You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Lapikás ⇒ Gen. nr. 15 |
De Gulden Boom op de Kalkmarkt - thans nr. 3 - in Tienen |
Ia. Hendrik van Winde, kaarsenmaker in Den Gulden Boom 1555/56,
laat na aan zijn zoon
IIa. Hendrik van Winde, eigenaar van Den Gulden Boom (1590),
IIIa. Catharina van Winde, is als "die achtergelaetene wedue van Willem Vreysers" eigenares van Den Gulden Boem 1612-1619,
tr. 1o
Willem Vreysers, ovl. verm. 1610, "die volgens De Ridder (?) een zoon was van Willem Vreysers alias Valkaerts",
eigenaar van Den Gulden Boem 1598-1610,
tr. 2o
Libert Uten, die als "man ende momboir synder huysvrouwe Catheline van Wynde aan de kapelanen van O.L. Vrouw een rente van 13 stuivers en 8 groten betaalde, welke rente op de Gulden Boom was gekomen uit een legaat van Symon Wevels, een kanunnik van Sint-Germeins, die overleed begin 15de eeuw.
betaalt in 1627-28 de rente nog uxoris nomine, waarna de Gulden Boom volgens de rekening "by deylinghe" toekwam aan zijn stiefzoon Servaes Vreysers.
IVa. Servaes Vreysers, verkrijgt de Gulden Boom "jertijts geheeten t' Halfhuijs" "by deylinghe" na 1627,
is ook eigenaar van de hof toebehorende wijlen Jan Leenen, gelegen naast de Gulden Boom,
verkoopt in 1670 de Gulden Boom aan Gregorius Cluckers den Jonghe
Va. Gregorius Cluckers den Jonghe, eigenaar 1670-1679.
VIa. Elias Meus, ovl. ca. 1691, inwoner van Hoksem, wordt in 1679 als opvolger van Gregorius Cluckers eigenaar van de Gulden Boom.
VIIa. de erfgenamen van Elias Meus.
VIIIa. Godevaart Vranckx, sinds 1678 secretaris van het kwartier van Tienen,
koopt verm. in 1697 de Gulden Boom van de erven Meus
20692. HENDRIK VAN WINDE, geb. vóór ca. 1530, kaarsenmaker in Den Gulden Boom 1555/56,
laat na aan zijn gelijknamige zoon:
24120. KERST TRUMPENERS[2], geb. ca. 1500, ovl. na 1559. Hij vestigde zich te Alken (B),
tr. Alken
24121. ANNA WILLEMS STRAETMANS, geb. Alken. Van Joes van Streels kocht hij in 1534 een "huys ende hoffgelegen ter Coest, regenoet
Gheert Conraets hoff ter eender ende die straet ter ander syden, met noch
eender weijen dair tegen over gelegen, regenoet Ot Aerts ter eender ende Jan Coesmans ter ander zijden". Het goed was belast met vier mud koren, "elkers
een Goede Vrijdage den aermen van Alken te backen", en ƒ 5½ herencijns.
Joes zou jaarlijks de 36 stuivers erfelijk behouden, die hij tot dusver gold aan
Kersten. Diens schoonvader Willem Straetmans stelde daarvoor 9 roe land "opt
Coestervelt" tot onderpand. Bovendien verbond Willem een gulden rente die
hij trok van Henrick Poelmans te Bokhout als onderpand.[3] Het huis moet nog
zwaarder belast zijn geweest, of Kerst had ter plaatse al een huis, want in 1537
kocht hij van Peter Wouters de 13 stuivers rente af, die deze hief op zijn "huys
ende hoiff, gelegen te Coest".[4] In 1541 gaf Jacop Hauben "ses uaet rogh syfelts"
jaarlijkse pacht op een bunder opden Lynderberch aan Kerst Trumpeneers
voor ƒ 43 zyfelts volgens "der evaluatien nu ter tyt tot Hasselt gepubliceert, te
weetene den eraraus snaphaen voer neghen stuvers 1 ort, den nuwen erardus
penninck stuck voer vyffdalven stuver, den geliesryder voer XXXVIIII stuvers
ende eenen gulden te lycop III stuvers".[5] Bij de boedelscheiding van Willem Straetmans in 1552 tussen zijn zoon Heynken en zijn dochters Jehen en Anna
erfde de laatste 12 roe land in het Coestervelt, 8 roe "opt Verdt bruggen velt",
de helft van de grote 'pot' aldaar, 6 roe "opt Vienster velt", 5 roe beemd "in
die Couwe" en 5½ roe beemd "tot Slegen brouck".[6] Aan zijn zwager Heynken Straetmans verkocht Kerst Trumpeners in 1553 de 33½ stuivers die hij van hem
trok uit goederen "by den hoff van Streels" en van zijn schoonvader had geerfd.[7]
Het laatst wordt Kerst Trumpeneers gezien in 1559, toen hij een rente van ƒ 2
afloste.[8]
24584. ANDRIJS (ARIEN) ALBERTSZ, ovl. na 1562, ambachtsbewaarder van Nieuwkoop (1545).
25672. CORNELIS SNEEUWATER, ovl. vóór 1610, woont te Antwerpen in wijk XXX (1574),
tr. vóór ca. 1575
25673. MARGRETA HELLINCX, ovl. na 1610?.
25672. PETER SNEUWATERS, parentatie niet bewezen,
poorter van Antwerpen 28-4-1570, als riemmaker afkomstig van Lier, en
zn. van Mattheus (Sneuwaters).[22]
Rekenboek van het Sint Laureinsgasthuis te Tienen:
1555-56: uitgave voor wassen kaarsen en toortsen, gemaakt door "Henricxken in Den Gulden Boem"
Rekeningen van het gemeen jaargetijde te Tienen:
Hieruit:
1590: Henrick van Winde … van zynen huyse genaemt Den Gulden Boem
Uit haar eerste huwelijk (Vreysers-van Winde) (o.a.):
Op 5-3-1670 koopt Gregorius Cluckers den Jonghe de Gulden Boom, zijnde "zeker huis en hofken", gelegen aan de gracht, "tegens Servaes Vrijsens voor die tochte mede tegens Jan Vrijsens sijnen sone, hem sterck maeckende voor sijne bejaerde suster Catharina Vrijsens voor den erffdom.
--------
Rekenboek van het Sint Laureinsgasthuis te Tienen:
1555-56: uitgave voor wassen kaarsen en toortsen, gemaakt door "Henricxken in Den Gulden Boem"
Uit hem:
Uit dit huwelijk (o.a.?) :
Uit hem:[17]
Na de overwinning op de Mookerheide op Willem Van Nassau, riepen de Spaanse soldaten om betaling van de hun beloofde soldij. Toen zij dit niet kregen, werd Antwerpen belegerd. De Antwerpenaren traden al snel in onderhandeling met de muitende soldaten en men kwam tot een losgeld van 400.000 gulden. Deze moest worden opgebracht door de inwoners, d.m.v. een "vrijwillige lening".
In het register van deze lening treft men aan :[18]
REGISTER VANDE LEENINGHE.
Quohier inhoudende declaratie vanden persoonen die gewillichlyck hebben geaccordeert inde leeninge van IIIIc M guldenen byde Leden deser stadt geaccordeert Zyner Majesteyt, om daermede betalinge te doene den Spaenschen zoldaten, naervolgende dacte vanden consente in date 29-4-1574.
Cornelis Sneuwater, wijk XXX.
Cornelis Sneeuwater heeft op 29-3-1563 de eedt van trouw gedaan te Antwerpen.[19]
18-3-1610: Uittreksel uit het testament van Margriet Hellinckx, wed. van Cornelis Sneeuwater.[20]
List van personen, die zelf of wier erflaters afkomstig waren uit Antwerpen, en die sinds de ingang van het Twaalfjarig Bestand in 1609 gebruik maakten van de mogelijkheid om door de Spanjaarden in beslag genomen bezittingen in Antwerpen te verkopen.[21]
Antwerpen jaar 1618:
Jan Sneeuwater (zn. van wijlen Cornelis Sneeuwater x Margre- Hellincx), in 1611 goudtsmit te Sevenberghen, gehuwd met Catharina Petit (dr. van wijlen Lion Petit x Margriet Hureau). Ze woonden in 1614 te 's-Gravenhage.
Schepenregister 529, p.589,589v.
Certificatieboek 71, p.161v,162,169. Sr.499 p.283v,284. Sr.512 p.202v,203.
Uit zijn huwelijk (o.a.?):
COMMENTAAR(¥)
Niet goed is hier
XXI Junii 1578 Geordonneert Peeter Sneeuwaters, ter causen vande schapprayen byhem aande stadtpoorten ghemaect om de sleutelen deser stadt daerinne te sluyten, volgende de specificatie (vuyt te reycken de somme van ) VII guldenen...[23]
Uit zijn huwelijk vermoedelijk geboren (¥) :
Uit zijn tweede huwelijk (Snewater-Nason)(¥):
COMMENTAAR(¥)
Bij de huwelijken van dochter Lijsbeth en van zoon Adam treedt Pieter van Breusegem, hun oudoom, op als getuige. Deze is kennelijk de Pieter van Breusegem die op 27-8-1614 een erf in een steegje te Amsterdam koopt van Abram Boom. Of deze oudoom Pieter een (aangehuwde) oom is van Adam Sneewater of van Elizabeth Cornelisdr Nason is nog onbekend.
Begraafboek Weeskamer Amsterdam:
Op 9-3-1605 bewijst Elizabeth Nazen (met haar broeder Herbert Nazen)
Lijsbeth 4 jaar, en Adam 2 jaar oud, haar
kinderen bij wijlen Adam Snewaters, vleyshouwer, 550 gulden voor vaders erf. Genoemd worden: Pieter van Bruegelen, oom van de vrouw, en "der kinderen vrunde van 's vaders sijde in Brabant wonende."
[27]
Op 26-3-1650
verkoopt Lijsbeth Sneeuwaters, wed. van Cornelis Egbertsz, geassisteerd met Cornelis Nason haer voogt in desen, Cornelis Jansz, Floris Florisz ende voorn. Nason haeren vierendelen,
aan Jelle Pietersz van Blesdijck, turfdrager,
een huis en erve staende in het Hemelrijk te Amsterdam.
Koopprijs ƒ 1550,--.
[28]
Uit haar eerste huwelijk (Driestrang-Snewater):
Uit haar tweede huwelijk (Egbertsz-Snewater):
Uit dit huwelijk:
Uit zijn eerste huwelijk (Snewater-van Dam):
Op 28-10-1710
verkopen Arnold Waers en Emilia Alida van Lennep,
aan Abraham Warmenhuijsen,
een huis en erf in de Enge Kerksteeg achter de Oude Kerk.
[33]
Op 28-6-1712
verkoopt Abraham Warmenhuijsen aan Hendrik Eijsendorp,
een huis en erf in de Buitensingel (Buitensingel) benoorden de Leidsepoort.
[34]
Op 9-7-1712
verkoopt Hilletje Jans, wed. van Abraham Wolmerich aan Abraham Warmenhuijsen,
een huis en erf in de Minnebroersteeg (NZ) (Oudekennissteeg) tussen de Oudezijds Voorburgwal en Oudezijds Achterburgwal over de Oude Kerk, waar De Gekroonde Papegaai uithangt.
[35]
Op 23-4-1720 verkoopt Abraham Warmenhuijzen deurwaarder van het Hof van Holland,
aan
Pieter Roberding,
huis en erf in de Miinebroerssteeg (Oudekennissteeg), met De Gekroonde Papegaai uithangend, tussen Oudezijds Voorburgwal en Oudezijds Achterburgwal over de Oude Kerk
[36]
Op 18-4-1720 verkopen Sara Sneewater en Abraham Warmenhuijzen
aan Dirk van Voorst,
huis en erf in de Enge Kerksteeg, achter de Oude Kerk
[37]
Op 9-12-1721
verkoopt Jacoba Geus, wed. van Jan Geus aan Abraham Warmenhuijsen,
een huis en erf in de Eerste Looiersdwarsstraat (WZ), waar Het Schuurtje in de gevel staat.
[38]
Op 22-12-1721 verkopen Abraham Warmenhuijzen en Sara Sneewater
aan Harmanus Wulphaar,
huis en erf in de Eerste Looiersdwarsstraat (WZ), waar Het Schuurtje in de gevel staat.
[39]
Op 13-12-1723
verkopen de Erven van Adriaan Pietersz Birot: Marijtje Adriaans Birot,
en Pieter Adriaans Birot, aan Abraham van Warmenhuijsen,
2/3 pakhuis en erf genaamd De Hoop op het Realeneiland.
[40]
Op 19-6-1730 wordt verkocht uit de Insolvente boedel van Sara Sneewater, wed. mr. Warmenhuijsen, aan Casper Norink
1/4 huis en erf in de Eerste Leidsedwarsstraat of Grote Leidsedwarsstraat (ZZ), tussen Leidsegracht en Leidsestraat ongeveer in het midden,
[41]
Uit dit huwelijk:
Uit zijn tweede huwelijk (Snewater-de Vlieger):
Niet geplaatste personen SNEEWATER |
Op 4-3-1610 wordt te Arnhem gedoopt Lijsabet Snewater. ZOEK
op in DTB Arnhem Boek 1/46.
Jan Hendriksz Sneeuwater, ovl. vóór 1643? kuiper, tr. Delft 4-11-1618[44] Maria (Maertje) Jasperse, beg.. Delft Nieuwe K. 17-12-1671 (als wed. van Jan Hendricksz Sneewater). Inventaris van de boedel van Jan Hendrixsz Sneewater, gehuwd met Maritgen Jaspers (1643).[45]
Hendrik Cornelisz Sneewater, beg.. Delft Oude K. 5-7-1673, verm. identiek met Henricus Sneeuwater, tr. Delft St. Josephk. 5-6-1689 Alida van Seijl.
|
Fragment Van Eijndhoven | |||||
Wapen Endhoven: in wit drie blauwe kepers vergezeld van drie blauwe sterren, beladen met een hartschild van goud met een zwerte (kraan?) vogel.[48]
Ia. Christoffel van Eijndhoven, zn. van Peter van Eijndhoven.
IIa. Balthazar van Eyndhoven, geb. ca. 1526, ovl. tussen 8-4 en 8-7-1588, gezworen biersteker en koopman te Antwerpen,
tr. 1o vóór ca. 1560[50]
Maria Greyns, ovl. vóór 12-7-1582, tr. 2o [51]
Barbara de Pape, wed. van Jan Bordincx.
IIIa. Melchior (Melsen, Mense, Melchger) van Eijndhoven (Eijntouen, Endouen, Enoeuen, Enhouen), geb. vóór ca. 1560, ovl. 1602-1609, woont tot 1585 in Amtwerpen,
daarna koopman in de Teertuinen te Amsterdam,
tr. vóór 1582
Janneken Rijers Kyf(f) (Kieft, Keeff), beg. Amsterdam Zuiderkerk 8-6-1625, laat als weduwe in 1609 goed bij Antwerpen verkopen.[52]
IIIb. Gelijaem van End(e)(h)o(e)ven, beg. verm. Amsterdam Oude Kerk 2-11-1624 (Gijlijam van Endoven), tr. vóór 1587
Janneken (J(oh)annetgen, Johanna) S(n)e(e)water, geb. vóór ca. 1570.
doopget. (1593).
IVa. Meyns (Mense, Melser) van Endouen (Eintoven), geb. Antwerpen,[76] ged. Amsterdam 10-11-1587 (get. Tanneken van Lijsfeit), schoolmeester,[77]
verm. identiek met
Melchior van Eijndhoven, ovl. 1612-1631, tr. Amsterdam, geref. 17-4-1610
Anneke Tijssen. Zij hertr. Amsterdam, geref. 27-12-1631 Frans Robberts, wednr. van Lijntje Pouwels.
IVb. Bal(tha)sar van Eijndhoven (Enhouen), ged. Amsterdam 8-8-1593 (get. Janneken Snewater), ovl. 1638-1640, vermeld in het Kohier van de 200ste penning te Amsterdam 1631 als Balthasar van Eijndhoven op de Groene Burchwal £ 5,--,[78]
tr. 1o Amsterdam geref. 11-3-1625
Willempje Pieters van Aerden, ovl. 1625-1629, tr. 2o Amsterdam geref. 25-5-1629 ,[79]
Sara Vredenburgh, dr. van Gerrit Willemsz Vredenburgh en Aeltje Cornelis.
Zij hertr. Amsterdam 24-7-1640 Guilliaem van den Broecke suikerraffinadeur te Amsterdam,[80] waaruit nageslacht.
Op 2-6-1622 verkoopt Abraham van Endhoven, echtgenoot van Jannetge Willems Saskers aan Jacob Hendricksz Vijselaer en Mr. Cornelis Sasbout, een erf op de Uilenburgsburgwal (Uilenburgergracht) te Amsterdam. [87] Op 8-1-1637 verkopen de erven van Augustijn Pas, goudsmid, wednr. van Aaltgen Kristelpenningh aan Abraham van Eijndthoven, een huis en erf, waar De Blanke Ham uithangt, in de Oude Uiterse Steiger (Rokin) achter de Beurs te Amsterdam. [88] Op 11-9-1637 verkoopt Abraham van Eijndhoven aan Jacob Jansz, een erf op de Haarlemmerstraat (Haarlemmerdijk) hoek Buiten Oranjestraat (Haarlemmerkruisstraat buitendijks) te Amsterdam. [89] Op 27-10-1638 verkoopt Franchoijs Montanier aan Abraham van Eijndhoven, een Tuin met speelhuis op het Vijverspad achter het Reguliershof te Amsterdam. [90] Op 31-1-1641 verkopen de erven van Heije Gerritsz en de erven van Trijn Pieters, aan Abraham van Eijndhoven, een huis en erf in de Hasselaerssteeg te Amsterdam. [91] Op 11-12-1644 worden huwelijks voorwaarden gemaakt door d'eersame Abraham van Eynd-Hoven, collecteur van 't maalloon, wedr. van Jannetje Willems, en Frederikje Rijkmans, bejaarde dr., geadsisteerd met Tymon Rykman, haar broeder, en de E. doctor Evert de Ram, medicus, hare neef, poorters. Getuigen Willem Wernerts en Barent Dirxs, burgers. Geen gemeenschap van goederen, bruids goed in aparte specificatie. Vruchten van haar goed ook buiten gemeenschap. Bruidegom zal gehele huishouding verzorgen van zijn goederen, inkomsten en winst, en alle winst en verlies alleen dragen. Bruids douarie 1200 kar. gl. eens. Bruidegom universeel erfgenaam, mits uitkerende aan Tymon Rykmans en Lubbert Rykmans, hare broeders, elx 25 gl. eens, item aan Lijsbet Rijkmans, hare suster, 50 gl., aan Marten Rijkmans, hare Jonghste broeder, 200 gl. en aan Grietje Lucas 't nagelaten kind van Lucas Rykmans, 100 gl. eens (mogen niet verminderd worden tot zij 24 jaar is). Regelingen voor eventuele kinderen. Specificatie van bruids goederen, huis en erf getekend No. 3, staande en leggende op de Passeerdersgraft (No. 2 west, No. 4 oost), strekkende voor van de straat tot achter aan Riewert Jeuriaens, ten weder sijden op gemene muren, volgens de quijtscheldingh in date den 6 Junij 1643 met de belastinge van 25 gl. sjaers losbaer met 500 gl. kapitael Die d'voorn. Abraham van Eijndhoven haer toekomstige man daer op te spreken heeft, gelijk zij mits desen voor ons Notaris ende getuyghen bekent die schuit opreght deughdelijk te sijn, huisraad w.o. een kerkstoel, enig zilver, kleding. [92] Op 27-12-1645 passert de inventarisatie. en specificatie van de goederen van d'eersame Abraham van Eyndhoven, bg., met d'eerbare Catalyntje van Vijven, wed. van Lieven Pieters, in zyn leven makelaar binnen deser stede, jegenwoordigt inderdaat is hebbende ende ten houwelik by d'voors Catalyntje van Vyven is brengende: Huis en erf an de oostzyde nevens de Beurs, D. an de uiterste steyger plaght te wesen volgs. de quytscheldinge in Date den Ie aug. 1637, belast met 4 gl. 18 st. sjaars out eygen. Huis en erf op de Passeerdersgraft aghter t hoekhuis van Jan Krynen bakker, hem aangeerft door t overlijden van Vredrikje Rykmans zyn zal. huisvrou, rentebrief van 17 gl. 10 st., gehipotiqueert op een huis en erf in de Haarlemmerstraat buytens dijk in date 11 sept. 1637, rentebrief van 17 gl. 10 st. sjaars gehipot. op een huis en erf D. naast gelegen ende in date als voren, oblig. van 3000 gl. t.l.v. 't gemene lant van Hollant en Westfrieslant tot des bgs. behove in date 19e aug. 1643, oblig. van 400 gl. t.l.v. Livina Pruijs huisvrou van Willem van Tongeren in date den Ie July 1645, oblig. van 400 gl. t.l.v. Frans Pieters Camminga in date den 31e May 1645, voorn. Van Eyndhoven heeft als voogt over Hillegont iedes(?) Jongedochter ondertrout zynde met Gysbert Henrix Schout and'selve getelt 300 car. gl. 3 st. ende dat op rek. van hare patrimony goederen, een schepenkennisse t.l.v. Jan Jacobs spaansestoelmr. in S:Annestraat van 264 gl. van date 21-7-1644, oblig. t.l.v. Marten Klaas van 140 gl. dd. 23-7-1645, oblig. D. op nogh resteert 100 gl. t.l.v. Jan Hermans Dik molenaar van date 8-1-1643, oblig. t.l.v. Klaas Jans beschuytbakker van 100 gl. met twee jaar verlopen renten a 5 per cento, oblig. van 100 gl. t.l.v. Ambrosius Vratzelaar gedateert op huyden 27-12-1645, een dito van 25 gl. 5 st. reste van meerder som t.l.v. Bartel Bartels molenaar op de molen genaamt de Kruyp. De gerechte helft van een korenmolen met de helft van 16 roden lants ende de woninge Daarby staende, genaamt 't herenste(?) Jaght staande en leg. buyten de Hey(lige) weghspoort D. voors van V(?)dn heren competeert van het overlyden van 't molenaars gilde d'eentzeventigh gul. vyftien st. volgen, de rek. D. van zynde, aan gereet geit enz. 2421 gl. 19 st. 8 pen., een sestiende part scheeps in 't schip van Albert Annes van der schellingh, een sestiende part scheeps in 't schip van Reijndert Everts d'oude rovries van Staveren, een sestighste part scheeps in 't schip van Wiggert Intjes van Hinlopen. D'voors Abraham van Eyndhoven competeert van Abraham Antonis 328 gl. Daarvan Abraham Antonis in krakkeel trekt 123 gl.. D'zelve competeert van Saartje Louris Delman over geleent geit 30 gl. den 3 dec. 1643. D'zelve comt van Griet Jans wed. van Willem Jans van Densten 49 gl. 2 st.. D'zelve resteert nogh van Christiaan Vranck 24 gl. 8 st.. Nog competeert d'selve van Janneke van Endhoven zyn night 51 gl. 16 st.. D'voors Endhoven competeert over verschenen huishuur van 't huis achter de Beurs 25 gl., kleding van zijn overleden vrouw, hem competeert van verschoten geit an verscheyden molenaars, nog over syn salaris van de Godshuisen 237-2-. Oost en westindische Comp. deser stee 120--, diverse ringen 60, 84, 24 en 18 gl., imboel en kleding (niet gespec). Bruidegom is belast als volgt: Zijn twee voorkinderen competeert 1600 car. gl. volgens t bewys ter weeskamer gedaen. D'zelve voorkinderen competeert nog legaten hen angeerft van Aaltjen Hermans 500 gl., nogh is Endhoven belast op d'uytstaende restanten van alle de molens 961 gl. 11 st. volgens 't boek daarvan zynde, belast voor d'ingehoude huur van verscheyden molenaars, die hij t'zynder tyt moet uijtkeren 754 gl., en twee legaten van 200 en 100 gl. an syn za. huisvous vrunden uit te keren. Ten overstaan van Gysbert Wolff procureur als last hebb. van Catelyntje van Vyven, blijvende de imboel ende huisraat hier buyten. [93] Op 29-12-1645 worden huwelijks voorwaarden gemaakt door d'eersame Abraham van Eijndhoven (Eendthouen), wedr. lest van Fredrikje Rykmans, geacc. met Anna van Eijndhoven, wed. van Paulus Bijns, zyn suster, ende Guilliaem van de Geer, zyn neef, en d'eerbare Katalijntje van Vijven, wed. van Lieven Pieters, makellaar, geads. met d'eersamen Andries van Haren, haar soon, Jan Lemmens (Lemmers), haar swager, dHeer Albert Pater, Raad ende jegenwoordigh schepen der stad, haar goede bekende, en Gisbert Wolf, procureur, haer behoude neef, poorters. Getuigen de resp. adsistenten. Geen gemeenschap uitgezonderd de inboedel. Twee zilvere ijs-bekertjes en twee silvere soutvaten moeten an sijne kinderen komen. Vruchten van hun goed tot onderstand van het huwelijk. Bruidegom langstlevend zal bruids erfgenamen uitkeren 600 car. gl. 'sjaars, soveel jaren als 't voors. huwelijk dan sal hebben geduurt. Kleding buiten gemeenschap. Juwelen en kleinodyen voor de langstlevende. [94] Op 28-2-1647 verkoopt Jacomina Bourset, wed. van Evert Rijnvisch aan Abraham van Eijndhoven, een huis en erf op de Nieuwezijds Houtmarkt (Nieuwezijds Voorburgwal) te Amsterdam. [95] Op 22-6-1649 koopt Abraham van Eijndhoven, een huis in de Bethanienstraat te Amsterdam. [96]
Abraham van Eijndhoven (Eindove), geb. vóór ca. 1570, tr. 1o Femmetje Jans, otr. Amsterdam geref. 2-5-1592 Neeltje Goossens. Abraham van Eijndoven (Endhoven), geb. vóór ca. 1605, otr. Amsterdam geref. 31-1-1630 Sara van den Cornput (Coornpudt). Jan Jans van Eyndhoven, die in 1576 voorkomt als koper te Antwerpen. [98] Jasper van Eijndove, tr. Leonore Gillis.
|
25674. LEON (LYON, LION) (LE) PETIT, ovl. vóór 1618, poorter van Antwerpen 11-4-1566, als koopman afkomstig van Doornik, en zn. van Nicasius (Le Petit) [103], vermeld te Antwerpen (1574, 1578, 1579), als Cappiteyn (1577), tr. vóór ca. 1580
25675. MARGRIET HUREAU.
De koopman.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Na de overwinning op de Mookerheide op Willem Van Nassau, riepen de Spaanse soldaten om betaling van de hun beloofde soldij. Toen zij dit niet kregen, werd Antwerpen belegerd. De Antwerpenaren traden al snel in onderhandeling met de muitende soldaten en men kwam tot een losgeld van 400.000 gulden. Deze moest worden opgebracht door de inwoners, d.m.v. een "vrijwillige lening".
In het register van deze lening treft men aan :[104]
REGISTER VANDE LEENINGHE. Quohier inhoudende declaratie vanden persoonen die gewillichlyck hebben geaccordeert inde leeninge van IIIIc M guldenen byde Leden deser stadt geaccordeert Zyner Majesteyt, om daermede betalinge te doene den Spaenschen zoldaten, naervolgende dacte vanden consente in date 29-4-1574.
Lyon Petit, wijk XXV .
19-12-1577: Anna Buyschers, wed. van Michiel van Bergen, is in proces tegen Diego De Vides om haar geroofde goederen. Een aantal is nu in handen van Cappiteyn Lion Le Petit, maar deze wil ze niet teruggeven. [105]
9-6-1578: Lion Petit komt voor op de Liste volgende de resolutie vanden Breeden-Raedt vanden IXen Junii 1578, die verwijst naar eeen eerdere lijst : "Dannominatie vanden parsoonen om op te brengen Ic LXXXm guldenen" d.d. 5-6-1578. [106]
27-7-1579 : Lion Petit wordt vermeld als schuldeiser van de stad Antwerpen : "..., oft dat men tselve sal vinden aen tverloop van hunnen renten die sy op dese stadt van Antwerpen syn heffende. Welcken achtervolgende hadden: Vande vyftich gulden ter maent: Lion Petit. [107]
14-4-1584 : Geordonneert Peeter Slachmolder, om te wesen Capiteyn, in plaetse van Lion Le Petit. [108]
List van personen, die zelf of wier erflaters afkomstig waren uit Antwerpen, en die sinds de ingang van het Twaalfjarig Bestand in 1609 gebruik maakten van de mogelijkheid om door de Spanjaarden in beslag genomen bezittingen in Antwerpen te verkopen.[109]
Antwerpen jaar 1618:
Jan Sneeuwater (zn. van wijlen Cornelis Sneeuwater x Margre- Hellincx), in 1611 goudtsmit te Sevenberghen, gehuwd met Catharina Petit (dr. van wijlen Lion Petit x Margriet Hureau). Ze woonden in 1614 te 's-Gravenhage.
Schepenregister 529, p.589,589v.
Certificatieboek 71, p.161v,162,169. Sr.499 p.283v,284. Sr.512 p.202v,203.
25678. JENS JACOBS, ovl. na 1609.
25679. TRIJN JANS, ovl. na 1609.
25680. NN BEKAU, verm. te Ronsse (B).
COMMENTAAR(¥)
Uit de Rekening der geconfiskeerde onroerende goederen in het Kwartier van Ronse, wegens "les troubles rebellions et désordres", gegeven door Jehan du Jarclin, Escuier grand Bailli de la Ville, terre et seigneurie de Renaix", gaande tot Paschen 1570:[110]
Andrien Baccau, verbannen: Het ¼ van de ½ van een huis "sur le plasch de Renaix, dont á sa mère appartient laultre moitié en propiété et une quart pardroit de viduité (Andrien Baccau, son frère)". Ibidem No. 18942: Roerende goederen: Andrien Baccau aussy banny na delaissé aulcuns meubles s'estant incontinent aux troubles retiré avec sa femme nouvellement alors mariès. Nicollas Maes en Lijsbette Baccau: Een klein huis in het vrijdom van Ronse. (Deze Lijsbette is de zuster van Andries Baccau, ook uitgeweken en van Paul Baccau, gebleven). Zijn Andrien Baccau, Paul Baccau,Lijsbette Baccau verwant aan bovenstaande Pauwels Bekau? |
COMMENTAAR(¥)
De volgende Maijtgen Becaus kan identiek zijn aan bovenstaande Maycken:[111]
Trouw Leiden 1594 Dec. 24. Bartelmeeus de Lanneer, Wedr v. Ronse, wonende te Leijden X Josijntgen Heijnsdr. v. Ronse, wonende te Leijde vgz. m. Maijtgen Becaus, haar nicht. |
COMMENTAAR(¥) De volgende Mijntgen Bakaus kan identiek zijn aan bovenstaande Mynken:[112] Trouw Leiden 1595 Maart 29. Jacques de Key jm. v. Ronse vgz. m. Willem van den Broucke, zijn oom, X Pierijntgen Passeinans, wede Jan van den Cappelle v. Ronse, vgz. m. Mijntgen Bakaus, haar bekende. |
25682. JAN VAN OVERBEECKE, ovl. 1605, van Ronsse, "es upte getuychnisse van Jan de Haeze van Gent en Adriaen de Visschere, mede van Ronsse, bij burgemeesteren," als poorter te Leiden ontvangen 7-10-1589, (NB getuigen zijn beiden zijn schoonzoon), treedt op als voogd van de kinderen van zijn dochter Tanneke (1603), woont op de Rijn (1605), tr. vóór ca. 1559
25683. TANNEKE(N) FLORIS, ovl. aan de pest, beg. Leiden Pieters Kerk 16-3-1605 (de huisvrouw van Jan van Overbeecken wonende op de Rijn), huw. get. (1588..1592).
Jan van Overbeecke is borg en getuige bij de poortereed van Willem van Wingen (1589) en Pauwels Bekau (1591), beiden van Ronsse.
COMMENTAAR(¥) Gilis van der Wege, (heeft een broer Jan van der Wege huwt. 1592), van Gent vergezeld met Laurens de Coning zijn cousijn ende Gillis Folkier beijde van Gent, otr. Leiden geref. 12-11-1588[114] Janneke Cats, van Hontschoten vergezeld met Maddeleentgen Cats haar zuster ende Janneken Werffs haar kennisse. |
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[115]
Gillis van der Weege, zeemtouwer
1-4-1599: Schutter in het rot van Cornelis Bz
3-6-1600: Koper van een huis
28-2-1617: Schutter in het rot van Boudewijn Dz
24-5-1635: Zijn perceel grenst aan dat van Jan Maset, vellendeler, in de korte Jan Vossensteeg
Op 4-7-1614 compareren "Josijntgen van Overbeecke huijsvrouw van Gillis van der Wege zeemleerbereijder, out omtrent 55 jaren, ende Katheline van Hille huisvrouwe van Marinus van Steenkiste, wolcammer, out omtrent 42 jaren beijde wonende binnen deser stede, ende hebben ter requisitie ende sustantie van Gerrijt Willemsz backer als man ende voocht van Lijsbet Stoffelsdr, bij hare respective conscientie ende siele zaligheijden in plaatse van eede getuijcht ende verclaert warachtich te wesen, dat Lowijseken van Overbeecke, huisvrouwe van Joos de Dous saeijtrapier, wonende opte Gaerenmarct alhier, omtrent Paesschen lestleden twee jaren geleden in de craem gestorven es. Zijnde de selve Lowijseken als vroetmoeder in de versz. haere craem geweest bij Hillegont Corn(elis)dr wonende op Marendorp, ende dat de versz. Lowijseken van Overbeecke in haer dootbedde leggende, de voorn. Hillegont Cornelisdr ter presentie ende aenhoren van haer deposanten aengeseijt heeft dat deselve Hillegont Cornelisdr haer gesondigheijt vercort hadde ende oorsaecke was van den doot die zij Lowijseken zoude comen te sterven, maer dat zij niettemin tselve de versz. Hillegont moeder vergaf. Allegenen zij deposanten voor redenen haerder wetenschap, date?, wetende versz. Josijntgen van Overbeecke, dat de versz. Lowijseken haer zuster ende Katheline van Hille dat de zelve Lowijseken haer goede bekende geweest es, zulcx dat zij beijde deposanten voor haer bedde waren ten tijde de voorn. Lowijseken de versz. woorden de voorn. Hillegont moeder aenseijde, wijders niet. Verclarende ende presenterende zij deposanten tgunt dezes? des noot ende in cas van recollemente versocht sijnde bij solemnele eeden voor alle rechters naerder te bevestigen, consenterende hiervan bij mij notario gemaect ende geexpedieert te werden een of meer openbare acten. Aldus gedaan binnen der stadt Leijden, opten vijer Julij 1614 ter presentie van Pr Hcxhs? Koockemaecker ende Mahieu Andenesz schoemaecker als geloofwaerdige getugen hiertoe beneffens mij notario gereq(uireer)t."
Jonijnken van Ouerbeke, merc gestelt bij de hant van Kathelijne van Hille, merc gestelt bij de hant van Pr Hcxsz Koockermaecker, Mahiune Andrijs [116]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1617: Gillis van de Wege [117] 1-9-1617 Gillis van de Wege seemtouwer wonende te Leiden heeft verkocht en is schuldig aan de erfgenamen van Belitgen Pieters huisvrouw van Jacques Coppens te Amsterdam .... w.g Gillis van der Weghe en Samuel Schoutete
1624: Gillis van der Wegen [118]
1628: Gillis van der Wege [119]
1630: Gillis van der Wege [120]
NB er lijken in deze tijd twee personen Gills van der Wege in Leiden te zijn
Geschilderd portret van Ds. Samuel Ampzing (1590-1632) door Frans Hals (1580-1666)
Olie op koper. Formaat: 16,2 x 12,3 cm Datering: ca. 1630 Locatie: Privé verzameling |
Voorzijde en titelpagina van "Beschrijvingen ende Lof der Stad Haerlem in Holland" door Samuel Ampzing, Haarlem, 1628
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
Aanbevelingsbrief van de Haarlemse Burgermeester, aan de Regent P. Bertius, d.d. 14-4-1608:[132]
"Den brenger deses genaempt Samuel Ampsinck wesende een zoon van Johannes Ampsinck, die alhier t' anderen tyden gestaen ende daernae zyn huysvrouwe ende kinderen verlaten heeft,(¥) als wy nyet en twyffelen off is UwerE. oock wel bekent, hebben wy tot desen tydt ter schole gehouden ten laste deser stad. Ende alsoo den voors. Samuel zoe verre gecomen is, dat hij tot hooger schole gesonden moet worden omme zyne studiën te vervolgen, soe hebben wy hem ende dengheenen die voor hem spreken, als zyne voogden geaccordeerd, omme te mogen gaen ende besteet worden tot Leyden in den collegie van Hollant ten costen deser stadt, waeromme wy UwerE. vruntlicken met desen versoucken, dat dezelve UwerE. gelieve den voorn, Samuel Ampsinck in den voors. collegie t'ontfangen ende tracteren laten op de costen deser stadt, die deselve stadt betaelen zal, provisionelick zoe lange tot dater eene plaetse op de burse derzelver stadt zal vaceren."
COMMENTAAR(¥) Kennelijk wordt er hier op gedoeld dat Johannes Ampsinck "zich langzamerhand meer en meer vervreemde van zijn vrouw en familie, geheel en al overgaf aan 'Trijntgen uit den gulden Pellicaen', ontslag nam uit zijn ambt als predikant te Haarlem, benoemd werd als als legerpredikant, daar ontslagen, ondertussen te Leiden promoveert in de medicijnen (1593), niet aangenomen als predikant te Deventer vanwege "onmaetige conversatie met eene vrouw" en uiteindelijk vertrokken "met zijn bijzit naar 't buitenland, zijn vrouw met 7 kinderen onverzorgd te Haarlem achterlatende". [133] [134]
Op 2-9-1664 testeert te Leiden Samuel Ampsingius student te Leiden, zoon van wijlen D. Joannes Ampsingius predikant te Krommenijerdijck. Hij legateert aan Jan van Zuijd en Anna Ampsing zijn oome en moeije met plaatsvervanging ƒ 1200,--, en benoemt tot zijn algehele erfgenaam het kind of de kinderen die Henricus Ampsing, zijn broeder, in wettig huwelijk zou mogen winnen ende nalaaten, of met plaatsvervulling hun descendenten. Indien deze er niet zijn dan vererven zijn goederen op zijn naaste vrienden van vaderszijde, namelijk Anna Ampsing, Maria Ampsing, Josina Ampsing en Elisabeth Ampsing, zijne moeijen, met plaatsvervulling. Hij benoemt Jan van Zuijd tot absoluut voogd over eventuele minderjarige of uitlandige erfgenamen, onder uitsluiting van de weeskamer etc. W.g. Samuel Ampsingius en getuigen. [142]
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [149] en Ref. [150] wordt hij na in Augustus 1661, tijdens de verovering (mrt.1661 - feb. 1662) van Formosa door Coxinga (de Chinese legerleider Zheng Chenggong) onthoofd. Ref. [151] noemt hem abusievelijk Johannes Ampzing en vermeldt zijn overlijden op 24-11-1657 in Ta-kau op Formosa. |
Wees- en Momboirkamer te Haarlem:[154]
1-3-1675: "Staet ende Inventaris van alle de goederen, soo roerende als onroerende, actiën en crediten geene uytgesondert, soo ende in dier voegen als deselve bij Joris Pietersz de Haen in zijn leven getrout met Maria Ampsingh ten huwelijck zijn aengebracht, ende bij deselve Maria Ampsingh, wedu van de voorsz Joris Pietersz de Haen volgens de huwelijcksche voorwaerden van dato den 30 Augusti 1671 voor den nots. Lourens Baert ende seeckere getuygen gepasseert beseten sijn, waervan sij nu volgens accoort van dato den 21-11-1674 tusschen haer ende de naergelaeten erfgenamen van de voorn. Joris Pietersz de Haen opgerecht, ende bij de heeren Weesmeesteren der stadt Haerlem wegens Claes Pietersz de Haen minderjarige soon van Pieter Claesz de Haen geprocreert bij Dieuwertje Wendels den 31 January 1675 geapprobeert afstaent doet."
volgt een uitvoerige inventaris waaronder enige schilderijen van kunstschilder Anthony de Haen
"Aldus gedaen, beschreven en geinventarieert den eersten Maert 1675 bij mij ondergeschreven secretaris van de Weescamer der stadt Haerlem ten huysen van de voors. Maria Ampsingh, weduwe van Joris Pietersz de Haen, dewelcke verclaerde, enz.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [156] is zij een dochter van Ds. Jacobus Ampsingh. |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1612: Annetje van der Wege [163] Akte van 1-7-1612 compareert Annetje van der Wege j.d. out omtrent 22 jaren, wonende te Leiden.. (tekst verder opzoeken).
1619: Samuel Schoutete [164]
Huwelijksvoorwaarden van 14-2-1616 tussen Samuel Schoutete, vachteploter te Leiden en Janneke de Haen.
1621: Samuel Schoutete [165]
1625: Samuel Schoutete [166]
1626: Samuel Schouttelten [167]
1630: Samuel Schoutete [168]
1630: Samuel Schoutete, betreffende een obligatie [169]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1617: Joost de Dous [170]
Weeskamer Leiden Grote Bewijzen:[171]
26-11-1603: Sara 15 jr, Susanna 12 jr, Elisabeth 10 jr, Lidia 9 jr en Anna 5 jr kinderen van Adriaen de Visscher van Ronsse, coopman, en Tanneken van Overbeeke filia Jan beyde z(ali)g(er) en in de lopende jare alhier van den contagieuse ziekte overleden. Voogden: Jan van Overbeeke grootvader, en Jan de Visscher en Pieter de Visscher omen.
Op 6-6-1605 is Gillis van de Wege, zeemtouwer, behuwde moederlijke oom, in plaats van Jan van Overbeke, grootvader zaliger, en Pieter de Visscher, oom, beneffens Jan de Visscher vaderlijke oom tot voogd gesteld over Sara omtrent 16, Susanna 14, Lijsbeth 12 en Lidia 10 jaar oud, nagelaten weeskinderen van Adriaen de Visscher gewonnen bij Tanneken van Overbeke beide zaliger. [172]
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[178]
28-2-1617: Jacob Boeraven, schutter in het rot van Gerraert .
Ja(e)cques (Jacob) Boer(h)ave en Sara de Visscher testeren voor Nots. Craen te Leiden, prot. 136, acten 80 en 126 en prot. 137, acte 196. ZOEK OP
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):
1617-2-28: Jooris Hollebeecqe, schutter in het rot van Jan Sette. [179]
1632-5-13: Het perceel van Jooris Hollebeecqe grenst aan dat van Dr. Henricus Delmanhorst op de Oosterlingplaats. [180]
Buurquestieboeken Leiden:[181]
13-5-1632: IJsaack de Visscher, koopman en Joris Hollebeecque, als eigenaar van een huis op het Levendaal, (Garenmarkt, Adres oud: Oosterlingplaats, ingang uitkomende op het Levendaal) naast de gang, contra Liedewije Dirckxsz, de weduwe van Pieter Claesz Vermij wonend aan de andere zijde van de gang. IJsaack en Joris verzoeken de verwijdering van het getimmerte boven de gang, welke overspanning is aangebracht door Liedewije. Er komt geen vergelijk.
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1637: Susanne Visschers en Joris Hollebecke. [182]
1653: de kinderen en erfgenamen van Jooris Hollebeecke. [183]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1620: Marinis Andriese. [184]
1637: Elisabet de Visschers en Marinus Andriesz Veer . [185]
1645: Elisabet de Visscher en Marinus Andriessen Veer. [186]
en meer 1645-1652.
De Visscher | |
Ia. NN de Visscher, vóór ca. 1530, woont verm. te Ronsse.
|
25684. JAN FRANCHOISZ CABELJAU, geb. vóór ca. 1540, ovl. na 1600. is volgens Ref. [197] in 1567 met zijn vrouw van Gent naar Leiden verhuisd, lid (mogelijk Dienaar) van de Nederduits geref. gemeente te Maidstone in Engeland (1572, 1576), koopt op 7-8-1577 als Jan Franchoisz Cabbelliau, drapier van Ghendt, (lakenverkoper en inwonend poorter), een huis en .. aan de Hoogewoerd te Leiden,[198] [199] schutter (1578-1580) en nachtwacht (1578) in de schutterij van Leiden, is op 4-3-1579 als Jan Cabeliau, borg voor Loij Pieters inzake een huisoverdracht te Leiden,[200] lakenkoper (1581, 1600), wantsnijder (1583), huw. get. (1581, 1586), benoemd als voogd over de weeskinderen van Willem Gane en Janneken van Cassele (1583, 1584), krijgt als Jan Cabbeljau op 20-5-1587 vergunning van het gerecht te Leiden om 150 ponden gryse wolle naer Dordrecht uit te voeren,[201] wordt gedagvaard als handlanger van Valmaer (= de fanatieke Calvinistische ouderling Jacques Valmaer), en wegens een beraamde aanslag tegen stad en provincie (1587), wordt in 1588 als Jan Cabeljau bij verstek ter dood veroordeeld wegens deelname in 1587 aan een samenzwering om de regering van Leiden omver te werpen, weet blijkbaar te vluchten, vestigde zich toen met zijn gezin te Meston in Engeland,[202] is dan ook niet aanwezig als getuige bij het huwelijk van zijn zoon Jacques in 1590, wordt in 1592 vermeld als eigenaar van huizen te Leiden, op de Hogewoerd bon Hogewoerd, woont in 1594 wellicht te Dordrecht (wanneer zijn zoon Jan daar aangeduid wordt als Jan Cabeliau den zoon), is in 1598 bij de inschrijving van zijn zoon Jacob als poorter van Leiden weer in Leiden, is volgens Ref. [203] kolonel onder Leicester, tr. vóór ca. 1560 (volgens Ref. [204] in 1567)
25685. ANNA VAN DER BRUGG(H)EN, geb. vóór ca. 1540, beg. Rotterdam 10-3-1602 (als de moeder van Jonas Cabbeliaen).
Hof van Holland d.d. 9-9-1562:[205]
... gezien bij dit hof de grieven over gegeven van wegen Niclaes van Berendrecht appellant van zekere appointement interlociteru bij dit hof gepronuncieert op 28-6-1562 tot zijn achterdeel ende tot voordele van Anna van der Brugge geappelleerde.
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[206]
Jan Cabbeliau wonend op de Hogewoerd
25-4-1578: Schutter in het rot van G.Cz. Schaeck
29-9-1578: Schutter in het rot van P.Philipsz. van Noort
25-10-1578: Nachtwacht in het rot van Claes Az.
25-5-1579: Schutter in het rot van Van Noort
22-11-1580: Schutter in het rot van Van Noort
15-10-1587: Gedagvaard als handlanger van Valmaer
26-10-1587: Valt buiten het pardon inzake oproer
30-10-1587: Gedagvaard wegens een beraamde aanslag tegen stad en provincie
Akte met veel waterschade. Op 20-7-1580 maakt de notaris een akte op over een bemiddeling inde vergaderinge van de aenclagers. De middelaers zijn Ds Zijbrandus (Trabiuny?) dienaer des goddelijcken woorts tot Antwerpen, Mr Wolphert Westerwolt en Mr. Niclaes Stochius rector van de kinderschoel binnen Leijden. Mogelijk is er een conflict tussen kerken. Verder worden genoemd: Vrancke Jansz en Jop Dircx ende warmoesman hem zeggen te weesen, en Lenaert Willems, schoenmaecker, Claes Jacops backer, Corn. Willems, droogscheerder, Jan Anthonisz schreinwercker, en Jan Cabbellau en anderen die zwaricheijt maecten van haer namen te laten aenteijcenen. [207]
Kervenregister van Leiden 1581:[208] Jan Cabeljau, laeckencoper in de bon Hogewoerd aan de Hogewoerd.
Volkstelling Leiden 1581:[209] Jan Cabbillau, lakenkoper, van Ghendt, Anna, sijn wijf, Lieven, Catharijn, Jan, Frans, Jacob, Abraham, Maertje, Jonas, Annetgen.
Op 12-1-1583 nieuwe stijl compareerde Jan Cabbellau wonende te Leiden ende heeft mitsdesen specialijck geconstitueert ende maghtig gemaect Jan Michiels wonende tot Alcmaer, omme uijt zijn comparants name ende van zijnentwegen te rechtelicken te mogen doen arresteren ende reclameren alle alsulcken goederen als wijlen Catalijna van der Venne weduwe wijlen .aning de Stoeleraeijematter doot ontruijmt ende achtergelaten heeft ende zulcx deselven tegenwoordelijc in haer sterfhuijse binnen Alcmaer voors. in weesen zyn, ende dat voor t geene hij comparant op ten voorsz. sterfhuijse te zeggen heeft ende voorts alles daer inne, te mogen doen dat hij constituant present zijnde zelfs zoude connen ende mogen doen, alwaert ocke? dat de zaecke specialijc procuratie requireerde, belovende te houden vast ende van waerde alle t geene bij de voorsz Jan Michiels in desen gedaen zal werden onder alle verbanden van rechts wegen daer toe staende, verzoeckende hier van acte etc. [210]
Weeskamer Leiden Voogdenboek:[211]
no. 2 d.d. 28-12-1583: Jan Cabbeliou van Gent, wantsnijder en Pieter Veke van Poperingen, saijeettier, zijn voogden geordonneerd over Claes Gane oud 13 en Francijne Gane 15 jaar, weeskinderen van Willem Gane van Poperingen, drapier, gewonnen bij Janneken van Cassele zijn zaliger huisvrouw.
Op 12-1-1584 treedt Jan Cabellau op als medevoogd, door weesmeesters van Leiden daartoe benoemd, van de onmondige weeskinderen Claes en Franchijne van Willem Gamme (uit Vlaenderen en thans wonende te Leiden) en wijlen Jannetgen van Castel. Jan Cabellau tekent Jan Cabeliau. [212]
Weeskamer Leiden Grote Bewijzen:[213] 13-1-1584: Clais 13 jr en Francina 15 jr kinderen van Willem Ghame van Poperinge uyt Vlaenderen en wijlen Janneke van Cassele. Voogden: Jacob Cabbeljou(¥) van Ghendt en Pieter Veke van Poperinge.
COMMENTAAR(¥) Zou hier werkelijk Jacob staan? Gezien het voorgaande lijkt Jan veel waarschijnlijker. Fot van de weesmeesters, leesfout in de transcriptie? of echt een Jacob?
Weeskamer Leiden Grote Bewijzen:[214]
T.b.v. het weeskind van Jan van der Walle en Mertlijn van der Walle. Obligatie op Joos Wenter als pricipael en Jan Cabbeljau als borge groot 48 ponden vlaems van 29-9-1585.
Getuigenisboeken Leiden:[215]
Jan Cabbeljau, 50 jaar C 65v., d.d. 1586-1589
Op 13-1-1588 wordt in een proces voor schout en schepenen te Leiden Jan Cabbeljau beschuldigd van poging tot omverwerping der stadregering en aanzetten tot oproer, verspreiden van schotschriften en meinedigheid. De eis (bij verstek) luidt: het afkappen van twee vingers van de rechterhand, onthoofding waarna vierendeling, het hoofd en de vier delen ten toon te stellen op de vijf stadspoorten, alsmede levenslange verbanning uit Leiden, Rijnland, Den Haag en Haagambacht en confiscatie. Wat het vonnis was is onbekend. [216]
Jan Cabbeljau maakt deel uit van een samenzwering geleid door kolonel Cosmo de Pescarengis, kapitein Nicolas de Maulde, Prof. Adriaen Saravia en Adolf van Meetkercke.[217]
De samenzweerders zouden zich ten dienste van de landvoogd Robert Dudley graaf van Leicester, meester maken van Leiden. De samenzwering mislukte, de hoofdaanleggers werden in 1587 ter dood gebracht.[218]
De van Italiaanse adel zijnde Cosmo de Pescarengis was aanvankelijk tafelhouder in de bank van lening te Leiden, daarna kolonel in 't leger der Staten.[219] Hij werd in 1587 ter dood gebracht. Kapitein Nicolas de Maulde, aanvoerder van het vendel, waarmede de regering zou veranderd worden, werd in 1587 geëxecuteerd, niettegenstaande Prins Maurits nog voor hem pleitte, en een jonge Leidse vrouw zich aanbood om met hem te trouwen.[220] Aan Adolf van Meetkercke, ex-president van Vlaanderen, en Prof. Adriaen Saravia, hoogleraar theologie aan de Universiteit van Leiden, werd hetzelfde ten laste gelegd als aan Jan Cabeljau, en zij kregen (bij verstek) hetzelfde vonnis.[221] Ze wisten te vluchten, Saravia week uit naar Engeland.
Bonboeken Leiden: een huis op de Hogewoerd ZZ bon Hogewoerd, in eigendom van Jan Cabbeljau[222]
14-6-(90, 96 of verm. 98 ): Is bij Franchois Cabeljaeu, procuratie hebbend van Jan Cabeljaeu, sijn vader vercoft aen Jacob Cabejaeu, bel(ast) met 23 st(uive)rs sjaers ende 4 penn(inge)n ende noch 3 gld sjaers losrente aencomende Geertge Adriaensdr sijnde een wed. om eechos?
Kohier van de gedwongen lening van 1 procent van het vermogen te Leiden 1600:[223]
Jan Cabbeljau, lakenkoper wonend in de Bon Hogewoerd 26, lening ƒ 60,--. [224]
Handtekening van Jan Cabeliau (~1540 - na 1598) onder de notariële akte van 12-1-1584.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥) Het is onduidelijk op welke bron Ref. [229] dit huwelijk baseert. Wel te vinden in de literatuur is een huwelijk van Lieven Werckendet x 1610 Susanna van Hertsbeke. |
Bonboeken Leiden (tekst nog opzoeken):
1593-1609: Joost Wijten, Dwarskamp, Bon Hogewoerd [230]
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[231]
Joost Weyten
1-4-1599: Aangesteld tot reserve-schutter
Op 18-7-1614 machtigt Catheline Cabbeljaus weduwe van Joost Weijten wonende te Leiden Benjamin van Rijswijc bedienaer des heiligen evangeliums te Eertswoude, haar zwager, om ƒ 186,-- te innen van Jan Jansz wonende te Hoorn ter zake van geleverde waren volgens haer register en verklaring dienaangaande heden voor schepenen van Leiden gedaan. W.g. Catheline Cabbeljaus. [232]
Op 24-1-1624 machtigt Cathalina Cabbeljaus weduwe van Joost Weijten wonende te Leiden Abraham Cabbeljau, reeckenmeester van zijne Ed. Majesteijt van Sweden, haar broeder, om de roerende en onroerende goederen te aanvaarden en te verkopen die haar aanbestorven zijn door het overlijden van Jan Weijten, in zijn leven coopman tot Stocholm in Sweden, haer zoon, mitsgaders door het overlijden van zijne kinderen, en de nalatenschap te scheiden met de nagelaten weduwe van voorsz Jan Weijten. [233]
Kohier van de gedwongen lening van 1 procent van het vermogen te Leiden 1600:[236]
Jan Cabbeljau, vellenploter wonend in de Bon Marendorp landzijde 21, lening ...
Jan Cabeljau pacht en bezit drie papiermolens, twee te Velp,[237] en een te Heelsum.
Bovenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht (1614 eigenaar). (korenmolen wordt verbouwd tot papiermolen)
1605 Jhelis van (Z)Santvliet, papiermakersknecht.
1618 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Benedenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1597 Gerrit Verstappen (van Stappen), verbouwt de oliemolen tot een papiermolen.
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht, (1614 eigenaar).
1603 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Buurquestieboeken Leiden:[238]
15-1-1608: Jan de Blocq en Pieter van der Schuyre, procuratie hebbende van Jonas Cabbeljau, wonende te Rotterdam en verdere erfgenamen van zaliger Jan Cabbeljau, contra Daniël Matheusz, timmerman, betreffende het benutten van de zijmuur van zaliger Jan Cabbeljau's huis in Marendorp door Daniël Matheusz.
Op 27-5-1620 compareert Anneken Palmerss voor haar zelf en als gemachtigde van haar man Goossen Beijer, burger te Nijmegen, vermogens procuratie, op 26-5-1620 voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Nijmegen gepasseerd, sub et re Johan Cabbeljau den olden huis en hofstad, gelegen in Costerssteeg, genaamd het Paradijs. [239]
Op 27-5-1620 comparereert Johan Cabbeljau den olden voor zich zelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Anna van Kemel vermogens procuratie, op 14-9-1618 voor burgemeesters, schepenen en raad dezer stad gepasseerd, sub et re in die kwaliteit Laurens Sluijter en Hermken Janss, zijn vrouw, huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in de Costerssteeg, te weten het oude huis met het plaatsken tot op de Beek met de brug over de beek en de gerechtidheid van de ingang van de poort en het gebruik der plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes alsook met het recht van te mogen timmeren boven de poort en de poortkamer, alles nader blijkende bij de koopvoorwaarden, daarvan op 28-9-1618 opgericht.,[240]
Op 27-5-1620 comparereert Jan Cabbeljau den olden in kwaliteit als voren sub et re Nathan Clautier en Gertruijt Janss, zijn vrouw, zeker gedeelte van huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in Costerssteeg, nl. de 2 huiskens achter Jacob Willemss erf en daar bezijde, gelijk dezelve tegenwoordig van de oude behuizing afgedeeld is en gescheiden zijn, met de gerechtigdheid van de ingang van de poort en het gebruik van de plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes. [241]
Op 27-5-1620 comparereert Jan Cabbeljau voorzegd sub et re in voriger kwaliteit Johan Spranger en Trijntgen Adriaenss, zijn vrouw, een ander geldeelte van het voorzegde huis, te weten het huis of de coperhoff, alwaar met het koper gesmolten en gegoten heeft met de gloeioven daarbij. [242]
Op 4-6-1625 verkoopt Tanneken van Kemel, weduwe van Jan Kabbeljauw, wonende te Dordrecht, aan Dirck Otten, molenaer en pampiermaecker, wonende te Heylsom in de heerlijkheid Doolewaert in Gelderlant, een pampiermolen te Heylsom, voor 500 carolusgulden af te betalen in termijnen. [243]
Willig decreet van het Hof van Holland: 9-10-1626: voor de impetranten Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw, geassisteerd door Hendrick Pietersz Sterrenburch, koopman te Dordrecht, haar gekozen voogd. Het betreft een huis en erf te Dordrecht, Herenstraat, genoemd Out Ceulen gelegen bij de Munt en strekkende van de Herenstraat tot achter aan de Doelen, waarvan Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw de eigenaar is. Koper is Hendrick Tarwemele (sic!), koopman te Dordrecht. [244]
Op 17-10-1626 compareert Tanneken van de Kemel, weduwe van Johan Cabbeliau cum tutore en Honas (sic!) Cabelliau haar zwager wonende te Rotterdam. Zij verkopen aan Sebilla Verbeeck, weduwe van Hendrick Terwen, een huis omtrent de Munt(aan de Voorstraat) genaamd Out Ceulen, staande tussen het huis van Franchoijs Fransz Bredehoff en het huis van koopster, strekkende van voren van 's herenstraat tot achter aan de Doelen. Koopster verkoopt aan verkoopster 5 gl. jaarlijkse losrente, verzekerd op het voornoemde huis. In margine: rentebrief geroyeerd op 30-1-1627. [245]
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[247]
Franchois Cabbeljau
25-10-1578: Nachtwacht in het rot van Claes
Op 25-6-1592 heeft Cors Aelbrechtsz Visscher wonende Leiden verkocht aan Franchoijs Cabbelaer (!) en Cochum(?) Faes wonende Leiden een tuin aan de singel buiten de Hogewoerdse poort, belend, belast en met de waringen als in de oude brief. Hij bekent hiervan voldaan te zijn met een schuldbrief van ƒ 615. [248]
Op 22-2-1593 hebben Franchoijs Cabbeliau ter ene zijde en Touchiaen Furge ter andere zijde, beiden wonende Leiden tezamen gekocht van Cors Aelbertsz Visscher een tuin aan de singel te Zoeterwoude. In het geheel belast met een pacht van 19 st. per jaar volgens de brief verleden 25-6-1592. Zij comparanten hebben de tuin gescheiden, te weten de voorn. Cabbeliau zal hebben de achterste helft en Touchin de voorste helft. De schuldbrief t.b.v. Cors Aelbertsz houdende ƒ 650, zullen zij gezamenlijk betalen. [249]
Op 30-12-1601 machtigt Franchois Gabellieau, koopman te Amsterdam, Claes Jansz. van der Wout. [250]
Getuigenisboeken Leiden:[251]
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, D 226, d.d. 1589-1591
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, E 268, d.d. 1591-1594
COMMENTAAR(¥) Wanneer Abraham Cabeljau naar Zweden vertrekt is onduidelijk, de jaartallen 1605[260] , 1607[261] en 1609[262] worden genoemd. Voorts worden er in de periode 1606-1610 nog drie kinderen van hem in Amsterdam gedoopt. Wellicht is hij meerdere malen tussen Amsterdam en Göteborg heen en weer gereisd. |
In NNBW [263] staat een biografie van Abraham Cabeliau waarvan de personalia deels incorrect(¥) zijn. Het wel juiste stuk bevat de volgende gegevens:
Abraham CABELIAU was boekhouder te Amsterdam. Hij meende eene uitvinding gedaan te hebben, 'waerdoor men op alle streecken vant compas soowel de lengde Oost ende West sal kunnen vinden, als de breedte Suyt ende Noort'. Op zijn verzoek om octrooi besloten de Staten-Generaal 9-11-1616, dat bij expres bevel de schippers en stuurlieden haar op zee zouden beproeven, waarop Cabeliau, blijkens resolutie van 16 Dec., verschillende toelichtingen inleverde. Op 1-6-1617 kreeg hij een belooning voor zijn gedrukte "Rekenkonst van de groote seevaert (Amst. 1617)". Op zijn verzoek om belooning voor zijne uitvinding te mogen ontvangen, is 13 en 29 Juni gehandeld, doch 6-12-1617 werd dit verzoek afgeslagen, omdat zijn voorstel 'frivool' was en hij niet had kunnen 'gedebatteeren', terwijl hem 7 Dec. zijn boek werd teruggegeven. Wellicht stond hij in verbinding met Jan Hendriks Jarich van der Ley (zie Ref. [264] ), die 28-10-1617 om een dergelijke vinding op dezelfde voorwaarden octrooi vroeg.[265]
Kennelijk was de admiraliteit te Amsterdam enthousiaster over zijn vinding want op 24-11-1617 noteert deze: "Aan A. CABBELJAUW vereerd, wegens zijne inventie van Oost en West, ƒ 50,--".[266]
COMMENTAAR(¥) NNBW ziet in hem een zoon van Susanna van Quickelbergh, en de echtgenoot van Petronella Pluympot. Kennelijk wordt hier gedoeld op Abraham Cabeljau geb. Rotterdam 1605 ("in het huis genaamd Norenburch"), zn. van Jonas Cabeljau en Susanna van Quickelbergh, tr. 1630 Petronella Pluympot (zie 4b). Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij op elfjarige leeftijd een uitvinding laat octrooieren.
Op 23-7-1596 passeert te Rotterdam een akte van wisselprotest, betreffende een wisselbrief te Amsterdam, waarvan de 2e onbetaald, ten bedrage van 60 ponden staerlings, aan Willem Helmann, ontvangen van Anthony van Harinckhoeck, en ondertekend door Abraham Cabeliauw. [267]
Blijkens acte voor notaris Jacob Symonsz te Rotterdam dd. 3-11-1606 hadden op 16 mei 1606 de erven van Allegonde Mallebranche, weduwe van Steven van Quickelbergen, aan Abraham Cabbeliau, coopman, wonende te Amsterdam, ƒ 1800,-- in de O.I.C. overgedragen: Abraham Cabbeliau machtigde te Amsterdam op 20 okt. zijn broeder Jonas Cabbeliau, coopman te Rotterdam, ter zake. [268] [269] ZOEK OP
Op 3-11-1606 machtigt Willem Jansz, laeckencooper, Jacques Wilckes, coopman, wonend te Amstelredam, om 1200 gulden over te dragen aan Abraham Cabbeliau, coopman te Amsterdam volgens 10-jarige rekening van de Oostindische Compagnie. [270]
In 1606 kopen de kinderen van Abraham Kabeliau, wonend op de Oude Zijds Achterburgwal bij de Korendragerssteeg, voor ƒ 1,16,-- zeven loten in de Loterij t.b.v. de bouw van een Oudemannenhuis te Haarlem. (Zouden er dan (nog?) zeven kinderen zijn?)Zie voor verder nageslacht van dit echtpaar ⇒ Fragment Genealogie Cabeliau - generatie III
COMMENTAAR(¥) Susanna van Quickelbergh(e) behoorde tot een familie uit Oudenaerde. Zij is een dochter van van Jkvr. Aldegonde Maelbrancke filia Georg, ovl. tussen 30 sept. 1601 en 16-5-1606, tr. Nürnberg (St. Sebald) 11-2-1568 Steven Stevens van Quickelberg de jonge, geb. te Oudenaerde 1541, verbannen door Alva (hij had als wachtcommandant de beeldenstormers de Baarpoort ingelaten), zijdewever, burger van Neurenberg 4-4-1569, een roerig Calvinist, voerde in 1575 te Neurenberg het zijdeverven in tezamen met zijn schoonvader, zijdehandelaar, in 1593 naar elders vertrokken, ovl. Rotterdam in de Hoogstraat "in Noerenberch" aug. 1599. Steven kon zich met de Lutherse doop in Neurenberg niet verenigen en liet naar bekend een der kinderen in Freystadt dopen, mogelijk dus Susanna - in Frankfort bij een bezoek aan de Messe.[275] |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1626: Jonas Cabiljauw [276]
1650: Susanna van Quickelberch de weduwe van Jonas Cabiljauw [277]
Op 21-8-1610 machtigt Jonas Cabelau, coopman alhier, zijn cousijn Jacob Cabellau om zijn zaken waar te nemen. [278]
Op 18-2-1614 machtigt Jonas Cabelleau, Margrite Cabelleau, weduwe in de Rooden Hoet Buttolphlane (?) in Londen. Het betreft een opdracht tot verkoop van een huis in Londen. [279]
Op 25-8-1615 machtigt Jonas Cabbeljau zijn vrouw Susanna van Quikelbergen en Francois Lodewijcksz, blauverver, om tijdens zijn afwezigheid op zijn reis naar Engeland al zijn zaken te behartigen [280]
Op 26-3-1615 machtigen Jonas Cabellau, coopman, Daniel de La Rue, coopman, en Hans de Mere, coopman, allen gehuwd met een dochter van Steven van Ginckebergh (sic!), en zijn vrouw Aldegonde Maelbrancke, jonkvrouw, Victor de Meestere, Pieter Schelhavre, Joost de Walle, Jacob Coussaert te Brugge, om een vordering te innen te Brugge. [281]
Op 13-11-1616 transporteert Pieter Verhoeven, coopman te Dordrecht, aan Jonas Cabbeliau alle vorderingen over die hij heeft op Johan Cabbeliau de Jonge te Niemegen, Jan van der Bregge te Londen, Abraham van de Koutere te Londen, Johan Wuls te Londen. [282]
Op 28-3-1617, bekent Johan Engelen schuldig te zijn aan Jonas Cabeliau, koopman van Rotterdam, een jaarlijkse erftijnsrente van 290 gulden en 18½ stuiver hollands, vervallende op Pasen, uit en van zijn brouwerij met huisplaats, gereedschap en alle toebehoor en gerechtigheid, wie dezelve gelegen is te Venlo "in der weiden" naast het klooster der Annuntiaten ter eenre en het erf van Jan Saeren en der erfgenamen Teuncken van Heringen ter andere zijde, voor op "de Beeck" en achter aan de stadsmuur. [283]
Op 27-10-1618 machtigt Jonas Cabbeliau, coopman, Abraham Cabbeliau, zijn broer, Johan Sas, verwer te Gouda, en Reynier Schaep, tot waarneming van zaken inzake financiele afhandeling. [284]
Op 16-4-1619 tekenen Jonas Cabbeliau, mede voor zijn ondergeschikten, te weten zijn neef Jan Luijtens, Marinus Huybrechts en Adriaen Huybrechts, zijn broer, allen de rato caverende, Pieter Denijs en zijne ondergeschikten, te weten Pieter van der Voorde, Abraham Willemsz van Beyerlandt, Jan van Haringhoeck voor Daniel Willemsen van Harinhoeck (zie ⇒ Fragment Genealogie Harinckhouck nr. 1a ), en Pieter Jacobsz, een contract om een vennootschap op te richten (om civet? exploiteren). Het totaal bedrag bijgedragen door de ondertekenaars was ƒ 21.000,--. [285]
Schepenbrief van Rotterdam: 19-5-1620: Leonard Beerewout en Jonas Cabeljauw, voochden over de kinderen van Jan Huyberts Beerwout en Neeltje van Meerbeque [286]
Op 23-9-1623 maken Jonas Cabbeljau coopman op de Spoeyevaert en zijn vrouw Suzanna van Quickelbergen een besloten testament, en passeren zij een akte betreffende uitsluiting van boedelbeheer [287]
Op 25-6-1632 testeren Jonas Cabeljau en zijn vrouw Susanna van Quickelberch, en benoemen elkaar tot erfgenaam en herroepen de eerder gemaakte testamenten. Hun kinderen Samuel, Abraham, Jonas, Nataniel, Daniel, Hester en Susanna ontvangen ieder een legaat. Bovendien zal voor Nataniel zijn studie theologie worden betaald totdat deze voltooid is. Bij overlijden van Susanna van Quickelberch zal een legaat van 60 gld worden uitgekeerd aan haar nicht Anna Prins, aan Susanna, dochter van Neeltge Cornelisdr en aan haar dienstmaagd Janneke Meyndersdr. [288]
Op 13-9-1632 machtigt Jacob van der Brugge, coopman te Leyden, Jonas Cabeljau, coopman alhier, om namens hem van Jan Meesters 600 gld. te ontvangen die hij aan hem schuldig is. [289]
Op 27-12-1633 verklaren Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljauw, 54 jaar, moye van manszijde van Annetgen Prins, jongedochter, zuster van Henrick Prins, overleden in Oostindien, Abraham Cabbeljauw, 28 jaar, en Jonas Cabbeljauw, 16 jaar, neven van moederszijde van Annetgen Prins, op verzoek van deze laatste dat de overleden Henrick Prins haar volle broer was. Susanne verklaart dat zij voor Annetgen gezorgd heeft vanaf haar 6e jaar, en dat zij een dochter was van Anna Cabbeljauw, de zuster van Jonas Cabbeljauw. [290]
Op 3-8-1635 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, poorteres, en benoemt tot erfgenaam haar zoon Daniel Cabbeliaeus voor de legitieme portie, en zijn de wettige kinderen in zijn overig gedeelte. Voogden en administrateurs over dit erfdeel zullen zijn haar oudste zoon Samuel Cabeliaeus en Johannes Oosterwijck. Universele erfgenamen zijn haar kinderen Samuel, Abraham, Hester, Susanna, Jonas en Nataniël Cabelliaeuws en hun nakomelingen. Voogden over de minderjarigen onder hen zullen zijn dezelfde als bovengenoemde. De Weeskamer wordt gesecludeerd. [291]
Op 17-7-1636 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, andermaal. Zij bevestigt haar testament bij deze notaris van 3-8-1635, waaraan zij wil toevoegen, dat haar zoon Abraham Cabeliaeus zijn toekomstige erfdeel onaangetast moet laten voor zijn kinderen. Heeft hij 12 jaar lang geen kinderen gekregen, dan mag hij er zelf van profiteren. Van zijn legitieme portie moet hij eerst zijn schulden afbetalen. [292]
Op 30-10-1636 machtigt Zuzanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeliaeu, coopvrouw, Jonas Cabelliaeuw junior, haar zoon te Leyden, om gelden te innen van Anna Weyten, voorheen vrouw van Jan van der Beecq en nu van Joannes Horeus of Hoveus te Leyden, wegens levering van graeu papier en kantwerk. [293]
Op 4-11-1636 gaat de notaris op verzoek van Susanne van Quikelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu, koopvrouw, last hebbend van Peirce Brandon, koopman te Amsterdam in naam van Hugh Fen, koopman te Londen, naar Robbert Kilvert (tekent Kilfort), met een wisselbrief van Londen, 3-9-1636 van 200 pond op mr Michiel Hearing en Henry Head, geëndosseerd door Pearce Brendon als volgt: Gelieve te betalen aan mijn moeder (=schoonmoeder!) Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. [294]
Op 29-3-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliau, coopman, Willem Strijp, advocaet te Breda, om zijn in rechte waar te nemen voor het gerecht van Barlebosch geseyt den Oudenbosch. [295]
Op 30-5-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw, coopvrouwe, Daniel Cabeljaeuw, haar zoon, coopman te Amsterdam, om gelden te innen van Harman Moijter en Marycken Calffs, wonend te Dansick. [296]
Op 14-7-1637 verkoopt Susanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeljaeu, aan Abraham Claesz van Alphen een huis in Zevenhuysen op de Zijde, belend door Isaacq Thoen, Claes Huyberts Verduyn, en Leendert van Bodegraven. [297]
Op 25-11-1637 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. Zij verklaart dat zij haar testament handhaaft, en voegt eraan toe dat haar zoon Jonas Cabeljaeu haar papiermolen, staande in Vellip in Gelderlant voor 3000 gld of voor 300 gld minder dan de andere bieders mag overnemen. [298]
Op 19-6-1638 machtigt Susanna van Quickelberch, wed. en erfgename van Jonas Cabeljaeu, haar zoon Jonas Cabeljaeu om aan Abraham Claesz van Alphen de eigendom te geven van een huis en erf gelegen binnen Sevenhuysen op de Sijde. Het huis wordt belend ten oosten: het huis van Isaacq Thoen en ten westen: Claes Huybertsz Verduyn, strekkende van de Sijde tot achter aan het erf van Leendert van Bodegraven. Aan genoemde Abraham Claesz wordt een custingbrief van 300 gld. overgedragen ten laste van een huis en erf gelegen in het dorp van Sevenhuysen, toebehoord hebbend aan Adriaen Claesz, cleermaker. [299]
Op 22-4-1639 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw. Zij bevestigt haar testament van 3-8-1635, met de volgende wijzigingen. Haar zoon Abraham Cabeljaeus krijgt slechts de legitieme portie. Zijn kinderen erven en hij krijgt het vruchtgebruik. [300]
Op 15-7-1639 heeft Thomas van den Helm van Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau 18 gulden ontvangen betreffende de rekening van Jan Gerrits van Couwenberch. Willem Aryens van Crimpen, wijncooper, stelt zich borg. [301]
Op 20-8-1639 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, Pearce Brendon, haar zwager (=schoonzoon !), om rekening te innen van de schippers en andere personen waarin hij in Engelant in porties scheeps deelneemt. [302]
Op 23-1-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabilliau, aan Jacob Jansz, varendeman, een huis en erf in de Nieuwe Rodesantstraet, belendende zuid: Hans NN, timmerman en noord: Hans Pietersz plus een huis en erf in het westvierendeel aan de noordzijde van de Hoffstraet, in een steegje, belendende zuid: Jacob Jansz, backer en noord de tuin van Pieter de Bloot, schilder en strekkende tot aan het huis hierboven genoemd. Koopsom 1400 gulden. [303]
Op 24-2-1640 verhuurt Jonas Cabbeljau (de Jonge), gemachtigd door zijn moeder, Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljau den Ouden, aan Barent Jans de Vries een deel van een huis op de Slickvaert, voor 1 + 2 jaar, het 1e jaar voor 72 gulden en de andere jaren voor 104 gulden per jaar. [304]
Op 13-4-1640 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabellau, en benoemt haar kinderen tot haar erfgenamen met een bepaling t.a.v. haar zoon Daniel Cabellau. [305]
Op 10-5-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbejau, geassisteerd door Abraham Cabbejau, haar zoon, aan Arien Aelberts, varentman, haar huis buiten de Oude Schiedamsepoort, ten oosten de van de Hoochstraet voor 1000 gulden. Belendingen:ten noorden Pieter de Riemers erfgenamen en ten zuiden Claes Reijnss, strekkend tot de Jonge Dortman. [306]
Op 19-12-1640 herroept Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeu, haer testament van 3-8-1635 en bepaalt dat haar zoon Daniel Cabeliaeus volgens het geldende recht van successie zal erven. [307]
Op 1-3-1641 hebben Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, ter ene zijde, en Leendert Leenderts te Amsterdam, ter andere zijde, met elkaar de rekeningen vereffend. Waaronder de rekening ten laste van Anthonij Aerts en de rekening waar voor Henrick Leenderts, broer van Leendert Leenderts, borg stond, ten laste van Hans Harder te Amsterdam. [308]
Op 27-3-1641 verkoopt Abraham Michielsz van Coulegem aan Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, een zestiende deel van vier netten scheeps in het schip "De Fortuyn" van schipper Geerloff Pouwelsz tegen 400 caroligulden. [309]
Op 11-6-1641 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau -in leven koopman- en prelegateert aan haar jongste zoon Nathaniel Cabelliau om uit haar boedel de reis en verblijfkosten te bekostigen om in Frankrijk een jaar te studeren en de taal te leren. Dit onverminderd de rechten die er al zijn. [310]
Op 8-10-1641 bepaalt Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabeljau, dat haar kinderen, als zij dat nodig vinden, de bepalingen uit haar laatste toevoeging aan haar testament, d.d. 22-4-1639, terzijde mogen stellen. NB: Deze tekst is later als een soort bijlage aan de eerdere akte toegevoegd. [311]
Op 26-7-1642 wordt vastgesteld dat Leendert Leenderts te Amsterdam, op 1-3-1641, een accoord heeft gesloten met Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, over de betaling van 200 gulden. Zij had dit geld tegoed van Anthonij Aerts. [312]
Op 11-8-1643 testeert Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij bepaalt dat het gerechte deel van haar nalatenschap voor haar oudste zoon, als deze voor haar overleden zou zijn, als deel van zijn na te laten boedel dient te worden beschouwd en te worden verdeeld, en niet alleen naar diens kinderen zal gaan. Haar oudste zoon is Ds. Samuel Cabelliau, dienaar des goddelijken woords te 's-Gravenhage. [313]
Op 18-1-1645 verhuurt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, haar huis en erf, met een gang naar de Kipstraet, aan de noordzijde van de Hoochstraet aan de westkant van de breuwerie van de Drie Aeckeren aan Willem Jansz (tekent Wm. Johnson), Engels coopman alhier. De huur is voor 2 jaar of langer, tenzij het huis verkocht wordt. De huur bedraagt 485 gulden per jaar. [314]
Op 25-1-1645 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe en erfgenaam van Jonas Cabelliau, bijgestaan door de notaris als haar gekozen voogd, haar hoffsteede, genaamd Vossenburch, met ca. 20 gemeten zay- en weijlant, die in 3 porties gelegen zijn onder de jurisdictie van Barle Bossche alias Ouden Bosch, met nog 2 gemeten boschlant in de Noorthouck, genaamd de Zegge, die volgens de grontbrieven waar de belendingen in staan gekomen zijn van Govert Pieters Gijssen, aan haar zoon Samuel Cabelliau, bedienaer des H. Evangely in Gravenhaege. De jaarlijkse belasting is verschuldigd aan het Sinte Barents Clooster. De koopprijs is gezamenlijk overeengekomen, de verkoopster zegt betaald te zijn. [315]
Op 20-4-1645 verkoopt Suzanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbelliau, een tuin, erf en speelhuisje met beplanting, gelegen aan de Cingel buiten de Goutsepoort, aan Henrick Fransz, backer. De tuin wordt belend door de gangen van Abram Jacobsz, tuynder, aan de achterkant en Abram Jacobsz ten westen en strekt voor van de tuin van Isaack Crijnen achter tot in de halve sloot van het land van de overleden Eeuwout van Bijlwerff. De koopsom bedraagt 800 gulden. [316]
Op 15-12-1648 compareert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij sluit de weescamer van Rotterdam of elders uit van haar nalatenschap, en benoemt haar cousijns Dominus Petrus Cabelliau(¥), bedienaer te Leijden, en Anthony van Opijnen tot voogd en executeur testamentair. [317]
COMMENTAAR(¥) Zij noemt Ds. Petrus Cabelliau haar cousijn, (kennelijk aangetrouwd). Dat moet begrepen worden als volgt Petrus' vader Guillames Cabbeljau is een neef van wijlen haar man Jonas Cabelliau.
Op 13-12-1649 verhuurt de advocaat Nataniel Cabeljau, gemachtigd door zijn moeder Susanna van Quickelbergh, weduwe van Jonas Cabeljau, aan Pouwels Manory namens schilder Leuff de Jong een huis aan de noordzijde van de Hoochstraet waar 'Ryga' uithangt, belend door de Kipstraat. [318]
Op 30-9-1649 verhuurt Susanna Quickelberch, weduwe van Jonas Kabbeljauw, aan Nataniel Manjevil een huis en erf, staande en gelegen aan de oostzijde van de Delffschevaert, voor een periode van 4 jaar voor 500 gulden per jaar. [319]
COMMENTAAR(¥)
Een huwelijk tussen Pieter Kolbert Prins en Anna (Tanneke) Cabbeljau werd te Amsterdam niet gevonden. Wel een vermoedelijk eerder huwelijk:
Pieter Kolber Prins, wednr. van Lijsbet Jans, brouwer tot Naerde (1601), wonende te Naerden (1601) otr. Amsterdam pui 5-5-1601 Annetje Diericsdr van Groenewegen, woont te Delff (1601). |
Lijfrentes te Leiden:[320]
Lijfrente d.d. 30-6-1587 met een kapitaal van ƒ 9,-- op het leven van Jan Cabbeljau, t.b.v. de begunstigde zijn dochter Anneken Cabbeljau oud 6 jaar. Stedelijke lijfrente ter aflossing van het laatste derde deel van een lening d.d. 3-5-1587 van Symon Thomasz van Zwieten aan de stad. Rente: 6e pennning.
Op 27-12-1633 verklaren Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljauw, 54 jaar, moye van manszijde van Annetgen Prins, jongedochter, zuster van Henrick Prins, overleden in Oostindien, Abraham Cabbeljauw, 28 jaar, en Jonas Cabbeljauw, 16 jaar, neven van moederszijde van Annetgen Prins, op verzoek van deze laatste dat de overleden Henrick Prins haar volle broer was. Susanne verklaart dat zij voor Annetgen gezorgd heeft vanaf haar 6e jaar, en dat zij een dochter was van Anna Cabbeljauw, de zuster van Jonas Cabbeljauw. [321]
25686. JAN DU BOIJS, geb. vóór ca. 1540, vermeld als Jan du Bois op een plakaat d.d 9-6-1586 met namen van personen in Antwerpen die van de koning van Spanje een paspoort hebben verkregen om de stad te verlaten,[322] koopman te Lissabon, (1594), woont te Londen (1603), te Middelburg (1605).
NOG UITZOEKEN:[323] Stols' biographies mention a Joao du Bois who resided in Lisbon prior to 1600. Joao du Bois acted as an agent for a Flemish firm trading on Asia and in 1615 he held the tax farm on the African trade. In 1629, two Du Bois daughters entered a convent of Flemish nuns in Spain at the tender ages of 10 and 8, but it is not clear whether this was just for schooling or as a permanent 'vocation'. If the Du Bois family had Sephardic roots, Joao Du Bois's ties with the convent show that outwardly he was a good New Christian.
Op 16-9-1594 legt Pieter van der Heijden, zuijckerbacker en refinadeur, 35 jr, een verklaring af op verzoek van Franchois de Bije, coopgeselledienaer van Jan du Boijs, coopman te Lisbona. Het betreft de zeer slechte staat van kisten poederzuijckers in het schip van Jan de France, schipper. [324]
Op 17-9-1594 leggen Pieter van der Heijden, 35 jr, Pieter Claesz Winter, 25 jr, en Reijer Maertensz van Beaumont, 30 jr, zuijckerbackers en rafinadeurs, op verzoek van Franchoijs du Bije, coopgeselledienaer van Jan du Boijs, coopman te Lisbona een verklaring af. Het betreft de waarde van diverse soorten suiker. [325]
Op 30-10-1602 machtigt Jacques Lhermite, coopman, die een schriftelijke machtiging heeft van Jan de Wael, coopman, wonend te Leijden, gedateerd 29 oktober, Esau van der Heijden, om beslag te leggen op twee boten corenten, die door Wouter Aertsz de jonge, neef van De Wael, verkocht waren aan Jan Du Boys. De corenten waren te Rotterdam geladen door Joseph Scholing, Engelsman, in de boten van Joost de Coninck om naar Jaremuijen in Engeland te varen. [326]
Op 14-10-1603 vindt arbitrage plaats tussen Abraham Dircxz, "schoonvader"(=stiefvader?) van Antoni Victor te Engeland en zijn broer Jacob Victor te Engeland en Jan du Bois te Londen. De arbiters zijn Pieter van Vosselen, coopman, Gleyn Blauvoet, coopman, en Lijsbeth Victor. Het betreft uitvoering van een testament verleden voor notaris Balthazar van Barle d.d. 28.05.1594. [327]
Hof van Holland:[328]
Op 26-5-1605 compareert Jan du Bois te Middelburch jegens Claes Cornelisz Draeck, schipper van Edam.
Claes Cornelis Draecx schipper en collecteur der verpondingente Middelie, procedeert van 6-3-1608 tot 26-3-1616 voor de Hoge Raad van Holland tegen Jan du Boys, een Portugees, waarvoor hij een lading suiker, katoen, gember en brazielhout van Brazilië naar Lissabon vervoerde. [329]
Op 18-11-1598 leggen Wouter Cornelisz Cuyper, poortier van de Delffschepoort, Bartholomeus Pieters, schrijver in dezelfde poort en Hans Jans, tijckmaecker, wonende bij deze poort naast het huis, genaamd 't Wapen van Nassauwen, ongeveer 34 jaar, een verklaring af op verzoek van Joris Jans uit Schotlandt, wonende in 't Wapen van Nassauwen bij de Delffschepoort. Joris Jans en zijn vrouw en jonckwijff vormen een keurig gezin, dat niemand overlast bezorgt. [330]
Op 16-3-1609 verkoopt Peter Henricxz Strijpen, voerman op Delft, een huis en erve aan Hans Jansz tijcktwercker, gelegen aan de Delftschevaert, aan de Doelwech, voor de somma van 800 gulden plus vier ellen grauw Engels laken. [331]
Op 22-4-1610 verklaren Aert Pietersz, blauverwer, die machtiging heeft van jouffrou N.N. de Marees, wonend te Amsterdam, Hans Jansz, tijcktwercker, namens Floris van Ruven en Pieter Romborch, beiden coopluyden te Amsterdam, Poulus Timmers, namens Bitter van Rijes, wonend te Dordrecht, Jacob Jansz, namens Niclaes Gherrartsz, wonend te Dordrecht, dat zij Hans Costers, tijcktwercker alhier belooft hebben om zich 14 dagen vrijelijk binnen deze stad te kunnen ophouden, om met zijn crediteuren een oplossing te zoeken. [332]
Op 27-9-1610 testeren te Rotterdam Hans Jans, tijckmaecker, en zijn vrouw Grietgen Ghijsbrechts Vernijen, beiden van Turnhout, wonend alhier, benoemen elkaar tot erfgenaam, met een bepaling t.a.v. de kinderen. [333]
Op 29-6-1611 verklaren op verzoek van Joris Jansz Black, Schotsman te Enckhuysen, Hans Jansz, 42 jr. tijcktwercker, en Bartholomeus Petersz, 65 jr. schrijver in de Delffse Poort, dat Joris Jansz Black 10 jaar geleden in het Schilt van Nassauwen aan de Delffse Poort gewoond heeft, waar hij als tapper werkzaam was, en dat getuigen zijn naaste buren waren en hem goed gekend hebben en dat zij niets ten nadele van de requirant ten laste kunnen leggen. [334]
Op 8-2-1634 testeren Pieter van der Beeck en zijn vrouw Grietghen Vermeyen wonende bij de Delfsche poort. Zij herroepen hun eerder gemaakt testament en benoemen elkaar tot hun erfgenaam. Na overlijden van hen beiden moeten de goederen onder beider families worden verdeeld. Aan Grietghens dochter Sara Jansdr du Bois, vrouw van Samuel Cabbeljauw, en aan Pieters broers en hun kinderen. [335]
Op 8-3-1635 machtigt Grietge Verneye, weduwe van Pieter Verbeeck, Samuel Cabeljau te Leyden om Antony Jansz van Cempen gifte te doen van een huis en de kooppenningen ten bedrage van 3490 gulden te innen. [336]
COMMENTAAR(¥) In het begraafregister staat: Maria Beeckmans, wed. van Pieter Beeckmans. Dat zou er op kunnen duiden dat zij hertrouwd zou zijn tussen 1633 en 1649. Zo'n huwelijk valt in Rotterdam niet te vinden, evenmin als verdere informatie over een Pieter Beeckmans. Kennelijk is hier verwarring ontstaan met haar stiefvader Pieter van der Beeck (Verbeeck) die in 1634 is overleden. |
Maria Beeckmans door haar moeder Susanna Pietersdr van Rhee van de verdrinkingsdood gered.
Maria's broer Isaac Beeckman schrijft in zijn Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 á 1634: "Men behoort aen honden te leeren hoe men een verdroncken mensche het water bequaemst door den neuse uyt de longher suyghen sal konnen. Want op die manniere heeft myn moeder, soveel als elckeen konde mercken, myn suster Mary van den doot opgeweckt, doordien elckeen seyde datse al doot was, ende verroerde in langhe gheen lidt van haer lichaam. Maer als het water uit de longher was, ende dat moeder haer per anum geblasen hadde, begon men te sien dat sy wat verroerde, ende so ginck moeder haer met warme doecken (die elcke (keere) staegh vernieuwende) so coesteren dat se s'anderdaeghs alweer op strate liep spelen."
Abraham Jansz du Bois en Maria Beeckmans waren verwant zoals blijkt uit:
1. Een noot in Isaac Beeckman, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 á 1634 waarin staat: "Abraham Jansz du Bois, waarschijnlijk geboren Delfshaven, zoon van Hans Jansz du Bois en Grietken Verneyen, dus verwant aan Beeckman."
2. Fragment uit een brief van Jacob Beeckman (Maria's broer), te Rotterdam, aan Justinus van Assche, te Keulen, d.d. 28-6-1623:[341]:
Frater abest, etiam uxor, a mea et Thoma Colio salvebis. Maria nostra nuper sobrino suo nupsit Abrahamo Janssz, textori qui in angulari domo ad Portam Delphensem habitat.
Vertaling: Mijn broer (=Isaac Beeckman) is afwezig, evenals zijn echtgenote (=Catalina de Cerf), je wordt gegroet door de mijne (=Janneken van Ryckegem) en door Thomas Colius. Onze Maria (= Maria Beeckman, zuster van Jacob) is onlangs getrouwd met neef Abraham Janssz (=Abraham Janssen du Bois), wever die in het hoekhuis bij de Delftse Poort woont.
De verwantschap is aldus: Abrahams moeder Grietken Verneyen is een dochter van Gysbrecht Verneyen x Grietken Beeckmans. Maria's vader Abraham Beeckman is een zoon van Hendrick Beeckmans x Henriette NN. Grietken Beeckmans en Hendrick Beeckmans waren zuster en broer (ex patre Gerard Beeckmans).
Op 12-1-1626 machtigen Jacob Beeckman, rector in de Latijnsche Schole, Isaac Beeckman, mede namens Hester Beeckman en Abraham Beeckman, en Abraham de Bois, man van Maria Beeckman, allen kinderen van wijlen Abraham Beeckman uit Middelburch, hun moeder Susanna Pietersdr en Hans Koene, timmerman te Middelburch, om namens hen huizen, een hofstede, een plaats enz., over te dragen, alles gelegen in Middelbuch. Met name wordt genoemd een huis en hofstede gelegen aan de Hoochstraet te Middelburch. Het huis aan de Hoochstraat ligt tussen het huis van Lieven Velderman(s) en de Twee Haentgens. Voorts een achterhuys achter genoemde Lieven en aan de andere zijde tegen de Coning Salemon, een hof, die uitkomt op de haven naast het huis de Salm en zich uitstrekt tegen de Lombert en de Coning Salemon, nog een huis, waarin Sander Elle woont, en tot slot een hof achter het huis de Salm, dat een uitgang heeft in de Sint Jansgang. [342]
Isaac Beeckman, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 á 1634. Tome 2: 1619-1627: [343] "Abraham Jansen de Boos, myn swagher, hadde gebeelde keersen voor (syn) deure hanghen, waervan er twee hinghen ende drupten door de warmte, ende de andere niet. Die niet en drupten hadde hy gegoten met heet roet, de andere met heel koel roet." Hierna volgt een beschouwing over kaarsenmaken.
Op 21-1-1628 verklaart Huybert Jansz, 31 jr, zeevarentman, op verzoek van Cornelis Jansz caersmaecker, dat Maerten Jansz uit het Weeshuis in gezelschap van een onbekend gebleven medebewoner een partij smeer bij de kaarsenmaker heeft afgeleverd. Op 30-3-1628 en 15-4-1628 leggen Aryen Aryensz, 29 jr, zeevarentman en Abraham Jansz, 31 jr, smelter, verklaringen af over het gewicht van diezelfde partij smeer. [344]
Op 17-10-1633 testeren Abraham Jansz du Bois en zijn vrouw Maria Beeckmans, en benoemen elkaar tot erfgenaam, alsmede hun kinderen als zij volwassen zijn. Tot voogden worden benoemd de vrouws broer Isaac Beeckman, en Samuel Cabbeljau. [345]
Op 10-9-1639 verklaren Abraham Verlinden, 40 jaar oud, en Hendrick du Bois, 50 jaar oud, beiden schilders, op verzoek van Marie Bekemans, weduwe van Abrahem Janss de Bois, dat zij het huis van Marie, dat ongeveer 3 maanden geleden geverfd is, maar waarvan de verf of olie nog niet droog is, bekeken hebben. De verf is goed, maar de olie die daarvoor gebruikt is, niet, die is met traan vervalst. Zij verklaren verder dat zij van Josua Pieterss Offerman, schilder, gehoord hebben dat hij zijn wagen met olie, die hij evenals Marie bij Abraham Besemer gehaald heeft, geverfd heeft en hem hetzelfde overkomen is, zoals op nog meer plaatsen gebeurd is. [346]
Op 13-9-1652 verklaren Commer Leendertsz Smeresteyn (Smeeresteyn), Johan (Jan) de Vries, Pouwelsz Jansz Gever(t)s, Hillegont Gerritsz, weduwe van Stoffel Jacobsz Langeberg, Jacob Ernestus en Abraham Dubois, smeersmelters, op verzoek van de Amsterdamse smeersmelters en kaersmaekers, dat zij al jaren de smeren, die zij overal inkopen, simpel aangeven en jaarlijks pacht betalen, dit zonder een verder bewijs te tonen. De pachters hebben wel getracht een peiling te doen, doch dat is tot nu toe niet geschied. Ook hebben zij de pachter op zijn verzoek enige penningen in mindering van de betaling gegeven. [348]
Op 6-11-1658 legt Abraham du Bois, kaersmaecker en smeercooper, een verklaring af op verzoek van Catalijntge Stoffels, kaersmaeckster en smeercoopster, betreffende de overeenkomst met Jan Blieck, pachter van de impost op 't roetsmeer en de kaarsen. [349]
Op 4-5-1665 leggen Abraham du Boys (40), Jan Cornelisz van Wyck (64), Pieter Ottens (37), allen kaersmaecker, een verklaring af op verzoek van Nicolaes Lesier, kaersmaker te Dordrecht. Zij zeggen dat de pachters op de impost op de smeren en kaarsen te Rotterdam slechts 2 x per jaar komen peilen. Nieuwe pachters moeten afrekenen met de kaarsmakers en dat doen toekomen aan de oude betreffende pachter, hetgeen niet altijd gebeurd is. Vorige pachters hebben nooit met hulp van justitie tussentijdse peilingen gedaan. [350]
Op 5-9-1668 verklaren Abraham du Bois en Laurens van Royen, handelaers van talck en smeeren tevens caersmaeckers, op verzoek van Christina Reyniers, jongedochter en coopvrouwe, dat de talck en smeer die zij aan Christina verkocht en geleverd hebben, van goede kwaliteit zijn door henzelf gesmolten. Het is hollandse talck of smeer, zonder toevoeging van buitenlandse. Du Bois heeft op 5 juni jl. 24 tonnen verkocht en Van Royen op 15 juni jl. 11 tonnen en beide partijen via de Wage geleverd. [351]
Op 1-2-1684 verklaren Samuel Dubois, gehuwd met Cornelia Versluys, en Abraham Dubois, gehuwd met Catarina Versluys, cooplieden te Rotterdam, (op verzoek van) Joost Janssen van der Goes, gehuwd met Annetje Pieterse van der Wey (die daarvoor weduwe was van Adriaen Claessen van der Wey), 200 gulden en 50 stuivers ontvangen te hebben. Dit is de rest + rente van een schuldrentebrief van 2200 gulden, die door de voornoemde Adriaen van der Wey ten behoeve van Samuel en Abraham Dubois voor de schepenen alhier opgesteld is op 9-5-1678. Verder verklaren de heren Dubois Joost Janssen van der Goes te vrijwaren van alle rechten die de stiefvader van hun echtgenotes, te weten Cornelis van der Lee, eventueel zou beweren te hebben op het huis en erf, dat door Adriaen Claassen van der Wey gekocht is en in de voornoemde schuldrentebrief wordt genoemd. N.B. Samuel Dubois tekent als Samuel du Bois. Abraham Dubois tekent als Abraham du Bois. [352]
Op 20-11-1684 machtigen Abraham en Samuel Dubois, beiden cooplieden te Rotterdam, capiteyn Jacob Laa, wonende te Edenbirgh in Schotlant, speciaal om geld te vorderen en te ontvangen van Johan Macke, coopman wonend in Schotlant, wegens geleverde koopwaren en bij onwilligheid van betaling hun belangen voor het gerecht te behartigen. Abraham Dubois heeft 153 gulden tegoed volgens een obligatie die door Johan Macke ten behoeve van Abraham Dubois is gepasseerd op 20-7-1683. Samuel Dubois heeft 77 gulden tegoed volgens een obligatie die door Johan Macke ten behoeve van Samuel Dubois is gepasseerd op 29-7-1683. N.B. AAbraham Dubois tekent als Abraham du Bois. Samuel Dubois tekent als Samuel du Bois. [353]
Du Boys | |
Het verband van de onderstaande personen Du Boys met (de nazaten van) bovenstaand kwartier nr. 25686 is nog onduidelijk. Dat het er wel moet zijn is vrij waarschijnlijk
Ia. Pierre du Bois, tr.[354]
Jeanne van Lovendeghem. Hieruit:
IIa. Corneille du Bois, tr.[355]
Catherine de Facuwez. Hieruit:
IIIa. Mathieu du Bois, tr.[356]
Catherine de Walsche. Hieruit:[357]
IVa. Louwijs du Bois de Nevele, geb. Brussel 1550, ovl. vóór 1614. Heer van Libensart,
vestigt zich vanuit Kortrijk te Antwerpen,
verkrijgt aldaar in 1592 het burgerrecht .
tr. Antwerpen 1561[358]
[359]
Gertruyd Pellecorne (Pellicorne), ovl. na 1622, doopget. te Keulen (1614),
woont te Antwerpen (1622).
|
25880. CASPAR BAR (BEER)(¥), geb. vóór ca. 1510, ovl. 1555 (in behoeftige omstandigheden), heeft zijn naam Bar (Beer) omgezet in Ursinus, afkomstig uit Neustadt (Oostenrijk), studeert in Wenen, is gouverneur of huisonderwijzer van voorname jonge mensen, sinds 1528 te Breslau o.a. bij de familie Pucher von Puchen, in dienst van de stad Breslau als diakonus of uitdeler bij de stadsaalmoezenierskamer, was in Breslau geacht wegens zijn geleerdheid en godsvrucht, treedt meermalen op als hulpprediker van Ambrosius Moibanus, de opvolger van Johann Hesz,[405] tr. Breslau voor 1534[406] [407]
25881. ANNA ROTHE, aus dem Breslauer Patriziat,[408]
bloedverwante van de familie Pucher von Puchen.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [409] heet hij Andreas Bär en is hij een zoon van Konrad Bär. |
28032. DIRCK JANSZ WITTEBOL, geb. vóór ca. 1510, ovl. 1554-1556, belender te Hazerswoude (voor 1563),[412] verkoopt op 15-1-1554 een schuldbrief aan Zweer Harmansz van der Pol houdende 6 gulden per jaar, tr. vóór ca. 1535
28033. JOOSGIEN JACOPSDR, ovl. na 1570, als weduwe van Dirk Wittebol, belendster bij de Dwarswetering (1560), bij de lagemoer in Hoogeveen (1568, 1570), aan de Buitenweg (1570), te Hazerswoude (ca. 1556..1570).
Weeskamer Leiden 23-8-1533 :
6 gouden karolus guldens losrente den penning 16 op Dirck Janszn Wittebol van Hasertswoude.[413]
In 1542 erkent Dirck Jansz Wittebol voor den Schout van Hazerswoude, verkocht te hebben aan het gasthuijs van Sinte Katrijne, een rente van 6 gouden carolus guldens losbaar met 100 gulden, en verzekerd op 2 1/2 morgen land, tusschen Voorwech en Afterwech: Acht hondt aldaar, 2 morgen tusschen Heerwech en Dwarsweterinck en een woning met 8 morgen aan de Westvaert tusschen de Delftwech en Voerwech aldaar. (1542. 4 Juni : nae gemeen scriven der kercke van Utrecht).[414]
Register van inkomsten en uitgaven, van den pastoor Philips van Hogesteijn, herder van 1559-1567 te Hazerswoude (zie Bijdragen Bisdom Haarlem 1881):
Jan Janszoon's weduwe ende Pieter Wittebol, op haer lant, buytenwech. Petri s' jaers X st. en 3 mand(en) turf:
Joosgien Jacopsdr weduwe van Dirk Wittebol is sculdich jaerlicx op de Dresschcamp after die Westvaert: IIIJ st. 4 korf turf.[415]
Weeskamer Leiden 6-4-1559 :[416]
- Een eeuwige rente van 4 karolus guldens tsiaers op Dirck Janszn Wittebol tot Hazertswoude wordende jaerlickx betaelt bij eenen Pieter Ouwerickszn tot Hazertswoude.
- Een losrente van 6 pont hollants op de voirs. Dirck Janszn Wittebol.
Akte zonder datum (protocol 1555-1557): Jan Dircksz Wittebol ter eenre en Adriaen Dircksz, Jacob Dircksz, Cornelis Dircksz, Maritje Dircksdr en Maddeleen Dircksdr, vervangende haar jonge zuster ter andere zijde, allen zusters en broers, hebben bij advies van moeder en naaste vrienden het volgende geregeld. Jan Dircksz zal ontvangen een leenakker met het eigen land dat daaraan ligt, groot 7 hond, strekkende van de voorweg tot de Delff toe, belend ten oosten Claes Dircksz Een Ooch en ten westen Willem Eeuwoutsz, zonder dat Jan Dircksz iets anders zal hebben of mogen eisen van zijn vaders erfdeel. [417]
In nov. 1556 is Joosgen Jacobsdr, weduwe van Dirck Jansz Wittebol met haar voogd Pieter Jansz Wittebol, schuldig aan Aernt Gerritsz 3 gulden per jaar losrente met hypotheek op haar huis, berg, schuur en 11½ morgen ½ hond land gelegen bij de Westvaart, belend ten oosten voornoemde vaart, ten westen Jan Willemsz, Cornelis Dircksz en Cornelis Jansz Wittebol, ten zuiden de Voorweg en ten noorden de schuldenares. Borg Jacob Jansz Wittebol. [418]
Op 1-11-1565 verkoopt Joosje Jacobsdr, weduwe van Dirck Jansz Wittebol met Jacob Jansz Wittebol haar voogd, aan Vranck Jansz 3 hond slagturfland gelegen boven weg, belend ten oosten de koper, ten westen Jasper Adriaensz, ten zuiden Toenis Adriaensz en ten noorden Jan Pietersz, met waarborg een huis met berg en schuur en 15½ morgen land, strekkende van de Voorweg noordwaarts tot de Nieuwe vaart en eensdeels tot de dwarswetering toe, belend ten oosten de Westvaart en ten westen Cornelis Dircksz, Cornelis Cornelisz en Jan Bruijnensz. [419]
Op 27-12-1577 verkoopt Joris Cornelisz Schoeneman, wonende aan de Groenendijk, aan Gijsbert Dircksz Gool en Gerrit Jacobsz als ooms en voogden van Margriete Claesdr, weeskind te Leiden, een bezegelde brief beginnende "Ick Zweer Harmansz van der Pol houdende op Dirck Jansz Wittebol 6 gulden per jaar" van 15-1-1554 de verkoper opgekomen van Cornelis Eeuwouts Schoeneman zijn vader, welke nu betaald worden door Cornelis Dircksz Wittebol. [420]
Op 3-4-1583 stellen Cornelis Dircksz Wittebol, Adriaen Lambertsz gehuwd met Hillegont Dircksdr, Dirck Cornelisz gehuwd met Maritje Dircksdr, tezamen vervangende Barbara Dircksdr en ouwe Maritje Dircksdr, wonende te Danswijck, dat Anna Dircksdr haar zuster van Joosje Jacobsdr haar moeder heeft aangestaan gehad in haar leven 4 morgen land gelegen buiten weg, belend ten oosten Adriaen Lambrechtsz voorsz., ten westen Jan Cornelisz Wittebol, ten zuiden de Voorweg en ten noorden de nieuwe vaart, belast met 18 gulden lijfrente ten behoeve van de kinderen van Mr Jan Dammasz en 100 gulden ten behoeve van Maritje in Oostland ivm haar vaders erfdeel en 100 gulden die Anna zelf daarop sprekende had van haar vaders erfdeel en stellen dat zij na hun moeders dood Anna voorsz. hebben opgedragen een stuk lagemoers land in de Hoogeveen alsmede de gehele inboedel, mits Anna nu aan Barbara zal betalen 60 gulden alsmede 30 gulden die haar zelfs gebreken van het testament van Jan Dircksz Wittebol. [421]
In een contract te Hazerwoude van 1570, verkoopt Jan Dircksz Wittebol, 100 morgen lands, terwijl Jacop Jansz. Wittebol, dertigh honds lands van Claes Jacops. van Leeuwen koopt, en in een schuldbekentenis ten name van Pieter Claesz Verdeleer, geteekend 3-1-1570, heeft hij te vorderen de somma van acht honderd Carolus guldens.[422]
Op 30-10-1580 verkopen Claes Andriesz man en voogd van Maritje Cornelisdr, Maritje Adriaensdr, weduwe van Gerrit Adriaensz en Nanna Cornelisdr, weduwe van Jacob Dircksz Wittebol ter ene zijde voor de helft met Cornelis Hugenz hun gekoren voogd en ..... zijn broer ..... Cornelisz als man en voogd van ..... vervangende ..... Neeltje Willemsdr hun broer en zuster voor de andere helft aan Bertha Gijsbrechtdr, weduwe van Jan Engebrechtsz en Cornelis Joostensz haar zwager 7 morgen land gelegen buiten weg, belend ten oosten Hendrick Cornelisz Croeswijck en de erfgenamen van Jan van Rossum en ten westen Jacob Vos, Jacob Wittebols weduwe, Sijmon Dircksz en de erfgenamen van Gerrit Koeij, strekkende van de Voorweg noordwaarts tot de dwarswetering toe, onder overhandiging van de oude brief van 15-8-1575. [423]
Kohier van de Capitale Leninge van het jaar 1600: Hazerswoude : in Den Bent:
Dirck Cornelisz. Keyser op 32£, heeft gedoleert ende bij eede zijne goederen begroot beneden de 4000 gl., daeromme in verdubbleringe vermindert op 30 gl.
Op 28-5-1628 verkopen Cornelis Sijmonsz Stoopenburgh, Agniesje Anthonisdr, weduwe van Dirck Sijmonsz, Emmetje Govertsdr, weduwe van Jan Jacobsz Wittebol en Maritje Dircksdr, weduwe van Dirck Cornelisz Keijser, gezamenlijk erfgenamen van Cornelis Cornelisz jonge Koning, aan Luijt Reijersz, wonende te Haechambacht, 9 hond hooiland in het Rietveld, belend ten oosten de koper, ten westen Huijch Jan Thonisz, ten zuiden de Voorweg en ten noorden Pieter Jansz. Koopsom 248 gulden. [424]
Kohier van de Capitale Leninge van het jaar 1600: Hazerswoude: 't Westeynde:
Adriaen Lambrechtsz op zesendertich ponden, comt 72 gl.
28034. JAN NN (PIETERS?), geb. vóór ca. 1520, tr. vóór ca. 1545
28035. MARGRIET WILLEMSDR, geb. vóór ca. 1525, ovl. vóór 1584, die in de akte van 16-2-1582 Grietje Jan Pietersdr heet (mogelijk Grietje wed. van Jan Pieters?)
tr. 2o voor 1563
ADRIAEN EIJMBRECHTSZ VAN DER DOES(¥), geb. vóór ca. 1530, ovl. vóór 1584, belender met een kooi in de buurt van de Achterweg (ca. 1556), aan de Binnenweg (1556..1563), aan de Buitenweg (1565), te Hazerswoude (ca. 1556..1568).
COMMENTAAR(¥) Te Hazerswoude bezaten midden 16e eeuw enkele andere personen met de naam van der Does eveneens land. Om uit te zoeken of bovenstaande Adriaen Eijmbrechtsz van der Does met hen verwant was werden de 15e- en 16e-eeuwse leden van dit geslacht, voornamelijk rond Leiden, Rijnsburg en Noordwijk, in kaart gebracht (zie Fragment Van der Does ). De voorlopige conclusie moet luiden dat er geen verwantschap aantoonbaar is. Adriaen Eijmbrechtsz komt in het Oud Rechterlijk Archief van Hazerswoude ook dikwijls alleen onder patroniem voor, en soms met de achternaam Verdoes. |
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Adriaen Eijmbertsz van der Does heeft verkocht in mei 1554 aan Jacob Willemsz coman, drie percelen land aan elkaar, tezamen groot 5 morgen min 2 hond, waarin een vogelkooi ligt op het Zuideinde, groot met zijn akker 4 hond, strekkende de kooi van Cornelis Claesz land af noordwaarts tot een akker erfpachtland behorende in de 5 morgen min 2 hond land tot Claes Heijnesz land toe dat bezijden aan de akker ligt, belend de kooi, ten oosten Eijmbrecht Hendricksz, aan de westzijde van de kooi ligt het tweede perceel groot 3 morgen, strekkende van Cornelis Claesz land noordwaarts tot de Achterweg, belend ten oosten op het zuidwesteinde de voorzegde vogelkooi, en van de kooi noordwaarts een akker erfpachtland groot 8 hond ook behorende in de voorzegde 5 morgen min 2 hond land, belend ten westen Maritje, weduwe van Pieter Hugensz en ten noorden de koper, welke 3 morgen met nog 1 morgen op het zuidwaartse einde daaraan liggend en nu toebehoort Cornelis Claesz en Willem Jacobsz die daar nog tegen aan ligt, eertijds bij de heer van Cruijningen uitgegeven aan Jan Gerritsz Meesz met een ander perceel land, dat nu toebehoord aan Jacob Hugensz, brouwer te Leiden, tezamen om 30 stuivers, waarvan Jacob Hugensz altijd betaald heeft 18 stuivers en de rest of 12 stuivers bij de voorzegde Adriaen Eijmbrechtsz en nu moeten worden betaald door de koper (voor de eerste 3 morgen 8 stuivers en bij Willem Jansz wiens land aan de landscheiding competeert 4 stuivers), het derde perceel is de voorzegde erfpachtakker die de heer van Cruijningen uitgegeven heeft om 52½ stuivers pacht per jaar, strekkende van de voorzegde kooi tot de Achterweg toe, belend ten oosten Claes Heijnesz en ten westen de akker en de voorzegde 3 morgen, welke voorzegde 5 morgen min 2 hond eertijds bij de verkoper zijn gesteld als waarborg voor een huis met erf dat hij verkocht had aan Wouter Cornelisz en voor alle schaden en interest die boven de voorzegde lasten mogen komen over de voorzegde landen stelt hij tot waarborg zijn huis en erven alsmede 3½ morgen erfpachtland van de erfgenamen van de heer van Alckemade voor 21 gulden per jaar, strekkende van de Voorweg tot de Achterweg, welk huis en erf belend is ten oosten Jan Willem Jan Aertsz, ten westen Neel Adriaen IJsbrantsz, ten zuiden de Heerweg en ten noorden Joosje, weduwe van Dirck Wittebol. [425]
Op 12-1-1556 scheldt Jan Cornelisz Schoeneman Willem Brunenz de huur kwijt die Willem jegens hem gemaakt had uit kracht van welke huur Willem nog een jaar de woning van Jan Cornelisz in Bentvelt gebruik zou hebben, welk jaar huur Willem overgedaan had aan Cornelis Willemsz van Hout. Willem Claesz is schuldig aan Leendert Claesz 19 gulden voor een jaar huur. Adriaen van der Does is schuldig aan Andries Claesz 16 gulden. [426]
In maart 1556 verkoopt Wouter Cornelisz aan zijn vader Cornelis Claesz een huis, erf met berg, schuur en 2½ morgen land, belend ten oosten Jan Bloc, ten westen Gerrit Claesz, Pieter Jansz en Jan Dircksz Wittebol, strekkende van de Voorweg over de nieuwe vaart zuidwaarts tot aan de Achterweg, belend en belast zoals hij het gekocht heeft van Adriaen van der Does, onder overhandiging van de oude waarbrief d.d. 12-12-1552. Maart 1556. Doorverkoop aan zijn broer Andries Claesz met waarborg 2½ morgen land in de Watergang, belend ten oosten Cornelis Vranckensz, ten westen Dirckje, weduwe van Adriaen Pietersz, ten zuiden de Achterweg en ten noorden de Voorweg.
Vervolg a. maart 1556. Volgt schuldbrief van 450 gulden met hypotheek op het gekochte. [427]
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Jacob Willemsz coman heeft gekocht van Adriaen van der Does 5 morgen eensdeels pacht- en eensdeels vrij land en heeft daarvoor een schuldbekentenis verleden, welke brief overgedragen is aan Jan Meijnertsz, waarop nog 6 termijnen van 53 gulden dienen te worden voldaan, waarvoor hij 5 morgen land overdraagt, waarvan 8 hond pachtland ten behoeve van de heer van Cruijningen d.d. 12-11-1555 en de andere ten behoeve van Willem Jacobsz Craen d.d. 30-6-1555. [428]
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Adriaen van der Does 24 gulden van 2 koeien. [429]
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Floris Gerritsz is schuldig aan Cornelis Vranckensz 72 gulden met hypotheek op 8 hond land. Eeuwout Jansz 27 gulden. Neel Vredericxz is schuldig aan Cornelis Vranckensz 4 gulden. Cornelis Willem Jan Aertsz schuldig aan Jan Cornelisz 20 gulden wegens een roodblaar vroekalfkoe. Adriaen van der Does wegens 2 vaarsen 22 gulden. [430]
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Adriaen van der Does is schuldig aan Govert Jacobsz 24½ gulden wegens een koe en een varken. [431]
Akte zonder datum (protocol Hazerswoude 1555-1557). Adriaen van der Does is schuldig aan Cornelis Claesz 60 gulden wegens koop van 1 morgen land met een huis daarop, belend ten noorden en westen de schuldenaar, ten zuiden Cornelis Dircksz en ten oosten Eijmbrecht Hendricksz. [432]
Op 23-12-1561 verkoopt Willem Jacobsz (volgens opschrift Craen) aan Adriaen Eijmbrechtsz van der Does 4 morgen land binnen weg, strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg, belend ten oosten Jan Hugenz en ten westen Pieter Jan Lambrechtsz, betaald met een rentebrief.
Vervolg a. 23-12-1561. Volgt schuldbrief van 32 gulden met hypotheek op het gekochte, alsmede op een huis, berg en schuur, belend ten oosten Jan Willemsz, ten westen Neel Adriaen IJsbrantsz, ten noorden de Nieuwe vaart en ten zuiden de Voorweg, 3 morgen land, strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg, belend ten oosten Neel Adriaensz en Jan van Rijswijck en ten westen Cornelis Dircksz. [433]
Op 15-2-1563 verkoopt Adriaen Eijmbrechtsz van der Does aan zijn zwager (= stief-schoonzoon) Eeuwout Willemsz 2 morgen 1 hond land met een vogelkooi en de eenden en ander toebehoren, belend ten oosten Eijmbrecht Hendricksz, ten westen Willem Crijnen, ten zuiden Cornelis Dircksz Wittebol en ten noorden Claes Hendricksz en Aem Jansz, waarvan 7 hond pachtland is voor 2½ stuiver ten behoeve van de heer van Cruijningen volgens de pachtbrief en de rest is eigen land. [434]
Op 8-8-1563 verkoopt Adriaen Eijmbrechtsz van der Does aan zijn zwager (=stief-schoonzoon) Eeuwout Willemsz de beterschap van een huis en erf met 3½ morgen weiland zo hij het eerder in erfpacht genomen heeft van Willem van Alckemade voor 24 gouden gulden per jaar, met uitzondering van een nieuw getimmerd huis en erf, belast met 7 stuivers per jaar ten behoeve van Willem Jacobsz Craen, met waarborg het voornoemde huis.
Vervolg a. 1-11-1563. Volgt schuldbrief van 550 gulden met hypotheek op het gekochte, belend het huis ten westen Neel Adriaen IJsbrantsz en ten oosten Neel van Hout en de schuldeiser, strekkende van de Voorweg noordwaarts tot de Nieuwe vaart, het land belend ten oosten Neel Adriaensz en Dirck Adriaensz en ten westen Cornelis Dircksz, strekkende het oosterse weer van Aeltje corte Pieren erf af zuidwaarts tot Dirck Adriaensz, het westerse weer van de Voorweg tot de Achterweg. [435]
Op 18-2-1565 heeft Adriaen Eijmbrechtsz van der Does gekocht van Cornelis Vredericksz 4 morgen 2 hond land, belend ten oosten Aeltje, weduwe van Jan Adriaensz, ten westen Crijn Aertsz en Cornelis Vredericksz, ten zuiden Bruijn Jansz en ten noorden Neel, weduwe van Adriaen IJsbrantsz, belast met 4 pond vlaams. Hij zal de verkoper schadeloos houden van 24 gulden per jaar ten behoeve van de erfgenamen van Neeltje, weduwe van Dirck Ottensz te Leiden, elk pond te lossen met 100 gulden, met waarborg door Adriaen Eijmbrechtsz van het voornoemde land alsmede een huis en erf belast met 7 stuivers per jaar, belend ten oosten Cornelis Willemsz van Hout, ten westen en noorden Eeuwout Willemsz en ten zuiden de Heerweg.
Vervolg a. 18-2-1565. Cornelis Vredericksz draagt over op Adriaen Eijmbrechtsz van der Does bovengenoemde 4 morgen 2 hond land, belast met 4 pond vlaams. [436]
Op 11-12-1569 verkoopt Adriaen Eijmbertsz van der Does aan Eeuwout Willemsz zijn huisvrouwen behuwdzoon een huis en erf als hij zelf bewoont, belast met 7 stuivers per jaar, belend ten oosten Cornelis Willemsz van Hout, ten westen en ten noorden de koper en ten zuiden de Voorweg. [437]
Op 11-12-1569 verkoopt Adriaen Eijmbertsz van der Does aan Huijch Florisz 4 morgen land gelegen binnen weg, belend ten oosten Jan Hugenz en Adriaen Jansz, ten westen Pieter Jan Lambertsznz, ten zuiden de Achterweg en ten noorden de Voorweg, belast met 32 gulden per jaar, te lossen met 50 gulden? onder overhandiging van de oude brief van 23-12-15..? [438]
Op 19-2-1581 gaan Claertje Leendertsdr en Leendert Leendertsz met Adriaen Claesz, hun oom en gekoren voogd en hen sterk makende voor Cornelis Leendertsz, hun onmondige broer waar de voorsz. Adriaen Claesz mede voogd over is, Margriet, Neel Vranckensz weduwe, Cornelis Cornelisz en Willem Cornelisz zo voor hen zelven en haar sterk makende voor Adriaen Cornelisz, Harmen Cornelisz en Leendert Cornelisz hun broers, Lijsbeth Jansdr, weduwe van Eeuwout Willemsz en Cornelis Dircksz Wittebol, boedelhouder van Maritje Jansdr in de naam van Adriaen Eijmbertsz van der Does, allen accoord met de verkoop bij decreet van het Hof van Holland ter instantie van Willem Joostensz van 3 percelen land als een woning met 19 morgen land bij Willem Joostensz gekocht voor 500 gulden en 4½ morgen land met vogelkooi gekocht door Daniel Jacobsz voor 190 gulden; 2½ morgen gekocht door Gijsbrecht Hendricksz voor 150 gulden volgens de brieven van decreet van 23-7-1576. [439]
Op 16-2-1582 verkopen Lijsbeth Jansdr, weduwe van Eeuwout Willemsz, Cornelis Dircksz, boedelhouder van Maritje Jansdr en Adriaen Cornelisz, man en voogd van Trijntje Adriaensdr, allen wonende te Hazerswoude en als erfgenamen van Adriaen van der Does of Grietje Jan Pietersdr, zijn vrouw aan de weduwe en erfgenamen van Cornelis Vrericksz een partij slagturfland gelegen buiten weg, belend ten oosten Jan Pietersz Moeij, ten westen Jan van Mathenesse, ten zuiden Pons Gerritsz en ten noorden Crijn Aertsz en bekennen schuldig te zijn de voorsz. weduwe ...... met waarborg door Cornelis Dircksz van zijn woning strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg, belend ten oosten Lijsbeth Jansz en ten westen Jacob Sijmonsz en door Lijsbeth Jansdr haar huis en erf belend ten oosten Pieter Adriaensz clompmaker, ten westen Heijltje Cornelisdr, weduwe van Crijn Sijmonsz te Zevenhuizen, ten zuiden de Voorweg en ten noorden de nieuwe vaart. Cornelis Dircksz beloofde de voorsz. weduwe en erfgenamen van Cornelis Vrericksz te indempneren voor een derde deel jegens de boedel van Gijsbert Hendricksz scheepmaker als actie hebbende van de weduwe van Vranck Jansz beroerende de verkoop van 3 morgen land bij executie en decreet van 16-7-1581. Willem Cornelisz en Cors Cornelisz, zonen van Cornelis Vrericksz, stellen dat het land is bezwaard met 38 stuivers per jaar ....... [440]
Op 1-6-1584 stellen Lijsbeth Jansdr, weduwe van Eeuwout Willemsz, Cornelis Dircksz Wittebol, boedelhouder van Maritje Jansdr en Adriaen Cornelisz, man en voogd van Trijn Adriaensdr, allen kinderen van Margriet Willemsdr, huisvrouw geweest van Adriaen Eijmbrechtsz van der Does en Adriaen Cornelisz namens zijn huisvrouw enige dochter van Adriaen Eijmbertsz, dat de boedel van Adriaen Eijmbrechtsz en Margriet Willemsdr hun resp. ouders "overmits de troubles en bederffnisse des lants seer verachtert ende genoechsaem tot nijet geloopen was" zij nochtans geschift en gescheiden hebben. [441]
Fragment Van der Does | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15e- en 16e-eeuwse leden van het geslacht Van der Does in Leiden en omgeving.
Ia. Dirk (Hugens) van der Does, telg uit een zijtak van het adellijke geslacht Van der Does,
tr.
Elisabeth Henrica van Heenvliet, dr. van Hendrik van Heenvliet.
IIa. Hendrik Dirksz van der Does, ovl. Leiderdorp 1447, tr.[443]
Machteld Isaacxzdr Vranckens, dr. van Vranck Isaacxz, schepen van Leiden.
IIIa. Dirk Hendriksz van der Does, ovl. 1458-1462, wordt schepen van Leiden (1436),
tr. 1o
Machtelt Hendriksdr van Oudshoorn, dr. van Hendrik Hendriksz van Oudshoorn, vroedschap van Leiden, die schoonvader van Dirk Hendriksz van der Does wordt genoemd,[447]
tr. 2o
Jkvr. Liesbeth Adriaensdochter van Matenes, verm. dr. van Adriaen van Matenesse bezitter van de halve hofstede te Hillegersberg,[448] en Alijt van der Spangen.
IVa. Adriaen Dircksz van der Does, geb. vóór ca. 1455, ovl./beg. Rijnsburg in het klooster 22/24-2-1502[452]
[453]
, baljuw van Noordwijk (1486..1498),[454]
[455]
rentmeester van het klooster Rijnsburg (1481-1492),[456]
beleend (1462, 1481),
tr. 1o vóór ca. 1480[457]
Jkvr. Elisabeth Jacobsdochter van Cats, geb. vóór ca. 1435, ovl. 30-4-1477, wed. van Floris van Cralingen,
tr. 2o 1477-vóór ca. 1480[458]
[459]
Ge(e)rtru(i)de van Reimerswael (Rom(m)erswalle), ovl. na 1513[460], dr. van Adriaan van Reimerswaal (is dood 17-11-1490) en Margaretha van Egmond (ovl. voor 1498).
IVb. Jhr. Willem van der Does, geb. vóór ca. 1440, ovl. (kort voor) 1509, vroedschap,
schepen en burgemeester van Leiden,[492]
tr. 1465[493]
[494]
Henrica van Poelgeest, dr. van Jan van Poelgeest, Heer van Oud-Teylingen onder Warmond, en van Margaretha van Swieten.
Va. Dirk van der Does, geb. vóór ca. 1480, ovl. na 1502, ridder, heer van Kattendijke, Stavenisse en Noordwijk,
neemt op 29-3-1502 voor zijn zoon Jan na de dood van diens oudoom Jan van Noordwijk, heer van Noordwijkerhout, ridder, de erfenis over,[507]
tr. vóór 1502[508]
[509]
Josine van Zuylen, vrouwe van Noordwijk,
dr. van Werner van Zuylen van Zevender en Henrika van de Boekhorst, erfdochter van Noordwijk.
Vb. Adriaan Adriaansz van der Does, geb. vóór ca. 1485, overleden voor 8-9-1543[518], bezit land bij de Coppieren kade te Hazerswoude (voor 1565),
tr. vóór ca. 1510
Digna (Dugnum) Gou(d)t, beg. 's-Gravenhage 5-3-1559 ("beluidt Joffr Dympne Goudts, wed. van der Does, thyen poesen met de grote clock XXIII £")[519], wed. van Dirk Godschalks, rentmeester-generaal van Noord-Holland (waaruit zes voordochters),
dr. van Korstiaen Dammasz Goudt, schepen en burgemr. van Vlaardingen, en Alijt (de Jode?).[520]
Vc. Jhr. Hendrick van der Does, ovl. na 1577?, student te Leuven, ontving de inkomsten der vicarie op het altaar van den H. Geest in de parochiekerk van Reynsburch, reeds in de jaren 1515-1519, maar deed op 8-5-1530 afstand van de vicarie,[526]
woont te Rijnsburg (1565..1569),
is erfgenaam van zijn broer Adriaen van der Does (1565).
VIa. J(oh)an van der Does van Noordwijk, geb. 1477-1502, ovl. 1550[545]
[546]
, onmondig in 1502.
ridder, heer van Noordwijk,
tr. 1o [547]
Wilhelm(in)a van Beyeren en Schagen, tr. 2o 1543[548]
[549]
Anna van Nyenrode, ovl. 1550[550]
[551]
, vrouwe van Bergesteyn,[552]
wordt ca. 1547 beleend met Bergesteyn na doode harer moeder,
dr. van Frans van Nyenrode, Raad Ordinaris in den Hove van Utrecht, in de Ridderschap van Utrecht, Commissaris van den Keizer, en van Johanna van Zuylen van Natewisch, Vrouwe van Bergesteyn.[553]
Uut zijn tweede huwelijk (o.a.?):[554]
|
28036. GERRIT PONSZ, geb. vóór ca. 1520, ovl. 1566-1567, belender aan de Voorweg (1556), aan de Binnenweg (1556..1564, in 1567 zijn erven), aan de Buitenweg (1565-1566) te Hazerswoude (1562..1565), getuige (1559), tr. 2o voor 1567 LIJSBETH JANSDR, ovl. 1572-1584, belendster (als wed. van Gerrit Ponsz) aan de Buitenweg (1567, 1571), aan de Bovenweg (1568-1570), Achterweg (1569) te Hazerswoude (1572, in 1584 de erfgenamen van Lijsbeth, Gerrit Ponsz weduwe), tr. 1o vóór ca. 1545
28037. TRIJNTJE CORNELISDR CRAEN, geb. vóór ca. 1525, ovl. vóór 25-1-1566[586].
Op 3-3-1555 verkoopt Cornelis Willemsz, drapenierder, wonende te Leiden, aan Gerrit Ponsz twee bezegelde schoutenbrieven van 3 morgen houtland met hypotheek op ca. 3 morgen land en nog op 1/5 deel van een halve morgen aan de Rijndijk in twee weren, genaamd het ene Buttermans weer nu in gebruik bij Joris Cornelisz Schoeneman, hem aangekomen van Trijntje Adriaen Jans en haar kinderen.
Vervolg: 3-3-1555. Volgt schuldbrief van 10 gulden per jaar met hypotheek op het gekochte, belend ten oosten de weduwe van Dirck Wittebol en Cornelis Dircksz Een Ooch, ten westen Sijmon Cornelisz Tang, Pieter Garbrantsz en Garbrant Jansz, ten zuiden de Achterweg en ten noorden de Voorweg, zijn huis en erf met 1 morgen land waar het huis op staat, belend ten oosten en zuiden Hendrick Claesz, ten westen Huijch Florisz en ten noorden de Voorweg, belast met 3 1/2 pond hollands per jaar ten laste van Willem Craen; 1 1/2 morgen vrij buurland gelegen boven weg, belend ten oosten en zuiden Ael Jan Lammen, ten westen Pieter Pijnssen en ten noorden jonge Dirck Claesz. [587]
Op 4-5-1561 verkoopt Cornelis Willemsz aan Gerrit Ponsz twee percelen land, het ene belend ten oosten Aernt Gerritsz, ten westen Govert Jacobsz, ten zuiden de Voorweg en ten noorden de Nieuwe vaart en het andere belend ten oosten Floris Gerritsz en Cornelis Claesz brouwer, ten westen Jan Willemsz, ten zuiden de Nieuwe vaart en ten noorden Gerrit Lourisz, onder de voorwaarden dat "also dese landen met eenige ander landen toebehoorende Jan Willemsz de voorsz. Cornelis Willemsz, broer tezamen aan een perceel in de laatste meting gemeten op 8 morgen 5 hond 86 roe, soe sullen Gerrit Ponsz en Jan Willemsz voorsz. tesamen hoere landen verongelden elck even hooch en evenveel", met waarborg een kamp land, groot 1 1/2 morgen, gekomen van Joosje, weduwe van Dirck Wittebol, belend ten oosten Cornelis van Hout, ten westen Cornelis Willemsz, ten zuiden Adriaen Willemsz Veltheer en ten noorden de Voorweg, betaald met een rentebrief.
Vervolg 4-5-1561. Gerrit Ponsz is schuldig aan Cornelis Willem Jan Aertsz een jaarlijkse rente van 36 gulden met hypotheek op het gekochte alsmede op een huis en erf met 7 hond land, belast met 3 1/2 pond hollands per jaar ten behoeve van Willem Craen, belend ten oosten Hendrick Claesz, ten westen Huijch Florisz, ten zuiden Hendrick Claesz en ten noorden de Voorweg, 1 1/2 morgen land boven weg, belend ten oosten Ael Jan Lammen, ten westen Pieter Pijnsz, ten zuiden Ael Jan Lammen en ten noorden jonge Dirck Claesz, 2 1/2 morgen land binnen weg, strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg, belend ten oosten Jacob Claesz Doe, ten westen Sijmon Cornelisz Tang en Garbrant Jansz, belast met 10 gulden losrente per jaar ten behoeve van de erfgenamen van Cornelis Willemsz alias Neel Otten te Leiden. [588]
Op 7-12-1562 verkoopt Cornelis Willem Jan Aertsz aan zijn schoonvader Pieter Jacobsz Craen een bezegelde rentebrief d.d. 4-5-1561 op Gerrit Ponsz, groot 36 gulden. [589]
Op 2-2-1568 verkoopt Lijsbeth Jansdr, weduwe van Gerrit Ponsz met Pieter Jansz Wittebol, haar voogd, aan Pons Gerritsz, haar mans voorzoon, 2½ morgen land gelegen binnen weg, strekkende van de Voorweg tot de Achterweg, belend ten oosten Jacob Claesz en ten westen Sijmon Cornelisz en Dirck Adriaensz, belast met 10 gulden ten behoeve van de erfgenamen van Cornelis Willemsz te Leiden. [590]
Op 8-1-1581 verkoopt Gerrit Ponsz aan Jacob Cornelisz Craen, zijn oom(¥), een stuk land strekkende van Trijn Cornelisdr, de zuster van Gerrit Ponsz (sic! hoe zit dat?), land af noordwaarts tot de dwarswetering toe, belend ten oosten Eeuwout Gerritsz en de heer van Cruijningen en ten westen Willem Pietersz, wel verstaande dat Trijn Cornelisdr daarin een henneptuin heeft aan de dwarswetering op de oostkade groot de helft van 5 morgen 15 roe, belast met de helft van 30 gulden, waarvan Trijn Cornelisdr de wederhelft moet betalen; 18 gulden ten behoeve van Aelbrecht Hendricksz en 12 gulden ten behoeve van Joost Jacobsz te Leiden. [591]
COMMENTAAR(¥) Dit valt alleen maar te begrijpen als Jacob Cornelisz Craen zijn oudoom is en niet zijn oom. En verder leeft Trijn Cornelisdr blijkbaar in 1581 dus is zij niet de eerste echtgenote van Gerrit Ponsz want overleden voor 1566. Wie Gerrit Ponsz, de verkoper, is, blijft ook een raadsel. Hij kan niet de zoon zijn van Pons Gerritsz x Machtelt Cornelisdr want die in in 1591 nog onmondig. Raadsels dus.
Op 20-12-1579 is Cornelis Cornelisz jonge Soontge schuldig aan Wouter Cornelisz 72 gulden wegens koop van de helft van 8½ hond slagturfland en 500 tonnen turf, belend ten oosten Maerten Adriaensz, ten westen Sijmon Dircksz, ten zuiden de landscheiding en ten noorden Jan Adriaen Jansz, waarvan de wederhelft toebehoort aan Jan Gerrit Ponsz. [592]
Op 15-1-1581 verkoopt Jan Gerritsz aan Rutgert Adriaensz 7 hond land met een huisje gelegen binnen weg, belend ten oosten en zuiden Willem Cornelisz, ten westen Adriaen Adriaensz Prins en ten noorden de Voorweg. Met rentebrief (zie invnr. 18 akte folio 379v) ten behoeve van Jan Gerrit Ponsz van 6 gulden per jaar. Afgelost d.d. 27-2-1621. [593]
Op 11-12-1583 verkopen Jan Gerrit Ponsznz en Dirck Hendricksz, zijn zwager (=schoonzoon?), aan Jan Jansz van Velsen een derde gedeelte van 9½ hond land gelegen boven weg, belend het gekochte ten oosten Jan Joostensz, ten westen Claes Dircksz, ten zuiden Anna Gerritsdr en ten noorden Maritje Gerritsdr, betaald met een obligatie. [594]
Op 4-5-1586 verkoopt Jan Gerrit Ponsznz aan Hendrick Cornelisz Croeswijck een bezegelde rentebrief op Rutgert Adriaensz van 6 gulden per jaar van 15-1-1580, betaald door overdracht van land in Benthuizen. [595]
Op 5-3-1613 (compareren) Gerrit Jansz, Adriaen Jansz en Jan ........... te Mijdrecht, man en voogd van Lijsbeth Jansdr, allen kinderen en erfgenamen van Jan Gerrit Ponsz. De boedelverdeling is enige jaren geleden overeengekomen. Gerrit en Adriaen ontvangen alle onroerende goederen welke hen van het sterfhuis van hun moeder zijn aanbestorven, waartegen Jan Jansz zal hebben 200 gulden. [596]
Op 24-5-1615 verkopen Pons Gerritsz en Pieter Govertsz, Heilige Geestmeesters van Hazerswoude, aan Pieter van Eijndoven een huis en erf gelegen buitenweg in het Westeinde, belend ten noorden en oosten Jacob Cornelisz, ten zuiden de Voorweg en ten westen de weduwe van Cornelis Hugenz, zoals Dirck Jansz van Goch het huis bewoonde en sinds overlijden aan de Heilige Geestarmen is gedevolveerd overmits hij uit de inkomsten van dien was onderhouden, belast met 2 gulden 8 stuivers 2 penningen per jaar ten behoeve van de armen en 55 gulden die door de Heilige Geest betaald zijn aan de erfgenamen van Jan Gerrit Ponsz over de verlopen custingpenningen van het voorsz. erf. Voldaan met een schuldbrief boven de belasting ........... onder overhandiging van de oude brief van 22-1-1590.
Vervolg 24-5-1615. Volgt schuldbrief van 216 gulden met hypotheek op het gekochte. [597]
Op 6-4-1610 stelt Adriaen Jansz mede-erfgenaam van zijn vader Jan Gerrit Ponsz dat Dirck Jansz van Goch nog als rest van een schuldbrief schuldig was 55 gulden wegens koop van een erf dat Dirck bewoont. De Heilige Geest heeft hem de 55 gulden betaald aangezien Dirck "impotent en stock oudt is" en armoedig. [598]
Op 29-3-1619 delen Gerrit Willemsz voor zichzelf en als voogd over de twee weeskinderen van Willem Willemsz bij Maritje Cornelisdr Speelman, Wouter Cornelisz, gehuwd met Maritje Willemsdr, Leendert Willemsz, Cornelis Hendricksz Crooswijck, gehuwd met Annetje Willemsdr, allen kinderen en kleinkinderen van Willem Gerrit Ponsz en Heijltje Willemsdr, overleden alhier, de boedel. Leendert Willemsz en Cornelis Hendricksz Crooswijck ontvangen tezamen 7 hond slagturfland of water met een erf daarin begrepen met een huisje en schuur daarop staande gelegen binnenweg, belend ten noorden de Voorweg en Wouter Cornelisz, ten oosten Maritje Cornelisdr, weduwe van Jacob Corsz, ten zuiden Gerrit Ponsz, Wouter Cornelisz comen en Claes Cornelisz Soontgen en Wouter Cornelisz Speelman, 8 1/2 hond slagturfland of water gelegen bovenweg, belend ten noorden Jacob Woutersz en Pieter van Luijck, ten oosten Jan Dircksz Verkade, ten zuiden de landscheiding en ten westen Leendert Dirck Claesz, 2 1/2 hond slagturfland of water gelegen binnenweg, belend ten noorden de Voorweg, ten oosten Sijmon Corsz, ten zuiden Wouter Cornelisz comen en ten westen Claes Adriaensz, molenaar en moeten aan de anderen uitkeren 432 gulden. Wouter Cornelisz krijgt 319 gulden die hij inhouden zal van een schuldbrief welke hij aan de boedel schuldig is pro resto 525 gulden en blijft schuldig 206 gulden, Gerrit Willemsz met de kinderen van Willem Willemsz ontvangen tezamen eerst de voornoemde 432 gulden en nog de 206 gulden. [599]
28038. CORNELIS NN.
Op 27-5-1573 is Pons Gerritsz schuldig aan Maritje Cornelisdr, zijn wijfs zuster wonende te Alphen, 80 gulden met hypotheek op 2½ morgen land gelegen binnen weg, belend ten oosten Jacob Claes Doensznz en Anna Wermboutsdr weduwe van Jan Dirck Claesznz en ten westen Sijmon Cornelisz Tange en Thijs Jan Hugenznz, strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg. [600]
Op 26-11-1595 is Machtelt Cornelisdr, weduwe van Pons Gerritsz met Roelof Adriaensz, haar gekoren voogd, schuldig aan haar broer Jacob Cornelisz, wonende te Alphen, 54 gulden met hypotheek op 2½ morgen land met huis gelegen binnen weg, belend ten westen Cornelis Dircksz Roos en ten oosten Cornelis Pietersz Speelman en Cornelis Dircksz voorsz., strekkende van de Voorweg zuidwaarts tot de Achterweg toe. Afgelost 7-6-1606. [601]
28066. THIJS DIRCKSZN, ovl. vóór 1568, tr. vóór ca. 1550
28067. GEERTRUY GIJSBRECHTSDR, ovl. na 1568, wonende te Alphen (1568).
Op 5-12-1568 is Jacob Jacobszn Houweling wonende aan de boven weg schuldig aan Geertruy Gijsbrechtsdr, wed. van Thijs Dirckszn, zijn schoonmoeder nu wonende te Alphen 3 Car. gld. 10 st per jr met hypotheek op 10½ hond land aan de boven weg, strekkende uit het noordeinde van Pieter Woerincxszn land af zuidwaartys tot Doe Engebrechtszn land toe, belend O Hendrick Ruttenszn, W Symon Gerritszn, 2½ morgen 2½ hond land met het huis, barg en schuur zoals hij nu bewoont, strekkende met het noordeinde van de Achterweg af zuidwaarts tot Claes Jacobszn van Lindenburch land toe, belend O Claes Jacobszn voorsz. en W Pieter Woerincxzn voorsz. en Hendrick Ruttenszn. [602]
COMMENTAAR(¥)
Niet goed is hier:
28072. JAN LOURISZ, ovl. na 1585, treedt op in een boedelverdeling voor zijn vrouw (1578), belender aan de Buitenweg te Hazerswoude (1578), 28073. CRIJNTGE JACOBSDR, ovl. na 1578. |
28072. JAN LOURISZ, geb. vóór ca. 1500.
28080. JACOB GOVERTSZN, geb. vóór ca. 1505, tr. vóór ca. 1530
28081. SMUTGEN NN.
ORA Hazerswoude 16/194v, d.d. 1555/1565 zonder datum: Smutgen, weduwe van Jacob Govertsz met Joost Jacobsz, haar zoon en voogd geeft procuratie op Cornelis van ......... (TEKST OPZOEKEN) [603]
============= KORENTIENDEN =========
1-8-1557. De heer van Hazerswoude wil de korentienden verhuren. Govert Jacobszn het oostbon voor 20 gulden, borgen Joost Jacobszn en Adriaen Jacobszn, Wouter Corneliszn ontvangt het trekgeld. Adriaen Jacobszn het middelste bon voor 9 KG. Borgen Joost Jacobszn en Govert Jacobszn, het westelijk bon Govert Jacobszn voor 55 KG, borgen Jacob Willemszn Craen en Wouter Corneliszn, terwijl het trekgeld naar Jacob Willemszn Craen gaat. [604]
Op 29-9-1555 beloven Govert Jacobszn en Adriaen Jacobszn bij deze Joost hun broer te vrijen van alle contracten als zij drien verleden hebben tbv Huijch Willemszn brouwer tot Leiden en wel dat Govert zal leveren aan Huijch 8 bronten turf en Adriaen 700 tonnen turf. Beiden tekenen. [605]
Op 30-1-1557 verkopen Pieter Jacobszn Bom, brouwer te Delft, en Jan Willem Jacobszn Bom zijn broer wonende ook tot Delft, aan Joost Jacobszn een woning met huis, schuur, barg en 14 morgen land boven weg te Hazerswoude, belend O Huijch Aelbrechtszn en Jan Janszn c.s., Z de landscheiding, W Dirck Jacobszn en N de Achterweg, belast met 37 KG losrente en 1 st erfpacht tbv de heer van Cruyningen, van de 37 KG moeten worden betaald aan Gerrit Bueckelszn Buytewech 20 KG, aan Willem Aelbrechtszn 9 KG en aan Frans Gerritszn Gool 8 KG, betaald met een obligatie. Borg Jan Willem Jacobszn zijn broer. [606]
Op 26-9-1563 verkoopt Joost Jacobszn aan Adriaen Jacob Bouwensznzn een perceel erfpachtland groot 10 of 10 2 hond, belend O Cornelis Corszn en Gerrit Claeszn de Blindt, , W Jan Gerritszn Bijl en Jasper Eymbrechtszn, Z Neel mijn zoon met zeker cleyn erfje, belast met 30 st eeuwige erfpacht tbv mijn heer van Cruyningen met waarborg een woning met 9 morgen land, belend O Govert Jacobszn en Jan Janszn, W Dirck Jacobszn, Z Govert Jacobszn en N de Achterweg. [607]
Op 26-9-1563 is Adriaen Jacobszn (=Adriaen Jacob Bouwensznzn) schuldig aan Joost Jacobszn 194 KG met hypotheek op het gekochte. [608]
Op 2-3-1592 verkoopt Anna Joostendr wede Joost Jacobszn met Cornelis Joostenzn haar zn aan Hendrick Adriaenszn Craen een woning als huis met barg en schuur alsmede 4 morgen 4 hond 25 roe land, belend W Dirck Jacobszn van Montfoort, O Anna Jaspersdr wede Govert Jacobszn en de koper met 42 hond land, kortelings van de verkoopster gekocht, N de Achterweg en Z Dirck Jacobszn Rijck, Martijn Joostenszn en Hendrick Adriaenszn voorsz. belast met een stuiver erfpacht staande op een partij van t voorsz. land en 8 KG losrente per jr tbv Gijsbert Dirckszn Gool als voogd van enige weeskinderen, betaald met een schuldbrief. [609]
Op 2-3-1592 volgt de schuldbrief van 800 KG door Dirck Adriaen Reyersznzn en Jacob Doeszn als vermeld onder 199. [610]
Op 10-9-1589 verkoopt Adriaen Joostenzn aan Roelof Adriaenszn secretaris alhier een schuldbrief op Thonis Janszn van 112 KG van 4-12-1588 betaald door levering van turf en met een schuldbrief, die hij aan de koper schuldig was van 3 x 26 KG. [611]
Op 10-9-1589 is Adriaen Joostenzn schuldig aan Cornelis Adriaenszn Lodder 125 KG 4 st met hypotheek op 5 hond slagturfland gelegen boven weg, belend O Maerten Joostenzn, W Dirck Jacobszn van Montfoort, N de moeder van de schuldenaar Anna Joostendr en Z de schuldenaar. [612]
COMMENTAAR(¥) In 1560 is sprake van Adriaen Jacobszn backer. Dezelfde? |
In dec. 1555 (ongedateerd, zit tussen akte van 6 en 17-12-1555) is Cornelis Claeszn schuldig aan Adriaen Jacobszn 12 pond groot vlaems met hypotheek op 4 morgen land, belend O Adriaen Janszn backer, W Jan Willemszn, Z de nieuwe vaart en N Claes Dirck Adriaensznzn. [614]
Op 23-11-1556 verkoopt Jacob Willemszn Craen aan Adriaen Jacobszn 1/8 deel boter voor 4 KG min een stoter, terwijl Jacob van Adriaen geleend heeft 1 gouden reaal. [615]
In januari 1557 is Adriaen Jacobszn schuldig aan Joost Jacobszn zijn broer 13 KG 15 st per jr met hypotheek op 14 hond land in het Rietveld zijnde twee percelen, het ene groot 3 2 morgen liggende boven weg in de woning die van Pieter Janszn Bom gekomen is en nu toebehoort Joost Jacobszn, belend de 3 morgen O Cornelis Vranckenszn, W Dirck Jacobszn, Z de landscheiding en N Joost Jacobszn en de andere halve morgen belend O Huijch Aelbrechtszn, W en Z Joost Jacobszn, N de Achterweg, op welk land elk jaar 10 schepen cleybagger, poortaerde of sandt mag worden aangebracht, welke 3 morgen Adriaen mag slagturven. [616]
In januari 1557 verkoopt Joost Jacobszn aan Adriaen Jacobszn zijn broer 14 hond land in het Rietveld, belend O Roelof Adriaenszn, W de Oostka, N Neeltje Aert Willemszn, Z de Kerkweg alsmede nog 2 percelen groot het meeste 3 morgen en het minste een halve morgen in de woning die Joost gekocht heeft van Pieter Jacobszn Bom zoals hiervoor vermeld, betaald met een rentebrief van 13 KG 15 st. [617]
In mei/juni 1559 (ongedateerd, zit tussen akten van 17 mei en 19-6-1559) verkoopt ... (onleesbaar) Adriaen Steffenszn wede met haar voogd, aan Adriaen Jacobszn een huis en erf met 4 morgen 2 hond land strekkende van de Achterweg zuidwaarts tot de landscheiding toe, belend O Huijch Aelbrechtszn en W Huijch N, belast met 5 pond per jr tbv Mr Gerrit van der Laen, 3 groot tbv de heer van Cruyningen en 3 st tbv de pastoor van Hazerswoude. De woning is door Adriaen Steffenszn verbonden voor 4 pond vlaems die Anthonis Maetroes schuldig is aan de erfgenamen van Willem van Alckemade, betaald met gereed geld en met een schuldbrief. [618]
Hierna volgt de rentebrief van 12 KG per jr met hypotheek op het gekochte. [619]
In sept.-nov. 1559 (ongedateerd, zit tussen akten van 25-9-1559 en 25-11-1559) verkoopt Adriaen Jacobszn aan Jan Janszn van Velsen 1½ morgen land, belend O Cornelis Jacob Hugenznzn, W Andries Claeszn, Z de Achterweg en N Maritje Hendrick Dirckszn wede, belast met 6 pond hollands per jr zo hij hetzelve gekocht heeft van Grietje Hendricksdr. Borg Joost Jacobszn. [620]
Op 23-6-1560 verkopen Joost Jacobszn en Adriaen Jacobszn broers, Willem Symonszn lijmzieder en voogd over Lucia Wouter Govertsznsdr met consent van de weesmeesters van Leiden, aan Mr Pieter Aertszn priester pater en confrater van de convente van Roodenburch te Leiden een rentebrief van 9 KG met de oude brief. [621]
Op 7-7-1560 verkoopt Adriaen Jacobszn aan Jan Janszn van Velsen een bezegelde brief van 12-9-1550 van 1½ morgen land boven weg, belend O Cornelis Jacob Hugenznzn, W Andries Claeszn, Z de Achterweg en N Maritje Hendrick Dirckszn wede, belast met 6 pond hollands losrente per jr die Cornelis Eeuwoutszn Schoeneman op Joost Jacobszn en Govert Jacobszn broers heeft rustende op een camp land daar het verkochte deel van uitmaakt. Borg Joost Jacobszn. [622]
Op 7-7-1560 is Jan Janszn van Velsen schuldig aan Joost Jacobszn 3 KG per jr losrente, af te lossen bij dood van zijn moeder als hij of zijn kinderen daar enige erfenis van krijgen met hypotheek op het gekochte en op 1 morgen land boven weg, belend O Cornelis Vredericxzn, W Eymbrecht Hendrickszn, Z de wede en erfgenamen van Cornelis Dirckszn en N Toenis Adriaenszn. [623]
Op 13-10-1561 testeren Boeyen Adriaenszn en Baef Dircksdr zijn vrouw. De langstlevende behoeft nimmer enig bewijs te doen. Zij hebben Barber Cornelisdr de oudste dochter van Maritje Boeyendr hun dr en Cornelis Corneliszn die van sobere regimente is en gehuwd is met Adriaen Jacobsz(¥) 300 KG toegedacht. Bij kinderloos overlijden van hun kleindochter gaat het geld terug naar de grootouder of aan de andere kinderen van Maritje Boeyendr. [624]
COMMENTAAR(¥) Indien deze Adriaen Jacobsz dezlfde is als bovenstaande Adriaen Jacobszn (Jacob Govertsznzn) dan is deze dus kennelijk voor 1561 getrouwd met Barber Cornelisdr, dr. van Cornelis Corneliszn en Maritje Boeyendr.
Op 13-12-1568 is Adriaen Jacob Govertsznzn schuldig aan Adriaen Willem Hendriksznzn wegens koop van 2 morgen slagturfland gelegen boven weg, belend O Bruyn Ponszn en Wouter Corneliszn, W Joost Jacobszn, Z Joost Jacobszn en de erfgenamen van Symon Jacobszn en N Mees Adriaenszn 130 KG met hypotheek op het gekochte. Borg Govert Jacobszn, broer. [625]
In juli 1555 is Pouwels Adriaenszn man en voogd van Neeltje Jacobsdr is schuldig aan Adriaen Jacobszn zijn zwager 78 KG met hypotheek op een stuk land gelegen binnen weg, belend W Willem Jacobszn Craen en O Vranck Gerritszn, strekkende van de Voorweg tot de Achterweg en op een ander binnen weg saet belend W Claes Hendrickszn en Huijch Gerritszn en O Cornelis Jacobszn, strekkende van de Achterweg tot de Voorweg.
Hierna volgt mede in juli 1555 verkoop door Joost Jacobszn aan Pouwels Adriaenszn zijn zwager van het voorgaande eerste perceel groot 14 hond, zoals de verkoper dat van zijn vaders erfenis genomen heeft, belast met 2 pond groot vlaams per jr tbv de Pastoor van Hazerswoude alsmede 3 gulden per jr lijfrente tbv Aechtje N., te lossen met 21 KG. Borg Adriaen Jacobsz voorsz. Het voorgaande land staat nog tot hypotheek voor andere renten die Pouwels Adriaenszn niet hoeft te betalen. [626]
Op 8-6-1561 ... (onleesbaar) Eymbrecht Hendrickszn ... Cornelis Eymbrechtszn zijn zn ... (onleesbaar), Adriaen N gehuwd met Neeltje Jacobsdr de achtergelaten wede van Cornelis Eymbrechtszn 10 hond slagturfland, belend O Jan Ponszn, W Bruyn Ponszn, N Adriaen Roelofszn, Z Govert Jacobszn en nog N Eymbrechtszn zelf, en Dirck Engbrechtszn. Compareerden mede Pouwels Adriaenszn die overdraagt dezelfde 10 hond land aan Jan Adriaenszn zijn broer en IJsbrant Corneliszn [627]
Op 8-6-1561 volgt de schuldbrief door Jan Adriaenszn en IJsbrant Corneliszn tbv Louris Anthoniszn van 75 KG met hypotheek op het gekochte en op 15 2 hond land binnen weg, belend O Cornelis Vranckenszn en W Leendert Claeszn, strekkende van de Voorweg tot de Achterweg. Borg Pouwels Adriaenszn met waarborg zijn huis en erf belend O Jan Janszn, W Claes Dirckszn, N dezelfde Claes Dirckszn en Z de Voorweg. [628]
In jan. 1563 (akte zit tussen andere akten van 14 en 17 jan.) verkoopt Pouwels Adriaenszn man en voogd van Neeltje Jansdr wede Cornelis Eymbrechtszn aan Dirck Aelbrechtszn backer 3 morgen 4 hond land binnen weg, strekkende van de Voorweg tot de Achterweg, belend O Gerrit Adriaenszn broeder van de verkoper en W Claes Hendrickszn en Huijch Gerritszn, belast met 75 KG tbv de voorkinderen van zijn huisvrouw, 4 KG 10 st tbv Dirck Engebrechtszn, 4 KG losrente tbv Jan Janszn te Leiden, 100 KG tbv Stijntje Gerrit Jacobszn wede te Benthuizen, met waarborg een huis en erf, belend O Jan Janszn, W en N Claes Dirckszn en Z de Voorweg. [629]
In de direkt hierna volgende akte volgt overneming van de belasting van het voorsz. huis door de koper. [630]
Op 17-6-1566 compareert Pouwels Adriaenszn, man en voogd van Neeltje Jacobsdr wede Cornelis Engebrechtszn, welke boedel ten tijde van het overlijden waardig was 100 pond vlaams, zijnde de 3 onmondige weeskinderen niet meer bewezen dan elk 25 KG boven hun alimentatie, welke kinderen genaamd zijn Jacob Corneliszn, Maritje Cornelisdr en Anna Cornelisdr. Pouls geeft daarom de voorsz. weeskinderen nog zijn huis en erf, belend O Jan Janszn, W en N Claes Dirckszn en Z de Voorweg, belast met 30 st per jr, willende dat de 24 KG die hij schuldig is aan Jacob Willemszn Ket betaald zullen worden als zijn moeder sterft, buiten kosten van de weeskinderen, houdende Pouls Adriaenszn en zijn vrouw de lijftocht van het huis. [631]
Op 14-10-1568 hebben Jacob Aelbertszn en Cornelis Aelbertszn een perceel land gelegen binnen weg groot 3 morgen 4 hond 23 roe, te anderen tijde toebehoord hebbende Pouwels Adriaenszn gehuwd met Neeltje Jacobsdr wede Cornelis Engebrechtszn, welk land verhypothekeerd is tbv de kinderen van Cornelis Engebrechtszn voor alimentatie en kleding en 75 KG eens voor vaders erfdeel en alzo Dirck Engebrechtszn als oom en voogd van Anna Cornelisdr een van de weskinderen na lang proces en vervolg voor den Hove van Holland geobtineerd heeft condempnatie van 13 KG voor haar kleding met kosten begroot op 22 KG 1 2 st daarom de voorsz. Pouwels was gesommeerd, belopende de kosten daarvan 31 st en waert mede de voorsz. Dirck Engebrechtszn namens Maritje Cornelisdr en Anna Cornelisdr anno 1566 verschenen is geweest, tezamen 50 KG voor haar vaderlijk erfdeel, zo hebben de comparanten om proces te schuwen dezelfe toegeseyt en beloofd voor intrest van dien op Heiligermis 1568 te betalen tezamen 7 KG 10 st. [632]
COMMENTAAR(¥)
De volgende akte lijkt niet te slaan op Jasper Adriaenszn kw. nr. 28082.
In mei 1555? (ongedateerd, zit tussen akten van 17 en 18-5-1555) zijn Pieter Jasperszn alias Keyserscroon en Leendert Jasperszn broers beide wonende Zoetermeer schuldig aan Maritje Eymbrechtsdr wede Jasper Adriaenszn hun vader 75 KG spruitende uit de koop van de helft van een perceel van 9 2 morgen land in het Rietveld van Hazerswoude, gekomen van Hendrick Corneliszn ter Goude met de beterschap die Jasper Adriaenszn daaraan gedaan heeft, belend O Cornelis Claes Woutersznzn, W Dirck Claeszn Poorters, Z Mr Hubert doctor en N de nieuwe vaart. [633] |
28082. JASPER ADRIAENSZN, geb. vóór ca. 1525, ovl. 1569-1577, betaalt 10e penning (1544), passeert op 14-6-1554 een hypotheekbrief, belender aan de Bovenweg (1562..1569), te Hazerswoude (1563..1569), wonende aan de Achterweg (1568).
10e penning Hazerswoude 1544:[634]
Jasper Adriaenz bruyct van versceyden p:soenen vyftendaelf morghen myt zyn huys tsamen voir xxv £ (doorgehaald: xii £ x st(uivers))
In jan. 1556? (ongedateerd, zit tussen akten van 2-1-1556 en .. januari 1556) moet Jasper Adriaenszn leveren aan Aelbert Brunenzn 1500 ton turf. [635]
Op 22-2-1565 verkoopt Hendrick Engebrechtszn aan Jasper Adriaenszn een perceel land boven weg groot 2 morgen in een weer genaamd t bagijn land, belend O Jan Pieterszn en Vranck Janszn, W Claes Hendrickszn en Toenis Hendrickszn, Z Willem Claeszn en N de Achterweg, belast met 4 gld 10 st tbv Heyltje Engebrechtsdr. [636] . SP 1 Op 22-2-1565 volgt de schuldbrief van 212 KG met hypotheek op het gekochte. [637]
Op 8-10-1565 verkoopt Jasper Adriaenszn aan Vranck Janszn de beterschap van een huis en erf als hij te anderen tijde van Anthonis Hendrickszn heeft gekocht volgens de erfpachtsbrief, met waarborg 2 morgen land gelegen boven weg, belend O Jan Pieterszn en Vranck Janszn, W Claes Hendrickszn, N de Achterweg en Z Willem Claeszn [638]
Op 7-5-1565 (de brief heeft lang onder mij gelegen) verkoopt Jan Pieterszn van der Heyden als rentmeester en gemachtigde van de gemene erfgenamen van heer Willem van Alckemade aan Jasper Adriaenszn zulke woning en land als Jacob Willemszn Oomen in erfpacht had, volgens de brief van 15-10-1563, belast met 12 KG. [639]
Op 12-8-1566 volgt de schuldbrief voor de rente van 12 KG met hypotheek op het voorgaande, groot 2 morgen 2½ hond land met het huis, belend O Adriaen Janszn, W de erfgenamen van Jacob Hugenzn brouwer te Leiden, N de Achterweg en Z Willem Crijnenzn, afgelost 6-5-1572. [640]
Op 15-1-1568 (stilo com.) is Jasper Adriaenszn schuldig aan Cornelis Gerritszn Keyser 130 KG wegens koop van zeker veenland in Hogeveen met hypotheek op een perceel land, gelegen boven weg, belend O Vranck Jan Hugenznzn en Jan Pieterszn en W Claes Hendrickszn, strekkende van de Achterweg tot Willem Claeszn land toe. [641]
Op 4-11-1568 is Jasper Adriaenszn wonende aan de Achterweg, schuldig aan Cornelis Adriaenszn 4 KG per jr met hypotheek op 2 morgen weiland, belend O Vranck Janszn en Jan Pieterszn, W Toenis Hendrickszn en Claes Hendrickszn, Z Louris Pieterszn en Dirck Adriaenszn en N de Achterweg, zijn huis en erf met 2 morgen land, belend O Erm Aem Janszn wede, W Willem Adriaenszn te Leiden, Z Crijn Willemszn en N de Achterweg. [642]
Op 9-1-1570 (stilo com.) verkoopt Jasper Adriaenszn aan Jan Willemszn Vermeer brouwer te Leiden 2 brieven op malkanderen daarvan de leste op hem spreekt van 7-5-1565 van zekere woning met 2 morgen 2½ hond land gekomen van Jacob coman Willemszn, belast met 12 KG per jr, een andere bezegelde brief van 2 morgen gekomen van Hendrick Engebrechtszn belast met 4 KG 10 st per jr van -2-1565 stilo com., alsmede met 4 KG per jr tbv de koper als actie hebbende van Cornelis Adriaenszn. [643]
Op 17-6-1577 hebben Adriaen Symonszn, Gerrit Corneliszn Keyser en Jacob Pieterszn Craen schepenen en Cornelis Gerritszn Keyser als schatters alsmede Jan Joostenszn Block schoutenbode, geschat ten verzoeke van Roelof Adriaenszn als gemachtigde van Jacob Hendrickszn wonende Schoonhoven als zoon en mede-erfgenaam van Hendrick Corneliszn zijn vader in zijn leven wonende ter Gou om schatting te doen aan 10 morgen land in de Waterganck buiten weg, belend O de erfgenamen van Cornelis Eeuwoutszn, N de Kerkweg, W Dirck Claeszn Poorter met Cornelis Corneliszn jonge Coninck, Z de erfgenamen van Mr Huybert de Jonge dr in de medicijnen, lestmaal gepossideert bij Leendert Adriaenszn schout tot Coudekerck voor 21 KG per jr volgens de brief gepasseerd bij Jasper Adriaenszn op 14-6-1554, voor welk bedrag en 1 jr rente t voorsz. hypotheek op 20-4-1577 gerechtelijk was gepand en de weete gedaan aan Leendert Adriaenszn als possesseur en ten woonstede van Toenis Jasperszn en Anna Jaspersdr wede Govert Jacobszn als erfgenamen van Jasper Adriaenszn en zij schatten Roelof Adriaenszn handelend als gemeld toe de voorsz. 10 morgen. [644]
Op 24-5-1562 verkoopt Willem Meeszn aan Anthonis Jasperszn 7 hond slagturfland belend O de woning die Thoenis Maetroes plach te gebruiken in erfpacht van de vrouwe van Opmeer, W Huijbert Adriaenszn, Z en N Leendert Adriaenszn, met waarborg zijn woning van 7 morgen 1 hond land, belend O Cornelis Dirck Eggersznzn, W en N de wede van Maerten Eeuwoutszn en Thoenis Adriaenszn cuyper. [645]
Op 3-10-1563 verkoopt Willem Aertszn aan Anthonis Jasperszn een rentebrief sprekende op Herper Huijgenszn van 6 pond hollands per jr van 2-7-1559 daar deze brief duersteken is, met waarborg een huis en erf, belend O Gerrit ouwe Janszn, W Jan Gijsbertszn, Z de Hoge Rijndijk en N de Rijn. [646]
OP 10-6-1583 is Adriaen Leendertszn s schuldig aan Toenis Jasperszn 16 pond groot vlaems wegens koop van 7 hond land, belend O Claes Dirckszn van Montfoort, W de wede van Hubert Adriaenszn, Z Adriaen Leendertszn huiswerf, N Roelof Adriaenszn met waarborg het gekochte en zijn huis en erf, belend O de schuldenaar, W Ecker Corneliszn, Z het pad en N Maritje Hubert Adriaenszn wede en het voorsz. perceel. [647]
OP 12-6-1583 volgt de overdracht van de brief van 7 hond van 24-5-1562 zoals hij het gekocht had van Willem Meeszn. [648]
28320. AERT JANSZ SNOECK, geb. Gorinchem 1486, ovl. Gorinchem tussen 6-3 en 4-4-1543, bewoonde in het laatst van zijn leven een huis en hofstad over de haven bij de Groote Steiger te Gorinchem, aanvankelijk klerk onder zijn vader de stadssecretaris, aangesteld tot gezworen roedrager en bode der stad Gorinchem (1526), keurmeester van de haring (1534), manhuismeester (1542), stadhouder (=plaatsvervanger) van de drossaard van Gorinchem en het Land van Arkel (tot 1543),[649] tr. 2o [650] MARIA LAURENS MATTHIJSZDR, ovl. 1541, tr. 3o [651] YKEN AERT VINCKENDR, ovl. na 1543, tr. 1o [652]
28321. NN JANSDR VERPOORT.
Op 6-3-1543 legde Aert Jansz Snoeck nog voor de vierschaar getuigenis af bij zijn eed als oud-schut, op 4-4-1543 komt zijn vrouw als weduwe voor. [653]
Op 25-2-1559 dragen de gemeene erfgenamen van heer Jan Snouck Aerdtssz, priester en kanunnik te Gorkum, n.1. Frans Snouck Aerdtssz, Adriaen Snouck Aerdtssz, Govert Aerdtssz, als man en voogd van Aeff Snouck Aerdtsdr, en nog als zich sterk makende voor Thonis Volkertsz, als man en voogd van Marij Snouck Aerdtsdr, en voor Peter Jelissz., als man en voogd van Griete Snouck Aerdtsdr, beiden wonende te Amsterdam, allen gebroeders en gezusters, op aan Aerdt Aerdtsz twee kamers bezijden mekaar, staande in een stadssteeg achter het huis den Slijpsteen, voor 120 Karolusguldens. [654]
Op 16-12-1559 Frans Snouck Aerdtssz, Adriaen Snouck Aerdtssz., Govardt Aerdtssz van Genderen, als man en voogd van Aeff Snouck Aerdtsdr, (en nog als gemachtigde van Anthonis Volckardtssz, als man en voogd van Marijken Snouck Aerdtsdr, en van Peter Gielilsz, als man en voogd van Grietgen Snouck Aerdtsdr , alle vijf broers cn zusters, droegen op (1) aan heer mr Jan Back, priester en kanunnik van de kollegiale parochiekerk van St Martijn en St Vincent binnen Gorkum, een huis en hofstad op het kerkhof, bij heer Jan Snouck, ook priester en kanunnik te Gorkum, nagelaten en tot in het laatste van zijn leven bewoond, voor 500 Karolusguldens. [655]
Blijkens een akte van 12-5-1545 had zijn neef Jan Jacopsz Snoeck hem (Jan Aertsz Snoeck) herhaaldelijk met geld geholpen, zoo voor zijn verblijf aan de hoogeschool te Leuven en in het aannemen van den priesterlijken staat, als bij het verkrijgen van de kanunniksproven te Gorinchem en de vicarie van Wijk bij Heusden, alles te zamen tot een bedrag van 500 carolusgulden.
In 1544 nam Frans Aertsz Snoeck van zijn zuster Aefke Aerts Snoeck voor 1100 gulden het huis over de haven te Gorinchem over, waarin zijn vader overleden was. Zijn weduwe verkocht in 1572 met haar kinderen voor 300 gulden een huis in de Krijtstraat tegenover de Zustersteeg. [660] [661]
In 1618 richtten de gezamenlijke doktoren (onder wie Dr. Aegidius Snoeck) en apothekers van Amsterdam een verzoekschrift tot Burgemeesteren en Regeerders der Steede Amsterdam, waarin zij verzochten "de Vergadering der Doctooren ende Apothekers over seer veele Jaeren ingestelt, totten Jaere 1593 onderhouden ende noyt van UUEE afgeschaft, maer alleene vande voorsaten van den voorschreven Doctooren ende Verthooners niet vervolgens gebruyckt, wederom hernomen ende onderhoudenpop machte werden, met bevestiginghe van articulen". Tevens werd verzocht een "Medicinalen Cruythoff" aan te leggen. Beide verzoeken zijn niet ingewilligd. [672]
Op 16-1-1637 werden vier inspectores benoemd van het Collegium Medicum te Amsterdam, nl. Aegidius Snoeck en Egbertus Bodaeus, doktoren in de Medicijnen, benevens Jan Jansz Commersteyn en Rembertus Fonteyn. [673]
Album Amicorum van Gerard Thibault:[680]
blz. 41/42: Nederlandse inscriptie van Pieter Jansz. Snoeck. Amsterdam, 3-12-1615. Met wapen en devies.
Op 9-2-1559 dragen Claes Claessz, brouwer over de haven te Gorum, en Marijken Willemsdr, zijn wettige huisvrouw, op aan Dirck Snouck Aerdtssz, als man van Marijken Jan Claessdr, en Jenneken Jan-Claessdr, gezusters, van wie de voornoemde Marijken Willemsdr de moeder is, boven de penningen, aan Govardt Aerdtssn van de komparanten kompeteerende, de beterschap van den inboedel en het braugetauu: van ketel, kuipen, koelvat, tonnen enz. die de komparanten bezitten in de huizing en brouwerij over de haven, welke zij van Govardt Aerdtssz in huur hebben, benevens de huishuren die den komparanten nog aan de huizing en brouwerij kompeteeren , en dat in betaling van 120 Karolusguldens die Marijken Willemsdr, wede van den voorz. Jan Claessz, beloofd heeft aan haar dochters (ieder 60 Karolusguldens) te betalen over haar vaderlijke erfenis, naar uitwijzen van een vertichtbrief van 19-10-1535, en nog in betaling van 107 Karolusguldens, waarvoor Dirck Snouck Aerdtssz, als borg voor Claes Claessz voorn. beloofd heeft aan Clara Peter-Eeymanssz wed., en waarvoor Cornelis Heymanssz, als houder van de obligatie, den 23en Juni 1557 een vangbrief op hem gewonnen heeft, zoodat hij gedrongen is geweest die som te betalen. [681]
Op 28-8-1584 gaan Dirck Aertsz Snouck, halfoom van vaderszijde, en Lijsken Fransd Snouck een accoord aan over de verdeling van de nalatenschap van Gijsbert Aertsz Snouck, resp. halbroer en volle oom van beide partijen.[682]
28322. WALRAVEN ROELOFSZ VAN DALEM, geb. ca. 1480, ovl. 1553-1559, als Walraven Roelofsz, heer van Spijk (1519, 1531),[683] beleend met Spijk bij dode van zijn oom Otto van Vueren van Spijk (1519), verkoopt Spijk aan Mr. Gerard van Rhenoy (1542), op 20-3-1536 vermeld voor de Vierschaar van Gorinchem, tr.[684]
28323. ELIZABETH LAMBERTSDR, ovl. na 1559.
Wapen Walraven Roelofsz: 2 beurtelings gekanteelde dwarsbalken, helmteken: een vlucht, helm: gekroond.[685]
Lakzegel van Walraven Roelofsz, Heer van Spijk. |
Beleningen
Hofstede Arkel
Heukelom nr. 16.[686] Het halve dorp Spijk, waar de kerk in staat, met de heerlijheid hoog en laag, (volgen belendingen in verdere jaren).
31-3-1414: Heer Splinter van Loenersloot zoals hij en zijn ouders hielden van Arkel, (LRK 56 in fine).
30-11-1450: Johan van Vuren Ottenz, beleend door de hertog van Gelre met het huis, dat open zal zijn, (Leenhof Gelre, nr. 2 fo. 43v, nr. 4 fo. 62v, nr. 5 fo. 39v en nr..6 fo. 131).
2-1-1467: Jan van Vuren, heer van Spijk, (LRK 117b fo. 59~).
4-2-1473: Otto van Vuren en Spijk Walravenz bij dode van Jan van Vuren, zijn oom, (LRK 118 c.Arkel fo. 12~).
16-3-1480: Otto van Vuren en Spijk, (LRK 119 c.Arkel fo. 4.)
31-12-1518: Lijftocht van Janna, natuurlijke dochter van Jan van Wulven, maarschalk van Amersfoort en Eemland, wegens haar huwelijk met Otto van Asperen en Vuren, heer van Spijk, en ƒ l0.- goud van haar morgengave op de tienden en smaltienden en op een hofstede in de stad Heukelum, eigen, (LRK 124 c.Arkel fo. 12-13.)
30-3-1519: Walraven Rudolfsz bij dode van Otto van Vuren van Spijk, zijn oom, (LRK 124 c.Arkel fo. 13.)
9-8-1532: Belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz met ƒ 24.- karolus goud door Walraven Rudolfsz, te lossen 1: 16, (LRK 125 c.Arkel fo. 24v-25~).
21-5-1533: Belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz met ƒ 36.- karolus door Walraven Rudolfsz, te lossen 1: 14, (LRK 125 c.Arkel fo. 29v-30~).
8-11-1534: Belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz met ƒ l00.- karolus door Walraven Rudolfsz, te lossen 1: 14, (LRK 125 c.Arkel fo. 36-37). De rentes zijn gelost.
27-7-1542: Mr. Gerard van Rhenoy, raad en meester van de rekeningen te den Haag, bij overdracht door Walraven Rudolfsz, heer van Spijk, (LRK 126 c.Arkel fo. 32).
etc.
28336. HERMAN MELISZ SCHOIR, geb. ca. 1510, schout (1553), taxateur van de 10e penning (1553) en heemraad (1560) van Sleeuwijk, afgevaardigde van Sleeuwijk in een proces voor het Hof van Holland (1560), gebruiker van 56 morgen van "Mijn G(enadige) Heren vand(en) Lande" en eigenaar van 22 morgen (1553) te Sleeuwijk.
28928. HENDRICK (VAN DE CRAEIJENKAMP), geb. vóór ca. 1520, alleen bekend uit het patroniem van zijn zoon,
28984. WOLTER MAASSEN BEEKMAN, ovl. Nijkerk juli 1558 (voor zijn vader die de keur betaalt) ? (laat weduwe en kinderen na), keurmedig aan Paderborn Abdingshof.[691] tr.
28985. NN, ovl. na 1558.
Gegevens betreffende sterfgevallen op het platteland van de Veluwe uit het Archief der Geldersche Rekenkamer [692] [693]
9-7-1558: Van Griete, Claes van Hemmels huysfr., Maes Beeckmans dochter, was kemerlinck en is gestorven tot Nykerck ....
9-7-1558. Van Wolter Beeckman, Maes Beeckmans zoen, was kemerlinck ende is toe Nykerk gestorven ....(Laat weduwe en kinderen na)
28986. REIJMER NN.
Herengoederen op de Veluwe:[695]
nr. 208. Beeckmansgoet in het buurtschap Holk, kerspel Nijkerk, ambt Nijkerk
12-3-1547 Maes Beeckman consent 4 mrg. uit zijn goed nog niet in te lossen maar nog acht jaar te Taten aan Ghertruijdt, weduwe van Henrick Reijners.
7-5-1567 Pelgrom Beeckman oprukking (05-2-1574). N.B. Vorige oprukking 9-7-1558.
10-2-1574 Pelgrom Beeckman approbatie inzake de redemptie van versterf wegens het overlijden van zijn tante Griet Maessen.
22-5-1592 De momber van de kinderen van Pelgrom Beeckman oprukking.
25-4-1597 Wolter Peelen Beeckman oprukking (14-3-1604).
19-3-1610 Wolter Peelen Beeckman x Henrisken Aertsz van Moerseler oprukking.
21-8-1613 Gevrijd en tot een thinsgoed gemaakt.
28990. GERRIT GIJSBERTSEN VAN RYS, geb. vóór ca. 1535, ovl. 1574, betaalt in 1558 de keur bij het overlijden van Gysbert ten Rys [696] heeft in 1560 heeft met sijn vrou Elbertje consent gekregen dat si dat goet (nl. Ten Rys) levenlanck vrijlic't mogen gebruiken.[697] tr. vóór 1560[698]
28991. ELBERTJE NN, ovl. 1575.
29634. PIETER CORNELISZ DIEPHORST (alias SOOS), geb. 1520/21, beg. Gouda St. Janskerk nov/dec 1599 (Pieter Corn. Zoes ƒ 2,8,9, "overgeluijt 3 middaechs poessen ƒ 3,12,0"), voor het eerst vermeld in het Verlijboek van Gouda 1551, geadmitteerd als notaris te Gouda 10-2-1563,[699] procureur voor het gerecht van Gouda (1569..1599), tr. vóór ca. 1550[700]
29635. GEERTE JANSDR, geb. vóór ca. 1530, ovl. na 1587.
Pieter Cornelis Diephorst (ca. 1521-1599).
Schilderij zich bevindend in het Museum te Gouda (1959), dat reeds in 1647 bekend stond als 'de Laarzeman'. Schilder onbekend, vermoedelijk Pieter Aertsz. In de rechterbovenhoek staat: ANNO DNI 1567, daaronder AETATIS 46. Op de lijst staat: OMNIS LAVS IN ACTIONE CONSISTIT VIRTVTIS. Op het enigszins accoladevormig uitgesneden bord, dat aan de onderzijde van de lijst is aangebracht, staat te lezen: Dit paer laersen wil ick vrolick schincken De man, die zijn wijf niet en ontsiet verre heb ick mij helle doen klincken roupen en wincke Maer noch en heb ick hem gevonde niet Aldus coem ick om weten alsomen mij ziet of hij mach zijn int goudtse dal Die mij Dese laersen of halen zal BELLUM PRECOR ITA SVSCIPIATVR VT NIHIL ALIVD NISI PAX QVESTTA VIDEATVR Dr. Martinus Blonck, gehuwd met de kleindochter Adriana de Jong van Pieter Cornelis Diephorst kocht het schilderij op 27-3-1647 uit de boedel van Adriaen Jansz Diephorst. [701] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Verlijboek Gouda: Op 8-8-1576 compareerde Pieter Cornelisz Soos procur(eur) voor de gerechte deser Stede Ende constitueerde hem zelven borge voor Cornelis Pietersz, zijn zoon, Daem Joppen, en Henrick Ariensz, alle poorters deser Stede", etc.[702]
Verlijboek Gouda: Op 5-8-1587 compareert "Geerte Jansdr, huyssvrouw van Pieter Corn. Soos, procur(eur), ende belooffde alle de goederen binnen haren huijsse syn(de) zoe wel mobilia, linne, tinne, huysraet als anderts egeen wtgesondert wel en getrouwelicken by den' anderen te houden en bewaren. Sonder dselve daer wt te vervreempden, ofte doen vervreempden directe1. noch indirectel. op pene van aen haer verhaelt en gestraft te worden als diefte. Ende Jan Dircx van Berghen (mede compeeren(de)) Constitueerde hem borghe ome de voorsz goederen tallen tijden des vermaent syn(de) In sulcker state te leveren, daer Inne de selve' Jegenwoordich zijn, zonder datter eenighe verminderinghe aff. sall zijn gedaen".[703]
Op 3-12-1637 compareerden te Gouda "deersame Jan Woutersz Backer, poorter deser stede als getrout hebbende Geertgen Jansdr ende Neeltgen Jansdr, hare suster met haer gecoren vooght, vervangende tzamen hare suster Grietgen Jansdr, alle dochters van z. Neeltgen Pietersdr Diephorst, ter eenre, Item Neeltgen Gijsberts Pater met haer gecooren voocht Mr. Nicolaes Huijgen Hopcooper, horologiemaker, vervangende bij haerluijder toestaen Cornelis Michielsz, Jan Michiels en derffgenamen van z. Grietgen Michielsdr, alle wonende buijten deser steede versz, Melchior Andries Outerkens als man en vooght van Geertgen Huijgendr, Neeltgen Raesdr, weduwe wijlen Aert Pietersz Vermeij, met haer gecooren vooght in desen, Mees Dircksz Motreghen, getrout hebbende Aechgen Andriesdr, Pieter Cornelisz de Graeff vervangende zijne meede Crediteuren van z. Grietgen Ctalen? overleden tot Amsterdam, Item Cornelis Cornelisz Diephorst vervangende sijne mede Erffgenamen van wegen de staeck van zijne za. beste vader Cornelis Pietersz Diephorst in zijn leven Secret(ari)s tot Moordreght, Doctor Martinus Blonck, nomine uxoris vervangende sijn mede Erff genamen van wegen sijn z. moeder Cecilia Pietersdr Diephorst, Ende Mr Barent Rhijnenburg voor mijn selven uijt wettelicke actie hebbende van Willem Jansz Kouwenhove z. die een soone was van za. Suzanna Pieters Diephorst, ter Andere zijde, de welcke alle verclaarden en verclaren mits deesen hoe dat sij metten anderen zijn verdragen ende geaccordeert nopende seeckere questie van seven hondert Carolus gulden met den Intrest van dien de welcke de voornoemde Jan Woutersz Cum socius (op den boel van za. Huijbert Cornelisz Pater ende Maritgen Pietersdr Diephorst, zijne huijsvrouw za.) hadden pretenderen, Ende noch in proces ongedeert was hangende voor den Hove van Hollant staende (?)thien mits desen aff alle Pretensien en questien dies aengaende Ende sij (?)thien bekenden mits deesen Int minnël verdragen ende veraccordeert te zijn op conditie dat den voornoemden Jan Woutersz cum socius voor uijt de gereetste pen. van vercopinge van huijs en erff staende opten corten tiende wegh naest daer tmelckmeijsgen uijthangt van zaliger Huijbert Cornelisz Pater ende Maritgen Pieters Diephorst naergelaten dat de versz. Jan Woutersz cum suis sal hebben en genieten de somme van drie hondert ende vijftigh Carolus gulden eens, dat mits desen bij den selve versz erffgenamen wort verstaen tot openbare vercopinge vant zelve huijs ende Erve met cöpensatie van costen onvermindert haere vorder actie die zij als mede erffgenamen hebben te pretenderen op de selve erffnisse voor haer Contingent", etc. [704]
Op 5-9-1621 compareerde voor schout en schepenen van Moordrecht "Maritgen Jans weduwe van Cornelis Pietersz Soos zal. ende Adriaen Dircksz van Zalen, Secretarijs alhijer haren gecooren vocht in desen, ende bekende voor haer ende haren erven en nacomelingen vercoft opgedragen geseedert en getransporteert te hebben aen Dirck Corn. Soos, haeren zoon, een erve met een schuijer daerop staende geleegen aent dorp van Moordrecht voorsz streckende vanden dijck aff tot Inder Issel toe", etc. [707]
Eigenboek Gouda: Op 11-8-1630 compareren Dr. Martinus Blonck, vervangende en hem sterckmaeckende voor Beuckel Janssz Schoemaecker, beijden als voochden vant naergelaten weeskindt van wijlen Thijs Hendricxssz sa. geprocreert bij Leentgen Govert Mangelaersdr, voor d'een helfte en Jan Cornelissz de Jonge mitsgaders Corn. Arijenssz Verboon, beijde als voochden van weeskinderen van Maritgen Cornelisdr geprocreert bij Corn. Cornelissz Diephorst voor d'ander helft", etc. [708]
Op 31-1-1634 maken d'E. Cornelis Cornelissz van Dijephorst, Jonghman, toekomende bruijdegom, geassiteert met d'E doctor Martinus Blonck, oudt Schepen der voorsz Stede, Jan Wouterssz Doen, Dirck Henrickxssz Teems, ende Jan Cornsz de Jonghe, alle als zijne vooghden, ter eene, en Leentghen Meesszdr, Jonge dochter, toecomende bruijdt, geassisteert met Jan Crijnen van der IJssel, en Evert Janssz backer, haere vooghden Ter andere sijde huwelijkse voorwaarden, etc. [713]
Op 30-1-1667 compareerden Dirck Cornelissz Diepenhorst (oudt 72 Jaren (is doorgehaald)), Daniel Jansz Smit, Cornelis Arienssz Sticker en Brant Janssz Cos, alle van Competenten ouderdom wonende tot Moordrecht, de welcke ten versoecke vande opsienders vande Remonstrantse gemeente tot Moordrecht voorsz getuijcht gecertificeert ende verclaert hebben sulcx sij doen midts desen, waerachtich te (sijn) dat het huijs ofte leerplaets vande voorsz Remonstranten tot Moordrecht, twelcke Inden Jare 1655, ende 1656 is vernieuwd geworden, staet op een en dezelfde plaetsche daer het oude Leerhuijs ofte leerplaets heeft gestaen, ende dat tselve leerhuijs vernieuwt is geworden Is gecomen omdat het oude niet langer con staen, en om In te leeren door den ouderdom, en t'lecken bij regen, gans onbequaem was, dat mede het voorsz huijs (als opde selve plaets staende) is geweest een gedeelte vant huijs vanden voorn. Dirck Cornelisz. Diepenhorst", etc. [714]
Op 2-9-1627 compareerden te Gouda Cornelis Cornelissz Diephorst, poorter deser stede, Willem Jansz Couwenhoven wonende tot Amersfoort, Aelbert Jansz Spelt, en Jan Woutersz Doe, alle erfgenamen van Marritien Pieters de Soos (elders Marritien Pieters Diephorst, in haer leven huijsvrouwe van Huijbert Cornelis Pater zaliger, in dijer qualite voor hen zelven en sterck makende voor heure mede erfgenamen, ende hebben geconstitueert ende volmachticht, constitueerden ende volmachtichden bij desen d' E. Doctor Martinus Blonck, oudt Schepen deser Stede, heuren mede erfgenaam", etc. [725]
31040. WILLEM GERRITSS BOSCH, geb. vóór ca. 1490, ovl. 1525-129, tr.[726]
31041. JACOBA SPRUYT, geb. vóór ca. 1500.
Op Op 4-11-1572 oorkonden Willem Bosch Willemsz en Frans van Zijl, gasthuismeesters, dat zij overgedragen hebben aan Goort Bosch en Cristina, zijn vrouw, de rentebrief van 108 Hollandse guldens van 24-1-1540, waarvan een afschrift op perkament hierdoor gestoken is en verklaren de koopsom ontvangen te hebben. Met fragmenten van de zegels van de oorkonders. [746]
1566: Akte van belening door Gerrit van der Nijekerck, abt van Sint Paulus te Utrecht, nadat Goert Bosch Corneliss afstand ervan heeft gedaan, van Aert Willemss en Marijken Coeners zijn vrouw met de helft van een hoeve land, waarvan de Zielhorst de andere helft is, bestaande uit: 1 de helft van de Eng 2 de Grote Goor met de ruigte en de bossen 3 de Nieuwe Camp 4 het Buitenveld 5 het benedenste einde van het Grote Verthorst 6 de helft van de Veenslagen en Leemkuilen. [747]
1572: Akte van belening door Gerrit van der Nijekerck, abt van Sint Paulus te Utrecht, nadat Goert Bosch Corneliss afstand ervan heeft gedaan, van Gerrit van Rijn namens het gasthuis, met 60 Karolusguldens en 10 stuivers erfrente per jaar, gevestigd op de helft van een halve hoeve, waarvan de Zielhorst de andere helft is, gelegen onder Hoogland, onder de bepaling dat Aert Willemss en Marijken Coeners zijn vrouw, eigenaars van het leengoed, deze rente zullen mogen aflossen. [748]
Op 7-7-1634 transporteert Fransgen Verriet, wed. van Evert van Schonevelt. in zijn leven "cameraar" en raad in de vroedschap van Utrecht, aan Frederick van Velthuysen en Josina van Schonevelt, echtelieden, de huizen Groot en Klein Cranesteyn, met brouwerij, gelegen aan de Oude Gracht te Utrecht tussen de Vie- en St. Jacobsbrug.
Frederick van Velthuysen (..-1658) en zijn zoon Dirck van Velthuysen (1651-1716), geschilderd door Thomas de Keyser
Olieverf op doek, 89 x 76,5 cm Datering: 1660 Locatie: part. coll. Hannover Bron: Ref. [756] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Wapen van Heyltje Bosch: bezaaid met leliën en in het hart een jachthoorn.
Dit wapen komt voor op een gegoten zilveren penning (in het Kon. M. en Penn. Kabinet) op twee huwelijken van vijftig jaar in de familie van der Nypoort. Het is kennelijk een breuk (door middel van de jachthoorn) van het wapen Weede: in zilver roode leliën, ofschoon er geen relatie van Heyltje met Weede aantoonbaar is. |
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Christina de Goijer, mijn overgrootmoeder, trout aan Jan Bosch, mijn overgrootvader, 1554 ende was inde magistraat binnen Utrecht 1593-1594-1595-1596 en 1597.
Mijn overgrootvader Jan Bosch, is gestorven op nieujaars avond 1601 out sijnde 73 jaaren.
Mijn overgrootmoeder Christina de Goijer is gestorven in februari 1618 out sijnde 90 jaaren.
Op 8-3-1587 verklaren Johan Bosch de oude, oud 53 jaar (!), en Jan Splinter, oud 31 jaar, ten verzoeke van Dirck de Ridder, borger, zoon van Willem de Ridder en Aertge Dirck de Goyersdr, dat Dirck het ambacht van lakenbereider leerde. [776]
Op 3-9-1604 testeert Christina de Goijer, 'cranck', wonend in de Viesteech, weduwe van Johan Bosch, octrooi heden. Zij legateert aan haar zoon Dirck Bosch, dochter Anna Bosch, dochter Marichgen Bosch, dochter Agnijet Bosch, en zoon Jan Bosch. [777]
Op 5-5-1619 vindt de boedelscheiding plaats van Johan Bosch en zijn weduwe Christina de Goyer. Erfgenamen zijn Maria Bosch, Cornelis Coop als man van Annaken Bosch, bij wie hij kinderen heeft, mede namens Ds. Martinus van Droogenbrouck, predikant te Hilversum, man van Aeltgen Bosch, bij wie hij kinderen heeft, samen als de kinderen van zal. Johan Bosch den ouden, Ds. Peter Bosch, predikant te Wijck bij Duurstede, man van (Geertruyd de Bont), bij wie hij kinderen heeft, Hermen Hendricksz Liefterman, burger van Utrecht, man van Maria Bosch, Anna Bosch (geassisteerd met Peter Bosch voors.), samen als kinderen van zal. Johan Bosch den jongen die een zoon was van zal Johan [778] den ouden voors., Aelbert van Schoddenberch borger van Utrecht gehuwd met Aeltgen Jacobsdr van Brouckhuysen (bij wie geboorte), dochter van za. Agnietgen Bosch dochter van Johan den ouden voors., Johan de Haes en zijn vrouw Annichgen de Veer en Aeltgen de Veer, dochters van za. Gerrichgen Bosch dochter van Johan den ouden voors., neffens Annaken van Brouckhuysen (Aeltgen voors. zuster), kinderen en kindskinderen van Johan Bosch den ouden en zijn vrouw Christina de Goyer. Zij transporteren aan Dirck Cornelisz Boom en diens vrouw Annaken Jacobsdr van Brouckhuysen. [779]
Volgens de rekening van de Buurkerk wordt voor de begrafenis van Jan Bosch betaald voor wit en zwart laken.
Volgens de rekening van de Buurkerk te Utrecht wordt op 22-2-1618 voor de begrafenis van Cristina d'Goijer weduwe Johan Bosch betaald voor wit en zwart laken. [780]
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Mijn oud oom, Dirck Bosch, Capiteijn, is gestorven 23-2-1611.
Op 18-4-1618 testeert Aertgen Stevensdr, huisvrouw van Johannes Speenhovius, opgemaakt volgens octrooi d.d. 26-10-1607. Erfgenamen zijn: de kinderen van haar overleden zuster Emmichgen Stevensdr, te weten: Cornelis Pauwelsz. Pijl, Niesgen Pauwelsdr Pijl en Willem Pauwelsz Pijl, de vier kinderen van haar overleden zuster Gerrichgen Stevensdr, getrouwd met Dirck de Ridder, te weten: Willempjen, Aertgen, Marrichgen en Willem de Ridder. Aeltgen Aswerusdr van Wesell dochter van haar zuster Trijnchen Stevensdr. Zij had een halfbroer Steven Cornelisz van Roijen.[783]
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Mijn grootmoeder Anna Bosch, dochter van Jan Bosch en Christina de Goijer, is geboren in junio 1571. Mijn grootvader Cornelis Coop, en Anna Bosch sijn getrout op den 10-10-1603.
Mijn grootvader, Cornelijs Coop, is gestorven op pinxterdag 1632 ende was oud 90 jaaren soodat 29 jaar ouder was als sijn vrou.
Mijn grootmoeder, Anna Bosch, is gestorven den 11-11-1645 ende was oud 74 jaaren ergo 29 jaar jonger als haar man zaliger.
Nota, dat mijn grootvader, Cornelis Coop, noch drie broeders heeft gehad met naame Jacob. Jan. en Peter Coop. Peter quam sonder kinderen te sterven, settende sijn 2 oudste broeders Jacob en Jan, ider met een legaat aff, maacte voorts al sijn goederen aan sijn jongste broeder Cornelis Coop. Jan Coop heeft een dochter naagelaten, Jacob Coop is buijtenlands gereyst waar hij gebleven is heeft men niet kunnen vernemen. Cornelis Coop, heeft mijn vader Dirck Coop naagelaten, ende sijn 4 dochters sijn jonck gestorven
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Mijn vader, Dirck Coop, is getrout met Gerrichien van der Heul, opden 20-5-1638, hij oud sijnde 25 jaaren en sijn bruijd 23 jaaren, ende zij stierff opt uijterste swanger sijnde.
Mijn vader Dirck Coop, is weder getrout met Maria Munnicx, dochter van Jaques Munnicx ende Maria de Waal opden 23-5-1641.
Mijn moeder, Maria Munnix Coop, is gestorven opden 3-1-1654 out sijnde 47 jaaren.
Mijn Vader, Dirck Coop, is gestorven opden 10-10-1656 out sijnde 43 jaaren.
Op 25-4-1638 maken Dirck Coop en Gerrichen Henrick van den Heulsdr huwelijkse voorwaarden. De bruidegom Dirck Coop wordt geassisteerd door zijn moeder Annechen Bosch, wed. van Cornelis Coop, wonende te Utrecht in de St. Jansstraet, zijn neef Petrus Bosschius (P. Bosch), bedienaer des goddelyken woorts tot Amerongen, zijn neef Dirck Corneliss Boom. De bruid: Gerrichen Henrick van den Heulsdr wordt geassisteerd door haar moeder Jannechen Jacobs, wed. van Henrick Pauwelss van der Heul, haar behuwdoom Cornelis Janss Driebergen, haar behuwdoom Cornelis Hermanss Hereman, haar behuwdoom Thyman van Weede, haar behuwdoom Jan Henrixss Cock. De aanstaande echtelieden mogen huis en erf in de Jansstraat huren van de moeder van de bruidegom. Indien de bruid haar echtgenoot en haar schoonmoeder overleeft mag zy huis en erf aannemen voor ƒ 3000,-- onderhandse akte. [786]
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Ick, Cornelis Coop, ben opden 5-9-1665 getrout met Cristina Munnicx, dochter van Domine Joannes Munnicx.het is onzeker of domine hier predikant betekent
Opden 8 julij 1666 is mijn huijsvrou naa dat 2 dagen in arbeijd had geseten, van een doot soontie verlost, en op den 11 dito weder van een doot soontie, en opden 12 julij is mijn huijsvrou Cristina meede overleden out sijnde 37 jaaren.
Ick Cornelis Coop, ben voorde 2e maal getrout met Anna van Roijesteijn, dochter van Jacob van Roijesteijn ende Rijckie Cornelis, weduwe van Gerard Franchimont opden 14-en november 1666.
Op den 15-2-1709 nieuwe stijl smorgens quartier naa drie uuren, is mijn waarde huijsvrou, Anna van Roijesteijn, inden Heer ontslapen, naa dat wij 42 jaar getrout sijn geweest, oud sijnde 71 jaar en 3 maande en leijt in mijn graff inde Buurkerck begraven bij mijn voorouders en onse kinderen.
Op den 23 Sept. 1716 Is onse waarde vader Cornelis Coop smorgens ontrent quartier voor vieren in den Heer ontslaapen na dat hij een schielijk overval en slaapsiekte gekrege hadde in den Ouderdom van 74 jaar en ses maande en lijdt begraven bij onse Moeder Anna van Roiestijn in de Buurkerck in 't graft van onse Vader.
Op 24-9-1666 testeert Cornelis Coop, wyncoper wonende te Utrecht en benoemt tot erfgenaam zijn broer Jacobus Coop. [789]
Op 25-11-1672 testeert Cornelis Coop wyncoper wonende te Utrecht, geh. met Anna van Royesteyn en lyftocht zijn echtgenote met herroeping van eerdere testamenten of codicillen. Er wordt verwezen naar een testament d.d. 24-9-1666 voor notaris J. van Aelst [790]
Op 11-12-1685 (oude stijl) compareren te Utrecht Cornelis Coop, wyncoper en borger te Utrecht, en Margareta Holl, wed. Willem Clercq (zie kw. nr. ⇒ 1952 ), in leven boeckdrucker en borger te Utrecht. De eerste comparant verkoopt aan de tweede zijn huysinge genaamd de "Vergulde Coornsack" aan de oostzijde van de Neude, door de tweede comparant reeds in huur bewoond, belend achter de Teelinghstraet, zuid: de erven van Jo(hannes) van de Poort, noord: Aelbert van Ingen en Steven van Vianen. De koopsom is ƒ 1450,--, onder de conditie dat er een hypotheek op zal blijven rusten van ƒ 800,-- en dat de coperse de resterende som zal betalen in twee termijnen, de eerste helft op St. Jan in de somer van het toekommnde jaar 1686 en de andere helft op Victories daer aan volgende, waarna transport en opdracht volgt. De huur over 1686 blijft ten voordele van eerste comparant. Als borg voor de coperse treedt op Johannes van Stuyvesandt. De akte is opgemaakt ten huise van de vercoper met als get. Lambertus Zijlberts Maerschen en Henrick van der Stoop. Getekend door allen. [791]
Op 26-10-1696 machtigt Catharina de Goyer, Cornelis Coop, coopman in wynen wonende te Utrecht om diverse perceelen land tot leen te verheffen voor de respectievelyke leenhoven van de staten van Utrecht, domkapittel te Utrecht en van de domproosdy. Er wordt verwezen naar leenverlei d.d. 1-4-1690 voor het leenhof van de staten van Utrecht, leenverlei d.d. 3-7-1665 voor het leenhof van de staten van Utrecht, leenverlei d.d. 2-12-1680 voor het leenhof van het domkapittel te Utrecht. Bijzonderheden Catharina de Goyer met haar zuster Sibilla Maria de Goyer, gehuwd met Theodoor van der Meyden, agent van zyne majesteit van Denemarken zyn fideï-commissaire erven van Johan de Goyer, in leven kanunnik in het kapittel van Oudmunster [792]
Marichgens 'contrfaictsel' komt aan de orde in het testament, dat Annaken Jacobsdr van Broeckhuysen in 1650 laat opstellen. Ze bespreekt het haar neef Dirck Cornelisz Coop.[794]
Geslacht Boeckje Coop e.a:
Mijn oudmoeij, Maria Bosch, is gestorven den 16-5-1641 ende was oud 82 jaar.
Op 10-3-1626 testeren Herman Henricksz Lieffterman, bierdrager, en borger Utrecht, en zijn vrouw Maria Bosch, aen de Nijeuwegrachte opten hoeck van de Schalckwijckstege, stellen mombers Jan Hermansz. Booch en Peter Bosch, predikant te Nederlangbroeck. [800]
Op 9-11-1648 testeert Maijchgen Bosch vrouw van Dirck Cornelisz van de Weteringe, tevoren weduwe van Harman Henricksz, bierdrager, wonend "op den hoeck van de Schalckstege" Erfgenaam: haar uitlandige zoon Henrick Harmansz. Zij benoemt Johannes Bosch zoon van haar overleden broer Petrus Bossius tot executeur-testamentair. [801]
Over Ds. Petrus Bosschius te Wijk bij Duurstede.[811]
In de dagen der groote godsdiensttwisten tusschen Remonstranten en Contra-remonstranten, die allerwege in het land zoo veel beroering veroorzaakten, bleef ook Wijk bij Duurstede niet vrij. De vroegere predikant van Zegveld, Petrus Bosschius, die in 1613 als zoodanig te Wijk bij Duurstede was opgetreden, koos de zijde der Arminianen en kwam dus weldra bij de overwinning der Gomaristen in het gedrang. Een beschuldiging bij de Synode te Utrecht liep hij dan ook niet vrij. Hij werd opgeroepen om zich te verantwoorden. Bosschius weigerde echter zijn meening prijs te geven. Wel beloofde hij zich stil en leerzaam te gedragen, doch daarmede was men niet tevreden. Het eind was, dat hij voor zes maanden werd geschorst, om zich in dien tijd te bedenken. Alle pogingen werden nog in het werk gesteld, zoowel door hem zelven als door anderen, om dit vonnis te ontkomen doch tevergeefs. Hij zelf zond een memorie in, waarin hij op zijn vredelievende houding wees. Hij beriep zich op zijn collega Modaeus als getuige. Schout en schepenen van Wijk bij Duurstede, ja zelfs de kerkeraad zond een petitie voor hem in, doch niets mocht baten. Bosschius werd afgezet. In 't laatst van April 1623 verzoende hij zich echter weer met de heerschende richting en werd in genade weer aangenomen.
Op 18-9-1651 wordt een akkoord gesloten tussen enerzijds Thomas van der Merck en zijn moeder Sara de Trucquet, en andezijds Cornelius Bosch bedienaer des godlicken woorts, Bernhardyn de Moor, bedienaer des godlicken woorts, en Adriana Portengen, schoonmoeder van Cornelius Bosch en Bernhardyn de Moor wed. van Herman van Vollenhoven. De eerste party zal ƒ 650,-- betalen waarna wederzydse aanspraken voldaan zullen zyn. [817]
31280. CORNELIS WILLEMSZ, ovl. tussen 10-7-1537 en 18-3-1541, landbouwer te Zuilen, tr. vóór 1527[818]
31281. ADRIANA CORNELIS CLAESZDR, ovl. na 4-6-1560, dr. van Cornelis Claesz en Marye NN uit Hoge en Lage Weide.
31284. TEUNIS EVERTS VAN VOORST, ovl. na 1561, doopget. (1561) bij zijn kleinzoon Willem, tr. (huw. voorw Utrecht St. Catharinedach) 1539[820]
31285. GEERTRUIJT JACOB GIJSBERTSDR(¥), ovl. na 1576. Zij testeert 7-4-1576.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [821] iz zij: GEERTRUYT CORNELIS VAN SWANENBORGH, ("Anthonis Evertse van Voorst heeft gehad een huisvrouw genaemt Geertruyt Cornelis van Swanenborgh, de oudtmoeye van Cornelis Peterse van Swanenborgh, vroedschap binnen Utrecht. |
COMMENTAAR(¥) In onderstaand manuscript abusievelijk genoemd Geertruyt Jans. |
"Onse Genealogie kannen wij niet vaster maken als beginnen(de) van Teunis Evertsz van Voorst wyens huysvrou heeft geheten Geertruyt Jans, dese heeft gehadt ses soonen, Evert, Cornelis, Gysbert, Willem, Jan, Hieronimus en een dochter genaemt Cornelia, de memorietafel waarin hy met syn sonen en dochter geschildert nae de wyse doen gebruykel(yck) als in den jare 1566, berust by Lucas van Voorst, vroetschap t Utrecht (nota bene). Dese Teunis Evertsz van Voorst heeft onder de eerste t Utrecht mede een smaeck gekregen van de Greformeerde religie soo dat hy in de Klaeskerk op een seeckeren tyt publiquel(yck) de pastoor heeft tegengesproken hem van leugenen beschuldigend en(de) als doen ter tyt Albertus Spigius, deken van St. Jan, inquisitor hereticae pravitatus was soude in groot gevaar gecomen hebben ten waar syn kinderen en vrienden voorgegeven hadden dat hy van ouderdom sufte en niet wel met het hooft bewaert was, waarop belast is dat sy hem wel nau in hups souden bewaren, en hebben niet alleen een eerlycke amende voor de paep moeten geven, maar de kinderen hebben ook in het besonder voor hem als een simpel mensch moeten boete doen." [822]
Testamenten van Cornelis van Teunisz van Voorst bij Not. v. Herwaerden 23-6-1591.[827]
"Voorders komende tot de twede soon van Teunis Evertsz, die heeft geheten Cornelis, nae dewelcke vorders staat te inquireren." [828]
"De derde soon is geweest Gysbert Teunisz van Voorst en is Ao 1566 getrouwt met Maria Jans van Doorn, hy is een man geweest te Utrecht seer wel bekent lange jaeren voornemen lakenkoper wonen(de) in de Nobel bij de Geertenbruch daar naer is hij geweest Cameraer ook borgerhopman wanneer t' Utrecht maar vier borgerhopmannen waeren, heeft sich seer wel gedragen Ao 1581 in de periculeuse tyden van Lycester gelyk te sien is by Bor alwaar hy gementioneert wort onder den naem van Gysbert Teunisz van Voorst in v(er)scheyde requesten uyten naem van (de) borgerye door de hopluyden ov(er)gegeven. Was ook een iveraar van de religie soo dat hy ook in de periculeuse tyden Ao 68, 69 tot een entseventich toe syn huys meermael verleent heeft om de godtsdienst daar in te plegen, heeft ook v(er)scheyde predicanten geherbercht en meermaels dien vermaerden Petrus Dathenus, ook plachten ordinaris by hem te logieren als een goet vrient Elbertus Leoninius alias Longolius. [836]
Op 23-10-1581 transporteert Jonkfr. Geertruydt Sengers weduwe van za. Floris Florisz, met handen van Peter Glas , haer gecoren voogt in deser saeke, aan Ghijseert Anthonis van Voorst die groote huisinge en hofstede met toebehooren, mitsgaders de achterpoort en woeninge, enz., gelegen aen deser stads grachte opte westzijde tusschen de Geerte- en de Smeebrugge en agter uitgaend opte straet aen het Geertruytkerckhof, met al sijn toebehooren, sodeselve nu ter tijt bij die van de convente van Bethlem bewoont wort en als hij die van Sybrandt Occo ontfangen heeft, met nog die voorcoop van die huisinge boven naest voors. groote huisinge en naest tcleyn steegken oockdaernaest gelegen. [837]
Op 18-4-1589 vestigt Gijsbert Anthonis van Voorst, schepen der stad Utrecht, met Marichjen Jansdr, sijn huisvr., een koopmans brief ten behoeve van Herman van de Poll. Als onderpand stelt hij sijn huisinge en hofstede geheten het Heilige Lant, gelegen aan de westzijde deser stadsgrachte tusschen de St. Geertruydenbrugge en de Smeebrugge, daer hij inne woont. [838]
Op 19-5-1592 geeft Gijsbert Anthonis van Voorst, borger en hier benevens geweest zijnde cameraer deser stad in handen van Joffr. Elisabeth Jansdr huisvr. en gemachtigde van Dr. Wouter de Schoth coopman en inwoonder der stede van Amstelredam, tot desselfs Wouter de Schoth sijne huisvrouw en haere erfgenamen behoeve de vrije eygendom van de alinge huisinge, erf en hofstede, kelder, cluys, enz., met alle toebehooren, uitgezonderd de ketels, kuipen en de gereedschappen tot de brouwerije behoerende, gelegen aan de westzijde van de Oude Gracht tusschen St. Geertruiden- en de Smeebrug, strekkende voor uit de stadsgracht voorts agter tot in de Springwech en nu ten deele bij hem Gijsbert Anthonis van Voorst selfs bewoont werdt en ten deelen aan verscheiden personen verhuyrt is, daer de kinderen en erfgenamen van Gerrit Aertsz van Ruempst suidwaerts boven en Cornelis Jansz in den booten met Thijmen van Cuyck en Thaesgen Frans Foppens here. ofte die sij dat met regt elcq gelaten moge hebben, met seeckere _huisinge, hof en stallinge noortwaerts beneden naest gelegen zijn, sulx hij overgever die van de weduwe van Floris Florisz, muntmeester, gecoft en ontfangen heeft. [839]
COMMENTAAR(¥)
De geboortedatum blijkt uit
een bewaard gebleven, i.d. Deventer 18 of 28 Dec.
1613 door Mart. Schoock aan zijn tante
Martina van Voorst te Utrecht gerichte brief, waarin o.a.
de volgende merkwaardige zinsnede: "Sy heeft by
d'vyff ende tseventich jaeren gestreden, wilde ghy
haer noch langer laeten getrayvailleert worden in
de droevige batalie?"
Voorts bestaat er een handschrift[843] vermeldende: "Ex Calendario anni 1563 quod fuit avi Martini Schipperii ad d. 4 decemb. haeo legunt hoc die inter horam quintam et septam nata est mihi filia quae nominata fuit Aleydis hanc susceperunt ex Baptisme Dn. Johannes a Duvenvoort, scholasticus in Cathedrale Ecclesia et neptis mea d. Amerongen et neptis mea inper Gerardi Pot, consulis erat antem dies Sabbati." |
Desens soon is geweest Anthonis Gysbertsz van Voorst, onse bestevaer geboren Ao 1569 den 21 January en getrout met Alid Scheperius onse bestemoeder den sestienden April Ao 1588 en is gestorven den 4 Ja(nua)ry Ao 1630 s'nachts tussen 1 en twee, hy is begaaft geweest met een sonderlingh verstant en een rare memorie is heel vroegh aengecomen en(de) nae dat hy syn studien t'Utreoht volbracht hadde in Gymnasio Hieronymiano onder Rectore Lauwermanno en conrectore Eyckio is hy noch geen 16 jaarout synde van syn vader gestuert nae Lyden en heeft aldaar Lipseum horen lesen, dan alsoo hy woonde in het huys van Antonius Strutius, Prof. Logicae en(de) syn vader gewaar werde dat die paaps was sorgen(de) dat hy in het stuck van Godtsdienst soude v(er)keert worden heeft hem thuys ontboden en(de) terstont onbedachsaem genoch met onseker geselschap nae Vranckryck gestuert doch alsoo syn ontrouwe compangons hem door listicheyt al syn gelt ontfutselt hadden, soo is hy gans anders geen uytcomst wetende gaen dwalende als hy plach te seggen by manier van een bedelaar nae Leuven toe tot syn oom Willem van Voorst van dewelcke hier nae breder sal gesproocken worden. Hier vont hy Jacob Evertsz van Voorst, onse Jacob-oom, die Willem syn oom by een (?? onleesbaar gemaakt woord) bestelt hadde omdat hy niet wilde leren, en als Willem en Antoni van Voorst een ketterschen aert merckten soo en heeft hy niet lange daar quartier gehadt, maar door de vader Gysbert Teunisz enich gelt bekomen hebben(de) heeft hem wederom nae Vranckryck gestuert. Dan de goede jonge man die de werelt niet en kende is haest weder geldeloos geworden soo dat hy uyt desperatie dienst heeft genomen onder de Troupen dewelcke Koninck Hendrick de Derde aennam tegen de Koninck van Navarren en is daarmede al verseylt nae Tours toe. De vader ondertussen bekommert synde waar syn soon gebleven was, totdat hy aen een seker Uytersman bekent syn(de) gelegentheyt vont aen syn vader te schryven dewelcke als hem gelt fourneerde voor een gedeelte in Vranckryck en voor een ander gedeelte te Ceulen soo heeft hy sich van den dienst vrygekoft en is met het klyne gelt wat hy hadde syn voeten voor syn peert gebruycken(de) gaen dwalen door Loteringen en (de) Elsas op Straetsborch en van daar op Ceulen, alwaar hy wel syn wissel vont maar is wederom in een nieuw gevaar geraeckt want syn vader aldaar hebbende een factoor van Rijnsche wynen soo was die wynich tyts te vooren doorgegaen met de kas laten(de) op de naem van Gysbert Theunisz van Voorst veel schulden en de de soon ontdeckt synde soudo sekerl(yck) gearresteert geweest ten ware pater Wachtelaar t Utrecht heel wel bekent hem tydel(yck) hadde gewaarschout en is alsoe te voet met een eenige kompanjon de wegen seer onvylich synde door strukers en(de) roovers door Hessen, 't sticht Paderborn, Minden en Munster gedwaelt tot Embden. Twee dingen syn op dese wech remercabel geweest, eerst, dat als hy dwaelde door een onbekent bosch tegen den avont seker man gevonden hebben(de) varsch van(de) moordenaers vermoort, waarom hy met syn cameraet geen ander raet weten(de) geklommen syn op een hoogen boom, en(de) hebben alsoo de nacht met sorge doorgebracht. Ten anderen gecomen synde tot Kassel heeft Willem Lantgraef van Hessen uyt de porters notulen v(er)staen hebben(de) dat hy van Voorst heette op sy(n) hof gevordert en(de) v(er)menende dat hy was van de Edele van Voorsten uyt O(ver)yssel vorstel(yck) tracteerde maar hy niet wetende nae swerelts wyse te simuleren, is syn geboorte plaets en conditie alte ruym uyt bekent. Thuys gecomen synde soo heeft syn vader terstont uyt gevonden (die doen in heel goet crediet was) een eenige dochter die onder de borgers dochters wel de gequalificeerste gerenomeert was, te weten Alid Scheperius onse beste moer, met dewelcke hy getrout is Ao 1588 den 16 April en gaf de vader met hem ten houwel(yck) de hofstede aen de vaert genaemt Bloemendael synde een leen vant capittel van Ste Marie en(de) een hofste in Gervertscop synde een buerschap vant dorp Harmelen alwaar doen de landerye soe slecht waren dat een mergen niet op en brachte de weerdy van drie vette gansen. Net de bruyt wierde gegeven vier duysent gulden. [844]
"Vorders soo hadde Antoni van Voorst tot de hooghste bedininghen van Utrecht tonnen geraken ten ware hy onversichtel(yck) met syn vader Gysbert Teunisz hem in de pacht ingewickelt hadde waar by quam, dat hy lossel(yck) hadde aengenomen een hierusalemsche rijsch onder weddinge van veel honderden, dewelcke als niet voort en gangh heeft hy voor roucoop wel drie a vier honderd guld(en) moeten uyttellen. Ao 1607 op een wintersche avont vallen(de) ov(er) de muer by Catharina Gasthuys heeft syn een oogh verseert doch conde gaen tot den jare 20 toe doch niet lesen, wanneer hy sitten(de) tot syn swager Lucas van Voorst geweldich heeft begonnen te bloeden uyt het verseerde oogh en is van die tyt het ander oogh per consensum soo naar het ander getogen, dat hy 10 jaar geheel blint is geweest, doch wanneer hy noch enighsints tgebruyck des lighs hadde, hadde hy theele nieuwe testament met alle de Psalmen met groote caracteren in v(er)scheyde schryfboecken geschreven, soo dat hy al de psalmen op rym niet alleen maar alse occurreerden in de ordinaris v(er)sen mitsgaders het hele nieuwe testament van buyten coste reciteren, heeft oock in synen ouderdom syn studien neerstich gerecolleert, insonderheyt met syn dochters outste soon Martinus, heeft ook syn andere kintskinderen seer aerdich het a. b. weten te leren." [845]
24-3-1588 : Huwelijksche voorwaarden tusschen Anthonis Gysbertsz van Voorst en Alijt Schipperius.[846]
Wij Gijsbert Antonisz van Voorst, Lumen Gerritz Vosch, Jan Cornelisz van Bloclant ende Gerrit Eerstz van Meerwijk, vanwegen Antoni van Voorst Gijsbertsz ter eenre, Mr. Marten Schipperius, der Medicinen dr., Mrs. Jasper van den Bergh ende Herman van de Poll, in den name ende van wegen Joff. Alyt Mr. Marten Schipperijdr. ter andere zijden, doen weten, dat wij daer aen ende over geweest syn, als ouderen, vrunden en huwelicxluden daertoe respectieve versocht, daer Anth. van Voorst ende Joff. Alyt Schipperius bij haer ouderen en vrunden raet in den naam des Heeren in wettich huwelicke versamelt syn, op conditie hiernae verclaert. Te weten dat Gijsb. Antonisz belooft heeft tot subsidie ende onderstant deses huwelicx metten voorsz. synen sone, eerst de somme van 1000 kar. gl. aen gerede penningen, noch daerbij een hont landt gelegen aen de Vaert, wesende heerlick goet, te leen gehouden van de Ed. Hren. Deken ende Caple van St. Marie t' Utrecht, begroot op 2000 gl. oft 2000 gl. in gelde daer voore binnen 2 jaeren tot huere de toekomende echteluyden. Noch een halve hont lands, wesende vrij eygen goet op Bolgerije in den lande van Vyanen, gewerdeert op gelijcke 1000 gld. Ende daer benevens noch 700 gld. in gerede penn. binnen 's jaers te betalen, mitsgaeyders 4 jaeren voor beijde toecomende echteluyden die kost en woning. Ende hier en tegens belooft Mr. Marten Schipperius met Joff. Alidt syne dre. in rechten huwelicke ende medegave aen los-renten, bedragende de somme van 1300 gld, die gevesticht staen op sekere huysinge op de hooch coornmerct, van outs gen. Raephorst, noch aen gerede penn. oft aen goede rentebrieven de somme van 700 kar. gl. binnen twee jaeren te betalen ofte te versekeren, ende daer benevens 1000 gl. aen gerede penn., met sulcke voorwarden, dat soverre Anth. van Voorst quame te overlijden binnen 's jaers voor Alijt syne huisfr., sonder geboorte van haer bijder lijve gecomen, nae te laten, dat zij in sulcken gevalle vrij sonder schuit te gelden uijtgaen sal met haer medegave, trouwelschat, morgengave ende douarie, die begroot is ter summe van 50 gl. jaerlicx, haer leven gedurende, bovenclederen ende cleijnodien tot haren lijve behorende, welcke duwarie van 50 gl. jaerlicx de toekomende bruyt ook genieten ende behouden sal, indien Ant. v. Voorst, haren toecomenden man naer 't eerste jaer quam te overlijden, 't sy ofte Ant. v. Voorst geboorte achter liete ofte gene, alse sij oock in sulcke gevalle genieten sal haer trouwelschat, cleder ende cleijnoigens ende morgengave als vooren, mit vorwarden dat soverre die contrahenten quamen te overlijden sonder geboorte in desen huwelick gecregen achter te laten, dat in sulcken gevalle de goederen van d' eerst overleden sullen keren aen de sijde daer van die her gekomen syn, ook met 't geene staende huwelick aengeerft ende bestorven soude mogen sijn, ende soverre daer kinderen achter gelaten worden van desen huwelicke, ende een van den contrahenten alsdan comt te sterven, in sulcken gevallen sullen de goederen van de eerstoverleden comen op de selve kijnt of kijnderen, ende sooverre alle d'selve kijnderen comen te sterven, sonder van haere goederen gedisponeert te hebben, sullen alsdan de achtergelaten goederen met-te besterffenisse van vrinden ende magen alsvooren wederom comen ende succedeeren aen de sijde, daer van die gecomen syn, wel1 verstaende, dat winst ende verlies staende huwelick gevallen, deylbaer ende gemeen sal syn. Alle welcke vorwarden te verstaen syn sonder arch ofte list, die partyen contrahenten d'een den anderen beloven t'achtervolgen, nae te gaen ende te voldoen bij goeder trouw, eer ende vromichheijt ende voorts onder allen verbanden ende renuntiatien na rechten daer toe nodich ende behoeff. Des t'eenen oirconde sijn deser brieven, twee alle eens sprekende, beyde bij de ouderen vrunden ende hylicxluden onderteyckent. Ende tot meerder kennisse hebben wij Gysb. Antonisz van Voorst ende Jan Cornelisz van Bloclant over ons selven ende mede over Luman Gerritsz Vosch ende Gerrit Eerstz. van Meerwyk om harer beider gebreck harer segelen ter eenre, ende Mrs. Marten Schipperius, Jaspar van den Berch ende Herman van de Poll ter andere syde, onse segelen uythangende aen desen brief gedaen. Gegeven in 't jaer o. h. 1588 den 24 Martij naer d'oude styl.
"Volgt onder de soonen van Teunis Evertsz van Voorst, Willem van Voorst, die int geslach genoemt wierde "Heerom", was een man niet vreemt inde studie enhadde syn meeste leven te Leuven versleten in welke Accademie als genoteert worden 4 collegia philosophica de naem voeren van haar insignia, te weten Lilium, Castrum, Porcus en Falco, soo was het Collegium falconis seer vervallen door de quade administratie derov(er) gehouden, doch hy hetselve aennemende en geworden synde Canonicus Sint Omer heeft hetselve voersichtel(yck) gerestitueert en is lange jaren Regent van hetselve geweest, heeft verschyde van syn broers kinderen tot sich gevordert en wel willen helpen, dan van het merendeel derselven om de v(er)schydentheyt van religie een afkeer hebben(de) soe is syn affectie meest gevallen op Antonius Vos syns susters Cornelia soon dewelcke als erfgenaem van syn goet hem gesuccedeert heeft in het regentschap en is niet alleen geweest Canonicus Aeriensis maar oock rector Academiae Lovaniensis en(de) wort aldus geintituleert in Fastis Academicis pag. 39, Anthonius Vossius, Ultrajectinus S. Th. L. regens falconis." [858]
"Volgt Jan, de vyfde soon van Teunis Evertsz nae welckers nasaten men moet inquireren synde van hem byt geslachte gekent syn dochter May te Ceulen getrout aen een boeckebinder dese hadde eertyts gewoont by "Heerom" Willem te Leuven." [860]
"De leste soon is geweest Hyeronimius na welckers naesaten men moet inquireren." [863]
De enichste dochter vsn Teunis Evertsz is geweest Cornelia en is getrout aen enen Vos welckers soon is geweest Jan Vos en een geestel(ycke) heer Willem Vos alvorens gespecificeert by Willem van Voorst. Syn ook 3 dochters bekent Aeltjen, die jonge dochter geestel(ycke) gestorven is, een getrout aen van de Kloes procureur t Utrecht, en een getrout aen Wintershoven, dit syn soo wel de nasaten van Teunis Evertsz van Voorst.
Nota bene: dat men noch inquireren moet op het navolgen(de) eerst naar de maechschap van Cornelis Petersz Swanenburch gewesene vroetschap t Utrecht en syne naesaten, 2) hoe nae ons bestaen de paepsche van Voorst, als de tinnegiter, 3) waar de maechschap van daen comt met de Blanckendaels, 4) die nicht van Voorst te Vianen, waar dat die van daen comt." [865]
31292. JOOST VAN VOORST, geb. ca. 1500, ovl. Utrecht 1563, "die des heeren backer was",[866] tr. 1523[867]
31293. WENDELMOET ZANDERSDR VAN RODENBURCH, geb. ca. 1505, ovl. Utrecht na 1563, "sij leefden nae haer man langen tijt ende sterft haestelick opt Bagijnhoff".[868]
Cornelis van Voorst | ||||||||
Ia. Cornelis van Voorst, geb. ca. 1530, ovl. na 1585 ("Hij sterft ao. .... ende wert St. Jacob begraven in syn swager (=schoonzoon) Valentijn van de Voorts graft"[882]), tinnegieter, "ende behielp hem meest met oßeweyden en de coorncoopen",[883]
tr. ca. 1560[884]
Petronella Claas Gerritsdr van Overmeer, geb. ca. 1535, beg. Utrecht Geertekerk 23-6-1581, "dat een cloecke vrou was die sterft voor haer man anno
1581 ende leyt in de Buerkerck in haer vaders graft begraven",[885]
dr. van Claes Gerritsz van Overmeer, kistenmaker,
houtkoper, en Oedel Peter Robbertsdr.
|
Referenties Kwartierstaat Lapikás --- Generatie 15 ( 944 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 16 |
Back to previous generation 14 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 |