laech Rotten aan de West Achterwech voor 4.300 gulden. Gedaan ten huize van Jan Gerritsz buiten de Delffsche Poort. [689]
Op 11-1-1634 verkoopt Andries Jansz Cooman (Coomen), wonende te Bergschenhoeck, aan Joannes van Vucht en Abraham van Waesberghen samen een stuk land van 3 marghen groot in de Botterdorpsche polder voor 1.940 gulden. Claes Dircx van Reewijck heeft een custingbrief op dit land. Gedaan ten huize van Van Vucht in de Nieupoortstraet. Het land wordt belend ten zuiden Gerrit Ariensz van Benthuysen en Krijn Krijnsz, ten noorden de weduwe van Philps Jansz, scheepmaeker, en Willem Cornelisz Speelman, ten oosten Jan Leendert Meynen. [690]
Het vervolg is twee jaar later :
Op 15-4-1636 machtigt Claes Dircxsz van Reeuwijck, wonend in Butterdorp onder Hillegersberch, Pieter Adriaensz de Lange, coopman, om 1490 gld aan custingpenningen te innen van Johannes van Vucht en Abraham van Waesbergen. De schuldbekentenis is met toestemming van Andries Jansz Comen verleden voor schout en schepenen van Hillegersberg. [691]
Op 4-3-1634 machtigen Johannis van der Vucht en zijn vrouw Annitge Gerrits, Isaac Waesbergen, boekverkoper, om voor de schepenen te bekennen 2.200 gulden schuldig te zijn aan Abraham van Waesbergen, zijdelaeckencooper. De aflossing is op 1-11-1633 ingegaan, en zal 12 jaar duren. Het huis gelegen aan de westzijde van de Nieuwpoort en haar andere 6 huizen en erve in Quaeckernaeck dienen als zekerheid. [692]
Op 14-3-1634 verkoopt Maertgen Leendersdr, vrouw van David Vassen, die haar gemachtigd heeft volgens Govert Andriesz en Cornelis Pleunen, aan Abraham van Waesberghen en Joannes van Vucht 9 hont land in de Zevenhuysche Hondertmarghen of Wilde Veenen voor 1.500 gulden. Het land wordt belend door: de kopers, het weeskind van Willem Cornelisz, de Moersvaert. [693]
De koop gaat uiteindelijk niet door:
Op 6-4-1634 heeft Davidt Vassen, wonend in Sevenhuysen, met Joannes van Vucht en Abraham van Waesbergen de koop herroepen van 9 hondt land, die zij van Vassens vrouw kochten op 14-3 jl. Zij ontslaan elkaar van elke verplichting, als Vassen een rosenobel of 10 gulden betaalt. [694]
Op 2-1-1635 machtigen Johannis van der Vucht, schilder, en zijn vrouw Annitge Gerrits, Jan Jacobsz van den Berch, cruijdenier alhier, om te bekennen 3.200 gulden schuldig te zijn aan Abraham van Waesbergen, zijdelaeckencooper alhier wegens geleende gelden. Als onderpand stelt hij zijn huis en erf, gelegen aan de westzijde van de Nieupoort, belend ten noorden Daniell Kievit, en ten zuiden Maertge Adriaens, strekkende voor van de straat tot achter in de Slickvaert, en haar 6 huisjes en erven gelegen aan de oostzijde van de Bootersloot, belend ten noorden door de weduwe van Joachum Adriaensz Lansman. [695]
Op 2-1-1635 bekent Abraham van Waesbergen, zijdelaeckencooper, 1.200 gulden schuldig te zijn aan Johan van Vucht, schilder, wegens koop van 2 Segwaertse portien, afkomstig van Henrick Walloff, coopman, waarvan de bescheiden berusten onder Jacob la Som. [696]
Op 8-2-1635 bekent Pieter van Waesberge, koopman, ƒ 648,- schuldig te zijn aan zijn broer Abraham van Waesberge, die ook koopman is. [697]
Op 26-2-1635 passeert een identieke akte. [698]
Op 13-10-1635 heeft Abraham van Waesbergen, coopman, zich borg gesteld voor Pieter Waesbergen, zijn broer, die 800 gulden schuldig is aan Anthonis Huygen Keyser en komt nu met hem een betalingsregeling overeen. Borgstelling volgens akte gepasseerd voor Adriaen Kieboom, notaris d.d. 8-2-1634. [699]
Op 17-4-1636 machtigt Jan Roosse (tekent als Jan Roose), fusteyndrapier wonend te Leyden, Laurens Willemsz van Alcken, wonend in 't Hangh, om 464 gld. te innen van Abraham van Waesbergen wegens geleverde goederen. [700]
Op 18-4-1636 draagt Abraham van Waesbergen de opbrengst, afkomstig van de verkoop van schilderijen, tekeningen en platen op de Doele, over aan David van Hoogenhuysen, zijn zwager uit Amsterdam. [701]
Op 1-5-1636 regelen Abraham van Waesbergen en mr David van Hoogenhuysen uit Amsterdam hun financieel geschil. Verder wordt genoemd: land, genaamd het Zuyteynde van Waddincxveen en landerijen gelegen achter Zegwaert. Een obligatie verleden door Johannes van Vucht en gepasseerd voor Antony Huysman op 14-12-1635, en een vordering op Isaacq Pietersz Bolbergen, zijdelaeckewinkelier te Goes. [702]
Op 27-6-1636 heeft Johan van der Vucht, constperspectyffschilder, met Abraham van Waesbergen een contract gesloten over de koop van veenland op 15-12-1633, verleden voor Adriaen Dhavelaer, secretaris te Hillegersberch, als notaris op 27-4-1636, nl.:
- Twee partijen land, het eerste 4 morgen en 4 hondt groot, het tweede 3 morgen groot gelegen in Butterdorp in Hillegersberch.
- Drie partijen land, het eerste gekomen van Trijntgen Claesdr, het tweede van Cornelis Pleunen en het derde van Rijckendirck, gelegen in het ambacht van de Wilde Venen.
Het land heeft niet opgebracht wat zij verwacht hadden en zij verbreken nu het contract. Van der Vlucht passeert tot verzekering een obligatie ten behoeve van Waesbergen voor Nicolaes van der Hagen, notaris, van 1200 gld. Deze obligatie is door Waesbergen verpand aan Jan Jacobsz, goutsmit. [703]
Op 27-6-1636 sluiten Johannes van Vucht, constperspectijffschilder, en Abraham van Waesbergen, coopman, een verdrag over twee obligaties. De een verleden voor notaris Arnold Hofflandt en de ander voor notaris Anthony Huisman op 13-12-1635. De eerste obligatie is van Waesbergen aan Vucht en groot 1200 gld, over de koop van waterland en veenland in Segwaert. De tweede obligatie is van Vucht aan Waesbergen en groot 2825 gld, om aan Jan Coenraidtsz, laeckencooper, en Adriaen Lievensz van Haemstede, beiden wonend aldaar, rente te betalen. Namens voorn. Waesbergen zal David van Hoogenhuysen als voldoening van de voorn. obligatie accepteren een schilderij van een keuken, geschilderd door voorn. Vucht naar een schilderij van Dirck Govertsz, en nog zes schilderijen. [704]
Op 22-8-1636 verkoopt Abraham van Waesbergen, coopman, een obligatie tot levering van enkele schilderijen aan David van Hoogenhuysen, coopman wonend te Amsterdam. De obligatie was getrokken op Arie Ockersz, uit Moercappelle in den ambacht van Sevenhuysen, die hij turf geleverd had. [705]
Op 20-1-1637 verrekenen David van Hoogenhuysen, coopman te Amstelredam, en Abraham van Waesbergen wederzijdse vorderingen en schulden. Er resteert een schuld van Van Waesbergen van 700 gld. aan Hoogenhuysen. Wordt de betaling niet gedaan, zal Hoogenhuysen twee perspectijff schilderijen houden die Waesbergen hem in handen zal geven, te leveren door Jan van Vucht. Verder worden de volgende schilders genoemd: Pieter Palamedes, landschapsschilder, en Adriaen van der Venne. [706]
Op 24-1-1637 verzoekt Abraham van Waesbergen de notaris om David van Hoogenhuysen, coopman te Amstelredam, gerechtelijk aan te zeggen dat hij akkoord gaat met de overeengekomen betalingsregeling van 20-1-1637. Hij stelt als onderpand vier schilderijen van Jan van Vucht. [707]
Op 18-3-1637 draagt David van Hoogenhuysen, coopman te Amsterdam, over aan Adriaen Lievensz van Haemstede, coopman te Rotterdam, aandelen in de polder het Zuydteynde van Waddincxveen en in de landen achter Segwaert alsmede enige schilderijen van Joannes van Vucht, constschilder en perspectyffschilder, een obligatie ten laste van Ariaen Ockersz uit Moercapelle in 't Ambacht Sevenhuysen en een schuld van 300 gulden ten laste van Abraham van Waesbergen over. De onderscheiden aktes werden gepasseerd voor de notarissen Arnold Wagensveld en Anthony Huysman. [708]
Op 19-5-1637 komt Abraham van Waesbergen voor op de lange lijst van debiteuren van Anthonis van Muers, garentwijnder. [709]
Op 24-11-1637 machtigt Isaacq van Waesbergen, boeckvercooper, David van Hoogenhuysen, zijn zwager, om te Utrecht van Esdras Willemsz, bouckvercooper gelden te innen. Genoemd worden 2 obligaties ten laste van Wachtendonck. Genoemd worden boeken van Catz en Flavij Josephi. [710]
Op 1-2-1640 Annitge Gerrits, weduwe van Joannes van Vucht, die bij zijn leven samen met Hendrick Walhoff, Cornelis de Vires of Vries, Abraham van Waesberge, Hendrick Beus of Bens, Jan Lamberts Vermasen en Hendrick Poynts land bezat in de polder het Suyteijnde van Waddingsveen, machtigt Hendrick Waelhoff cum socius om haar deel van het land te verkopen, en haar deel van de schuur aan de Goutsche Kade. Het contract van Societeijt dateert van 31-1-1634. [711]
Op 4-8-1644 heeft, in de kwestie tussen Steven Pockel en Abraham van Waesbergen over een obligatie van 1742 gulden waarbij diens broer Pieter van Waesbergen zich borg gesteld had, door tussenkomst van Wessel van der Heul, substituut secretaris en Adriaen Kieboom, de voorn. Pieter van Waesbergen over diens aandeel van 843 gulden 700 gulden betaald. Het resterende bedrag wordt hem kwijtgescholden. [712]
COMMENTAAR(¥) Het lijkt erop dat dit echtpaar verhuisd is van Rotterdam naar Amsterdam tussen 1637, wanneer Abraham hun huis te Rotterdam verkoopt en hun een na jongste kind aldaar wordt gedoopt, en 1641 wanneer hun jongste kind te Amsterdam wordt gedoopt. |
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[720]
Pieter Leendertse Cleyburgh met Sara van Waesbergen zijn te samen door godes genade getrouwt van broeder Benjamin Rijswijk op den 9 Julij anno 1630 op een dingsdag savonds god geve ons een god salig lang leven Amen.
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[721]
Den 23 Decemb: 1638 is mijn man Zalr. Pieter Cleijburgh in den Heere gerust oud sijnde 37 Jaar en 4 maanden.
Den 25-4-1639 is onse Pieternella Kleijburgh gebooren den 2e paasdagh smiddags ten elve uure.
Den 16-8-1641 is Kathelijne Cleijburgh dese wereld overleeden smorgens de klokke vyf uure.
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[722]
Aantekening van Sara van Waasbergen: "Ao. 1661 Den 31 Mert is mijn Grootmoeder Catherijna de Pyer weduwe van Zalr. Jan van Waesbergen mijn Grootvader dese wereld overleeft op woensdag avond tot Rotterdam nadatse 8 dagen ziek hadde geweest en was aan haer Eene Zy en haer tong geslagen en is te Rotterdam in de groote Kerk begraven op den 4 april en was 2 maenden jonger als 80 Jaer en heeft al veel in dese bedroefde weereld overbragt."
Op 18-11-1630 benoemen Pieter Leendertsz Cleyburch en zijn vrouw Sara Jansdr van Waesbergen, elkaar wederzijds tot universeel erfgenaam. Als zij de eerststervende is zal haar man 200 gulden uitkeren aan haar moeder Catarina Dupre en haar zusters Rebecca van Waesbergen en Lia van Waesbergen zullen haar wollen kleederen als legaat ontvangen. Als hij de eerststervende is, zal zijn vrouw 200 gulden uitkeren aan zijn zuster Neeltgen Leenderts Cleyburch en zijn lijfgoederen aan zijn broers en zusters. [723]
Volgens eene akte van 7 julij 1635 woonde Pieter Lenardsze Cleyburgh in 's Heer Daniels ambacht en volgens eene akte van 11-10-1636 was Abraham van Waesbergen een zwager van hem. [724]
In 1639 blijkt Pieter Cleyburch te den Briel een van degenen te zijn die nog schulden heeft aan de boedel van Michiel Reyniers za., en Mayken Harmans, zijn vrouw. Onduidelijk is of Pieter dan nog in leven is. [725]
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[726]
"Ao. 1638 Den 23 decemb: is mijn Jongste broeder Pieter Cleijburg in den Heere gerust smorgens tusschen 4 en 5 uure op een donderdag en liet na een Vrouw swanger gaende vant vierde kindt en sijn drie kinderen in t leeven God de heer wilse van het vierde kind blij moeder maken en haer in t droefheid versterken gelyk hij een vader is van weduwe en weesen."
Aanteekening van 1659 : "Al-sulcke coorenkasse . . . als Cornelis Cleijburch sa: deselve in sijn leven lest beseten heeft ende nu by d'heer Willem van Nocque, jegenwoordich schepen deser stede, als behoude-vader van de drye naergelaten kinderen van Pieter van Cleijburch, als erffgenamen van den voorsz. Cornelis Cleijburch, haeren oom, vercocht heeft etc." [727]
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[728]
"Memorie van onsen ouderdom en den Trouwdag van (geboren 4 aug 1701(sic!) Pieter Leendertse Cleyburg (obiit 23 Decembr. 1638 oud 37 jaar 4 m was getrouwd 9 July 1630 met) en (nagelaten 3 kinderen uyt dit huwelik, namentlyk Cornelia, Johannis en Petronilla Cleijburg) Sara van Waesbergen (geboren 7-7-1609) Egte Luyde getrouwt 9-7-1630 (En na overlijden van P L Cleyburg is zij hertrouwt met W. Huijge Annocque hier naast beschreeve)."
"Pieter Leenderts Cleyburgh Is gebooren op den 4-8-1601 op een Zaterdag te Elf ure des daags god beware hem alle tijd - (Zijn Broeder Cornelis Cleijburg oud Scheepen der Stad Brielle). Sara Jans van Waesbergen Is gebooren op den 7 Julij int Jaar 1604 - Willem Huijge Annocque Is gebooren op Donderdag den 27-9-1604 en is gedoopt op den 8 October en de peters waer Gijsbrech van Haerlem mijn moeder haar susters man en Jacob Arens Erkenbout en Marr Damersz, huisvrouw van Tijs Gertse."
"Eene Magistraatsresolutie van 17 Febr. 1630 luidt: Esby Sr. Johan van Kleijburch(¥), alhoewel denselven is een geboren poorter deser stede, echter gedaen den behoorlijcken eet van getrouwicheyt om redenen alleene denselven als een burger der stadt Delff by eede aen deselve stadt verbonden." [733]
COMMENTAAR(¥) Dit zal gezien de data een andere Johan van Kleijburch dan de onder 3 genoemde zoon. Eerder zijn grootvader.
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[734]
"Ao. 1661 Den 6 Septemb. Is mijn broeder Johannes met Machteltgen den Dorst weduwe van Nyclaes Vermeulen samen tot Delft getrouwt dingsdags avonds in de oude kerk, God geve haer beyde een salig lang leven amen."
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[739]
Ao. 1639 Den 25 April is Saartge suster weduwe van Sal: Pieter Cleyburgh verlost den 2 paeschdag smorgens ten tien uure van een Jonge dochter die genaemt en gedoopt is Pieternelle getuijgen Grietje Weymans en Gilliumis van Waesbergen, Cornelis Cleyburgh in de plaats als vader gestaan.
Kroniekje Cleyburgh 1582-1663:[740]
"Ao. 1662 Den 31 January is mijn Zuster Pieternelle Cleijburgh getrouwt met Edewaert Goudsmit weduwnaar op Dingsdagsmorgens in den Briell, in de Groote kerk van Domene Saerles god geve haer samen een lang en gerust salig leven amen."
COMMENTAAR(¥) Zou de inschrijving Isaack Waesbergen, wonende op het Steiger, beg. Rotterdam 14-7-1641 (Begraven Weeskamer , index nummer nr. 270, blz. 65), niet in werkelijkheid slaan op het overlijden van Dina van den Bos? |
![]() |
Drukkersmerk van Isaak van Waesberghe: Een Fama die over het water vliegt met bazuin en palmtak.
Bron: ⇒ KB |
Op 14-2-1632 draagt Isaac van Waesberghen, bouckvercooper, over aan Davidt van Hoogenhuysen uit Utrecht een obligatie ten laste van Cornelis van Nijenroode uit Utrecht. [744]
Op 31-5-1632 machtigt Isaac Waesbergen, boeckvercooper, Margaretha van Waesbergen, vrouw van David van Hoogenhuysen te Utrecht, om van Cornelis van Nijenroode te innen de schuld die hij aan hem heeft. [745]
Op 10-3-1632 testeert Marya van den Bosch, ongehuwd. Zij benoemt tot erfgenamen haar zwager en zuster Isaac van Waesbergen en Digna van den Bosch, met een legaat aan haar halfbroer Corstyaen van den Bosch. [746]
Op 23-12-1632 herroept Maria van den Bosch, j.d. het voorgaande testament gemaakt op 20-3-1632 t.o.v. notaris Jan van Aller en benoemt tot universele erfgenamen haar halfbroers van vaderszijde Anthony van den Bosch en Corsteaen van den Bosch, samen met haar zuster Digna van den Bosch, vrouw van Isaac Waesbergen, bouckvercooper voor gelijke delen. Zij vermaakt een bedrag van 100 gulden aan de kerckarmen samen met het Weeshuys. [747]
Op 5-10-1632 machtigt Maycken Franchoisdr van den Bosch, meerderjarige dochter van de overleden Franchoys van den Bosch, wijncooper te Delft, en zijn vrouw Elysabet Zachariasdr van Ophoven, Jan Claesz van Akermonde om bij de weeskamer te Delft de goederen te verdelen die haar en haar zuster Dingna van den Bosch vanwege haar overgrootmoeder Elysabet Claesdr en haar moeder toekomen. Alsmede om de gelden te incasseren die haar oom en voogd Cornelis Zachariasz van Ophoven bij de weeskamer beheert en hem van zijn voogdijschap te ontslaan. Vervolgens machtigt zij Van Akermonde om met de voogden over de twee nakinderen van haar vader verwekt bij Elysabet Corstiaensdr Grijp en met Guilliame de Graeff, notaris en curator over de boedel van Elysabet Grijp, tot overeenstemming te komen aangaande die boedel en de gelden te innen die haar toekomen. Tevens om namens haar en Isaack van Waesbergen, man van haar zuster Dingna van den Bosch, en de voogden over de twee nakinderen bij de weeskamer de Delft de gezamenlijke boedel van haar vader en Elysabet Grijp te scheiden. [748]
Op 11-1-1633 verkoopt Davit van Hogenhuysen aan Isaack van Waesbergen een huis en erf staande aan de Meulesteech. De koper zal een schuld van 400 gld. tot zijn last nemen die Lucretia Jansdr, waardinne in de Ruyt, op het huis heeft. Verder belooft hij voor het huis te leveren 376 Duytse bijbels in folio en schrijfpapier, en 200 gld. te betalen. Het huis is belend door Pieter Corsavont, Jacques Bartholomeusz, cleermaecker, en Marchelis Verbeecq. [749]
Op 26-1-1633 bekent Lucretia Jans, laatst wed. van Pieter van Rijcken, ontvangen te hebben van Isaacq van Waesbergen, 300 gld. en van David van Hoogenhuysen, 100 gld. Zij belooft deze bedragen af te trekken van de rentebrief, die notaris Pieter van Pelt heeft op het huis en erf aan de oostzijde van de Westmolenstraet door haar verkocht aan David Hoogenhuysen, die het weer verkocht heeft aan Isaacq van Waesbergen. [750]
Op 19-3-1633 komen Davidt van Hoogenhuysen, wonende te Amsterdam, en Isaac van Waesbergen, bouckvercooper, overeen dat Van Waesbergen binnen 14 dagen met capiteyn Bartholomeus Reyniersz den Jonghenboer naar Lonnen in Engeland zal varen.(¥) Indien de reis wordt volbracht, betaalt Hoogenhuysen hem 100 gld. Wordt de reis niet volbracht, dan betaalt Waesbergen 100 gld aan Hoogenhuysen. [751]
COMMENTAAR(¥) Curieuze akte! Wat zou Isaac in Londen moet gaan doen?
Op 19-3-1633 bekent Isaacq van Waesberg, boeckvercooper, dat hij van zijn zwager David van Hoogenhuysen heeft gekocht het huis en erf gelegen aan de oostzijde van de Westmeulestraet waar uithangt de Blaeuwe Werelt en als restant daarover nog schuldig is 290 gld. [752]
Op 10-5-1633 verklaart Abraham van Waesbergen, zijdelakenkoper 1100 car. gulden schuldig te zijn aan Mayken Fransoisdr van den Bosch, Isaacq van Waesbergen en Sacharias van den Bossche. [753]
Op 19-12-1633 verklaren Abraham van Waesbergen, sijdelakencoper, Isaac van Waesbergen, boeckvercooper, en Zacharias Silveus of Silvius, Latijns schoolmeester in de groote school, 400 gulden schuldig te zijn aan Pieter Pelt, notaris. [754]
Op dezlefde dag 19-12-1633 verklaart Abraham van Waesbergen aan Pieter Pelt een schuldbrief overgedragen te hebben die ten laste staat van Charles de Lang. Deze dient als borgtocht voor de in voorgaande akte 14 afgesloten lening. (De akte is doorgehaald en niet ondertekend.) [755]
Op 3-4-1634 machtigen Isaac van Waesbergen, bouckvercooper, man van Dingna van den Bosch, en namens Corstiaen van den Bosch, zijn vrouws halfbroer, en Maeycken van den Bosch, bejaerde jongedochter, allen kinderen en erfgenamen van Franchoijs van den Bosch, wijncooper te Delft, Guilliam de Graeff, notaris te Delff, als administrateur van de boedel van Franchoijs van den Bosch, om zich te vervoegen bij het Hof van Hollant en daar de eis tot hun laste aan te horen in de zaak tegen Cornelis Sachariasz van Ophoven, wijncooper te Delff. [756]********** HET HUIS LEKKERKERCK OF DE DRIE TRIJPEN AAN DE HOOCHSTRAET ************
Op 19-11-1631 verkoopt Jacques van der Lanen zijn huis en erf met een vrije uit- en ingang en waterlozing in de Nieuwe Kerckstraet staande in 't Westvierendeel aan de noordzijde van de Hoochstraet aan Abraham van Waesbergen voor 5200 gld. Belendingen zijn Jan Dircxsz, tinnegieter, aan de oostzijde en het huis genaamd 'Antwerpen' aan de westzijde, strekkende voor uit de Hoochstraet tot achter aan de gemene gang. [757]**************************************************************************************
Op 21-6-1637 passeren de verkoopvoorwaarden van een huis en erf, vanouds genaamd Leckerkerk, door Abraham van Waesbergen verkocht aan Isaac van Waesbergen, zijn broer. De volgende personen worden genoemd: Pieter Ariensz Moyman te Zevenhuysen, Johannes van der Vucht in Waddincxveen, hun andere broer Pieter van Waesbergen en Adriaen Lievensz van Haemstede. [758]
Op 21-6-1637 verkoopt Abraham van Waesbergen aan zijn broer Isaac van Waesbergen zijn huis en erf genaamd 'Leckerkerck' of 'De Drie Trijpen', staande in de Hoochstraet. De koper moet een jaarlijkse rente van 7 gld. betalen aan het schoenmakersgilde en 4600 gld t.b.v. de erfgenamen van Jacques van der Laen vanwege hun aandeel in het huis. Het huis en erf is belend door Dirck Jansz, tinnegieter, Adriaen van Berckel, oud-schepen, en strekt tot aan de Buyrgang die uitkomt in de Nieuwe Kerckstraet. [759]
Op 18-12-1638 leggen Abraham Speecx of Speeck, wonend te Amstelredam, 52 jr, Huybrecht Jansz van Hensbeeck, 51 jr, en Pieter Vosburch, 32 jr, op verzoek van Isaac van Waesbergen, boeckvercooper, een verklaring af betreffende de voorwaarden waaronder de laatste zijn huis en erf, hem toegevallen van Abraham van Waesbergen, zijn broer, vanouds genaamd Leckerkerck, staande aan de noordzijde van de Hoochstraet, ten oosten van de seeperije van Adriaen van Berckel, heeft verkocht aan Cornelis Hendricxsz Verdoes, coperslager. Genoemd worden verder de erfgenamen van Jaques van der Laen, die een huis en erf aan de oostzijde van de Molesteech als borg verbinden, en Merchelis Verbeecq. Comparanten traden als arbiters op. [760]
Op 20-12-1638 verkoopt Isaack van Waesbergen, bouckvercooper, voor 5003 gld. aan Gerard Barentsz, wijncooper, een huis en erf genaamd 'Lekkerkerck' staande in de Hoochstraat. Het huis heeft Van Waesbergen eerder van zijn broer Abraham van Waesbergen gekocht. Op het huis rust een hypotheek van 4600 gld. die de erfgenamen van Jacques van der Laen daarop hebben die ten laste van de koper komt en een rente van 6 gld. per jaar die het schoenmakersgilde op het huis heeft. Een huis staande in de Molensteech dat door de erfgenamen verkocht is aan Mercelis Verbeecq wordt van borgtocht ontslagen. [761]
Op 22-5-1639 verrekenen Abraham van Waesbergen en zijn broer Isaacq van Waesbergen wederzijdse schulden en vorderingen. Het betreft: een obligatie van 900 gld. t.b.v. Adriaen Lievens van Haemstede, de kosten van een huis en erf genaamd 'Leckerkerck' staande in de Hoochstraet, een betaling van Gerard Barentsz, wijncooper, Willem Jacobsz en Pieter van Waesbergen, hun broer. [762]
Op 24-11-1637 machtigt Isaacq van Waesbergen, boeckvercooper, David van Hoogenhuysen, zijn zwager, om te Utrecht van Esdras Willemsz, bouckvercooper gelden te innen. Genoemd worden 2 obligaties ten laste van Wachtendonck. Genoemd worden boeken van Catz en Flavij Josephi. [763]
Op 21-7-1638 worden op verzoek van Pieter van Waesbergen, bouckvercooper, verklaringen afgelegd door Pieter van Ghelen, 53 jaar, schoolmeester. en Stheven Wielickx, bouckdrucker 50 jaar. Door attestanten zijn in 1638 bij de weduwe van Mathijs Sebasteansz boeken gedrukt voor Isaack van Waesberghen, bouckvercooper, die van de weduwe boeken kocht gemaakt door domine Episcopius, tegen zekere boekjes getiteld Arcanius Arminanismi. In aanwezigheid van Isaac en Sebastiaen Mathijsz de zoon van voorn. weduwe van Mathijs Sebasteaensz zijn de boeken geteld waarbij is gebleken dat te veel bladen zijn gedrukt. [764]
Op 20-12-1638 verkoopt Isaack van Waesbergen, bouckvercooper, voor 5003 gld. aan Gerard Barentsz, wijncooper, een huis en erf genaamd 'Lekkerkerck' staande in de Hoochstraat. Het huis heeft Van Waesbergen eerder van zijn broer Abraham van Waesbergen gekocht. Op het huis rust een hypotheek van 4600 gld. die de erfgenamen van Jacques van der Laen daarop hebben die ten laste van de koper komt en een rente van 6 gld. per jaar die het schoenmakersgilde op het huis heeft. Een huis staande in de Molensteech dat door de erfgenamen verkocht is aan Mercelis Verbeecq wordt van borgtocht ontslagen. [765]
Op 24-12-1640 bevestigt Dina van den Bosch, vrouw van Isaacq Waesberge, boeckvercooper, wonende op de Grote Merckt, het testament door haar samen met haar man gemaakt op 26-8-1629 voor notaris Pieter Pelt(¥) en bepaalt in aanvulling daarop dat al hetgeen zij geërfd heeft van Elisabeth Claesdr, haar overgrootmoeder, moet worden uitgekeerd aan haar kinderen. [766]
COMMENTAAR(¥) Dit testament is niet te vinden op deze datum
Op 26-3-1643 doet Davit van Hogenhuijsen, die van IJsaac Waesbergen actie en transport heeft volgens transport van 5-8-1642 bij notaris Jan Verheijen, voor een ordonnnatie ten laste van de Raet ter Admiraliteyt van 400 gulden, dd. 22-5-1642, hier geheel afstand van, en autoriseert Pieter Waesbergen tot de ontvangst. [767]
Op 14-11-1669 verklaart te Schiedam Maertge Leenders Muijs op verzoek van Johannes Isaacxsz van Waesbergen, goudsmid te Rotterdam, nimmer ten gunste van haar zoon, Aldert de Swart, zilversmid te Schiedam, in enigerlei verhouding tot hem te hebben gestaan. Zij kent hem als een vroom en deugdzaam man, die als zodanig ook in Schiedam bekend staat. [771]
Op 31-10-1631 verklaren Willem van den Bundel, schilder, wonend te Delft, 55 jaar, Lambrecht Willemsz, 48 jaar en Guilliame de Vijlle (tekent als Guilyame de Ville), veruwer, 24 jaar, op verzoek van de hooftluyden van 't wijncopersgilde, namens het gilde alhier, dat zij in verschillende wijncopershuysen wijnen hebben gedronken en ontbijt gehouden en dat zij zoveel mochten drinken als zij wilden voor 10 stuivers per stoop. [772]
Op 13-5-1632 benoemen Guilliam de Vyl (ondertekent met Guilyam de Ville), sijeveruwer, en zijn vrouw Rebecca van Waesbergen elkaar tot hun enige erfgenamen. [773]
Op 7-12-1633 machtigt Catharina Dupier, weduwe van Jan van Waesbergen, haar schoonzoon Guilliame de Vijl, zijdeverwer te Amsterdam, om zich garant te stellen voor een borgtocht die Samuel de Nimey, suyckerbacker voor Guilliame de Vijl heeft gesteld t.b.v. 1.500 gulden wegens koop van couchenillie(?). [774]
Op 28-11-1635 verkoopt Jan Jeuriaensz aan Guillaume de Ville, een erf in de Zwanenburgerstraat (ZZ) hoek Zwanenburgwal (Zwanenburgergracht) te Amsterdam. [775]
Op 18-2-1662 verkoopt Rebecca van Waesbergen, wed. van Guilliam de Ville aan Jeuriaen Boucart, een huis en erf zijnde een suikerbakkerij op de Dwars Amstel in de ververijen te Amsterdam. Koopprijs ƒ 13150,--. [776]
COMMENTAAR(¥) In 1648 treedt een Anthonij Huijsman op als doopgetuige. Zou hij uit Batavia teruggekeerd zijn en weer in 1649 (met zijn vrouw) vertrokken? |
Op 2-9-1637 sluit Maerten Huysman, wijnverlater, een overeenkomst voor de betaling van 170 gulden op een obligatie ten laste van hem met Willem Heynricksz Rotshouck, als houder van de obligatie die op naam staat van zijn schoonvader Pieter Verschuyren. Als borg stelt zich zijn zoon Anthonis Huysman, notaris. [784]
Op 22-1-1652 heeft te Rotterdam Mathijs Jorisz van Aerts, vader van zijn overleden zoon Phillips van Aerts, een bedrag van 168 gulden ontvangen uit handen van Pieter van Waesbergen, als zijn deel in diens nalatenschap. Phillips was getrouwd met Susanneken Huysman, dochter van Anthony Huysman, notaris en procureur te Batavia. De nalatenschap was geregeld bij testament voor secretaris Pieter Hackius te Batavia d.d. 19-2-1650. [794]
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:[801]
22-9-1689, "missive aen den commandeur Isaak van Dielen en Raad".
30-6-1693, "equiperinge van eenige schepen op Ceijlon onder den commandeur Van Dielen tegens de france voor Goa, etcetera."
Ds. Simon Kat | |
Journal of the Dutch Burgher Union: [812] Database of VOC documents:[813] Archief voor de geschiedenis der Oude Hollandsche zending:[823]
|
Archief van VOC documenten [827] Hierin bevindt zich een groot aantal stukken aan of van Marten Huijsman. In deze stukken wordt hij afwisselend aangeduid als Dessave (= provincie gouverneur) (1670, 1672), oppercoopman (1674, 1675) en commandant (1675, 1676), raedt (1675..1680), commandeur (1678..1684) en comissaris (1679..1682), en directeur (1684, 1685) van Tutucorin/Cochin/Malabar.
Hieronder een selectie uit de inventaris van de stukken:
Instructie voor den Ed. majoor Jan van der Laan, Jorephaes Vosch, Laurens Pijl ende Marten Huijsman gestelt tot opsienders der paerlvisserije des eijlants Manaer et cetera, gedateerd 6 Februarij 1666. [828]
Rapport wegens de Manaerse paerlvisserije door de gecommitteerdens Jan van der Laan, Laurens Pijl en Marten Huijsman in dato 22 Maij 1666. [829]
Rapport vant voorgevallene van den Dessave(¥) Marten Huijsman wegens sijne verrichten inde wannias aenden Ed. commandeur Jorephas Vos gedaen, gedateerd 9-9-1670. [830]
Copie rapport van den oppercoopman Marten Huijsman wegens den toestant op de custe van Madure aende heer Rijckloff van Goens overgelevert den 29 Maert 1674. [831]
Copie missive door d'Ed. superintendent Rijckloff van Goens (de Oude) en d'Ed. Marten Huijsman uijt Tutucorijn aen d'Ed. heeren seventiene int patria te lande over Persia geschreven ultimo December 1674. [832]
Copie missive door d'Ed. heer superintendent Rijcklof van Goens en d'Ed. Marten Huijsman uijt Cochin aen d'Ed. heeren seventiene int patria geschreven te lande over Persia in dato 25 Februarij 1675. [833]
Copie consideratien door den commandant Marten Huijsman wegens 's compagnies negotie op de cust van Madure onder dato 8-12-1676 opgestelt. [834]
Relaes van de Ed. Marten Huijsman wegen de nuttigheden die d'Ed. compagnie int hueren der Madurese zeehavenen souden komen te genieten van dato 11-4-1676. [835]
Advijs van den Ed. Marten Huijsman over 't poinct vanden Mallebaersen arreeckhandel aan de heer gouverneur Rijckloff van Goens gegeven in dato 9 Maert 1676 uijt Tutucorijn. [836]
Consideratien van den oppercoopman Marten Huijsman op het rapport van den capiteijn Krijn Caperman wegens sijne bevindinge in de landen van Cottate, Pannagaedij, Callecate et cetera in dato 17-5-1677. [837]
Twee copie missiven door de commandeurs Huijsman en Lobs en den raet tot Cochim in datis 26 November en 3-12-1678 aen den gouverneur Van Goens geschreven. [838]
Copie translaet olas gewisseld tusschen den commandeur Huijsman en de coopluijden Babba en Poelicare gedateert 21, 29 November, 2 en 12-12-1678. [839]
Copie missive door den commandeur Marten Huijsman en den raet tot Cochim in dato 18-12-1679 aen den gouverneur Rijckloff van Goens de Jonge geschreven. [840]
Twee copie instructien door den commissaris Marten Huijsman en commandeur Jacob Lobs tot Coutchijn den provisioneel capiteijn Hendrick Reijns mede gegeven in zijne commissie aan den coningen van Coutchin en Calicoijlangh de dato 17 Januarij en 2 Februarij 1679. [841]
Verbaal der voornaemste materien vervat in den brieff vanden commissaris Marten Huijsman gedateert 11 Maert 1680 door sijn Ed. geaddresseert in plaatse van rapport aen den gouverneur generael ende raden van Indien over de saecken van Mallabaer, Canara en Wingurla om daer over in rade van Indien ten meesten dienste van de compagnie te werden gedisponeert. [842]
Register der papieren geconsigneert aan de hoogh Edele heeren bewindhebbers van de generaale Nederlantse geoctroijeerde Nederlandse Oostindische Comp. ter vergaderingh van 17e ter presidiale camer Middelburgh in Zeelant afgevaardigt door den commissaris en commandeur Marten Huijsman mitsgaders den raat ter custe Mallabaar, Canara en Wingurla gaande per 't schip de de Gekroonde Vreede na Ceijlon om vandaar per retourschepen addresse te erlangen (ontfangen 5 Junij 1681 per 't schip Couverden). [843]
Originele geschrift sijnde de nader aenwijzinge die gedaen kan werden op de verantwoordinge van de heer Lobs en Berckmans wegens de te kort bevonden balcken, het cooper etcetera door den commissaris en commandeur Marten Huijsman en raat vervaerdight, in dato 31 Julij 1682 volgens apart register. [844]
Authentiq extract uijt de missive van de commandeur Huijsman en raed ter custe Malabar in dato 4 Maij 1683 aan de hoge regeringe van Indien behelsende hun sentiment wegens 't vercleijnen van de Fortresse Coijlan. [845]
Authenticque copie extract uijt het Bengaelse daghregister onder dato 3-10-1684 wegens het gepasseerde tusschen den commissaris Soolmans en de gecommitteerdens van de directeur Huijsman wegens het bastonneren van de Achon off hoffganger ter ordre van de voornoemde commissaris. [846]
Missive van den directeur Marten Huijsman en raad tot Ouglij aen haer Ed. geschreven in dato 16 Februarij 1685 (ontfangen den 15-4-1685 per de fluijt Egelenburgh). [847]
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:[848]
4-9-1683 "de cath Opmeer na Mallabaar en Ceijlon met een missive aen den commandeur Marten Huijsman"
4-10-1683 "d'schepje 't Lant van Schouwen ... brieven daarmede aan den commandeur Marten Huijsman tot Couchin"
20-10-1683 "de commandeur Marten Huijsman tot Directeur van Bengale verkoren"
29-7-1684 "de jagten Negombo, Sint Martensdijk, Jambij, en Nederhorst na Bengale ... (met) missive aan den directeur Marten Huijsman en raat"
31-8-1684 "de scheepjes de Post en de Faam na Bengale met een missive aan de commissaris Isaacq Zoolmans en directeur Marten Huijsman"
27-10-1684 "den directeur Marten Huijsman in Bengale tot 180 guldens (ter maent toegelegt)"
21-12-1684 "'t jagt Negombo uijt Bengale met een largo missive van de heer directeur Marten Huijsman"
7-2-1685 de fluijt de Berkmeer uijt Bengale met een missive van den directeur Marten Huijsman en raad"
28-8-1685 missive aan de heer Hendrik van Rheede, den directeur Marten Huijsman en den raad in Ouglij"
COMMENTAAR(¥) Dat Mattheus Schenkenberg haar germain (neef) is zal betekenen dat haar moeder Magdalena C(h)asteleijn en zijn moeder Henrietta Chasteleijn (half) zusters zijn. De familie Chasteleijn komt uit La Rochelle, vandaar de aanduiding "germain". |
Het randschrift op de grafsteen luidt: De EEAgtbare Heer Mattheus Schenkenberg Gouverneur en Directeur dezer Provintie Banda Obijt den 14-6-1709 oud 42 jaren, 7 maenden 4 dagen.[856]
In 1687 heet Pieter Willeboorts blijkbaar gefraudeerd in de salpeterhandel. Daarover zijn de volgende stukken in het VOC-archief beschikbaar:
1687: Elff extracten uijt de boecken van de salpeterleveranciers met vergelijcking van Comps. negotienboecken in Pattena gehouden en een sommarium wat de cooplieden Pieter Willeboords en Cornelis van Oosterhoff op de incoop van salpeter gefraudeert hebben. [857]
1687: Specificatie wat de cooplieden Pieter Willeboords en Cornelis van Oosterhoff op de goenij in Pattena gefraudeert hebben. [858]
1687: Aenwijsinge van 't geene door de cooplieden Pieter Willeboords en Cornelis van Oosterhoff gefraudeert is aen salpeter uijt Comps. eijgen erff versamelt en deselve echter als gecoft aengerekent. [859]
Of het tot een veroordeling komt blijkt niet uit de stukken.
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:[860]
21-12-1686 "missive van den principaal gesaghebber Pieter Willeboorts en raad"
11-4-1687
ief van den oppercoopman en principaal gesaghebber Pieter Willeboorts en Raad tot Ouglij"
14-4-1687 "de fluijt Drakensteijn uijt Bengale met duplicaat missive van principaal gesaghebber Pieter Willeboort"
30-5-1687 "de fluijt Bovencaspel van Bengale missive van den Edele oppercoopman en gesaghebber Pieter Willeboorts mitsgaders den Raad tot Houglij aan Haar Edeles"
11-6-1687 "de fluijt Nierop van Bengale met dubblede originele brief van den Edele Pieter Willeboorts en Raad aan Haar Edele"
12-6-1687 "dubbelde originele missive van Haar Edeles aan de Edele Pieter Willeboorts en Raad tot Ouglij"
23-7-1687 "4 dubbelde originele missive aan den oppercoopman en principale gesaghebbber Pieter Willeboorts nevens den Raad tot Ouglij"
26-8-1687 "de retourfluijten Nieuwland en Hobre na Bengale, missive aan den principaal gesaghebbebr Pieter Willeboorts en Raad"
26-9-1687 "mitsgaders van den oppercoopman en principaal gesaghebber Pieter Willeboorts nevens den Raad tot Ouglij"
23-11-1687 "de fluijt Waveren van Bengale met missive van den Edele gesaghebber Pieter Willeboorts en Raad"
12-12-1687 "de fluijt Bronste uijt Bengale met een dubbelde missive van den oppercoopman en provisioneel gesaghebber Pieter Willeboorts nevens den Raad tot Oiglij"
2-1-1688 "missive van de oppercoopman Pieter Willeboorts en Raad te Houglij"
24-1-1688 "missive van den oppercoopman Pieter Willeboort en Raad"
2-2-1688 "de twee brieven daarmede ontfangen van den oppercoopman Pieter Willeboort en Raad tot Houglij"
13-7-1688 "met twee origineele brieven aan den Edele Pieter Willeboorts en Raad"
28-8-1688 "per de fluijt Westbroek naar Bengale een briefje aan den Edele Pieter Willeboorts en Raad tot Ouglij"
2-9-1688 "dubbelde missive voor den oppercoopman en principaal gesaghebber Pieter Willeboorts nevens den Raad tot Houglij"
5-11-1688 "ditto voor den oppercoopman en principaal gesaghebber Pieter Willeboorts nevens den Raad tot Ouglij"
14-1-1689 "de fluijt Westeramstel van Bengale met de weduwe van den gewesen principaal gesaghebber Pieter Willeboorts"
VOC-Archief: 28-8-1697 Twee rapportjes van den maijor Adolph Winckler, den opperkoopman Mattheus Schenkenberg ende den capiteijn der Maleijers Wanaboul Bagus aan zijn edelheit den heere gouverneur generaal overgelevert nopende de confesse van Radja Tambora over 't attacqueren van compagnies fortresse tot Bima, 't vermoorden der coninginne van Dompo et cetera (den 28-8-1697 op Batavia overgegeven). [861]
VOC-Archief: 23-2-1701 Memorie door de commandeur van Mallebaer en geeligeert directeur van Persia Magnus Michelman tot narigt opgestelt voor sijn geeligeert geworden zijnde successeur den commandeur Matheus Schenkenberg de dato 10 Januarij 1701 dog met een appendix van den 14 derselve maent nagelaten aen den politicquen raet tot Cochin (ontfangen den 23 Februarij 1701 per fluijt Zoelen). [862]
VOC-Archief: 5-5-1709, Memorij bij forma van instructie door den ondergetekende als afgaande gouverneur en directeur deze provintie (Theodorus de Haaze) op expres bevel van de Indische hooge regeringe tot Battavia ontworpen voor desselfs vervanger den heere Mattheus Schenkenberg om zig daar na in zijn nieuw bestier als gouverneur en directeur alhier zo lange te rigten tot tijt en wijle opgemelte haar Ed. hoog agtbaarheden daar omtrent eenige andre ordres mogten komen te gelieven indertijt na herwaarts af te geven (gedateerd 5-5-1709, ontfangen anno 1719). [863]
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:[864]
9-12-1690
iefje van den opperkoopman Mattheus Schenkenberg comende met de Hoop uijt het vaderlandt"
9-12-1690 "den oppercoopman Mattheus Schenkenberg met 's Compagnies papieren van het schip de Goede Hoop aen lant"
14-2-1692 "vertreck van 't fluijtschip Cronenburgh naer Ambon met den oppercoopman Matheus Schenkenberg"
23-8-1694 Radja Bone heeft den principaal gesaghebber Matheus Schenkenberg doen verwellekommen dog Radja Goa niet"
18-9-1694 briefje na Macassar aan den gesaghebber Matheus Schenkenberg en raat"
19-9-1694 "den borger Leendert Veerman komt van Macasser met schrijven van den gesaghebber Matheus Schenkenberg en raat: Radja Bone blijft nog continueren in sijn opgevatte waan over de vermoorde coninginne van Dompo tot laste van Radja Bima, en heeft den gesaghebber Matheus Schenkenberg verscheijde poincten doen voorstellen"
27-9-1694 "'t fluijtje de Haan comt van Macassar met schrijven van den gesaghebber Matheus Schenkenberg en raat"
10-11-1694
ieven van Macassar ontfangen per Chinees vaertuijgh te weten, 1 van den opperkoopman Mattheus Schenkenberg en raed en 3 van de Radjas Bonij, Goa en Tambora"
19-11-1694 "arrivement van het jaght Jambij te deser rheede komende over Japara van Macassar, waermede ook ontfangen is, een missive van den principaal gesaghebber Mattheus Schenkenberg en raed op Macassar en een dito van den gouverneur Cornelis van der Duijn en raed in Ternaten"
21-5-1697 "per Inlands vaertuijgh ontfangen een briefje van den resident David Boxel tot Tagal, meldende de verscheijninge aldaer van 't schip Domburgh van Macassser met den oppercoopman Mattheus Schenkenberg en den coopman Hendrik Claes"
28-5-1697 "arrivement van 't jagt Domburgh van Makasser over Tagal en Sirrebon, met den opperkoopman Mattheus Schenkenbergh en den coopman Hendrik Kaas"
23-8-1697 "den oppercoopman Mattheus Schenkenbergh in den agtbare raed van Justitie geplaetst"
28-5-1698 "den commandeur Hendrik Swaardecroon van Jaffenapatnam herwaarts te laten comen, den oppercoopman Matheus Schenkenberg tot desselfs vervanger aangestelt"
22-7-1698 "depesche van het jagtje de Tamboer over Punta Pedro nae Cormandel met den g'eligeerd commandeur van Jaffanapatnam Mattheus Schenkenburg"
6-7-1700 "aanstellinge van Magnus Wichelman tot directeur in Persia Mattheus Schenkenbergh tot commandeur van Mallabaer en goetvindinge om 't Jaffenapatnamse commandeur door eene der Ceijlonse ministers bij provisie te laten bedienen" .be 20-8-1700 "communicatie der electie van den Edele Magnus Wichelman tot directeur in Persia en Mattheus Schenkenberg in desselfs plaets tot commandeur van Mallabaer"
12-12-1700 "request van den commandeur Mattheus Schenkenberg om van 't Mallabaars commandement g'excuseert te werden"
Archief van VOC documenten [868]
Rapport door den oppercoopman Hendrick Huijsman en capiteijn Augustinus Bloemert den 29 Maert 1704 aen opgemelte gouverneur Cornelis Joan Simons overgelevert, rakende het proberen van 't buskruijt tot Colombo ten overstaen van bovengemelt contabel majoor Christaensz Torzee (den 21-11-1704 per 't schip 't Geijn over Cormandel). [869]
Archief van VOC documenten [871]
Extract uijt de missive door den chirurgijn Potvliet uijt het leger van den prince Asem Terra aan den coopman Huijsman tot Patna geschreven den 24-8-1701 (ontfangen den 17 Julij 1702 per de fleuijt Zoelen). [872]
Extract uijt een missive door het opperhooft Anthonij Huijsman en raad tot Pattena aen d'heer directeur Pelgrom en raad tot Ouglij de dato 17-11-1702 nopende de verkregene licentie tot het openen hunner camers en 't verlugte van de goederen in deselve opgesloten etcetera (ontfangen den 24 Januarij anno 1703). [873]
Appendix tot een missive door het opperhooft Huijsman en raad tot Pattena aen de heer directeur en raad tot Ouglij de dato 4-12-1702 nevens een missive door de bedienden tot Agra aen 't opperhooft Huijsman en een translaat Benjaanse missive uijt Souratta na Agra geschreven sprekende van 't openstellen van den handel in Souratta en het verdere district van den Mogol etcetera (ontfangen den 24 Januarij anno 1703). [874]
Missive van 't opperhooft Anthonij Huijsman en raad tot Pattena aen den directeur Pelgrom en raad tot Ouglij geschreven de dato 24-9-1702 (ontfangen 29 October anno 1702). [875]
Translaet Benjaense missive door den makelaer van d'E. Comp. tot Agra, aan het Patnas opperhooft den coopman Anthonij Huijsman gecarteert, tot notificatie van den toestand der saken in Zouratta (ontfangen per de fluijten Overnes en 't Haesje den 13 Junij anno 1704). [876]
![]() |
Gustaaf Willem baron van Imhoff (1705-1750),
gouverneur generaal van Nederlands Indië (1743-1750).
Schilderij? jaar en schilder onbekend. Bron : Ref. [893] | ![]()
Gustaaf Willem baron van Imhoff (1705-1750),
gouverneur generaal van Nederlands Indië (1743-1750).
| Schilderij? jaar en schilder onbekend. Bron : Ref. [894] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Gustaaf Willem baron van Imhoff reisde over het hele eiland Ceylon, waarvan alleen de kust in handen van de VOC was, en maakte een einde aan de heersende onrust. Hij wist een goede verstandhouding met Narendra Simha, de Sinhala koning van Kandy op te bouwen. Van Imhoff was een vooruitstrevend man die in Sri Lanka herinnerd wordt als een van de betere en welwillende VOC-gouverneurs. Hij voerde bijvoorbeeld in 1737 het gebruik van de drukpers in en in de jaren daarna verschenen er voor het eerst gedrukte geschriften in het Sinhala, o.a. een christelijk gebedenboek en een geloofsbelijdenis. Later zou ook een Sinhalese grammatica het licht zien. Imhoff liet ook voor het eerst kokospalmen planten op het eiland. Later zou een groot deel van de kust een onderbroken aanplant van deze boomsoort te zien geven. Koning Narendra Simha was getrouwd met een prinses van Madura en met zijn dood op 24-5-1739 werd hij opgevolgd door zijn zoon Sri Vijaya Rajasimha, die door velen eerder als een Nayakkar Malabar (Tamil) gezien wordt dan een Sinhalees. Imhoff toont zich in zijn geschriften verbaasd omdat de Sinhala's meestal neerkijken op de Tamils. Dit is de eerste vermelding van de controverse tussen Tamil en Sinhala. Imhoff is bezorgd dat de Zuid-Indische connecties van de nieuwe koning een bedreiging vormen voor het Hollandse handelsmonopolie. Hij ziet er echter ook een mogelijkheid tot verdeel- en heerspolitiek in en stelt de VOC voor de tegenstelling tussen Tamils en Sinhalezen uit te buiten om het Rijk van Kandy te verdelen. Zij zien daar echter niet veel in, omdat de VOC niet graag bij weer een intern conflict betrokken raakt. Dat kost maar geld. Geld werd er aan de kaneelhandel veel verdiend maar toch stond Ceylon (kunstmatig en met opzet) als verliespost op de begroting, omdat deze winst namelijk in de algemene rekening van de VOC verdween. Zo werd Van Imhoff als alle gouverneurs van het eiland voor spilzucht behoed.[895]
Op 12-3-1740 werd Van Imhoff opgevolgd als gouverneur van Ceylon door Willem Maurits Bruininck en vertrok hij naar Batavia. Hij raakte daar al gauw betrokken bij een groot schandaal. De zittende gouverneur-generaal Adriaan Vackenier maakte zich grote zorgen over het zich almaar uitbreidende aantal Chinezen rond Batavia. Hij wilde daar verandering in brengen en probeerde een aantal van hen naar elders (de Kaapkolonie) te verschepen. Al gauw ging het gerucht dat zij, eenmaal buitengaats, overboord gezet zouden worden en ontstond er een gevaarlijke opstand. Valckenier richtte daarop een grote slachting aan onder de Chinezen waarbij duizenden omgebracht werden. Van Imhoff maakte zich al snel bij Valckenier gehaat door het niet met zijn beleid eens te zijn. Hij werd gearresteerd en naar Nederland verscheept. Daar aangekomen deed hij het voorkomen of Valckenier de grote boosdoener was. Hij werd geloofd en tot Gouverneur-Generaal benoemd. Valckenier trad daarop af en Johannes Thedens nam korte tijd het gouverneur-generaalschap waar.[896]
Op reis naar zijn nieuwe post in Batavia deed Van Imhoff in 1743 de Kaapkolonie aan. Ook daar trof hij problemen aan: vele burgers trokken steeds verder het binnenland in en waren daar verstoken van enig onderwijs of zielzorg. Hij deed de aanbeveling om meer dominees uit Nederland te laten komen om te voorkomen dat de burghers geheel van het vaderland zouden vervreemden.[897]
In mei 1743 nam hij het gezag in Batavia over van Thedens en kon meteen aan de slag omdat er nog een opstand woedde als gevolg van de moord op de Chinezen. Ook een aantal Javaanse vorsten probeerden uit de verwarring een slaatje te slaan. Van Imhoff maakte snel een eind aan de chaos en ging voortvarend aan het werk. Er kwam voor het eerst een postkantoor in Batavia. Hij stichtte Buitenzorg (Bogor). Er kwam een Latijnse school, een ziekenhuis en een krant. Hij pakte de opiumhandel aan en hield van 24 maart tot 9-6-1746 een inspectietocht over het hele eiland. Er kwamen ook bestuurlijke hervormingen, er werd een landraad ingeteld in Semarang en de handel werd gedeeltelijk vrijgesteld ook voor particulieren. Er waren echter ook tegenslagen. Het schip Hofwegen, voor anker op de buitenrede van Batavia, werd door bliksem getroffen en explodeerde. De lading bevatte zes ton zilver en vele andere waardevolle goederen ter waarde van zo'n ƒ 600.000,- (circa 270.000 euro), een heel kapitaal voor die dagen.[898]
Van Imhoffs voortvarendheid bracht hem ook veel vijanden. Hij trachtte zijn gezag over Java verder uit te breiden door te stoken in de dynastieke aangelegenheden van een aantal Javaanse vorsten en raakte zo betrokken bij de Derde Javaanse Successieoorlog. Dit was evenzeer een ramp voor het Nederlandse gouvernement. Van Imhoff was zeker niet van schuld vrij te pleiten omdat hij weinig diplomatiek en met weinig respect voor de plaatselijke gebruiken te werk gegaan was. Hij besefte dat zelf ook en besloot af te treden. De VOC had echter zo snel geen opvolger die de moeilijke situatie op Java over kon nemen en dwong hem tot zijn dood in 1750 op zijn post te blijven. Zo moest hij aanzien dat veel van zijn verworvenheden weer tenietgingen.[899]
Als gouverneur-generaal van Nederlands Indië verbeterde Gustaaf Willem baron van Imhoff de hygie\:ne-situatie, nam proeven met kolonisatie van Europese boeren, stichtte in Batavia een nieuw hospitaal, een Latijnse school, een seminarie tot opleiding van predikanten, een postkantoor, een bank van lening, een Academie de Marine, bracht enige jaren de eerste krant van Batavia uit (Bataviasch Nouvelles), richtte een socie\:teit op ter bestrijding van de opiumsmokkel en ontwierp modellen van sneller zeilende schepen. De Luthersen kregen van hem voor het eerst gelijke rechten met de hervormden. De meeste van zijn nieuwe instellingen werden echter na enige tijd ongedaan gemaakt of raakten in onbruik. Hij bouwde zijn buitenverblijf in het koelere Buitenzorg, dat later tot office\:le ambtswoning werd van de gouverneur generaal. Zijn ontactisch optreden was een van de oorzaken van het begin van de Derde Javaanse Successieoorlog, die leidde tot de opsplitsing van Mataram en van de Grote Bantamse Opstand.[900]
Archief van VOC documenten [902]
Rapport door den ondercoopman Pieter Bolscho en boekhouder Joannes Huijsman tot Jaffnapatnam aen den provisioneel gesaghebber Adam van der Duijn overgelevert in dato 20-4-1704 wegens het rootverven van 11 stux salempoeris met aenwijsing van hoedanigen coleur deselve zijn uijtgevallen (ontfangen 21-11-1704 per het schip het Gheijn). [903]
Op 1-10-1708 maken Ferdinand de Groot en Hen(d)rietta Susanna Huysman een onderhands testament, dat op 29-12-1714 officieel werd geopend.
Op 28-4-1718 testeren Ferdinand de Groot en zijn tweede echtgenote Anna Margaretha Pasques de Chavonnes, waarbij zij tot zijn enige erfgename wordt benoemd.
0p 25-8-1719 maakt Ferdinand de Groot een zeer omstandig codicil dat hem als een zorgzaam man doet kennen. Zijn hele omgeving wordt royaal bedacht. In geld vermaakte hij ruim 20.000 rijksdaalders en daarnaast nog roepend en onroerend goed. Zijn vele lijfeigenen, die op den duur allen geemancipeerd zouden worden, kregen pedakken - d.w.z. huisjes met grond - en daarbij nog baar geld. Tal van vrienden, familieleden van zijn eerste vrouw, zijn vier petekinderen - van wie de zoon van de fiscaal van Ternate, Johannes van Alphen, zelfs de naam Ferdinand droeg - en vele ondergeschikten werden ruim bedacht. Ook in patria waren gelukkigen, die werden genoemd, o.a. de Diaconie in Utrecht, die ƒ l.000,- zou krijgen.
In het codicil komt de naam van zijn moeder Jannege van Isendoorn niet voor. Zij had tegen de afspraak in Ferdinands afkomst verraden. Na Ferdinands dood in 1719 schrijft de moeder in 1722 een brief om haar deel in de nalatenschap op te eisen, waarna een jarenlange strijd volgt betreffende de rechtmatigheid van haar claim en de juistheid van haar moederschap. Een en ander wordt treffend en uitvoerig beschreven door Dr. I.H. van Eeghen in Ref. [907]. De stukken bevinden zich in het Archief van de familie Hasselaer. [908]
In de archieven van de VOC komen twee (drie?) verschillende personen Pieter van Hoorn voor. De eerste als raad te Ceijlon (1655), ambassadeur naar Peking (1666), raad te Batavia (tot 1676). De tweede : koopman 1683, opperhooft der negotie 1687, oppercoopman, raad tot Japara 1687, oppercoopman, raad tot Siam 1688-1691. De derde : commandeur van een retourvloot 1712. VOC-Archief: 1712 Missive van den commandeur Pieter van Hoorn ende verdere vlagge mannen der jongste retourvloot aan haar Eds. tot Batavia gedateert den 22 met een postscriptum van den 27-3-1712 (ontfangen den 8 Junij 1712 per de fluijt de Mossel). [913]
Archief van VOC documenten [916]
Rapport van den oppercoopman Joannes Huijsman en ondercoopman Joan Corte wegens hun verrigten tot Madraspatnam in dato 20 Junij 1685 (ontfangen den 24-8-1685 per Schielandt). [917]
Missive van den Ed. Huijsman en raad tot Masulipatnam aan haar Eds. geschreven 12 Junij 1687. [918]
Missive door d'Ed Joannes Huijsman en raad tot Masulipatnam aan haar Eds. geschreven 19 Augustij 1687. [919]
Missive door d'Ed. Joannes Huijsman en raad tot Masulipatnam aan haar Ed. geschreven 19-8-1687 (ontfangen per 't bootje de Briel 23-10-1687). [920]
Originele missive van de Ed. Huijsman en raad tot Masulipatnam aan haer Ed. 12 Junij 1687 (ontfangen per 't jagt de Zeijst 8-9-1687). [921]
Daghregister van 't Casteel Batavia 1683-1701:[922]
24-7-1684 "de coopluijden Cornelis Meersman, Jacob Corbusier en Johannes Huijsman tot oppercoopluijden geadvanceert met 80 guldens"
27-10-1685 "Joannes Huijsman tot opperhoofd van Masulipatnam en tweede van 't Cormandelse gouvernement"
23-10-1687 "missive van den oppercoopman Joannes Huijsman en Raad mitsgaders een ditto van de residenten tot Binelepatnam"
Op 6-7-1633 benoemt Guilliame van Waesberge, tegenwoordig wonend in Den Briele, tot universeel erfgenaam zijn moeder Catarina Dupier, weduwe van Jan Jansz van Waesbergen. [924]
Op 9-8-1660 compareerde te Schiedam Daniel van Waesberge goutsmith tot Rotterdam, zijnde van competente ouderdom, en verklaarde ten verzoeke van Johannis Drappentier, silversmith binnen Schiedam, dat hij attestant op gisteren, zijn de zondag 8 dezer des morgens ten acht uren ten huize van Abraham Verschuijr, deken van het Silversmits Gilde tot Rotterdam, is geweest, en aan de genoemde Verschuijr 100 car. guldens heeft betaald, in tegenwoordigheid van Gabriel du Molin en Philippus van den Heuvel, die met Verschuijr de kwitantie hebben ondertekend. [927]
Fragment Van Sambix | |||
Ia. Felix van Sambix (de Oude), geb. Antwerpen 1553, ovl./beg. Delft Oude Kerk 11/14-6-1642 ("Felicx van Sambicx, franchoise schoolmeester"), afkomstig uit Antwerpen,
schoolmeester en schrijfmeester (kalligraaf) te Delft,
wordt schoolmeester in 1571,
vertrekt, na publicatie van zijn eerste boek in 1585, in 1586 naar Delft,[930]
wordt op 1-6-1589 door de Vroedschap te Delft gemachtigd om daar "franchoische en duytsche schoele" te mogen houden,[931]
werkt vervolgens tot zijn dood als franchoise schoolmeester te Delft,
verwierf op kerstavond 1589 in Rotterdam de eerste plaats in de Prix de la Plume Couronnée,[932]
fungeerde, behalve als schoolmeester, ook als schoonschrijver, met de titel "très expert écrivain, maitre de la plume couronnée à Delft",[933]
woonde op de Verwersdijk te Delft (1594, 1638),[934]
tr. 1o vóór ca. 1575
NN, beg. 8-7-1594[935], otr./tr. 2o Delft geref. 20/20-11-1594
Anneke (Annetghen) Coninx, beg. Delft Oude K. 16-6-1641 (als "huisvrouw van Mr. Felix van Sambix"), jongedochter, afkomstig uit Etten bij Breda, wonend op de Oude Delff (1594).
IIa. Felix van Sambix (de Jonge), geb. Antwerpen ca. 1573, ovl. na 1655[944], is als Felix van Sambix (Sambeec) (de jonghe) werkzaam als boekdrukker en boekverkoper
te Delft (1609-1610) in de Pepersteegh waar de "Voghel Phenix" uithangt,
te Rotterdam op 't Steyger (1610-1613) waar de "Bybel" uithangt,
in de "Gulden Moelen" op de Steyger (1614),
en op 't West-nieulandt (1617),
en te Delft (1626-1644) in de Pepersteegh waar het "Vergulde Schrijfboeck" uithangt,
[945]
[946]
[947]
treedt op als voogd voor zijn vrouw (1616, 1626),
doopget. (1629),
get. in een not. akte te Delft (1638),
gaat verm. na de dood in 1648 van zijn vrouw bij zijn dochter Elisabeth van Sambix en schoonzoon David Lopez de Haro in Leiden wonen,[948]
tr. Rotterdam geref. 9-7-1606
Elisabeth (Lijsbeth) van Waesbergh(e), geb. Rotterdam 9-4-1589, beg. Delft Oude K. 7-11-1648 (huisvrouw van Felicx van Sambick, bouckvercooper), dr. van Jan van Waesberghe (de Oude) en Margareta van Bracht (zie kw. nr. ⇒ 2712 ).
|
2714. FRANCOIS (FRANCISCO) CORNELISZ (DE) LA VIA (VYA) (LAVIA, DELAVIA), ovl. Enkhuizen 27-5-1652 [967], bank van leninghouder te Enkhuizen, [968] tr. vóór 1602
2715. CORNELIA BAT(T)IBOIS, ovl. na feb. 1628 [969],[970]. doopget. (1639 als Cornelia de la Via), Volgens Ref. [971] zou zij heten Cornelia FERRARIS sic!. Er zou een geslacht Battibois bestaan van bank van leninghouders te Hoei (Belgie) [972].
Francois de la Via, bank van leninghouder te Enkhuizen, verzoekt in 1624 in een tot de Gereformeerde Synode gericht verzoekschrift om te worden toegelaten tot het Heilig Avondmaal(¥). Hij motiveert dit o.a. met de omstandigheid dat hij de surplusgelden(¥) aan de eigenaars uitkeerde of zo deze niet opkwamen aan de armen. Deze bedragen liepen soms op tot ƒ 800,--. In 1625 wordt op zijn verzoek afwijzend beschikt op grond van regels uitgevaardigd in 1581 te Middelburg [973].
COMMENTAAR(¥)
Zijn verzoek is illustratief voor de geïsoleerde kerkelijke positie die de
bank-van-leninghouders in de 17e eeuwse Noordelijke Nederlanden innamen.
Enerzijds wordt op de Algemene Synode te Middelburg (1581) op de vraag of het stichtelijk was dat de huisvrouwen en dienstknechten der Lombarden tot het Avondmaal zouden worden toegelaten, door de Synode geantwoord dat de huisvrouwen mogen worden toegelaten, indien zij verklaren dat de handel van hun echtgenoot hen mishaagt en indien zij "eenvoudig en vroom" zijn, maar de dienstknechten zullen niet worden toegelaten zolang zij in dienst van de Lombard blijven, aangezien zij de vrijheid hebben om een andere betrekking te kiezen. Anderzijds zijn er rond 1600 in vrijwel alle nederlandse steden banken van lening gevestigd met al dan niet openlijke goedkeuring van de plaatselijke magistratuur. Er speelde zich in de 17e eeuw vervolgens een juridisch-theologisch debat af over politieke gewenstheid en de juridische toelaatbaarheid van de banken van lening en over de kerkelijke status van de lombardhouders (van oorsprong meestal Italianen uit Lombardije). Met name het rentepeil - oorspronkelijk tussen ca. 50 en 100 % per jaar, later op last van de locale overheden teruggebracht naar 10 tot 20 % - was voorwerp van een uitvoerige strijd, die tegen het eind van de 17e eeuw in het voordeel van de tafelhouders eindigde [974]. |
COMMENTAAR(¥) surplusgeld = verkoopgeld van een pand - lening - rente - kosten van de verkoop |
Grafzerken in de Westerkerk te Enkhuizen:[975]
Middenkapel: nr. 442. 1614. Lavia
Op 25-4-1630 bevestigen Pieter van Waesbergen en zijn vrouw Catharina La Via of Lavia of Delavia, schuldig te zijn aan mr. David van Hoogenhuyse een bedrag van 1.200 gulden en verbinden als zekerheid hun vordering groot 3.000 gulden op Franchois Cornelisz de La Via te Enckhuysen. [976]
Op 26-1-1647 compareerde te Schiedam Charel Lavia, Tafelhouder in de bank van lening binnen Schiedam, en verleende acte van procuratie aan Johan Wilsoets, notaris en procureur binnen Schiedam, om uit zijn comparants naam zich te begeven naar Purmerent, en aldaar te lichten en te vorderen copie authentyeq van de testamente bij zijn comparants vader en moeder, Francisco Lavia en juff. Cornelia Batibois, op 2-11-1642 gepasseerd voor notaris Jan Jacobsz. Grebber tot Purmerend. [977]
Op 22-10-1660 compareerde te Schiedam Francoijs la Via, wonende binnen Schiedam, zoon van wijlen Charles la Via, met nog andere erfgenamen, en verleenden acte van procuratie aan notaris Jacob Bollaert, die zich terstond moet begeven naar Enkhuizen, en daar te innen en te ontfangen een vijfde part van de somma van 2400 pond (f), aan hen comparanten gelegateerd volgens het testament van wijlen Francoijs la Via en Cornelia Batibois, hun grootvader en grootmoeder. [978]
Op 16-5-1640 maken Abraham de La Via en Pietertjen Pieters een huwelijks contract, waarbij zij geassisteerd wordt door Volkert Henricksz, haar zwager. Zij brengt land aan in de Beemster en de brouwerij De Drie Cronen. [991]
Volgens "veele praetjes ende gerugten" zou Harmpje Simons, "bejaerde dogter uyt de Cuynder, en reets agtien jaren als dienstbode gewoondt hebbende bij juffr. Aefje de Glarges wed. Jacobus Lavia, niet alleen ten huyse van voorn. juffr. zijn geimpregneert ende bezwangert maer ook aldaer van een kindt verlost zijn". Aangezien deze praatjes alleen tot doel hebben "omme de eer en goede naem van de voorn. juffrouw te rooven", verklaart Harmpje Simons "dat gemelde haere juffrouw haer comparante nooyt ofte zeer zelden tegen den nagt uyt den huyse heeft laten gaen, maer altydt 's avonts met haer op een en 't zelve bedde is gaen slapen ende alzoo geen de minste occassie ooyt oft ooyt aen de comparante tot oneere heeft gegeeven".(Enkhuizen, notaris Aleman, 7-4-1727) [993]
COMMENTAAR(¥) Het is niet onmogelijk maar wel onwaarschijnlijk dat bovenstaande Carel Lavia op zijn 63ste nog eens (als Assistent) naar Indie voer. De onderstaande zou zijn zoon kunen zijn. Op 10-12-1727 vaart Carel Lavia, afkomstig van Enkhuizen in de rang Assistent voor de kamer Enkhuizen van de VOC met het schip Geertruid via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 28-3-1728 en vertrek 20-4-1728) naar Batavia alwaar aankomst 22-7-1728, vaart op 1-11-1728 met het schip Noordwaddinxveen voor de kamer Enkhuizen via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 14-1-1729 en vertrek 4-2-1729) terug naar Nederland alwaar aankomst 26-6-1729, (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief).[1008] |
Grafzerken in de Westerkerk te Enkhuizen:[1009]
Middenkapel: nr. 346.**O-DS-S, 223, Carel Lavia
Grafzerken in de Westerkerk te Enkhuizen:[1012]
Middenkapel: nr. 259. Pieter Lavia. Middenkapel: nr. 272. Pieter Lavia.
Huw. contract Not. 1201 d.d. 19-6-1690 tussen Hendrick Lavia, geasst. zijn vader Pieter Lavia, en Wijbrijghjen Westwoude, geasst. met Willem Noblet, hoofdofficier en Ds. Petrus Westwoude, resp. oom en neef).[1014]
Op 6-5-1693 testeert Cornelis Westwoude "oud 16 jaar, ziekelyk", zijn zuster Wibrich is getrouwd), testeert 31-5-1693 met zijn zuster Johanna Westwoude en broeder Pieter Westwoude, terwijl Catharina Westwoude wordt genoemd (Not. 1204).[1019]
COMMENTAAR(¥)
Nog te plaatsen verwanten zijn:
Margarite Lavius (La Via), geb. vóór ca. 1645, wonend op de Vissersdijk (1665), otr. Enkhuizen schepenen 2-5-1665 Adriaen Rijcketsz, wonend op de Nieuwe Haven (1665). Uit dit huwelijk: Rijcker Adriaansz 't Hooft. Frans Lavia, jongeman wonend op de Vissersdijk (1711), otr. Enkhuizen schepenen 31-1/15-2-1711 Reijnuwtjen Jans, jongedochter wonend op de Vissersdijk (1711). Catharina Lavia, jongedochter wonend op de Vissersdijk (1730), otr./tr. Enkhuizen schepenen 6/21-5-1730 Bernardus Korter, jongeman wonend op de Nieuwe Westerstraat (1730). Petronella Elisabet(ta) Lavia, ovl. na 1775, jongedochter wonend op de Breedstraat (1730), wonend te Enkhuizen (1745), otr./tr. 1o Enkhuizen schepenen 16-9/1-10-1730 Gijsbert van Mentsburg, jongeman wonend beneden de Brugjes (1730). otr. 2o Hoorn schepenen 28-8-1745 (met attestatie voor Enkhuizen 12-9-1745) Cornelis Sanders, ovl. vóór 1775, wonend te Hoorn (1745). Hieruit verder nageslacht bekend. Op 9-6-1775 koopt Dieuwertje Schippers, wed. wonende te Hoorn een obligatie van Petronella Elisabeth Lavia, laatst wed. Cornelis Sanders.[1020] Pietronella Lavia, jongedochter wonend op de Vissersdijk (1732), otr. Enkhuizen schepenen 19-7/3-8-1732 Lodewijk Hendrik Frickke, jongeman wonend op de Vissersdijk (1732). Jan Lavia, geb. vóór ca. 1700, vaart op 15-12-1721 als Jan Lavia, afkomstig van Enkhuizen in de rang Assistent voor de kamer Enkhuizen van de VOC met het schip Lakenman via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 15-12-1721 en vertrek 6-6-1722) waarna het schip Schipbreuk lijdt aan de Kaap 15-6-1722, wordt vermoedelijk gerepatrieerd in 1723 (hij heeft geen maandbrief, wel een schuldbrief),[1021] vaart op 27-5-1724 als Jan Lavia, afkomstig van Enkhuizen in de rang Assistent voor de kamer Enkhuizen van de VOC met het schip Haften via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 6-10-1724 en vertrek 2-11-1724) naar Batavia alwaar aankomst 21-1-1725, vaart op 4-12-1725 met het schip Karsenhof voor de kamer Amsterdam via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 18-2-1726 en vertrek 21-3-1726) terug naar Nederland alwaar aankomst 4-7-1726, (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief),[1022] jongeman wonend op de Oude Westerstraat (1735), otr. Enkhuizen geref 12/27-3-1735 Jantjen Rutgers de Haas, weduwe wonend in 't Apespel (1735). |
COMMENTAAR(¥) Wie is Carel Lavia, van wie zich een graf bevindt in de Westerk. te Enkhuizen anno 1659. |
Amsterdam, Extra-ordinaris intekenregister:
Den 14-4-1629 sijn op d'acte van Samuel Baselius predicant to Bergen op Zoom aenget(eeckent) Charles Lavia van Hoij, wonende tot Bergen op Zoom ende Elisabeth Hespel van Vlissingen wonende in de Calverstraet. In margine: acte verleent omme tot Bergen op Zoom te trouwen.
200e penning Schiedam 1631:[1024] Corte Kerkstraet, Charel la Via, taeffelhouder, (solvit) 24-5-1632 ƒ 5-0-0.
200e penning Schiedam 1631:[1025] Corte Kerckstraet, Charel la Via, tafelhouder, ƒ 5-0-0.
200e penning Schiedam 1635:[1026] Charel la Via, ƒ 5-0-0.
200e penning Schiedam 1638:[1027] Charel de la Via, taeffelhouder, ƒ 5-0-0.
Haarstede- of Schoorsteengeld Schiedam 1644:[1028] Charles la Via ƒ 4-0-0.
200e penning Schiedam 1644:[1029] Charel la Via, tafelhouder, ƒ 5-0-0.
200e penning Schiedam 1646:[1030] Charles la Via, tafelhouder, ƒ 5-0-0.
200e penning Schiedam 1652:[1031] Charles Lavia, solvit 10-2-1653, ƒ 15-0-0.
Op 30-7-1631 constitueert Francisco la Via, wonende te Enkhuizen, Joan van Ophoven, klerk ter secretarie te Schiedam om de gifte te ontvangen van een huis en erf in de Korte Kerkstraat, mitsgaders het kleine huisje daar bezijden aan staande in 's-herensteeg, door hem gekocht van Charel la Via zijn zoon. [1032]
Op 13-12-1632 constitueert Hercules Honcx, gehuwd met Elijsabeth Boudeloot, wonende te Utrecht, Seger Maertensz, tegenwoordig schepen van Schiedam om te innen de penningen die hem toekomen voor zijn gedeelte van Anthonis de Rijde over de koop van de Tafel van Lening, huizing, panden en gevolgen in de stad Delft van Charles la Via en over de koop van de Tafel van Lening etc. deze stad. [1033]
Op 2-6-1636 hebben Pieter van Waesberghen, bouckvercooper te Rotterdam, en zijn zwager Charles Lavia taeffelhouder van de Banck van Leeninghe te Schiedam, een geschil omtrent de eigendom van de Bank van Leening. Na arbitrage belooft Lavia 1.150 gulden aan Van Waesbergen te betalen. De arbiters zijn: Jan van Aller, notaris en procureur, en mr. Davidt van Hoogenhuysen te Amsterdam. [1034]
Op 14-7-1636 bekent Charles Lavya, taeffelhouder van de Bank van Leenninge te Schiedam, met toestemming van zijn zwager Pieter van Waesberghen, bouckvercooper, schuldig te zijn de somma van 1.000 gulden aan Jan Jacobsz Ketelaer, sulversmit. [1035]
Op 27-9-1637 verklaren Chaerles Lavia ter ene, en Jan Pietersz Saeselaer of Taeselaer, woonachtig te Vlaerdingen, eigenaren voor de helft in de Banck van Leeninge in Schiedam ter andere zijde, dat ze de Bank en de beleende goederen geinventariseerd hebben, en komen tot een bedrag van 2876 pond vlaems, 7 schellingen, 4 duiten, dat hun elk voor de helft toebehoort, Charles Lavia zal de bank als cassier beheren, administratie voeren en bedienen zoals dat gebruikelijk is, voor 250 gulden. [1036]
Op 22-4-1638 compareerde te Schiedam Charles Lavia, met zijn wettige huisvrouw Lijsbet Samuels, poorter en poorteresse van Schiedam, wonende in de Corte Kerckstraet, tot het maken van hun testament. Revocerende en te niet doende alle voorgaande testamenten, en nu opnieuw disponerende over hun natelaten goederen, zo bepaalt en benoemt hij testateur, dat na zijn overlijden zijn huisvrouw Lijsbet Samuels, onverminderd de helft van de boedel van zijn nagelaten goederen een kindsgedeelte zal ontvangen en zij testatrice benoemt tot haar universeel erfgenaam haar man Charles Lavia, mits deze gehouden aan haar zuster Maertge Samuels de somma van 200 gulden uit te reiken. [1037]
Op 26-1-1647 compareerde te Schiedam Charel Lavia, Tafelhouder in de bank van lening binnen Schiedam, en verleende acte van procuratie aan Johan Wilsoets, notaris en procureur binnen Schiedam, om uit zijn comparants naam zich te begeven naar Purmerent, en aldaar te lichten en te vorderen copie authentyeq van de testamente bij zijn comparants vader en moeder, Francisco Lavia en juff. Cornelia Batibois, op 2-11-1642 gepasseerd voor notaris Jan Jacobsz. Grebber tot Purmerend. [1038]
Op 20-9-1647 compareerden te Schiedam Charles Lavia, tafelhouder in de bank van Lening binnen Schiedam, met zijn wettige huisvrouw Elisabeth Samuels, beiden wonende binnen Schiedam in de Kerkstraat, tot het maken van hun testament, revocerende en te niet doende alle voorgaande testamenten goederen, zo bepaalt de testateur, dat een praelegaat van 2000 Car. guldens aan de kinderen verwekt bij zijn huisvrouw Elisabeth Samuels moet uitgereikt worden, en de verdere goederen zullen komen aan zijn testateurs natelaten kinderen, zowel bij zijn eerste huisvrouw Elisabeth Hespels, als bij zijn tegenwoordige huisvrouw verwekt, en de testatrice Elisabeth Samuels benoemt tot haar universeel erfgenaam haar man Charles Lavia, echter indien de testatrice geen kinderen nalaat, zal haar man terstond na haar overlijden aan haar zuster Maertge Samuels 1200 Car. guldens uitreiken enz. [1039]
Op 9-11-1654 passeert te Schiedam een akte (boedelscheiding? openen testament?), blijkbaar n.a.v. het recent overlijden van Elisabeth Samuels, in leven weduwe van Charles la Via, in leven commys van de Banck van Leeninghe van Schiedam, waarin voorkomen: Hester de Bont, nicht van wijlen Elisabeth Samuels, Maertgen Samuels, zuster van Elisabeth Samuels, Hubrecht van Belle en IJemand Doelmansz, benoemd tot voogden door Elisabeth Samuels, en de nagelaten kinderen van wijlen Charles la Via, en van Elisabeth Samuels, mede overleden, te weten Anna la Via en Francoijs la Via. [1040]
Op 10-2-1655 laten te Schiedam Adriaen Hissingh en David Maertensz Olsthoorn, gestelde voogden over de nagelaten weeskinderen van wijlen Jan Pietersz Haselaer, notaris Maerten Kouwenhove een acte van insinuatie betekenen aan het sterfhuis van Elisabeth Samuels, in leven weduwe van Charles la Via, commijs van de Banck van Leeninghe van Schiedam, en aan de voogden over het nagelaten weeskint van Charles la Via en Elisabeth Samuels. [1041]
Op 14-3-1655 te Schiedam Charles la Via za., in leven gehuwd geweest met Elisabeth Hespels en daarna met Elisabeth Samuels. Zie met betrekking tot de belangen van het nagelaten weeskind van voorn. Elisabeth Hespels za. en dat van Elisabeth Samuels za., zowel als die van de zoon van voorn. Charles la Via, te weten Francoijs la Via: David Maertensz. Olshoorn, wonende te Vlaardingen. Zie met betrekking tot de belangen van het onmondige weeskind Rebecca la Via, dochter van Elisabeth Hespels en Charles la Via: Nicolaus Vermeulen, mede-voogd.[1042]
COMMENTAAR(¥) Over de voogdijschap is nog een tiental andere akten te vinden. Zie o.a 16-8-1655 O.N.A. inv. no. : 770 blz: 1678 Zie rekening, bewijs en reliqua over het beheer van de goederen van voorn. Rebecca la Via. 30-12-1658. O.N.A. inv. no. : 771 blz: 914 |
Op 22-10-1660 te Schiedam akte over Charles la Via, in leven de vader van Rebecca la Via, en van Francoijs la Via, in zijn leven taefelhouder van de Banck van Leening binnen Schiedam, overhandigde 23-9-1653 aan Jacob Bollaert een besloten testament, hetwelk op 22-4-1654 in zijn sterfhuis in tegenwoordigheid van genoemde notaris werd geopend. [1043] In bovengenoemd besloten testament had de testateur bepaald dat zijn tegenwoordige huisvrouw Elisabeth Samuels universeel erfgenaam is, mits gehouden de kinderen uit zijn eerste huwelijk met Elisabeth Hespels, en het kind verwekt bij Elisabeth Samuels te alimenteren enz. en bij mondige dage 2000 gulden uittekeren. [1044] [1045]
Op 23-1-1647 compareerde te Schiedam Rebecka Lavia, jongedochter, wonende binnen Schiedam, tot het maken van haar testament, waarin zij tot haar universeel erfgenaam benoemt, wanneer zij zonder kinderen komt te overlijden, haar vader Charles Lavia. [1046]
Op 30-12-1658 wordt te Schiedam rekening, bewijs en reliqua gegeven aan Rebecca la Via, gehuwd met Hermanus de Neijt, nagelaten dochter van Charles la Via, in leven houder van de Bank van Lening te Schiedam, over de aan haar nagelaten goederen en gelden. Zie 13-11-1659 O.N.A. inv. no. : 771 blz; 1186, 1206 [1047]
Op 5-7-1660 compareren te Schiedam Jacobus van Gouders, gehuwd met Hendrina Haselaar, wonend te Rotterdam, enige dochter van Claes Jansz Haselaer, universeel erfgenaam en zoon van za. Jan Haselaer, David Olshoorn en Adriaen Hissingh, voogden over Henrina Haselaer, dochter van Jan Haselaer en Teuntge Claes enerzijds, en Pieter Doelmans, gehuwd met Anna la Via, in deze geassisteerd met IJemand Doelmans, zijn vader, Hermanus de Neijt, als man en voogd van Rebecca la Via, beide wonend te Rotterdam, en Francois la Via, wonend te Schiedam anderzijds. Zij maken een overeenkomst inzake medebezit van de Bank van Lening te Schiedam en bijkomstigheden. [1048]
Op 22-10-1664 machtigt te Schiedam Harmanus de Neijt, wonende te Schiedam, N. Balbiaen, notaris en procureur te Gouda, om van Hubert van Goting, wonende te Gouda, te ontvangen 44 gld. 6 st. wegens geleverde kruidenierswaren. [1049]
Op 4-11-1666 verklaart Hermanus de Neijdt, wonende te Schiedam, tafelhouder van de Bank van Lening, Franchoijs la Via, zijn zwager, schadeloos te stellen voor de obligatie ten behoeve van Cornelis Ormea, wonende te Haarlem, ten behoeve van 400 gulden. [1050]
Op 26-5-1667 verklaart te Schiedam Hermanus de Neijdt, wonende te Schiedam, verhuurd te hebben aan Catharina van Pelt, weduwe van Gerard Pelt, wonende te Rotterdam, welke eigendom is van Samuel Lamot, koopman te Londen, gelegen aan de Nieuwstraat voor 75 gulden per jaar. [1051]
Op 26-11-1667 passeert te Schiedam door Hermanus de Neijt, commies en mede-participant in de Bank van Lening te Schiedam, als principaal, en Pieter Doelmans, eveneens participant, wonende te Rotterdam, mede als principaal en als borg, zijn zwager, een schuldbekentenis ten behoeve van Steven Cornelisz, wonend te Overschie. [1052]
Op 29-2-1668 verklaart te Schiedam Hermanus de Neijdt , tafelhouder van de Bank van Lening, wonende te Schiedam, op verzoek van Isack Hessingh, schepen te Schiedam, dat hij nooit aan Maerten Couwenhoven of Samuel Lamoth heeft overgedragen een huis en tuin gelegen aan de oostzijde van de Nieuwestraat te Schiedam, maar dat hij aan Couwenhoven voorn. heeft verzocht om van de eerste huur van het voorn. huis te worden ontslagen. [1053]
Op 18-10-1644 compareerde te Schiedam Franciscus Charles Lavia, jongman, wonende binnen Schiedam, tot het maken van zijn testament, waarin hij tot zijn universeel erfgenaam benoemt, indien hij zonder kinderen komt te overlijden, zijn vader Charles Lavia. [1054]
Op 21-12-1649 compareerde te Schiedam Franchois Lavia, jongman, oud omtrent 20 jaren, wonende binnen Schiedam, van mening zijnde voor onder-chirugijn naar Westindien te varen, en verklaarde te approberen en van waarde te houden zijn testament op 18-10-1644 gepasseerd voor notaris Wilsoets alhier, maar daaraan te verbinden de volgende bepaling. Indien zijn vader, in het vorige testament tot zijn erfgenaam benoemd, voor hem testateur komt te overlijden, zo zullen zijn natelaten goederen geërfd worden voor de ene helft bij zijn susters, en voor de andere helft bij zijn stiefmoeder Lijsbeth Samuels. [1055]
Op 12-10-1652 compareerden te Schiedam Franchoijs la Via, chirurgijn, en zijn huisvrouw Helena Blocq, wonende tot Capelle op den IJssel, tot het maken van hun testament, revocerende en te niet doende alle voorgaande testamenten, en nu opnieuw disponerende over hun natelaten goederen, zo benoemen zij elkander tot universeel erfgenaam van de nagelaten goederen, van de eerststervende van hun beiden, mits de langstlevende gehouden is aan de naaste bloedverwanten van de eerststervende zes car. guldens uittereiken, en wanneer de eerststervende kind of kinderen komt na te laten, is de langstlevende gehouden deze te alimenteren enz. en bij mondige dage of huwelijk behoorlijk uittezetten, hetwelk de kinderen als hun erfdeel moeten beschouwen. [1056]
Op 1-7-1653 compareerden te Schiedam Franchoijs la Via, chirurgijn, en zijn huisvrouw Helena Blocq, wonende binnen Schiedam, tot het maken van hun testament, revocerende en te niet doende alle voorgaande testamenten, in het bijzonder het testament gepasseerd voor notaris Jac. Bollaert 12-10-1652, en nu opnieuw disponerende over hun natelaten goederen, zo benoemen zij elkander tot universeel erfgenaam van de eerststervende van hun beiden, mits de langstlevende gehouden is de kind of kinderen te alimenteren enz. en bij mondige dage of huwelijk (zo de testateur de langstlevende is) 1500 car. guldens uittereiken, en zo de testatrice de langstlevende is 1000 car. guldens, en wanneer er geen kinderen zijn, zal de langstlevende aan de naaste bloedverwanten van de eerststervende 12 guldens uitreiken. [1057]
Op 14-3-1655 compareren te Schiedam David Maertensz Olshoorn, wonende te Vlaardingen, en Adriaen Hissingh, wonende te Schiedam, tesamen voogden zowel over het nagelaten weeskind van za. Jan Pietersz Haselaer, als over het weeskind van zijn zoon, verder Hubrecht van Belle en IJmand Doelmansz, beide wonend te Rotterdam, als gestelde testamentaire voogden over het nagelaten weeskind van za. Elisabeth Samuels, die weduwe was van wijlen Charles la Via, tenslotte nog Nicolaus Vermeulen, burgemeester, en Gillis van der Eijck, raad en vroedschap van Schiedam, als voogden over het onmondige weeskind van Elisabeth Hespels, welke de eerste vrouw was van voorn. Charles la Via, en Franchoijs la Via, zoon van voorn. Charles la Via, zij allen in die kwaliteit participanten en eigenaars van de Bank van Lening te Schiedam met het daarbij behorende huis, uitgezonderd voorn. Franchoijs la Via en het voorn. weeskind van Elisabeth Hespels, die tesamen alleen in het octrooij van de bank voor 1/9 part geinteresseerd zijn. Gezamenlijk zijn allen overeengekomen om tot commies en kassier van genoemde bank aan te stellen voorn. Franchoijs la Via, wiens vader gedurende lange jaren de directie over genoemde bank heeft gevoerd. [1058]
Op 5-7-1660 compareren te Schiedam Jacobus van Gouders, gehuwd met Hendrina Haselaar, wonend te Rotterdam, enige dochter van Claes Jansz Haselaer, universeel erfgenaam en zoon van za. Jan Haselaer, David Olshoorn en Adriaen Hissingh, voogden over Henrina Haselaer, dochter van Jan Haselaer en Teuntge Claes enerzijds, en Pieter Doelmans, gehuwd met Anna la Via, in deze geassisteerd met IJemand Doelmans, zijn vader, Hermanus de Neijt, als man en voogd van Rebecca la Via, beide wonend te Rotterdam, en Francois la Via, wonend te Schiedam anderzijds. Zij maken een overeenkomst inzake medebezit van de Bank van Lening te Schiedam en bijkomstigheden. [1059]
Op 22-10-1660 compareerde te Schiedam Francoijs la Via, wonende binnen Schiedam, zoon van wijlen Charles la Via, met nog andere erfgenamen, en verleenden acte van procuratie aan notaris Jacob Bollaert, die zich terstond moet begeven naar Enkhuizen, en daar te innen en te ontfangen een vijfde part van de somma van 2400 pond (f), aan hen comparanten gelegateerd volgens het testament van wijlen Francoijs la Via en Cornelia Batibois, hun grootvader en grootmoeder. [1060]
Op 23-11-1661 compareerde te Schiedam Maerten Raesz, brandewijnbrander binnen Schiedam, en bekende verhuurd te hebben aan Francoijs Lavia, Tafelhouder in de Banck van Leening binnen Schiedam, die mede compareerde en verklaarde de huur te aanvaarden, vier morgen land, gelegen in de Nieuwlandse polder in de Ambachte van Kethel met de uijtterdijk over de ouwendijck gelegen, voor de tijd van twee, vier of zes jaren, tegen een jaarlijke huur van 272 Car. guldens, waarvan het eerste jaar met Kerstmis 1662 zal omgekomen zijn. [1061]
Op 3-1-1662 koopt te Schiedam Franchoijs Lavia, Taeffelhouder in de Banck van Leening binnen Schiedam, stalling en erve staande en gelegen in de Raem van Trijntge Claesdr, bejaarde dochter. [1062]
Op 10-12-1663 verklaren Cathalijntje Maertens, geb. ca. 1615, wonende te Schiedam, Liedewij Jans, geb ca. 1629, Judith Robbrechts, geb. ca. 1616, Maertje Theunis, geb. ca. 1611, Machtelt Heijndricks, geb. ca. 1631, Durffje Pieters, geb. ca. 1578, Aechje Sijbrants, geb. ca. 1615 en Hilletje Leenderts, geb. ca. 1612, allen wonende te Schiedam, op verzoek van Harmanus de Neijt en Pieter Doelmans, aandeelhouders in de Bank van Lening te Schiedam, dat zij dikwijls iets in pand geven aan de voorn Bank van Lening, en dat Franchoijs la Via dikwijls zeer laat kwam om hen te helpen, terwijl de service zeer gering was, en de Bank te vroeg werd gesloten. [1063]
Op 15-12-1663 verklaart Grietge Engebrechts, gehuwd met Jan Jansz Schout, wonende te Schiedam, op verzoek van Harmanus de Neijt en Pieter Doelmans, dat zij ongeveer 20 weken voor dato Hilletge Leenders, gehuwd met Gillis van Cleeff, een rok heeft laten belenen voor 2 gulden, waarvoor zij 4 st. 4 penn. moest betalen, nl. 2 st. 4 penn. voor de Bank van Lening en 2 st. voor Hilletge Leenders voorn. welke rente zij 14 weken heeft betaald, maar de laatste 6 weken niet en waarvoor Franchois la Via haar heeft aangemaand. [1064]
OP 19-12-1663 verklaren Neeltge Heijndricxsdr, weduwe van Joris Harbersz, Angenietge Maertensdr, huisvrouw van Alexander Stijnsz, Maertgen Ariens, huisvrouw van Frans Pietersz, Maertge Sijmons, huisvrouw van Vranck Gerritsz, Neeltgen Jacobs, huisvrouw van Wouter Huijbregtsz, Jaapge Willems, huisvrouw van Jacob Maertensz Cop, Armentge Joris, huisvrouw van Huijch Cornelisz, Maertge Fransdr, huisvrouw van Dirck Pietersz, Arientge Dircks, huisvrouw van Willem Evertsz de Gilde, Anna Ruijters, huisvrouw van Jacob Dircxsz Coppershoorn, Maertge Roelen en Jobge Jans, huisvrouw van Heindrick Eeuwouts, allen wonende te Schiedam, op verzoek van Francoijs la Via, tafelhouder van de Bank van Lening te Schiedam, door hem ten allen tijde zeer bereidwillig te zijn geholpen bij het inbrengen en lossen van panden. [1065]
Op 20-12-1663 verklaren Annetje Cornelis, geb. ca. 1629, gehuwd met Dominicus Thielmansz, wonende te Schiedam, en Willemtje Willems, gehuwd met Cornelis Thielmansz, geb. ca. 1632, wonende te Schiedam, op verzoek van Harmanus de Neijt en Pieter Doelmans dat Annetje Cornelis voor een kledingstuk, dat zij door Willemtje ... naar de Bank van Lening heeft laten brengen, meer moest betalen dan zij ervoor ontvangen had, terwijl Willemtje Willems, die door Hilletje Leenders, gehuwd met Gillis van Cleeff, een kledingstuk naar de Bank van Lening heeft laten brengen ook veel meer moest betalen. [1066]
Op 19-3-1665 wordt te Schiedam de balans opgemaakt van de participanten in de Bank van Lening te Schiedam, met name Francoijs la Via, Pieter Doelman en Hermanus de Neijdt. [1067]
Op 18-3-1666 koopt te Schiedam Franchoijs Lavia, Taeffelhouder in de Banck van Leening binnen Schiedam, een derde part van een huis en erve staande en gelegen in de Kerckstraet binnen Schiedam, van Hermanus de Neijdt, in huwelijk hebbende Rebecka Lavia. [1068]
Op 12-4-1666 koopt te Schiedam Franchoijs Lavia, Taeffelhouder in de Banck van Leeninge binnen Schiedam, van Pieter Doelman, in huwelijk hebbende Anna Lavia, een gerecht derde part in zekere huisinge en erve, staande en gelegen in de Kerckstraat binnen Schiedam, waarin de voorschreven Banck van Leening wordt gehouden, belegen hebbende aan de oostzijde Burgemeester Hodenpijl cum soiis en aan de westzijde Trijntge Jans, weduwe, strekkende voor de van de Niestraat tot achter aan s' heren straat, voor de somma van 400 car. guldens. [1069]
Op 4-11-1666 verklaart te Schiedam Franchoijs la Via, tafelhouder van de Bank van Lening te Schiedam, te transporteren aan Pieter Doelmans, wonende te Rotterdam, en Hermanus de Neijdt, wonende te Schiedam de helft elk van zijn derde deel van het kapitaal van de Bank van Lening met alle bijbehorende renten, winsten, etc., terwijl hij tevens transporteert het huis aan de Kerkstraat te Schiedam, alwaar de Bank van Lening is gevestigd, voor het derde deel dat zijn eigendom is voor 400 gulden. [1070]
Op 4-11-1666 verklaart Hermanus de Neijdt, wonende te Schiedam, tafelhouder van de Bank van Lening, Franchoijs la Via, zijn zwager, schadeloos te stellen voor de obligatie ten behoeve van Cornelis Ormea, wonende te Haarlem, ten behoeve van 400 gulden. [1071]
Op 5-11-1666 compareerde te Schiedam Jan Pietersz Visscher, bouman, wonende in Langebackersoort, en verleende acte van procuratie aan mr. Pieter van Boschuijsen, chirurgijn binnen Schiedam, en aan Leendert Corsz van der Spit, wonende binnen Schiedam, om met hun beiden of elk in het bijzonder uit zijn comparants naam te vorderen en te ontfangen van Franchoijs Lavia, taefelhouder geweest in de Bank van Leening binnen Schiedam, de somma van 217 gulden 10 stuivers ter zake van gekochten koebeesten. [1072]
Op 11-11-1666 compareren te Schiedam Hubrecht Gerritsz Keijser, voor zichzelf en vervangende Jannetje Lourisdr, Gillis van Castilio, Mr. Pieter van Boshuijsen, chirurgijn, vervangende Jan Mout en Geertje Arijensdr huisvrouw van Lucas Hu(brechtsz), allen hoofdcrediteuren van Franchois Lavia, tegenwoordig fugative. Zij raticiceren en approberen al hetgene wat door Sebastiaen Pesser, raad en vroedschap, mitsgaders Johan Veen, notaris en gezworene klerk alhier, als gestelde curator over de boedel van de voorn. Lavia is gedaan en om te vervolgen alle processen tegen Harmanus de Neijt en Doelmans nopende de Bank van Lening deze stad, als voor het Hof van Holland, en te vervolgen het proces tegen juffrouw Regnina Suijrwijns, als transport hebbende van de meubelen van de voorn. Lavia. [1073]
Op dezelfde dag 11-11-1666 verklaren Sebastiaen Pesser, voor zichzelf en vervangende Mr. Johan Walbeecq advocaat Hof van Holland, beiden mede hoofdcrediteuren van de voorn. Lavia, zich met de voorstaande akte te conformeren. [1074]
Op 26-11-1666 geeft Sebastiaen Pesser van Velsen, tesamen met Johan Veen, curatoren over de Bank van Lening en de desolate boedel van Franchoijs la Via, voorm. houder van de Bank van lening te Schiedam, akte van insinuatie en protestatie aan Hermanus de Neijdt en Pieter Doelmans, beheerders van de bank van Lening voorn. [1075]
Op 30-11-1666 verklaren Hermanus de Neijdt, wonende te Schiedam, en Pieter Doelmans, wonende te Rotterdam, ter eenre, en Sebastiaen Pesser van Velsen, vroedschap en oud-schepen, en Johan Veen, klerk ter secretarie te Schiedam, als curatoren over de desolate boedel van Franchois la Via, voorm. tafelhouder van de Bank van lening te Schiedam, en tevens als gemachtigden van de crediteuren van Franchois la Via, ter andere zijde, door tussenkomst van Nicolaes Jonasz, burgemeester, Nicolaes van Driel, schepen, en Cornelis van der Dussen, secretaris te Schiedam, te zijn overeengekomen dat de Neijdt en Doelmans de Bank van Lening zullen houden benevens het huis waarin de Bank is gevestigd en de belasting ervan 800 gld. ten behoeve van Hendrickje Jans, weduwe, en de 400 gulden recognitie, mits zij de voorn. crediteuren schadeloos zullen stellen en nog zullen betalen 300 gulden voor onkosten. [1076]
Op 23-4-1667 verklaart Emmitjen Arents, gehuwd met Carel Jansz Bril, wonende te Schiedam, op verzoek van Hermanus de Neijdt, tafelhouder van de Bank van Lening te Schiedam, dat Franchois la Via, gewezen tafelhouder van de voorn. Bank, enige tijd na zijn faillisement haar heeft gepoogd aan te zetten tot valsheid in geschrifte met betrekking tot de voorn. Bank, hetgeen zij geweigerd heeft. [1077]
Op 5-7-1660 compareren te Schiedam Jacobus van Gouders, gehuwd met Hendrina Haselaar, wonend te Rotterdam, enige dochter van Claes Jansz Haselaer, universeel erfgenaam en zoon van za. Jan Haselaer, David Olshoorn en Adriaen Hissingh, voogden over Henrina Haselaer, dochter van Jan Haselaer en Teuntge Claes enerzijds, en Pieter Doelmans, gehuwd met Anna la Via, in deze geassisteerd met IJemand Doelmans, zijn vader, Hermanus de Neijt, als man en voogd van Rebecca la Via, beide wonend te Rotterdam, en Francois la Via, wonend te Schiedam anderzijds. Zij maken een overeenkomst inzake medebezit van de Bank van Lening te Schiedam en bijkomstigheden. [1078]
Op 26-11-1667 passeert te Schiedam door Hermanus de Neijt, commies en mede-participant in de Bank van Lening te Schiedam, als principaal, en Pieter Doelmans, eveneens participant, wonende te Rotterdam, mede als principaal en als borg, zijn zwager, een schuldbekentenis ten behoeve van Steven Cornelisz, wonend te Overschie. [1079]
2716. WILLEM ADRIAENSZ VAN DIJCK(¥).
2717. RIJCKGEN PETERSDR VAN NOORT(¥), beg. Utrecht 23-5-1625, koopvrouw in granen.
COMMENTAAR(¥) Is hij mogelijk verwant aan Merrigen Ariaen van Dijcksdr, tr. Utrecht RK St. Jacob juni 1560 Pons Splintersz? [1080]. |
COMMENTAAR(¥)
Is zij verwant aan :
Alidt Fredericksdr van Noort, overluid ten Dom Utrecht 22-1-1593 [1081], ex patre Frederick van Noort, pander in den hove van Utrecht, woonde bij Clarenburch ald., ovl. na 15-7-1597, tr. (1) voor 17-10-1562 Antonie Antonis Schaeyendr, ovl 1575, beg. Utrecht Buurk. [1082]? Dirck Aelbertsz van Noort woont te Utrecht, tr. voor 1586 Sophia Gijsberts.[1083] Jan Willemsz van Schayck, bakker te Utrecht, ovl. na 1535, tr. 1o Hubertge Willemsdr van Noort, vol voor 1529, dr. van Willem van Noort, ovl 1503/04 en Alijt NN, ovl. voor 1525, tr 2) voor 1535 Hannigen NN, ovl na 1560.[1084] Op 9-9-1529 begeert Jan Willemsz van Schayck scheiding van Hubertgen zijn vrouw's zaliger erfgenamen.[1085] Op 5-11-1532 vertegen Willem Jansz van Schayck en Aert Jansz vanSchayck van de erfenis van zaliger hun moeder Hubertgen ten bate van Jan Willem van Schayck, hun vader.[1086] |
2718. HARMEN HARMENSZ VAN RAMSDONK, ovl. Utrecht voor nov. 1618, otr./tr. Utrecht schepenen/RK 24-9/1-10-1603
2719. SOPHIA WILLEM AERTS SOEST(EN), beg. Utrecht 14-4-1645, woont te Utrecht (1603).
2720. JAN DE RIDDER(¥), ovl. ca. 1616, afkomstig van Brugge (1590), kammer (1590), drapier (1591), is op 16-11-1591 een van de ondertekenaars van een verzoek van een aantal "schamele drapiers" aan het gerecht van Leiden om de "loydaegen van de saeyen ende greynen" te wijzigen. [1092] otr. Leiden geref. 13-1-1590 (get. van de bruidegom Jan Date, zijn bekende, afkomstig van Iperen, en Jan Clavijs, zijn bekende, afkomstig van Doornic, get. van de bruid Grietgen Roelensdr, haar bekende)
2721. JANNETJE NN, beg. mogelijk Leiden Pieters Kerk 6-3-1609 (de huisvrouw van Jan de Ridder op Levendaal), afkomstig van Cassel (1590),
tr. 1o voor 1590
ADRIAEN GELEMAN. In 1611 is Jan de Ridder eigenaar van een huis in de Zwijnhoornsteeg bon Noord-Rapenburg te Leiden.
COMMENTAAR(¥)
Hij is mogelijk verwant aan Jacob de Ridder, passementmaker uit Engeland,
die op 21-6-1593 te Leiden wordt doodgeslagen door Joost van Ackeren,
saaivolder, die daarvoor op 1-6-1594 wordt veroordeeld tot levenslange
verbanning[1093].
Ook is hij mogelijk verwant aan Aert Willemszn de Ridder, die een huis bezit te Leiden (24-5-1551).[1094] Voorts worden in de periode 1576-1603 als poorters te Leiden genoemd :[1095] Claes de Ridder, Anthony de Ridder uit Artois, Glaude de Ridder uit Armentieres, Jacques de Ridder, zn. van Anthony de Ridder, en Vincent de Ridder. |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1613: Jan de Ridder [1096]
1616: Jan de Ridder [1097]
1618: Jan de Ridder [1098]
Fragment De Ridder | |||||
Houdt het onderstaande verband met kw.nr. 2720 Jan de Ridder?
Ia. Jan (de Ridder), alleen bekend uit het patroniem van zoon Abraham.
IIa. Nicolaas de Ridder, geb. Leiden ca. 1585,[1104]
vanuit Leiden gekomen in 1624 naar Middelharnis.[1105]
IIb. Abraham Jansz de Ridder, geb. Leiden vóór ca. 1590, ovl. na 1638, saeywercker en j.m. van (Leyden 1611).
woont in de Veldensteeg te Leiden (1613),
schoolmeester in Zoeterwoude (1622),
kwam eveneens in 1624 naar Middelharnis,
schoolmeester (1626), koster, voorzanger en chirurgijn te Middelharnis,[1109]
wednr. van Suzanna van Boonstrate (1627),
schoolmr ende chijrurgijn in Middelhernisse (1627),
wednr. laetst van Grietje Cornelisdr wonende in Sommelsdijk (1638),
doopget. te Sommelsdijk (1660, 1662, 1673!?),
otr. 1o Leiden geref. 8-4-1611 (get. zijn vader Jan Ridder, en haar moeder Grietgen van Boonstrate (lees: Margarita Cramers vrouw van Charles van (de) Boonstrate ),[1110]
Suzanna van Boonstra(te), ovl. april-okt 1627, j.d. van Leyden (1611), doopget. te Leiden (1627),
dr. van Chaerle van de(r) Boonstrate, schoolmeester, en van Margarita Cramers (huw. Leiden 1585),[1111]
otr./tr. 2o Sommelsdijck/Middelharnis geref. 14/31-10-1627[1112]
Grietje Cornelisdr (van) Hage (de Bage), geb. te Dordrecht, wed. van Jacob Jaspersz van Dort woonende in Sommelsdijck (1627),
otr./tr. 3o Middelharnis geref. 26-8/26-9-1638 (geen vrouws naam genoemd?)
Maria Franchoyse van Geelbergen, geb. vóór ca. 1620, mogelijk dr. van Frans van Geelbergen, schoolmeester van Middelharnis, die in 1619 weigerde de akte te ondertekenen waarin trouw werd beloofd aan de door de Synode te Dordrecht vastgestelde belijdenisschriften.[1113]
IIIa. Isaak Claesz de Ridder, geb. Leiden 1605[1119]
, beg. Sommelsdijk 16-1-1667[1120]
, landbouwer, gezworene van het Oudeland van Sommelsdijk 1650-1665,[1121]
[1122]
doopget. (1660, 1662),
tr. Sommelsdijk[1123]
ca. 1630[1124]
Sara Pauwels, geb. Nieuwe Tonge ca. 1605, beg. Sommelsdijk 8-1-1674[1125]
of 16-11-1667[1126]
, doopget. (1660, 1665) als Saartje Pauwels de Ridder.
IIIb. Antony de Ridder, geb. ca. 1638,[1128], mogelijk identiek met
Anthonij de Ridder, tr. vóór 1674
Margrita Leenders.
IIIc. Jan de Ridder, geb. vóór 1622, (verm. identiek met mr. Johan de Ridder doopget. 1667, 1669, 1675? 1678?. CHECK)
tr. vóór 1643[1129]
Jannetje (de Ridder); is dit wel de eigennaam van de vrouw?
|
2722. Ds. FRANS JANSZ PIT (FRANCISCUS PYTHIUS (Pithius, Piteus, Pierens 'of Pieters)), geb. Gent (B) vóór ca. 1565, ovl. tussen 15-12-1599 en 3-7-1600, wordt beroepen naar Moerkerke (B) in Vlaanderen maar dat zal of van korte duur geweest zijn of niet doorgegaan,[1142] woont te Sandwich (GB) (1581),[1143] ingeschreven als student letterkunde aan de Universiteit van Leiden 15-11-1581 ("Franciscus Pythius", Gandavensis"),[1144] wordt als eerste predikant in 1584 beroepen te Alphen aan de Rijn, woont te Alphen aan den Rijn, (remonstrants[1145] ) predikant aldaar (1584-1600),[1146] volgens Ref. [1147] (1585 tot zijn dood in 1597), tr. ca. 1583[1148]
2723. MACHTELT CHRISTOFFELSDR VAN LANGERAK, geb. vóór ca. 1565, ovl. na 8-4-1611, huw get. (1608, 1611).
![]() | Wapen Langerak: Op goud een rode klimmende leeuw, getongd en genageld van blauw, met over de borst een zilveren barensteel van drie hangers.[1149] |
De houding van Franciscus Pythius tegenover Petrus Hyperphragmus of Pieter Overhage anders gezegd: Pieter de Zuttere, die in 1595 naar Alphen is gevlucht, komt hem op een ernstige vermaning te staan van de Zuid-Hollandse synode van 1596, omdat hij de afgezette predikant te Alphen heeft laten prediken. In 1598 protesteert de kerkenraad van Alphen tegen het omstreden beroep van de Alphense predikant Franciscus Pythius naar Woerden.[1150]
Op 15-12-1599 testeren Frans Jansz Pit, predikant te Alphen, ziek zijnde, en zijn huisvrouw Machteltgen Christoffelsdr van Langerak. De langstlevende zal alles erven, zowel de goederen in Holland als in Vlaanderen. De langstlevende zal wel gehouden zijn hun kinderen te onderhouden. Bij hertrouwen van de langstlevende gaat de helft van de goederen over op de kinderen. Een oude vrouw, genaamd Machtelt Rochusdr, zal haar leven lang bij hen mogen blijven women in het kleine huisje bij de dijk. [1151]
Op 3-7-1600 verkoopt Machteltgen Christoffelsdr van Langerak, weduwe van Frans Jansz Pit, in zijn leven predikant te Alphen, met haar voogd Dirck Jansz, schoolmeester te Alphen, aan Huibert Roelen, wonende te Alphen bij de Gouwsluis, een koopbrief van 6 morgen land in Alphen, gelegen tussen het dorp en Gouwesluis. [1152]
Op 19-2-1601 transporteert Machteltgen Christoffelsdr van Langerak, aan Jan Lijclaesz, wonende te Koudekerk, een koopbrief met zes transfixen van een huis en erf, gelegen in het Zuideinde van Alphen. [1153]
Op 19-8-1601 verkoopt Machteltgen Christoffelsdr van Langerak aan Dirck Jansz Mulder, schoolmeester te Alphen, een schuur met een erf, gelegen achter het huis van Dirck Jansz, voor 77 gld. 10 st. [1154]
Op 20-7-1605 verzoekt Samuel Pythius 'alumnus geweest inden Collegie Theologie tot Leyden' ontslag uit het college. Hij woont de 'Synode der kercken des Stiffts van Utrecht, gehouden binnen Utrecht int Catharinen convent' van 8 tot en met 10-7-1606 bij als 'kerckendienaar tot Soest', en 'verclaerde dat hij redelick gehoor heefft'. [1163]
Aantekeningen uit de Synodale Vergadering van Zuidholland van al het voorgevallene in de zaak en leer der Remonstranten van het jaar 1619-1777.[1164]
Synode van Zuidholland, juli 1619
De predikanten worden bevraagd of zij de Acte van Stilstand willen ondertekenen.
Art. 37: Samuel Pythius, Predikant te Waarder, in de Classis van Woerden, is verschenen, welke zeide, dat hij na deliberatie en overlegging de verklaring der Synode Nationaal niet konde met goede conscientie onderteekenen en approberen, waarom de Synodus hem heeft ontzet van zijnen dienst volgens het gemeen formulier, daarna is hem ook voorgehouden de Acte van Hunne Hoog Mog., waarop hij antwoordde dezelve als nog niet te kunnen teekenen, verzoekende copy en beraad tot den 6e Augustus, 't welk hem is geconsenteerd. Heeft, daarna verschenen zijnde, de Acte geteekend mits conditie, dat de onderteekening niet geduid wierd, even of hij zich hierdoor den dienst onwaardig verklaarde te zijn, maar alleen om Hunne Ed. Mog. te gehoorzamen en te betoonen, dat hij zich zelven vrij kende van alle comploterije.
Samuel Pythius en Johannes Pythius, broers, worden om hun Remonstrantse gevoelens in 1619 ontslagen, de eerste als predikant van Waarder, de tweede als predikant van Aarlanderveen. In 1625 worden zij weer, na bijna vijf jaar te Amsterdam 'stichtelijk' te hebben geleefd, met de kerk verzoend. Die verzoening vindt plaats te Brielle, en in de vergadering van de classis op 20-8-1626 wordt bericht dat Joannes Pythius naar Zwartewaal is beroepen.[1165]
Kohier Hoofdgeld over Rijnland (1622), Zegwaart En Zoetermeer:[1174]
in 't Dorp van Soetermeer
Dirck Swaen eertijts predicant van Berckel, ende alsnu Latijnse schoolmeester tot Soetermeer, ende Adriaentgen Fransen sijn huijsvrou, met Frans, ende Elijsabeth, heure kinderen, mitsgaders Aeltgen Cornelisdr, haer dienstmeijt. Discipulen: Johannes Cappelle, van Bleijswijck. Samuel de Back, van Rotterdam. Johannes de Vries, van Rotterdam: Pieter Verschuijr, van Rotterdam. Willem Bos, vuyten Hage. Aelbertus Overmeer, vuyten Hage. Johannes Comans, vuyten Hage. Dirck La Maire, van Leijden.
Aantekeningen uit de Synodale Vergadering van Zuidholland van al het voorgevallene in de zaak en leer der Remonstranten van het jaar 1619-1777.[1175]
Synode van Zuidholland, juli 1619
De predikanten worden bevraagd of zij de Acte van Stilstand willen ondertekenen.
Art. 17: Theodorus Swanius verklaarde: des vorigen daags, in zijn classis naar deze zaak gevraagd zijnde, geantwoord te hebben dat hij zelve niet kon aannemnem, dat hij als nog bij dit antwoord persisteerde, en daar bij niet te doen had.
... Gezamnelijk hebben zij gevraagd tijd om zich nader te bedenken, de Synodus heeft hun tijd gegeven tot den volgende dag. ...
Theodorus Swanius heeft de Acte onderteekend, verstaande, dat men daardoor in zijn conscientie niet werd gedrongen.
Op 23-4-1627 machtigt Dirck Hendricksz Swaen, wonende te Leiden, zijn zwager Benjamin Jansz, kaffawerker te Delft, om de som van drie pond Vlaams te ontvangen, zijnde de helft van een custingbrief, waarvan de wederhelft hem toebehoort, ten laste van de weduwe van Harmen Jansz, over de koop van een huis. Dirck Swaen predikant, wonende te Leiden, is op 1-5-1629 borg voor Claes Jansz, marktviskoper, wonende te Leiden, die vanwege een obligatie 100 gld. schuldig is aan Claes Jansz van Assendelft, goudsmid, wonende te Leiden.[1176]
Op 2-12-1640 verleent Hendrick Kocx, herbergier, oom en voogd van Catrynne Cocx, machtiging aan Dominus Theodorus Swaen en N. Collardt, wonend tot Embrick (=Emmerich in het land van Cleeff) en mede-voogd, om te verkoop en overdracht te regelen van haar huis en erf te Embrick in de Callestraet, naast het Wapen van Englandt. Catrynne (of Catharina) is nagelaten dochter van Jan Cocx. [1177]
Aantekeningen uit de Synodale Vergadering van Zuidholland van al het voorgevallene in de zaak en leer der Remonstranten van het jaar 1619-1777.[1185]
Synode van Zuidholland, juli 1619
De predikanten worden bevraagd of zij de Acte van Stilstand willen ondertekenen.
Art. 27: Johannes Pythius Predikant te Aarlanderveen, in de classis van Woerden, was bij de Deputaten Synodi aangezegd, dat hij moest verplaatst worden, is hem daarom door Ds. Praeses aangediend dat men, om zulka met stichtinge en goede conscientie te doen, weten moest of hij zich in zijne predikatien ook wilde reguleren naar hetgeen in Synod. Nat. was besloten, hierop heeft hij gezegd, dat de tijd om zich hierop te bedenken te kort geweest was, dat hem eenige dingen in Canonibus behaagden, sommige voor dezen tijd mishaagden, maar dat hij ze misschien mede zou voor goed keuren, zoo hij langer tijd had om zich te bedenken, daarop hem gezegd is, dat hij daarvan moest verzekerd zijn, dat de 5 Remonstrantsche artikelen in de voorn. Synodus waren onschriftmatig geoordeeld, en dat hij derhalve om te weten, of de Canones Synodi met de Rmonstrantsche artikelen accordeerden, geen tijd van beraad behoefde, maar bij aldien naar Gods heilig Woord beliefde te overwegen, dat men daartoe tijd vergunuen zoude, dewijl hij verklaarde daartoe geen gelegenheid gehad te hebben, om dezelve te koopen, lezen en overwegen. Dit gehoord hebbende heeft hij begeerd een geruimen tijd, maar alzoo de Synodus niet lang mag opgehouden worden, is hem aangezegd dat hem drie dagen zal vergund warden tot nadere bcdenkingen, is daarna op den geprfigeerden tijd weder gekomen, verklarende dat hij het gansche Corpus Canonum inziende, hetzelve niet konde teekenen noch ook de Acts van Hun Hoog Mog. omdat hij namaals zoude mogen berouw hebben van zulke onderteekening, namelijk, wanneer de zaak der Remonstranten bij Hun Ed. Mog. zoude mogen zoo verstaan worden, dat den Remonstranten ook hunne bijzondere verzamelingen zouden mogen toegeataan worden. De Synodus wat beter antwoord te vergeefs gewacht hebbende, heeft hem eindelijk van zijnen dienst, gelijk anderen, ontslagen, eenige dagen daarna heeft hij zich beter bedacht, en is gekomen in de Synodns om de Acte van Hun Hoog Mog. te teekenen, gelijk hij ook dadelijk gedaan heeft.
In de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 200sten penning komt als eigenares van eene vicarie op blz. 6 verso voor Jannetje Jans Taerlingh weduwe van Ds. J. Pitius. De kerkeraadsacta van 28-7-1667 vermelden deze weduwe als ingekomen met attestatie van Middelharnis. Eene akte van 18-2-1669 bevat de verklaring van Gualther Mager en Cornelis Steen, afgelegd op verzoek van de kinderen van Jannetje Jans, in leven wed. van Ds. Joh. Pithius, dat genoemde Jannetje op den 22/28-11-1668 te Brielle gestorven en den 28-11-1668 te Zwartewaal begraven is.[1186]
Op 18-1-1658 compareert Ds. Joannes Pythius, predikant-emeritus tot Zwartewaal, als getrouwd hebbende Jannetje Jansdr Taerling. Door het overlijden van haar zuster Maria Jansdr Taerling, huisvrouw van de heer Simon van der Poth, tegenwoordig burgemeester van Brielle, net als zijn huisvrouw kind van zaliger Jan Jans Taerling zijn zijn huisvrouw als zijnde de oudste van de kinderen en het geslacht van Jan Jansz Taerling aangekomen een sekere vicarye en memorie goederen die eertijds in bezit waren van Jan Jansz Taerling. De comparant verzoekt om de vicarie en memoriegoederen op zijn naam te stellen. [1187]
Op 18-10-1662 testeert Jannetge Jansdr Taerlingh, weduwe van Ds. Johannes Pitius, in leven predicant in Swartewael, en die patronesse en collatrice van een vicarije en memoriegoederen die in bezit zijn geweest van haar vader Jan Jansz Taerlingh en waarvan de landerijen zijn verkocht en waarvan de opbrengst is belegd in twee rentebrieven. Zij heeft het recht van de opbrengst hiervan gegeven aan haar zoon Christoffel Pitius, echter op voorwaarde dat hij tweederde van de opbrengst zal afstaan aan zijn broers Johannes Pitius en Engelbertus Pitius. Als hij in gebreke blijft, moet het geld na haar overlijden uit haar boedel worden betaald. De zonen gaan met deze regeling accoord.[1188]
Op 27-11-1662 volgt de bevestiging van deze toewijzing. [1189]
Op 4-5-1664 wordt dit codicil door Jannetge Jansdr Taerlingh ingetrokken. [1190]
Op 4-5-1665 testeert Jannetge Jans Taerlingh te Middelharnis, weduwe van ds. Johannes Pitius, predicant te Swartewael. Zij vernietigt haar testament d.d. 18-11-1662 waarbij haar jongste zoon Christoffel Pitius de inkomsten van de vicarye, waarvan zij patrones en collatrice was en die zij op zijn naam heeft overgeschreven met zijn oudere broers Johannes Pitius en Engelbertus Pitius moest delen. Nu mag hij deze inkomsten zelf houden omdat zijn broers het niet nodig hebben. [1191]
Op 29-1-1692 verzoekt Cornelis Tael, oud-burgemeester van de stad Brielle overschrijving van de vicarie. Hierna zet hij op 2-5-1695 de rente-inkomsten over op zijn kleinzoon Anthonie Tael, raad en vroedschap te Brielle. Hij verklaart dat hij door het overlijden van Christoffel Pitius, naaste en oudste is geworden in het geslacht van Pieter Beien Willemsz, Wouter Woutersz, Wouter Willemsz. en Rosa Willemdr, mitsgaders Pieter Wilemsz en diens huisvrouw Soetje Claesdr, in leven fundateurs van een vicarie van landerijen in Voorne. In 1640 is met toestemming van de Staten de vicarie omgezet in twee onlosbare renten, gevestigd op deze landerijen, respectievelijk 84 gld. 1 st. en 198 gld. en 5 st. per jaar. [1192] Op 6-5-1695 wordt de toewijzing bevestigd. [1193]
2724. DAVID JANSZ CAPERMAN, geb. vóór ca. 1575, ovl. 1627/28,[1194]
treedt op als borg voor zijn broer Dirk (1598..1606) en voor anderen (1623..1627),
schepen van Geervliet (1599..1608),
binnenlands hoogheemraad van Putten (1607),
belender te Geervliet (1607),
bij de Herenstraat (1614),
met bruikwaar (1616),
borgemr. van Geervliet (1624..1627),
[1195]
tr. 2o [1196]
ARIAENTJE PIETERS, tr. 3o voor 1625
CLAESYE PIETERSZ, ovl. na 1638, geref. lidmaat op belijdenis te Geervliet 28-12-1625,
belendster (1631),
woont als zijn
weduwe (1638) op de Kay te Geervliet [1197]. Hij
tr. 1o voor 1599[1198]
2725. MACHTELT CORNELIS, geb. vóór ca. 1580, ovl. vóór 28-7-1608 [1199].
Op 12-2-1599 bekent David Jansz Caperman, schepen, aan zijn schoonvader Cornelis Maartensz een schuld van £ 1000 wegens koop van een huis (belend o. Cornelis Maartensz huis en erf, w. het gasthuis met het stadhuis, n. 's heren weg). Geroyeerd in 1615. [1200]
Op 15-12-1605 verzekert David Jansz Caperman pp. voor ? t.b.v. Paulus van Beresteijn te Delft een schuld van ƒ 4000 op: - het gerechte part van land in Guldeland, zijnde 11 G tiendvrij; - 5 G aan de Deurlo (belend het erf van Cornelis Cornelisz Bakker); - een derde part van 16 G in het Noordeland, belast met 17 tot 18 stv. erfpacht per gemet en per jaar; - 3 G wei aan de Zeugeweg; - 3 ½ G aan de Dankertseweg; - 5 G genaamd de Lange Vijf Meten (belend: Leendert Pietersz); - 2 G in de Indercamp (belend de Bronckhorsten); - 4 G 100 R aan de Polderweg (belend de jonge Baertwijk); - 2 G (belend het weeshuis in Den Haag); - ? aan de Conijndijk - ? - 6 G 57 R in Oud Hoenderhoek (belend de Hoenderhoeksedijk), belast met een erfpacht van de helft in ƒ 50 en nog met 7 stv. en een blank per gemet per jaar; - een derde van een vierde part in 6 G 269 R in Nieuw Hoenderhoek met de gevolgen (belend de jonge Jacob Jacobsz) en van 1 G 95 R (belend Herman Jacobsz); - ? - ? Aan het slot van de akte vermeld Floris van Rijn en Joost van Rijn. [1201]
Op 5-8-1606 transporteren Hendrik Jansz wonende op de Conijndijk en Philip Huijgen wonende te Spijkenisse aan David Jansz Caperman twee delen van 4 G land in het Noordelandeken. [1202]
Op 7-5-1608 transporteert David Jansz Caperman, mede-schepen, aan Paulus van Beresteijn zijn twee delen in dijk en gors, gemeen met Hendrik Jansz, eertijds behorende tot de gevolgen van 4 G toekomende deels de erfgenamen van Aartje Cuijpers, deels aan Leendert Pietersz Romeijn. [1203]
Op 7-5-1608 transporteert Hendrik Jansz wonende aan de Conijndijk aan Paulus van Beresteijn zijn derde deel in dijk en gors, gemeen met David Jansz Caperman, als in voorgaande akte. [1204]
Op 7-5-1608 transporteert Hendrik Jansz wonende aan de Conijndijk aan David Jansz Caperman 4 lijnen land in Noordeland (belend z. de Noorddijk, w. de weeskinderen van David Jansz, n. de achterdijk, o. verkoper). In marge: niet gepasseerd. [1205]
Op 7-5-1608 transporteert Hendrik Jansz aan de Conijndijk met Pieter Harmensz mede aldaar als borg aan David Jansz Caperman 4 lijnen in het Noordeland (belend z. de Noorddijk, w. de weeskinderen van David Jansz, n. de Achterdijk, o. koper). Land is belast met 20 stv. per gemet en per jaar t.b.v. de Grafelijkheid en Arie van Egmond. [1206]
In de periode 1616-1619 komen voor in ORA Geervliet:[1207] Lenaert Adriaens, gehuwd met Aerjaentje Pieters en Davit Janse Caperman, gehuwd met Nelligje Pieters.
Op 28-3-1624 transporteert Jacob Boot als curator in de boedel van Frans Cornelisz Bakker aan (de kinderen van) David Jansz Caperman geprocreëerd bij Ariaantje Pieters en die van Lenaart Ariens geprocreëerd bij Nelletje Pieters(¥) - 2 ½ G teelland in Oud Markenburg op kaartnr. 141 (belend z. en n. voornoemde kinderen, w. de Hogelandseweg, o. de vronen) - 8 ½ G land met gevolgen in Nieuw Noordeland (belend z. de Noorddijk, w. Crijn Dirksz, n. de nieuwe dijk met aanwas en de Maas, o. de kinderen voornoemd). [1208]
COMMENTAAR(¥) De formulering van de familierlaties is hier nogal onduidelijk. Bovendien zijn de echtgenoten hier andersom dan in de hiervoorgaande akte.
Op 16-8-1628 bekent Jacob Cornelisz Cuijper, timmerman te Geervliet, aan de weduwe van David Jansz Caperman een schuld van ƒ 230 wegens koop van een huis en erf buiten de Landpoort te Geervliet. Borgen Cornelis Jansz burgemeester en Jan Cornelisz wagenmaker. [1209]
Op 12-10-1629 bekent Jacob Ariens Coelbier, tegenwoordig te Geervliet, schepen, aan de weduwe van David Jansz Caperman een schuld van ƒ 3400 wegens koop van een huis, schuur en berge aan de Hoogstraat (belend n. de straat, o. huis en erf van Claasje Pieters, z. 's heren weg, w. het stadhuis) met nog een grote schuur en berg in de Kerkstraat (belend o. de straat, z. huis en erf van Jan Joosten, raaiende 'van den duijsendrop ter halven sloope opten roosenboom en so regt op naar 's Herenpad en weg ten westen', n. weg en straat). Belasting op het huis 15 stv. erfpacht t.b.v. de grafelijkheid. Van een belasting van ƒ 3 rente op het woonhuis van Jan Joosten en de schuur in de Kerkstraat komt een derde deel ten laste van koper. [1210]
Op 18-8-1630 bekent Jacob Ariens Coelbier, schepen, aan de erfgenamen van David Jansz Caperman een schuld van ƒ 133 wegens koop van de helft in een schuur, berg en wel terzijde de Nieuwstraat, belast met ƒ 2.10.- op de halve schuur en recht van doorgang naar de wel voor Dirk Jansz Caperman. [1211]
Op 28-5-1611 bekent Jonge Cornelis Cornelisz Cuijper met als borgen Oude Cornelis Cornelisz Cuijper, mede te Geervliet, en Joris Cornelisz wonende op Nieuw-Beijerland, aan Pieter Jansz Collaart te Amsterdam een schuld van ƒ 406.18.- wegens koop van een huis (belend o. de Tolstraat, z. huis en slop gekomen van wijlen van Ackere, w. en n. de haven en 's heren weg). [1217]
Op 15-7-1626 bekent Jan Teunisz te Geervliet aan Cornelis Cornelisz Cuijper een schuld van ƒ 220 wegens koop van een huis en erf aan de Nieuwstraat (belend w. de straat, z. Pieter Lenaartsz, n. 's heren weg, o. Harmen Jacobsz). Huis is belast met 10 stv. per jaar te betalen aan Abraham Jacobsz Commersteijn te Brielle. Borgen zijn Job Cornelisz van de Korendijk en Corvinck Eeuwoutsz. [1218]
Op 20-3-1683 komt Jan Hendriksz Fonkert, ex. test. van de burger Corvingh Eewoutsz van de Hofstede, bekend maken 2 kustingsbrieven uit de voornoemde boedel, de eerste dd 31-3-1654 verleden bij Cornelis Cornelisz Cuijper t.b.v. Joost Jacobsz en de andere van 31-5-1664 bij Jan Cornelisz Merckenburgh als principaal van de erfgenmaen van voorsz. Cuijper en zijn huisvrouw gesproten over koop van zekere woning staande binnen de voorsz, 't welk de overledenen 't recht bij transport heeft verkregen. Op de brieven zijn verscheidenen betalingen gedaan en ide executeurs daarvan geen collaterale successie nevens toen de andere goederen heeft kunnen betalen, voor en aleer de afrekening waar gedaan en na 't doen van 't selve belopen die voorsz. rentebrieven nog tezamen in kapitaal ƒ 191-7-, de twintigste daarvan ƒ 9-11-6. [1219]
Op 15-7-1626 transporteert Marinus van der Lisse, deurwaarder v.h.Comptoir Zuid-Holland, pp. voor Doctor Michiel v.Craaijesteijn (procuratie voor gerecht van Dordrecht) aan Arie Dirksz Hoenderhoek 13 G 37 ½ R met dijken in Oud-Hoenderhoek (belend n. de heer van Urk, o. de Zeedijk, z. koper, zw. de Oudhoenderhoeksedijk) Volgt schuldbekentenis van ƒ 2600. Volgt schuldbekentenis voor een hoofdsom van ƒ 650 waarvoor een jaarlijkse losrente betaald wordt. Geroijeerd in 1633. [1220]
Op 18-11-1628 transporteert Arie Dirksz Hoenderhoek aan Crijn Dirksz Caperman 3 G met gevolgen in Nw. Noordeland (belend o. de kinderen van Lenert Ariens, z. de Noorddijk, w. koper zelf, n. de Maas). [1221]
Op 18-11-1628 transporteert Arie Dirksz Hoenderhoek aan Claas Gillisz en diens zuster 3 G in Oud Markenburg (belend z. Jan Davidsz, w. de Hogelandseweg, n. het Cortewegje, o. Wouter Jacobsz). [1222]
Op 23-2-1630 transporteren Jan Davidsz Caperman en Arie Dirksz Hoenderhoek als erfgenamen van wijlen David Jansz Caperman aan Johan v.d. Werve, heer van Urk en Emmeloord, 4 G in Oud Noordeland (belend o. de koper, z. de Geervlietsedijk, w. de koper en de vrouwe van Ghijssenburg, n. de Oud-Noordelandsedijk). [1223]
Op 23-2-1630 transporteren de erfgenamen van David Jansz Caperman aan Jacob Ariens Koelbier, schepen van Geervliet, ca 1 G buitengors aan de Oudhoenderhoeksedijk (belend o. en w. de erfgenamen van Beresteijn, z. de Bernisse, n. voornoemde dijk). [1224]
2740. = 5380. PIETER GOVERTSZ VAN WIJN.
2742. = 5382. JACOB CORNELISZ VAN VELDEN.
2744. GERRIT (BOCXHOORN), geb. vóór ca. 1550, alleen bekend uit het patroniem van zijn zoon.
2748. AREND GYSBRECHTSZ, ovl. Naaldwijk 1584-1612, parentatie niet bewezen, tr.
2749. ANNETJE CORNELISDR, ovl. na 1612, parentatie niet bewezen.
Register van de Heilige Geest te Naaldwijk:
Op 18-5-1582 verklaren Lenairt Huygensz en Phillips Anthoniusz, gezworenen te Naaldwijk, dat Arent Gysbrechtsz verkoopt aan de Heilige Geest een rente van 7 gulden, 16 stu 1. o., verzekerd op 5 hond land in een kamp van 3 morgen, belend ten oosten : de carthuisers buiten Delft met vier morgen, ten westen: het huis van het kapittel, waarin vroeger de deken woonde, ten noorden: de Naaldwijkse vaart) ten zuiden: het land van Joris Courtsz, gekocht van de erfgenamen van Dirck Deym. Bezegeld door Jacob Fyck Adriaensz, baljuw en schout van Naaldwijk. [1226]
COMMENTAAR(¥) Wat is het verband met Leendert Ariensz Hoochwerff, voor 7/8 gerechtigd in de helft van de boedel van Willem Willems Holy, 1624.[1232] |
2752. JAN LUCASZ(¥), geb. vóór ca. 1585, tr. vóór ca. 1605
2753. NN, betaalt als wed. van Jan Lucas ƒ 3 hoofdgeld (1622) als eigenaar van een huis aan de Vest in de tuin, bewoond door 1 vrouw en 1 kind.
[1233]
COMMENTAAR(¥) Op 17-8-1586 wordt te Dordrecht gedoopt Lucas, zn. van Lucas Jansz en een niet genoemde moeder. Zou deze Lucas Jansz ook de vader zijn van Jan Lucasz? |
2768. BARTHOLOMEUS TARGIER (TERSIER, TARSIER), geb. Doopsgez. Dordrecht vóór ca. 1585, ovl. Dordrecht doopsgez. 4-6-1636, afkomstig van Dordrecht, twijnder wonend te Haarlem (1607),
koopman te Dordrecht,
betaalt in 1626 als Bartholomeus Tresiers £ 6,-- 1000e penning te Dordrecht voor een huis opte Tollebrugge,[1234]
tr. 2o voor 1636
SARA HENDRIKSDR, ovl. Dordrecht doopsgez. 20-4-1679, (die hertr. als zijn wed. Dordrecht Doopsgezind 10-4-1639 Cornelis Dirksz van Oosterwijk, zie kw. nr. ⇒ 5547 sub f),
otr. 1o Leiden schepenen 24-8-1607 (get. Abraham Lambrechtsz, zijn schoonvader, en Jacob de Ruyssscher, zijn bekende, en Janneken de Ruysscher, haar moei)
2769. SUSANNEKEN DAM(M)A(N)S(¥), geb. Leiden vóór ca. 1590, ovl. Dordrecht voor 1636, afkomstig van Leiden.
COMMENTAAR(¥)
Zij is mogelijk verwant aan :
* Claes Willemsz, afkomstig van Enckhuysen, woont te Leyden, schilder otr./tr. Leiden (schepenen) 21-8/26-9-1615 Marytgen Dammans, afkomstig van Leyden * Theophilus Damman, in 1591 eigenaar van een huis op de Pieterskerkgracht bon Over 't Hof te Leiden |
In de uitvoerige serie van handelsbrieven aan Jan Van den Gevel Sr. te Antwerpen bevindt zich een brief van Bartholomeeus Tergier uit Dordrecht gedateerd 1623. [1235]
Weeskamer Dordrecht: extract van het testament van Bartholomeus Tergier en Sara Hendriksdr, echtelieden, gepasseerd voor notaris Sijmon Muijs te Dordrecht op 24-5-1636. Gecollationeerd op 25 sept. 1636. Bartholomeus Tergier heeft tot voogden over zijn voorkinderen, verwekt in zijn eerste huwelijk, benoemd zijn broer Jochem Tergier, benevens Mels Gijsbrechtsz en Jan Cornelisz. [1236]
In de boedelinventaris van wijlen Bartholomeus Tergier, koopman, echtgenoot van Sara Henricxdr (28-8-1636) worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : Een schilderij van Abraham en Hagar, Drie freuytagien, Een Lust hooffken. [1237]
2770. JOACHIM AERTS VAN GENT, geb. Tiel, ovl. 1622-1626, schrijnwerker,
op 8-4-1611 met zijn broer Dirck van Gent in een acte genoemd [1239]),
betaalt als Jochem Ariens ƒ 3 hoofdgeld (1622) als eigenaar van een huis aan de Nieuwe Haven, bewoond door 1 man, 1 vrouw, 1 kind,
[1240]
burger van Dordrecht,
tr. vóór ca. 1610
2771. (T)ANNEKEN JANS, ovl. na 1649 (mogelijk als Tanneke Jans, dienares, ovl. Dordrecht doopsgez. 16-12-1655), betaalt in 1626 als de weduwe van Joachum Aertsse, schrijnwercker £ 2,-- 1000e penning te Dordrecht voor een huis in het Vijffde Quartier beginnende opten houck van de Houtsteijger in de Cannecoopersbuijrt tot in de Houttuijn aen weder zijde,[1241] huw. get. (1640..1649).
Op 8-10-1657 verkoopt Eduart Fransz aan Jan Jochemsz van Gent, een huis en erf op de Prinsengracht over de Westerkerk te Amsterdam. [1243]
![]() |
Het weeshuis der Doopsgezinde Collegianten de Oranjeappel aan de Keizersgracht bij de Huidenstraat te Amsterdam.
Naar een tekening uit 1675. Bron: Ref. [1247] Willem Sieverts (1643-1688) was medoprichter en regent van dit weeshuis. klik op plaatje(s) om te vergroten |
1759: Akte van gedeeltelijke boedelscheiding tussen de erfgenamen van Catharina Grijspeert, weduwe van Willem van Reesema, met bijlagen. [1250]
Op 10-2-1671 verkoopt Herman Clemenss van Loon, schoenmaker wonend te Utrecht, aan Joachum van Loon, zijn zoon, leercoper wonend te Dordrecht, huiden, kuipen en getimmer. Borgen zijn Bartholomeus Tersier, garentwynder wonend te Dordrecht, en Joachim Vremt, passementwerker wonend te Dordrecht. De koopsom wordt verrekend met de uitkoopsom van koper en van zyn onmondige broers en zuster Clement van Loon, Abraham van Loon en Susanna van Loon ter voldoening van hun moederlyk erfdeel. Hun voogd Joost Stevenss van Griethuysen accepteert voldoening van uitkoopsom en ziet af van aangeheven procedure tegen Herman Clemenss van Loon met kwitantie door Joachum van Loon voor ontvangst van de goederen d.d. 11-2-1671. [1254]
In de boedelinventaris van wijlen Lubbertij Bus en zijn vrouw Heyltgen Hamers (12-2-1648) worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : Een teyckeningh van Goltsius.(¥) [1259]
In de boedelinventaris van Heijltgen Hamers, vrouw van Aert Jochemsz van Gendt (26-11-1668) worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : Veertien schilderijen opte achtercamer, Drije cleijnne ende groote schilderijen, Acht schilderijen, Noch vijff cleijne schilderijen, Een teyckeningh van Goltius.(¥) [1260]
COMMENTAAR(¥) Hendrick Goltzius (1558-1617), prentkunstenaar, schilder, tekenaar, penschilder. [1261]
![]() |
Frontpagina van een boekje met gedichten "Ter Bruyloft van Joachim van Gent en Susanna van Loon, Vereenight binnen Utrecht 4/14 Junij 1682".
| ![]()
Bijdrage van C(ornelis) van Bracht (leraar der doopsgezinde gemeente Dordrecht 1689 - 1716[1262]) aan dit boekje, waaruit blijkt dat Joachim van Gent al eerder een "Vrouw ten grave sach dalen".
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
2772. JACQUES (JACOB) TER(U)WE(N), geb. ca. 1589[1263], ovl. Dordrecht doopsgez. 20-7-1636 ("Jaques Teruwe, hier een Dienaer int Woort"), zijdekramer,
j.m. (1614), wonende te Dordrecht (1636),
betaalt ƒ 6 hoofdgeld (1622) als eigenaar van een huis aan de Steegoversloot, bewoond door 1 man, 1 vrouw, 3 kinderen, 1 vrouw personeel,
[1264]
betaalt in 1626 als Jaeques Terwe, zijdecramer, £ 5 1000e penning te Dordrecht voor een huis in het Sevenste Quartier (beginnende van de steijger over 't Steechoversloot tot aen't Mertvelt aen wederzijde),[1265]
knoopmaker, dienaar in het
Woord bij de Vlaamsche Doopsgezinde gemeente te Dordrecht,
(13-9-1626 tot 20-7-1636) [1266]
[1267]
tekende de Dordtse Confessie in 1632,[1268],
huw. get. (1632),
otr. Dordrecht gerecht 23-10-1614 (get. Hendrick Teruwen, en Gooltge Jansdr, huisvrouw van Cornelis Jansz)
2773. JANNETJE CORNELISDR, ovl./beg. Dordrecht doopsgez. 9/12-11-1648 ("Jannechge Cornelis, weduwe van Jaques Teruwe"), huw. get. (1616),
winkelierster te Dordrecht.[1269]
Op 29-9-1600 wordt vermeld Jacob Jacobsz. Terwen, omstreeks 11 jaar oud, daar moeder af is Heyltgen Prins.[1270]
Op 28-10-1648 testeert Janneke Cornelisdr, weduwe van Jacques Terwen. Zij noemt haar gehuwde zonen: Jacques en Cornelis Terwen. Zij legateert aan Hendrik Terwen, haar jongste zoon, 600 car. gl., en aan haar dochter Trijntje Terwen en aan haar zoon Tennis (Anthony) Terwen legateert zij elk 200 car.gld.[1271]
Op 23-6-1649 wordt de inventaris opgemaakt van de goederen van zaliger Janneke Cornelisdr, weduwe van Jacques Terwen. De boedel wordt gedeeld door de kinderen Jacques, Cornelis, Anthony, Hendrik en Trijntje Terwen. Anthony Terwen neemt de winkelgoederen over, bestaande uit lint, zijde en knopen.[1272]
Op 3-3-1645 compareren Willem Robbertsz Vernock, 50 jaar oud en IJsaack Abrahamsz, 34 jaar oud, beiden blauwververs en dekenen van het Blauwverversgilde te Dordrecht. Zij verklaren op verzoek van Jaecques Terwen, burger van Utrecht, dat hij een meester van het voornoemde ambacht van blauwverven is. De eerste attestant verklaart dat hij Terwen het vak heeft geleerd "ende alsulcx gesijen te hebben dat sijne handelinge ende prouff goet was." Getuigen: Jacob Terwen, zijdewerker en Steven Hermansz Cool, metselaar, burgers van Dordrecht. [1277]
Jacques Terwen ondertekent in 1656, als een van 142 kooplieden en schippers die handel drijven op de Nederlandse wateren, een rekest aan de Staten Generaal om lastenverzwaring van de handel tegen te gaan.[1278]
Op 29-3-1663 verkopen Govert de With, notaris te Dordrecht en Johannes Hellu, procureur te Dordrecht, als geautoriseerd door het Gerecht van Dordrecht, voor 1351 gl. contant aan Jaecques Terwe, koopman te Dordrecht, een azijnplaats en annexe woningen, die toebehoord hebben aan wijlen Eeuwout Schut, in zijn leven brouwer in "de Beer", staande in de Raamstraat (belenders niet vermeld), komende achter tegen 's Herengracht, met nog vier woninkjes in het straatje, dat men noemt het Kousken, komende van achter aan voornoemde azijnplaats. [1279]
In de boedelinventaris van Maria Eppenhoff, weduwe van Jacques Terwe, koopman (16-4-1677) worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : Een kersnach van Cuyp, op de groote Camer, Twee stucken fruyt door de Heus.(¥) [1280]
COMMENTAAR(¥) Kennelijk Willem de Heusch (ca. 1625-1692), prentkunstenaar, schilder, tekenaar van voornamelijk Italianiserende landschappen en architectuur (als genre). [1281]
Op 8-10-1696 compareert Laurens Terwe, koopman te Dordrecht, voor zichzelf en in deze vervangende de overige kinderen en erfgenamen van wijlen Maria Eppenhoff, in haar leven weduwe van Jacques Terwe. Hij verklaart, dat de kinderen van Maria Eppenhoff toekwam een derde part in een obligatie, staande op naam van Philips Coenraet graaf van Steinvort, verzekerd op zekere goederen en renten in Gelderland, gedateerd 24-8-1662 en inhoudende een somma van 3000 Rijksdaalders kapitaal, zoals blijkt uit de boedelinventaris van wijlen Johan Eppenhoff, gemaakt te Deventer op 25-1-1682. Comparant heeft het deel in genoemde obligatie, dat hem en zijn mede-erfgenamen toekwam, verkocht aan Barent Eppenhoff en verklaart daarvoor volledig betaald en voldaan te zijn. [1282]
Op 25-10-1697 compareren Johanna van der Heijden, weduwe van Jacobus Terwen, Jannetje Terwen, Anthonij de Vos, weduwnaar van Geertruijt Terwen, Johan Terwen, Hendrick Terwen en Cornelis Terwen, allen kinderen en erfgenamen, benevens Laurens Terwen, van wijlen Maria Eppenhoff, weduwe van Jacques Terwen. Comparanten "approberen" de verkoop door Laurens Terwen van een derde part bovengenoemde obligatie aan Barent Eppenhoff, aan wie eveneens een derde part in die obligatie toekomt. [1283]
COMMENTAAR(¥)
Wie is:
Abram Ter(u)wen, geb. Dordrecht vóór ca. 1655, bakker, jongman wonende te Dordrecht (1678), otr./tr. Dordrecht gerecht/doopsgez. 11/29-5-1678 (get. Jochem Vremt, zijn zwager, Elijsabeth van der Roer, haar nicht) Elijsabeth Visser(s), geb. Dordrecht, jonge dochter wonende te Dordrecht (1678). T(h)omas Terwen, geb. vóór ca. 1650, tr. vóór 1675 Lijsbeth Offermans.
|
COMMENTAAR(¥) CHECK! Is dit dezelfde Catharina van der Velde als die in 1711 trouwt met Jacobus Anthonisz Terwen (zie kw. nr. ⇒ 1387 sub i)? |
COMMENTAAR(¥)
Hij is blijkbaar niet Jacob Terwen, jongeman, afkomstig van Dordrecht, woont Hoogstraat
otr/tr Rotterdam 13/29-6-1745 Grietje van Saroijen, jongedochter, afkomstig van Rotterdam, woont bij De Hofpoort.,
en ook niet: Jacobus Terwen, armmeester, die samen met Hendrick de Vos, diaken, als schuldeiser (namens de Doopsgezinde Gemeente?) optreedt (31-7-1691). [1287] |
zoek op NNBW
Op 26-3-1709 testeert Jannetie Terwen, meerderjarige dochter, wonende te Dordrecht. Zij benoemt tot universele erfgenamen Goris Terwen en Jacobus Terwen, gebroeders, beiden zoons van haar overleden broer Jacobus Terwen en Maria Terwen, dochter van wijlen haar broer Hendrick Terwen, elk voor een gerecht 1/3 deel, op voorwaarde, dat zij ieder 1/3 part daarvan zullen afstaan aan testatrices broer doctor Johannes Terwen, hetgeen door wijlen Cornelis Terwen en testatrice is beloofd in het contract gepasseerd in het jaar 1708 ten overstaan van notaris E. Venloo te Dordrecht en op voorwaarde, dat van haar nalatenschap een somma van 2000 gl. wordt belegd in obligaties op het gemeneland om gedurende het leven van dr. Johannes Terwen te dienen tot zijn jaarlijks inkomen. Maria Terwen zal bovendien mogen "naderen" de wollen en linnen kleren, de gouden en zilveren sieraden, het beste bed en de vier beste kussens, door testatrice na te laten, mits zij zal goedkeuren de scheiding, die is gemaakt van de boedel, nagelaten door Laurens Terwen. Testatrice legateert aan Goris Terwen en Jacobus Terwen een somma van 1000 gl., aan de Armen van de Doopsgezinde gemeente van Dordrecht "staende onder de predeking van Dr. Cornelis van Bragt" een somma van 300 gl., aan Johanna van der Heijde, weduwe van Jacobus Terwen een zilveren schenkbord en aan Adriaentie de waster een somma van 100 gl. Tot voogden en executeurs-testamentair stelt zij aan haar neven Lodewijk Terwen en Jeronimus Terwen, kooplieden te Dordrecht en bij vooroverlijden van Lodewijk Terwen zijn oudste zoon Francois Terwen. [1290]
Op 22-4-1719 testeert opnieuw Janneken Terwen, meerderjarige ongehuwde dochter, wonende te Dordrecht. Zij legateert aan haar broer Johannes Terwen, medicinae doctor, wonende te Utrecht, haar kast, gemaakt van suikerkistenhout, een bed, twee dozijn servetten, twee tafellakens, vier paar lakens, een rustbank met matras, een spiegel met zolveren lijst hangende in het salet, zes groene stoelen en nog een gouden penning, aan haar testatrice bij testament vermaakt door haar nicht Verkruijsen, 1000 gl. in contant geld, "tot kleeding en meerder gemack" en nog wat huisraad. Aan Johanna van der Heijden, weduwe van haar oudste broer Jacobus Terwen legateert zij enig linnengoed en enkele meubels, aan haar nicht Maria Terwen, de vrouw van Adriaen Op de Camp en dochter van haar broer wijlen Hendrick Terwen, al haar gouden en zilveren sieraden en al haar inboedel en huisraad (uitgezonderd hetgeen aan anderen is gelegateerd) en aan haar dienstmaagd Lijsbeth Lubeeck, als zij het het overlijden van testatrice nog bij haar woont, een bedrag van 200 gl. Aan de Armen van de Doopsgezinde gemeente te Dordrecht maakt zij 300 gl. Tot enige en univerele erfgenamen van al haar overige na te laten goederen benoemt zij haar neven Goris Terwen en Jacobus Terwen, samen voor de ene helft en haar nicht Maria Terwen voor de andere helft, evenwel op voorwaarde, dat na haar overlijden haar broer Johannes Terwen tot aan zijn overlijden de inkomsten van haar nalatenschap zal genieten en dat de nalatenschap niet eerder mag verdeeld worden voordat Johannes is overleden. Tot die tijd zal de boedel berusten onder de na te noemen executeur-testamentair. Haar erfgenamen moeten bovendien aan haar broer voldoen en betalen hetgeen door Cornelis Terwen (van wie testatrice erfgenaam is) en door haar zelf is beloofd in een contract, gepasseerd voor notaris E. Venloo in het jaar 1706. Uit haar nalatenschap moet ook vooraf uitgekeerd worden aan de kinderen van haar nicht Maria Terwen een obligatie van 1000 gl. ten laste van het gewest Holland en West-Friesland. Tot executeur-testamentair en voogd over haar minderjarige erfgenamen stelt zij aan Adriaen Op de Camp. [1291]
Op 26-5-1719 en volgende dagen wordt de staat en inventaris beschreven van de goederen, nagelaten door Jannetje Terwen, ongehuwde meerderjarige dochter, overleden op 17-5-1719, op verzoek van Adriaen Op de Camp, executeur van haar testament. Tot de boedel behoren o.a.:
- de gerechte helft in een huis in de Voorstraat op de hoek van de Spuistraat, genaamd "de Vijgeboom", bewoond en gehuurd door Lodewijck van Loo voor 220 gl. per jaar, waarvan de andere helft toebehoort aan Adriaen Op de Camp, echtgenoot van Maria Terwen,
- de gerechte helft in een pakhuis in de Spuistraat, gehuurd door kapitein Lasarus van Eck voor 40 gl. per jaar, waarvan de andere helft toebehoort aan Adriaen Op de Camp
- de gerechte helft in een huisje even buiten de Spuipoort, waarvan de andere helft toebehoort aan Adriaen Op de Camp, "'t geen voor plaisier is gehouden". [1292]
[1294] "Wij ondergeschreven broederen der Mennonite gemeente tot Utrecht verclaren beij desen dat wij dr. Tirion die op een onwettighe wijsse in weerwil van ons en meer andere is gestemt (om leeraar te sijn van dese onsse gemeente) niet erkennen omdat hem niet verantwoort wegens veele welbekende weereltkundighe beschuldinghe en daerom versoecke dat ons protest van dato den 1 junij in 't kerckeresolutieboeck magh werden aengeteeckent en hem niet laeten predicken voor al eer hij met sich te verantworden ons vergenoeging sal hebben gegeven. Actum Utrecht den 24-6-1704"
Johannes Terwen, Abraham Verbeeck, Willem Verbeeck, Dionijs Oortman, Jacobus van Griethuysen de jongen, Simon van Griethuysen, Willem Ortman, D. Jacobus van Griethuysen, Matthijs van Dulcken, Hendrik van Singel,
Zie over haar NNBW, Balen p 1269 en Schorel, Letterk. en Oudheidk. Avondstonden). Zoek op.
Zerk nr. 38 in de Grote Kerk te Dordrecht:[1299]
"Hier leyt begraven Maria Terwen huysvrou van Adrian Op de Kamp Francoiszoon gestorven den 20-12-1723 out 30 jaren 7 maenden."
Op 25-5-1713 worden huwelijkse voorwaarden gemaakt van Adriaen Op de Camp Francoisz, koopman te Dordrecht , meerderjarig koopman te Dordrecht, geassisteerd met Adriaen Op de Camp, koopman te Dordrecht, zijn oom en Johan van Someren, secretaris van Schieland etc., zijn zwager, en Maria Terwen, jonge dochter, over de twintig jaren oud, geassisteerd met notaris E. Venloo als haar gekoren voogd in deze. Er zal geen gemeenschap van goederen zijn. De bruidegom zal alleen inbrengen de revenuën van zijn goederen en de winsten van zijn negotie en de bruid alleen de opbrengsten van haar goederen. Als zij als eerste overlijdt, zal de bruidegom uit haar goederen een somma van 12.000 gl. ontvangen. Aangezien de voogden van de bruid aan haar inmiddels overleden ouders hebben beloofd, haar op te voeden in de Doopsgezinde godsdienst, is bedongen, dat de bruid de keuze zal blijven houden om in de Doopsgezinde gemeente te blijven. (506, akte 38) [1300]
Op 21-5-1715 compareren Levina Terwen, weduwe van Lodewijck Terwen, Jeronimus Terwen, voor zichzelf en vervangende Jan Welsingh, koopman te Amsterdam, als echtgenoot van Maria Terwen en Adriaen op de Camp, als echtgenoot van Maria Terwen, allen kinderen en kleinkind van Susanna van Horen, weduwe van Francois Terwen. Zij verklaren, dat zij in gemeenschappelijk bezit hebben gehad een pakhuis in de Oude Breestraat, staande schuin tegenover de Lombardstraat, tussen het huis van Abram Bossaelaer metselaar en dat van Cornelis Verhouven bakker, welk pakhuis in jan. 1705 door hen is verkocht en aangenomen door Jeronimus Terwen voor een bedrag van 475 gl. 13 st. en 8 penn., waarvan ieder van hen comparanten een vierde deel ofwel een somma van 118 gl. 18 st. en 6 penn. heeft gekregen. [1301]
COMMENTAAR(¥)
Wie is
Maria (Mari(j)ke) Terwen, geb. vóór ca. 1705, otr. Dordrecht 28-3-1727 Hen(d)rik van der Wal(l).
|
Op 31-8-1644 compareren Cornelis Terwen, jongman, burger van Dordrecht, geassisteerd met Jannichgen Cornelisdr, weduwe van Jaecques Terwen, zijn moeder, enerzijds en Zegertgen Verbeeck, jonge dochter wonende te Dordrecht, geassisteerd met Jan Matthijsz Baelen en Leendert Bastiaensz van de Roer, haar "behout oomen", anderzijds, om huwelijkse voorwaarden te maken. [1310]
Op 16-5-1679 compareren Cornelis Teruwe, Anthonij Teruwe en Hendrick Teruwe, burgers van Dordrecht, erfgenamen van wijlen Jan Cornelisz Vijgenboom, hun oom en executeurs van het testament van Jan Cornelisz Vijgenboom en diens echtgenote Maria Jacobsdr Metschert. Compareren mede Jan Smith en Jan van Rixtel, getrouwd met Maria Smits, wonende te Amsterdam, voor 2/3 parten erfgenaam van Maria Jacobsdr Metschert, resp. hun tante en behuwd tante. Comparanten verklaren, dat bij de deling en scheiding van de boedel, nagelaten door Vijgenboom en Metschert, aan Hendrick Teruwen is toebedeeld een huis over de brug bij het Bagijnhof naast de gracht, staande tussen de gracht en het huis van Michiel van der Kesel, door Vijgenboom "nieuw getimmerd" en naderhand door hem en zijn vrouw bewoond, in welk huis zij ook zijn overleden. De overige comparanten verklaren, dat zij en hun mede-erfgenamen gecompenseerd zijn met andere goederen uit voornoemde nalatenschap. [1311]
Op 22-1-1703 passeren de voorwaarden waarop de erfgenamen van Segertie Verbeeck, weduwe van Cornelis Terwe, voornemens zijn om te verkopen een "heel bequaem wel ter nering staande huijs met eenen tuijn ende separaat packhuijs daar achter", staande in de Voorstraat omtrent de Vuilpoort aan de landzijde naast het huis van Lodewijck Terwe. [1312]
COMMENTAAR(¥)
Is de volgende ook een dochter?
Lijsbet Terwen Cornelis, ovl. Dordrecht doopsgez. 13-6-1675. |
Zerk nr. 94 in de Grote Kerk te Dordrecht:[1320]
"Hier leyt begraven Lodewijk Terwe sterft den 26 October 1714 oud 68 jaar en sijn huysvrouw Levina Terwe sterft den 10 Augusti 1729 oud 72 jaar. B. 9 en 10 nu A. de Voogd"
COMMENTAAR(¥)
Lodewijck Terwe wordt op 16-4-1665 verkozen als leraar van de doopsgezinde gemeente te Utrecht maar weigerde na een jaar het ambt te aanvaarden omdat hij zichzelf niet geschikt achtte. [1321]
Het is onzeker of het hier bovenstaande Lodewijk betreft. Deze zou dan 19 jaar oud zijn. |
Polder Wieldrecht 1686 : Akte van overeenkomst tussen het bestuur van de polder en Paulus van Esch en Lodewijck Terwen, houdende ontheffing van de verplichting tot het verhogen en bezanden van de dijk gelegen langs de Nieuwe Vaart (Mallegat), nabij hun molen en huis door Van Esch en Terwen voornoemd, onder voorwaarde dat de dijk valt onder de keur van de polder en onder voorwaarde tot het betalen van een recognitie van zes gulden per jaar. [1322]
Op 30-6-1693 is door het Gerecht van Dordrecht toegestaan het verzoek van Lodewijck Terwen, inwoner en burger van Dordrecht, om zijn vader Cornelis Terwen, die enige dagen tevoren is overleden, op te mogen volgen als pondgaarder (rekwirant en zijn vader hebben al in 1661 een zelfde verzoek aan het stadsbestuur van Dordrecht gericht, waarop toen positief is beschikt). [1323]
Op 21-5-1715 compareren Levina Terwen, weduwe van Lodewijck Terwen, Jeronimus Terwen, voor zichzelf en vervangende Jan Welsingh, koopman te Amsterdam, als echtgenoot van Maria Terwen en Adriaen op de Camp, als echtgenoot van Maria Terwen, allen kinderen en kleinkind van Susanna van Horen, weduwe van Francois Terwen. Zij verklaren, dat zij in gemeenschappelijk bezit hebben gehad een pakhuis in de Oude Breestraat, staande schuin tegenover de Lombardstraat, tussen het huis van Abram Bossaelaer metselaar en dat van Cornelis Verhouven bakker, welk pakhuis in jan. 1705 door hen is verkocht en aangenomen door Jeronimus Terwen voor een bedrag van 475 gl. 13 st. en 8 penn., waarvan ieder van hen comparanten een vierde deel ofwel een somma van 118 gl. 18 st. en 6 penn. heeft gekregen. [1324]
Op 14-2-1719 compareert Levina Terwen, weduwe van Lodewijck Terwen, in zijn leven koopman te Dordrecht, verklarende hoe dat haar vijf kinderen in het testament, dat zij en haar man op 2-7-1714 hebben opgesteld ten overstaan van notaris E. Venlo te Dordrecht, is gemaakt voor hun vaderlijk bewijs een somma van 80.000 gl., of elk een bedrag van 16.000 gl. Omdat zij aan haar dochter Josina Terwen, de vrouw van Jan van Eijck Joostz, koopman te Amsterdam, in de huwelijkse voorwaarden, gepasseerd op 12-1-1718 voor dezelfde notaris, ten huwelijk gegeven heeft de voornoemde 16.000 gl., benevens een bedrag van 20.000 gl. en een "uijtsetting" van 4000 gl., wil zij testatrice, dat na haar overlijden haar vier nog ongehuwde kinderen, indien zij bij haar leven nog niet getrouwd zijn, voor de scheiding van haar boedel dezelfde somma van 36.000 gl. met een "uijtsetting" van 4000 gl. uit de nalatenschap zullen ontvangen. [1325]
Op 6-1-1722 compareren Levina Terwen, weduwe en boedelhoudster van Lodewijck Terwen, koopman te Dordrecht en Cornelis Terwen, mede koopman wonende te Dordrecht, als executeur van het testament van wijlen Jeronimus Terwen, koopman te Dordrecht, en als last hebbende van Jan Welsing Isaacszoon, koopman te Amsterdam, getrouwd met Maria Terwen en nog als last hebbende van Jan Welsing Isaacszoon en Francois Welsingh, als executeurs van het testament van Jeronimus Terwen, volgens procuratie gepasseerd op 31-12-1721 voor de Amsterdamse notaris Pieter Schabaalje. Zij verkopen aan mr. Pieter van der Dussen, schepen in wette en oudraad te Dordrecht, een pakhuis met toebehoren in de Oude Breestraat, staande tussen het huis van Abraham Bosselaar meester-metselaar en dat van bakker Van der Heul, voor 410 gl. [1326]
Op 4-8-1729 compareert Levina Terwen, weduwe van Lodewijck Terwen, in zijn leven koopman te Dordrecht. Zij bevestigt haar testament, op 2-7-1714 met haar man gepasseerd voor notaris E. Venlo te Dordrecht en haar testament, na het overlijden van haar man gepasseerd voor dezelfde notaris op 14 febr. 1719, voorzover niet strijdig met het hiernavolgende. Testatrice legateert aan het nagelaten dochtertje van haar overleden dochter Josina Terwe, bij haar verwekt door Jan van Eijck, koopman te Amsterdam, een kapitale som van 50.000 gl., waarvan de helft door haar overige erfgenamen moet voldaan worden in de vorm van obligaties ten laste van het gemeneland van Holland en West-Friesland. Het legaat moet met de verschenen interesten aan haar kleindochter overgegeven worden bij haar mondigheid of eerder huwelijk. Testatrice bepaalt verder, dat haar dochters in het bezit zullen blijven van haar huis en inboedel tot zes maanden na haar overlijden of tot het moment, waarop de boedelscheiding zal plaats vinden. Tot administrerend voogd benoemt zij Cornelis Terwen en tot toeziend voogd haar schoonzoon Jan van Eijck, of bij vooroverlijden van een van beiden Adriaen Braets Jacobsz, koopman te Dordrecht. Zij tekent met "Levina Terwe wedu Lodewijck Terwe". [1327]
Op 11-4-1741 compareert Huibert van Wetten, notaris en procureur te Dordrecht, als last en procuratie hebbende van Elisabeth Terwen, Susanna Terwen, en Segerina Terwen, gezusters wonende te Amsterdam, alsmede van Josua van der Poorten, koopman te Amsterdam, als getrouwd hebbende Hilgonda Josina van Eijk, enige nagelaten dochter van Josina Terwe, samen enige erfgenamen van hun overleden broer en oom Cornelis Terwen, in zijn leven koopman te Dordrecht, volgens procuratie gepasseerd voor de Dordtse notaris P. van Well op 5-4-1741. Comparant transporteert aan Hendrik van Bragt, koopman te Dordrecht, een huis en erf met tuin, tuinkamer, keuken en een pakhuis daarachter, staande en gelegen in de Wijnstraat op de Groenmarkt, van achteren uitkomende op de Varkenmarkt, van voren belend door het huis van de weduwe van burgemeester Hoeuft aan de ene zijde en het pakhuis van Hendrik de Saive aan de andere zijde. Van Bragt betaalt hiervoor een somma van 12.000 gl. gereed en contant geld. [1328]
Op 11-4-1741 compareert Huibert van Wetten, notaris en procureur te Dordrecht, als last en procuratie hebbende van Elisabeth Terwen, Susanna Terwen, en Segerina Terwen, gezusters wonende te Amsterdam, volgens procuratie gepasseerd op 3-4-1741 voor de Dordtse notaris P. van Well en verklaart in die hoedanigheid verkocht te hebben en te transporteren aan mr. Franchois van den Brandeler, oudraad van Dordrecht, een "stallinge" met een koetshuis daarnaast, staande op de Vest op de hoek van de Kleine Spuistraat tussen die straat aan de ene zijde en het huis van Aart van Cappel aan de andere zijde, voor 820 gulden gereed en contant geld (inclusief een rantsoen van 20 gl.). [1329]
Polder Wieldrecht 1724 : Akte van overeenkomst tussen het bestuur van de polder en de eigenaren van de zoutketen, de olie- en zaagmolens aan de 's-Gravendeelsedijk, tot het aanleggen en onderhouden van een deugdelijke weg, vanaf de oude oliemolen tot aan de veerdam van 's-Gravendeel, door het bestuur van de polder, tegen een betaling van drie gulden per jaar voor ieder pand c.q. object gelegen langs deze dijk. De eigenaren zijn: Govert Cloens en Adriaen Turfkloot in compagnie voor een zoutkeet, Cornelis Terwe, Jan Bosman, Boudewijn de Haen, Jacob van der Werf, Pieter van der Beek, Anthony van Asperen, Mattheus Rees, J. van Gijswijk, Willem, Gillis en Phillipus van Haarlem in compagnie voor de olie- en zaagmolens. [1338]
Op 11-4-1741 compareert Huibert van Wetten, notaris en procureur te Dordrecht, als last en procuratie hebbende van Elisabeth Terwen, Susanna Terwen, en Segerina Terwen, gezusters wonende te Amsterdam, alsmede van Josua van der Poorten, koopman te Amsterdam, als getrouwd hebbende Hilgonda Josina van Eijk, enige nagelaten dochter van Josina Terwe, samen enige erfgenamen van hun overleden broer en oom Cornelis Terwen, in zijn leven koopman te Dordrecht, volgens procuratie gepasseerd voor de Dordtse notaris P. van Well op 5-4-1741. Comparant transporteert aan Hendrik van Bragt, koopman te Dordrecht, een huis en erf met tuin, tuinkamer, keuken en een pakhuis daarachter, staande en gelegen in de Wijnstraat op de Groenmarkt, van achteren uitkomende op de Varkenmarkt, van voren belend door het huis van de weduwe van burgemeester Hoeuft aan de ene zijde en het pakhuis van Hendrik de Saive aan de andere zijde. Van Bragt betaalt hiervoor een somma van 12.000 gl. gereed en contant geld. [1340]
![]() |
Geschilderd portret van Adriaen Braets, echtgenoot van Maria van der Graeff, door Jacobus Leveck (1634-1675).
(Olie op?) doek, 92,5 x 71,5 cm Datering: 1664 Locatie: ⇒ Dordrechts Museum | ![]()
Geschilderd portret van Maria van der Graeff (1643-1702), echtgenote van Adriaen Braets, door Jacobus Leveck (1634-1675).
| (Olie op?) doek, 92 x 70,5 cm Datering: 1664 Locatie: ⇒ Dordrechts Museum klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥)
Vermoedelijk een eerder huwelijk (dan de vermelde huwelijken in 1660 en 1684) is:
|
Op 3-3-1658 en opnieuw op 22-8-1658 doen Hendrick Terwen en Rochus Jansz Backer blijkbaar examen om toegelaten te worden als prediker bij de Doopsgezinde Gemeente te Dordrecht. Beiden worden beide malen geweigerd. [1346]
Op 16-5-1679 compareren Cornelis Teruwe, Anthonij Teruwe en Hendrick Teruwe, burgers van Dordrecht, erfgenamen van wijlen Jan Cornelisz Vijgenboom, hun oom en executeurs van het testament van Jan Cornelisz Vijgenboom en diens echtgenote Maria Jacobsdr Metschert. Compareren mede Jan Smith en Jan van Rixtel, getrouwd met Maria Smits, wonende te Amsterdam, voor 2/3 parten erfgenaam van Maria Jacobsdr Metschert, resp. hun tante en behuwd tante. Comparanten verklaren, dat bij de deling en scheiding van de boedel, nagelaten door Vijgenboom en Metschert, aan Hendrick Teruwen is toebedeeld een huis over de brug bij het Bagijnhof naast de gracht, staande tussen de gracht en het huis van Michiel van der Kesel, door Vijgenboom "nieuw getimmerd" en naderhand door hem en zijn vrouw bewoond, in welk huis zij ook zijn overleden. De overige comparanten verklaren, dat zij en hun mede-erfgenamen gecompenseerd zijn met andere goederen uit voornoemde nalatenschap. [1347]
Op 29-3-1690 leidt Hermanus Erkelens Hendrick Terwe in als knaap in de Munt van Holland te Dordrecht, wegens overlijden van Gerrit van Eysden. Op 21-3-1690 dient Harmen Erkelens daartoe een verzoek in en 27-3-1690 verklaren zijn broeders Gosewijnis Erkelens en Jacob Erkelens hiermee accoord te gaan.[1348]
Op 24-3-1689 rapporteert "D. collega van Giffen (David Flud van Giffen, NG predikant te Dordrecht 1688-juni 1701) aan de NG kerkenraad te Dordrecht dat Juffr. Susanna Terwe, huijsvrouw van Sr. Jacob Braats, van Menniste ouders en opvoedinge, nu een wijle onder sijne onderwijsinge geweest sijnde, soo verre is gevordert dat Sijn Edelheid geen swarigheijd maakt om deselve tot onse gemeijnschap naa voorgaande doop te admitteren. De Ed. Vergadering verheugt haar in de sielwinninge en authoriseert sijn Edelheid om aan deselve attestatie te geven, waardoor sij tot den Christelijcken doop daar 't haar gelieven sal mogen toegelaten en vervolgens in onse gemeijnschap ingelijft werden." [1350]
Op 18-3-1711 compareren Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braats, koopman te Dordrecht en Johan van Wetten, als echtgenoot van Elisabeth van de Graaff, erfgenamen van wijlen Huijbert van de Graaff en Jan van de Graaff. Zij verlenen procuratie ad lites aan Abraham Oulrij, procureur voor de respectieve Hoven van Justitie van Holland, om voor hen waar te nemen zodanig proces als zij benevens Goverd Braats en Hendrick de Ruijter "saemen sijn procederende voor den Hogen Rade te sustineren" contra Cornelia Hendricks, weduwe van Jan Janse, in zijn leven schipper te Vlissingen, van wie zij beweert enige erfgenaam te zijn. [1351]
In 1723 volgt een Appointement op het rekest van Susanna Terwen, weduwe van Jacob Braets, houdende toestemming tot het leggen van een buis vanaf de bermsloot langs de dijk naar haar woning, ten behoeve van het verkrijgen van vers water. [1352]
Op 18-12-1728 testeert Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braats, wonende te Dordrecht. Zij legateert aan de NG diaconie-armen van Dordrecht een bedrag van 500 gl. Aan haar oudste zoon, Adriaen Braats, legateert zij het huis, waarin zij woont, genaamd "den Gulden Os", alsmede de behangsels die bij haar overlijden daarin bevonden zullen worden. Aan haar jongste zoon, mr. Hendrik Braats, legateert zij een woning, genaamd "Groenhoven", bestaande uit een heren- en een tuinmanswoning met ongeveer 40 morgen land, mitsgaders de bomen aan de wegen en de dijk, alsmede de zich in die woning bevindende meubels en andere goederen, benevens een boerenhuis, schuur en keten, alle staande in Wieldrecht, naast voornoemde woning. (Boerenhuis, schuur en keten zijn verhuurd aan een zekere Willem Block.) "Ende alsoo sij vrouwe testatrice met het overlijden van haaren man zaliger goet gedagt heeft haare negotie te doen gaan op de naam van de Weduwe Jacob Braats en Soon, oock de processen die sij vrouwe testatrice genootsaackt is, soo in Hollant als in Brabant te moeten voeren en uijtstaande heeft, soo verclaarde de vrouwe testatrice dat alle die negotie en processen geensints hebben geconcerneert oft concerneren den gemelten haren soon, maar dat alle de voor ofte nadelen die uijt de voorsz. negotie en processen sijn voortgecomen en die nogh te waghten staan ofte betaalt souden moeten werden alle privativelijck sijn voor reeckening van haar vrouwe testatrice." Tot erfgenamen van al haar overige na te laten goederen benoemt zij haar zoons Adriaen Braats en Hendrick Braats "ende bij soo verre een van haare twee sonen oft haar erfgenamen moghte sustineren dat sij met de taghtigh duijsent guldens en den uijtset die sij vrouwe testatrice soo voor vaderlijcke erfenisse als uijtset ten tijden van haar trouwen van haare twee soonen heeft gegeven niey vergenoeght noghte voldaan moghte sijn, en dieswegens eenige pretensiën moghte formeren, verclaarde de vrouwe testatrice dat soodanigen sustenue sal moeten werden tegen gegaan, en 't geene (buijten vermoede) de soodanige moghte werden toegewesen, uijt sijn erfportie 't geene deselve van haar vrouwe testatrice boven sijn legitime portie sal komen te erven sal moeten gerestitueert werden." Zij sluit de Weeskamer te Dordrecht uit van haar nalatenschap. Testatrice tekent met haar naam. [1353]
Op 28-9-1734 verkoopt Huijbert van Wetten, notaris te Dordrecht, als procuratie hebbende van mr. Hugo Eelbo, regerend burgemeester van Dordrecht, Adriaen Braats Jacobsz, heer van Geervliet, Simonshaven en Biert en lid van de Oudraad te Dordrecht en mr. Hendrik Braats, heer van Spijkenisse, Brabant, Hekelingen en Vriesland en schepen in wette te Dordrecht, als executeurs van het testament van Adriaen Braats, overleden te Dordrecht, volgens procuratie gepasseerd voor notaris P. van Well te Dordrecht op 7 sept. 1734, aan Susanna Terwen, weduwe van Jacob Braats, wonende te Dordrecht, een huis in de Grotekerksbuurt, staande tussen het huis van Herbert van der Meijden, predikant te Capelle a/d IJssel en het huis van de erfgenamen van Gerard Maurits, voor 481 gl. en 15 st. [1354]
Op 6-10-1746 koopt Johannes van Riemsdijk, koopman, (zie kw. nr. ⇒ 1765 sub c/2/dd/bbb) een object (huis, erf?) aan de Voorstraat te Dordrecht, belend door Olijfier Houtsager en de erfgenamen van de wed. Rolandus, en gelegen tussen de Pelser- en Ruitenstraat en uitkomend op de Vest, voor ƒ 4400 van Susanna Terwen, wed. van Jacob Braats. In de akte wordt verder genoemd Isaacq Spaan, koopman. [1355]
Op 6-10-1746 bekent Johannes van Riemsdijk, koopman, schuldig te zijn ƒ 2000 aan Susanna Terwen, wed. van Jacob Braats. Tot onderpand dient hetzelfde object. Voorts is sprake van de executeur-testamentair J. de Witt, in welke hoedanigheid is onduidelijk. [1356]
Collectie Repelaer: Inventaris van de nalatenschap van Suzanna Terwen, weduwe van Jacob Braets, 1757. [1357]
2774. PIETER VAN DE POEL, tr. vóór ca. 1625
2775. ANNECHIEN PIETERS VAN ERVERVELT, ged. (wellicht Dordrecht geref. sept. 1600 als onbenoemd kind van Peeter Hendrixsz (van Ervervelt) en Tanneken (van) Hulsen.
COMMENTAAR(¥)
Wie is:
Berbera van der Poel, ovl. Dordrecht doopsgez. 2-12-1669 ("bejaarde dochter"). |
Op 13-5-1650 maken van Willem van Oosterwijk en Geertruyt van de Poel een mutueel testament. Aan zijn vier kinderen uit zijn eerste huwelijk komt 4000 gl. toe wegens hun moederlijk goed. [1365]
Op 18-6-1661 maakt Geertruyd van de Poel, vrouw van Willem van Oosterwijk, zijdenlakenkoopman, een testament.[1366]
Vul aan NL 100 p 489
Besognes Momboirkamer Utrecht. 5-12-1665. Jannichgen Claes van der Heyden, weduwe van Lodewijck van de Poell, toont een codicil van haar en haar man voor not. G. van Coten 29-5-1661 en een acte van haar alleen voor idem 7 nov. 1665. In overeenstemming hiermede worden tot mombers over haar twee onmondige kinderen benoemd: haar vader Claes Gorisz van der Heyden, haar broeder Goris van der Heyden, haar zwager Cornelis Jansz van Munster en Anthony Terwe. De eerste, derde en vierde zijn aanwezig, terwijl Goris van der Heyden op 1-12-1665 voor burgemeester en schepenen van Wezel een procuratie heeft gegeven, waarbij hij de benoeming aanvaardt.[1370]
Op 7-12-1694 compareren te Utrecht ter ene zijde de erven van Janneken Claas van der Heyden, met name Lodewyk van de Poel, koopman te Amsterdam, haar zoon by wijlen Lodewyk van de Poel, Nicolaas Villarts, haar zoon by wijlen Maarten Villarts, Johanna Villaarts, koopvrouw te Wesel en haar onmondige dochter by wijlen Maarten Villaarts, voor wie als voogden optreden Cornelis Jansen Munster, koopman te Rotterdam, en Goris Claassen van der Heyden, koopman te Wesel, en ter andere zijde Johannes Sweerman, koopman wonend te Utrecht in de "Halve Maan". Het betreft koop en verkoop van een huysinge ende erve genaamd de "Halve Maan", gelegen nz Gansemerckt, belend: achter en ww Gerard Heydendaal, ow Bruno Andriessen van Leyenberch, onder het gerecht Utrecht. Verder treedt Johanna Villaarts ook op als erfgename van haar zuster Martina Villaarts. Er wodt bepaald dat er in het pand geen koperslagery of grofsmedery in gevestigd mag worden.[1371]
2778. ISAAC GERRITSZ CUYP, geb. Dordrecht, ovl. Dordrecht 1634, passementwerker,
betaalt als Isack Geerits ƒ 4 hoofdgeld (1622) als eigenaar van een huis aan de Vriesestraat, bewoond door 1 man, 1 vrouw, 2 kinderen,
[1374]
betaalt in 1626 als Ysaack Gerrits, cadewercker, £ 1,-- 1000e penning te Dordrecht voor een huis in in de Vriesestraet,[1375]
tr.
2779. (J)ANNEKEN BALTENS VAN HORICK, ovl./beg. Dordrecht 1/14-1-1650, doopsgez. Kb 10-1-1650 ("Janneken Baltens, weduwe van Isack Geeritsz), huw. get. (1641).
2780. CHRISTOFFEL (DARTHER) GERRITSZ TIRION (TIERJON), geb. 1605, ovl. Rotterdam 1653 [1376], afkomstig uit Belgie, mogelijk Gent, waar in 1585 Pieter Tryon doopsgezind is, of uit de omgeving van Luik, waar de oorspronkelijke naam Thierry geweest zou zijn [1377], tr. Rotterdam 1-4-1623
2781. JEANNE ANTOINE.
In een akte van superscriptie, testament en opening, te Schiedam d.d. 28-11-1725 komt voor Johanna Tierion, wed. van wijlen Ds. Abraham van Loon. [1379]
2796. GERRIT (HULS(T)MAN)?, alleen bekend uit het patroniem van zijn zoons:
COMMENTAAR(¥) In Ref. [1382] wordt hij de zoon genoemd van Pauwels van Dusseldorp x Janneken Pietersdr. ZOEK UIT. |
COMMENTAAR(¥) dus niet ovl Dordrecht 16-11-1684 |
Op 12-10-1678 compareert Jan Matthijsz Balen de Jonge, jongman, ziek in bed liggende. Hij benoemt tot universele erfgenamen zijn zuster Elisabeth Balen, huisvrouw van Andries Hulstman, voor de ene helft en Christina Hulstman, haar dochter, voor de andere helft. Tot voogden stelt hij aan zijn vader Matthijs Johansz Balen en Andries Hulstman, zijn zwager. Hij tekent met "Johan Balen". [1389]
![]() |
Begin van de beschrijving van het huis en interieur van Andreas Hulstman Jansz en Elisabeth Balen Maththijsdr te Dordrecht.
Bron: G.D.J. Schotel C. Rochussen, D. Van der Kellen, Het Oud-Hollandsch huisgezin der zeventiende eeuw, Haarlem, 1867. klik op plaatje(s) om te vergroten |
2812. (SE)BASTIAEN JANS(SEN)(¥), als arbeider, wonend op de stede van de heer van Loon, vermeld op de 'Lijst van personen met bezittingen die minder waard zijn dan 2000 gulden' te Loon op Zand (1665),[1396] tr. Loon op Zand RK 25-1-1629[1397]
2813. CATHARINA JANSDR.
COMMENTAAR(¥)
Een mogelijk eerdere huwelijken van hem zouden kunnen zijn:
Sebastiaen Janssen, afkomstig van Loon op Zand,
otr./tr. Loon op Zand RK 22-1-1611 (met attestatie van de kapelaan aldaar ),
otr./tr. Sprang geref. 23-1/7-2-1611
Janneke Jans, jongedochter van Sprang.
Sebastiaen Janssen, afkomstig van Loon op Zand, otr. Sprang geref. 10-1-1614 (attestatie om te Loon op Zand te trouwen) Janneken Laurens, van Sprang. |
Op 28-12-1660 transporteert Jan Bastiaen Janssen Soethout goederen aan zijn broer Aert Bastiaen Janssen Soethout, die bekent schuldig te zijn aan zijn broer Jan een bedrag van 260 gulden terzake van een transport op heden. Uit de aantekening in de marge blijkt dat de schuld op 1-1-1663 ingelost is. [1399]
Op 30-12-1664 transporteert Aert Bastiaenssen Soethout goederen aan Huijbert Bastiaenssen Soethout. Een eerste termijn van 200 gulden is op 30-12-1664 betaald. Een tweede termijn van 50 gulden op 3-1-1666. [1400]
Op 3-2-1677 transporteert Joost Sacharias van Ballecum, gehuwd met Adriaentjen Bastiaens Soethout, 1/5 deel van goederen aan Huijbert Bastiaens Soethout. [1401]
Op 25-2-1677 transporteert Peeter Bastiaens Soethout 1/5 deel in goederen aan Huijbert Bastiaens Soethout. [1402]
Op 4-11-1679 transporteert Goosen Huijberts Vercuijlen, voor zichzelf en als voogd over de twee onmondige kinderen van zijn zuster Jenneken en Sebastiaen Peeters Soethout, goederen aan Hendrick Wouters Bijsters. [1403]
2814. CORNELIS PEETERSZ (DE) (LEEUW(EN)) (ook Leeuwen Smit)(¥), geb. vóór ca. 1590[1404], ovl. na
afkomstig van Sprang (1612, 1626),
smit (1613),
en burgemeester te Sprang, woonde te Loon op Zand (1636),[1405]
tr. 1o voor 1611
JENNEKE CORNELISDR (LUIJCAS), ovl. nov/dec 1612, otr./tr. 2o Sprang geref. 22-12-1612/6-1-1613 (als Cornelis Peetersz Leeuwen Smit, wednr. van Jenneke Cornelisdr)
ANNEKE GIJSBRECHTS (PETERS PACHTER[1406]), geb. vóór ca. 1595, ovl. 1623-1626, j.d. van Besoyen,
tr. 4o 1635-1636? (hiaat trouwboek Sprang 1630-1640)
JOOSTJE JANSDR TALEN, otr./tr. 3o Sprang/Besoyen geref. 3/18-9-1626(als Cornelis Petersen Leeu, wednr. van Anneken Gijsbers),[1407]
2815. EMMICKEN (GEERTRUIKEN, ADRIANCKEN?) CORNELIS, geb. verm. Besoyen, ovl. 1635-1636?, tr. 1o voor 1626
PAULUS CREIJNEN.
COMMENTAAR(¥)
Is er verband met Jan Thonis de Leeu, met 7 personen inwoners van 's-Grevelduin-Capelle (1599).[1408]
of met Tonis Jansz de Leeuw, ovl. Capelle (NB) voor 1580, tr. Janneke NN, ovl. Capelle 1584/85.[1409] |
ORA Sprang: Reeckening bewijs ende reliqua voor Lucas Corneliss als vocht van het kint van Cornelis Peeterss Leeu bij Janneken Corneliss Lucas, 8-5-1628. (is vermoedelijk 18-5-1628) [1410]
ORA Sprang: Reeckening ende bewijs van Cornelis Peeterss Leeu als vocht vande kinderen van Lucas Corneliss bij Maeijken Flooren, 18-5-1628. [1411]
ORA Sprang: Scheijdinge ende deelinge aengebrocht bij Huijbrecht Claess x Jenneken Driess ter eenre ende Maeijken Peeterss x Tonis Andriess geassisteert met Peeter Andriess de Widt, swager, ende Cornelis Peeterss Leeu, broeder, ter andere zijde van een geseet ende huijsinge etc hen aengecomen van hun ouders, 23-5-1628. [1412]
ORA Sprang: Rekeninge bewijs ende reliqua voor Luijcas Cornelis als vader ende voocht ende Cornelis Peterss Leeu als toesiender van sijn kijnt bij Maeijken Floriss, 20-2-1629. Volgt nog een lijstje met besittingen. [1413]
ORA Sprang: Copie. Volgens de acte van condemnatie in date den 28-11-1627 mbt tot een huijs bij de weduwe van Tonis Adrjaen Lambertss ende Marten Willemss soo wil Marten het huijs nu vercopen. Het huijs wordt gecocht door Cornelis Pieterss Leeu. Er hebben zich diverse persoenen gemeld die nog geld tegoed hebben, 16-2-1630. [1414]
ORA Sprang: Dat voor ons gecomen ende gecompareert is Cornelis Peeterss Leeuw ende heeft overgegeven aen Tonis Handrickss Smit een geseth mette timmeringen, 16-2-1630. [1415]
Op 7-6-1666 testeren (of wordt testament geexecuteerd?) te Sprang Cornelis Peeterssen Leeuw en Joostjen Jansdr Talen, echtelieden. De bezittingen worden verdeeld over drie groepen : eerste groep : 1) Cornelis Corten als man van Heijltjen Cornelis Leeu, 2) Corstiaen Wouters als man van Engel Cornelis Lee, tweede groep : 3) Anna Cornelisdr Leeu, wed. van Gerrit Woutersen, 4) Floor Huijbertsz als man van Pieternella Cornelis, 5) Jan Bastiaensz Suethout als man van Teunisken Cornelis Leeu, derde groep : 6) de kinderen van Peeter Cornelis Leeu, 7) Peeter Cornelis Leeu.[1416]
COMMENTAAR(¥) Gezien haar trouwdatum (1655) moet Theunisken Cornelis Leeuw geboren zijn vóór ca. 1635. Een doop valt rond die tijd te Sprang niet te vinden. Wel vermeldt het geref. doopboek op 17-6-1635: "Cornelis Petersen aan den Eijkendeick, s(oon) Thoenes". Van een Thoenes Cornelisz Leeuw wordt te Sprang niets meer gevonden. De conclusie moet luiden dat de scribent van het doopboek (predikant of koster) hier hoogstwaarschijnlijk een verschrijving heeft gedaan en dat er moet staan "d(ochter) Thoenesken". In het doopboek zijn meer verschrijvingen aan te wijzen. |
2820. JAN JANSEN, ovl. na 1636[1423].
2822. JAN JANSSEN, ovl. na 1636[1424].
2832. MAES EVERTSEN VAN VELTHUYSEN, geb. vóór ca. 1605, ovl. 1651, pachter van 'Velthuijs' (1633-1651),
tr. vóór ca. 1630[1426]
2833. GRYETJEN EVERTS, geb. vóór ca. 1610, van Ede-Veldhuizen.
2840. CORNELIS VAN DER MEIJDEN,[1428]
2844. REM REMMERTSEN (DE OUDE), ovl. vóór 1633, schoolmeester te Veenendaal.[1429]
2912. NN (WALRAVEN) / (VAN STEENHUIJS), geb. vóór ca. 1595. Hij is mogelijk[1431] een bastaardzoon van Walraven van Steenhuys, Heer van Oploo (zie kw. nr. ⇒ 5824 )
COMMENTAAR(¥) Guillaume en Ludolph zijn broers zoals blijkt uit onderstaande akte van 1676. Wie hun vader is blijft vooralsnog onduidelijk. Een verband met het geslacht Steenhuijs lijkt gezien de namen mogelijk, maar is allerminst bewezen. |
Collectie insignes, platen en schilden van Noordbrabantse en Limburgse boogschuttersgilden:[1433]
Ludolf Walraven, Richter tot Humen en Malden, Coninck Schutterij, 1655.
Wapen: Een verkorte keper, met een raaf in den voet.
Op 3-5-1659 vesten Jan van Eldrum en Hendersken Hoeffaerts e.l. , Ludolph Walraven secretaris van de heer van Oploo een rente van vijftien gulden, de eerste pacht te vervallen over een jaar a dato heden, uit de kamp land groot drie morgen, in de Graafse Marsch naast het erf van het gasthuis, aan de andere zijde naast het erf van Jacob van Vucht, voor schietend met de uitweg aan de Marschstraat en het einde op de Horssense graeff, , losbaar met tweehonderdvijftig gulden, wie wil lossen of laten lossen moet dat een kwartaal tevoren aanzeggen. Substituutscholtis, schepenen Heuckelhoven en Beernts [1434]
Op 16-5-1659 vesten Jan Daems en Maeyken Dercx van Ham e.l. Ludolph Walraven, secretaris van de heer van Oploo, een rente van twaalf gulden à 20, waarmee is afgelost een obligatie van eenhonderdvijftig gulden die Jan Daems met kennis van zijn momboiren dd 19-5-1657 heeft gepasseerd, schepenen gebleken, waarbij de voornoemde Walraven heeft aangevuld een som van vijftig gulden, makende samen 200 gulden, de eerste pacht te vervallen over een jaar a dato heden, uit het stuk land in de Marsch, met het ene einde op de Conterscharp, met het andere einde op de Marschstraat tussen de bagijnen en het erf van het gasthuis, bij gebrek van betaling te verhalen op gerede en ongerede goederen van de comparant en i.h.b. het huis in de Veerstraat, dat comparanten hierbij als waarborg stellen. Wie wil lossen of laten lossen moet dat een kwartaal tevoren aanzeggen. Substituutscholtis, schepenen Vogelvangers en Heuckelhoven [1435]
Op 19-6-1659 vesten Jan Daems en Maeijken van Ham e.l. Herman van Hoorn en Adriana Nobels e.l. een rente van twaalf gulden losbaar met 200 gulden, de eerste pacht te vervallen met allerheiligen 1660, uit het kampje land genaamd de Conteman, aan de ene zijde het erf van het Catharina gasthuis, aan de andere zijde naast het erf van de bagijnen, met geen andere lasten dan 200 gulden aan Ludolph Walraven losbaar. Scholtis, schepen Vogelvangers die het Beernts zal aandienen [1436]
Op 21-7-1659 vesten Gerrit Schetter en Anneken Janssen e.l., Ludolph van Steenhuijs, secretaris van de heer van Oploo, een rente van zes gulden, gebruikt ter betaling van pacht aan de rentmeester van zijne Hoogheid, losbaar met 100 gulden, de eerste pacht te vervallen over een jaar a dato heden, uit het huis en erf bij de Brugpoort, met geen andere lasten dan drie gulden aan Roeloff van Steenhuijs losbaar met vijftig gulden. Wie wil lossen of laten lossen moet dat een kwartaal tevoren aanzeggen. Scholtis, schepen Beernts die het Wouters zal aandienen [1437]
Op 26-11-1660 vesten Jan Daems en Maeijken van Ham e.l. Herman van Hoorn en Adriana Nobels e.l. een rente van negen gulden, de eerste pacht te vervallen over een jaar a dato heden, uit de kamp land genaamd de Contersman, aan de ene zijde naast het erf van het Catharina gasthuis, aan de andere zijde naast het erf van de bagijnen, achter schietend aan de Marschstraat en voor aan de gemene straat met geen andere lasten dan twaalf gulden aan Ludolph Walraven, twaalf gulden aan de voornoemde van Hoorn. Scholtis, schepenen Heuckelhoven en Wassenbergh [1438]
Op 7-11-1661 vesten Jan Daems en Maeijken van Ham e.l., Herman van Hoorn en Adriana Nobels e.l. het kampje land genaamd de Conterman groot twee hollandse morgen in de lage Marsch jurisdictie van Grave, oostwaarts naast het erf van het gasthuis, westwaarts naast het erf van de conventualen van Maria Grave, noordwaarts de Marschstraat en zuidwaarts de Heffelschen graeff met geen andere lasten dan twaalf gulden aan Ludolph Walraven losbaar met 200 gulden, eenentwintig gulden aan de genoemde Van Hoorn losbaar met 350 gulden. Scholtis, schepen Wemmer Aerts die het Wassenbergh zal aandienen [1439]
Op 8-3-1664 machtigen Ludolph Walraven Steenhuijse richter in Heumen en Malden en scholtis der heerlijkheid Oploo, Wichman Andriessen schepen en Guilliam van Steenhuijs korporaal van de adelborsten onder de compagnie van de kapitein Wittensteijn, de eerste twee als bloedmomboirs en de derde als vader van zijn onmondige kinderen uit zijn huwelijk met wijlen Leonora Nijkerck, Hendrick van Dart wijnkoper te Venlo om de moes- of koolhof buiten de L(..)poort (?) te Venlo van van Steenhuijs en diens kinderen publiek te verkopen. Getuigen: Peter Giesmer (Geismer),chirurgijn en Jacob Caspers mr swertveger [1440]
Op 28-9-1666 vesten Gerrit Willems Schetter voor zichzelf en met procuratie van Willem Schetters en Maria Braningh e.l., Rut Janssen en Aleken Schetters e.l., Elisabeth Schetters meerderjarige jongedochter, elke vrouw met haar momboir, voor zichzelf en zich sterkmakend voor hun minderjarige broer Jan Schetters, krachtens procuratie d.d. 13-9-1666 voor notaris de Meyer en getuigen te Grave, schepenen gebleken, (geen voornaam. Anthoni) Vincent en Cornelisken Adriaens e.l. het huis en erf aan de Brugpoort, achter schietend op de Com vande Watermoelen, aan de ene zijde naast Jan Janssen de Seeldraeyer en voor aan de gemene straat, met al het houtwerk dat voor de timmeragie is geprepareerd of voorhanden is om te worden gebruikt met geen andere lasten dan drie gulden aan de weduwe van Roeloff van Steenhuijs, aan Ludolph Walraven secretaris van de heer van Hoemen eenhonderd gulden kapitaal, driehonderd gulden kapitaal aan de voornoemde Vincent. Scholtis, schepen Bernts die het Wassenbergh zal aandienen [1441]
Op 29-10-1666 vesten Guiliam van Steenhuijs en Catharina Anthoni e.l., Catharina met haar man als momboir, Ludolph Walraven richter te Hoemen en Malden een rente van vijfentwintig gulden losbaar met 500 gulden, met als eerste pachtdag 24-6-1667, uit het huis en erf in de sack, aan de ene zijde naast het erf van wijlen de graaf van Hornes, aan de andere zijde het erf van Johan Haernkens de oude, achter schietend op het erf van de graaf van Hornes en voor aan de gemene straat, en het huis en erf in de Hoofschestraat naast en achter het erf van Simon de Langh, aan de andere zijde het erf van Derck van Balfort en voor aan de gemene straat, het huis in de sack met geen andere lasten dan 's heren poortchijns, driehonderd gulden aan de kinderen van Guiliam van Steenhuijs verwekt bij zijn overleden echtgenote Leonora van Nykercken, het andere huis met geen andere lasten dan 's heren poortchijns, twee gulden aan ZH, een gulden 10 stuivers aan de nieuwe bagijnen, tweehonderd gulden kapitaal aan de voornoemde kinderen, de 300 en 200 gulden in deze huizen gehypothekeerd als moederlijk goed van deze kinderen onder verbintenis van al hun gerede en ongerede goederen. Substituutscholtis, schepenen Bernts en Heymans. [1442]
Op 29-6-1676 vesten Ludolph Walraven richter der vrijheerlijkheid Hoemen als oom en momboir van de nagelaten meer- en minderjarige kinderen van wijlen zijn broer Guiliam Walraven(¥) verwekt in het eerste huwelijk bij Leonora van Nijkercken en in het tweede bij Leonora Moijters, en Jacomina de Blans e.l. Johan Beringhs apotheker en Johanna Roggen e.l. het huis en erf en het recht dat de comparanten uit kracht van hun constitutiebrief van 500 gulden kapitaal met de verlopen renten van dien hebben te pretenderen in de groote sack, aan de ene zijde en achter schietend aan het erf van het huis van de erfgenamen van de graaf van Hornes, aan de andere zijde de erven van Johan Haernkens en het gasthuis met geen andere lasten dan 's heren poortchijns. Scholtis, schepenen Wassenbergh en Cruijsier. [1443]
COMMENTAAR(¥) Cruciale akte! Hier blijkt dat Ludolph Walraven (Steenhuijs) en Guiliam Walraven (Steenhuijs) broers zijn.
Walraven van Steenhuisen | ||
De volgende personen, die op enig moment de achternaam Walraven(s) van Steenhuisen en variante schrijfwijzen dragen, zouden zuster en broer van bovengenoemde Guillaume en Ludolph kunnen zijn
|
2916. NN MICHELS (of MICHAEL NN?).
COMMENTAAR(¥)
wat is het verband met:
Michael N.N., schoolmeester, x Anna N.N. laten een kind dopen: Johannes, ged. RK Sambeek (Boxmeer) 6-5-1646 (get. Johannes Petri Vet(?), Adriaen Tylens, Hillegunda Steenhuis afkomstig van Grave). |
Op Op 10-1-1664 verklaren Alert Michels & Jenneken echtelieden, "deughdelijck ende wel schuldich te wesen aen" Jan de Hooch en zijn erfgenamen een som van driehonderd gulden, hollands geld met een jaarlijkse intrest van "vijfftenhondert", de eerste betaaldag zal zijn op 10-1-1665 met als opzegtermijn een ½ jaar van te voren, als onderpand wordt gesteld een kamp weiland, gelegen over de Brugh. [1453]
Raad van Brabant: In 1682 procedeert het Bestuur van Sambeek, interveniërend voor Allard Michels, en zijn zonen, en voor Simon Jansen en Aart de Hoge, als man van weduwe Albert Brouwers, contra (substituut-)schout, schutters, schepenen en ingezetenen van Oploo. Het betreft heien, weien en turf steken op de Peel. [1454]
Raad van Brabant: In 1688 procedeert Albert Michels in Sambeek contra Leendert Bloem, notaris en procureur in Boxmeer. [1455]
Op 4-1-1699 lenen Jacob Hermens & Lijntjen echtelieden, 170 gulden tegen 4½ % van Alart Michels & Jenneken echtelieden, met als onderpand een hooi- of weiland, groot 2 morgen 83 roeden onder Sambeek. De eerste vervaldag zal zijn 1-1-1700. [1456]
Op 15-3-1706 leent Hendrick Alardts Michels 400 gulden van Reijnder Biermans & echtelieden tegen 5%, met als eerste vervaldag 1-3-1707, en als waarborg huis met aangelegen hof aan de gemeijne Straete te Sambeek, belend aan de ene zijde Willem Michels, Peter Jans, Daniel Martens aan de andere zijde ook Willem Michels, groot 1½ kleine morgen, en weikamp over de Brugh, groot 2 morgen 88 roeden. [1457]
Op 18-3-1706 transporteren Peter Laex & Enneken Alardts echtelieden, Derick Peters en Jacob Vermeulen als momboiren over de onmondige kinderen van Enneken en Jan Vermeulen zal., aan Hendrick Alardts Michels een hofstad met steen, hout, schop en erf, aan de gemeijne Straete te Sambeek, groot ½ kleine morgen, belend aan de ene zijde Willem Michels, Peter Jans, Daniel Martens aan de andere zijde ook Willem Michels. Voor 330 gulden. [1458]
Op 23-9-1711 transporteren Hendrick Michels & Alitien echtelieden, en Gijsbert Michels & Agnes echtelieden, aan Ludolph Walravens & Johanna Leonora echtelieden, een weiland genaamd Beijers Camp aan de Heghse Straet, groot 5 kleine morgen 19 roeden, gedeeltelijk tiendvrij, zoals zij dezelfde camp op 12-8-1711 aan Oswoldt Vinck verkocht hadden en op 22-8-1711 door Walravens 'gevolge den landtrechte ende Costuijme locael beschud ende vernaerdert', belend aan de ene zijde neffens Jan de Wildts erf, de andere zijde Geurt Aerts Ebben), Jan Brouwers en ..suoldt Vincken erf, schietende van de Hoghestraet tot Jan Simons erfgenamen erf, voor 900 gulden. [1459]
In 1672 wordt door Magdalena, gravin van den Bergh tot herstel van de katholieke eredienst in de kerk van Sambeek en krachtens het haar toekomend collatierecht Balthasar Cremers tot koster en schoolmeester van Sambeek aangesteld. Met akte van installatie in aanwezigheid van schepenen en gezworenen van Sambeek door drossaard P. van Appeltoerng. [1460]
Schuldbekentenissen ten laste van het corpus van Sambeek nr. 140: Groot 500 hollandse guldens tegen een interest van 4½% voor Bathasar Cremers, 1702 [1461]
Op 10-8-1705 transporteren Hendrick Bartholoms & Johanna Brouwers echtelieden, en Mechtildis Brouwers geassisteerd met Aert Melsen, aan Catharina Michels, huisvrouw van Balthasar Cremers, 2 kleine morgen bouwland in het Boxmeerse Veldt aan het Melckpath, vrij erf. Voor 180 gulden. [1462]
Op 13-8-1706 vindt een taxatie plaats Voor Maria, Gertruijd en Catharina Michels over de nalatenschap van hun zuster Christina Michels, overleden 2-7-1706 te Sambeek: weiland den Lijspas, groot 2 kleine morgen 48 roeden aan de Mullemse Bergh, vrij erf maar belast met 10 stuiver 6 denier "pontgeldt" aan Grave ƒ 150- 0-, bouwland in de Heese bij het Geestelijck Erff tussen Lijckwegh en Luijnbeeck, groot 95½ roeden, vrij erf ƒ 35- 0-, bouwland achter Goossens Camp, groot 118 roeden en belast met 6 sester rogge aan de erfgenamen van Neesken Puijn ƒ 12-10-, totaal: ƒ197-10-, de boedel is belast met een veste van 50 dukatons aan Aert Melsen & Maria echtelieden, ƒ 157-10-, totaal: ƒ40- 0- 20ste penning: 2 gulden 4 stuiver, voldaan d.d. 11-8-1706. [1463]
Op 22-3-1707 leent Catharina Alardts Michels geassisteerd met Balthasar Cremers, 260 gulden van Jan Tilmans Vermaesen met als waarborg 4 kleine morgen 71 roeden bouwland aan de heide langs de Peelgraeff onder Sambeek, belast met 8 sester rogge en 1½ hoen thijns aan Doctor Odenhoven te Boxmeer. [1464]
Op 25-4-1709 transporteert Jan Alardt Michels met volmacht van zijn mede erfgenamen, aan Gerit Gossens & Tunisken echtelieden huis en hof, groot 75 roeden, met eene sijde neffens Willem Michels en de andere sijde Peter Jans en Daniel Martens, gelegen aan de Heerstraet en de Kreupelstraet te Sambeek.. Voor 525 gulden. [1465]
Op 16-5-1709 transporteren Reijnder Biermans & Geesken echtelieden, Tilman Gerits & Percken echtelieden, Jan Alardts Michels & Willemken echtelieden, Pouwel Alardts Michels, Gerit en Maria Jans, geassisteerd met Peter Laex hun stiefvader, dragen op aan Geurt de Wildt & Lisabeth echtelieden, een wei- of hooikamp, groot 2 kleine morgen 88 roeden gelegen over de Brugh, vrij erf. Voor 525 gulden. [1466]
Op 18-8-1712 transporteren Jan Michels & Wilmken echtelieden, aan Hendrick Dericks & Tunnisken echtelieden, de tiende van Derck Floresen Kamp aan de heide, vrij erf, voor 100 gulden. [1467]
Op 3-3-1719 lenen Jan Michels & Willemken Jacobs echtelieden, 250 gulden van Reijnder Biermans & Geesken echtelieden, met als waarborg een zeker huis en land gelegen te Sambeek, groot 1 kleine morgen 87 roeden, vrij erf en tevens hun gerede en ongerede goederen. 4 [1468]
Op 18-3-1706 transporteren Peter Laex & Enneken Alardts echtelieden, Derick Peters en Jacob Vermeulen als momboiren over de onmondige kinderen van Enneken en Jan Vermeulen zal., aan Hendrick Alardts Michels een hofstad met steen, hout, schop en erf, aan de gemeijne Straete te Sambeek, groot ½ kleine morgen, belend aan de ene zijde Willem Michels, Peter Jans, Daniel Martens aan de andere zijde ook Willem Michels. Voor 330 gulden. [1469]
Op 14-7-1719 hebben Jacob Remmen & Gertruij Michels echtelieden, t.o.v. de schepenen van Sambeek een obligatie gepasseerd ten behoeve van Michel Jacobs, groot 300 gulden Holl. tegen 4% rente 's-jaars met als eerste vervaldag Sint Michiel 1719 en daaraan verbonden al hun gerede en ongerede goederen. [1470]
17-3-1727: Extract uijt het Leenboeck Lit E: fol.136 uijt Stalberghs Leen.
Den Hellaart tot Sambeeck te verhergeweijden mit ½ gout gulden. Compareerde voor Drost Wilhelm De Raet van Boxmeer Jacob Remmen als man en momber van zijn vrouw Gertrudis Michels en draagt bovenvermelde Hellart op aan Derck Peters met octrooi van Frans Wilhelm, Grave tot den Bergh. Coopspenn: 200--. [1471]
Op 5-2-1729 transporteren Jacob Remmen & Gertruij Michels echtelieden, aan Hendrick Jacobs Smidt: * hun woonstede zoals Gertruij door loting bij magenscheiding ten deel gevallen was, gelegen bij den Kerckhoff met nog een halve hof bij het Kerckenhuijs aan de Dorpse Straet, groot in totaal 75 roeden, vrij erf; * 3 sester rogge Graafse maat uit de hofstad van Bartel Remmen bij den hoff specterende totten Steenenburgh. Coopspenn: 350--. [1472]
Op 31-5-1745 transporteert Hendrick Remmen geassisteerd met zijn zonen Jacobus, Anthoni en Reijnier Remmen, aan Bartel Remmen: * een woonstede afkomstig van Gertruij Michels, die deze had verworven door loting in de maegescheijt, gelegen naast het Kerckhoff zoals Jacob Remmen & Gertuij Michels gewesene Eheluijden zaliger die in eijgendom hebben gehad; * tevens de halve hof naast kopers erf, het kerckenhuijs en tussen de Dorpse Straet en de andere straet, samen groot 75 roeden; * bovendien 3 sester rogge Sambeekse maat inkomende pacht uit de hofstad van voornoemde koper, gelegen naast de hof die bij de Steenenburgh behoort, alle vrije en allodiaele goederen. Coopspenning: 308--. [1473]
Op 11-8-1706 wordt te Sambeek de taxatie gamaakt van de nalatenschap van Christina Michels, overleden op 2-7-1706. Erfgenamen zijn Maria Michels, Geertruijd Michels en Catharina Michels haer zusters. Volgt een opsomming, waarvan het batig saldo is ƒ 40,0,0. [1474]
Op 19-2-1711 transporteert Ida de dochter van Philip Michels ook namens haar zuster en geassisteerd met Jan Gerits Bouwmans, aan Peter Jans & Derisken echtelieden, bouwland in de Heese aan de Raetschen Wegh en de Heerstraet, groot 1½ kleine morgen, vrij erf, voor 155 gulden. [1475]
Op 11-2-1728 verkopen Jorden Jans en zijn vrouw Marij Hermens, Michiel Jans en Andrijs van Guijlijk als momboiren van het minderjarig kind van Hermina van Guijlijk, aangesteld door de amptman van de stad Grave en land van Cuijk op 17-1-1727, aan Derick Peters en zijn vrouw Ida Michels een morgen hooiland in de Aijen onder Vierlingsbeek voor ƒ 140,--. [1476]
Op 7-1-1729 transporteert Egbert Hendrix weduwnaar van Petronel Cornelissen zalr. samen met Jan Jacobs en Aert Derx Vos als momboirs over zijn onmondige kinderen (d.d. 20-2-1727 en 6-1-1729), Baltus Tunnesen & Aldegonda echtelieden, Baltus Gossens & Catharina echtelieden, Roeloff Wenders & Maria echtelieden, Jan en Hendrick Tunnesen ook namens Hermen Jaspers, Gijsbert Geurts, Sijmon Broeckman en Ansem Kerstens (niet aanwezig), aan Derck Peters & Ida Michels echtelieden, bouwland aan het Stieghsken op den Oirlingh, groot 1½ morgen, vrij erf. Coopspenn: 100--; 8 hoogen 24--, totaal 124--. [1477]
Op 30-10-1733 transporteert Albert Cans aan Derck Peters & Ida Michels echtelieden, een 'busken nieuw erff' aan de Heijde achter Wilm Criffs Camp, groot 75 roeden, belast met 1 stuiver chijns aan beide Heeren. Coopspenn: 30-10-; 1 st. chijns 1-5-; 31-15-. [1478]
Op 15-4-1739 transporteert Hendrick Weerts weduwnaar van Maria Cremers zalr., aan Derck Peters & Ida Michels echtelieden: * bouwland in de Aembeten tussen den Staelenbergh en den Groenenwegh, groot 1 3/4 morgen, vrij en tiendvrij erf; * bouwland in de Aembeten tussen den Heijsen wegh en den Cruijsstocksen wegh, groot 1 morgen, vrij erf. Coopspenning: 330--. [1479]
Op 9-10-1742 transporteren Willem Cornelis Smits & Joanna Walravens echtelieden, Derck Peters & Ida Michels echtelieden, Adriaen Michels, Reijnier Michels & Catharina Coenen echtelieden, Aert Van Wijlick & Aldegonda Van Meer echtelieden, Joannes Van Meer als momboir over de kinderen van wijlen Peter Van Wert & Jenneken Van Meer, Anthonius Van Nuijs met volmacht van Peter Van Nuijs & Petronella Michels echtelieden, Elisabeth Michels, Elisabeth Kennis (volmacht 's-Hertogenbosch d.d. 29-1-1742), zich samen sterk makende voor de afwezige Willem Van Sambeeck en Hubertus Corp, aan Wijnant Verhaert 6/7 deel van ongeveer 1½ morgen bouwland aan de Heerstraet, neffens Peter van Waters erff, de ander zijde Michiel Jacobs erfgenamen, uijtschietende van de Heerstraet tot op Hermen Tijssen en Marten Mooren erff,vrij alodiael erf. Coopspenning: ƒ 161,0,0; 4 hoogen ƒ 12,0,0; 2 kan wijn Lijc. ƒ 1,0,0 , totaal ƒ 174,0,0. [1480]
2928. PETER NOLENS (DE JONGE), ovl. 1630-1638, burger van Roermond,
tr.[1481]
2929. MARIA NELIS, ovl. na 1644, vermeld als wed. van Peter Nolens op de "Lijste van alle schipperburgers der stadt Ruremonde, die servies zullen moeten betalen" (11-2-1644).
[1482]
Peter Nolens de Jonge verkoopt aan Mechtild Geurten, het dochtertje van Job Geurten en zijn zuster Anna Nolens op 2-12-1625 zijn aandeel in een hof gelegen te Caastert en geheten "de Briestermolenhof" [1483].
In een verklaring dd. 22 -2-1644, afgelegd voor de schepenbank van Eisden blijkt dat "Peter Noelens vaeder vanden selven Geurt (Nolens) is geweest maesschipper hebbende met sijnen scip ende coopmanschappen de rivere vandie Maese op ende affgevaeren soo aen de stadt van Luyck gelyck aen andere steeden gecocht, geladen, vercocht ende ontladen, oock al paiselyck ende vreedelyck tot synen sterffdach toe"[1484].
Op 6-6-1630 vertolde Peter Noelens de Jonge "opverdich buerger van Ruremonde" 50 zakken zout en 3 tonnen teer [1485], op 1-4-1638 wordt Maria Nelis reeds als weduwe van Peter Noelens vermeld, maar het scheepvaartbedrijf van haar man heeft zij voortgezet blijkens de "Declaratie van de Naemen der Schipperen van Venlo ende Ruremonde, ende derselve qualificatie tot hunne Burgerschap, waerdoor sij tott nochtoe den vrijdom op de drij Geldersche Tollen op ordonnantie van mijn Heeren deser Cameren genootten hebben". In deze lijst komen voor: "Maria Nelis, weduwe Peter Nolis (Nolens) van outs tott outs ingeboeren Burgers van Ruremunt hunne wooningh soo sij verclaert gestaen buijtten die Brugh Poorth. Peter Nolis (Nolens) haeren soen door redenen voorschreven hem den voorschreven vrijdom aengebooren" [1486].
Op 29-1-1660 had er te Eisden tussen de beide zoons een ruiling der ouderlijke goederen plaats. Pieter Nolens, burger van Roermond, kreeg de goederen, afkomstig van zijn overleden moeder Maria Nelis en oom Nicolaas Scholtis, welke gelegen waren onder Merum en Ool bij Roermond. Geurt Nolens, inwoner van Eisden, kreeg de goederen gelegen in deze laatste plaats [1487]. Beide broers, die evenals hun vader maasschipper en koopman waren, zijn stamvader van nog heden levende families Nolens.
2930. JAN VISSCHERS.
Op 27-7-1617 wordt Jan Visschers, van Eijsden, burger van Roermond. [1488]
Handelingen van de magistraat te Roermond : Op 19-7-1618 beklagen Jan Visschers, Thomas Potdor en Bartholomeus Craen, die het burgerschap verkregen hebben, zich dat zij geen tolvrijheid genieten te Kessel, Batenborch enz. De Raad antwoordt, dat zij ook niet deden, wat voorgeschreven was, nl. een kamer huren om vuur en rook te laten opgaan. De magistraat kan hen niet helpen. [1489]
vul aan akte
2934. JAN CLOENS, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1675, afkomstig uit Eisden, vermeld als Jan Clouns op de "Lijste van alle schipperburgers der stadt Ruremonde, die servies zullen moeten betalen" (11-2-1644), [1491] maasschipper, grootburger van Nijmegen 28-5-1655, ontburgerd op eigen verzoek 20-1-1675,[1492] otr. Dordrecht 10-8-1636, (of volgens Ref.[1493] otr. Dordrecht 10-1-1638 ??)
2935. AELTJE (ALETTA) MELSERS, ovl. na 1674.
In 1693 procedeert voor de Schepenbank Breust : Teuwis Spits als schatheffer tegen de erfgenamen van Jan Clouns en de erfgenamen van Jan Frambachs, over een reële schat. [1494]
Ds. Franciscus Fock, (ovl. 1748), wiens moeder was Catharina Omeling, dochter van Francois Omeling en Catharina Cloens, schrijft in zijne Aanteekeningen : "Catharina Kloens was een Suster van Maria Kloens en Pieter Kloens, welke Maria verschijde mannen heeft gehad, gelijk dan daar van is gekomen de vrindschap met de Vonken, Willemse's, Bakkussen, etc., en Pieter twee soons, namelijk Willem en Christiaan, woonende te Dort." [1521]
Grafregisters van de Stevenskerk te Nijmegen:[1524]
Nr. 54. Op 1-10-1717 verkocht door Theodora Maria Ephagen aan de procureur Melchior Omelingh en zijn erven.
Nr. 294. 10-4-1727 De procurator Melchior Ommeling (eigenaar)
6-9-1730 Procr. Omelingh (beg.)
9-6-1741 Frans Jan Omelings (beg.)
In 1738 procedeert Maria van de Kerkhof, wed. van Jan Hendrick van Delen contra Margareta van Elst, weduwe van Melchior Omeling. [1525]
Gelderse Landdagsrecessen, Ordinaris Landdag 11-21-10-1752 te Nijmegen, Nr. 119
14-10-1752: Rekesten van Jacobus Poelman en Johan Matthijs de Broun gehuwd met Margaretha van Elst, een bericht van het schepengericht van Nijmegen over de voogdij van de kinderen van wijlen Frans Jan Omeling en de boedel van Margaretha van Elst eerder weduwe van Dr. Jacobus Omeling, later van Melchior Omeling. Verwezen naar het kwartier van Nijmegen om een minnelijke schikking te treffen. Benoeming van Otto Frederik Roeleman van den Bylandt, Carel Lodewijk de Pagniet en Mr. Herman Hendrik de Laat om op de volgende Landdag verslag te doen. [1526]
vul aan Jb CBG 1951 p 170 [1538]
Op 16-5-1674 werd de akte van huwelijkse voorwaarden verleden tussen Pieter Jansz Cloens, j.m., coopman en maesschipper, borger tot Nimmegen bij absentie van sijn vader Jan Cloens den ouden, geassisteert met joffr. Aeltje Melssers sijne moeder, toecomende bruijdegom en Catharina Baccus, j.d., geassisteert met Jan Baccus, coopman en borger tot Roermonde, haren vader en Jenneken Corstiaens hare moeder, toecomende bruijt.[1546]
Op 1-5-1712 compareren te Dordrecht Andries Rubbe en Jacobmijntie van der Linden, weduwe van Pieter Holst, wonende onder Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht, beiden van competente ouderdom, die op verzoek van Bastiaen de Leur, als man en voogd van Johanna Jaspers, wonende onder Meerdervoort, verklaren "dat sij attestanten op donderdag laatstleden voormiddag sonder het precise uijr onthouden te hebben, sijn geweest ten hujsen van Jasper Leenheer, woonende op Swijndrecht voornoemt, dat aldaer mede present quaem d'Hr. Pieter Cloens, in Dordrecht woonagtig, dat den voorn. Hr. Cloens sig alsdoen niet ontsag ten voors. huijse, selfs in presentie van sijn requirants huijsvrouw, te seggen dat eenen Jenneken Hendrixe, op Meerdervoort woonagtig, hem hadde gesegt als dat hij een clap hadde gecregen vanden requirant omdat den voorn. Hr. Cloens met des requirants huijsvrouw te familiaeren en quaden off onbehoorlijcken omgang houde. En verclaren de attestanten wijders dat de voors. Hr. Cloens, naer 't voorige gepasseerde, zijde dat de Slingse, alias Pieter Jansz. T'Hart, sulx gesegt zoude hebben voor de deur van Steven Thomas ter presentie en aenhooren van de voorn. Jenneken Hendrixe, ende Jannighien Thomas ...". [1547]
COMMENTAAR(¥)
Is zij dezelfde als Aletta Cloens die tr. Doctor Carel Becius volgens de volgende akte:
Dordrecht 27-8-1699 "Staat, Inventaris, en specificatie, der goederen en effecten, waar van Juff Aletta Cloens ten huwelijck tredende met de heer Doctor Carel Becius, ter selven huwelijck inbrengen sal, de revenues, incomsten, ende proffijten vandien ingevolge vande bedingen bij de huwelijcxe voorwaarden tusschen opgemelte persoonen, gepasseert voor den notaris Jan de Bedts, binnen Dordrecht resideren = op den 27.e Augustij 1699. Een geheel huys ende erve staande ende gelegen binnen deser stede Dordrecht, ontrent de Langehoutebruffe, jegenwoordigh in huijre bewoont werdende door Jan Bacx, pontgaarder alhier." Verder worden o.a. de volgende schilderijen genoemd : Vier schilderijen, een Lantschap, een Battaalje, een stuck met verscheyde Beelden, en een van Droogsloot, jnde voorkamer, vant huys toebehoorende de heer Govert Cloens [1552] |
COMMENTAAR(¥) Gerard Muis otr. Dordrecht geref. 11-5-1698 Josina Kloens. Is dit haar eerste huwelijk? |
Ongeplaatst fragment Kloens |
Jan Kloens, geb. vóór ca. 1595, ovl. 2-10-1691, woonde over de Houtenbrug te Dordrecht,
tr. vóór 1615[1555]
NN Libert, ovl. 27-9-1690.
Zij testeerden 20-11-1685.
|
2936. = 2928. PETER NOLENS (DE JONGE).
2937. = 2930. MARIA NELIS.
2938. LAMBERTUS TERFS, tr.
2939. MARIA NN.
In 1600 procedeert voor de Schepenbank Breust : Meycken Pueskens tegen Lambrecht Terffs over de eigendom van een hof. [1588]
COMMENTAAR(¥)
Dit is niet goed :
2938. DIRK (THEODORUS) TERFFS (SCHUMPARTS)(¥), tr.[1590] Breust feb 1627 (als Theodorus Schumparts)[1591] .
2939. CHRISTINA MORCKENS, geb. ca. 1602, ovl. Eijsden 1629 (als Stijn Morckens)[1592]. De familie Terffs woonde in de streek Noorbeek-Eisden, alwaar zij ook gegoed waren.
|
vul aan Paquay
2940. PETRUS FRAMBACH, geb. ca. 1595, ovl. 1636, tr. vóór 1621
2941. ANNA (AGNES) COEMANS, ovl. na 1673, tr. 2o Breust 7-1-1640[1594] THEODORUS (DIRCK) BRAE(C)K(EN), ovl. 1665?.
In 1665 procedeert Derick Braecken voor de Schepenbank Breust tegen Peter Blanckerts c.s. over een grondrente. [1595]
In 1665 procedeert Agnes, weduwe van Derick Braecken voor de Schepenbank Breust tegen het Kapittel van St.-Maarten uit Luik over een kapoen (appel in Luik). [1596]
vul aan copie + Paquay
In 1691 procedeert Leonaert Petermans uit Oost voor de Schepenbank Breust tegen Tunis Michiels uit Ryckholt over verlenging van een arbeidscontract. [1602]
27-7-1697: Leonard(us) Petermans krijgt samen met Thomas Mor, stadhouder van Oost, van Peter Frambachs, schepen van Breust "alsulck recht ende gerechticheijt als hij comparant (Peter Frambachs) is hebbende aen Oesder thiende die hij over dit tegen weerdigen jaer heeft aengenoemen aende seer eerw. ende ed. heere Kercken ende Cappittel van St. Merten tot Luijck".[1603]
19-l-1707: Leonardus Petermans en zijn schoonbroer Peter Frambachs hebben een vordering van 1200 gulden (e.e.a. als restant van een vordering die hun vader resp. schoonvader Leonard Petermans had) op Ulricus Anthonius graaf van Hoensbroeck, heer van Oost. Van Hoensbroeck lost zijn schuld in door het kwijtschelden van "alsulcke capuijnen, chinssen ende andersints als hij geldende (had) op goederen van de oude en de jonge Petermans" en het geven van belastingvrijdom aan Petermans gedurende vijfjaar van zijn goederen te Oost (deze beliepen inmiddels 5 bunder en enige roeden). Petermans verplichte zich na die vijf jaar 100 gulden aan Van Hoensbroeck te geven".[1604]
ca. 1709 : De goederen van wijlen Joannes Frambachs zijn openbaar verkocht en blijken belast met 2250 gulden ten voordele van raadsheer Vaes. Peter Frambachs krijgt van Bartholomeus Wijers en Leonardus Petermans, zijn zwagers, de waarde van 1500 gulden aan geld en goederen en verklaart 2/3 deel van de schuld op zich te nemen.[1607]
3008. JAN TEUNISZ VAN DER WIEL, geb. ca. 1610, ovl. 1660-1662, tr. ca. 1640 (zij als wed. van Pieter Pietersz Backer),[1609]
3009. ANNEKEN AERTSDR VINCK, geb. ca. 1615, ovl. 1672-1682, betaalt als wed. van Jan Teunisz van der Wiel, en erfgenaam van Cornelis Tonis van der Wiel 45 pond 200e penning te Sliedrecht 1667,[1610]
tr. 1o
PIETER PIETERSZ BACKER.
vul aan akte 23,24 NL
Op 21-10-1721 compareren te Sliedrecht Cornelis Hendricksz. Goethart, wonend op Swyndrecht geh. met Pietertge Thyssen Nederlof ter eenre en Jan Leenderts Nederloff, schepen van Sliedrecht ende Rochus Ariens Both, won op Streefkerk als voogden van de onmondige kinderen van wylen Tys Leenderts Nederlof ende Sychjen Gysberts Both, beyde overleden in Sliedrecht, met namen: Annigje, Leenden, Teuntje, Gysbert en Marygje Thyssen Nederlof ter andere zijde, ten behoeve van de boedelscheiding.[1617]
Op 17-2-1722 compareren Jan Leenderts Nederlof, schepen van Sliedrecht en Rochus Ariens Both wonend op Streefkerk als voogden van de onmondige kinderen van wylen Thys Leenderts Nederlof, overleden in Sliedrecht. Zij transporteren aan Arie Ariens Croone een camer en erf daeraen behorende, staende ende gelegen aende de Westzyde van de huizinge gen "Den Both" op Naeltwijck.[1618]
Op 17-2-1722 transporteren dezelfden aan Geertruy Leenderts Nederlof wedu van Gerrit Gysberts Both, 150 roeden Hooylant ende noch 1 morgen 480 roeden land, belend ten oosten de wedu van Pieter Gysberts Both.[1619]
Op 17-2-1722 transporteren dezelfden aan Marigie Leenderts Nederlof wedu van Pieter Gysberts Both, een camer ende erff etc.[1620]
De voogden over de nog minderjarige kinderen van wijlen Geerit Gysberts Both en Geertruy Leenderts Nederloff onder Naaldwijk overleden, syn van meeninge int openbaar ten overstaen van schout en schepenen van Sliedrecht te verkopen: "een huysinge achter huysinge dijk en erven soon binnen als buytendycks, staende ende gelegen int Nedereynde van Sliedrecht aldernaest de wedu van wylen Pieter A. Decker, item een schoone hennipwerff agter 'thuys, streckende noortwaerts op totde dwarsslooth, nogh de voorste kamp weylant aldaer groot seven hond, item nogh een kamp weylant gelegen binnen aenden tienden wegh groot 3 1/2 hond, laastelijck nogh eene mergen 450 Roede Hooylant gelegen op als vooren int huysweer, synde den tweede kamp over de tienden wegh."
"Imant gadinge hebbende omme te coopen die comen op de eerste komende sonderdag dat wesen sal den 31e maart 1729 des naermiddags den clocke drie uyren precies int Reghthuys op Naaldwijck aanhoorden de conditie lesen en doen int coopen hun proffyt. Segtt voort."[1623]
vul aan p 26.
vul aan p 27
3016. CORNELIS GERRITSZ, geb. ca. 1605, tr. NN.
3018. CLAES DIRKS VAN CRIMPEN, tr. Ottoland 2-9-1634[1628]
3019. ANNEKE JANS CORPORAEL.
3020. JAN PIETERSSEN WEERT, tr.[1630]
3021. MARICHJEN THUENES.
3136. PETER HILLEBRAN(D)TS, geb. vóór ca. 1590, ovl. na 1642? voor 1655, bij eerste huwelijk saliger Hillebrant van Munster nagelaten sone wonende met Jacob van Salingen in de Dieserstraet (1615),
bij tweede huwelijk saliger Hillebrandt van Munsters nagelaten sone wonende vor die Camperpoorte (1618),
tr. 1o Zwolle geref. 4-5-1615
HADEWICH GERITS, geb. vóór ca. 1595, bij huwelijk saliger Gerit Geritsen nagelaten dochter en dienstmaecht van Wijnolt Greve (1615),
tr. 2o Zwolle geref. 8-12-1618
ANNA AUGUSTINUS, saliger Augustinus ter Mollen nagelaten dochter, dienstmaget van Johan Knoppert (1618).
3138. JAN DERCKSEN, geb. vóór ca. 1575, bij huwelijk Derck Claesen sone in de Sassenstraet (1600),
tr. Zwolle geref. 25-10-1600
3139. HEIJLTIEN JANS, geb. vóór ca. 1580, bij huwelijk zaliger Jan Arentsen dochter in de Roggestraet (1600).
3340. ALBERT (VERHOEFF?).
3344. BERNHARD PALTHE(¥), geb. Bentheim (D) voor 1541, ovl. (kort ?) na 1577, in dienst van de Graaf van Bentheim (D),
vermeld 1569-1577,[1632]
tr. vóór 1567
3345. JUTTE VAN DELDEN, beg. Bentheim (D) 4-11-1597 (als Jutt Palthen [1633]), vermeld in 1583-1597.
Op 4-5-1576 vindt voor het gericht te Uelsen een verkoop plaats tussen de graaf van Bentheim, voor wie als keurnoot optreedt Bernard Palthe, en den edelen Balthasar van Dedem, voor wie als keurnoot optreedt de Bentheimsche "Burgmann" Johann von Bevern. [1634]
COMMENTAAR(¥) Wie is Bernhardus Palthe (Gildehusanus), ondertekenaar van de Verpflichtung auf den Heidelberger Katechismus, 1617.[1635] |
3380. CAREL VAN MIDDACHTEN, geb. 1525, ovl. ca. 1592,[1639]
heer van Hervelt,
is voogd van zijn overleden broeder Hendrik van Middachten, ridder, oudsten zoon van Thonis van Middachten, heer van Middachten.[1640]
3388. HUGO VAN BEVERVOORDEN, geb. vóór ca. 1565, hofrichter te Ootmarsum.[1642]
3390. JASPER BENNINKS, geb. vóór ca. 1565, rentmeester van Nijenhuis (Neuenhaus bij Ulsen), tr. vóór ca. 1590[1644]
3391. ALEIDA HOEFSLAG(¥), geb. vóór ca. 1570.
COMMENTAAR(¥)
Volgens Ref. [1645]: Aleida Hoefslag, tr. 1603
Gerhard Bennink, rentmeester te Neuenhaus 1600, 1617.
Mogelijk een tweede huwelijk? |
3392. LAURENS LASONDER, geb. Enschede 1578-1583, ovl. vóór 1626, smid te Enschede Stad,
tr. 1o [1647]
[1648]
TRIJNE OELEN, geb. 1550-1600, tr. 3o voor 1612[1649]
[1650]
CHRISTINA (STIJNE) COST, geb. Enschede 1597-1600, ovl. Enschede na 1654, dr. van Geerd Cost en Aale NN (zie kw. nr. ⇒ 27145 sub b/6).
Zij hertr. na 1626 Lambert Brouwer (zie kw. nr. ⇒ 13570 sub b).
Hij
tr. 2o voor 1607[1651]
3393. MARGARETA (GRIETE) COST, geb. 1570-1585, ovl. 1604-1612, woonde te Enschede Stad.
Op 18-1-1723 scheiden de erven van Gerrit Lasonder en Catharina Heymans, met name Mathyes Lasonder, zoon, Louies Lasonder, zoon, Maria Lasonder, dochter, Gerrit Lasonder, zoon, en Jan Lasonder, zoon, de boedel van hun ouders als volgt:Er wordt verwezen naar een plecht d.d. 26-7-1703 voor het gerecht van Hagestein, plecht d.d. 13-9-1715 voor het gerecht van Utrecht, plecht d.d. 3-7-1722 voor het gerecht van Utrecht, overdracht d.d. 19-10-1715 voor notaris D. Houtman. [1660]
- de helfte in een huysinge, erve en grond, gelegen aan de wz van de Lysbetstraet belend zw: onderstaande huysinge, nw: Jan Lasonder, gaat naar Maria Lasonder,
- de helfte in een huysinge gelegen aan de wz van de Lysbetstraet belend zw: Bernard Penterman, nw: bovenstaande huysinge, en de helfte in een huysinge, erve en grond, gelegen aan de wz van de Lysbetstraet belend zw: onderstaande huysinge, nw: Jan Lasonder, gaan naar Gerrit Lasonder,
- de helfte in een huysinge, erve en grond, gelegen aan de wz van de Lysbetstraet belend zw: Bernard Penterman, nw: bovenstaande huysinge, en een huysinge, erve en grondt c.a., gelegen aan de wz van de Lysbetstraet, hoek Vredenburgh belend zw: haar broer en zuster, nw: Vredenburgh, gaan naar Jan Lasonder
Burgerboek Oldenzaal: Den 1 Februarij 1684 heefft Jacob Teegler, voor hem, sijn huijsvrouw Altien Lasonder en haer kinder, de burgerschap der stadt Oldensel gewonnen, het g'accordeerde anstonts aen de Mag: betaelt, den eedt van gehoirsaemheijt daer toe staende gepraesteert.
![]() |
Koppel vuursteenpistolen gemaakt door
Gerrit Lasonder jr. (Utrecht 1710-1720).
Thans (2004) in het Legermuseum te Delft. Foto: Casper van Bruggen, bruikleen Rijksmuseum Amsterdam. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 21-1-1672 verkoopt Mattheus Janssz van Diemen aan Laurens Lasonder, een erf in de Amstelkerkstraat (WZ) (Kerkstraat) te Amsterdam. [1676]
Op 10-5-1686 verkopen Jacob de Hennin, Cornelis Varlet, en Jacob van Halmael aan Lourens Lazonder, een huis en erf in de Kerkstraat (ZZ) bij de Amstel te Amsterdam. [1677]
Op 5-9-1686 verkoopt Laurens Lasonder aan Willem van Hoeven, een huis en erf in de Amstelkerkstraat (ZZ) (Kerkstraat) tussen Amstel en Utrechtsestraat te Amsterdam. [1678]
Op 6-7-1690 verkoopt Joannes de Mol aan Jan Jansz van Norden, en Laurens Lasonder, een huis zijnde 2 woningen onder één dak en erf in de Verversstraat (WZ) te Amsterdam, schuin tegenover een huis waar Mozes uithangt. [1679]
Op 9-7-1693 verkoopt Ludovicus Reep aan Laurens Lasonder, een huis, waar De Laars uithangt, op de Nieuwezijds Kolk (NZ) te Amsterdam. [1680]
Op 21-2-1695 verkopen Jacob Keijzer en Aeltie Westerhoff, en Maria Westerhoff, wed. van Egbert Keijser, aan Laurens Lasonder, een huis en erf op het Clarissenklooster (Klooster) te Amsterdam. [1681]
In 1693 koopt Laurens Lasonder, (zijn zoon?) een huis op de Nieuwezijds Kolk te Amsterdam.[1682]
Op 26-8-1704 verkoopt Barber Bormeester wed. en boedelhouster van Laurens La Sonder(!) geassisteerd met Nicolaes Feddenling als haar gecooren voogd, Johannes Boeckhout, Matthijs Olderman en voorn. Nicolaes Fedderling als hare vierendelen, aan Pieter Bormeester, een huis en erf, waar tegenwoordig De Laars uithangt, op de Kolk (NZ) te Amsterdam. Het huis was door Laurens Lasonder gekocht op 9-7-1693. Koopsom ƒ 1250,--. [1683]
3394. LUCAS BECKER, geb. 1568-1577, ovl. na 1606, burgemeester van Enschede,[1685] verm. identiek met Lucas Beckers, vermeld op de lijst van schutters te Enschede (1646),[1686] tr. vóór ca. 1610[1687]
3395. WENDELA TICHELS, geb. 1550-1580, ovl. na 1595.
Gericht Enschede - Marke Lonneker - Erf Bult
Koopbrief, waarbij Jan ten Vergert en zijn vrouw Geertken te Rudtbecke de tiende grof en smal of wel de garf- en bloedtiende uit het erve en goed Bult in Lonneker, genaamd Haltmans Sijnde, welke afkomstig is van Arnold van Espelo en leenroerig is voor ƒ 800,-- verkoopen aan Heidentrick Gervordinck en zijn vrouw Hadewycha Meijer. Oorspr. pap. 1675 Oct. 26, Enschede. [1695]
COMMENTAAR(¥) In 1696 beweert Lucas Gerritsen Bekker de enige zoon te zijn van Geert Bekker. Het is onduidelijk of dat betekent dat hij in 1696 de enige nog levende zoon is. Zo nee, dan kunnen de onderstaande Hendrik en Gerrit (en Anneke?) Bekker niet ook kinderen van Geert Bekker zijn. |
COMMENTAAR(¥) Mogelijk identiek met: Hendrik Becker, geb. vóór ca. 1640, wordt geref. ldimaat te Oldenzaal Pasen 1656 (" Accessit in Festo paschatis 1656: Henricus Becker, Student en sone van de heer Commissaris Becker"). |
Overstichtse en Overijsselse Lenen: nr. 331: Den halven Horst, gelegen aen Enscheder Esch (Richterambt Enschede, buurschap Enscheder Esch).[1708] Beleningen :
18-9-1649 : Gerrit Backer van Enschede, zoals Albert van Tongeren daarmee was beleend.
17-6-1686 : Lucas Bekker namens Lucas Bekker Junior, die in het buitenland was, zoals diens vader Gerrit Bekker daar in 1649 mee was beleend. (Den halven Horst anders genaamt Klein Weldink, gelegen aan Ensscheder Esch)
23-12-1749 : Hermannus Becker. (De halve Horst of zogenaamde Lutteke Welding).
21-6-1766 : Lucas Becker, rentmeester van de "Malthezer Commande te Steinfurt", na de dood van zijn oom Hermannus Becker.
15-12-1770 : Henrik Zwiers, burgemeester van Enscheide, namens de stad Enscheide als koper na opdracht door Lucas Becker. (Het erve en goed Luttike Weldinck off soogenaamde Halve Horst, geleegen in de Eschmarcke gerigts Enschede).
Juridische deskundigen oordelen over een ingewikkelde kwestie (1696-1698):
"In zaaken exceptioneel voor Burgermeesteren der Stad Enschede, strydig en ongedecideerd hangende, tuschen br(burgemeester?) Lucas Gerritsen Bekker, origineele Impetrant en geëxcipieerde ter eenre, en br(burgemeester?) Lucas Jansen Bekker, Hendrik Jansen Bekker, Frerik Jansen Bekker, Jan Stroink nomime uxoris Assele Jansen Bekker, Derck Jansen Bekker, Gerrit Jansen Bekker, Egbert Stroink nomine uxoris Wolter(a) Jansen Bekker, Berent Bussier nomine uxoris Wendele Bekker, en Henr. Bekker Junior, naargelaatene Kinderen van wylen Jan Bekker geïmpetreerde en Excipienten ter andere zyde,- waar by den Impetrant deed voordraagen, dat wylen Lucas Verwolt by- zeker Testament by hem en zyn Huisvrouw Anneken Keilevers opgericht, hadde gedisponeerd in manieren, dat eersten voor af aan zyn Huisvrouw het vrugtgebruik van alle zyne natelaatene goederen, geene uitgezonderd, en aan de Armen een jaarlyksche renthe had gelegateerd, en al 't geene boven gedaane Legaaten zoude komen over te schieten, in val hy zonder Kinderen of wettelyke lyfsgeboorte kwame te overlyden, (gelyk geschied waar) hadde gegeeven aan zyne twee Oomen Jan Bekker en Hendrik Bekker, of derzelver Kinderen naar haarlieder afsterven, mitsgaders aan de Kinderen van zyn zalr. oom Geert Bekker, in haar Vaders plaats, dezelve tot zyn wettige Erfgenaamen stellende, en alzoo zyn geheele nalaatenfehap in drie deelen divideerende: in het eerfte zyn Oom Jan, in het tweede zyn oom Hendrik, of derzelver Kinderen na zyn afsterven, en in het derde deel de Kinderen van zyn Oom zalr. Geert Bekker, institueerende in haarlieder Vaders plaats: dat diensvolgens den Impetrant in stede van wylen zyn vader Geert Bekker, een gerechte derdepart van opgemelde Lucas Verwold zyn nalaatenfchap competeerde. En ofschoon de Kinderen van Hendrik Bekker daar niettegen hadden, en de voorfz. Testateurs uiterste wille bereid waren op te volgen, zoo zouden doch die van Jan Bekker , Geimpetreerde in deezen, zulks trachten te betwisten, waarom dan Impetrant te raade was geworden de middelen Rechtens by der hand te neemen, en contendendo te doen concludeeren, dat hy Impetrant zoude werden verklaart in plaats van zyn vader Geert Bekker, van wylen Lucas Verwolde voor een gerechte derde part Erfgenaam te zyn, en de Geïmpetreerden gecondemneert zulks te gedoogen en toetestaan, in cas van Proces eisch maakende, van kosten, schaaden en intressen - of tot een anderen alzulken fine, als omni meliore modo ac via hadde behooren te geschieden.
Volgt een lange juridische beschouwing. Uitspraak is op 29-6-1698. Uit de behandeling van de zaak blijkt verder dat Lucas Gerritsen Bekker (in 1696) enige zoon is van Geert Bekker, en dat Lucas Verwolt in 1693 is overleden zonder kinderen na te laten. [1711]
3400. ROTGER STROYNCK, geb. Delden 1565-1590, ovl. Delden 1627, koopman in graan (1623, 1626), herbergier (1626), kerkmeester (1618)
en burgemeester (1626) te Delden, tr. Delden ca. 1605 (verm. als wednr.)
3401. JENNEKEN HELMICHSDR(¥), geb. Delden 1585-1591, ovl. 1671-1673, zet na Rotgers dood de herberg te Delden voort. In 1664 wordt het ouderlijk huis
door de kinderen
verkocht. Zij treedt op als wed. van Rotger Stroynck in een
rechtszaak tegen Fenna Morrinck wier voorouders hypotheek
hadden gegeven op "seckere gronden" (1627). Zij
tr. 2o Delden voor 1630
JAN TEN MIDDENDORP, wiens huis te Delden tesamen met 120 andere afbrandt op
"Hemelvaerts avent 1655", en die optreedt in
rechtszaken (1658, 1670) en goederen verkoopt (1671).
COMMENTAAR(¥) Omstreeks 1570 is er sprake van Johan Helmichs te Delden [1721]. Is hij mogelijk haar broer? |
Landgericht Oldenzaal d.d. 2-9-1620:[1730]
Albert Stroijnck und Geert van der Handt? als provisoren der armen unser L. vrouwen gilde toe Delden hebben nae paelrecht vercofft twie peerde, het eene een steckelgrauwe und het ander een bruine rhuine, beide toebehoerende Geert Oijnck toe Lemsloe, ingesat voer vier daler und blijven bij den koep.
vul aan Stroink p24, p218
3402. J(OH)AN (TOE/TEN) WAGEL(A)ER(¥), geb. Enschede Stad 1550-1580, ovl. Enschede Stad 1637-1643, schoenmaker, treedt op voor het schoenmakersgilde (1618)
[1731],
burgemeester van Enschede (1629) [1732],
herbergier aan de Markt te Enschede (de herberg "de Swaene" wordt
later door zijn zoon Lodewijk Wagelaer voortgezet),
brouwer te Enschede Stad,
[1733]
tr.
3403. HARBERT DE LAER, geb. Enschede Stad 1570-1585, ovl. Enschede Stad na 1647.
COMMENTAAR(¥)
Hij is mogelijk verwant aan :
Berendt ten Wageler, die in 1618 nalatig is bij het betalen van "enige mudden rogge jarlix", waarmee zijn huis belast is [1734]. Ghert de Waegheler, die in 1531 zijn huis aan de markt te Enschede terugkrijgt [1735]. Gert to Wageler, die ƒ 0,7,8 verponding betaalt (1601) voor 2 scepel gesei 1 dach grasz meyens, liggende buiten der stadtwigbolt in de Twickeler Marcke [1736]. Hermen Wagelaer, die een gedicht maakt (1638).[1737] Hendick ten Waegelaer, vermeld op de lijst van schutters te Enschede (1646).[1738] Werner to Wageler, belender te Enschede (1650). |
Stadgericht Oldenzaal d.d. 13-6-1622:[1739]
Erschennen Albertus de Laer borgermeister tho Enschede, geaßistiert mett die huißfr van Jan ten Wageler unnd begert van die H. Borgermeisteren umb redelicke moverende oirsaecken datt haer E. believen will gerichtelicken die loeßkundigingh tho mogen doen ahn Johan Roeßen van die summe van twee hundert dalers tho bethalen up naestkumpstigen Christmißen luidt gegevener obligatien gerechtlichen verschrijvinge, twekcke mijn heeren Borgermeisteren also ahngenommen te willen geschien Dijt vorgaende vorß Johannen Roesen voergeleeßen sijnde nijmpt sulxc voer bekandt, unnd secht datt hie gelickfals begerende up Engelbert Pijnninck als principael tho mogen geschien, vann gelicke summe, die hie hem schuldich ijs.
vul aan Zorn VI6, zie 6785c2 en Vib
Burgerboek Oldenzaal: 1724 den 20 Juni heeft Ludovicus Wagelaar, geboortig van Endscheide, getrout aan de dogter van wijlen procureur Bern. Duivelshoff de burgerschap deser stad gewonnen en heeft den eed daar toe staande gepraesteert en afgelegt, en heeft de veraccordeerde penningen betaald.
vul aan Stroink p29
3404. = 3394. LUCAS BECKER.
3405. = 3395. WENDELA TICHELS.
3406. DERK JORISSEN, geb. Enschede Stad 1590-1615, ovl. Enschede Stad 1650-1653, burgemr. te Enschede (1637),[1762]
woonde te Enschede Stad,[1763]
vermeld op de lijst van schutters te Enschede (1646),[1764]
[1765]
tr.[1766]
3407. ANNA COST, geb. Enschede Stad 1600-1610, ovl. Enschede Stad na 1661.
3416. =3392. LAURENS LASONDER.
3417. =3393. MARGARETE COST.
3456. DERICK RERINCK, geb. vóór ca. 1550, beleend met Rederinck (1570),
burgemr. van Doesburg ca. 1600.[1773]
==== BELENINGEN ====
Dat gued "to Redering", in groten : die hofstat ende 35 maldersaets hoges lants, to gueder maten. Item een weidemait, schiit an Mennynck, geheiten "Rederinx-weidemait". Item 1 stuck beneven Widenstraet, geheiten "Rederinx slach". Item 1 slageken in den Ongevoirde. Ende 1½ slegekijn in den Eketghoir, myt al des gudes tobehoir, als dat leget in den kirspel van Hengel, to 5 marcken.[1774]
Oct. 1417 : Ailbert Redering. Hulder is Henric Redering.
11-12-1420 : Ailbert Redering, mondig, doet zelf den eed, na doode van zijn oom en hulder Henric.
27-5-1468 : Johan Rederinck Aelbertsz.
23-1-1495 : Derick Rederinck na doode van zijn vader Johan.
12-12-1517 : Johan Rederinck, onmondig, na doode van zijn vader Derick, en na verzuim. Derick Putzeller, rentmr. van het land van den Berge, is hulder.
30-1-1560 : Idem doet zelf den eed, en lijftocht zijn vrouw Elisabeth Ridders.
11-4-1570 : Derick Rerinck, na doode van zijn vader Johan.
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met :
Jan Rerinck, ged. Gelselaar geref. 10-5-1640, sone van Jan Rerinck ende Geese, Elude. Getugen sijn geweest Henrijck Tekelenborch ende Henrijck van Dingen ende Aeltien Bennekinck. Jan Rerdinck, uit Duchteren (1609), tr. Trine. Hieruit:
|
Morgengaven Doesburg (huwelijk een dag voor de datum van de morgengave) : 16-6-1600 : Ten huize van Dyerick Rerinck (heden maandag, stilo veteri) is de ehelijke bijslaap geschied tussen Lijsbet Rerincks als bruid en Claas Dubbeltsz, bruidegom. Hij geeft als morgengave 100 pond Vlaams a ƒ 6,-- (Huw. Voorw. 29-3-1600, acte 28-10-1602).[1776]
Richterambt Doesburg : in 1606 procedeert Claes Dubbelts q.q. tegen Beernt Roossinck. [1777]
==== BELENINGEN ====
nr. 106 't Goet te Menning te Hengelo (G)[1778]
...
15-5-1627 Marten Aelberts, burgermeister der stadt Campen, bij opdracht van Hubert Peters als volmechtiger van sijnne huysfrouwe Griete Mennincks beleent
31-3-1636 Elisabet Rerincks, weduwe Marten Aelberts, door affsterven haeres mans beleent
3-8-1639 Odilia Martens (gehuwd met Jurrien van Ingen), erve haerer olderen Marten Aelberts ende Elisabet Rerincks, beleent
...
COMMENTAAR(¥) Het is niet onmogelijk maar volstrekt niet bewezen dat deze Elisabet Rerincks identiek is met bovenstraande Lijsbet Rerinck.
3464. J(OH)AN PAUWEN, ovl. tussen 21-5-1631(1635?) en 12-8-1639[1781], voogd (1615),
gegoed te Lochem, o.m. in de Pauwenmate[1782],
tr. 1o Lochem 4-7-1585[1783]
URSULA ROTGERS, ovl. 1595?-1605[1784], wed van Johan Seinen, (bij tr. vermeld als Ursula Seinen),
tr. 2o voor 2-6-1606[1785];(¥)
3465. MARGRIET (GRYETTE) WITBECKER(S), ovl. na 24-5-1654[1786], als Jan Pauen vrow Grite doopget. (1608),
deed belijdenis te Lochem in 1609[1787],
testeerde als wed. te Lochem 12-8-1639[1788], is in 1644 lam en impotent,
tr. 1o Lochem geref. 27-12-1596 (get. Lambert ten Berenpass, Jacob Schaelen, Arndt Koester) [1789]
HELMICH WOLTERSZ TEN PERENPAS (BERENPAS), ovl. 1596-1606, schoenmaker te Lochem[1790], doet belijdenis 22-10-1626.
COMMENTAAR(¥)
Het is niet onmogelijk dat Johan Pauwen nog een keer getrouwd is geweest : in het trouw boek van Lochem vinden we :
16-3-1591 Johan pauwen des poertyrs soen und Anna van graess. Dit zou dan betekenen dat ursula Rotgers in 1590/91 overleden is. Bij de dopen van zijn kinderen staat helaas alleen de vader Johan Pauwen vermeld en geen moeder. |
COMMENTAAR(¥) Wat is het verband met Johan Pauwen Stevensz, tweede (stads)roededrager van Zutphen (1652-1662). [1791] |
9-5-1605 : magescheid: 2-6-1606, 2-3-1612, Jan Pauwen geeft hun kinderen een koeweide in de Pauwenmate.[1792]
10-6-1608: Jan Pauwen en Margriet Witbeckers kopen twee koeweiden op de Mollenmate en 5 schepel bouwland in de Zijden Enck onder Lochem .[1793]
12-2-1620 : Jan Pauwen en Margriet Witbeckers verkopen een molder geseys op Zijden Enck .[1794]
21-8-1625 : Jan Pauwen en Margriet Witbeckers testeren en lijftochten elkaar in hun huis en hof in de Walderstraat te Lochem , koeien, varkens, zaad.[1795]
3-3-1628: Johan Pauwen en zijn h.v. Griete verkopen een koeweide op de Pagenkoppele.[1796]
21-5-1631 : Jan Pauwen en Margriet Witbeckers verkopen een koeweide op de Pauwenmate.[1797]
18-1-1635 : Johan Pauen e.a. treden op namens het schoenmakersgilde[1798]
12-8-1639 : Margriet Witbeckers testeert als weduwe, zij kan niet gaan maar is van goed verstand.[1799]
13-10-1643 : Margriet Witbeckers sluit met toestemming van haar zoon Jan Pauwen en met Arndt Witbeckers genaamd Koster als haar momber een alimentatie contract met haar zoon Hendrik Pauwen.
22-11-1644 : Arndt Witbeckers genaamd Koster was haar momber toen zij "lam en impotent" zijnde, een stuk bouwland op de Sijden Enck transporteerde.[1800]
24-5-1654 : Jan Pauwen als volmr. van Griete Witbeckers wed. van wijlen Jan Pauwen (volmacht Steenderen 19-5-1654) transporteert aan de Eerw. en Hooggeleerde Johannus Ludovicus Olmius, predikant alhier en zijn h.v. Margrieta Garverdinck de halfscheid van de hoijerscamp.[1801].
Henrick Pauwen en zijn h.v. Derrick transporteren aan Jenneken Pauwen 4-9-1654[1804].
Hendrickje Clumpers, h.v. van Renier ter Haer, geasst. met haar stiefzoon Hendrick ter Haer mede volmr. van zijn vader Reiner ter Haer en haar broeder Claes Clumper transporteren aan Henrick Pauwen en zijn h.v. Dirckjen ten Helse 27-5-1661[1805].
Op 7-5-1677 compareert Tonnisken Paeuwen, voor haar zelve, alsmede voor haar absente zoon Arent Paeuwen. [1806]
Jan Pauwen, volm. Dr. Statius Reinier Westenbergh, burgemr. der stad Lochem, (namens?) wijlen zijn vaders zuster Gueltjen Pauwen, te Zutphen, 29-4-1727[1809]. CHECK is dit een zoon van Jan Pauwen en Jenneken Beckink?
Henrick Pauwen, burger en koopman der stad Amsterdam, verzoekt om benoeming van twee curatoren ten behoeve van zijn vader Jan Pauwen, in de 80 jaren oud en van Zutphen naar Lochem verhuisd. Tot curatoren zijn benoemd Henrick Jan Raat en Bartholt Arendsen, burgers dezer stad, 13-12-1725[1810].
3466. EGBERT VAN VREDEN (TE NIJKAMP), ovl. na 1646, door zijn huwelijk bouwman op Nijkamp in Klein Dochteren,[1811]
otr./tr. Lochem/Klein Dochteren 31-12-1609/... ("Egbert van Vreden Rikelens son to Vreden unde Agnes Nikampt dochter van Herman Nykampt in klene zidt Duchtere gecoppeliert"),[1812]
3467. AGNES NIJKAMP, deed geloofsbelijdenis te Lochem in 1618 als Agnes te Nijkamp, vrouw van Egbertt te Nijekamp[1813].
3-11-1646 : Opgave voor de verponding van 1649 : Egbert Nijkamp, eigenaar van Jor.Keppel: gesaey 8 molder half tiendbar, hofland 1 schepel, 14 koeweiden, betaalt voor huis hof en weiden 54 dlr.[1814]
3468. JAN WYLLE(C)KES (WILKES)(¥), ged. verm. Lochem geref. 12-7-1590 ("gedoept Willeken van Embdens Soen"), ovl. na 1655, doopget. (1614..1623),
otr. 2o Lochem geref. 6-6-1625 (als wednr. van Oletgen Elprinck)
GRIETE LAMERTS (OP DEN PAEL), ovl. na 1655, j.d. van Lamert Jansen op den Pael te Verwolden,
otr./tr. 1o Lochem/Zutphen geref. jan 1612/5-1-1612 (als zoon van Willem van Emden te Lochem)
3469. AELTKEN (ALKYNN) ELBERINCK, geb. vóór ca. 1590, ovl. 1622-1625, dr. van Berndt Elberinck te Nahayss.
COMMENTAAR(¥) Is er verband met Willem en Coenraedt Anthonissen Willekes, ca. 1620 te Voorst.[1815] |
Johan Willekes en zijn h.v. 5-1-1630[1816] en 31-5-1630[1817]
Jan Willekes en zijn h.v. Grietien, 14-5-1655[1818]
3488. NN BRETHOUWER, geb. vóór ca. 1580.
COMMENTAAR(¥)
Aantekening in Ref. [1823]:
Henk Ruessink: Derck Brethouwer is in de veertiger en vijftiger jaren van tijd tot tijd kornoot bij het gericht van Bredevoort en op grond van het feit dat hij in 1643 in Bredevoort doopgetuige is bij de doop van een kind van de dochter van Aelken Brethouwer (echtpaar Jan ter Woordt en Dorothea Brussen) is hij zeer waarschijnlijk familie van Aelken, (broer of neef) dus Dorothea's oom of neef. Nadere bewijsvoering nog welkom! Jan Heijnen en Mechtelt Brethouwer zijn ws. achterneef en - nicht. |
Op 12-2-1640 verschenen te Bredevoort voor "Stattholder Franciscus Moselage, cornoten Jan ten Brincke, Jan Nachtegall en Herman Huijninck, Derick Brethouwer die bekande voor sich Joanna Elverfeldt sijner huijsfrouwen und sijnen erven voor eene walbetaelte summa geldes rechtes steden ewigen und onwedderroeplicken erffkoops avergelaten und verkofft te hebben an Wessel ten Brincke Hilleken van Aelten eheluiden und haren erven, een stuck Bowlandts ongefehr van een Moldergeseij opten Aelter Esch tusschen Koeperen und Verkoeperen Landerijen gelegen mit eenen ende an Geessken Pillekes Landt, mitten ... AANVULLEN". [1824]
Verpondingskohier Aalten, 1647:
- In het dorp: Derck Brethouwers huis op 15 dlr. 22 - 10 -.
Een hof van 3 beeker gesaeis 2 - 5 -.
t'Goet Kemenae is in Lintelo angegeven. In den Dal 7½ sch. thientbaer an den hof te Ahave.
- In het dorp: Derck Brethouwers huis op 7 dlr. 10 - 10 -.
Huisstede daer en groot ½ beeker gesaeis 0 - 7 - 8.
- In het dorp: 't Gasthuis to Boeckholt, waaronder
Brethouwers guet voor Smallen thient 4 - 0 -.
- In de Buurschap Lintelo:
Derck Brethouwer 3 mdr., 3de gerve, en 2 dagh maeijens met 1 mdr. gesaeis 25 - 0 -. Pacht 10 dlr. 15 - 0 -.
- Op Kemenae:
Derck Brethouwer. 14 Mtr. gesaeis, sonder huis en hof. 116 - 13 -.
1651: "Ick undergeschreven bekenne dat ick up het versoeck van Derck Brethouwer int jaer 1651 gepresentiert an Engelbert van Dijeren 25 dall. van wegen Sanders Kampken, oock gepresentiert ahn Jan Nachtegall 25 dall. van wegen Sanders Kampkenn. Onderstont: Jan Grievinck onder vaecht." [1825]
Op 5-5-1652 compareren voor Stattholder Joost ter Vile, coernoten Derck Brethouwer, Jan ten Brincke, Herman Huninck Derck Brethouwer Geessken Nachtegall eheluide, en hebben verkofft an haeren respective swager ende suster Johan van Coeverden, Elssken Nachtegall eheluijden, een stuck Lands op Schoppers stede inden Carspel Aelten Burschap Lintel naest Jan ten Brincks het hach, ende Jan Doencks landerijen gelegen, mit eenen ende ant Colenbroeck, mitt den anderen an Henrick Schulten Landt schietende, kummerfrij uhtgesondert gemeine Heeren schattung. [1826]
In de Kerkrekening Aalten over de periode 1689-1720,[1827] wordt een lijstje geegeven van "Restanten van voorgaende Kerckmeesteren haerer Rekeningen". Daarin staat:
Derck Brethouwers is bevonden op den 9en novembris 1654 schuldig te blijven ƒ 214,17,6
Verpondingskohier Aalten, 1647:
De Rentmr. ter Vile wegens Sijn Hoogheit de Prince van Orangnien als Pantholder van Heerlicheit Bredevoort, ontfangt jaerlix Uijt:
In het dorp:
Gijsbert Grievinck maetien an P. Colenbroeck tot thins, 3 1/2 str. 0 - 3 - 8.
Gijsbert Grievinck 2 maeten 3 goltgl. 4 - 4 -.
Schulte t'Aeve ontfangt jaerlix wegens den Hof t'Aeve Uijt:
In het dorp: Gisbert Grievinx huis en hof 0 - 18 -.
Op 19-11-1710 heeft Megtelt Sophia Brethouwer, wed. Derck Naghtigal geass. met haar zoon Gijsbert Grievinck(¥), een schuld van 150 gld aan de Hoogh Weledelgeb. Heer de Gennes de Felin. De schuld is voldaan op 5-11-1714. [1837]
Volgens het judicieel protocol Bredevoort 1695 (VIIIa-12.no.432,9.5) zijn Geesken en Gijsbert zus en broer. Gerrit Arentsen, Gijsbert Grevinck en Caspar Everhard van Baersdonck (geh. met Elisabeth Schoemaecker), mombers van de onmondige kinderen van Engelina Grevinck (geh. met Theodorus Schoemaecker) en verkopen de helft van de erve van het goed Geerdes in Corle. [1838]
Rekeningen van de kerk van Varsseveld:[1842]
In het jaar 1670: "den 11.dito betaelt an Severt Aertsen op afkortinge van den orgelmaeker sijn knecht & kostgelt 't welcke haer op het daegeloon voor soo veele is afgetrocken luijt quit. ƒ 80 - 3 - 0 ".
"Anno 1676 den 27 9-bris betaelt an Severt Aerentsen den resten van de verteeringen van het orgelmaeckers kostgelt Jan Spooltman, doen hij het orgel alhier in den kercke tot Varsevelt heeft vermaeckt. 1671 luijt quitantie ƒ 26 - 11 - 0".
Op 27-11-1691 "verhaelt Severt Arentsen hoe dat hij aen Bernt Beckingh weegens heerenpenning en consumtien eenige penningen ten achter is, en dat comprt bij deze slachte en neerloose tijden met geen gereet gelt verfatt sijnde..." zijn schuld van 50 caroli guldens op 26-1-1684 op Van Mustok van Eijbergen overdraagt aan Bernt Becking. [1843]
Severt Arntsen is als pachter van Haefs Hessencamp voor het jaar 1698 49 Gld 18 St debet.
Op 24-5-1707 kopen Willem Arentsen met vrouw en erven het huis, schuur en hoff in Varsseveld van Severt Arntsen in erfkoop.
Bij de brand in het dorp Varsseveld op 14-9-1723 lijdt Severt Arents 75 gld schade.[1844]
In 1723 werd Severt Arents opgeroepen om te verschijnen als getuige. Wegens lichamelijke zwakheid is hij niet verschenen. In hetzelfde proces getuigde (zijn zoon?) Willem Arentsen.[1845]
Op 13-6-1714 verkopen Rijcke Evers x Jan Brethouwer, sergeant, met broer Gerrit aan Henric Scholten een stuk bouwland op 't Koops bij Aalten tussen de landerien van Jan en Willem Evers, 3 schepel allodiaal, etc. [1848]
Rekenbueck 1674 van Kerckmeester Guert Evers te Aalten:[1849]
Wij ondergeschr. Wijnen Peter, Karst te Huijsstede, Garritt Stapelkam, Geertt Brethouwer ende Berent Brethouwer Bekennen ondergeschr. uijtt handen van de kerckmr. Goertt Evers ontfangen te hebben de somma van twintigh gulden vijfftien stuijver wegens verdienden arbeitsloon an de poppelen in dijck voor de kerck gedaen. Bedanckem ons voor goeder betaelinge den 24en januari 1677, ƒ 20,15,0
In de marge: Also men bevint dat een merckelins aen poppelen is uijtgegeven, wordt den kerckmeijsteren geinjungeert (=opgelegd) die geërfden aen te wijsen waertoe die plancken verbruickt bennen.
Dit is het Y marckt van Karst te Huijstede. Dit is het marckt A van Garritt Stapelkamp. Dit is het marckt W van Geertt Brethouwers. Dit is het UU marckt van Berent Brethouwers. Peter Garwijns.
3500. WIJNE GERWIJNSZ, geb. ca. 1586, ovl. vóór 1643, woont te Aalten (dorp).
Verpondingskohier Aalten, 1647:
In het dorp: Bernt Gerwijns Camer voor 2 dlr. 3 - 0 -.
Berent Garwijns 1 sch. op de derde gerve 2 - 1 - 8.
Bernt Garwijns 1 sch. op den Esch voor 2 dlr. 3 - 0 -.
Rekenbueck 1674 van Kerckmeester Guert Evers te Aalten:[1854]
Wij ondergeschr. Wijnen Peter, Karst te Huijsstede, Garritt Stapelkam, Geertt Brethouwer ende Berent Brethouwer Bekennen ondergeschr. uijtt handen van de kerckmr. Goertt Evers ontfangen te hebben de somma van twintigh gulden vijfftien stuijver wegens verdienden arbeitsloon an de poppelen in dijck voor de kerck gedaen. Bedanckem ons voor goeder betaelinge den 24en januari 1677, ƒ 20,15,0
In de marge: Also men bevint dat een merckelins aen poppelen is uijtgegeven, wordt den kerckmeijsteren geinjungeert (=opgelegd) die geërfden aen te wijsen waertoe die plancken verbruickt bennen.
Dit is het Y marckt van Karst te Huijstede. Dit is het marckt A van Garritt Stapelkamp. Dit is het marckt W van Geertt Brethouwers. Dit is het UU marckt van Berent Brethouwers. Peter Garwijns.
Rekenbueck 1674 van Kerckmeester Guert Evers te Aalten:[1855]
Anno 1683: Den 14en octoobris ontfangen van Peeter Garwijns van sijn huiesstee neegen jaer kerckenpacht ad 3 stuver des jaers, is in negen jaer ƒ 0,27,0 soo begonnen is van het jaer 1674 en geëindicht op Martijni 1682.
1678: Den 13en april aen Peeter Garwijns betaelt voor het snieden van die puppelen tot bancken in die kercke anderhalve rixdaller ƒ 3,15,0 orkunt sijn hant Peter Gaerwins.
Verpondingskohier Aalten, 1647:
In het dorp: Jan Garwijns huis op 6 dlr. 9 - 0 -.
3520. JOHANN(ES) WESTENBERG, ovl. 1580 aan de pest[1856], priester en vicaris te Bentheim (1554-1566).
rector en professor te Bentheim.[1857]
Volgens Ref. [1858] is zijn afstamming niet verder duidelijk. Wel worden in de graafschap
Bentheim reeds vanaf 1489 naamdragers Westenberg gevonden.
De Bauerschaft "ton Westenberghe" wordt reeds in 1369 en 1372
in oorkonden genoemd. Volgens Ref. [1859] echter een zn. van Wesselus Westenberg en Maria Elisabeth Werninks.
Hij
tr. vóór 1571
3521. MERRICKE NN, ovl. Bentheim 1601, genoemd als wed. van Herrn (=Geistliche) Johann Westenberg die blijkbaar na de invoering van de reformatie in de graafschap Bentheim tot de nieuwe leer was overgegaan en getrouwd. Zij betaalt (1595) rente aan de Bentheimer Armenkasse van wie zij een som geld had geleend met als onderpand haar "hausz und hofff alhie zu Bentheim bei Johan Stoltenkamps und Lambert Schlüters behausung belegen".[1860]
Dr. Joan Westenberg is in 1720 een van de velen die zijn aandelen in De Zwolsche Expeditie-, Commercie- en Assurantiecompagnie, die in de windhandel van die tijd te gronde ging, met groot koersverlies inwisselt bij het stadsbestuur van Zwolle voor obligaties ten laste van de stad. (Met dorsaal akte van cessie op Cornelis van Eeghen). [1888]
3522. Ds. JOHANNIS (JOANNISZ) SUTORIS (SCHOEMAKER)(¥), volgens Ref. [1904] afkomstig uit een aanzienlijk geslacht van Etisburen, gelegen in Munsterland, onder de stad Rheine, ingeschreven als student filosofie en theologie aan de Universiteit van Franeker 30-6-1591 ("Joannes Joannis Sutoris, Neukirckhensis Hassus")[1905] predikant te Oehne [1906], Johannis Sutoris, Neohusensi et Velthusensis administer,[1907] ondertekenaar van ..(vul aan).,[1908] tr. vóór 1567
3523. ALEIDA DE GRAEFF (VAN GRAES?), geb. vóór ca. 1550.
Sutor / Sutoris |
kele fragmenten Sutor(is) waarvan het verband met kwartier nr. 3522 onbekend is.
Dr. Joannes Sutorius, gemachtigde van Maurits graeff tot Bentheim.[1909] Rudolphus Sutor, predikant te Meeden 1601-1605, ovl. na mei 1605.[1910] leerling van Prof. Dr. Conradus Vorstius, hoogleraar te Steinfort, onder wie hij op 29-7-1598 voor de tweede maal disputeert de Nominibus DEI, Magdalena Sutoris, tr.[1911] Ds. Jan (Johannes) Dalhof, ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Groningen 10-12-1658 ("Johannes Dalhof, Northornia Westp."),[1912] predikant te Ulsen, zn. van Jan Dalhof, burgemeester van Northorn en Christina Kestringh.[1913] Ds. Johannes Sutorius, geref. predikant te Dalen (1600-1602). [1914] Ds. Menco Sutor (Onensis), geb. vóór ca. 1575, ovl. Geerdsweer 1639, predikant te Freepsum (1600/01-1605), Nordhorn (Bentheim) (1605-1624), Logumer Voorwerk (1624-1632), Geerstweer (1632-1639),[1915] tr.[1916] [1917] Leentje (Magdalena) Toxopaeus, geb. Larrelt (Ost-F) ca. 1602, ovl. Larrelt (1658), woont van 1640-1658 "in de kleine Pastorie behuisinge" te Larrelt, dr. van Ds. Lubbertus Toxopaeus, predikant te Larrelt, en Geeske Johans Fewen[1918] vermoedelijk een zoon van dit echtpaar is Hermann(us) Sutorius/Sartorius, geb. 1618/19?, ovl./beg. Oosterhuisen/Hinte (Ost-F.) 1655 ("36? jaar oud"), ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Groningen 25-4-1640 ("Hermannus Sartorius, Bentheimico-Gildhausensis-Westphalus"),[1919] komt op 23-12-1640 als studiosus met attestatie van Groningen naar Geerstweer.[1920] predikant te Gandersum 1642-1655 (D) (bevestigd op 3-10-1642),[1921] tr.[1922] [1923] Hajcke Lubberti Toxopaeus, geb. Larrelt (Ost-F) ca. 1619, ovl. 5-4-1704, beg. Hinte (Ost-FF), dr. van Ds. Lubbertus Toxopaeus, predikant te Larrelt, en Geeske Johans Fewen[1924] |
3528. ALBERT SLUITER(S) (SLÜTER)(¥), geb. ca. 1558, ovl. 1631-1641,[1975] vermeld als Albert Sluter op de lijst van geref. lidmaten te Borculo opgemaakt 26-9-1616 en kort daarna op 6-10-1616 aanwezig "bey dem dische dez Heren Jesu Christi" aldaar, doopget. (1627, 1631), vermeld als "Albert Slüter, gewesene provisor" op de lijst van geref. lidmaten te Borculo opgemaakt anno 1631, vermeld als overleden man in de Informatiën en kondschappen stad- en landgericht Borculo (1641),[1976] burgemr. van Borculo,[1977] provisor (gasthuis- of armmeester) van de stad Borculo (voor 1631), [1978] door graaf Otto van Limburg Stirum belast met het toezicht op kerkelijke zaken in de heerlijkheid Borculo,[1979] leeft nog 1653 volgens Ref. [1980]. tr. 2o voor 1631[1981] MECHTELT BONTART (BOCKSTARTZ), ovl. na 1631, is in 1631 doopgetuige als richtersche ende vrou Sluters, tr. 1o [1982]
3529. MARIA TELMANS, ovl. 1616-1631, vermeld als "Albert Sluter, Maria, sein frouw, obiit" op de lijst van geref. lidmaten te Borculo opgemaakt 26-9-1616 en kort daarna op 6-10-1616 aanwezig "bey dem dische dez Heren Jesu Christi" aldaar.
COMMENTAAR(¥) Wie is Jacob Sluijter, burger van Zutphen 25-6-1624.[1983] |
Landgericht Borculo : in 1629 procedeert Otto Meilingh tegen Gertgen Schencken, wed. van Fred. van Bronckhorst en hare kinderen [1986]
Landgericht Borculo : in 1641 procedeert Otto Meilingius tegen Gerhardt Hessels, chirurgijn. [1987]
Stadsgericht Borculo : in 1642 procedeert Otto Meilinck als momboir des kinderen van Berent van Eybergen en Jenneke Sluiters tegen Gerrit Hessels. [1988]
Stad- of Landgericht Borculo : in 1649 procedeert Otto Meylingh tegen Henrick Bennekinck. [1989]
Stad- of Landgericht Borculo : in 1658 procedeert Zeno Meilinck tegen Frerick Renckinck. [1990]
Stadsgericht Borculo : in 1665 procedeert Theodorus ab 's Borghen tegen Zeino Meilinck. [1991]
Stads- en landgericht Borculo : in 1679 procedeert de Fiscus tegen burgemeester Zeno Meiling. [1992]
Landgericht Borculo : in 1684 procedeert Wilhelm Schoemaker tegen Zeno Meilinck. [1993]
Landgericht Borculo : in 1685 procedeert Frederick Wilhelm graaf tot Limburg en Bronckhorst tegen Zeno Meiling. [1994]
Stadsgericht Borculo : in 1686 procedeert Willem Wenneker tegen Zens Meiling. [1995]
Stads- en landgericht Borculo : in 1687 procedeert de Fiscus tegen Zeno Meiling. [1996]
Stadsgericht Borculo : in 1642 procedeert Otto Meilinck als momboir des kinderen van Berent van Eybergen en Jenneke Sluiters tegen Gerrit Hessels. [2000]
Stads- en landgericht Borculo : in 1662 procederen de erfgenamen van burgemeester Eijbergen, intervenieerend voor Jhr. Joost Naegel tot Haegenbeecke tegen Lt. Lodewijck Elgersthuijsen. [2001]