You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Lapikás ⇒ Gen. nr. 11 |
1280. EGIDE VANHAUW, geb. vóór ca. 1640, tr. Tienen RK St. Germanuskerk 31-5-1664 (Aegidius van Hau et Anna Cuijpers, testibus Servatio Mertens et Mathias Neutens)
1281. ANNE CUIJPERS.
1282. PETRUS (PIERRE) VECOVEN, geb. vóór ca. 1630, tr. vóór ca. 1655[1]
1283. NN VAN BINCUM, geb. vóór ca. 1635.
1292. JACOB(US) (JACQUES) VAN MECHTER(EN) (MECHTEN), geb. vóór ca. 1620, doopget. (1641, 1648)
tr. vóór 1646 (niet gevonden 1641-1646)[9]
1293. CATHARINA VRIJ(E)ENS (VERIJSENS), ged. RK Tienen St. Germanuskerk 29 jul 1625, (tweeling dochter van Servatius Vrijsens x Catharina Alaerts, get. Elias Vrijsens en Maria Vrijsens), ovl. na 1670, doopget. (1647), en (half)zuster van Jan Vrijsers die in 1670 zijn deel en dat van "zijn bejaerde suster Catharina" in De Gulden Boom verkoopt.
Op 30-1-1682 testeren te Tienen Elias van Merchteren (!) "sieck van lichaem sijn verstant ende memorie in alles nochtans volmachtich" en Joanna del Saulx ingezetenen van Tienen. De langstlevend zal voor de ziel van de eerststervende een mis laten lezen bij de paters Capucijnen van Tienen. De langstlevende zal de schulden voldoen en de goederen beheren die testatrice heeft verkegen van haar ouders en van hun samen, respectievelijk gelegen in het Walsquartier en verhuurd aan Jooris Marneff tot orpetie? ende (niet ingevuld). Hun dochter Regina van Merchteren zal bij prerogatief en voor vrij hebben twee huijsen gestaaen alhier in de Velbornestraete (belend door) Lenaert Cornelis, de erfgenamen van Jan Cappen en de voors. straat voor. Zij benoemen tot hun universele erfgenamen in hun goederen en efecten hun twee kinderen Jaecques van Merchteren en Regina van Merchteren en eventuele nog te verwekken kinderen. Akte ten huize van de testateurs, getuigen Carel van Rillaer en Mattheus Steenberghen. W.g. Ilias van Mechteren, Jenneke del Saulx en de getuigen. [11]
COMMENTAAR(¥) Franciscus Van Autgaerden ((H)outgaren?), tr. 1o Tienen RK St. Germanuskerk 18-5-1676 (get. Lambertus Sillen en Gerardus van Outgaren) Anne Vandersteynen, tr. 2o Tienen RK St. Germanuskerk 13-2-1678 (get. Joanna Oliviers en Gerardus Houtgaren) Marguerite Wanten. |
1348. NN MASSAER(T).
Massaert |
Andere personen met de naam Massaert die nog niet aan te sluiten zijn.
Ia. Joannes Franciscus Massaer, geb. vóór ca. 1700, mogelijk identiek met kwartier nr. 674,
tr. vóór 1724 (zijn tweede huwelijk?)
Margaretha van Wangh.
Ib. Arnoldus Massaer, geb. vóór ca. 1715, tr. vóór 1738
Anne Marie Cornet.
Ic. Anna Massaer, doopget. (1724)
|
1350. NN CORTEN.
Corten |
Andere personen met de naam Corten / Cotten die nog niet aan te sluiten zijn.
Ia. Hubertus Cortue(n) (Cortier), geb. vóór ca. 1690, tr. vóór 1711
Ida? Sersiant? (Sarsians?).
Ib. Andreas Corten (Cotten), geb. vóór ca. 1700, tr. vóór 1724
Clara (Carola) Moris (Maris?, Meuris).
Ic. Jacobus Corten (Cotte(n)), geb. vóór ca. 1705, doopget. (1724),
tr. vóór 1729
Joanna Maria vanden Cruijce (van der Cruijssen). |
1368. GENDOLF / GELDOLPHE (RODOLPHE) STE(IJ)LS (STIJLS), ged. RK Tienen St. Germanuskerk 29-10-1651 (filius Gendolphi Stijls et Annae Nijans, suscept: Guilielmus van Nijes et Anna Maria Wils), tr. Tienen RK St. Germanuskerk 10-5-1668 (get. Henricus Swevers et Joannes Tones)
1369. JEANNE LAMBRECHT.
1520. PIETER TRUMPENERS,[14]
tr.
1521. MARIA VAN HERCK.
Pieter Trumpeners en zijn vrouw Maria van Herck leenden in 1691 een kapitaal van ƒ 400 met als onderpand een halve bunder akkerland "tusschen Cleijngelmen ende den Groenen Schilt op die straet".[15]
COMMENTAAR(¥) nog doen : Adriaenssen, pagina 282, bibl. NGV |
1536. CORNELIS DIRKSZ FENT / VAN PIJLEN (de oude), ged. geref. Nieuwkoop 6-10-1624, ovl. 1669-1671.
doopget. (1643..1652),
j.m. van Nieuwkoop (1648),
belender in het Zuideinde van Nieuwkoop
aan de Achterweg (1671),
aan de buitenweg (1652..1663),
aan de binnenweg (1651),
aan de overweg (1663),
woont in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg (1662, 1663),
komt in 1651 voor het eerst voor als Cornelis Dircxsz Fent van Pijlen,
in 1652 voor het eerst als Cornelis Dircksz van Pijlen,
in 1657 weer als Kornelis Dircksz Fent,
betaalt als Cornelis Dircxsz van Pijlen, veenman te Nieuwkoop, ƒ 1/2 familiegeld (1674),
tr. 2o voor 1671
SUZANNETGEN DIRCXSDR, ovl. na 1671 (verm. voor 1677), doopgetuige (1671),
wordt in 1671 "laatst weduwe" van Cornelis Dircxz Fent den ouden genoemd en was dus verm. eerder gehuwd,
tr. 1o Nieuwkoop geref. 12-1-1648 (als Kornelis Dircksz Fent)
1537. MARRITGEN JANSDR, ovl. vóór 1661, j.d. van Nieuwkoop (1648),
Op 12-5-1661 verkopen Jacob Jansz Verhoef, getrouwd met Neeltgen Jansdr, Hendrick Pietersz, getrouwd met Marritgen Jansdr, "Gert Lopeker als met kennisse van ons schepenen ten desen geconstitueeert van Tijs Aertsz Snell, getrouwt hebbende Jannetgen Jansdr" en Cornelis Dircksz Fent, vader en voogd van Dirck Cornelisz, minderjarig kind geboren bij Marritgen Jansdr, aan Roel Jansz Swanenburch en Neeltgen Jansdr Swanenburch een huis en erf met 4½ morgen land in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, strekkend van de Voorwetering tot het land van Roel Jansz, belend ten oosten de nazaten van Cornelis Dammasz van Griecken en ten westen Willem Gertsz Toll en Cornelis Jacobsz, buurman. Koopsom 1.800 gulden. [18]
Op 4-5-1662 is Cornelis Dircxsz Fent te Nieuwkoop 600 gulden schuldig aan Bouwen Pietersz Knecht te Aarlanderveen. Gesteld onderpand: zijn huis en erf met 2 morgen land in het Zuideinde buitenweg, belend ten oosten de weduwe van Jacob Dircxsz Fent, ten zuiden Cornelis Dircxsz Fent, ten westen Cornelis Willemsz Crijger en ten noorden de Wetering, nog 1 morgen hooiland met tuin aldaar, belend ten oosten Arijen Jansz Hogeboom, ten zuiden Pieter Cornelisz van Dobben, ten westen Dammis Cornelisz van Vliet en ten noorden Cornelis Dircxsz Fent. Geroijeerd d.d. 18-6-1682. [19]
Op 18-7-1662 is Cornelis Dircxsz Fent van Pijlen te Nieuwkoop 200 gulden schuldig aan de gereformeerde diaconie te Nieuwkoop. Gesteld onderpand: een perceel hooiland in het Zuideinde buitenweg, groot 2½ morgen, strekkend van het land van Jan Willemsz van Heijningen tot in de Meije, belend ten oosten Sijmen Dircxsz Coij en ten westen Jan Jansz van Leeuwen. [20]
Op 13-12-1662 is Cornelis Dircxsz van Pijlen te Nieuwkoop 350 gulden schuldig aan Gert Gerritsz Koij. Gesteld onderpand: een kamp hooiland in het Zuideinde buitenweg, groot 2 1/2 morgen, strekkend van het land van Jan Willemsz van Heijningen tot in de Meije, belend ten oosten Sijmen Dircxsz Koij en ten westen IJsbrant Jansz en Jan Jansz van Leeuwen. [21]
Op 10-5-1663 is Cornelis Dircxsz Fent te Nieuwkoop 250 gulden schuldig aan Bouwen Pietersz Knecht te Aarlanderveen. Gesteld onderpand: zijn huis en erf met 2 morgen land in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, belend ten oosten de weduwe van Jacob Dircxsz Fent, ten zuiden Cornelis Dircxsz Fent, ten westen Cornelis Willemsz Crijger en ten noorden de Voorwetering, nog een morgen hooiland met tuin aldaar, belend ten oosten de weduwe van Jan Hoogeboom, ten zuiden Cornelis van Dobben, ten westen Dammis Cornelisz van Vlieth en Arien Cornelisz van Wieringen en ten noorden Cornelis Dircxsz Fent. [22]
Op 15-5-1663 verkopen Cornelis Dircxsz Fent den ouden, Cornelis Dircxsz Fent den jongen, Cornelis Claesz Cats, getrouwd met Neeltge Dircxdr Fent, Dammis Cornelisz van Vlieth, getrouwd met Trijntie Dircxsdr Fent en Cornelis Ariensz van Wieringen, getrouwd met Grietge Dircxsdr Fent, allen als kinderen van de overleden Dirck Willemsz Fent, aan Elbert Jan Corsz aan de Meije een kamp hooiland in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, verongeld voor 1½ morgen, strekkend van het land van Arien Cees Hoogeveen tot in de oude Meije, belend ten oosten Pieter Cornelisz van Dobben en ten westen Marcelis Abramsz en genoemde Pieter Cornelisz. [23]
Op 16-9-1663 verkopen Cornelis Dircxsz Fent den ouden en Cornelis Dircxsz Fent den jongen, Cornelis Claes Cats, getrouwd met Trijntge Dircxdr Fent en Cornelis Ariensz van Wieringen, getrouwd met Grietge Dircxsdr Fent, kinderen van de overleden Dirck Willemsz Fent, samen handelend namens Pieter Dircxsz Fent, aan Aelbert Fulpsz van Vlieth een perceel veenland in het Zuideinde van Nieuwkoop binnenweg, strekkend van het land van Cornelis Dircxsz Fent de ouden tot dat van de weduwe van Roel Gijsen Crijger, belend ten oosten de koper en westen de nazaten van Jacob Pietersz Duijrniet. Koopsom 256 gulden 10 stuivers. [24]
Op 10-6-1668 draagt Cornelis Dircksz Fent de oude in het Zuideinde van Nieuwkoop over aan Johan van Assendelft, brouwer in "het Witte Paert" te Leiden, 2½ morgen hooiland in het Zuideinde buitenweg, strekkend van de weduwe van Jan Willemsz van Heijningen tot in de oude Meije, belend ten oosten de koper en ten westen IJsbrant en Jan Jansz van Leeuwen. Koopsom 1.187 gulden 13 stuivers 1 penning. [25]
Op 23-4-1669 dragen Cornelis Dircksz Fent de jonge, Cornelis Claesz Cats, man en voogd over Neeltgen Dircxsdr, Willem Jacobsz met opdracht van zijn moeder Merritgen Claesdr, weduwe van Jacob Dircksz Fent, Diewertgen Cornelisdr, huisvrouw van Pieter Dircksz Fent, uitlandig persoon, mede handelend namens Cornelis Arijensz van Wieringen, die getrouwd was met Grietgen Dircxsdr, ieder voor 1/7 deel, over aan Cornelis Dircksz Fent de oude, mede-erfgenaam voor 1/7 deel, een huis en erf met 2 morgen weiland in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Cornelis Dircksz Fent de jonge, belend ten oosten de weduwe van Jacob Dircksz Fent en ten westen de weduwe van Cornelis Willemsz Crijger, nog een kamp hooiland aldaar, groot 1 morgen, strekkend van het land van de weduwe van Jacob Dircksz Fent tot het land van Pieter Cornelisz van Dobben, belend ten oosten Jacob Jacobsz van der Bijl en ten westen Cornelis Arijensz van Wieringen. Koopsom 3.350 gulden. [26]
Op 19-5-1671 verkopen Suzannetgen Dircxsdr, laatst weduwe van Cornelis Dircxz Fent den ouden, met als voogd Buijen Dircxsz van der Neut en haar zoon Dirck Cornelisz Fent, mede Cornelis Dircksz Fent de jonge als oom en voogd over het minderjarige kind van Cornelis Dircksz en Suzannetgen, aan Gillis Nouts een huis, erf, berg, schuur en weiland in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, verongeld voor 2 morgen, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Cornelis Dircxsz Fent de jonge, belend ten oosten de weduwe van Jacob Dircksz Fent en ten westen de weduwe van Cornelis Willemsz Crijger, nog een kamp hooiland en henneptuin aldaar, samen groot 676 roeden, belend ten oosten de weduwe van Arijen Jansz Hoogeveen, ten zuiden Pieter Cornelisz van Dobben, ten westen Cornelis Arijensz van Wieringen en Dammas van Vliet en ten noorden Jacob Dircksz van Pijlen. Koopsom 2.404 gulden. [27]
Op 20-1-1693 compareerde Pieter Hendriksz Nap, weduwenaar en boedelhouder van Marritje Cornelis van Pijlen ter eenre, Dirk Cornelisz van Pijlen, oom en naaste bloetvoogt van 's moeders zijde, over Cornelis Pietersz Nap, meijdag 1693 out 8 jaren en Jan Pietersz Nap, den 31-3-1693 out 1 jaar, kinderen van den voor noemde Pieter Hendriksz Nap, geboren bij de voornoemde Marritje Cornelis van Pijlen. [28]
Op 14-2-1693 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[29]ZOEK UIT.
- 1) Pieter Willemsz Westveen, in de hoedanigheid van overledene.
- 2) Elsjen Hendricks Kruijswijck, wonend te Achttienhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner testateur bloedverwant.
- 3) Jan Pietersz Nap, wonend te Achttienhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner testateur bloedverwant.
- 4) Huijbert Jansz Kruijswijck, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 5) Pieter Hendricksz Nap, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 6) Kors Jansen Kouwenhoven, in de hoedanigheid van voogd.
Op 20-10-1695 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[30]ZOEK UIT.
- 1) Pieter Jansz Nap, wonend te Zevenhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner testateur.
- 2) Merrighjen Jans van der Stelt, wonend te Zevenhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner testateur.
- 3) Pieter Hendricksz Nap, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 4) Maerten Jansz Nap, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 5) Huijbert Jansz Kruijswijck, in de hoedanigheid van voogd.
- 6) Sijmon Hendricksz Spruijt , in de hoedanigheid van voogd.
Op 4-1-1704 compareren voor schout en schepenen van Nieuwkoop en Noorden Pieter Hendriksz Nap, wednr. ende boedelhouder van Marritje Cornelis van Pijlen ter eenre, Dirk Cornelisz van Pijlen, oom en naeste bloetvoogt van 's moeders zijde, over Cornelis Pietersz Nap, meijdag 1693 out 8 jaren en Jan Pietersz Nap den 31 maert 1693 oud 1 jaer, kinderen van den voorn. Pieter Hendriksz Nap geproceert bij de voorn. Marritje Cornelis van Pijlen, zijnde de voorn voogt in reguarde van de versz. kinderen geadsisteert met mij bailjuw en schout voornt., Hend: van Wijk en Gerrit van Dueren, weesmannen van Nieukoop en Noorden, ter ander zijde om de erfenis van Marritje Cornelis van Pijlen te regelen. Zij besluiten tot uitkoop waarbij Pieter Hendriksz Nap alle de goederen actien en geregtigheden enz. behoudt, onder de verplichting de kinderen eerlijk te alimenteeren etc. tot hun mondigheid of tot hun huwelijk. Voorts dient hij aan hen ieder dan mee uit te keren als hun moederlijke erfenis behalve een eerlijke uijtset een somma van ƒ 75,-- ende nog aan ijder kind een goude ring d'welke op den inventaris staen. [31]
Gaarder Achttienhoven: 1706 "den 1en Januarij heeft Pieter Heijndriksz Nap aengegeven om begraven te werden het lijk van zijn vrouws soon Jan Teunissen de Jonge, verklaart te behooren onder het Classis van ƒ 3--".
Gaarder Achttienhoven:
- "ik ondergeschr. Huijbert Maertense Agtienhoven verklare aengevinge gedaan te hebben van het lijk van Pieter Hendrickse Nap behoorende onder de Classis van drie gulden Actum de 11-4-1717 ik segge ƒ 3--"
- "den 18-3-1718 Bij de wede van Pieter Nap op boelhuijs regh verkoft de meubilie goederen bedragen ƒ 261--, de 40en penning ƒ 6-10-8"
Op 9-10-1722 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[32]ZOEK UIT.
- 1) Maerten Jansz Nap, wonend te Zevenhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner voogdijsteller bloedverwant.
- 2) Lijsbeth Jans Schouten, wonend te Zevenhoven, in de hoedanigheid van huwelijkspartner voogdijsteller bloedverwant.
- 3) Pieter Hendrickz Nap, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 4) Pieter Jansz Nap, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 5) Cornelis Hendricksz Bijeman, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 6) Pieter Cornelisz Keijser, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
- 7) Huijbert Jansz Kruijswijck, in de hoedanigheid van voogd bloedverwant.
Op 30-3-1677 verkoopt Cornelis Dircxsz Fent de jonge aan het weeskind van Cornelis Dircksz Fent de oude, genaamd Marritje Cornelisdr, een kamp hooiland in het Noordeinde van Nieuwkoop, groot 1 morgen, strekkend van het land van de weduwe van Jan Willemsz van Leijden tot aan (niet vermeld), belend ten oosten Pieter Cornelisz van Wieringen en ten westen Dirck Fransz en Tonis Cornelisz. Koopsom 125 gulden. [38]
1538. CORNELIS TONISZ (THEUSZ, JORISZ) WARRE, geb. vóór ca. 1585, ovl. na 1665, belender in het Zuideinde van Nieuwkoop
aan de binnenweg (1605..1665),
aan de buitenweg (1635..1653),
over de achterweg (1609..1614),
in de Wouden (1649),
achter Nieuwkoop over de Achterweg (1604, 1636, 1639),
treedt op als voogd voor zijn zuster IJdichgen (1610),
en als voogd voor zijn schoonzuster Grietgen Jansdr (1651),
tr. vóór ca. 1645
1539. MARRITGE JANSDR.
Op 14-1-1608 koopt Jacob Adriaensz van Thonis Cornelisz Warre een perceel veenland in het Zuideinde van Nieuwkoop, binnenweg, verongeld voor 1 morgen, strekkend van het land van Jacop Pietersz tot het secreetland, belend ten oosten Jan Willem Volckensz en ten westen Gerrit Dircxsz den Jongen. Koopsom 200 gulden. [39]
Op 1-2-1611 verkopen Anthonis Cornelisz, Jasper Cornelisz, Dirck Jaspersz voor zichzelf en Dieloff Willemsz, getrouwd met Marritgen Cornelisdr, allen als erfgenamen van Cornelis Anthonisz Warre, aan Eijmbert Jansz een huis en erf in het Noordeinde van Nieuwkoop, buitenweg, verongeld voor 5 hond, strekkend uit de Voorwetering tot "aen 't slootgen" van het land van Jan Aertsz, belend ten oosten Lauris Mathijsz en ten westen IJillis, de wever. Koopsom 484 gulden. [40]
Op 25-5-1632 verkoopt Dirck Dircxsz als man en voogd van Emmetgen Jansdr, aan Cornelis Anthonisz Warre een perceel veenland in het Zuideinde van Nieuwkoop, binnenweg, strekkend van het land van Cornelis Stoffelsz tot dat van Dirck Jacobsz, belend ten oosten Jan Maertensz en ten westen Lambert Jacobsz, bode. Als garantie wordt gesteld: dit perceel en nog een perceel aldaar, strekkend van het land van Jan Severtsz tot dat van Sijmon Dircxsz, belend ten oosten Lambert Jacobsz, bode en ten westen Abram Jacobsz Trom. Koopsom 125 gulden. [41]
Op 17-7-1632 verkoopt Jan Claesz in het Zuideinde van Nieuwkoop aan Cornelis Tonisz Warre een bruikweerland in het Zuideinde, buitenweg, verongeld voor 3 morgen 1 hond. Betaald met 1.850 gulden, die Warre te vorderen heeft van Cornelis van Westerhout, wegens land liggend achter Gouda. [42]
Op 2-12-1639 verkoopt Adriaen Pietersz, bakker te Bodegraven, aan Cornelis Anthonisz Warre een perceel veenland achter Nieuwkoop over de Achterweg, strekkend van de landen van Pieter Willemsz Pijnt tot het land van Aris Philipsz, belend ten oosten Gerrit Jansz de Vries en Aert Cornelisz en ten westen de weduwe van Cornelis Sijmonsz en Claes Cornelis Ghijsz. Koopsom 302 gulden. [43]
Op 8-6-1640 is Cornelis Anthonisz Warre te Nieuwkoop 300 gulden schuldig aan Annetgen Ariensdr, weduwe van Huijbert Andries van Eijck te Bodegraven. Gesteld onderpand: een bruikweerland met huis en hof in het Zuideinde buitenweg, strekkend uit de Voorwetering tot de landen van Jan Severtsz, belend ten oosten Dirck Willemsz Fent en ten westen Philips Cornelisz, nog een perceel veenland in het Zuideinde binnenweg, strekkend van het land van Gerrit Willemsz Fent tot dat van Sijmon Dircxsz, belend ten oosten Dirck Sijmonsz en ten westen Abram Jacobsz Trom. [44]
Op 15-5-1642 verkoopt Adriaen Pietersz, bakker te Bodegraven, aan Cornelis Anthonisz Warre een perceel veenland te Nieuwkoop over de Achterweg, strekkend van het land van Pieter Willemsz Pijnt tot dat van Aelbert Philipsz, belend ten oosten Dirck Ermboutsz en Aert Cornelisz en ten westen de weduwe van Cornelis Sijmonsz en Claes Cornelisz Ghijsz. Koopsom 302 gulden. [45]
Op 9-10-1642 verkoopt Cornelis Gerritsz Coij te Nieuwkoop aan Cornelis Thonisz Warre een perceel land in de Wouden, verongeld voor ½ morgen, strekkend van en tot het land van Anna Woutersz, belend ten oosten Anna Jacobsdr en ten westen Anna Woutersdr. Koopsom 600 gulden. [46]
Op 9-10-1642 verkoopt Wouter Heijndricxsz, bakker te Nieuwkoop, aan Cornelis Thonis Warre een kamp hooiland in het Zuideinde buitenweg, verongeld voor 1½morgen, strekkend van het land van Dirck Willemsz Fent tot dat van Dirck Willemsz, belend ten oosten Geerte Jacobsdr en ten westen Dirck Willemsz Fent. Tevens 1/3 deel van een sudde. Koopsom 860 gulden. [47]
Op 11-11-1643 verkoopt Gerrit Willemsz Vermij te Nieuwkoop aan Cornelis Anthonisz Warre een perceel veenland in het Zuideinde over de Achterweg, strekkend van daar tot het land van Dirck Cornelisz, belend ten oosten Claes Claesz en ten westen Jan Claesz. Koopsom 125 gulden. [48]
Op 20-11-1643 verkoopt Cornelis Anthonisz Warre te Nieuwkoop aan Cornelis Jacob Arien Jacobsz een perceel veenland achter het dorp over de Achterweg, strekkend van het land van Pieter Willemsz tot dat van Aries Phillipsz, belend ten oosten Dirck Ermboutsz en ten westen Claes Cornelisz Quast. Koopsom 150 gulden. [49]
Op 5-3-1652 is Cornelis Anthonisz Warre te Nieuwkoop 300 gulden schuldig aan Jan Jansz van Leeuwen, lakenkoper te Nieuwkoop. Gesteld onderpand: een bruikweerland met huis en hof in het Zuideinde buitenweg, groot 3 morgen, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Claes Cornelisz, belend ten oosten de nazaten van Dirck Fent en ten westen Elias Cornelisz, nog een perceel veenland aldaar binnenweg, strekkend van het land van Jan Gijsbertsz tot dat van Cornelis Hendricksz, belend ten oosten Dirck Sijmonsz en ten westen Pieter Leendertsz. [50]
Op 12-4-1662 draagt IJsack Pietersz Stouthandel, getrouwd met Marritgen Cornelisdr Warre over aan Cornelis Tonisz Warre een huis en erf in het Zuideinde van Nieuwkoop binnenweg, strekkend van de Vorendijk tot het land van Marritgen Willemsdr, belend ten oosten Aert IJsacksz en ten westen Gert Willemsz Vermij. Koopsom 154 gulden. [51]
Op 28-2-1666 is Aeltgen Cornelisdr Warre, meerderjarige dochter van Cornelis Theusz Warre en Marritge Jansdr met als voogd Wouter Hendricksz van Swieten, 150 gulden schuldig aan Geertgen Cornelisdr, weduwe van Cos Tijsz van Swanenveld te Aarlanderveen. Gesteld onderpand: een huis en erf met schuur in het Zuideinde van Nieuwkoop binnenweg, strekkend van de Vorendijk tot het land van Jan Jacob Aelbertsz, belend ten oosten de weduwe van Aerd IJsaacq en ten westen Gerd Willemsz Vermij. Borg is Wouter Hendricksz van Swieten te Bodegraven. [52]
Op 12-4-1662 draagt IJsack Pietersz Stouthandel, getrouwd met Marritgen Cornelisdr Warre over aan Cornelis Tonisz Warre een huis en erf in het Zuideinde van Nieuwkoop binnenweg, strekkend van de Vorendijk tot het land van Marritgen Willemsdr, belend ten oosten Aert IJsacksz en ten westen Gert Willemsz Vermij. Koopsom 154 gulden. [53]
1540. PIETER CORNELIS OUDSHOORN, geb. vóór ca. 1640, ovl. na 1686,[54] parentatie niet bewezen.
Cornelis Pietersz Oudshoorn koopt op 14-2-1686 van Willem Jansz van Staveren voor 375 gulden 300 roeden veenland in het Zuideinde van Nieuwkoop in de Woude, belend Jan Eewoutsz Heemskercks land.[55]
Op 9-4-1686 draagt Cornelis Pietersz Outshoorn voor zichzelf en opkomende voor zijn vader Pieter Cornelisz Outshoorn, over op Hendrick Joosten Verlaen, wonende in het Noordeinde, 3 morgen weiland, strekkende van de dijk tot Hendrick Jacobsz van der Hoorn, belend ten zuiden en noorden Verlaen voornoemd. De koopsom is 850 gulden. [56]
Cornelis Pieters Outshoorn te Aarlanderveen betaalt 100e penning Rijnland 1697 nomine uxore, als erve van de wed. van Ary Cornelisz Hogeveen.[57]
Kohier van de 100e penning van Rijnland : 1714. Aarlanderveen: Cornelis Pietersz Outshoorn overleden. Erven Fytje Cornelis Outshoorn x Gerrit Huygen Nederstigt op de Vrije Hoeff, Maerten Cornelisz Outshoorn, Pieter Cornelisz Outshoorn en Jan Cornelisz Outshoorn.
COMMENTAAR(¥)
Zijn afkomst volgens :
Gerrit Jansz Oudshoorn, geb. vóór ca. 1690, ovl. Nieuwkoop 17-8-1766, turfschipper,
tr. Nieuwkoop (schepenen) 2-2-1711
Grietje Cornelis Buurman, dr. van Cornelis Cornelisz Buerman de Jonge en Aeltje Cornelisse van Wieringen.
Jan Gerritsz Outshoorn, executeur van Gerrit Jansz Outshoorn, verkoopt op 9-4-1767 voor 233 gulden en zes stuivers aan Klaas Gerritsz Outshoorn, erfgenaam voor een zesde deel van een huis c.a. in het Zuideinde, "leggend in de plas", en vijf zesde parten van een turfschuur, staande als voren [58].
|
Op 20-5-1795 machtigt Cornelis Gerritsz Outshoorn zijn zoon Gerrit Cornelisz Outshoorn, beiden wonende te Nieuwkoop, een partij land, gelegen te Noorden, over te dragen aan Joanna Kleuters wed. van Jacob van der Weijden [59].
Op 10-4-1777 verkoopt Cornelis Gerritse Outshoorn gehuwd met Neeltje Janse Outshoorn, voor een derde erfgename van haar vader Jan Cornelisz Oudshoorn, aan Cornelis Jansz Outshoorn en Cornelis Jansz van Vliet, gehuwd met Trijntje Janse Outshoorn, voor 1550 gulden een derde van een huis en erf in het Zuideinde, een derde van een erf en vier turfschuren, een derde van een huis en erf aan de Vorendijk en een derde in een kamp weiland en diverse andere stukken land.[60]
COMMENTAAR(¥)
Niet goed is hier Pieter Janse Oudshoorn x Mergje Gerts van Staveren als ouders. Zij is verm. dr. van Gerrit Gerritsz (van Staveren), geb. voor 1623, zn. van Gerrit Cornelisz van Staveren en Stijntge Jans.[61]
Pieter en Mergje compareren 21-3-1696 te Ter Aar, vermoedelijk om hun testament te laten opmaken [62].
Mogelijk verwant aan Willem Jansze Outshoorn, tr. Alphen 9-12-1703 Trijntje Claase van de Akker,[63]. en aan Pieter Jacobsze Oudshoorn x Mensje Sijmonse, Pieter Dirksze Oudshoorn x Aagje Ariens Koppersluijs, Pieter Gerritse Oudshoorn x Maartje Claasse Raaphorst, Pieter Cornelisze Oudshoorn x Jannetje van Leeuwen. Verder lijkt er geen verband met een geslacht Oudshoorn te Alkemade.[64] |
1552. PIETER GIJSBERTSZ VAN VEEN, geb. vóór ca. 1680, ovl. kort voor 1702.
COMMENTAAR(¥)
Wie is Maerten Jacobs van Veen, veenman, ovl voor 1682, tr voor mei 1670 Marrigje Jansdr. van Cats, waaruit een dr. Erkje 1684.[65]
en een zn. Hendrik Maartens van Veen.[66]
.
Hij is ex Jacob Maerten Jansz, vermeld Nieuwkoop 20-6-1651, tr. voor 1623 Annickjen Hencrickxdr.
Hij is ex Maerten Jansz, woont te Nieuwkoop 1623, tr. Leuntgen Cornelisdr.[67]
Neeltje Corn. van Veen tr 1e. voor ca 1670 Heyndrik Egbertsz van Pijlen, otr./tr. 2e. Zegveld/Nieuwkoop geref. 9-1/3-2-1686 (met attestatie van Zegveld) Willem Lodewijck (Cornelis?)van Eijck, wednr. van Jannetje Jacobs Sael van Segvelt, zn. van Cornelis Hendricks van Eijck en Merrighje NN.[68] Jacob Cornelis van Veen waaruit ged Nieuwkoop Rem. 1-1-1678 Dirck Jacobs van Veen. Cornelis Jacobze van Veen waaruit ged Nieuwkoop Rem. Aris Cornelisse van Veen 18-5-1692 en Margriet Cornelisse van Veen 25-3-1696. |
Op 16-5-1714 worden de bezittingen van Simon Cornelisz Teijsterman, die waarschijnlijk kinderloos is overleden, door zijn erfgenamen verkocht. Dit waren Jan Cornelisz Teijsterman en Gerrit Cornelisz Teijsterman, broers, Jannetgen Cornelisdr. Teijsterman, zuster, Jan Pietersz van Veen gehuwd met Marrigje Dircks Twaelfhoven, Jacob Dammisz van Vliet gehuwd met Ariaantje Pieters Teijsterman, Jacob Teeuwisse Versney gehuwd met Marrigje Jans Teijsterman en Gerrit Arisz Teijsterman.[70]
1554. AEM SYMON CRIJNEN (VERMEY)(¥), geb. vóór ca. 1650, ovl. na 1701, vermeld als Aem Sijmonsz bakker te Nieuwkoop en Noorden in de Legger op het gemaal in het
lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) met 4½ personen in de klasse kleine getaxeerden,
[71]
tr. 2o Nieuwkoop 6-11-1701[72]
NEELTIE PIETERS WIT, ovl. na 1733, tr. 1o voor 1672[73]
1555. NEELTJE HUYBERTS TWAELFFHOVEN, geb. vóór ca. 1650, ovl. Nieuwkoop 30-4-1700 (gaarder ƒ 3,--).
COMMENTAAR(¥) Zou Cornelis Crijnen Vermij, veenman en bouwman te Nieuwkoop die ƒ 1 familiegeld betaalt (1674), zijn broer zijn. |
Op 15-8-1760 compareerden voor schout en schepenen van Nieuwkoop: Jan Vermeij gehuwd met Aaltje Aris Bouman, Symen Amen Vermeij, gehuwd met Weijntje Cornelis van Wieringen, Pieter Claasse Outshoorn gehuwd met Marritje Cornelis van Wieringen, kinderen van Cornelis van Wieringen en Marijtje Ariens Bouman, voor de helft erfgenamen van Arij Bouman en Marritje Claas van Pijlen. Zij verkopen voor 2000 gld. aan Cornelis Willems van Leyden hun aandeel in huis, erf, berg, schuur en landerijen in het Zuideinde van Nieuwkoop. [78] [79]
1556. CORNELIS SYMONSZ (TIJSTERMAN) (DE JONGE), geb. ca. 1600 (in 1621 nog minderjarig), ovl. ca. 1644, parentatie niet bewezen.
verkoopt goederen te Nieuwkoop (1638..1640),
tr.[80]
1557. LEUNTJE CLAESDR VAN WIERINGEN, ovl. na 1624, doopget. (1619..1624).
Op 12-8-1638 verkoopt Cornelis Symonsz Teijsterman voor een custingbrief van ƒ 432,-- een perceel land in het Noordeinde aan Heijndrick Cornelisz.[81]
Op 15-11-1639 verkoopt Cornelis Symonsz Teijsterman voor een custingbrief van ƒ 1690,-- een perceel land in het Zuideinde aan Maerten Stoffelsz.[82]
Op 31-12-1640 verkoopt Cornelis Symonsz Teijsterman voor ƒ 979,-- een partij land in het Zuideinde aan Cornelis Ariens Wit.[83]
Op 23-8-1640 verkoopt Cornelis Symonsz Teijsterman voor ƒ 1220,-- contant een huis en erve in de Vierschouwerije aan Adriaen Symonsz Teijsterman, zijn broer.[84]
Op 6-9-1642 deelde Cornelis Symonsz Teijsterman mee in de zeer uitgebreide nalatenschap van zijn schoonvader. Neeltgen Dircks, wed. van Claes Fransz van Wieringen, maakte toen voor schepenen van Nieuwkoop een boedelscheiding ten behoeve van zichzelf en al haar kinderen : nl. Frans, Louris, Ghisbert, Dirck en Jan Claeszn van Wieringen, Cornelis Symonsz Teijsterman, gehuwd met Leuntgen Claesdr, Jan Gerritsz, gehuwd met Aeltgen Claesdr, Piete Dircksz Velsen, gehuwd met Geertgen Claesdr, alsmede de nog minderjarige Maritgen Claesdr.[85]
COMMENTAAR(¥) vul aan GBLO 8(1993)129. |
Kohier van de 1e 100e penning van Rijnland : 1692. Elbert Dierten Verhoeff overleden. Erven zijn kinderen Willem Andriesz Blijleven nom. ux., Symon Cornelisz Teysterman nom. ux. en de kinderen van Cornelis Elbertsz Verhoeff.
Op 16-5-1714 worden de bezittingen van Simon Cornelisz Teijsterman, die waarschijnlijk kinderloos is overleden, door zijn erfgenamen verkocht. Dit waren Jan Cornelisz Teijsterman en Gerrit Cornelisz Teijsterman, broers, Jannetgen Cornelisdr. Teijsterman, zuster, Jan Pietersz van Veen gehuwd met Marrigje Dircks Twaelfhoven, Jacob Dammisz van Vliet gehuwd met Ariaantje Pieters Teijsterman, Jacob Teeuwisse Versney gehuwd met Marrigje Jans Teijsterman en Gerrit Arisz Teijsterman.[87]
Kohier van de 100e penning van Rijnland : 1715. Nieuwkoop: Symon Cornelisz Teysterman overleden. Erven Willem Andriesz Blijleven 1/2, Marrigje Cornelis Teysterman, weduwe van Cornelis Andriesz van Staveren 1/4, Geertje Sabers 1/12, Coenraad de Snijder 1/12, en de weduwe van Cornelis Aerden 1/12.
Symon Cornelisz Teijsterman wonende aan het Zuideinde, Pieter Jansz van Wieringen en Pieter Cornelis van Schagen, omen en bloedvoogden over Maritge, oud 15, Trijntge, oud 13 jaren, nagelaten weeskinderen van Dirck Cornelisz Twaelffhoven en Jaepge Cornelis Teijsterman, verklaren op 22-2-1695 voor weesmeesters dat de boedel van de overledenen zeer sober is en alleen bestaat uit een praam, een schuit, wat turf en enig huisraad, "van weinigh importantie". Daartegenover staat een schuld van ƒ 80,--. De omen verklaren "uyt liefde ende affectie voor de kinderen om haer fatson op te houden en niet tot laste van de armen te laten raecken" de weinige goederen te willen verhandelen om uit de opbrengst de kosten te betalen. Zij beloven verder voor de kinderen te zullen zorgen. [88]
1560. = 1540. PIETER CORNELIS OUDSHOORN.
1564. JAN CORNELISZ HOGEVEEN, geb. vóór ca. 1640, ovl. na 1674, belender in het Noordeinde van Nieuwkoop
aan de buitenweg (1661),
vermeld als bouwman in de Legger op het gemaal in het lager kwartier van Rijnland (ca. 1680), in het ambacht Nieuwkoop en Noorden in de klasse kleine getaxeerden met 6 personen.
tr. vóór 1669[89]
1565. FIJTJE PIETERSDR VAN NES.
Op 2-9-1663 verkoopt Willem Jan Gertsz te Nieuwkoop aan Jan Cornelisz Hoogeveen een kamp hooiland met een tuin in het Noordeinde buitenweg, verongeld voor 1 morgen 1 hond, strekkend van het land van Aert Gijsbertsz Sas tot dat van Cornelis Hermensz, belend ten oosten Elbert Dierten en ten westen Cornelis Claesz van der Ham, nog een kamp hooiland aldaar, strekkend van het land van Elbert Dierten tot dat van Arien Evertsz, belend ten oosten Neeltge Dammisdr en ten westen Cornelis Hermensz, nog een perceel veenland aldaar, groot 300 roeden, strekkend van en tot het land van Cornelis Jacobsz Hoogeveen, belend ten oosten Pieter Claes Cooningh en ten westen Jan Jansz Poel. Koopsom 2.100 gulden. [90]
Op 8-5-1665 verkopen Jan Cornelisz Hoogeveen voor zichzelf en Tonis Corssen van Swanenburch, getrouwd met Lijsbet Cornelisdr Hoogeveen, mede samen handelend namens Gerrit Gielen, getrouwd met Merritge Cornelisdr Hoogeveen en voor Grietge Cornelisdr Hoogeveen, jongedochter, allen als erfgenamen van Cornelis Jacobsz Hoogeveen en Arriaentge Aertsdr, in leven wonend in het Noordeinde van Nieuwkoop, aan Hilletge Jansdr van Leeuwen, weduwe van Jan Andriesz van Wieringen. een kamp weiland in het Noordeinde buitenweg, verongeld voor 2 morgen, strekkend van het land van Elbert Dierten tot de Masloot, belend ten oosten deze Dierten en Johanna de Vogel en ten westen de weduwe van Gijsbert Aertsz Sas. Koopsom 1.760 gulden. [91]
Op 2-9-1665 draagt Jan Cornelisz Hoogeveen te Nieuwkoop over aan Cornelis Willemsz van Leijden twee stukjes hooiland met een tuintje in het Noordeinde buitenweg, verongeld voor 7 hond, strekkend van het land van Aert Gijsbertsz Sas tot dat van Cornelis Hermensz en dat van Arijen Wertsz, belend ten oosten Elbert Diertensz en de weduwe van Gijsbert Aertsz Sas en ten westen Cornelis Claesz van der Ham en Cornelis Hermensz. Koopsom 775 gulden. [92]
Op 4-10-1665 verkopen Jan Cornelisz Hoogeveen, Teunis Corsz Swanenburch, getrouwd met Lijsbeth Cornelisdr Hoogeveen, Gerrit Michielsz, getrouwd met Marritge Cornelisdr Hoogeveen, mede vervangend verdere erfgenamen, aan Arien Jansz van Wijngerden een perceel veenland met schuur in het Noordeinde van Nieuwkoop binnenweg, strekkend van het land van de koper tot de Achterweg, belend ten oosten Pieter Cornelisz van Wieringen en ten westen Arien Japen Hoogeveen, nog een schuur en schuurstaal achter het erf van de koper. Koopsom 308 gulden. [93]
Op 7-3-1666 verkoopt Jan Cornelisz Hoogeveen aan Pieter Huijbertsz Brack een kamp weiland in het Noordeinde van Nieuwkoop buitenweg, verongeld voor 1 morgen, strekkend van het land van Cornelis Claesz van der Ham tot 3 roeden over de dam ten noorden van voornoemd kamp, belend ten oosten Aert Sas en ten westen Jan Jansz Poel. Koopsom 600 gulden. [94]
Op 1-7-1666 delen Jan Cornelisz Hoogeveen, Tonis Corsz van Swanenburch, man en voogd van Lijsbeth Cornelisdr Hoogeveen, Gerd Chielen, getrouwd met Marretij Cornelisdr Hoogeveen en Gijsbert Cornelisz Tuernhout, man en voogd van Grietgen Cornelisdr Hoogeveen, samen kinderen van Cornelis Jacobsz Hoogeveen en Arijaentgen Aertsdr, de nalatenschap. Jan Cornelisz, Tonis Corsz en Gerd Chielen behouden alle roerende en onroerende goederen met de inschulden. Mede ook nemen zij op zich "alle lasten des boedels". Gijsbert Cornelis Tuernhout ontvangt 325 gulden. Ze stellen als garantie aan Tuernhout: het huis en erf in het Noordeinde van Nieuwkoop buitenweg, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Elberd Dierten, belend ten oosten Tonis Corsz met een huis en erf en ten westen Hendrick Jacobsz, kleermaker, nog twee percelen veenland aldaar, belend ten oosten de successeurs van Philips Arijen Jan Claesz, ten zuiden Dirck Fransz van Wieringen, ten westen de weduwe van Jan Jansz Poel en ten noorden Tonis Cors. [95]
Op 29-8-1666 verkoopt Jan Cornelisz Hoogeveen te Nieuwkoop aan Dirck Fransz van Wieringen een stuk veenland in het Noordeinde buitenweg, groot 250 roeden, strekkend van het land van Gerd Chielen tot dat van Pieter Gijsbertsz Brack, belend ten oosten Pieter Claesz Coningh en ten westen de erfgenamen van Jan Jansz Poel. Koopsom 705 gulden. Gesteld onderpand: dit veenland en nog een stuk weiland aldaar, strekkend van deze van Wieringen tot het land van de weduwe van Gijsbert Aertsz Sas, belend ten oosten Hilletgen Jansdr van Leeuwen en ten westen Arijen Cornelisz, klapperman, en Elbert Dierten. Geroijeerd d.d. 18-9-1667. [96]
COMMENTAAR(¥) Zij zou ook kunnen zijn: Merritjen Jans Hogeveen, ged. Rem. Nieuwkoop 1-5-1678, als dr. van Jan Ariensz Hogeveen. Marritje Jans Hogeveen, ged. Rem. Nieuwkoop 3-6-1676, ovl. vóór 1746, tr. Nieuwkoop 5-3-1713[100] Pieter Cornelisse van Staveren, ged. Nieuwkoop 29-7-1686, ovl. vóór 1764, zn. van Cornelis Pietersz van Staveren en Annetge Pieters Vermey. Hij hertr. 1746. |
Op 9-7-1699 koopt Hendrick Cornelisz van Wieringen voor 275 gld. een huis, scheepstimmerhuis en erf c.a. in het Noordeinde van Jacob Willemsz van Swieten. Als onderpand diende zijn huis en scheepstimmerhuis aan de Voorwetering in het Noordeinde.[101]
Op 10-6-1729 verkoopt Marrigje Jans Hoogeveen, wed. van Hendrik Cornelisz van Wieringen, voor ƒ 500,-- aan haar zoon Jan Hendriksz van Wieringen een huis (kennelijk het bovenstaande) aan de Voorwetering in het Noordeinde van Nieuwkoop.[102]
Op 27-12-1758 taxeren Jan van Wieringen en Gerrit Geerlofse van Vliet, scheepmakers te Nieuwkoop, op verzoek van Cornelis van Wieringen een turfpontschip verkocht aan Jan Claasse Ponet. Het schip is "lang over steven 58 voet, wijt ellf voet en ses duijm, hol ses voet en twee duijm, lang in 't hol 33 voet". Het schip is getaxeerd op 1200 gulden. [104]
Op 15-6-1775 verkoopt Jan Hendriksz van Wieringen aan Jan Kornelisz van Wieringen, beijde wonende alhier een "huijs, erv, timmerhuijs, houtloos en brantschuurtje en verdere bepotinge en beplantinge daar op staande ... als mede de helling met slee met het vaste en loopende blokker met vijff schijven, rolle en zaagbanken, nog een glaase kas en verders plaaten, haartijzers, vatebanke, bedstee planken en regntonplanken ... in het Noordeinde van Nieuwkoop". De verkoper mag in het voorhuis van de genoemde huijsinge blijven wonen. De somma is 1500 gulden [105]
Op 19-7-1757 verkoopt Crijn van Wieringen te Haarlem zn. en mede erfgenaam van zijn overleden moeder Merrigje Jans Hoogeveen, in leven wed. van Hendrik Corn. van Wieringen enkele percelen veen- en hooiland in het Noordeinde van Nieuwkoop aan zijn broer Jan Hendriksz van Wieringen. [106].
1566. WILLEM EGBERTSZ VAN PIJLEN, geb. vóór ca. 1640, ovl. 1666-1672, belender in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg (1667-1677?),
tr. vóór 1662[107]
[108]
1567. MARITGEN CORNELISDR, geb. vóór ca. 1645, tr. 2o Nieuwkoop 17-1-1672[109] JACOB PIETERSZ VAN LEEUWEN, wednr. van (kennelijk een andere) Maritgen Cornelisdr, vermeld in de Legger op het gemaal in het lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) in de klasse arbeiders en onvermogenden, met 6½ personen in het ambacht Nieuwkoop en Noorden .
Te Nieuwkoop vinden we in het kohier van het Familiegeld (1674):
Jacob van Leeuwen' weduwe, brandewijnvercoopster ƒ ½.
Jacob Pietersz van Leeuwen, veenman ƒ ½.
Op 16-3-1666 draagt Harmen Gijsbertsz van der Deijl over aan Willem Egbertsz van Pijlen een perceel veenland in het Zuideinde van Nieuwkoop binnenweg, belend ten oosten de koper, ten zuiden Jacob Pietersz van Leeuwen, ten westen het Cloosters volck en ten noorden de weduwe van Harmen Cornelisz. Koopsom 150 gulden. [110]
1600. GERRIT CASPERS (KARSTENS), ged. Amsterdam Oude K. 29-10-1647 (get. Annetje Gerrits), beg. Amsterdam Noorderkh. 21-4-1719 ("Gerrit Kaspers, mr. kuijper op de Princegraft op de Noordermarct, baar, 16 roef, ƒ 1,5, graf n° WV38), kuyper (1670, 1681, 1705), mr. kuijper (1694, 1719), woont Anjeliersstraat (1670),
Singel (1677..1681), Prinsegracht op de Noordermarkt (1683, 1719),
poorter van Amsterdam,
otr. 2o Amsterdam 27-9-1681 (beide voldoen de weeskamer 8/9-10-1681)
LIJS(E)BET CORNELIS, geb. Amsterdam 1641/42, ovl. 1704-1727, beg. verm. Amsterdam Leidse Kh. 21-6-1707 ("Lijsbeth Cornelisse op de Singel bij de Regulierstoorn S: Huijs"), afkomstig van Amsterdam out 20 jaeren, wonend in de Negelantierstraet (1662),
wed. van Frederik Arents Helt, kuiper op de Prinsegracht (1681), (bij wie voorkinderen, zie
Huwelijk Helt-Cornelis
)
woonde Egelantiersstraat (1662),
doopget. (1671, 1676, 1706), huw. get. (1704),
otr. 1o Amsterdam 18-4-1670 (get. Carsten Albers, sijn vader en Lijsbet Cornelis, haar moeder)
1601. MARRITJE ROELOFS, geb. Amsterdam 1648/9 (doop ald. niet gevonden), beg. Amsterdam Leidse Kerkhof 17-9-1680 na een miskraam vijf dagen eerder (laat 3 kinderen na), woont in de Jonge Roelofssteeg (1670), "op de Singel over de Regelierstoon" (1680).
Op 9-10-1681 verklaart Gerrit Caspers, wednr. van Marritje Roelofs, voor de Weeskamer "geen middelen te hebben om sijne kinderen iets voor moeders erff te kommen bewijsen, 't welck Lijsbeth Corssen, de grootmoeder getuijgde waeraghtigh te sijn" [112].
Huwelijk Helt-Cornelis |
Frederik Arents(en) (Helt), geb. 1637/38, beg. Amsterdam Leidse Kerkhof 16-8-1678, cuijper van Amsterdam, out 24 jaren wonend op de Princegracht (1662),
kuiper op de Prinsegracht (1678),
otr. Amsterdam geref. 13-1-1662 (sijn voocht Huijgh Cornelisz, zijn ouders doot, haer voocht Claes Sijmmens, haar ouders doot)
LIJS(E)BET CORNELIS, geb. Amsterdam 1641/42, ovl. 1706-1733, beg. verm. Amsterdam Leidse Kh. 21-6-1707 ("Lijsbeth Cornelisse op de Singel bij de Regulierstoorn S: Huijs"), afkomstig van Amsterdam out 20 jaeren, wonend in de Negelantierstraet (1662),
wed. van Frederik Arents Helt, kuiper, wonend op de Prinsegracht (1681),
doopget. (1671, 1676, 1706), huw. get. (1704).
Weeskamer Amsterdam:[113] Frederick Arents Helt, cuijper, Princegracht ende Noorderkerck,
|
Gerrit Kaspers testeert op 9-3-1718 voor Nots. Francois Meerhout. ZOEK OP!
Op 21-7-1694 verkopen de ervan van Abraham ten Brinck, en de erven van Dirck Jansz Cramer: met name Geertruijd Dircx aan Lijsbet Cornelis en Gerrit Caspersz, mr. kuijper, een huis en erf op de Nieuwezijds Achterburgwal (OZ) (Spuistraat) noordoosthoek van de Pottebakkerssteeg te Amsterdam. [114]
Op 21-10-1727 verkoopt Teunis Lagewaert gehuwd met Neeltje Helt, die dochter en mederfgename is van Lijsbet Cornelis, eerder weduwe van Fredrik Arentsz Helt, en laatst huisvrouw van Gerrit Caspersz, en alzo gerechtigd tot 1/4 part, en nog hij comparant nomine uxoris als eenige erfgenaem ab intestato van wijlen haer suster Ariaentje Helt in haer leven meerderjarige ongehuwde dochter en medeerfgename van voorn. Lijsbet Cornelis voor een gelijk 1/4 part, also gerechtigd tot de helft van een huis, dat d.d 21-7-1694 door Gerrit Caspersz mr. kuijper en Lijsbet Cornelis verkregen was, aan Hendrik Houhof, mr. schoenmaker 1/2 huis en erf in de Nieuwezijds Achterburgwal (OZ) (Spuistraat), belend ZZ de Pottebakkerssteeg en de wed. Ringelenberg, NZ van de straet tot achter aan Rijnbregt Akersloot. Borgen zijn Jan van Zeijl, schuytevoerder in de Bloetsraet, en Cornelis van Zeijl voorsanger in de Zuijderkerk. Koopprijs ƒ 2000,--. [115]
Op 4-12-1733 compareren Maria Alberts Siewerts en Catharina Alberts Siewerts, meerderjarige en ongehuwde dochters, beijde kinderen van Jannetje Gerrits en Albert Siewerts, die door het overlijden van hun moeder het recht hebben gekregen op 1/4 part van het navolgende huis volgens testament door hun grootvader Gerrit Kaspers op 9-3-1718 gepasseerd voor Nots. Francois Meerhout alhier. Comparanten worden geassisteerd met Barent Luijkink als hun gekooren voogd, en Jan Luijkink, Joost Wiggers en de voorn. Barent Lijkink als hun vierendeelen. Zij verkopen aan Simon Appelboom, groenverkooper, 1/4 part van huis en erf, dat d.d 21-7-1694 door Gerrit Caspersz mr. kuijper en Lijsbet Cornelis verkregen was, in de Nieuwezijds Achterburgwal (OZ) (Spuistraat) op de noordoosthoek van de Pottenbakkerssteeg te Amsterdam. Koopprijs ƒ 975,-- [116]
COMMENTAAR(¥)
Er is ook een andere Barend Luijkink x Maria de Hen.
Er zijn nog ca. 20 transportakten met Barend Luijkink tot 1763
Op 18-11-1763 verkopen de erven van Barend Luijkink aan Joseph David Levij, een huis en erf op de Houtgracht (Waterlooplein) naast de brouwerij, te Amsterdam. [117] Op 14-12-1780 verkopen de erven van Barend Luijkink aan Paulus Luderus, 1/4 bierbrouwerij en mouterij met molen en huizing genaamd De Wereld op de Oudeschans einde- hoek Achterstraat bij de Steenvoetssluis te Amsterdam. [118] Op 14-12-1780 verkopen de erven van Barend Luijkink aan Paulus Luderus, 1/4 stuk land groot 3 morgen in de Oetewaal strekkende van de weg tot de Scheensloot, te Amsterdam. [119] Op 30-10-1782 verkopen de erven van Barend Luijking aan Hendrik Joannes Koekebakker, 2 pakhuizen en erven genaamd Het Noorden en Het Zuiden op het Realeneiland te Amsterdam. [120] |
1602. DIRCK PIETERSZ BLO(C)K, geb. Amstelveen 1645/6, ovl. 1684-1688(¥)), poorter van Amsterdam 26-11-1671 als spijkerverkoper van Amstelveen,
betaalt ƒ 50,-- belasting voor de 200e penning als houtcoper
(1674) in wijk 52 (=omgeving Haarlemmerdijk, Brouwersgracht),[121]
otr. Amsterdam 10-4-1671 (get. Cornelis Dircse Bakker(¥), zijn voogd en Gerrit Gerritsz, haer vader, in margine: sijn vaders consent door Bonert (= de bode?) goed ingebracht, acte)
1603. TRIJNTJE GERRITSZ, ged. Amsterdam Nieuwe K. 1-8-1645 (get. Belij Gerrits en Grietge (Arents?)), ovl. 1688-1693(¥), doopget. (1672, okt. 1687)
woonde Bickerseiland (1671).
COMMENTAAR(¥)
In de periode 1684-1688 wordt te Amsterdam geen Dirck Pieters Blo(c)k begraven. Wel is er eenmaal een Dirck Pieters* begraven:
Wester Kerkhof 16-4-1687, Dirck Pieters in het weeshuijs, baer van 12.
Het valt nog te bezien of deze identiek is aan Dirck Pieters Block kw. nr. 1602. In de periode 1688-1693 wordt te Amsterdam ca. 15 maal een Trijntje Gerrits begraven. Het is onduidelijk of Trijntje Gerrits kw. nr. 1603 daaronder is. |
Op 20-6-1684 verkopen Pieter Claasz, varentman, zoon en medeerfgenaam van zijn vader Claas Egbertsz, en bij schijdinge tusschen de gesamentlijke erfgenamen van de voornoemde zijn vader 't regt verkregen hebbende, voor de ene helft en Dirk Pietersz Blok voor de andere helft, aan Hercules Bouman, blauwsteenkooper een huis en erf op de Brouwersgracht (NZ), belend WZ de wed. Jan Pronk, OZ Philips Huijbertsz, achter Meijndert van Kunen. Borgen zijn Teunis Dirx Vreeland en Gerrit Gerritsz elk voor de helft van het huijs. Koopsom ƒ 3000,--. [122]
Op 4-3-1688 testeeert te Amsterdam Fijtie Gerrits (zie kw. nr. ⇒ 3207 sub f). In haar omvangrijke testament wordt onder veel meer ook haar zuster Trijntje Gerrits bedacht:
Zij prelegateert aan haar zuster Trijntje Gerrits, met plaatsvervulling, eerstelijk alle hare klederen, van linde, wollen ende andere stoffen met de juwelen van goud, zilver en anders, tot haar testatrices lighaem ende hoofd behorende, uit te keren aanstonds na haar overlijden, ende dan nog de somme van ƒ 2000,-- eens, te voldoen opt hertrouwen of overlijden van Fijtjes echtgenoot Symon Sluijs.
Daar zijn echter wel voorwaarden aan verbonden:
Dit alles met de expresse wil en meninge ten opzigte van genoemde weduwe haer zuster Trijntje Gerrits, indien dezen zig komt te begeven in de huwelijkse staat met Otto Aartsz, haere tegenwoordige knegt, dat haar voornoemde prelegaat en de erfportie, voor 't geheel ofte eenig gedeelte, noch uijt eenige gemeenschap van goederen noch bij contract onder de levenden, bij uiterste wille ofte op eenige andere wijze, zal mogen gaan ofte komen nogte aan de gemelde Otto Aartsz, nogte aan de kinderen uit zodanig huwelijk te verwekken, in generlei manieren, als zulx expresselijk verbiedende bij deze.
Waarop nog de nadere bepaling volgt:
Gelijk zij testatrice in alle gevallen mede niet en wilde, dat het voors. prelegaat ende erfportie bij haar gemelde zuster Trijntje Gerrits uit kragte dezes t' erven ende genieten, nogte ook de renten vandien, aansprakelijk veelmin executabel zullen wezen voor eenige schulden ofte lasten reets gemaakt ofte nog te maken in eenigen manieren. Ende indien egter iemant harer crediteuren zulx zoude mogen ondernemen, dat alsdan het voors. prelegaat ende erfportie aanstonds zal moeten gaan en komen op haar gemelde zusters kinderen, die in zulken geval aan dezelve haar zuster zoo uijt het Capitaal als uit de renten zoo veel zullen moeten uitkeren als tot haar onderhoud van node zal wesen, en zal over 't voors. prelegaat ende erfportie haar levenlang gedurende administratie bekomen zodanig een persoon, als de gedagte haar zuster zelf daartoe zal komen te verkiezen.
Dat is helder: Trijntje Gerrits, die hoogstens vier jaar voor deze datum weduwe is geworden van Dirck Pietersz Block kan alleen erven van haar zuster als ze niet trouwt met haar knecht Otto Aartsz. Ook mag een eventueel legaat of erfenis door Trijntje Gerrits niet gebruikt worden om schulden mee te betalen.
Trijntje Gerrits heeft zeer waarschijnlijk van dit royale legaat geen gebruik kunnen maken want ze moet overleden zijn voor 8-5-1693 wanneer haar dochter Marretje bij haar huwelijk verklaart geen ouders te hebben, terwijl haar zuster Feijtje Gerrits op 4-4-1693 wordt begraven. Van een huwelijk tussen Trijntje Gerrits en Otto Aartsz is vooralsnog niets gebleken.
![]() |
Poorterbewijs van Dirck Pietersz Block (ca. 1645-ca. 1690) afgegeven te Amsterdam op 26-11-1671.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥) Is Dirck, zn. van Dirck Pietersz en Wijntje Gerrits, ged. Amsterdam Oude kerk 25-2-1678 (get. Annetje Claes) ook een zoon ? |
COMMENTAAR(¥) In de periode 1693-1695 wordt vijfmaal een Marretje Dirks begraven. Wie van hen bovenstaande echtgenote van Jan Cornelisz Uit den Bogaert is, is onzeker. Mogelijk, maar niet bewezen is: beg. Amsterdam Karthuizer Kh. 7-11-1694 (Marritje Dirks op de Haerlemmerstraat bij de Brouwersstraat, 1 baar 14 k). |
COMMENTAAR(¥) Jan Jansz Block, de voogd, is mogelijk dezelfde als Jan Jansz Block in het onderstaande Fragment Block te Rietwijk. |
COMMENTAAR(¥) In de periode 1696-1706 worden vijf kinderen gedoopt van Jan Cornelis en Lijsbeth Floris. Het is niet duidelijk of het hier het echtpaar (Uit den Bogaert-van den Wick) betreft. Ook de doopgetuigen bieden geen aanknopingspunten (bij alle dopen beide oudersnamen onder patroniem): |
Cornelis Dircxe Bakker | |
Voor het vinden van de doop en of ouders van Dirck Pieters Block kan wellicht diens mogelijke verwantschap met zijn voogd Cornelis Dircxe Bakker een aanknopingspunt vormen. Het volgende fragment levert een aanzet tot de beantwoording van deze vraag.
Claes Egbertsz, geb. 1591/92, ovl. 1658-1684, varentgeselle oud 24? jaren geen ouders hebbend wonende op Uijlenburg (1616), varentman van Leimuijden en wednr. van Lijsbeth Tonis, wonende op Uijlenburg (1621), schipper (1627), booromslagmaker (1637), ijzerkramer (1643), huw. get. (1658), otr. 1o Amsterdam geref. 28-5-1616 (get. Teunis Jans en Anne Pieters haer vader en moeder) Lijsbeth Tonis, ovl. 1616-1621, oud 24 jaren wonend in de Jonckerstraet (1616), otr. 2o Amsterdam geref. 7-1-1621 (get. Willem Arentsz en Grietje Minnes hare ouders) Anne(tjen) Willems, geb. 1598/99, oud 22 jaren woont op de Angeliersgraft (1721).
|
Fragment Block te Rietwijk | ||||||
12816
Ia. Pieter Jansz Block, geb. vóór ca. 1575, ovl. vóór 1625, tr. vóór ca. 1600 (huw. noch dopen van kinderen gevonden te Amsterdam en Sloten)
Aeltgen Jansdr, geb. vóór ca. 1580, ovl. vóór 1625 te Rijckeroort. Zij woonden te Rijckeroort.
IIa. Jacop Pietersz Block, geb. vóór ca. 1600, (huw. noch dopen van eventuele kinderen gevonden te Amsterdam en Sloten), heeft een werf te Rijckeroort (1625),
erft in 1625 van zijn ouders een huis en "koijhuisscuer" met land in Rijckeroort, alsmede land in het gerecht Amstelveen,
wordt op 14-10-1636 door Adriaen Pauw benoemd tot schout van Rietwijck en Rijckeroort voor een periode van drie jaar (1636-1639), en legt als zodanig de eed af op 30-10-1636,
koopt de helft van drie morgen land te Rijckeroort van de Staten van Holland en West-Friesland (1639),
wordt in 1651 door Gerrit Pauw benoemd als schout van Rietwijck ende Rietwijckeroort,
woont te Rietwijkeroord (1639).
IIb. Jan Pieters Block, geb. vóór ca. 1600, (huw. noch dopen van eventuele kinderen gevonden te Amsterdam en Sloten), heeft een werf te Rijckeroort (1625),
erft in 1625 van zijn ouders een huis en land in het ambacht Aalsmeer.
Ib. Kornelis (Block?), geb. vóór ca. 1650.
IIa. Pieter Kornelis Block, geb. vóór ca. 1675, beg. Rietwijk 19-3-1719 (gaarder ƒ 3,--, aangever Jan Cornelisse Block), j.m. van Aelsmeer (1696),
otr. Rietwijk 3-11-1696 (gaarder ƒ 3,--)
Engeltie Jans, beg. Rietwijk 9-11-1729 (gaarder ƒ 3,--, aangever Dirck Gerritse Fock), j.d. wonend te Rietwijckeroort (1696).
Archief Ambacht Nieuwer-Amstel, Rietwijk, Rietwijkeroord en Rietwijkeroorderpolder: Archief Ambacht Nieuwer-Amstel, Rietwijk, Rietwijkeroord en Rietwijkeroorderpolder:
Jan (Block?), geb. vóór ca. 1650.
|
1604. AMBROSIUS DE WARM, ged. Amsterdam Westerk. 22-10-1656 (get. Marrijken Snewaters), ovl. 1737-1744 (beg. niet gevonden te Amsterdam), woont in de Elandsstraat (1682), in de Loijersstraat (1704, 1705),
poorter van Amsterdam 13-4-1683 als greinwerker,
(zijde)grijnwerker (1683..1730),
doopget. (1717..1728),
otr. Amsterdam 29-8-1682 (get. Johannes de Warm, sijn vader en Jannetje Beku, "vader ziek")
1605. SUSANNA (SANNEKE) CLAES (BEKU(E)), ged. Amsterdam Oude K. 17-2-1661 (get. Jasper de Keijsers en Trijntje Juriaans), beg. Amsterdam Karthuizerkh. 26-12-1737 ("Susanna Bekue, huijsvrouw van Ambrosius de Warm in de Oude Looijerstraat voorbij de dwarsstraat, een baar, laat 4 kinderen na), woonde Oude Lojersstraat (1682, 1737),
doopget. (1699..1730).
1606. STEVEN LEENDERSZ (STRUIJS), ged. Amsterdam Noorderk. 6-7-1659 (get. Issack Stevens, Greijtien Jurrijans en Marike Meijssels), beg. Amsterdam Karthuizer Kh. 29-4-1708 (een baar, laat 3 kinderen na), kleermaker in de Mouthaansteegh (1682), poorter van Amsterdam
26-3-1682 als korendrager (zijn schoonvader Adriaen Bastiaans is factoor),
woont Vinkestraat hoek Mouthaansteeg (1708),
doopget. (1708),
otr. Amsterdam 27-2-1682 (get. Trijntje Jans, sijn moeder en Geesje Barents, haar moeder)
1607. AERTJE (AALTJE) ADRIAENS, ged. Amsterdam Noorderk. 12-10-1653 (get. Greijtgen Tijsse), beg. Amsterdam Karthuizerkh. 5-10-1728 (wed. van Steven Struijs, een baar), woonde in de Vinkedwarsstraat (1682),
op de Princegragt tussen de Tuin- en de Egelantiersstraat (1728),
doopget. (1708..1717).
Op 23-2-1724 verkoopt Cornelis Simons Breur, enige erfgenaam van zijn moeder Marritje Jans Herrigen in huwelijk verwekt bij Simon Cornelisz Breur, en na scheidng en overdracht door zijn halfbroer en halfzuster Claas Simons Breur en Baefje Simons Breur voor schout en schepenen van Ouder Amstel d.d. 6-9-1712, eigenaar van nagenoemd perceel, aan Abraham Struis en Jan de Warm, een huis en erf in de Boomstraat (ZZ) het elfde huis voorbij de dwarsstraat te Amsterdam, aan de ZZ naast De Vergulde Valk wederzijds met vrije muren belend, , WZ Laurens Meijer, OZ MAria van der Klok. Borgen zijn Claas Simons Breur en Jan Cornelis Poes wonend te Ouder Amstel. Koopsom ƒ 1250,--. [142]
Op 27-4-1724 verkopen Abraham Struijs en Jan de Warm, aan Juriaan Nagel, een huis en erf in de Boomstraat (ZZ) het elfde huis voorbij de dwarsstraat, te Amsterdam. [143]
Op 18-10-1730 verkopen de erven van Abraham van Eijk aan Abraham Stevensz Struijs, een huis en erf, waar Amstelveen uithangt, in de Boomstraat (ZZ) tegenover de dwarsstraat te Amsterdam. [144]
Op 14-9-1736 verkopen Hendrik Balk en Sijbrand Hasselaar, aan Abraham Struijs, Jan Mol, Mijndert Mol, en Hendrik Swart, een huis, achterhuis en erf in de Goudsbloemgracht (NZ) (Willemsstraat) het derde huis van de Palmstraat, te Amsterdam. [145]
Op 24-12-1748 wordt verkocht uit de insolvente boedel van Jan Mol aan Abraham Struijs, 1/4 huis en erf in de Tollengang bij de Willemsstraat (Goudsbloemgracht) NZ naast en bewesten het derde huis voorbij de Palmdwarsstraat aan het einde van de gang, te Amsterdam. [146]
Op 16-4-1766 verkopen de erven van Abraham Stevensz Struijs echtgenoot van Aaltje Moll aan Jan Struijs, en Willem van der Put 1/4 huis en erf, waar Amstelveen uithangt, in de Boomstraat (ZZ) tegenover de dwarsstraat te Amsterdam. [147]
In 1771 verkopen de erven van Abraham Stevensz Struijs echtgenoot van Aaltje Mol aan Jan Struijs en aan Willem van der Put, 1/4 huis en erf, waar Amsterdam uithangt, in de Boomstraat (ZZ) over de dwarsstraat te Amsterdam. [148]
Op 16-12-1803 verkopen de erven van Abraham Stevensz Struijs, echtgenoot van Aaltje Mol en de ervan van Jan Struijs echtgenoot van Maria Catharina Minne, en de erven van Willem van de Put, echtgenoot van Aaltje Struijs aan Jannetje Holenga, een huis en erf in de Lindeboomstraat (ZZ) (Lindenstraat) over de dwarsstraat te Amsterdam. [149]
Op 4-3-1766 verkopen de erven van Doe Schim, echtgenoot van Maria Garengroot aan Johannes Struijs, de helft van 2 huizen met huisjes, tuinen en erven op het Oetgenspad buiten de Weesperpoort te Amsterdam. [150]
In 1771 verkopen de erven van Abraham Stevensz Struijs echtgenoot van Aaltje Mol aan Jan Struijs en aan Willem van der Put, 1/4 huis en erf, waar Amsterdam uithangt, in de Boomstraat (ZZ) over de dwarsstraat te Amsterdam. [151]
In 1771 verkopen de erven van Abraham Stevensz Struijs echtgenoot van Aaltje Mol aan Jan Struijs en aan Willem van der Put, 1/4 huis en erf, waar Amsterdam uithangt, in de Boomstraat (ZZ) over de dwarsstraat te Amsterdam. [152]
1608. NN (LINDEMAN?), ovl. vóór 1687.
1610. TOP LAMBERTS(EN), geb. ca. 1620?, beg. Elburg 10-6-1675 ("in de trans int kruiswerck den 10en Juny 1675, is voer kercken gerechticheit 4 - 4 - 0"), heeft als Top Lamberts zijn wasgelt betaald (1640),
is gildemeester (1647-1648, 1658-1659), en gildebroeder (1670, 1672) van
het schoenmakersgilde te Elburg,
[153]
belender in het Goor (1655),
belender bij de Goorpoort (1657, 1667),
momber over het onmondige kind van Albert Tops (1667),
vermeld als diaken te Elburg (1661),
[154]
woont in het westerkwartier van Elburg, betaalt schoorsteengeld
voor 3 vuursteden
(6-7-1677 "van Grietjen Harmens betaelt op de naam van
Top Lambertsen" f 1-10-, 27-4-1677 van de wed. van Topp Lambertsen "modo (= heden) Aelt Top" f 6--, 1678[155],
tr. 2o Elburg 11-1-1674 (met attestatie op Hattem)
GEERTRUIT GERRITSEN, ovl. na 1677, j.d. van Hattem.
tr. 1o ca. 1642?
1611. GEERTIE LAMBERTS (COOPS), beg. Elburg 29-4-1670 (als Geertjen Coops huisvrouwe van Top Lambersen is bergaven in de trans, bedraeght voor de kercke 4 - 4 - 0 , borge Lubbert Geldorp).
Op 17-7-1675 verkopen Dibbolt Meyer en Weima de Vos, echtelieden, aan Aalt Lambertsen Top een hof voor de Goorpoort tussen Beert Albertsen Penninck en Celeman van Ommeren. Zij stellen tot waarborg Gerrit Vos. [156]
Op 18-9-1675 verkopen Henrick Gerritsen en Stijne Aerts, echtelieden aan Aalt Top het 6e deel van de kleine "Feussenhoop" waarvan koper en zijn zoon de andere 5/6 bezitten. actum den 18 sept coram Erkelens en Henricides (1675) [157]
Op 24-8-1677 Henrik Jansen van Sittardt als momber over de kinderen van Barthold Evertsen met namen Cornelia en Thiman en Henrik Jansen Dronkelaar als momber van het nagelaten kind van Aelt Top, genaamd Henrik Top ten aanzien van des kinds gerechtigheid van te mogen trekken uit een van de 3 voedergrondsen verkopen dit aan Meintjen Jans enz. [158]
NB Indien het hier bovenstaande Aelt Top (kw. nr. 1610) betreft dan zou uit deze akte blijken dar er in 1667 een minderjarige nagelaten zoon Henrik Top is.
COMMENTAAR(¥)
De volgende kinderen van Lambert Top (deze?) worden begraven te Amsterdam :
kind van Lambert Top in de Bloetstraat, beg. St. Anthonieskh. 9-6-1681, kind van Lambert Top op de Bierkaay, beg. St. Anthonieskh. 17-6-1686, kind van Lambert Top in de Leidsekruissteeg, beg. St. Anthonieskh. 23-6-1681. |
COMMENTAAR(¥)
Hoe past hierin:
Grietje Top, ged. geref. Amsterdam AmstelK. 16-3-1710 (get. Dirck Jansz Conincx en Trijntje Hendricx Drost), dr. van Lambert Top en Harmeijntje Konincx.
Hendrick Top, ged. geref. Amsterdam ZuiderK. 15-1-1713 (get. Breghie Hendricks en Barent Nadorf), zn. van Lambertus Top en Hermijntie Kooningh. |
Op 3-11-1751 verkopen de erven van Johannes Hobroek aan Willem Monnikhoff, een huis en erf op de Fluwelenburgwal (OZ) (Oudezijds Voorburgwal) over de Bierkaaij het tweede huis bezuiden de Kreupelsteeg, te Amsterdam. [160]
Op 9-12-1728 verkoopt Roelof van Dijck aan Swaantje Gerrits, wed. van Wouter Roosendaal, een huis en erf in de Koningsstraat (Koningsstraat) achter het hoekhuis op de Oudeschans te Amsterdam. [161]
COMMENTAAR(¥) Twee kinderen van hem: beg Amsterdam 14-10-1726 (kinderlijken, kind van Roelof van Dijk), beg Amsterdam 18-1-1728 (kinderlijken, kind van Roelof van Dijk). |
COMMENTAAR(¥)
Jacob Top was mogelijk eerder gehuwd te Elburg:
Jacob Top, tr. Elburg 29-10-1676 Stijntien Loefsen, (beg. niet gevonden te Elburg) Hieruit:
|
Op 21-8-1694 wordt verkocht uit de insolvente boedel van Sieuwert Jansz aan Dirk Soepenkamp, een huis en erf, waar Het Lam in de gevel staat, op de Oude Herengracht (OZ) bij de Wijde Heisteeg, te Amsterdam. [163]
Op 14-11-1743 verkopen de erven van Dirk Soepenkamp aan Hillebrand Moens, een huis en erf op de Herengracht (OZ) benoorden de Wijde Heisteeg, te Amsterdam. [164]
Fragment Deutgenius | ||||||||||||||||
Voor het onderzoek naar Top Lamberts (zie kw. nr. ⇒ 1610 in de Kwartierstaat Lapikás), wiens zoon Lambert Top trouwt met Anna Elisabeth Deutgenius, en wiens dochter Geertruid Top trouwt met Everhardus Deutgenius, bleek het nodig een en ander uit te zoeken over de familie Deutgenius in de 17de en 18de eeuw. De resultaten daarvan worden in onderstaand fragment weergegeven.
Dr. Mr. Eberhard (Bernard) Deutgen, geb. vóór ca. 1575, ovl. Düren 1642, ingeschreven als student aan het Paedagogium te Herborn voor het winter semester 1590/91 en "in secunda classe" zomer 1591 ("Everhardus Deutgenius, Marcoduranus"),[166] ingeschreven als student aan de Hogeschool te Herborn 1594 ("Eberhardus Deutgenius, Deurensis"), kennelijk nog in hetzelfde jaar uit Herborn naar Siegen gegaan,[167] promoveerde op 18-5-1597 aan de Universiteit van Marburg in de rechten op stellingen getiteld "De Testamentis ordinandis, et quibus modis testamenta infirmentur", schepen (te Düren), zn. van Wilhelm Deutgen secretaris en burgemeester (van Düren) en van Maria Keuchenmacher, tr. vóór ca. 1605[168] Catharina Lauven.
Ia. Ds. Ever(h)ardus Deutgenius, geb. sept. 1611, ovl. 30-4-1693, beg. Ruinerwold (Blijdenstein) NH Kerk ("oud 81 jaar 7/M"),[190]
ingeschreven als student filosofie aan de Universiteit van Leiden 14-6-1635 ("Everardus Deutgenius", Marco-Duranus Juliacensis, 23 (jaar)"),[191]
ingeschreven als student filosofie en theologie aan de Universiteit van Franeker 9-9-1635 ("Everardus Deutgenius, Durensis Juliacensis"),[192]
medeoprichter van het Geldersch-Overijselsch-Drentsch college van studenten aan de Universiteit van Franeker (1635),[193]
j.g. van Deuren (1641),
wordt op classis den 4-3-1641 tot conrector der Latijnsche Schole te Meppel aanbevolen en was daar als zoodanig in dienst den 14-10-1641,
wordt bij deze classis preparatoir geëxamineerd den 14-4-1642, maar het bewijs daarvan wordt hem eerst afgegeven den 28-6-1647, omdat hem opgelegd was zich in het prediken om de 2 of 3 weken te oefenen in de tegenwoordigheid van de predikanten Van Meppel en waaraan hij traag voldeed,[194]
conrector der Latijnse school te Meppel (1641-1648),
doet op 2-10-1648 zijn intrede te Thuynen in het graafschap Lingen, predikant aldaar (1648-1653),[195]
is op 8-8-1653 beroepen[196]
van Thuine in Lingen als geref. predikant naar Ruinerwold (Blijdenstein), geref. predikant aldaar 1653-1693,[197]
en tevens voorlezer en voorzanger,[198]
doopget. te Amsterdam (1683),
tr. Meppel nov. 1641
Anna Elysabeth (Anneken) Neander(s), geb. vóór ca. 1620, j.d. van Coekange (1641),
dr. van Dr. Daniel Carolus Neander, schoolmeester, predikant te Koekange (1623-1654),[199]
[200]
en van Tatia Sartorius.[201]
IIa. Everhardus Deutgenius, geb. Bleidensteen 1647/48, beg. Amsterdam St. Anthoniskh. 10-1-1697 (op de Fluwele Burgwal, laat 6 kinderen na), kuijper (1682), woont op de Fluweleburgwal (1682, 1697),
doopget. (1674, 1676, 1685, 1693),
otr. Amsterdam geref. 17-4-1682 (hij met vaders consent, haar ouders dood, zij geasst. met Anna Lijsbeth Deutgenius)
Geertruid Top, ged. Elburg 19-3-1657, beg. verm. Amsterdam St. Anthonieskh. 20-8-1709 (als Geertruijd Top op de Oudezijdsarmsteeg, laat 3 kinderen na), woont op het Singel (1682).
doopget. (1674, 1701),
dr. van Top Lamberts gildemeester en diaken te Elburg en Geertie Lamberts (Coops) (zie kw. nr. ⇒ 1610 ).
IIb. NN Deutgenius, ged. geref. Meppel 25-1-1648 (de vader Ds. Everhardus Deutgenius, die zelf het doopboek bijhield, schrijft slechts "mij een soongen"), verm. identiek met
Jo(h)annes Deutgenius, ovl./beg. Amsterdam Oude Kerk 14/18-3-1744, doopget. (1685, 1717) te Amsterdam,
meestertimmerman (te Amsterdam),
otr. Amsterdam geref. 13-6-1687
Cat(ha)rina Schip, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk , beg. Amsterdam Oude Kerk 7-6-1724 ("Catharina Schip vrouw van Joannes Deutgenius"), doopget. (1717),
dr. van Gerrit Schip en van Geesje van Brakel.
IIc. Barnardus Deutgenius, geb. 1658/59, beg. Amsterdam Heiligewegs- en Leidsche Kerkhof 12-8-1712, timmerman van Bleijdestein, oud 27 jaren, wonend op de Noordermarkt (1686),
doopget. (1705),
otr. Amsterdam geref. 25-10-1686 (hij met vaders consent, haar get. Lambert Top, haar ouders doot),[209]
Annetje Claes van den Broek, geb. 1658/59, ovl. na 1705, afkomstig van Amsterdam, oud 27 jaren, wonend op de Oude Zijds Achterburgwal, (1686),
doopget. (1705).
IId. Deodat(i)us Neander Deutgenius, ged. geref. Ruinerwold 16-5-1663 (geen moedersnaam genoemd), beg. Amsterdam Oude Kerk 14-3-1747, meestertimmerman,
doopget. (1690, 1706, 1729),
huw. get. (1728),
tr. Amsterdam geref. 12-1-1703
Margrita Schip, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 16-12-1663, beg. Amsterdam Oude Kerk 17-10-1727 ("Margare(ta) Schip huisvrouw van Hendrik? Deutgenius" sic!), doopget. (1706),
dr. van Gerrit Schip en van Geesje van Brakel.
IIe. Wilhelmus (Everts) Deutgenius, ged. geref. Ruinerwold 29-1-1665, ovl. 1700-1703, beg. verm. Amsterdam Noorder Kerk en Kerkhof 1-10-1701 ("Willem Everts"), meester hoedenmaker (te Amsterdam)
otr. Amsterdam geref. 31-12-1689
Jacomijntje Jurriaens van den Helt / Verhelt (van der Velden), beg. Amsterdam Wester Kerkhof 25-10-1709 ("Jacomijntje Juriaans vrouw van Hendrik Obroek"), heet bij het huwelijk van der Velden, bij de dopen van der Helt / Verhelt.
Zij, als wed. van Willem Everts (!), hertr. Amsterdam geref. 21-12-1703
Hendrik Obroek.
IIIa. Everhardus Deutgenius, ged. geref. Amsterdam Zuiderk. 7-4-1683 (get. Everhardus Deutgenius, Anna Elisabeth Deutgenius), beg. Amsterdamkarthuizer Kh. 31-7-1749 (in de Nieuwe Leliestraat tussen de tweede en derde dwarsstraat), cuijper van Amsterdam, oud 25 jaren, wonende op de Flueeleburgwal (1708),
huw. get. (1714),
otr. Amsterdam geref. 27-4-1708 (get. zijn moeder Geertruij Tops, voor haar Hendrik van der Valk, haar ouders doot)[218]
Mari(j)a ter Haar, geb. 1683/84, ovl. na 1712, afkomstig van Meppelt, oud 24 jaren, wonend in de Judebrijsterstraat (1708).
|
1612. JACOB JANS POTSER, geb. vóór ca. 1635, beg. Amsterdam 4-7-1673 (int Swarte Bijlsteegie), woont te Dingsterveen (1660), Amsterdam (1673),
tr. 1o voor 1657
JENTJEN JACOBS, ovl. 1657-1660, tr. 2o IJhorst/De Wijk 12-2/18-3-1660
1613. JANTJEN REIJNTS, ovl. na 1695, woont te De Wijck (1660).
Op 31-5-1723 heeft Jan Alberts Scholten aangegeven dat Geesien de Marre, Trijntien Potser, Jantien Potser, alle drie tot Amsterdam, Jacob Potser, Jacob van den Bergh tot Zwolle, Jan Roelofs aan de Swartesluis, en Trijne Roelofs tot Hasselingen, van Hendrik Arents Potser hadden geërft iedere veertigh Car. gld. e nheeft daarvan den impost of twintigste pennink betaalt met 14 Car. gld. [220]
Op 31-5-1723 heeft Jan Alberts Scholten tot Meppel aangegeven dat hij selfs, Peter Wolthorst, Jan Alberts Poster, Jan Jans Potser en Gretien Jacobs als voor 6/13 parten erfgenamen tot Henderik Arents te samen hadden geërft 240 Car. gld. en heeft daarvan de 40e penninck betaalt met 6 Car. gld. Zijnde de 7/13 andere dertiende parten hier boven f:19 nr.7 sub capite van de buitenl(andse) erfenissen verrekent. [221]
Op 31-5-1723 heeft Jan Alberts Scholten aangegeven dat Geesien de Marre, Trijntien Potser, Jantien Potser, alle drie tot Amsterdam, Jacob Potser, Jacob van den Bergh tot Zwolle, Jan Roelofs aan de Swartesluis, en Trijne Roelofs tot Hasselingen, van Hendrik Arents Potser hadden geërft iedere veertigh Car. gld. enheeft daarvan den impost of twintigste pennink betaalt met viertien Car. gld. [222]
1616. Ds. PETRUS MATHON, geb. ca. 1620, ovl. 1-4-1661, beg. Delft Gasthuiskerk, wordt in de tweede helft van het schooljaar 1632 toegelaten tot klas VI (de laagste) van de Latijnse School te Middelburg ("Petrus Matthon"),[223] vertrekt vermoedelijk al voor het einde van de zesjarige cursus naar de academie aangezien van hem geen eindexamenjaar wordt vermeld,
ontvangt op 20-3-1646 van Friedrich Spanhemius, hoogleraar godgeleerdheid, een getuigschrift waaruit blijkt dat hij is afgestudeerd aan de theologische faculteit te Leiden,
wordt als kandidaat beroepen (1648) naar Rijnsaterwoude, predikant aldaar 1649-1652, en vandaar beroepen als predikant bij het Gasthuis te Delft (1652-1661),[224]
is bij huwelijk
j.m. van Vlissingen en predikant te Rijnsaterwoude (1649),
otr. Rijnsaterwoude geref. (inschrijving jan/feb 1649) ("attestatie gegeven op Leijden en sijn aldaer getrout den 23-2-1649"),
otr./tr. Leiden geref. 28-1/23-2-1649 (get. Pieter van Ravesteyn, zijn neef wonend op de Overwulfde Voldersgraft, haar moeder Anne Ursinus wonende in de Pieters Choorsteech)
1617. ANNA LEENAER(T)S, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 14-7-1626, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 25-6-1685 ("Anna Leenaerts wed. van Ds. Petrus Maton op de Leijtsegracht, ƒ 15,--"), j.d. van Amsterdam wonende te Leiden in de Pieters Choorsteech (1649),
doopget. (1672),
wonend te Delft (1673).
![]() |
De Latijnse School aan de Latijnse Schoolstraat te Middelburg. Hier werd Petrus Matthon in 1632 als leerling toegelaten
Bron: M. Smallegange, Nieuwe Chronijk van Zeeland (1696). | ![]()
Gravure door Coenraet Decker van het Oude Gasthuis "met des selfs kerck" aan de Koornmarkt te Delft. Hier werkte Petrus Mathon van 1652-1661 als predikant.
| Datering: ca. 1680. Bron: Rijksmuseum Amsterdam klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 21-11/1-12-1648 (oude stijl/nieuwe stijl) schrijft Willem Frederik van Nassau-Dietz in zijn dagboek: "Ick adt tehuys mit eenighe predicanten, die hare menschelijckheit toonden in 't kiesen van den nieuwen predicant Tobias (Techneus) Lindanus. - Maton seyde mij, dat een predicant te Middelburch sijn dienst had gequiteert, wass coopman geworden en nu banckerot gespeult." [225]
COMMENTAAR(¥) De genoemde Maton is Ds. Petrus Mathon, predikant te Rijnsaterwoude (1648-1652), die kennelijk nog goede contacten in Middelburg had waar hij op de de Latijnse school had gezeten. Waar het diner van Willem Frederik met de predikanten plaatsvond id (mij) uit het dagboek niet helemal duidelijk. Vermoedelijk Den Haag.
Op 15-10-1649 testeren te Leiden dominus Petrus Mathon dienaer des goddelijcken woorts te Rheynsaterwoude en d'eerbare Anna Lenaerts echtelieden wonende te Rheynsaterwoude, beiden gezond van lichaam en geest. Zij legateren eerst aen de Armen van Rheynsaterwoude 12 caroli guldens te 40 parten tstuck eens, en maken vervolgens een langstlevende testament. Zij benoemen elkaar tot enige algemene erfgenaam van alle andere roerende en onroerende goederen, gelt goud, silver, gemunt en ongemunt die de eerststervende zal nalaten, onder de verplichting dat langstlevende eventuele kinderen moet onderhouden en alimenteren, naar school zal sturen, uitzetten etc. Bij meerderjarigheid of huwelijk zullen de kinderen een somme van penningen ontvangen die door de langstlevende wordt bepaald in plaats van de legitieme portie.
Indien de testateur Petrus Mathon als eerste overlijdt zonder kinderen bij Anna, dan dient zij aan zijn moeder, als zij dan nog leeft, uit te keren de somme van 115 caroli guldens in plaats van de legitime portie. Als zijn moeder niet meer leeft dan dient Anna aan zijn gezamelijke broeders en zusters als legaat uit te keren 100 caroli guldens. Indien Anna Lenaerts ls eerste overlijdt zonder kinderen bij Petrus, dan moet hij uitkeren als legaat aan haar broeder Johannes Leenaerts 50 caroli guldens, en aan haar zuster Raechael Leenaerts haar beste Roos diamante Ringh.
Zij benoemen de langstlevende tot voogd over na te laten minderjarige kinderen met de bevoegdheid naar goeddunken bequame personen tot medevoogd te benoemen. Dit alles tot de kinderen 25 jaar zijn en onder uitsluiting van de weeskamer etc.
Gedaan ter presentie van Sr. Davit Ursijns de Ouden ende Daniel Maertens schrienwerker.(¥) w.g. Petrus Matthon, dienaer J.C. tot Rijnsaterwoude, Anna Leenders en getuigen. [226]
COMMENTAAR(¥) De beide getuigen zijn vermoedelijk familie van de testatrice Anna Leenaerts ex matre Anna Ursinus. De verwantschap zou dan moeten lopen via de (groot)vader Michiel des Ursijns van beide getuigen. Deze Michiel zou een neef kunnen zijn van Ds. Johannes Ursinus, vader van Anna Ursinus. In Ref. [227] wordt deze verwantschap wel waarschijnlijk genoemd maar kon niet worden aangetoond.
Michiel des Ursijns, in 1588 te Leiden.Uit hem (o.a. zie Ref. [228])
- a. David(t) des Ursijns (de oude), j.m hoedenstoffeerder van Leyden (1607), otr./tr. Leiden 18-5/7-6-1607 (get. voor hem: Franchoys des Ursijns sijn broeder, voor haar: Lowijsken van Damme haar moeder),[229] Emerentia van Otten, j.d. van Londen in Engelant dr. van Harmen van Otten en Lowysken van Damme.
- b. Anna des Ursijns, ovl. vóór 30-8-1650, j.d. van Leiden (1611), otr. Leiden geref. 26-8-1611 (get. voor hem: Jan Maertens sijn cosijn, voor haar Franchyntgen Pye haar schoonzuster) Daniel Maertens, j.m. schrijnwerker van Nieuwpoort in Vlaenderen wonend te 's-Gravenhage (1611).
Uit dit huwelijk verm.:
- 1. Daniel Maertensz, schrijnwerker van Den Haech wonend in de Mandemaeckersteech (1644), otr. Leiden geref. 26-2-1644 (get. voor hem: Davidt Ursijns sijn oom wonend in de Cortsteech, voor haar: Barbara Maertens, haar bekende wonend in de Mandemaeckersteech) Willemyntgie van de Kolder, j.d. van 's Gravenhage wonend op de Haerlemstraet (1644).
Archief Oude en Nieuwe Gasthuis te Delft:
1652: Stukken betreffende ds. Petrus Mathon. [230]
Op 24-8-1652 comparareert te Leiden Dominus Petrus Maton bedienaer des goddelijken woorts binnen Delft. Hij bekent schuldig te zijn aen ende ten behoeve van de nagelaten weeskinderen van zaliger Annetge Gerritsdr van Heijningen in haer leven geprocreert bij Cornelis Laurens van der Aa woonende tot Reijnsaterwoude, ofte haer actie ten desen verpeijnde, de somme van 600 Caroli guldens te 40 grooten tstuck, spruitende ter saecke van den cheelijcke? geldende ende aengelde pennningen hem comparant promptelijcke aengetelt. Derhalve hij bij desen was versouckende d execeptie van ongetelde gelden hem daer voor v..nderecht? houdende, welcke de voorsz somme van 600 guldens hij belooft heeft sulcxc hij doet bij desen, getrouwelijcke op te sullen leggen ende te betaelen met een gerecht derdepart sjaers daer van dienvolgens de eerste derdepart verschenenen ende ommegecomen sal zijn opte 15-10-1653, ende dat elck derdepart, met bijvouginge van de interest tegens vijf guldens van hondert int jaer, van alle de inleinlelde? parten aterinpere? nurel? tor de efentuele voldoeninge toe, geduerende soo voorts vervolgens van jare ter jaere te voeren betaelingen ende restitutie van de voorsz somme van 600 guldens. Soe hier onder ende tot naercominge van tgunt voorsz(eid) is, soo was hij comparant verbindende sijn persoon ende alle sijne goederen, roerende ende onroerende tgeen uijtgesondert, deselve daervooren onderwerpende den executie van allen sheeren rechten ende rechters ende speciale den eed: hove van Hollandt. Consenteerende hier van gemaeckt ende gelevert te hebben acte in forma aldus gedaen ende gepassert binne deser stede Leijden ten voors. daeghe ende Jaere ter presentie van Isaacq de Braux ende Jan Le Paer beijde als geloofwaaerdiige getuijgen hier toe versocht. w.g. Petrus Mathon predicant binnen de stadt Delft en getuigen. [231]
Oud-archief der stad Delft, 1.1.10.2 Kerken, Priesters en Predikanten:
1652: Nota van hetgeen er tussen de regenten van het Oude Gasthuis en de kerkenraad is voorgevallen inzake het beroepen van de predikant Petrus Mathon. [232]
Archief Oude en Nieuwe Gasthuis te Delft:
1658: Verzoekschrift van ds. Petrus Mathon aan Gecommitteerde Raden om een extra toelage voor het vertroosten van in het Gasthuis verpleegde militairen, met beschikking. [233]
Grafschrift in de Gasthuis Kerk van het Oude Gasthuis van Delft:[234]
Hier leyt Begraven Ds. Petrus Mathon, die dese Kerck als Bedienaer des Goddelijcken Woordts acht Iaeren en vier Maenden getrouwelijck heeft bedient, sterf den 1-4-1661.
Op 7-5-1661 vertoont Jacob van Santen, notaris, voor de Weeskamer van Delft vanwege Anna Leendertsdr, wed. van zaliger Ds. Patrus Mathon, in sijn leven dienaer de godlijcken woorts te Delft, het testament van de voornoemde Mathon en Anna Leenders, zijn huisvrouw, door hen eigenhandig opgemaakt op 19-7-1655 en gepasseerd voor de voornoemde notaris op 23-7-1655. Zij hebben daarin de Weescamer uitgesloten. [235]
Vermeld in Notarieel Archief Den Haag:(TEKST nog opzoeken)
Petrus Mathon in leven predikant te Delft, zal. man van Anna Carel Lenaerts. [236]
Op 27-4-1678 verleent Raegel Leenders wed. van Pieter Vessuijs wonende te Delft haer suster Anna Leenders, wed. van Ds. Petrus Maton in sijn leven bedienaer des goddelijcken woorts tot Delft int gasthuijs, om een som geld te innen van de Oost Indische Compagnie ter camere Amsterdam volgens obligatie d.d. 11-11-1666 waarvan een extract onder de gemachtigde berust. [237]
ONA Delft:(TEKST nog opzoeken)
17-2-1663: vermeld in de boedelinventaris van Maria van Schilperoort (wed. van Bruno van Ruiven?): schuldeiser Maton, predikant. [238]
Op 21-12-1673 compareert te Delft Anna Lenaers wed. van Petrus Maton in zijn leven bedienaer des goddelijken woorts int Gashuijs binnen Delft. Zij verklaarde ten versoecke van Jacobus Rabbij, wonende te Amsterdam, dat haar overleden man schuldig is geweest aan de boedel en erfgenamen van Maria Craen seeckere somme van penningen over geleverde winckelwaeren bestaende in stoffen en diergelijcke haer attestante wel bekent, volgens het bouck van den reeq(uiran)t. Ende naedemael sij attestante seijt in leven van haer overleden man, die in den jaere 1661 is overleeden, niet aengesproocken is geweest, maer omtrent vijf of zes jaren geleden naer haer mans overlijden sonder den precijsen tijt te weeten, is aengesproocken tot betaelinge van den voorsz. schuld, door een onbekent persoon, doch niet weetende off het bij haer man za(liger) is betaelt ofte niet alsoo sij attestante wel weet voor haer niet betaelt te hebben. Zij verclaert verder dat (als) sij attestante aangesprocken was geweest, int leven van haer man ofte corten tijt naer sijn overlijden, souden den schuld hier vooren geseijt wel betaelt hebben sonder rechtsvorderingen te doen. Getuigen Dirck Gerritsz Vroom en Dirck Jansz van der Sluijs. W.g. Anna Lenaers, getuigen en notaris. [239]
COMMENTAAR(¥)
Om wat meer te weten te komen over Petrus Mathon en diens familie kan het dienstig zijn te gegevens na te gaan van
- Pieter van Ravesteyn, neef van Petrus Maton wonend op de Overwulfde Voldersgraft te Leiden (1649) die getuige is bij Petrus's huwelijk - Maria van Ravesteijn die in 1651 getuige is bij de doop van Petrus' tweede kind.
Ia. Nicolaus Jan Dircksz de Quade van Ravesteyn, ovl. 11-4-1556, beg. St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, tr. 1o
Agatha van Bree Jacobsz, ovl. 22-12-1533, beg. St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, dr. van Jacob Wolters van Bree.
tr. 2o
Margriet van den Hovel Henricusdr, ovl. 12-11-1541, beg. St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, dr. van Henricus Petersz van den Hoevel,
tr. 3o
Anna Melimaer, ovl. 25-5-1598, beg. St. Janskerk te 's-Hertogenbosch, dr. van AMelis Maesz Melimaer.
[240]
|
Fragment Ravenstein te Leiden | |
Dit fragment werd onderzocht op welke manier Pieter van Ravenstein die in 1649 als diens neef getuige is bij het huwelijk van Ds. Petrus Maton x Anna Leeanaerts (Zie kw. nr. 1616).
Ia. Pieter Ravesteyn, geb. Giverinchoven(?) vóór ca. 1565, ovl.. aan de pest, beg. Leiden 15-12-1603 (Pieter Ravesteyn)
otr. Leiden geref. 19-12-1587 (get. voor hem Christiaen Lammen en Andries Mannen, voor haar Magdalena Clobijns haar moeder en Mergriete Verroye)
Jozijntgen (Jorijntgen) Clobijns, geb. Poperingen. Zij hertr. Leiden 23-11-1604 (zijn get. Rutgen Geerloffs zijn bekende, en Jan Doll zijn bekende, haar get. Jannetgen Clobijns haar schoonzuster, en Jorijntgen van der Walle, haar nicht).
Anthonys van Thuyne, geb. Poperynge (Vlaenderen), greinwerker en wednr. (1604),
Ib. Laurens van Ravenstein, geb. vóór ca. 1555, ovl. 1624-1640, koopt op 19-6-1587 een Stedelijke lijfrente (rente: 6de penning) te Leiden voor zijn dan 28 weken oud zijnde zoon Pieter Laurensz. van Ravesteyn te Leiden,[252]
huw. get. (1602, 1606, 1616),
doopget. (1609..1624),
vermeld in ONA Leiden (1616..1624)
tr. vóór ca. 1580
Proontgen de Wilde, ovl. na 1640, huw. get (1602, als Proontgen van Ravesteijn),
doopget. (1608).
|
COMMENTAAR(¥)
De herkomst van Ds. Petrus Mathon is vooralsnog onbekend. Hij wordt rond 1649 als kandidaat beroepen, dus zou men veronderstellen dat hij kort tevoren in de theologie is afgestudeerd, en dan ca. vijf jaar eerder aan die studie is begonnen. Een inschrijving in de jaren omstreeks 1640-1645 aan een van de Nederlandse universiteiten viel echter niet te vinden. Wel vindt men een aantal jaren eerder:
"Petrus Matton", Leidensis, 19 (jaar)",ingeschreven als student filosofie aan de Universiteit van Leiden 22-2-1617,[254] hetgeen op een geboortejaar 1597/98 zou duiden. Deze Petrus zou dan rijkelijk laat kandidaat geworden zijn en evenzeer rijkelijk laat getrouwd (in tweede echt?). Dat er een verband is met Vlissingen (zijn herkomstplaats volgens zijn ondertrouwakte) blijkt uit het optreden van diverse Vlissingers bij de dopen te Delft van zijn kinderen. We vinden:
Ia. Arend van Lodensteyn, geb. Delft 12-7-1560, ovl. 8-12 (of okt) -1637, beg. Middelburg 14-12-1637, raad en schepen der stad Delft, bewindhebber der Oost- Indische Compagnie, kamer Delft, gedeputeerde in Zeeland, raadsheer in het Hof van Vlaanderen,
zn. van Jacob van Lodensteyn, raad der stad Delft, en van Margaretha van der
Graaff.,
tr. 1o [255]
Anna Philipsdr van der Goes, tr. 2o 18-11-1614[256]
Agatha de Jonge, geb. Zierikzee 1575, ovl. Zierikzee 18-12-1654, wed. van Cornelis Pous,
dr. van Jan Anthonisz de Jonge, heer van Oosterland, 's Heer Jansland, Ellemeet, Ouwersdijk, Elkerzee, Botland en Oostersteyn, burgemeester van Zierikzee, en van Cornelia Boense gezegd Bonifacius.
IIa. Jacoba van Lodensteyn, geb. 4-7-1599, tr.[257]
Joan de Dorper, geb. 21-6-1596, huw. get. (1649),
venduemeester van de Admiraliteit in Zeeland, ontvanger van den Prins van Oranje, Ordinaris Raad en Hoofdschout van Vlaanderen te Middelburg,
|
Op 20-1-1740 verkoopt Christoffel Reessen als gemachtigde van de erfgenamen van Gerrit Nieuwenhuis, aan Hendrik ten Broeke een huis genaamd De Stenen Roeland aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal WZ) over de Weesperkolk te Amsterdam voor ƒ 13.900,--. De erfgenamen zijn - Agatha Reessen, wed. van Gerrit Nieuwenhuis jr., - de drie dochters van Izaak Nieuwenhuis, - de drie dochters van Maria Nieuwenhuis en Christoffel Reessen: Petronella, Alida en Elizabeth Reessen. [268]
Op 17-9-1743 verkopen de erven van Cornelis Carelsz Tetrode te weten Jacob Berkenschinkel, Arnoldus Grendel en Anna van Eijkelenberg, aan Jacob Berkenschinkel, Hilegonda Reesen, en Maria Berkenschinkel, een huis en erf waar Het Oesterschip uithangt, in de Kalverstraat (OZ) tussen Duifjessteeg en Gapersteeg (Spaarpotsteeg) te Amsterdam. [269]
Op 17-9-1743 verkopen de erven van Willem van Tetrode te weten Jacob Berkenschinkel, Arnoldus Grendel en de erven van Pieter van Tetrode te weten Anna van Eijkelenberg aan Johannes Henkel, een tuin, huis en erf, in de Nieuwe Plantage in park E te Amsterdam. [270]
Op 14-5-1754 verkopen Maria Berken Schinkel en Jacob Berken Schinkel, wednr. van Hillegonda Reesen, aan Arij Vos, een huis en erf, waar De Stapel Koffiemolens en Het Oesterschip uithangen, in de Kalverstraat (OZ) tussen Gapersteeg en Duifjessteeg Het. Stapel Koffiemolens uithangt te Amsterdam. [271]
Amst. Crt., den 11 January 1749. Advertentie: betreffende de Weverij Rase de Maroc
Also door kwaedaerdige persoonen met beoging van eyge intrest werd voorgegeeven en verspreyd, als of de Weduwe Christoffel Reessen, voornemens was met haer fabricq van rasdemarocken uyt te scheyden, so doet zy, Weduwe Reessen, by dezen ter contrary adverteeren en aen ieder bekend maken, dat zy de voornoemde fabricq van allerbest goed tot een extra civiele prysen voornemens is te continuaeren en voort te zetten ten haren huyze op de Nieuwezyds Agterburgwal agter de {Steene Roeland tot Amsterdam,. . . . . . ‘. [275]
COMMENTAAR(¥)
Een trouwakte van Matthias Ritmeijer en Maria Maton is nog niet gevonden. Het moet plaats hebben gehad na ca. 1669 (Maria Matton 18 jaar oud) en voor 18-6-1688 (een kind van hen begraven). Waar woonden de aanstaande echtgenoten toen?
MAria Maria's vader was al in 1661 in Delft overleden, haar moeder woont in 1673 nog in Delft en zal op enig moment tussen 1673 en 1685 naar Amsterdam gegaan zijn waar zij in dat jaar overlijdt. Maria zal dus tot 1673 of later in Delft gewoond hebben en later mogelijk in Amsterdam. Of bij een getrouwde broer of zuster. Wie kwamen daarvoor in aanmerking: - Anna Maton x Joris Bouwelingh - tot 1673 in Delft in 1694 in Amsterdam - Dr. Jan Maton x Maria de Ruijt vanaf 1681 te Amsterdam - Zacharias Mathon x Emilia van de Waeter van 1681 Delft of Rotterdam - Cornelia Mathon x Dr. Henrik Rosenbosch de Jonge touwen pas in 1688 dus uitgesloten Mathhias De veronderstelde vader van Matthias was al voor 1654 overleden, zijn moeder leefde tot 1678 in (hof van) Delft. Matthias kan daar tot die tijd gewoond hebben, in 1678 is hij in ieder geval al boekhouder te Amsterdam. Was hij nadien getrouwd dan zou daar vrijwel zeker iets van in Amsterdam te vinden moete zijn quos non. Conclusie: het huwelijk Ritmeijer moet gezocht worden tussen ca. 1669 en 1678. In 's-Gravenhage of kleinere plaasten in ZH. |
In de begraafregisters van de Weeskamer te Amsterdam staat slechts de aantekening zzzz hetgeen betekent dat er geen (onmondige) kinderen van Matthias Ritmeijer en de overleden Maria Matton, zijn. Twee kinderen waren al begraven in 1688, en 1692. vaart op 29-1-1695 als Matthias Ritmeijer, afkomstig van Delft in de rang Watermaker voor de kamer Zeeland van de VOC met het schip Oosterstein via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 5-5-1695 en vertrek 25-5-1695) naar Batavia alwaar aankomst 15-8-1695, (hij heeft een maandbrief en een schuldbrief met als begunstigde zijn vrouw: Maria Maton).[277] Verdere gegevens van hem zijn bij de VOC niet bekend.
Ritmeijer |
Om de herkomst van Matthias Ritmeijer te bepalen was het nodig een meer gedetailleerd onderzoek te doen naar zijn familie. Dit onderzoek werd gecompliceerd door de aanwezigheid van diverse blijkbaar niet gerelateerde families van die naam in de 17de en 18de eeuw. Zij lijken wel alle oorspronkelijk uit Duitsland afkomstig, Mathias' veronderstelde ouders komen uit Düsseldorf. Deze familie is zeer waarschijnlijk katholiek.
Hendrick Bartholomeusz Ritmeijer, ovl. 1642-1654, j.m. van Duijsseldorp wonend aen de Oude Delft (1642), otr. Rotterdam geref. 6-7-1642 (attestatie gegeven op Overschie den 20-7-1742) en otr./tr. Delft stadthuijs 28-6-1642 (in margine: met attestatie opt Hof van Delft 13-7-1642) en tr. Overschie ambacht 27-7-1642 (met attestatie van Delft en Rotterdam) Aeltge Thijsse van Runnick(h)oven, beg. Delft Oude Kerk op het kerkhof 27-8-1678 ("Aeltje Tijsz wed. Ritmeijer, in de Dirklangesteeg"), j.d. van Dusseldorp (volgens otr. te Delft) of van Delleken (leesfout? Delft? volgens otr. te Rotterdam), wonend tot Rotterdam (1642), vermeld als Aeltgen Thijsz wed. van Hendrick Bartholemeesz wonend aan de Geerweg ZZ in de poort, van wie ƒ 9,1,12 schade aan eigendom getaxeerd is na de ontploffing van het kruitmagazijn aldaar in 1654. Weeskamer Delft: n° 5321: Inventaris van de boedel van Heijndrick Bartholomeusz, gehuwd met Aeltge Thijssen (1655).
|
![]() |
Inschrijving d.d. 30-12-1694 van Matthias Ritmeijer (tekent Mathias), van Delft, watermaker, in het Verzoekboek van het schip Oosterstein van de Kamer Zeeland van de VOC. Zijn vrouw Maria Maton heeft een maandbrief van ƒ 18,-- (geeft haar recht op drie maanduitkeringen per jaar). Hij heeft een schuldbrief van ƒ 200,--.
Bron: Nationaal Archief, VOC archief.[282] klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Inschrijving in het begraafregister van de Weeskamer te Amsterdam d.d. 8-1-1695 van het begraven van Maria Maton. Zij laat alleen (haar echtgenoot) Matthias Ritmeijer na.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 29-3-1678 verleent Sr. Jacobus van Goor, winckelier te Amsterdam, machtiging aan Mathijs Ritmeijer, boeckhouder te Amsterdam, om namens hem op te treden in alle financiële en juridische zaken betreffende zijn laecken affaire. [283]
Op 17-11-1678 verleent Sr. Jan Hendrijcksz ter Hal, brootbacker te Amsterdam, machtiging aan Mathijs Ritmeijer, boeckhouder te Amsterdam, om namens hem op te treden in alle financiële en juridische saecken en affairen. [284]
Op 8-10-1681 compareren te Amsterdam Joannes Maton der medicijnen doctor en Juffr. Maria de Ruijt echtelieden wonende te Amsterdam. Onder herroeping van eerdere testamenten benoemen zij elkaar wederzijds tot algeheel erfgenaam. Indien testateur als eerste overlijdt en zijn moeder Anna Carel Lenaerts dan nog leeft, dan krijgt zij een legitieme portie. Als er bovendien nog kinderen zijn uit hun huwelijk dan krijgen deze ƒ 1500,--. Zij benoemen elkaar tevens tot voogden over na te laten kinderen onder uitsluiting van de weeskamer etc. Akte opgemaakt ten huize van de testateurs op de Leytsegracht. Getuigen: Jan Danser en Hend. Cock. W.g. Joannes Maton, Med. Doctor, Maria De Ruijt en getuigen. [291]
Op 8-8-1684 compareren te Amsterdam Johannes Maton doctor in de medicijnen en Maria de Ruijt, echtelieden wonende te Amsterdam. Maria de Ruijt was eerder weduwe van Matheus Belle en heeft obligaties bij boedelscheiding van haar man op 26-8-1673 ten overstaen van weesmeesters in ’s-Gravenhage aanbedeelt gekregen. Comparanten verkopen thans deze obligaties: teen eerste een obligatie van £ 2000,— voor 40 grooten het pond ten laste van Holland en West-Friesland, gedateerd 5-4-1661, ten tweede een obligatie staande op naam van Harman de Ruit. W.g. Joan Maton med. doctor, Maria de Ruijt en getuigen. [292]
Op 24-11-1684 compareren te Amsterdam Joannes Maton doctor in de medicine en Gerard Bessels de Jonge, beiden wonende te Amsterdam. Zij stellen zich borgen als principaal voor Gerard Bessels en ten behoeve van Gueljelmo van der Voort en Comp(agnie) voor het vonnis van ramplissement van ƒ 250,— voor de vierschaar van Amsterdam op 17-11-1684 ten laste van Gerard Bessels. [293]
Op 22-10-1689 compareren te Amsterdam Johannes Maton, der Medicinen doctor, cloeck ende gesondt van lichaem en Maria de Ruijt, zieck te bedde leggende, echtelieden wonende te Amsterdam. Zij handhaven hun testament van 8-10-1681 en willen het aanvullen als volgt. Indien de langstlevende van hun beiden mocht hertrouwen en er kinderen van hen in leven zijn, dan zal de langstlevende vóór het hertrouwen aan deze kinderen ƒ 1500,-- uitkeren als vaders of moeders erfdeel, ten overstaan van “twee eerlijcke manspersoonen als de langstlevende daertoe ‘tsy uyt de bloede van den eersten overleden(e) ofte wel andersints sal gelieven te verkiezen”. Dit erfdeel zal blijven berusten onder langstlevende, die er het vruchtgebruik van zal hebben en het zal gebruiken voor de opvoeding, met uitsluiting van de weesmeesters etc. Akte opgemaakt ten huize van de testateurs op de Keysersgraft. Get. David de Pommare en Gerrit van Groe. W.g. Joan Maton, med. doctor, Maria de Ruijt en getuigen.. [294]
Op 18-4-1724 verleent Juffr. Anna Cramers wed. en boedelhoudster van wijlen doctor Johan Matton, wonende te Leiden, machtiging aan Paulus van Pirakel procureur voor de hoven van Justitie in Holland om haar zaken waar te nemen betreffende een mandement van debitis door haar van het Hof van Holland verkregen. [295]
![]() |
Wapen Maton: in groen een gaand, zilveren schaap.
Wapen van Jacomina Mathon (1692-1773) zoals beschreven in Ref. [297] |
Verwantschap van Jacobmina Maton die op 15-jarige leeftijd trouwt met Pieter Vessuup | |||||||||||||||
Jaques Matton x 1617 | Jaquemijnken Becart | Dr. Carel Lenaertsz x 1611 | Anneken Ursinus | ||||||||||||
Ds. Petrus Mat(h)on x 1649 | Anna Leenaerts | Willem van Tetz | NN | Adam Cornelisz Vessup | Leunken Jans | Dr. Carel Lenaertsz x 1611 | Anneken Ursinus | ||||||||
Dr. Joannes Mathon x2 1692 | Maria van Tetz | Pieter Adamsz Vessuup x 1656 | Rachel Lenaerts | ||||||||||||
Jacobmina Maton x 1707 | Pieter (Pietersz?) Vessuup | ||||||||||||||
Jacobmina Maton is dus de dochter uit het tweede huwelijk van Pieter (Pietersz?) Vessuups volle neef Dr. Joannes Mathon |
Op 8-5-1706 is Migiel den Back brandewijnbrander wonende te Schiedam schuldig aan Pieter Vessuup mede wonende alhier 1000 gld wegens geleend geld, binnen 6 jr niet opeisbaar, tegen een rente van 4% per jr. Waarborg een huis en erf met branderij met twee ketels etc. gelegen aan de zuidzijde van de Haven, belend O Carel Bosschaart en W het stadsmagazijn, strekkende voor van de straat tot achter aan het huis of erf van Jan Corpershouck. Kanttekening 1-5-1717. Herbert Oudemans vertoont de originele rentebrief hebbende een kwitantie voor de volle betaling getekend door Pieter Vessuup met nog een acquit van roiement getekend door Willem de Man en Jacomina Maton tevoren gehuwd met Pieter Vessuup. [298]
Hof van Holland, Rekesten om mandement
3-7-1716: Mandament van Rau Actie
Suppliant Jacobmina Matton, weduwe van wijlen Pieter Vessuip te Delft, wijlen Willem van Tets, grootvader van moederszijde, in zijn leven posstmeester van 't Antwerpse kantoor te Amsterdam, Jacob Tets, een dochter van Jacobmina Matton (geen naam genoemd). Hendrik Faese (zoon van de zuster van Willem Tets, de neven Egbert Lodders en Barent Rutgers (of Nutgert). Beiden executeurs van het testament.
Tegenpartij: Jacob Reesse, koopman te Amsterdam
Betreft: Supplianten verzoeken het Hof om de tegenpartij te bevelen, de nagelaten boedel en goederen van wijlen Willem Tets over te dragen aan de supplianten.
Beschikking van het Hof van Holland: Fiat ut Petitur
Bijzonderheden Na het overlijden van beide executeurs, Egbert Lodders en Baarent Rutgers is de plaatsvervangende executeur Jacob Reesse benoemd. [299]
Op 13-9-1769 wordt een obligatie van ƒ 2300,-- ten laste van 't gemene land van Holland en West-Friesland overgedragen door Dirk Wernart van Vloten notaris te Utrecht en gemachtigde van Johanna Jacoba van Oldenbarneveld genaamt Tullingh, dochter van wijlen Clara Magdalena van Segveld, fiduciair erfgename van Jacobus van Tetz, aan zijn nicht Jacomina Maton, wed. van Willem de Man. Er wordt verwezen naar een procuratie d.d. 17-8-1769 voor notaris J. van der Mey jr. te Rotterdam en een overdracht d.d. 23-11-1767 voor notaris C. Glaazer te Den Haag. [300]
COMMENTAAR(¥) In 1743 en 1744 worden door Cornelis Verplaats en Juan Martin, executeurs testamentair van Helena Uylenburgh weduwe van Samuel Munnikhoove volgens haar testamentaire dispositie vrijgemaakt van slavernij (manumissie) wegens trouwe dienst te Curaçao: de mulattenjongen Anthony (voor 100 peso, 2-5-1743), de negerin Dominga (20-5-1743), de negerin Lucrees (voor 150 peso, 15-1-1744) de negerin Maria (20-5-1743). [302] |
COMMENTAAR(¥) Hij is mogelijk identiek met de ondercommies Jacobus Munnikhoven te Fida (aan de Slavenkust) (1724), [303] en opperkoopman te Fida vanaf 1724 [304] werd door de directeur-generaal te Elmina van wanbeleid beschuldigd en uit zijn functie ontheven (1725). [305] |
![]() |
Akte in het geref. trouwboek van Voorschoten beschrijvende de bijzondere omstandigheden waaronder aldaar op 4-3-1721 het huwelijk werd gesloten tussen Catharina Mathon en Isac Reesen.
klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 23-10-1727 verkopen de erven van Pieter Lijnslager aan Jacobus Munnikhoven, een huis en erf in de Jodenbreestraat (NZ) bij de Smousjesbeurs te Amsterdam. [306]
Op 29-4-1728 verkopen de erven van Maria Venenburgh, wed. van Julius Sabbe aan Jacobus Munnikhoven, een huis en erf, waar de Zwarte Os uithangt in de kelder, en Het Vliegende Hart bij de deur, op de Brouwersgracht (NZ) tussen Singel en Binnen Vissersstraat te Amsterdam. [307]
Op 14-6-1774 verkopen de erven van Jacobus Munnikhoven aan Lambert Wijk, een huis en erf op de Brouwersgracht (NZ) tussen Singel en Binnen Vissersstraat te Amsterdam. [308]
Op 8-12-1796 verkopen de erven van Jacobus Munnikhoven, echtgenoot van Catharina Maton aan Salomon Simon van Norden, een 1/2 huis en erf in de Jodenbreestraat (ZZ) bij de Uilenburgersteeg (Steenvoetssteeg) te Amsterdam.[309]
Op 2-11-1797 verkopen dezelfden een 1/2 huis en erf in de Jodenbreestraat (ZZ) bij de Uilenburgersteeg (Steenvoetssteeg) te Amsterdam (de andere helft?). [310]
Op 20-10-1734 verkopen de erven van Huijbert Bergel aan Joannes Maton, med. dr., een huis en erf op de Fluwelenburgwal (WZ) (Oudezijds Voorburgwal) hoek Enge Lombardsteeg te Amsterdam. [315]
Op 5-3-1744 worden huwelijkse voorwaarden gemaakt tussen enerzijds bruidegom Johannes Maton (tekent Joannes Maton), wedr. van Willemina Cornelia Bosschaart, medicinae doctor, en anderzijds bruid: Anna Margareta van de Weetering geassisteerd met Anna Welsing, haar moeder, wed. van Thomas Johannis van de Weetering. De bruidegom brengt aan alle goederen die hem toekomen uit de boedelinventaris d.d. 27-2-1744 van hem en zijn overleden vrouw, rekening houdend met de uitkoop van zijn onmondige zoon voor diens moeders goed. De bruid brengt in al haar goederen volgens een aparte specificatie. Er zal tussen de echtelieden geen gemeenschap bestaan van aangebrachte goederen of staande huwelijk. Als de bruid de langstlevende is krijgt zij ƒ 8000,-- uit de goederen van de bruidegom, indien de bruidegom de langstlevende is krijgt hij goederen aangegeven op bovengenoemde specificatie. Zij benoemen de langstlevende tot voogd over de minderjarige kinderen bij de eerststervende, onder uitsluiting van de weeskamer etc. Gepasseert tot Loenen Strijts. Get. Jacobus van Rooyen en Willem van Dijk. [316]
1618. ISA(A)C VAN DE WATER, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1671, woont verm. op de Prinsegracht (1662), doopget. (1663, 1667), tr. vóór 1637
1619. MARIA (HASECAMPS) (VAN DE WA(E)TER), geb. ca. 1610-1620, ovl. na 1663, doopget. (1663 als Maria Hasecamps).
Begraafregister van de Weeskamer Amsterdam Noorderkerk:[321]
Maria van de Water voor op de Lindegracht bij de Brouwersgracht, laat na Flips de Gols 3 -6-1667, 3 (kinderen).
Den 25-3-1671 heeft Philips de Gols vertoont de codicille van sijn overleden huijsvrou gepasseert voor den Nots. Gerrit Steeman op den 9-5-1667, daerbij de weeskamer is gesecludeert, daer inne Isaac van de Water de grootvader consenteerde. Present de heren Van Loon en Tulp weesmeesters.
Transportregisters Amsterdam:
(Mr.) Philips de Gols vermeld met een tiental transporten 1671-1684.
COMMENTAAR(¥)
Wie zijn die doopgetuigen bij deze drie kinderen?
- Isaack van de Water, grootvader maternel, - Helena Boot, grootmoeder paternel, dr. van Dr. Gerad Boot x Katharina Manning.[322] - Maria Hasecamps, grootmoeder maternel - Godefridus Struijs advocaat te Amsterdam, neef van Helena Boot, zn. van Elias Struys x Agnes Boot. - Anna van de Water, tante maternel Gosuinus van de Water ingeschreven als student filosofie aan de Universiteit van Leiden 7-9-1661 ("Goswinus van de Waeter", Harlemensis, 20(jaar)"),[323] - Agneta Boot = oudtante maternel dr. van Godefroy Boot ridder, x Christina van Loon |
COMMENTAAR(¥)
Wie zijn die doopgetuigen bij deze negen kinderen?
- Maria van de Water - bij de doopinschrijving staan zowel de moeder Maria van de Water als een getuige Maria van de Water vermeld. Wie de laatste is, blijft onbekend. Misschien een zuster van de vader of de moeder van de vader. - Jacob(es) van de Water oom paternel - Pieter Verbrugge = Pieter Jacobss Verbrugge, geb. 1620/21, huistimmergesel van Duijnkerken wonend in de Bloemst(raet) geen ouders hebbend out 24 jaer, otr. Amsterdam 28-1-1645 Annetje Harmans, afkomstig van Amsterdam out 23 jaer wonend in de Egelantiertstraet. - Gilles Verbrugge mogelijk Jelis Verbrugge de oom die bij in 1639 getuige is bij het huwelijk van Jacob van de Waeter - Geertruijt Raets ?? - Annetie Vrijhoff ?? - Judick Goossens aangetrouwde tante paternel - Susanna Slagtmulder(s), afkomstig van Middelburgh en wonende tot Beverwijck (1635), van Middelborgh wed. van Claes Rotterdam wonende op de Coninxgracht verclaert 4 jaer weduwe te sijn geweest (1640) doopget. (1656), otr. 1o Amsterdam 17-3-1635 (extra-ordinaris intekenregister) op acte van Gillis van Brees? predikant tot Beverwijck Claas Rotterdam, ovl. 1635/36, sijkramer van Amsterdam out 26? jaaer geen ouders hebbend wonend op Vloijenbuurgh (1635), otr. 2o Amsterdam geref. 22-9-1640 (get. voor hem: sijn moeder suster Geertruijt Honckelboer, in margine: 1. des moeders consent bij Harman Allertsz in te brengen, 2. Catharina van? Kelboers? de moeder consenteert die huwelijk soo Harman Alfertz verclaert) - Adriaan Harmanss (Heirmans), laeckencoper van Amsterdam out 20 jaer wonend in de Calverstraat (1640). doopget. (1648). - Christiaen Massa, wordt poorter van Amsterdam 1-12-1639 als koopman van Haerlem, vermeld in transportakten 1650-1657. |
3236. NN (VAN DE WATER?), geb. vóór ca. 1590.
Proces voor het Hof van Holland:[326]
1675-1677: Isacq van de Waeter, eiser contra de erfgenamen van Jacob van de Water, gedaagden, 1675-1677 betreffende een contract van transport van een huis en erf te Haarlem.
1620. HENDRICK ROESENBOS (RUSENBAS, RUSSENBOS), geb. 1628/29, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk 3-1-1715 (Hendrick Roesenbosch, stadslakenmeter op de Heregraft, ƒ 15,-- + ƒ 2,2,- voor 3 uur luijden), afkomstig van Ceule, oud 25, cleermaker, wonend in de Langestraet (1654), stadslakenmeester (1667..1715), huw. get. (1688), doopget. (1690, 1697, 1701, 1705), woont in een huis waar De Ploegh in de gevel staat, op de Herengracht tussen de Romeinsarmsteeg en de Oude Spiegelstraat te Amsterdam (1682-1715), otr. Amsterdam pui 28-10-1654 (zijn ouders dood, zij onder patroniem, in margine: "Sij de weesc(amer). Sij heeft den 12-11-1654 de weescamer voldaen")
1621. JANNETJE HENDRICKS (VAN DEVENTER), geb. 1622/23, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk 14-1-1707 (Jannetje van Deventer vrouw van Hendrick Roesenbosch op de Heeregraft ƒ 8,--), oud 24 wonend in de Haerlemmerstraet (1647),
afkomstig van Deventer, wed. van Jan Arents van Doesburgh, wonende op 't Singel, d heer (commissaris) Slosewijck weet van de (tekst eindigt abrupt) (1654),
doopget. (1687, 1689, 1695, 1699),
woont op de Herengracht (1707),
otr. 1o Amsterdam pui 28-10-1647 (hij geen ouders hebbend in de Haerlemmerstraet)
JAN ARENTSZ VAN DOESBURGH, geb. 1620/21, ovl. 1652?-1654, beg. mogelijk Amsterdam Nieuwe Kerk 23-12-1653 ("Jan Arentsz op de Nieuwedijck, ƒ 10,13,-), varentgesel, afkomstig van D(ordrecht), woont in de Haerlemmerstraet (1647).
![]() |
Willekeur van de Stad Amsterdam d.d. 1-2-1667 waarin wordt bepaald dat uisluitend de "geswoorene Laken en andere Wolle Waren Meters Cornelis Reyndersz en Hendrik Roosebos" gerechtigd zijn metingen te verichten bij transacties betreffende deze stoffen.
Bron: Handvesten, privilegien, octroyen, costumen en willekeuren der stad Amstelredam, 1662-1683.[328] klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Twee meetbriefjes van Hendrik Roosenbos, stadslakenmeter, 1682 en 1687.
Zie hieronder voor transcriptie en toelichting Bron: Nederlands Economisch Historisch Instituut te Amsterdam, Bijzondere collecties, Lakenmetersgilde te Amsterdam [329] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Transcriptie en Toelichting |
--- Transcriptie bovenste briefje ---(Wapen van Amsterdam) Ady 25 sep(tembris) 1682 In Amsterdam, Ten versoecke van Willem Harnex gemeten droog 2/2 laecken(s) 618 (een merk: pentagram) L 52¾ 90 (een merk: ligatuur van N en B) - 49½ Hendr(ick) Roosenbos stadtsmeeter daar tussendoor en naast staat in iets andere hand: @ 102¼ @ rafactie ____ 101¾ @ u 53 st(uver). ƒ 269:13:- af 1 pr(o)cento (?..aantz..?) ƒ 2:13:- __________________ ƒ 266:16:- af 1½ pr(o)c(en)to provisie voor d'factoor. die se vercocht heeft ƒ 4:- __________________ ƒ 262:16:---- Transcriptie onderste briefje ---(Wapen van Amsterdam) Ady 25 novembr(is) 1687 In Amsterdam, Ten versoecke van Jan Daniel en Jacob Bronck gemeten droog ½ laecken 357 (een merk) L 39¼ Hendr(ick) Roosenbosch stadtsmeeter--- Toelichting ---. Ady = Anno Domini . droog: het laken werd dus niet nat gemeten (dan is het langer) . 1/2 en 2/2 betrof kennelijk (een rol) laecken van halve of hele breedte . de nummers 618, 90 en 357 zijn mogelijk productie- of identificatienummers van de lakenbereiders, en de merken hun bedrijfskenmerk mogelijk ook in het laken gestempeld . L = el, waarna volgt de gemeten lengte in Amsterdamse el = 68,8 cm . de beide lakenlengtes 52¾ en 49½ tellen op tot 102¼, zoals achter de accolade staat, waarvan vervolgens een korting wegens mindere kwaliteit (= rafactie) van ½ el is toegepast. . @ = ad (Latijn) of à (Frans) . 101,75 el ad 53 stuiver (= ƒ 2,65) per el = 269 gulden 13 stuivers (1 gulden = 20 stuivers) . Jacob Bronck is bij zijn huwelijk in 1685 coopman van Frankvoort oud 28 jaar wonend op de Heeregracht met als getuige zijn broer . Jan Daniel Bronck bij zijn huwelijk in 1687 coopman van Frankfort a Mijn wonend op de Heeregracht . van Willem Harnex (Harnes, Harneij) viel te Amsterdam vooralsnog niets te vinden |
Doorgehaalde ondertrouw akte voor de kerk te Amsterdam 12-10-1647 (in margine: "puije"): Jan Arentss van Doesburgh van Dort, varentgesel, woont in de Haerlemmerstraet oud 26 jaer geen ouders hebbend ende Jannetie Hendrix van Deventer out 24 jaer geen ouders hebbend woont als vooren.
Advertentie in de Oprechte Haerlemse Courant d.d. 5-7-1674:[330]
Voorleden Maendag Nacht is uyt de Wey buyten Alckmaer gestolen een vet Carstanje-Bruyn Ruyn-Paert, out 5 Jaren, met een Kol voor 't Hooft, een Palm van een Hant groot, en wit boven de eerste Klaeuw aen de achterste rechter Voet: iemant 't selve voorkomende, brengt het te rechte tot Alckmaer, aen Joan Roemer, Apothecaris, of tot Amsterdam, aen Mr. Hendrick Roesenbos, Stadts Laecken-meester, sal 25 Gulden hebben.
Op 20-2-1682 verkopen Judith Arents de Cour en de erven van mr. Arent Arentsz Cour, voor ƒ 3109,-- aan Henrik Rosenbosch, een huis zijnde 2 woningen en erven, waar De Ploegh in de gevel staat, op de Herengracht tussen de Romeinsarmsteeg en de Oude Spiegelstraat te Amsterdam, belend Jan Bodijn met een gemene muur aan de NZ en de erfgenamen van Jacob van Kampen aan de ZZ, strekkende voor can de straat tot achter aan de voorsz. erfgenamen van Jacob van Campen). Voorwaarde is dat de koper de kosten van eventueel vertimmeren van de gemene muur aan Jan Bodijn dient te betalen, en dat hij het secreet volgens de keur deser stede niet te dicht bij de naeste buren plaatst. [331]
Advertentie in de Amsterdamse Courant d.d. 13-12-1707:[332] Tot Amsterdam een welgelegen kaetsbaen te huur of te koop, gelegen in de Kalverstraat bij de Regulierstoorn, en mede en uytgang hebbende op de Cingel: te bevragen by Hendrick Roesenbosch, Stadslakenmeester woonende op de heeregracht by de Oude Spiegelstraat.
Op 19-7-1714 verkopen de erven van Jacob van Campen voor ƒ 8000,-- aan Anthonij Bractearius, een huis en achterhuis en erf op de Herengracht (OZ) derde huis van Oude Spiegelstraat te Amsterdam, belend aan de noordzijde Henderick Roesenbosch. [333]
Volgens Ref. [334] werd in 1722 het huis en bergplaats, waar De Ploegh in de gevel staat, op de Herengracht tussen de Romeinsarmsteeg en de Oude Spiegelstraat te Amsterdam gekocht door Anth. Bractiarius, makelaar. Ook is in 1722 sprake van een kantwinkel van Sus. Eijbergen. Een akte daarvan is in de Transportakten van Amsterdam vooralsnog niet gevonden.
![]() |
Winkelhuisje met een trapgevel, pui en rechte stoep, met De Ploeg in de gevel op de Herengracht (nr. 303) te Amsterdam.
Hier woonden van 1682 tot hun dood Hendrick Roesenbos (1628/29-1715) en zijn vrouw Jannetje Hendricks (van Deventer) (1622/23-1707).
Bron: Caspar Philip Jacobszoon, Grachtenboek, Amsterdam 1768-1771.[335] [336] [337] klik op plaatje(s) om te vergroten |
COMMENTAAR(¥) Hendrick Rosenbos de Jonge geeft bij zijn huwelijk in 1688 op 22 jaar oud en "van Amsterdam" te zijn. Zijn geboorte en doop zal dus in eerste instantie aldaar gezocht moeten worden rond 1665/66. Op Rosenbos en Van Deventer en spellingvarianten viel niets te vinden, dus werd gezocht op een vader Hendrik (met onbekend patroniem) en moeder Jannetje Hendricks, en kindsnaam Hendrik. In de periode 1660-1670 vindt men alleen de doop: Hendrick, ged. geref. Oude Kerk 22-9-1667 (get. Annetie Jans), zn. van Hendrick Hendricksz en Jannetie Hendricx. Hierbij moet opgemerkt worden dat Jannetje Hendriks (van Deventer) in 1667 al ca. 45 jaar oud is (bij haar eerste huwelijk in 1647 geeft zij op 24 jaar oud te zijn) en dus nog net de moeder van de jonge Hendrik zou kunnen zijn. In de periode 1654 tot 1670 zijn geen andere kinderen van dit echtpaar te Amsterdam gedoopt. zie ook kind: , Hendrick doopdatum: 7-1-1667 kerk: Oude Kerk godsdienst: Hervormd vader: Westerroch, Hendrick moeder: Hendricx, Jannetje bronverwijzing: DTB 9, p.459 Archief van de Burgerlijke Stand: doop-, trouw- en begraafboeken van Amsterdam (retroacta van de Burgerlijke Stand) Doopregister: NL-SAA-24651027 |
Rosenbos nog uitzoeken | ||
Ia. Hendrik Roosenbosch (Rooshenbus), afkomstig van Herfort, oud 30, wonend in de Negelantierstraat (1726),
otr. Amsterdam pui 18-4-1726 (get. voor hem Arent Schroder, zijn ouders dood, haar moeder Annitje Lieuwis)
Sara Sle(e)huijsen, afkomstig van Amsterdam, oud 29, wonend in de Tiggelstraat (1726).
Op 2-7-1681 verkopen de erven van Aeltje Cornelis, wed. van Jan Drombij (onder wie Harman van't Veer, glasemaker x Barbara Drombij), aan Pieter Simonsz rentenier op het St. Jorishof, een huis en erf te Amsterdam in de Handboogstraat, belend NZ door Jan Baptista Jacobs, ZZ Roelof Pietersz de Ruijter met een gemene muur, strekkende voor van de straat tot achter aan Gerard Staets. Koopprijs ƒ 3200,-- contant. [339] Op 11-7-1698 compareert te Amsterdam Pieter Sijmenz, "bejaert jongman, tegenwoordig woonende in de Handboogstraat ten huijse van Dirck Schuijt, sijn neef, sieckelijck te bedde leggende". Hij wil een donatie inter vivos doen door het huis in de Handboogstraat, dat hij in 1681 gekocht heeft, te schenken aan voorsz Dirck Schuijt, en machtigt daartoe Sr. Wessel Berningh. W.g. Pieter Sijmenz. [340] Op 18-7-1698 compareert te Amsterdam Wessel Berning, die op 11-7-1698 voor Nots. Johannes van Duinkerken alhier gemachtigd is door Pieter Simonsz, "bejaerde jongman", om als donatie inter vivos te schenken aan zijn neef Dirck Schuijt, een huis en erf te Amsterdam in de Handboogstraat, waar De Handboog uithangt, belend NZ door Jan Baptista Jacobi, ZZ Roelof Pietersz de Ruijter met een gemene muur, strekkende voor van de straat tot achter aan Gerard Staats. Huis en erf zijn volgens taxatie d.d 15-7-1698 gewaardeerd op ƒ 2400,--. De schenking is "in consideratie van de diensten door de voorsz Dirck Schuit aen den constituant van tijd tot tijd bewezen". Dirk Schuit compareert mede en verklaart de donatie "danckelijk te accepteren". [341]
|
1622. = 1616. Ds. PETRUS MAT(H)ON.
1623. = 1617. ANNA LEENAER(T)S.
1640. CLAES LAUWERSE VAN KEULEN/CEULEN, geb. vóór ca. 1620, ovl. na 1683, treedt op als getuige in akten (1667..1683),
treedt op in een verkoopakte (1674),
arbeider (1667..1681),
wonend te Zierikzee (1671..1683).
Op 24-7-1673 wordt een akkoord gesloten tussen Gritje Gillis, wed. van Bartel Laurisse van Keulen, en Claes van Keulen, arbeider, over de onmondige kinderen Lauris Bartelse 3 jaar, Elisabeth Bartels 1 jaar. Get. Jan Roelantse van der Braal, en Lowijs del Forterie, beiden te Zierikzee. [343]
Op 30-6-1683 legt Claes van Ceulen wonend te Zierikzee, een verklaring af op vezoek van Crijn Rommel te Zierikzee, betreffende Dingeman NN, knecht, en Jan Jorisse. Get. Adriaen Jacobse, Pieter Quackel. [344]
1644. BOUDEWIJN WOUTERSE(N), ovl. (voor 18-2) 1716, schoolmeester en voorzanger van Rengerskerke en Zuidland (1663-1716),[346] schepen aldaar (1663..1705), sollicitant te Groede (1667),[347] secretaris van Rengerskerke en Zuidland in de periode (1679)-1716,[348] pachter van de plaatsenaccijns te Rengerskerke, (1715)-1716.[349]
Op 15-1-1687 verkoopt Stoffel Cornelisz Peute aan Secretaris Boudewijn Wouterse een huis met gevolgen onder Rengerskerke/Zuidland [350]
Op 27-2-1698 compareerden Boudewijn Wouterse en Cornelis Geeritse, beiden als grootvader van de 2 wezen van Johannes Boudewijns en Gerrije Corn., beide zal(iger). [351]
Op 27-2-1698 wordt de boedelrekening opgemaakt door Boudewijn Wouterse, als grootvader en voogd van de wezen, nagelaten door ,Johannes Boudewijnse en Geertie Cornelisse, beiden zaliger. Het batig saldo bedraagt £ 24.11.9. [352]
Akte van schuldbekentenis d.d. 10-4-1700. Personen: Cornelis Govertse, comparant, te Rengerskerke, Matthijs Keijser, Boudewijn Wouterse, comparant, secretaris, Willem Boudewijnse, comparant. Hat betreft geleend geld 16 pond 13 schelling en 4 groote. Boudewijn Wouterse en Willem Boudewijnse stellen zich borg voor terugbetaling van het geleende geld. Get. Hendrick Baleman, Dingeman Decker. [353]
Op 18-10-1703 compareerden Boudewijn Wouterse, Secretaris van Rengerskerke en grootvader van alle vier weeskinderen, ten eenre, Jacob Cornelisz Gertse, ten tweede, en Bartel Cornelisz Gertse met Gert Cornelisz Gertse, tezamen ten derde zijde, betreffende: a. twee weeskinderen van Johannes Boudewijnse en Geertje Cornelisse Gertse, b. Cornelis Leendertse, geb. te Brijdorpe, zn. van Leendert Cornelisz Gertse en Madeleine Boudewijnse c. Lijsbeth Leendertse, geb. te Rengerskerke, mede-weeskind van Leendert Cornelisz Gertse. [354]
Op 18-2-1716 wordt te Kerkwerve boedelinventaris opgemaakt van Meester Boudewijn Wouterse, overleden ...., door Pieter Boudewijnse en Pieter Jorisse van de Waerde, gehuwd met Madeleene Boudewijnse. [355]
Op 17-3-1717 wordt te Kerkwerve door Jan Honingh boedelrekening opgemaakt van de overleden Secr. Boudewijn Wouterse. De kinderen zijn: 1. Pieter Boudewijnse, 2. Marinus Adriaanse en Janneken Boudewijnse. [356]
1646. JAN CORNELISZ SWAGER/ZWAGER, ovl. verm. 1719-1724, wordt in de periode 1708-1711 vele malen vermeld als voogd over nagelaten kinderen van Jan Leendertsz Kister en Neeltje Crijns,[362]
landman (1684) en
weesmeester te Rengerskerke (1711, 1713, 1720), met een eigen handmerk,[363]
tr. vóór ca. 1690(¥)[364]
1647. NEELTJE HEERTJES.
COMMENTAAR(¥)
Een mogelijk huwelijk zou kunnen zijn
Jan Cornelisse, otr./tr. geref. Zierikzee dec. 1685
Neeltje Machiels.
of Jan Cornelisse, tr. geref. Zierikzee 9-9-1694 Neeltje Machiels. |
Op 29-4-1684 wordt een verklaring afgelegd door Jan Cornelisse Swager, landman wonend te Rengerskerke, en Marinis Boot, landman wonend te Rengerskerke, ten behoeve van Lieven Rijmberg, wonend Moriaanshoofd, wed. van Dominee Kerckhoven. Het betreft een huis aan de Karnemelksvaart te Zierikzee. Get. Abram Janse te Renesse, Daniel van Hulle te Haamstede. [365]
Op 13-2-1719 testeren Jan Cornelisz Swager en Neeltje Heertjes. Tot voogden worden benoemd hun zoons Cornelis Jansz Zwager en Jochum Jansz Zwager. [366]
Op 30-9-1768 testeert Neeltje Kitser (!), wonend te Poortambacht, wed. van Jochem Janse. Genoemd worden: Lijsbet Jochems, Geertruij Jochems, Leendert Jochems, Stoffelina Jochems, Neeltje Jochems, Jan Fonse, Hugo Zandijk, landmeester. Get. Gillis van IJsselsteijn, Hendrik Ferleman. [369]
1652. ADRIAAN (AERNOUT, AART) BOUDEWIJNSE VAN DEN ENDE(¥), geb. vóór ca. 1670, parentatie niet bewezen,
treedt op als getuige in akten (1676, 1678), woont te Oosterland (1678(.
COMMENTAAR(¥)
Hij is zeer waarschijnlijk identiek met een of meerdere van de volgende drie personen:
- Adriaan van den Ende, geb. vóór ca. 1655, j.m., varendeman van Antwerpen, wonend te Zierikzee (1679), otr. Zierikzee geref. 23-4-1679 Adriaantje Cornelis, wed. van Nieuwerkerk (Duiveland), wonend te Zierikzee (1769). of - Adriaan Boudewijnse van den Ende, geb. vóór ca. 1655, j.m. van Zierikzee (1680), otr. Zierikzee geref. 22-12-1680 Jobje Jacobs, j.d. van Zierikzee (1680). Een Jobje Jacobs ovl. Zierikzee 1719.[376] Dezelfde? of - Adriaan Boudewijnsze van den Ende, geb. vóór ca. 1660 j.m. van Zierikzee (1684), otr. Zierikzee geref. 12-11-1684 Gelyntje Pieters, van Haamstede, won. te Zierikzee (1684). |
1656. JACOB DE BLEIKER, geb. vóór ca. 1650, parentatie niet bewezen
doopsgez. leraar te Sommelsdijk (1693).[379].
1696. JACOB JANSZ STUER(¥), beg. Laren impost 9-11-1714.
COMMENTAAR(¥) Is hij verwant aan Willem Gijsbertse St(e)ur, betaalt ƒ 2,10 verponding (1733) als eigenaar van een huis te Bussum, waarvan het voorste deel is verhuurd voor ƒ 16,--, en het achterste deel in gebruik bij verscheidene partijen, in totaal getaxeerd op ƒ 30,--, tr. Naarden 3-5-1709[383] Weegje Willemsen, geb./ged. RK Bussum/Naarden 14-9-1684,[384]? waaruit Aaltje Willemse Steur, geb./ged. RK Bussum/Naarden 4-11-1723. |
1704. JAN (DE WIT), is mogelijk identiek aan Jan Corn: de Witte vermeld in de lijst van koptiendplichtigen te Laren 1680,[385]
1720. JAN (BOS?).
Op 26-3-1706 is Jan Cossen medeondertekenaar, als geerfde en inwoner van Baambrugge, van een verzoek aan de Staten van Utrecht tot het instellen van een nachtwacht [388]. Is hij Jan Bos? In Weesp wordt rond die tijd vermeld Jan Jochemsz Bos [389], commissaris van de schaal aldaar [390]. Is hij Jan Bos?
10-6-1762: Testament en wettig huwelijk van Willem Jansz Pronk en Marritje Dirkse Bos weduwe van Dirk van Dijk, te Abcoude in 't Geijn.[392]
1718. ELBERT NN.
1736. PIETER DIRCKSZ ZETHOVEN, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1637, parentatie niet bewezen, tr. vóór 1637
1737. ANNETGEN PIETERS TEIJSTERMAN, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1637, parentatie niet bewezen.
COMMENTAAR(¥) zie copie Teijsterman, p128. ZOEK OP. |
Op 4-6-1637 compareren Arien en Cornelisz Symons Teijsterman voor henzelf, Cornelisz Pieters Teijsterman en Annetgen Pieters Teijsterman, gehuwd met Pieter Dircksz Zethoven, alsmede voogd over de nog onmondige kinderen van Pieter Symonsz Teijsterman , Aris Cornelisz Quast als voogd over de kinderen van Ouwe Cornelis Symonsz Teijsterman en de voogd over de kinderen van Jan Symonsz Teijsterman , allen erfgenamen van Symon Jansz Teijsterman, in zijn leven gewoond hebbend te Nieuwkoop [393].
1744. JAN (VAN STRATEN), geb. vóór ca. 1640.
1752. CORNELIS JANSZ WITTEBOL, geb. vóór 1622 (vóór ca. 1617), ovl. 1670-1672, belender aan
de Binnenweg 1654..1664 (in 1672, 1675 de weduwe van Cornelis Jansz Wittebol),
de Bovenweg (1667),
te Hazerswoude,
is mogelijk in 1669/1670 al ziek of afwezig want laat zich in akten van die jaren door zijn broer vervangen,
doopget. (1680),
tr. 1626-ca. 1645
1753. JANNETGE JANS, geb. vóór ca. 1595, ovl. na 1675, belendster te Hazerswoude als de weduwe van Commer Jansz(1628, 1629),
en als de weduwe van Cornelis Jansz Wittebol (1672, 1675),
tr. 1o vóór ca. 1615
COMMER JANSZ, beg. Hazerwoude 17-4-1626 (diaconieontvangsten), belender aan de Buitenweg (1618, 1622), in de Bent (1622) te Hazerswoude.
COMMENTAAR(¥)
Het huwelijk van Cornelis Jansz Wittebol en Jannetge Jans valt niet te vinden. Wel is in de relevante periode bekend:
Cornelis Janss (Wittebol), j.g. van Haserswoude, otr. Hazerswoude geref. 28-11-1638 (met attestatie) Machteltgen Thomas, j.d. van Haserswoude. Cornelis Janss laat te Hazerswoude geref. dopen 31-10-1638 Jan (geen moedersnaam genoemd, get. Jacob Janss, Jan Janss, Aefje Jansdr) Cornelis Janss, wednr. van Hasertswoude, otr./tr. Hazerswoude geref. 3-9/1-10-1628 Annetgen Jansdr, wede. van Wensveen, won. tot Haserswoude. Cornelis Janss & Janneke Jansdr (dezelfden als hierboven?) laten te Hazerswoude geref. dopen 2-9-1629 Trintgen (get. Crinke Jans, Wouter Huijgen). |
Op 29-11-1611 verkoopt Leendert Cornelisz aan Commer Jansz een huis en erf met 2½ morgen land of water, gelegen binnenweg, belast met 6 gulden per jaar rente, verder belend volgens de oude brief welke overhandigd wordt. Leendert zal de oude custing, welke hij nog schuldig is wegens de koop, aan Jan Eeuwoutsz aflossen. Voldaan met een schuldbrief.
Vervolg a. 29-11-1611. Volgt schuldbrief van 300 gulden met hypotheek op het gekochte. [394]
Op 28-3-1616 verkoopt Gerrit Claesz aan Commer Jansz 5½ hond slagturfland of water gelegen buitenweg, belend en belast zoals verkoper het had verkregen bij brief van 11-12-1604 van Floris Cornelisz, welke brief wordt overhandigd. Voldaan met een obligatie van 20 gulden en 60 ton turf. [395]
Hoofdgeld Rijnland 1622 en Hoofdgeld Hazerswoude 1623:
te Hazerswoude : Commer Jansz ende Jannetgen Jansdr, "onvermogent", met Jan, Gijs, Ariaentgen ende Aeltgen heure kinderen - 6 hoofden.
Op 22-8-1660 maken Corns Janss Wittebol en Jannetge Jans, echtelieden, zij wonend op de Achterweg in Hazerswoude en eerder wed. van Commer Janss, een codicil. [396]
COMMENTAAR(¥) Op 6-4-1626 en 7-4-1626 wordt het begraven aangegeven van twee niet met name genoemde kinderen van Commer Janss. |
Op 22-1-1641 verkopen Hendrick Jansz, scheepmaker, voor zich zelf en nog met Willem Dircksz Schoemaker, wonende te Benthuizen, als voogden over de twee minderjarige weeskinderen van Hendrick Willemsz en Weijntje Reijersdr en nog Willem Dircksz als vader en voogd over zijn drie minderjarige kinderen bij Annetje Reijersdr, allen kinderen van Reijer Cornelisz Buijtewech en Grietje Cornelisdr, beiden overlden, aan Gijsbert Commersz 6 hond slagturfland of water met schuur, belend ten oosten Adriaen Pietersz, ten westen Jan Dirck Florisz, ten zuiden de Nieuwe vaart en ten noorden Cornelis Jan Neel Vranckenz. Voldaan met een schuldbrief bij assignatie op Engebrecht Hendricksz van 263 gulden.
Vervolg a. 22-1-1641. Volgt schuldbrief met hypotheek op het gekochte. [397]
Op 25-2-1641 verkoopt Jan Dirck Florisz aan Gijsbert Commersz, wonende in het Westeinde, 9 hond slagturfland of water gelegen Buitenweg, belend ten oosten Reijer Cornelisz Buijtewech, ten westen Willem Reijersz en Willem Leendertsz Roos, ten zuiden de Nieuwe vaart en ten noorden Cornelis Jan Neel Vranckenz. Voldaan met een schuldbrief van 350 gulden.
Vervolg a. 25-2-1641. Volgt schuldbrief met hypotheek op het gekochte. Borg Leendert Jansz. [398]
In het Rechthuis van Esselickerwoude wordt op 3-8-1735 door Cornelis Wittebol 22 hoopen turf geschat, voor Schout en Schepenen en Hoogheemraden van Rijnland en hij verbindt zich, wanneer ingevolge van eenig gewijsde van 'den Regter in voorschrevene saken In cas van bekeninge, de gemelde somme van ƒ 342, 18 stuivers: in de plaats van voorschrevene turf bij provisie of ten diffinitive, in 't geheel of ten deele zouden moeten voldaan en betaald worden. Verbinde daarvoren, zijn goederen stellende deselve subject allen regten en de regteren ende specialijk de Judicature van de WelEd. Heeren Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland. Actum binnen Esselickerwoude 28-3-1736.[401]
Op 6-12-1738 geeft Cornelis Jacobsz Wittebol, het lijk aan ter begraving te Esselickerwoude (Woubrugge) van zijn vrouw Stijntje Franse van Suijlen, onder de classis van ƒ 3,--.[402]
1754. CORS T(H)IJSZ HOUWELING, geb. Hazerswoude voor 1622, ovl. na 1676, j.m. van Hazerswoude (1647),
vermeld als Cors Thijss in de transportregisters van Hazerswoude (1649, 1676),
woont in Zoeterwoude en Benthuizen,
betaalt als veenman te Benthuizen ƒ 1/2 familiegeld Rijnland (1674),
otr./tr. Hazerswoude geref. 10/24-3-1647 (beiden onder patroniem),[420]
1755. MAERTJE GOVERTS VAN HIJZELENDOORN, geb. ca. 1620, ovl. Zoeterwoude voor 20-1-1695, j.d. van Hazerswoude (1647).
Kohier van de 100e penning van Rijnland : 1714. Zoeterwoude: Ary Jansz Ackersdijck overleden. Erven Pieter Jansz Sevenhuysen te Zoetermeer 1/8, Aert Jansz Bos x Pietertje Ackersdijck te Zoetermeer 5/24, Joannes Ackersdijck te Leiderdorp 5/24, en Cornelis Buytendijck x Neeltje Ackersdijck te Leiderdorp 5/24, Govert Korsz Houwelingh x Grietje Pieters van Hoorn 1/12, Jan Pietersz van Hoorn 1/12, en Claes van Duyn x Annetje Pieters van Hoorn 1/12.
1756. MAERTEN (VAN ZUIJLEN), geb. vóór ca. 1640.
1760. WILLEM CORNELIS (SCHANSHEER/SCHANSMAN), ovl. na 1649, j.m. van Ridderkerk (1613),
tr. Ridderkerk 20-10-1613[423]
1761. SYERGEN (ZIJTGEN, SIJGJE) DIRKS, geb. vóór ca. 1585, ovl. na 1649, j.d. van Ridderkerk (1613).
VUL AAN Schansman, Prom. 14, p243
Op 15-11-1649 compareren Cornelis Dirks van der Goude, Willem Cornelisse Schansman als man van Sytgen Dirksdr, Jan Henricxz als man van Pietertje Dircksdr, kinderen en erfgenamen van 's vaders zijde, voor de helft, ende Henrick Egberts voor sijn selven mitsgaders hem sterck maeckende voor Govert Bastiaens ende voor Jacob Willems Moockhoek als man van Jorisje Cornelisdr ende noch als oom ende bloetvoocht, hier mede present, neffens Jan Aryens Punct, mede oom ende bloetvoocht van de nagelaten weeskinderen van sa. Lenert Aryens Punct en Lyntgen Egbertsdr sa., ende noch transport hebbende (soo hij seyde) van Bastiaen Cornelisse, all tesamen mede kinderen ende erfgenamen van 's moeders syde elc voor een gerecht sesde part, in de wederhelft van de nagelaten boedel van sa. Dirck Pieters van der Goude ende Neeltje Cornelisdr sa. hare vader ende moeder, schoonvader ende schoonmoeder respectieve. Zij verkoopen ende transporteeren aan Cornelis Henricxs als man van Grietje Gornelisdr, eertijds weduwe van Gijsbert Daniels die mede een dochter is van de voors. Neeltje Cornelisdr sa. ende oversulcks mede-erfgenaam in de wederhelft voor een gelijck sesde part, een huysinghe, erve ende boomgaert aan den buytenkant van den droosgewaerd onder dese jurisdictie. [424]
Op 10-6-1648 verklaren Willem Dircxsz, timmerman 46 jaar, Arijen Quierijnen Huijser, 36 jr, Dirck Arijensz op 't Dorp, 48 jr, Pleun Querijnen Huijser, 40 jr, Cornelis Cornelisz Kuit 40 jaar, Harmen Lenert Vrancken 60 jaar en Cornelis Willemsz Schansman 34 jaar, op verzoek van Hermen Celosse, predikant, dat zij ten huize van Pouwels Arijensz Kranendonck zijn geweest en vertellen over de predikant en zijn vrouw, die zich verschillende malen onbehoorlijk zouden hebben gedragen. [428]
Op 26-8-1666 testeren Cornelis Willemsz Schansheer en zijn vrouw Lijsbeth Leenderts (ziek op bed), wonende aan de Pruijmendijk te Ridderkerk. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam. De langstlevende zal de eventuele minderjarige kinderen opvoeden tot hun mondige dagen of huwelijk. [429]
Op 21-7-1668 compareren te Ridderkerk Leendert Cornelisz Coman, wonende onder Mijnheerenlant van Moerkercken en getrouwd met Maritie Ariensdr, Pieter Ariens, Claes Jansz Schellingh, wonende in Westmaas en getrouwd met Ariaentie Ariensdr, Leendert Ariensz, Bastiaen Ariensz wonende in Dubbeldam, Huijgh Ariensz en Willem Ariensz wonende in Oud Beijerland, alle kinderen en zwagers van Arien Pietersz Zeeuw en Jannitie Pieters, beiden zaliger. Zij zien van hun erfenis af ten behoeve van Cornelis Ariensz en Arien Ariensz, hun broer en zwager. De laatstgenoemden aanvaarden de erfenis in zijn geheel. [433]
Op 8-4-1672 Pieter Cornelis Soeteman, Marichie Cornelis, Bastiaen Cornelisz, Cornelis Ariensz Zeeuw, Pietertie Ariens, Leendert Cleijsz, wonende aan de Pruimendijk, vertellen op verzoek van dominee J. Coxius, predikant te Molenaarsgraaf, dat Jan Cornelis Maertensz ongeveer acht jaar geleden van L. Vinck, schout van Grote Lindt, een aveling heeft gehuurd, gelegen buiten de grote Nes. Hij heeft daar enige jaren geleden de 'rijs' gekapt, en later nog een appelboom, waartegen is geprotesteerd. [434]
Op 29-3-1732 bekent Arie Teunisse van der Wiel wonende te Ridderkerk aan Willem Cornelisz de Zeeuw wonende aan de Pruimendijk een bedrag van 300 gulden schuldig te zijn. [439]
Op 9-12-1680 testeren Leendert Cornelisz Schansheer (ziek op bed) en Aeltie Ariens Huijser, echtpaar wonende te Slikkerveer onder Ridderkerk. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam. Mocht Leendert als eerste overlijden dan erven zijn twee voorkinderen, te weten Neeltie en Willem Leendertsz - verwekt bij Maeijcken Leenders, zijn eerste echtgenote - hun moederlijk deel bestaande uit twee gulden en tien stuivers. [443]
1768. PLEUN LENAERTS (LEENDERTS) GELDER, geb. 1607/08, ovl. 1667-1671, j.g. van den Oostendam (1629),
woont te Ridderkerk (1659, 1661)
testeert met zijn vrouw Dordrecht,[449]
tr. Hendrik Ido Ambacht 13-5-1629[450]
[451]
1769. GRIETJE PIETERS, ovl. na 1676 j.d. wonend aan den Droogendijck (1629).
Op 25-8-1659 verklaren Wouter Jacobsz 't Hoen, woonachtig op de Oostendam te Hendrik Ido Ambacht, 48 jaar, Pleun Leendertsz Gelder, 51 jaar, Cornelis Pleunen, 30 jaar, en Pieter Pleunen, 28 jaar, op verzoek van Neeltgen Ariens, weduwe van Jan Cornelisz van Papendrecht, woonachtig ongeveer bij de Oostendam te Ridderkerk, dat zij bij het ziekbed zijn geroepen van Jan Cornelisz die hen meedeelde dat het zijn wens was dat zijn echtgenote na zijn dood hun gehele boedel zou behouden. [452]
Op 7-4-1661 maken Pleun Leenderts Gelder en Grietje Pietersdr, zijn huisvrouw wonend te Ridderkerk een testament voor de langstlevende en benoemen elkaar over en weer tot erfgenaam.[453] [454]
Op 16-4-1667 compareren de eerzame Pleun Leenderts Gelder, Willem Leenderts Gelder en Arij Leenderts Gelder, allen kinderen en erfgenamen van Leendert Gelder ende Neeltie Willems haar comparanten vader en moeder beiden zaliger in haar leven gewoond hebbende aan de Molendijk onder Ridderkerk. Zij verdelen in vriendschap de boedel. Pleun Leenderts Gelder valt ten deel een boomgaard gelegen boven veertien voeten van de voors. dijk waar aan belent is ten oosten Berber Teunis, en nog de helft van zeven ackeren griend staande op zelve twaalf roeden medegelegen aldaar waarvan de wederhelft is toekomede Pleun Willems. De voorn. Willem Leenderts Gelder is ten dele gevallen een huis en boomgaard waar van de diverse tuijnen bij de voorn. Pleun Leenderts en Willem Leenderts tot laatste is nemende den dijck, mitsgaders 't uitpad ieder voor zijn werf ende griend en boomgaard gelijk daaraan van ouds is geweest, als mede schouw daarop te verwachten en te voldoen. De voorn. Arij Leenderts Gelder is ten dele gevallen een som van 130 car. gld, en is gelijk betaald uit handen van voorn Pleun Gelder, zijn broer, en beloven elkaar over en weer het volle effect ervan te zullen laten genieten. Pleun Leenderts Gelder en Arij Leenderts Gelder, ondertekenen met een handmerk, Willem Leenderts Gelder met een kruisje. [455] [456]
Op 27-2-1671 verkoopt Grietje Pietersdr, wed. van wijlen Pleun Leenderts Gelder wonend onder Ridderkerk, aan haar zoon Jan Pleunen Gelder "een hoog aertschuijt met zeijl ende verder aancleven van dien zoo de zelve rijld en zeijlt" voor de som van 40 car. gld alle 't welke voors. is en contant heeft betaald. [457]
Op 24-5-1677 benoemt Jan Pleune Gelder wonende te Hendrik Ido Ambacht op de Oostendam zijn dochter Ariaentie Jans tot zijn erfgenaam. Mocht zij voor overlijden dan komen zijn broers en zus, met name Pieter Pleune Gelder, Cornelis Pleune Gelder en Maeijcken Pleune Gelder in aanmerking. Tot voogd en boedelbeheerder stelt hij aan zijn broer Pieter Pleune Gelder. [458]
Op 7-9-1665 verklaren Pieter Arijense, Cornelis Herberse den ouden, Cornelis Pleunen Gelder (alias Huijser) en Jan Arijense Pauw, allen wonend op de Oostendam te Hendrik Ido Ambacht verklaarden op verzoek van Guilliam Eelhout wonend te Rotterdam dat zij Jan van Nispen, alias Jan de Monnick ook wonend op de Oostendam te Hendrik Ido Ambacht, vrijdag, zaterdag en zondag laatstleden ondanks zijn voorgegeven ziekte naar Den Haag, Delft en Rotterdam of elders hebben zien reizen. Zij verklaarden, ondanks veel cafébezoek, niet onbekwaam te zijn geweest. [460]
Op 7-4-1668 neemt Arij Cornelis Vogelaar hypotheek op onroerend goed van Cornelis Pleune Keijser.[461]
Op 21-6-1684 verkoopt Cornelis Pleunen Keijser onroerend goed aan Arien Cornelis Soeteman.[462]
Catelijntje Jans, wed. van Pieter Pleune Gelder, verhuurt aan Arij Cornelis van Wingerden een huis en boomgaart en melioratie van dijkerf staande en gelegen aan de Pruimendijk onder Ridderkerk voor 1 jaar ingaande de eerste mei 1688 voor de som van 20 gld. met die afspraak dat zij elkander 3 maanden voor mei 1689 zullen waaeschuwen om nieuwe huur te maken. [465]
Op 15-5-1710 wordt Catelijntje Jans, wed van Pieter Pleune Gelder, vermeld als belendster met bruikeer van land gelegen aan den Oostendam bij de Tiendweg en Zeedijk. [466]
1770. MICHIEL JACOBS(EN) SNOUCK (SNOECK), geb. (Sleeuwijk?) ca. 1630, ovl. vóór 2-11-1680 [471], otr. 2o Sleeuwijk 11-3-1668[472]
[473]
MAIJKEN CORNELISDR, geb. Almkerk, ovl. na 1684. Zij hertr. Sleeuwijk 2-11-1680 Claas Pieters Romeijn en 19-11-1684 Cornelis Bastiaans.
Hij
tr. 1o voor 1652[474]
[475]
[476]
1771. HENDRIKSJE MELISDR VERSCHOOR, geb. (Sleeuwijk?) ca. 1625, ovl. na 25-7-1666[477]
, voor 11-3-1668 [478]
.
![]() | Wapen Verschoor: Gedeeld: I. in goud een uitgerukte boom vergezeld boven van twee eikels van natuurlijke kleur, II. doorsneden: a. in zilver een pauselijke tiara van goud, gaande over twee schuingekruiste gouden sleutels, b. in goud een rode dwarsbalk vergezeld van 21 koeken van hetzelfde, waarvan in het schildhoofd 6 en 5 en in de schildvoet 4,3,2,1. Helmteken: de boom uit het schild. Dekkleden: goud en groen. |
Het boerengeslacht van ' t Sant woonde eertijds op Vlietestein, de mooiste boerderij van Sleeuwijk, gebouwd op een terp. [495]
1774. HE(IJ)NDRI(C)K PIETERSZ, jongeman van en wonend te Barendrecht (1647), otr. Rotterdam geref. 30-12-1646 ("attestatie gegeven den 13-1-1647 op Pietershoek"), en tr. Puttershoek 16-1-1647 (hij met attestatie van Rotterdam, zij met attestatie van Barendrecht)[501]
1775. HARM(P)TJE (ERMTJE) GERRITS (VAN WASSENBERGH), jongedochter van Wassenborch In 't Lant Van Gulich, wonend in de Kerckstraet te Rotterdam (1647).
1788. JAN KLOOSIER (KLOOSTER?), parentatie niet bewezen, vermeld in de Legger op het gemaal in het lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) in de klasse arbeiders en onvermogenden, met 3½ personen in het ambacht Rijnsaterwoude.
1790. ABRAHAM JANSZ (DE LANGE)(¥), vermeld als Abraham Jansz arbeider te Oude Wetering in de Legger op het gemaal in het lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) met 2 personen in de klasse kleine getaxeerden,[506]
tr. vóór 1659
1791. INGETJE CORNELISDR.
COMMENTAAR(¥)
Er is mogelijk verwantschap met Kors Jacobsz de Lange, j.m. van Rijnsaterwoude , otr/tr Purmerend/Rijnsaterwoude 21-9-1675/13-10-1675 Dieuwertge Jans, j.d. van Purmerend.
en Cors Rieuwersz de Lange, j.m. van Rijnsaterwoude en Grietge Claas van Kraneveld, j.d. van Oudewater, otr. Oudewater 7-7-1674. |
1806. JAN GALLOIS, geb. vóór ca. 1625, ovl. na 1680, wordt burger van Amersfoort 18-10-1652 als Jan Gallois afkomstig van "Can in Normandijen", tekent als Jan Galois, schoenmakersgesel (1652), schoenverstelder, borger en inwoonder van Amersfoort 1654..1665), met een merk, als getuige diverse not. akten, huw. get. (1680).
Gereformeerde Lidmaten Amersfoort, Lijst opgemaakt 1688:
Teuntje Galois in de Peperstraat. Zou zij de echtgenote van Jan Galois (kw. nr. 1806) zijn?
Op 21-9-1677 verleent Anthoni van Wassenbergh, jongeman machtiging aan Michiel Galois en Marrijtgen van Wassenbergh, echtelieden, en hun erfgenamen, aan wie hij 75 car. guldens schuldig is van voor de Franse tijd. Dit kan verrekend worden met hetgeen hij nog tegoed heeft van de scheiding van zijn vaders goed en volgens testament van zijn moeder Henrickje Jans, lest gewesene huysvrouw van Gerrit Gerrits van de Bergh. Zijn gemachtigden mogen voor hem compareren tegen Evert Gerrits en de erfgenamen voor zijn legitieme portie van Gerrit Gerrits. [508]
Op 18-5-1712 verkoopt Jacob van den Doorslagh, notaris en procureur voor het Edele Hof van Utrecht en geauthoriseerde op het request van Aletta de Wijs, weduwe van Reijnier van Groenendael, welke kinderen erfgenaam zijn van het testament van Johan de Wijs., aan Henricus de Hoogh, burger, een huis en erf, gelegen in de Peperstraat, tegenwoordig door Michiel (J)ansen Galois bewoond, belend aan de ene zijde: de kinderen en efgenamen van Cornelis van Eggen aan de andere zijde: Wilhelmus van Rootselaer. Mede comparanten zijn de huidige bewoners Michiel Galois en zijn vrouw Rutgera van Moorselaer. Autorisatie op 12-12-1711 voor het gerecht. [509]
Weeskamer te Amersfoort:
1742: Jan Machielsz Galois en Johanna van Oenen. [510]
Op 20-11-1702 verkopen Anthonij Rijcksen en zijn vrouw Harmijntje Gallors, burgers aan Johanna van Butselaar, een huis, hof en hofstede met een plaatsje en bleekveld alsmede de gerechtigheid tot en aan de gemeenschappelijke plaats en pomp, staande in de Lieve Vrouwestraat, belend aan de ene zijde: Everard van der Maeth, apothecair, aan de andere zijde: Frans Withoos. [512]
Op 11-12-1722 vindt de uitkoop plaats uit de boedel van Emmerentia Labaer. De uitkoper is Frans Sourgh, wednr. van Emmerentia Labaer. De erven van Emmerentia Labaer zijn: de onmondige kinderen van Jan Labaer en Aeltien Groen, echtelieden: Anna Labaer wonende te Haarlem, Barent Labaer wonende te Haarlem, de kinderen van wijlen Maria Labaar en Johannes Galoy, met name Hendrik Galoy wonende te Leyden, Berent Galoy wonende te Leyden, Hermina Galoy gehuwd met Jacobus Trouw, wonende te Leyden, Hester Labaar gehuwd met Mathys Dors. Er wordt verwezen naar een anthorisatie d.d. 4-12-1722 door de weesmeesters van Haarlem. Voorts wordt overeengekomen dat de eerste party het huis de Groene Druyf behoudt en 3/4e in 2 kameren te Utrecht. Hendrik Bonebacker vrywaart de eerste party ten opzichte van Hester Labaar. [513]
1808. WILLEM BREUNISSEN (VAN) KRAAJENKAMP, geb. Barneveld ca. 1632, ovl. 1684-1701, aanvankelijk landbouwer te Barneveld, later pachter van de hoeve Over Seldert
onder Hoogland [514],
geref. lidmaat te Amersfoort 30-9-1660 op belijdenis, woont dan in de Coninckstraat
[515], burger van Amersfoort 30-4-1660, afkomstig uit Barneveld,
betaalt ƒ 12,10,-- Familiegeld (1675) als Willem Bruijnissen, verbouwt tabak op Overzeldert te Hoogland, met vrouw en twee kinderen (oud 3 en 1 jaar) heeft een voorzoontje genaamd Gerrit Willemsen (oud 13 jaar) van moeder bestorven, wiens goederen door de vader in lijftocht worden bezeten,[516]
otr. 2o Amersfoort 25-8-1671 (als wednr. van Aeltjen Willems)
GEERTJE JOOSTEN, ged. verm. geref. Barneveld 9-7-1643 (als dr. van Joost NN, wullewever), ovl. na 1702, j.d. van Barneveld, wonend te Hoogland,
otr./tr. 1o Amersfoort 17-3/3-4-1660, als j.m. van Barneveld, met betoon van Barneveld, alwaar de geboden gaan
1809. AELTJEN WILLEMS, beg. Amersfoort St. Jorisk. 7-9-1668 (als h.v. van Willem Breunissen "in de Noortkerck met een platte kist", impost ƒ 10,--), j.d. van en wonend te Barneveld.
![]() |
De landman.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 6-9-1684 krijgen Willem Breunisz Crayencamp en Geertie Joosten octrooi om te testeren.[517]
Op 4-9-1684 maken Willem Breunissen Crayencamp, "sieck te bedde leggende" en Geertje Joosten, "gesont", echtelieden en burgers van Amersfoort, wonende op Overseldert onder het gerecht Hogelandt een mutueel testament. Zij geven elkaar vruchtgebruik en lijftocht van de wederzijdse goederen, en willen dat hun goederen onverdeeld blijven totdat het jongste kind mondig of getrouwd zal zijn. Willem Breunissen Crayencamp prelegateert aan zijn nakinderen ƒ 600,-- voor moeders goed, hetgeen minder is omdat "hij comparant door de franse tijd groote schade heeft gehad". Dit alles onder uitsluiting van de weeskamer. De akte is gedaan op Overseldert onder getuigenis van (Daniel?) Wouters wonend op de Wetering, Wouter Barts en Jacob Gerrits, beide wonend op Overseldert. Was getekend door Willem Breunissen Crayencamp en van kruisjes voorzien door Geertje Joosten en de getuigen. [518]
Op 18-10-1702 compareren Geertje Joosten, wed. en "boedelharster en lijftogterse" van Willem Breunisz Craeyencamp, Breunis Willems Craeyecamp gehuwd met Leentje Jans, "waer bij hij blijckende geboorte heeft", Gerrit Heijmensen Edelman gehuwd met Elbertje Willems Craeyecamp, Joost Willems Craeyecamp gehuwd met Maria de Hoogh, "waer voor hij sich bij desen sterck maekt", Hendrick Willems Craeyecamp gehuwd met Martijntje Huijberts, Arien Reijerts gehuwd met Aeltge Willems Craeycamp, en Hendrick van Couchine gehuwd met Hendrina Willems Craeyecamp. Zij machtigen Hendrick Lodewijcks van Steijnfort, gerechtsbode van 't Hogeland, om in hun naam voor schout en schepen aldaar te "cederen, transporteren ende over te geven ten behoeve van Meerten Hendricksz ende Neeltge Gerrits seeckere omtrent se(..) (gameten?) lands gelegen op Nederseldert onder de geregte van 't Hogeland", belend ter ene zijde "den (erve?) A..hoeve?, genaempt De Hof tot Amersfoort", ter andere zijde de (hoeve?) .. Gerrets van haer Ed. Mog. heren kapittel van St. Jan van Utrecht". Het land is vrij van lasten "uijgesondert de .. gelde schilt schellinge ende mergengelden, polder ende dijckgelden" en "servituijten soo van wegen sloten uijt ende overgangen" als vermeld in de koopcedulle. Het vorenstaande wordt "geinsereert met belofte van vrijdinge ende waringe als erfcooprecht ende costuijme van de landen. Zij bekennen "met eenen van de comparanten van de totale cooppennighen te zijn voldaen". De acte wordt gepasseerd "ten comptoire" van de notaris met als getuigen Wijnand van Leeuwen en Herman van Houten. De acte wordt met "+" gemerkt door Geertje Joosten, "x" door Arien Reijertsz, "+" door Aeltge Willems Crayecamp, "+" door Hendrina Willems, en getekend door verdere comparanten en getuigen. [519]
Op 24-9-1742 transporteren Betje Stevens, wed. van Jan Derksen, Jan Breunissen Craijcamp x Stijntjen Jans en Evert Hendriksen x Lijsbertjen Jans
- aan Johan Walburgh, scholtis van Barnevelt x Willemina van Barnevelt, een camp landt in buijrschap Esvelt, op Rootseler, alwaer oost Hendrikje van der Vliert, west Saertje Pieters, suijdt Hendrik Barten en noord de weduwe Ardesch, voor de somma van ƒ 301,10,-. [520]
- aan Ariaen Berents van Maurick x Hendrikjen Aarts, een campje saaijlant in buurschap Esvelt op Rootseler, alwaer oost Hermen Verschuur, west Captein van Dompselaers erffgenaemen, suijdt den coper, noort Hendrikje van de Vliert, voor een somma van ƒ 188,--. [521]
- aan Aart Berends weduwenaer van zalliger NN (naam staat niet vermeld) en erven, een halff huijs en hoff waarvan Hendrik Jansen de wederhelft toebehoort gelegen in Barneveld aan het Molenend tussen de behuijsinge van Jacob Beertsen en Hendrick Beesen voor een somma ƒ 84,--. [522]
Op 27-7-1729 vindt te Amersfoort de boedelscheiding plaats van Maria de Hoog(h), overleden 16-10-1728, echtgenote van Joost Craijenkamp, borger. Het betreft 2 schuren annex met een huijsje daarin en den hoff daarbij met 2 oude tabaxkisten in de Walikersteeg, de helft van een huijs in de Krommestraat voor Machteld van Dompselaar, grafsteen in de Lieve Vrouwe Capelle van Goossen Reijersen, Maria de Hoog's grootvader van moeders kant. Voorts een "hoedekas" vol oude papieren en geschriften en documenten, boeken, koopmanschappen en winkelwaren, kinderkleding, tabak, zuikergoed. Verder veel huisraad (alles verkocht). Tijdens het huwelijk is aangeerft: Johannes de Hoog vererft aan zijn zuster Maria de Hoogh volgens testament van 21-8-1715: een huysinge staande aan den hoff of Coornmerkt in Amersfoort met het halve huisje aldaar in de Crommestraat. Er wordt verwezen naar een boedelbeschrijving: d.d. 28-1-1729, een testament: d.d. 15-8-1728 [523] (op de langstlevende), huwelijksvoorwaarden d.d. 7-8-1701 [524]. Enige erfgenaam volgens testament van Maria de Hoogh is Jurriaen Sieberg, borger, mr. smit in Amersfoort, gehuwd met Magteld van Dompselaar van wie Maria de Hoog de moeije is. [525]
Op 8-8-1729 lenen Juriaan Sieberg, mr. smith, en sijn vrouw Machteld van Dompselaer, burgers, van Evert Schember, meerderjarige jongman, burger, tweemaal een bedrag van 500 gulden, met als onderpand (1) huis staande aan de Hof of Coornmarkt, en (2) een huis in de Vijver. Beide huizen zijn aan Machteld van Dompselaer aangekomen door doode van haar moeije Maria de Hoog en bij maaggescheid agter den invents staande haar toegescheijden, waaraan Joost Craijencamp, weduwnaar van gemelte Maria den Hoog sijn leven lang, gedurende de lijftogt, is competerende. [526]
Op 9-8-1730 lenen Joost Craijenkamp en zijn vrouw Jannetje Calje, van Jogem van Goudoever in qualite als collecteur van de Tertien der Vicarijen, een bedrag van 125 gulden tot de Vicarije van de heer van Leuwerecht en dan nog 46 gulden en 14 stuijvers behorende aan de Vicarije waarvan tegenwoordig vicarissen zijn de heer Willem van Geijn en de soon van de heer Bekker, met als onderpand haare helfte in twee schuuren annex den anderen met een huijsje daarin en den hoff daarbij in de Walickersteeg, belend aan de ene zijde Arien van de Maath, aan de andere zijde Evert Kuijper. [527]
Op 11-14-1740 verkopen Jan van de Posthoorn voor zichzelf en zijn broer Gijsbert van de Posthoorn, aan Hendrik Craijkamp en zijn vrouw Martina Harthoorn, een huis en schuur op de Zuidsingel, met hof erachter aan de Koesteeg uitkomend en afgeschoten aldaar met een planken heining en poort, belend aan de ene zijde: juffrouwen van Zevender, aan de andere zijde: de Calandermolen. [528]
Op 5-5-1744 lenen Hendrik Kraeijkamp en zijn vrouw Marthijntje Harthoorn, burgers, van Catharina Gabrij, een bedrag van 399 gulden en 18 stuijvers, met als onderpand huis, schuur en hof daarachter op de Cingel, belend aan de ene zijde: Juffrouwen van Zevenders, aan de andere zijde: de participanten van de Calandermolen. [529]
Op 7-1-1747 lenen Hendrik Kraijkamp en zijn vrouw Martina Hartshoorn, burgers, van juffr. Catharina Gabrij, meerderjarige dochter, een bedrag van 550 gulden, met als onderpandIn de marge staat: schuld voldaan op 22-1-1751, waarvan acte 15-3-1751, getekend door Catharina Gabrij [530]
- 1. 'n huis en schuur met de hof daarachter aan de Koesteeg uitkomende en staande op de Singel, belend aan de ene zijde: de juffrouwen van Zevender, aan de andere zijde: de Calander molen,
- 2. 't huisje achter het voornoemde huis in een gangetje aan de Singel uitkomende,
- 3. 'n grote morgen bouwland met zijn Houtgewas aan de Woestijgerweg,
- 4. 'n morgen land aan de Woestijgerweg, belend aan de ene zijde: de Woestijgerweg Cornelis Corssen, aan de andere zijde: de Vrouwen Conventen,
- 5. nog twee campen land met houtgewas daarvoor, daarachter en terzijde daarvan, aan de Woestijgerweg, belend aan de ene zijde: de Vrouwen Conventen, aan de andere zijde: 't St. Pieters Gasthuis,
- 6. 'n dammaat land achter voorschreven land, uitkomende op de Leusderweg allen buiten de Slijkpoort in de vrijheid van deze stad.
Op 22-1-1751 verkopen te Amersfoort Martijntje Hartshoorn, weduwe van Hendrick Kraykamp, en Cornelia Kraijkamp, meerderjarige dochter, wonend te Amersfoort,Gemachtigde van de verkopers is Catharina Gabrij, die op 20-2-1751 tekent voor ontvangst van geld, nadat op 22-1-1751 6 percelen werden geveild. (zie recordnrs. 7676 t/m 7679.) [531]
- bouwland met houtgewasch voor de Woesteyger wegh en land buyten de Slijkpoort. (nog verhuurd), (koper: W.J. Steenbergh, getuigen: Diderik Albert Schaghen, clercq, en Jacobus Cok, deurwaarder alhier).
- 2 land met houtgewasch gelegen aan de Woesteijgerweg en land agter het voorgaande met uijtwegh aan de Leusderwegh, (nog verhuurd) (verkoop is opgehouden).
- 3 huysinge met schuur met een hoff daaragter, uijtkomende aan de Koeijsteeg, staande op den Cingel, bewoond door de verkoopers (de verkoop is opgehouden).
Op 17-3-1751 verkopen Martijntje Hartshoorn, weduwe van Hendrik Kraijkamp en Cornelia Kraijkamp, meerderjarige dochter, aan Willem Jacob van Steenbergh, voorzittend Raad en oud-schepen der stad, een 'n groot morgen bouwland met zijn houtgewas voor de Woestijgerweg en voorts om het Land. En 't morgen land daarachter zonder houtgewas, beide gelegen buiten de Slijkpoort in de vrijheid der stad, belend aan de ene zijde: aan de Woestijgerweg de weduwe Cornelis Corssen, aan de andere zijde: de Vrouwenconventen. [532]
Op 21-3-1753 verkopen Martina Hertshoorn, weduwe van Hendrik Kreijenkamp, Cornelia Kreijenkamp, meerderjarige ongehuwde dochter en enige erfgenaam van haar vader Hendrik Kreijenkamp, aan Hendrikje Hendriks, weduwe van Dirk van de Kortelet, een 'n huis, 'n schuur en hof aan de Singel, uitkomend op de Koeysteeg, belend aan de ene zijde: de weduwe Muijlwijk, aan de andere zijde: de Calandermolen. [533]
Op 11-5-1753 verkoopt Catharina Gabrij voor Marritje Hartshoorn, weduwe van Hendrik Kraijenkamp en voor Cornelia Kraijenkamp, meerderjarige ongehuwde dochter en enig erfgename van haar vader Hendrik Krayenkamp, aan Hendrikje Hendriks, weduwe van Dirk van de Kortelet,[534]
- 1. 2 kampen lands met 't houtgewas daar voor, achter en terzijde aan de Woesteygerweg, belend aan de ene zijde: de Vrouwe Conventen, aan de andere zijde: 't St. Pieters Gasthuis of de Mans Conventen,
- 2. 1 dammaat of Kamp lands, achter twee campen lands aan de Woesteijgerweg, met uitweg aan de Leusderweg,
Hendrick van Couchiene, wedr. van Geertje Henricx van 't Nat, maakte op 3-4-1701 huwelijkse voorwaarden met Catharina Hendricks (van) Hartshoorn maar het huwelijk ging niet door.[535]
1810. HENDRIK JACOBSEN BERGHUIS, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1669-1675, wednr. afkomstig van Barneveld (1666),
tr. 1o (huw. voorw. 12-7-)1658
ELBERTJEN WIJN(N)EN, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1664-1666, vermeld 17-12-1658 als Elbertje Wijnen, wed. van Reyer van Esvelt (Esfelt)(¥), met haar tegenwoordige man Hendrik Jacobs,
laat een - bij de huw. voorwaarden geregisteerd - kapitaal na van ƒ 1100,-- waarvan de renten te betalen zijn aan haare behoeftige vrinden of armen van Barneveld,
wier erfgenamen belenders zijn te Barneveld (1677),
dr. van Wijn Wouters en Elbertgen NN,
otr. 2o Barneveld geref. 2-9-1666 (beiden onder patroniem, tr. wellicht te Hoevelaken?))
1811. ANNETGEN HESSELS (VAN JOLENBROEK), geb. vóór ca. 1645, ovl. na 1688, dr. van Hessel Everts, van Swartebroek onder Voorthuijsen (1666),
otr./tr. 2o Barneveld geref. 21-11/12-12-1675
JAN PETERS ROMEIJN ("de Weerd"), ovl. na 1688, wednr. van Lijsje Lubbert Geurtsdr (huw. 1664), bij wie voorkinderen,
logementhouder te Barneveld,[536]
zn. van Peter Romijn en Dirkje Jansdr van Rijnberck.
![]() |
Wapen Jolenbroek: 3 gekruiste zwaarden. Kleuren onbekend.
Dit wapen werd gevoerd door Annetjes zuster Evertje Hessels van Jolenbroek. Het komt voor op de koperen lezenaar van den voorzanger in de kerk te Barneveld.[537] |
COMMENTAAR(¥)
Volgens Ref. [538] "trouwde Reyer van Esvelt met Elbertgen Wijnen en overleed na zijn echtgenote, zonder kinderen na te laten." Dit is niet overeenstemming met het trouwen vam Elbertje Wijnnen in 1658 als diens weduwe!
Reijer van Esfelt, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1653-1658, zn. van Pouwel van Esfelt, tr. vóór 1624 Elbertje Wijnen, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1664-1666, dr. van Wijn Wouters en Ellertgen NN.
|
Herengoederen op de Veluwe, nr. 115:[539]
Een half herengoed (na 1618 wordt gesproken van een bijzondere zaalweer) genaamd Millingen in het ambt Barneveld, Kerspel Garderen, in het dorp.
18-5-1625 Pouwel van Esfelt oprukking. N.B. Op verzoek van zijn zoon Reijner van Esfelt.
8-5-1632 Reijner van Esfelt investiture en oprukking als erfgenaam van zijn vader Pouwel van Esfelt.
20-12-1636 Reijner van Esfelt x Elbertgen Wijnen approbatie van een accoord aangaande de successie van het herengoed.
4-12-1638 Reijners van Esfelt oprukking (23-12-1644).
31-3-1654 Reijner van Esfelt en huisvrouw Elbertjen Wijnen approbatie van hun wederzijdse tucht.
30-3-1653 Oprukking.
20-7-1659 Elbertgen Wijnen, weduwe van Reijner van Esfelt, oprukking.
13-3-1666 Jan Gerrits van Alpen investiture en oprukking als erfgenaam van zijn moeder Maria van Esvelt, die het geërfd had van haar ouders Reijer van Esvelt x Elbertgen Wijnen.
etc.
Herengoederen op de Veluwe, nr. 105:[540]
Een herengoed (in 1615 in twee delen gesplitst en in 1629 weer geconsolideerd tot een herengoed) genaamd Evert Wouters goet in het ambt Barneveld, Kerspel Kootwijk, in het dorp.
28-4-1599 Tijmen Reijners oprukking (25-6-1610).
18-1-1611 Thijman Reijerss consent voor zijn huwelijksvoorwaarden tussen hem en zijn co Henrickgen Thonis, weduwe van Jan Maessen, opgericht. N.B. Getuigen: Claes Thonissen, Evert Somer en Winant Wouters.
18-1-1611 Thiman Reijers consent voor het belasten van de olderdom en zijn aandeel ten behoeve van Wijn Woutersen tot Barnevelt.
14-1-1615 Wijn Wouters x Ellertgen bekomen transport na overdracht door Thiman Reijers, van het halve herengoed, hetgeen tot een bijzondere zaalweer wordt gemaakt.
3-5-1623 Thimen Reijers oprukking. N.B. Sedert de laatste oprukking heeft Thimen Reijers de helft van het goed, als een bijzondere zaalweer, opgedragen aan Wijn Wouters x Everdtgen. Bovendien gebruikt Henrick Thimens en Willemken zijn zuster, een vierde van dit goed, zodat Thimen Reijers buiten de zaalweer slechts een vierde van het goed in gebruik heeft.
3-5-1623 Approbatie van magescheid tussen Thimen Reijers van Coetwick en de mombers van zijn onmondig kind, verwekt bij zijn eerste vrouw Marye, dochter van Jan Gerrits Custer en Aertgen. N.B. Thimen is na de dood van Marye opnieuw getrouwd. Hij is toen op 10-1-1609 met Thoenis Cornelissen en Gerrit Jans (ooms van het onmondige kind) te overstaan van Derick Gein, Ambrosio van Ommeren, schout van het ambt Barneveld, en Evert Soemer overeengekomen om aan het onmondige kind bij zijn meerderjarigheid 125 Car. gulden (á 20 stuiver brabants) uit te betalen, welke som hij in zijn te Kootwijk gelegen erfgoederen gevestigd had.
10-1-1624 Idem, consent voor een bezwaring ten behoeve van Reijer van Esvelt en huisvrouw.
10-1-1624 Reijer van Esfelt oprukking als man en momber van zijn huisvrouw, die het halve goed erfde van haar ouders, Wijn Wouters en Evertgen.
21-3-1629 Reijner van Esfelt x Elbertgen Wijnen investiture voor een bijzondere zaalweer (zijnde de helft) welk Elbertgens ouders, Wijn Wouters en Elbertgen, gekocht hadden van Thijman Reijersz. Idem oprukking voor de halve olderdom en een vierendeel na transport door Thijman Reyersz, hetwelk met de bijzondere zaalweer tot een zaalweer wordt geconsolideerd, het resterende vierendeel is nog in bezit van Henrick Thimens en Willemken (zijn zuster).
14-3-1635 Reijer van Esfeldt x Elbertgen Wijnen oprukking.
20-12-1636 Reijner van Esfelt x Elbertgen Wijnen approbatie voor een accoord aangaande de successie van het herengoed.
15-11-1641 Reier van Esvelt oprukking (14-3-1648, 30-3-1653).
14-12-1658 Elbertgen Wijnen approbatie voor de tuchting van haar tegenwoordige echtgenoot Hendrick Jacobs.
20-7-1659 Elbertgen Wijnen, weduwe van Reijer van Esfelt, oprukking.
19-2-1664 Elbertien Wijnen approbatie voor de tuchting van haar man Hendrick Jacobs Berchuijs.
13-3-1666 Jan Gerrits van Alpen investiture en oprukking, mede voor zijn broer Hendrik Gerrits van Alpen, en zijn twee zusters, erfgenamen van hun moeder Maria van Esvelt, die het geërfd had van haar ouders, Reijer van Esvelt oo Elbertgen Wijnen.
13-3-1666 Hendrik Gerrits van Alpen oprukking na transport door zijn broer, Jan Gerrits van Alpen, van de halve zaalweer en een vierde part van een vierde deel van het herengoed.
13-3-1666 Hendrick Jacobs Berghuis oprukking na transport door Hendrick Gerrits van Alpen, van de halve zaalweer en de helft van een vierde part van het herengoed.
6-10-1676 Gerrit Hendrickse Brouwer investiture en oprukking als erfgenaam van Elbertgen Wijnen.
9-4-1685 Gerrit Hendricksen Brouwer oprukking.
9-4-1685 Idem approbatie voor het verbinden van zijn herengoed voor de administratie van het Rentambt van de Veluwe.
2-8-1699 Gerrit Hendrix Brouwer oprukking.
2-8-1699 Heymen Jansen, tot Essen, oprukking na transport door Gerrit Hendricksen Brouwer, Scholtis tot Ermelo.
3-12-1716 Heijmen Jansen oprukking.
Elbertje Wijnen en Hendrik Jacobs Berchuis, vermeld 1664. [541]
In 1768 wordt Hendrik Berghuys vermeld als curator ofte administrateur van een seekere somma familiegelt heencomende van Elbertjen Wijnen (die zijn betovergrootmoeder is, zie Fragment Berghuijs ).[542]
Op 4-5-1669 wordt seekere gedeelte vant erff gent. Creijencamp en van Oldenbernevelt twelck Jan Tuenissen en Aeltijen Hendricks, door dode en offsterven van zal. Elbertijen Wijnnen is angeerfft neffens sodane erff en versterffenis als haer eluijden, van voors. zal. Elbertijen Wijnnen is angeerfft, beswaert met 250 gl. ten behoeve van Hendrick Jacopsen Berghuijs en Annetgen Hessels eluijden. Geregistreert den 16-11-1676.[543]
Op 16-10-1687 compareerde voor den Welgeboren ende Gestrengen Heer Lucas Wilhem van Essen tot Helbergen en Schaffeler landtdrost van Veluwen etc ende onderbenoemde gerichtsluijden, Evert Hesselsen van Jolenbroeck ende bekende voor hem ende sijne erven dueglich schuldich te sijn aen Johan Romeijn wegens geleende penn(ingen) als anders de somma van drijehondert vijftich caroly guldens aen Roeloff Zegersen wegens geleende ende verstreckte penningen, vermogens obligatie van den 8 augusti 1686, een somma van vijffhondert gl capitaal mit den interesse van dien tegens vier percento a tempere dater obligatioris, aen het onmundige kindt van Lambert Aertsen in ehestant geprocreert bij Aeltien Hessels van Jolenbroeck de somma van vijff en t negentich gulden wegens geleende penningen ende aen Evert Heijmen van Middendorp de somma van scht en veertich gulden wegens twee jaaren pacht van een stuck landts gnt de Koecamp bijt erff ende goet Joelenbroeck gelegen, alles nochtans ter goeder reeckeninge en bewijsselicke betalinge affgetrokken, welke somma met den intresse van voorn. obligatie bereets verschenen off noch te verschijnen, hij comparant beloofde te betalen aen respectieve crediteuren haeren erven ofte derselver recht hebbende van huijden over een halff jaar daer voor verwilleckeurende, nae dat hij van de krachte van dien genoeghsaem geinformeert ende gericht waer, sijn gerechte aenpart aen een erff en goet genaemt den Brant in den ampte van Barnevelt, carspel Garder buijrschap Garderbroeck gelegen, noch de helfte van anderhalve mergen mehen landts in den ampte van Nijkerck in Arckemehen aen de Bleeckerwegh gelegen, soo die selve in haere bekende bepalingen sijn leggende en van welck voorn. erff en mehenlant Johan Romeijn de gerechte halffscheijt competeert ende toestendigh is, om bij cause van betalinge die gemelte verschulde penningen bij in ende aenkeeringe paratelick ende promptelick nae verwillekeuronghs rechten te cunnen en mogen verhalen, voorts bekende hij comparant aen alle drie opgemelte crediteuren noch schuldich te sijn een somma van sesduijsent guldens capitael met den interesse tegens drie percento sedert den 11e december 1676 ende daer voor verbonden te hebben het aenlinge erff ende goet Joelenbroeck, met sijn houtgewasch, landen en velden, getimmer en gepoot soo groot en cleijn als dat bij sijn ouders naegelaten is met alle sijne gerechticheijt en toebehoren, mitsgaders sijn hebbende veen in dese ampte van Barnevelt carspel Voorthuijsen, buijrschap Swartebroeck gelegen, daer oostwaert Willem van Westervelt, westwaerts t erff Corler, noortwaerts den Schuijerdersteegh, zuijtwaerts haer Ed. Mog. d Hren Staaten des Quartiers van Veluwen naest aengelandet sijn, gelijck mede een parceel landts uit het gemelte erff Corler groot omtrent twee mergen den Corler Enck gnt, soo het in sijn bekende bepalinge is liggende ende sijn ouders zal. behoort heeft, alles vermogens magescheijt tusschen hem comparant en opgemelt crediteuren in dato den 11-12-1676 opgericht ende daer bij uijt te rechten aenbeloovt, welck verbond hij bij desen in alle sijne leden is verclarende deughdelick te sijn geschiet ende bij desen in sijne volle waarde te houden, mitsgaders die betalinge van capitaal sampt interesse en die respective termijnen bij magescheijt gespecificeert promptelick nae te sullen coomen, onder verwillekeuringe van die verbonden percelen nae verwillekeuringhs rechten als boven en vorder verbondt van sijn persoon en goederen die selve daer voor en t geene breder bij desen vermelt submitterende die judicature des Wel Ed Hoves van Gelderlant, geschiet voor geërfde gerichtsluijden H. Nicolaas van Gendt tot Draeckenborge en H. Fred: Henr: van Gendt, actum den 16-12-1687 was beteijkent Wilh. van Essen Landdrost van Veluwen, lager off ter sijden stont, dese acte voor verwillekeuringe bij mij onders. geregistreert den 16 10 br. 1687, was beteijkent Joh. van Megen Landtschriever en boven besegelt met het cleijn zegel van 3 strs daer bij stondt Henr: Otters. Gecopieert ende geregistreert den 17-12-1687. besiet oock onder het Garderbroeck off Garderen fol. 9 verso. [544]
Seecker huijs en hoff mit daertoe behoerende landerien gnt den cleijnen Camp in den Carspel van Barnevelt Esvelder boijhoek gelegen toebehoorende het onmundige kindt van Aert Maessen ende Geurtgen Lubberts in leven echteluijden.
Anno 1678 den ... (N.B.: er staat geen datum vermeld) ter versoecke van Jan Crolboom als gemachtighte van Jan Francken door Johan van Dompseler Scholtis tot Barnevelt op speciale authorisatie van den Heere Landtdrost bepeijnt om betalinge te hebben van een capitaele somma van 200 gl mit daer op verlopene interesse bij Geurtjen Lubberts voors. wed. van Aert Maessen ten profite van Claes Willemssen en Evertjen Teunis echteluijden in dato den 11 Junij 1669 gepasseert waervan voors. Jan Francken door erffenisse en deijlinge t recht is hebbende. geregistreert den 7e augusti 1678. Anno 1688 den 16 februarij heeft Aertjen Aerts dochter van Aert Maessen boven geschreven het voors. goetgen de Camp mit alle aancleven van dien vercocht, gecedeert en getransporteert aan Jan Peterssen Romeijn en Annitgen Hessels Jolenbroeck echteluijden en haere erven. Geregistreert den 20 febr. 1688. [545]
Op 5-6-1744 zijn Jan van Dompseler Heijmans x Maria van Coot, wegens opgenomen penningen, schuldig aan Cornelis Gerritsen en Jan Brouwer als naast bestaanden van Elbertje Wijnen en uijt dien hoofde wettige administrateurs, van een capitael groot ƒ 1100,-- soo gemelte Elbertjen Wijnen in conformite van haar huwelijkse voorwaarden met haar bruijdegom Hendrik Jacobsen in dato den 12 julij 1658 opgerigt heeft, gemaakt om bij twee van haar naaste vrinden te worden belegd en de renten te betalen aan haare behoeftige vrinden of armen van Barneveld. Als onderpand dient al hun aangedeelde en aangekogte goederen aan en op het erf en goed de Coot. Geroijeert den 7 julij 1774. [546]
Op 7-3-1736 wordt een akte geregistreerd tbv Jan Romeijn, Lubbert Romeijn en Evertjen Romein weduwe van Arend Doreweerd, waaruit het volgende blijkt: Op 18-3-1728 hebben Jan Romeijn x Maria van Heerd, Lubbert Romeijn x Grietje van Santen neffens Evertjen Romeijn weduwe van Arend Doreweerd, geassisteert met haer broer Lubbert Romeijn, kinderen en erffgenaemen van Hessel Romeijn tesaemen volgens coopbrief vercoft en getransporteert aan en ten erffelijken behoeve van Gerhardus van de Vliert x Evertjen Berghuijs. de halfscheijd aen derselven landerijen op d' Oze namentlik van de Calvercamp van de hofstee Camp van 't toebaxland en een gedeelte van het middelste campjen waervan coperen selfs de wederhelfte toebehoord, sooals het de comparante van haere zaliger ouders is aangeërft, gelegen in buijrschap Callenbroek. En sulks voor een somma van agt hondert gulden. Geërfden zijn Maes van Romswinkel en Hendrik Gerrits van Heerd. [551]
Op 25-7-1735 transporteren Melchior van Wolfswinckel, scholtis van Scherpenzeel, en Teuntje van der Vliert, echtelieden, Lubbert Romeyn x Grietje van Santen, Jan Romeyn x Maria van Heerdt en Evertje Romeyn, wed. van Arent Doreweert, tezamen erfgenamen van Evertje Aelten van Huyckenhorst, moeder van de twee eerste en grootmoeder van de drie laatste comparanten, aan Wolbert Aertsen en Jannetje Wouters op de Glinde 1/9 deel van het erf Huyckenhorst in de buurschap Glinde onder Barneveld, waarvan de kopers de rest bezitten (koopprijs ƒ 675). [552]
De gereghte derde porsie in t huijs hoff bergh en schuier Brouwerie en vorder getimmer soo tegenwoordigh door Wijn Evertsen Brouwer bewoont en gebruijkt wort staande in den dorpe Barnevelt als ook in de landerien op de Oost voor soo ver dij daar in neevens Jan en Lubbert Hesselsen Romein gereghtigt sijn en van haare olderen aangeerft meede in den amte en onder den Dorpe Barnevelt geleegen. Toebehoorende Arent Doreweerdt en Evertjen Hessels Romijn eghtel(uijden).
1725 den 9 april tot securiteit van een capitaal ad ses hondert guld: neevens desselfs intrest a vijff perc: jaarlijks, gestelt tot een speciaal hijpotheecq en onderpandt ten profijte van Gerhardus van de Vliert en Evertjen Berghuijs eghteluijden mitsgaaders haaren erven gepasseert voor geerffdens E.G. Ardesch, Harmen Aelberts, Wouter Wijn Evertsen die deese origeneel hebben gezeegelt en geteekent op dato als booven. Geregistreerd op den 3e meij 1725.
Huijs hoff en hoffsteede aghterhuijs en schuir en vorder getimmer staande in den dorpe Barnevelt genaamt de Swaan daar aan de eensijde het Kerkhoff en aan de andere sijde de erffgenaamen van Aert Elbertsen naast geleegen sijn. Toekoomende Wouter Wijn Evertsen en Elbertjen Aerts eghteluijden.
1723 den 8e meij verkoft getransporteert en overgegeven aan en ten erffelijken behoeve van Aelt van de Vliert en Annetjen van de Vliert eghteluijden en sulks voor een somma van 2800 gul(den) gepasseert voor geerffdens Jan Lansel en Wijnand van Heerd Brouwer Die het transport neevens transportanten hebben gezeegelt en geteekent op dato als booven alles breeder te sien in t origeneel transport. Geregistreerd den 25 junij 1725. [558]
Op 22-4-1757 zijn Grietje van Santen weduwe van Lubbert Romeijn geassisteert met haar soon Hessel Romeijn, Cornelis Romeijn x Willemina Glashorst en eijndelijk Hessel Romeijn sijn, wegens ontfangen penningen, schuldig aan den Heer Hendrik van Halteren x Vrouwe Maria van Sonsbeek en haare erven. een capitaale somma van een duijsend guldens. Als onderpand dient een stuk land genaamt den Broodakker groot eene mergen en Hendrik Driese Campje, dan nogh drie vierde parten van vier campjes land in buurschap Callenbroek op de Oze gelegen genaamd het Hooge Breedtje, de Hooijmaat, het Weijtcampje en 't Middelste campje en drie agste parten van een bos en heetveld waarvan de weduwe van Gerrardus van de Vliert de wederhelfte toekomt van Reijmert van Doornick aangecofft. Geroijeert den 2-6-1765. Geërfden zijn: Derk Brouwer en Arent Vonk van Wolfswinkel. [560]
1820. JAN CORNELISSEN (BOON), ovl. vóór 1691, woont in De Birk (1670), tr. Amersfoort RK 't Zand en Soest[561] 25-7-1670
1821. WEIJNGEN EVERS, ovl. na 1705, woont in De Birk (1670), voorheen in Celschuijr(¥) in de vrijheid van Amersfoort (1691),
huw. get. (1705),
otr./tr. 2o Amersfoort gerecht 4/8-12-1691 (als wed. van Jan Cornelissen Boon)
WOUTER HENRICKSEN, meerderj. j.m. wonend te Isselt onder de vrijheid van Amersfoort (1691).
COMMENTAAR(¥) In het Familiegeld van Amersfoort 1675[562] komt voor een inschrijving van de huisman op T(?)alschuijr goet f6,5,--. |
COMMENTAAR(¥) zie EK22/56 voor twee kinderen. |
1822. DIRK HENDRICKS BONE(N)KAMP(¥), geb. Beusichem, ovl. 1692-1726, j.m. van Beusekom, woont te Amersfoort achter de Camp (1660), als Dirck Henricksz Bonencamp, afkomstig en geboortigh van Beusecom, burger van Amersfoort op 28-6-1675, otr./tr. Amersfoort gerecht 19-4/20-5-1660 (hij met attestatie van Beusekom en geast. met Geurt Petersen, zij met haar tante Geertjen Cornelis)
1823. CLAARTJEN REIJERS, ged. Amersfoort 29-1-1637, ovl. na 1692, woont te Amersfoort in de Kreupelstraat.
De erfgenamen van Dirck Boonekamp zijn in 1726 belenders in de Utrechtsestraat.
COMMENTAAR(¥)
Wie is Marritje, wed. Boonecamp, beg. Amersfoort 30-11-1720?
Hendrik Dirk Booncamp, geb. te Amersfoort, acte van benoeming tot soldaat 7-2-1705 in dienst van de VOC te Ceylon,[565] vaart op 16-10-1721 als korporaal afkomstig uit Amsterdam op het schip Noordbeek voor de kamer Amsterdam van de VOC naar Batavia maar overlijdt op 21-2-1722 nog voordat het schip op 27-4-1722 in Kaap de Goede Hoop aankomt (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief).[566] |
Op 31-12-1692 verkopen Dirck Henrickse Bonecamp en zijn vrouw Claertje Reijers, Beernt Lasserij en zijn vrouw Mechteld Reijers, Ceel Jansen en Jannitgen Reijers, insgelijks echtelieden, alle wonende binnen deze stad, mitsgaders Jannitgen Willems, weduwe van Willem Reijersse te Amsterdam, aan Claes Claessen Mierus, voerman, zijn vrouw en hun erfgenamen, een camp land, daar van een morgen aan Cornelis van Liender verkocht is, genaamd de Geercamp soo groot en klein dezelfde gelegen is tegenover de behuizing genaamd het "Swarte Berghje", belend aan de oostzijde de Lieve Vrouwe Capelle, aan de zuidzijde het voorzeide morgen land, aan de westzijde het bos van Hooft, aan de noordzijde de heuvel van Vlooswijck's erfgenamen. [567]
Op 17-10-1729 verkopen Barent Nieuwenburgh, verwer, en zijn vrouw Elisabeth Cocq, Aertje Nieuwenburgh, bejaarde ongehuwde dogter, erfgenamen van haare moeder Aleijda van Kampen, die weduwe was van haere overleden vader Johannes Nieuwenburgh, aan Pieter Boonekamp, burger, een huis, erf en grond in de Mooierstraat, belend aan de ene zijde de weduwe van Carel Gabrij, aan de andere zijde Marthen van Dolre met het huis vanouds genaamd de Kegelbaan. [568]
Op 14-5-1737 vindt de boedelscheiding plaats van Annitje (Josanna) van Schoonemaade, overleden te Amersfoort, echtgenote van P(i)eter Boonekamp, bombasijdewerker. De drie kinderen, Helena Boonekamp, Dirkje Boonekamp, en Gerrit Boonekamp, zijn erfgenamen. [569] Er wordt verwezen naar een Testament: d.d. 3-2-1731 [570]
Op 7-5-1738 verkopen Geertuijd Beks, weduwe van Wouterus van Ommen, Johannes van Ommen en zijn vrouw Sophia van Roosendaal, Willem van Eldert en zijn vrouw Antje van Ommen, aan Peter Boonenkamp en zijn vrouw Sara van Diest, een huis, erf en grond aan de Langegracht, belend ten oosten Jan Petersen, ten westen de ontvanger Jan Methorst of diens moeder de weduwe van Gijsbertus Methorst. [571]
Op 17-3-1751 lenen Peter Bonekamp en Elsje Bonekamp, weduwe van Jacobus Botter, burgers, van Catharina Gabrij, meerderjarige dochter, een bedrag van 300 gulden, met als onderpand (1) hun huis, hof en hofstede aan de zuijdzijde van de Utrechtsestraat, belend aan de ene zijde: de weduwe Nicolaas Methorst, aan de andere zijde: de erfgenamen van Hendrik Petersen, lijnslager, (2) hun huis, hof en hofstede aan de noordzijde van de Utrechtsestraat, belend aan de ene zijde: Aert van Doornik, aan de andere zijde: de erfgenamen van Gerrit van Beek. De akte is geheel doorgehaald. In de Marge staat: Catharina Gabrij, koper geworden van de twee huizen, vraagt ontslag van huis, hof en hofstede aan de noordzijde van de Utrechtsestraat, met behoud van de andere plechte (akte 1753-2-5). Hendrik van Westerhof verklaard ontvangst van ƒ 300 met rente, waarvan akte 5-2-1798. [572]
Op 13-3-1752 verkoopt Evert van Gelder, schoolmeester en burger, gemachtigde van Jan Ponse en zijn vrouw Grietje Koeling, wonend te Amsterdam, aan Jan Priem, exploiteur, een huis, erf en hof op de Kampstraat, van achteren uitkomend in de Sogstraat, met een gang, belend aan de ene zijde Wouter Aelten, rademaker, aan de andere zijde Jordanus van der Maath. [574]
Op 3-2-1753 verkopen Gerrit Bonekamp, burger, Evert van Gelder en zijn vrouw Dirkje Bonekamp, burgers, Arien van Liendert, soldaat in 't regiment van Generaal Bekker, thans in garnizoen alhier en zijn vrouw Helena Bonekamp, aan Jan van Westerhoff, meerderjarige jongeman, een huis en hofstede in de Mooyestraat, met alles erin dat aard- en nagelvast is, belend aan de ene zijde Gerrit van Westerhoff, bombazijdewerker, met het huis "de Kegelbaan", aan de andere zijde Catharina Gabrij. [575]
Op 11-10-1759 vindt te Amersfoort de boedelscheiding plaats van Evert van Gelder, schoolmeester, overleden te Amersfoort, echtgenoot van Dirkje Bonekamp. Er wordt verwezen naar een testament: d.d. 29-1-1740 [576] , huwelijkse voorwaarden d.d. 11-10-1759 [577] (2e echt), en een voogdbenoeming: d.d. 11-10-1759 [578] . Dirkje Bonekamp is hertrouwd met Cornelis Sas. [579]
Op 24-6-1724 lenen Reijnier van Wijk en Jacomina Mandshert, echtelieden en borgers, van Jacobus Botter, verwer en Elsje Bonecamp echtelieden en borgers. Het onderpand is een huis met hof daarachter in de Utrechtsestraat, "met alle 't geene daer inne aart en nagelvast is waer onder mede begrepen zijn platen, bedplanken, onderlagen", belend aan de ene zijde: naar de poort toe Jacob Craanen, aan de andere zijde: de weduwe van Johannes Nieuburg. Het huis is belast met 500 gulden ten behoeve van Willem van Domselaar, secretaris van Hoevelaken, Op de last van drie gulden per jaar ten behoeve van het Sint Pietersgasthuis en zestien stuivers per jaar t.b.v. de kerk van Hoevelaken. Verkoop geschiedt met de voorwaarde dat verkopers tot mei 1725 blijven wonen "in een buijten camertje en int voorhuijs tot haar gebruick hebben een venster tot haer neringe, sonder daer over huur te geven". [580]
Op 8-8-1746 vindt te Amersfoort de boedelscheiding plaats van Jacobus Botter, overleden te Amersfoort, echtgenoot van Elsje Dirks Boonekamp. Er wordt verwezen naar een testament: d.d. 19-9-1746 [581] Erfgename is hun enige ind: Geertruijd Botters. [582]
Op 19-12-1753 verkoopt Eefje (sic!) Bonekamp, weduwe van Jacobus Botter, aan Gerrit van Westerhof, bombazijdewerkersbaas,
- 1. een huis, hof en hofstede staande aan de noordzijde van de Utrechtsestraat, belend aan de ene zijde Aart van Doornik, tabaksplanter, aan de andere zijde de erfgenamen van Gerrit van Beek.
- 2. een huis, hof en hofstede staande aan de zuid- of overzijde van die straat, bewoond door Cornelis van Naarden en Pieter Bootsman, belend aan de ene zijde de weduwe van Claas Methorst, aan de andere zijde Hendrik Sitter, lijmslager. [583]
Op 17-3-1751 lenen Peter Bonekamp en Elsje Bonekamp, weduwe van Jacobus Botter, burgers, van Catharina Gabrij, meerderjarige dochter, 300 gulden, met als onderpand: (1) hun huis, hof en hofstede aan de zuijdzijde van de Utrechtsestraat, belend aan de ene zijde: de weduwe Nicolaas Methorst, aan de andere zijde: de erfgenamen van Hendrik Petersen, lijnslager, (2) hun huis, hof en hofstede aan de noordzijde van de Utrechtsestraat belend aan de ene zijde: Aert van Doornik aan de andere zijde: de erfgenamen van Gerrit van Beek. Deze akte is geheel doorgehaald.In de Marge: Catharina Gabrij, koper geworden van de twee huizen, vraagt ontslag van huis, hof en hofstede aan de noordzijde van de Utrechtsestraat, met behoud van de andere plechte (akte 5-2-1753). Hendrik van Westerhof verklaard ontvangst van ƒ 300 met rente, waarvan akte 5-2-1798. [584]
1824. HENRICK OLOFSZ COCK, geb. vóór ca. 1645, ovl. 1698-1706, huw. get. (1691, 1698).
COMMENTAAR(¥) zoek op EK 20/129. |
1826. JOHANNES JURRIAEN (GEORGIUS) SPONSIS, geb. Warendorp, ovl. na 1693, als Johannes Joriaen Sponsis, bombasijnwercker, afkomstig en geboortigh van Warendorp, burger van Amersfoort op 13-1-1661, tr. vóór ca 1665 (huwelijk niet gevonden op achternaam)
1827. GUILHELMA (WILLEMINA) (JANS) VAN (A) LIENDER, geb. vóór ca. 1645, ovl. na 1703, doopget. (1692..1703).
COMMENTAAR(¥) zoek op EK 22/55 |
COMMENTAAR(¥) Wie is Maria Jacobs van de Modderbeek, beg. Amersfoort 21-10-1755 als wed. van Jan Sponze. |
Op 14-1-1722 verkopen Anthonij Hamel, borger tot Breda voor hemzelf en als gemachtigde van Anna Oudendoelen zijn huisvrouw en Willem Rijken, medeborger aldaar, insgelijks voor hemzelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Hendrina Oudendoelen, aan Catherina Sponsius laast weduwe van Hendrick Jacobsen, wonende buiten de Grote Koppelpoort alhier voor de ene helft en Anthony Boldoot, meesterzeilmaker, weduwenaar van Anna Henriks Poort mede wonende aldaar voor de andere helft, een huis, erve en grond, mitsgaders de bleyk en het eyland daar annex buiten de Grote Koppelpoort, belend aan de oostzijde het huis, schuur en pakhuis van Pons van der Linden, aan de westzijde het huis, schuur en pakhuis van Pons van der Linden, aan de zuidzijde de Stadsgracht, aan de noordzijde Evers Rijksen Stuyvenbergh. De genoemde huisvrouwen zijn de enige nagelaten kinderen van Rutger Oudendoelen, vooroverleden zoon van Jan Rutgersen Oudendoelen en Anna Talens, uit dien hoofde volgens magescheid met Margareta van Birckhoven als weduwe en boedelhardster van Jan Rutgersen Oudendoelen, op 26-12-1720 het recht op genoemd onroerend goed verkregen. [585]
Op 5-11-1723 verkopen Wouter van Lockhorst en Theuntje Feer. echtelieden en borgers, voor de ene helft en Neeltje Feer, weduwe van Johannes Smit zaliger, wonende te Eemnes buitendijks, voor de andere helft, aan Catharina Sponsius, laatst weduwe van Henrik Jacobsen, wonende buiten de Grote Koppelpoort in de vrijheid, een huis schuur en hof buiten de Koppelpoort door de acceptanten zelf bewoond, strekkende voor van de straat tot achter aan de Oude Eem toe, belend aan de ene zijde Jan Backer, aan de andere zijde de weduwe van Evert Henricksen Struijvenbergh. [586]
Op 8-12-1751 verkoopt Gerrit van der Locht, executeur van de nalatenschap van Catharina Sponsius, laatst weduwe van Hendrik Jacobsen van Woerden, aan Aalbert van Beek junior, de halve bleek met halve huisinge en verder opstal even buiten de Grote Koppelpoort, strekkend van de stadsgracht tot aan het huis en grond genaamd "t Veerhuijs" met de halve hof of het eilandje erbij, belend achter de huijsinge bewoond door Gijsbertus Harderwijk, schepen. [587]
COMMENTAAR(¥) vul aan EK 20/87. |
Op 25-5-1754 verkopen Gerrit van der Logt, koopman in graenen, en zijn vrouw Elisabeth van Woerden, aan Johanna van Voskuijlen, weduwe van Aart van Eemdre, een huis met annex woningen, gelegen op Bloemendal, met een gang daarnaast en een hof daarachter, belend aan de ene zijde Jan van Grootweede, aan de andere zijde Gerrit van Detr. [588]
Op 12-6-1755 verkopen Hendrik Nieuwlandt, veerschipper van hier op Amsterdam, en zijn vrouw Arnolda Warneke, burgers, aan Gerrit van der Logt, coopman, seekere leedigen plaats, liggende aan de noortwestzijde van de huijsinge, gegenswoordigh competerende de kinderen van Jan Poort, staande en gelegen buijten de Koppelpoort, strekkende voor van de straat tot agter in de oude Eem toe, aan de straat ter breedte 33 voeten en drie duijmen, hollandse maat, regt op na de nooteboom aan de noordzijde een kram in de noteboom geslagen en verder tot in Oud-Eem zijnde de geheele schuttinge, palen en hekken langs de straat daaronder begrepen., belend aan de ene zijde de voorschreeven huijsinge en hof, aan de andere zijde hof en grond van Jan van Hutte. [589]
Op 12-6-1755 verkopen Gerrit Jansen Logt en zijn vrouw Elisabeth van Woerden, burgers, aan mr. Godefridus Amelis Schook, advocaat, woonende te Amsterdam, een seekere leedigen plaats, liggende aan de noortwestzijde van de huijsinge, gegenswoordigh competerende de kinderen van Jan Poort, staande en gelegen buijten de Koppelpoort, strekkende voor van de straat tot agter in de Oude Eem toe, aan de straat ter breedte 33 voeten en drie duijmen, hollandse maat, regt op na de nooteboom aan de noordzijde een kram in de noteboom geslagen en verder tot in Oud-Eem zijnde de geheele schuttinge, palen en hekken langs de straat daaronder begrepen., belend aan de ene zijde de voorschreeven huijsinge en hof, aan de andere zijde hof en grond van Jan van Hutte. [590]
1828. PAULUS PIJPER, ovl. 1673-1675, woont te Amersfoort (1666), tr. 1o voor 1663 JANNETJE VAN DIJCK, ovl. 1663-1666, tr. 2o Amersfoort geref. 8-11-1666 (hij als haar wednr., get. haar moeder Woutertjen Cornelis)
1829. CORNELIA WULPHERTSZ, ovl. na 1689, j.d. van Scherpenzeel, wonend te Amersfoort (1666),
betaalt nihil Familiegeld (1675) als wed. van Paulus Pijper in de Muurhuizen te Amersfoort,[591]
mogelijk identiek met Cornelia Pijpers vermeld in 1688 in de lijst van geref. lidmaten te Amersfoort wonend in de Valkestraat,
tr. 2o Amersfoort geref. 19-11/9-12-1675 (als wed. van Paulus Pijper)
JAN (JOHANNES) LAMBERTSZ, j.m. van en wonend te Amersfoort.
1830. JACOB DIRCKSZ GEELDORP (VAN GIJSDORP), ovl. vóór 1694, tr. vóór ca. 1675
1831. CATH(A)RINA HENDRICKS BOSSEN (BOSCH), ovl. na 1699, doopget. (1695, 1697, 1699).
COMMENTAAR(¥) vul aan EK 23/13. |
1832. JAN (JOANNIS) JACOBS (BOTTER), ovl. na 1688, beg. verm. Amersfoort 31-10-1716 (als Jan Botter), j.m. van Amersfoort (1664),
betaalt nihil Familiegeld (1675) als Jan Potter, arm, op de Weverssingel te Amersfoort,[592]
tr. 2o Amersfoort geref. 15-11/22-12-1678 (als wednr. van Jannitjen Jordes (sic!));(¥)
DIRKJE GIJSBERTS PINS, j.d. wonend te Amersfoort,
tr. 1o Amersfoort geref. 15-9-1664 (get. zijn vader Jacob Botter, voor haar Catrijntje Sijlbachs)
1833. BARTHA JORDENSSE (JORDAANS) VAN ECK, j.d. van Amersfoort,
doopget. (1689, 1693).
COMMENTAAR(¥) Dat klopt dus niet als zijn eerste vrouw nog in 1693 als doopgetuige optreedt. Is dit dus een andere Jan Botter? |
1834. PHILIP(PUS) FETTER (VERDER, VETTER)(¥), geb. vóór ca. 1630, ovl. na 1696, kleermaker, afkomstig uit de Nederpals (1653), mr. kleermaker (1654),
noemt zich na ca. 1680 PHILIP MOJAART,
woont te Leiden (1653..1688), in de Ketelboetersteech (1653), op het Rapenburch (1654), op het Steenschuyr (1663, 1669), op de Corte Oude Vest (1680), in de Vegtersteeg (1681),
doopget. (1656..1696),
otr. 1o Leiden geref. 15-8-1653 (get. voor haar Marya Moyaerts, haar schoonzuster wonend op de Houck van de Clocksteech, voor hem Jan van Maerlant, zijn bekende wonend in de Berckelstraet)
MARYA MOYAERT, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1654-1663, afkomstig van Leiden, wonend in de Berckelstraet (1653),
dr. van Franchoys Moyaert (de Oude) en Martyne Rotsaerts (Rudsaers) (zie
⇒ Fragment Genealogie Mooyaert
),
tr. 2o Leiden geref. 22-8-1663 (met consent verleend 8-9-1663 om te Oestgeest te trouwen) (get. voor haar Marya Moyaerts haar bekende wonend op het Raepenburch)
CORNELIA CORNELIS, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1663-1669, wed. van Joris Cornelisz van Dorp, boekverkoper (huw. 1657),
afkomstig van Harderwijck (1657),
wonend in de Nobelstraet (1657), op de Steenschuyr (1663),
otr. 3o Leiden geref. 11-4-1669 (get. Cornelis Driehuysen, zijn neef(¥) wonend op het Rapenburgh, Anna Vroman haar bekende wonend op het Rapenburch),
tr. Valckenburch
MARIA (MAERTGE, MAAYKEN) VRO(O)MAN(S), ovl. Oegstgeest, beg. buiten Leiden (gereg. 24-7-1679), mogelijk identiek met Maritje Bartholomeus Vromans, doopget. (1659).
COMMENTAAR(¥) Cornelis Driehuysen, boekverkoper op het Rapenburgh (x Elysabeth Moijaert), is eigenlijk een aangetrouwd neefje (tantezegger) van Philips eerste vrouw Maria Moyaert |
COMMENTAAR(¥)
Er is lang gezocht naar kwartier nr. 1834, de vader van Anna Maria Mojaart die Philip zou moeten heten. Een Philip Mojaart komt vanaf 1680 voor te Leiden, maar uit de huwelijksjaren van zijn kinderen berekent men dat hij vóór ca. 1655 getrouwd zou moeten zijn. Een dergelijk huwelijk valt echter niet te vinden in Leiden. Wel vinden we Marya Moyaert, otr. Leiden geref. 15-8-1653 Philps Fetter (Verder). Het is vrijwel zeker dat deze Philps de gezochte is. In 1663 en 1669 hertrouwt hij, en lijkt zich sindsdien naar zijn eerste vrouw Mojaart te noemen. In het bovenstaande is Philps Fetter (Verder) als kwartier nr. 1834 aangemerkt.
Er zijn kinderen van Philips Fetter (Verder) zoals hieronder vermeld. Wie de moeder is blijft vooralsnog onzeker. Het feit dat die kinderen zich Mooyaert noemen (en niet Fetter) en later Philips zelf ook, is een aanwijzing dat Maria Moyaert hun moeder is. Het is echter geen bewijs en derhalve is Maria Moyaert vooralsnog niet als kwartier nr. 1835 opgevoerd. Haar afstamming en verwanten kunnen worden gevonden in de ⇒ Fragment Genealogie Mooyaert. |
Op 30-9-1654 compareren de eersame Philps Fedder, mr. cleermaker en de eerbare Maria Moijaerts, echteluijden, wonende te Leiden op het Rapenburch, neijde clouck ende gesont van lichame, gaende ender staende haer verstandt, redenen ende memorie wel machtich ende ten volle gebruijckende, welcke verclaerden van voornemens te wesen net van deser weerelt te scheijden sonder eerste ende alvoorens van haer tijtlijkcen goederen gedisponeert te hebben. Zij maken een mutueel testament en benoemen elkaar tot universeel erfgenaam. Er is een uitkering van 25 gulden te 40 grooten vlaems tstuck indien de langstlevende een tweede huwelijk sluit. Mocht bij het eerst overlijden van testateur diens vader Johannes Fedder nog in leven zijn dan krijgt deze in plaats van de ƒ 25,-- een legitieme portie. W.g. Fillip Vetter, Marije Moiaert. [594]
De kinderen van de heer Mojert op de Havik te Amersfoort betalen ƒ 25,--,-- Familiegeld (1675).[595]
Pieter Moyaart wonend op de Hogewoerd betaalt Familiegeld te Leiden (1716).[596]
COMMENTAAR(¥) Vanaf 1690 worden nog een aantal kinderen gedoopt te Leiden van Pieter Mojaart en Sophia van de Walle. Het is onzeker of het hiwe om een tweede huwelijk van bovenstaande Pieter gaat. |
COMMENTAAR(¥) Leesfout? Moet dat zijn Merrij P(hilips) Moejaart? |
Jacob Vedder wonend Westmarendorp Landzijde betaalt Familiegeld te Leiden 1716. [597]
1844. REIJNIER (JANSEN?) VAN OUWERKERK(E), geb. vóór ca. 1665, ovl. 1711-1718 (kort voor 1718?), vermeld als Reijnier Jansen van Ouwerkerk en zijn huisvrouw Lijsbeth Jans Smetzer, wonend in de Utrechtsestraat, in de lijst van geref. lidmaten te Amersfoort opgemaakt in 1688 (is dat misschien later bijgeschreven?), wednr van Lijsbet Smitser wonend te Amersfoort (1703), otr. 2o Utrecht geref. 6-5-1703 (in margine: proclamaties tot Amersfoort, acte om aldaer te trouwen verleent den 20-5-1703) en otr./tr. 2o Amersfoort geref. 4/22-5-1703 ANNETJE JANS (ANNETJE WANDERTS), j.d. van Emmerik, wonend te Amersfoort (1703), tr. 1o voor 1688 (niet gevonden te Amersfoort, mogelijk Utrecht 5-4-1685??)
1845. LIJSBETH JANS SMITS(ER) (SMETZER)(¥), ovl. 1694-1703.
COMMENTAAR(¥)
Zij zou identiek kunnen zijn met:
Lijsbet Smetser, ged. Woerden 14-3-1653, als dr. van Jan Jansen Smetser en Marritgen Jans Plomp. Nader bewijs daarvan ontbreekt vooralsnog. |
Op 26-11-1718 vindt verkoop plaats uit de nalatenschap van Reijnier van Ouwerkerk, overleden echtgenoot van Annitje Wanderts. Het betreft een huysinge annex tabacxschuur aan de steeg aan de westzijde van de Hellestraat tot op de Cingel toe. Erfgenamen zijn: Arent Vriend, wednr. van Annitje Pieters van Ouwerkerck. Henrik Pieters Fiers, gehuwd met Alijda Pieters van Ouwerkerck. Pieternella van Ouwerkerk tot Amsterdam, zoon Pieter van Ouwerkerck, gehuwd met Annitje Theunis van Colverschoten, zoon Jan van Ouwerkerck, gehuwd met Henrickje Reyniers, en hun dochters: Maria en Sophia van Ouwerkerk. Onmondige kinderen van de erflater zijn Geertruijd, Wandert, Neeltje en Reijnier van Ouwerkerk. [598]
Op 13-5-1719 verkopen Arend Vrind weduwenaar van Annitje Pieters van Ouwerkerck voor de eene helft en Hendrick Pieters Tiers en Aleijda Pieters van Ouwerkerck echtelieden alhier, Peternella van Ouwerkerck wonende tot Amsterdam, Pieter van Ouwerkerck en Annetje Teunis van Colverschooten mede echtelieden alhier, Maria van Ouwerkerck meerderjarige ongehuwde dochter en Michiel van Alphen en Sophia van Ouwerkerck echtelieden woonende tot Utrecht en Jan van Ouwerkerck en Henrickje Reyniers insgelijks echtelieden wonende alhier mitsgaders Annitje Wanderts, weduwe van Reynier van Ouwerkerck in haar kwaliteit als moeder van de voornoemde, Henrick Pieters Fiers als oom en de eerdergenoemde Pieter en Jan van Ouwerkerck als broeders en voogden over Geertruijdt, Wandert, Neeltje en Renier van Ouwerkerck minderjarige nagelaten kinderen van Reijnier van Ouwerkerck zaliger door hem bij de voornoemde Annitje Wanderts in echte verwekt tezamen erfgenamen van de voornoemde Annitje Pieters van Ouwerkerck zaliger voor de andere helft, aan Steven Scheer, bierdrager alhier, een huis en tabaksschuurtje met een hof daarachter strekkende van de steeg van de Hellestraat af tot aan de Singel en staande aan de westzijde van Hellestraat, belend aan de ene zijde: de weduwe van Jan van Loeveseijn aan de andere zijde: Hendrick van Colffschooten. [599]
COMMENTAAR(¥) Men zou hieruit concluderen dat PIETER VAN OUWERKERK (kw. nr. 3688) de vader moet zijn van Reijnier (Jansen?) van Ouwerkerk, maar dat klopt niet met diens patroniem.
3688. PIETER VAN OUWERKERK.
Uit hem:
- a. Annitje Pieters van Ouwerkerck, ovl. vóór 1718, tr. vóór 1718 Arent Vriend, ovl. na 1719.
- b. Aleijda Pieters van Ouwerkerck, geb. Amersfoort vóór ca. 1665, ovl. na 1719, wonend te Amersfoort (1689, 1719), tr. 1o Wilhelmus Christoffelse, ovl. vóór 1689, otr./tr. 2 Amersfoort geref. 13-7/1-8-1689 (zij onder patroniem) Hendrick Pieters Fiers, geb. Zeeskappel in Vlaanderen, ovl. na 1719, wonend te Amersfoort (1689, 1719), verkrijgt het burgerrecht te Amersfoort 31-10-1718 voor hem, sijn huijsfrouw Aleijda Peters van Ouwerkerck ende haerlieder soon Peter Hendriksz Fiers, beijde alhier geboren.
- c. Pieternella van Ouwerkerk, tot Amsterdam (1718, 1719).
- d. Reijnier (Jansen?) van Ouwerkerk, geb. vóór ca. 1665, (kw. nr. 1844)
Weeskamer te Amersfoort:
1724: Pieter van Ouwerkerck en Evertje Brom. [600]
1724: Pieter van Ouwerkerck en Annitje van Colverschoten. [601]
Op 6-2-1740 verkopen Jan Veenendaal en zijn vrouw Geertruijd Ouwerkerk, aan Johannes van Rijswijk, een huis of kamer in de Mooierstraat (Moyestraatje) belend aan de ene zijde: Johannes van Rijswijk, aan de andere zijde Jan Krieger. 135v 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811 436-35 [605]
Op 7-8-1741 verkopen Jan van Veenendaal en zijn vrouw Geertruyd Ouwerkerk en Jacobus ten Toorn, meerderjarige jongeman, Eduard ten Toorn en zijn vrouw Anna Catharina Veugding (Jacobus en Eduard zijn kinderen van Pieter ten Toorn en Elisabeth Veenendaal, in leven echtelieden), Anthoni Staats en zijn vrouw Cornelia Veenendaal, tesamen met Hendrik ten Toorn erfgenamen van Maria de Groot die weduwe van Eduard Veenendaal is, allen tezamen voor genoemde Hendrik ten Toorn caverende aan Jordanus van Rijswijk en zijn vrouw, twee woninkjes of huisjes in de Scherbierstraat, met de halve plaats tot aan de opgehaalde muur, belend aan de ene zijde de Mooierstraat (Moyestraatje), aan de andere zijde Abraham Wijnands. [606]
1846. REIJNIER HENDRICKSEN DEN ELSEN, geb. vóór ca. 1660, ovl. na 1711, overleden 18-4-1724 te Amersfoort CHECK!
j.m. (1684),
bewoont een huis, hof en hofstede, staande en gelegen in de Muurhuizen of Breestraa, uitkomende in de Kromme Elleboogsteeg (1697),
woont te Amersfoort (1704),
huw. get. (1711),
otr./tr. 2o Amersfoort geref. 3/19-10-1704
JANNETJE PETERS, wed. van Hannes de Wit, wonend te Amersfoort (1704),
otr./tr. 1o Amersfoort gerecht 8/29-4-1684 (get. zijn broer Anthonij Henricxe, en haar vader Arien Pontman)
1847. MARIJTJE ARIENS PONTMAN, geb. vóór ca. 1665, ovl. vóór 1704, j.d. (1684).
In september 1757 is in het register van de weeskamer aangetekend 'Willem Thomasen wegens Geertruyd den Elsen, verklarende dat sij geen onmondige Erfgename nagelaten heeft'. [608]
Willem Thomassen, geboortig van Zutphen, is op 21-11-1746 geadmitteerd (burgerrechten verleend) voor halve leges als getrouwt aan Maria van Leuningen, een borgers dogter.
1848. WILLEM (WILHELMUS) ADRIAENSZ (DE) PRONCKER(T)(¥), ovl. 1679-1686, betaalt ƒ 6,5,-- (verminderd tot ƒ 3,2,8) Familiegeld (1675) als Willem Pronckert in de Muurhuizen te Amersfoort,[609] wednr. van Geertruit Woutersvan Dijc (1678), otr./tr. 2o Amersfoort gerecht 29-10/11-11-1678 (get. haar vader Barent Baltusz) en tr. 2o Amersfoort Oud Kath. 't Zand 12-11-1678 (in civitate voor de gemeente) ENGELTJE BARENTS (BERENS), geb. vóór ca. 1660, j.d. van Amersfoort, doopget. (1677, 1679), dr. van Barent Baltusz (zie Baltusz, ), tr. 1o voor 1673
1849. GEERTRUIJDT (GEERTRUDIS) WOUTERS VAN DIJC, geb. vóór ca. 1655, ovl. 1677/78.
COMMENTAAR(¥) De herkomst van Willem (Wilhelmus) Adriaensz (de) Proncker(t) is onbekend. Uit Amersfoortse bronnen is niet gebleken waar hij mogelijk vandaan komt. Onderzocht is of er mogelijk een verband is met een geslacht Pronckert uit IJsselstein. Vooralsnog kon geen enkele relatie tussen de 17de eeeuwse leden van dit geslacht te IJsselstein en omstreken en het Amersfoortse geslacht worden gevonden. De gegevens staan in de ⇒ Fragment Genealogie Pronckert . |
Baltusz | ||
Barent (Berent) Baltusz (Balthazarser) (de Thoeter / Toeta?), geb. vóór ca. 1630, ovl. na 1678, j.m. van Amersfoort, soldaet onder Capiteijn du Boier? (1637),
not. get. (1677, 1679 als Beernt Balthuyszn),
otr./tr. Amersfoort geref. 28-10/14-11-1637
Lijsbetgen Berents, j.d. van Amersfoort (1637).
|
1852. PETER JANSZ VAN COUWENHOVEN, geb. vóór ca. 1665, beg. Amersfoort 2-1-1717, otr./tr. Amersfoort RK Kromme Elleboog 28-1-1687, gerecht 14/28-1-1687 (get. zijn moeder Annetje Jans, h.v. van Jan Aertsz van Couwenhoven, die consenteert (indispositie), en haar moeder Cuijndertje Meijnsz, wed. van Willem Theunisz)
1853. WEIJNTIE WILLEMS, geb. vóór ca. 1665, beg. Amersfoort 22-7-1724, j.d.
COMMENTAAR(¥) zoek op EK 25/60. |
1854. PETER EVERTSEN (VAN) KERKHOVEN (KERCKHOFF), geb. vóór ca. 1665, beg. mogelijk Amersfoort (impost) 26-1-1747 (als Peeter Kerkhof), j.m.
otr./tr. 2o Amersfoort gerecht 13/30-5-1711 (als wednr. van Anna Paulus)
HENRICKJE JANS, doopget. (1737),
wed. Hans Jurrien de Graaff.
otr./tr. 1o Amersfoort gerecht 11/26-11-1687 (get. zijn vader Evert Petersz Karckhof, en haar zuster Lambertje Paulus van Rodersteijn, h.v. van Willem Hendricksz, wollewever)
1855. ANNITJE PAULUS VAN RODERSTEIJN, geb. vóór ca. 1665, ovl. Amersfoort 4-5-1710 (als Annitje Paulus), j.d.
COMMENTAAR(¥) zoek op EK 20/53 |
1884. ARENT DIEPRINCK, geb. vóór ca. 1630, ovl. na 1674, geref. lidmaat te Amersfoort 17-4-1652 als schoolmr. op de Cingel (wijk Bloemendaal),[612] treedt op in akten als Mr. Aernt Dieprinck, duijts schoolmeester en borger te Amersfoort wonend op de Bredestraat (1664..1674), tr. vóór 1655 (huwelijk niet gevonden te Amersfoort op achternaam)
1885. ANNA VAN (DER) VEEN, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1659-1678.
![]() |
De schoolmeester.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 12-4-1678 machtigt Judith Fredericx, wonend te Amersfoort, wed. van Andries van der Veen, Samuel Thiens, schepen van Amersfoort om haar bezit te verkopen en hieruit schulden en begrafeniskosten te betalen en het overschot aan haar dochters nagelaten kinderen bij Arent Diepringh uit haar (de dochter) verweckt, te voldoen. Zij verzoekt van het weinige dat zij bezit om een eerlijke begrafenis. [613]
1888. REYN(N)(IER) HE(E)(R)RES (HEERTS) (POTJE, POTSMA)(¥), geb. Sneek, als Reinier Heeres geref. lidmaat te Sneek op belijdenis 10-3-1671 [614] pottebakker te Sneek (1674), wordt als Reijnier Heres Potje, afkomstig van en geboren te Sneeck in Vriesland, burger van Amersfoort op 22-5-1693, otr. Sneek geref. en gerecht 8-5-1669 (als Reynnier Heerts Potsma) tr. Sneek geref. 4-6-1669
1889. ANTIE (ANTJE) HEERTS.
COMMENTAAR(¥) Zou hij dezelfde zijn als Rein, ged. geref. Bolsward 10-1-1650 als zn. van Heere Fransen en een niet genoemde moeder? Dit is de enige doop van een Rein Heres in heel Friesland rond die tijd. |
1890. EVERT NN, otr. wellicht Jacobje NN (naamgeving kleinkinderen!)
1892. PHILIP(S) PHILIPS DE ROGIER / ROSIER (CONIA(E)RD), ged. geref. Amersfoort 2-12-1636 (als Philippus Philipsz Coignard), beg. Amersfoort 12-12-1716 (als Philip Rosie, laat kinderen na), j.m. van Amersfoort (1657),
geref. lidmaat te Amersfoort 20-9-1657 op belijdenis, woont dan op den Hof [617], komt op de lijst van Familiegeld (1675) niet voor onder patroniem of achternaam, wel is er een Philip, daghuurder in de Scherbierstraat die nihil betaalt,[618],
wednr. van Hester Dircks van Bronckhorst! wonenD te Amersfoort (1704),
otr. 2o Utrecht geref. 5-3-1704 (get. Lijsbeth Houtman haer moeje) en
otr./tr. 2o Amersfoort geref. 29-3/15-4-1704 (hij als wednr. van Hester Dircks van Borghorst) met attestatie naar Utrecht
PETRONELLA VAN HINTMAN / HOUTMAN, j.d. wonend in de Ballemarckenstrate? te Utrecht (1704),
otr./tr. 1o Amersfoort geref. 5/31-3-1657
1893. HESTER DIRKS BURGHORST (BORCKHORST), ged. Amersfoort 1-1-1637, ovl. 1681-1704, j.d. van Amersfoort (1657),
geref. lidmaat 30-9-1655 te Amersfoort. [619]
Coignard / Rogier |
Ia. Philips Coignard (Congiaert), j.m. van Samuer in Vrancrijck (1634),
otr./tr. Amersfoort geref. 23-8/07-9-1634
Geertgen Jans, wed. van Jan Stevensen van Amersfoort (1634),
|
Op 10-10-1729 compareren te Amersfoort Daniel de Rosier en Pieter Buijs, borgers. Zij regelen de begravenis, met het recht op eventuele nalatenschap, van hun beider schoonmoeder Catharina Tallart, overleden, wed. van Jan Kock. [621]
Op 8-8-1733 verkopen Jan Schouten voor hemselve en als gemagtigde van Ammerentia van Os sijne huijsvrouwe, Margaretha van Speuijenburg, Maria van Speuijenburg, Clementia van Speuijenburg, Cornelis van Meijn, Cornelis van Birkhoven, de kinderen van Hendrik van Raelt ende Ida van Os, aan Daniel Rosij, bombasijdewerker, een sekere huijsinge hof ende hofstede staende op Bloemendal, belend aan de westsijde daaraen de rechtersijde Maria Terling, aen de linkersijde de steeg. Authorisatie d.d. 12-11-1731 en procuratie d.d. 6-12-1731 voor notaris Steven van Brinckesteijn. [622]
Op 8-8-1733 lenen Daniel Rosij ende Catharina Kok, egtelieden, van Wilhelmus de Bruijn, predicant tot Cootwijk, een bedrag van 300 gulden, met als onderpand sekere huijsinge hof ende hofstede staande alhier op Bloemendal, belend aen de westzijde, daar aen de rechtersijde Maria Terling, aen de linkersijde een steeg. [623]
Op 13-4-1744 verkopen Jacob Janszen Veldhuisen en zijn vrouw Meijnsje van Langelaar, en Cornelia Langelaar, weduwe van Daniel Rosier, aan Hendrikje Spoor, meerderjarige dochter, twee huisjes in de Creupelstraat, belend aan de ene zijde: van het ene huisje Rijk de Wijs en Gerrit Overkamp, aan de andere zijde: van het andere huisje Johannes Spoor en Johannes van Bennekom. [624]
COMMENTAAR(¥) zoek op |
COMMENTAAR(¥) vul aan EK 19/108 |
1894. JAN JANSZ VAN BREE(¥), geb. vóór ca. 1630, ovl. 1684-1694, j.m. van Utrecht wonende in Lauwerecht (1654), wednr. van Neeltje Cornelis van Amersfoort wonend in het Moijestraatje (1673), wordt als Jan Jansen van Beer op de Heyligenbergh, van Utrecht, met zijn huisvrouw Neeltien Cornelis geref. lidmaat te Amersfoort 22-6-1662,[628] treedt op als get. in akten (1676), otr./tr. 2o Amersfoort geref. 16-1/09-2-1673 NEELTGEN JANS, wed. van Hessel Hesselsz van Amersfoort wonende in de Breestraat (1673), otr./tr. 1o Utrecht in het Teunis Gasthuijs geref. 22-10/07-11-1654 (hij als Jan Jansen
1895. NEELTJE CORNELIS, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1669-1673, j.d. van Utrecht wonende in Lauwerecht (1654).
Drie huwelijken van Neeltgen Jans |
Neeltgen Jans, geb. vóór ca. 1640, j.d. van Amersfoort wonend te Naerden (1660),
wed. van Hessel Hesselsz van Amersfoort wonende in de Breestraat (1673),
wed. van Jan Jansen van de Bree wonende te Amersfoort (1694),
otr. 1o Amersfoort geref. 6-10-1660 (geboden gaan tot Narden, betoon gegeven naar Naerden 21-10-1660)
Hessel Hesselsz, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1662-1673, j.m. van Amersfoort (1660),
otr./tr. 2o Amersfoort geref. 16-1/09-2-1673
Jan Jansz van Bree, geb. vóór ca. 1630, ovl. na 1684, zie kw. nr. ⇒ 1894 hierboven,
otr./tr. 3o Amersfoort geref. 6/24-4-1694
Peel Splintersz, j.m. wonend te Amersfoort (1694).
|
COMMENTAAR(¥) Is er verband met Laurens van Bree, zadelmaker uit Utrecht, die burger wordt van Amersfoort 21-12-1657? |
Op 4-6-1684 verkoopt Rutger Jacobus van Drakenburgh, voor hemzelf en zich sterkmakende voor zijn broeders, zusters, zwagers en kinderen en erfgenamen van Everard van Drakenburgh in zijn leven majoor dezer stad, mede erfgenamen van Rutger Evertgen van Drakenburgh bij zijn leven oud burgemeester en Sophia Henricx, gewezen echtgenote, aan Jan Jansen van Bree en zijn vrouw Neeltgen Jans, een huis, hof en hofstede staande en gelegen aan de Breedestraet op de hoek van 't Lieve Vrouwen Kerckhoff, waer het huis zijn uitgang heeft, belend aan de ene zijde het zelve kerckhoff, aan de andere zijde Jan Thonissen, metselaer. [629]
1896. ANTHONIS CORNELIS VAN LIJN(G), geb. vóór ca. 1590, ovl. 1649-1666, afkomstig van Amersfoort (1615),
belender in de St. Jansstraat (1620),
timmerman (1622),
vermeld als Tonis Cornelissen van Lijng op de lijst van Remonstrantse lidmaten te Amersfoort opgemaakt op 24-9-1643,
otr. Amersfoort geref. 15-10-1615 (beiden onder patroniem, met attestatie naar Woudenberg)
1897. DIRCKGEN AERTS, ovl. na 1649, afkomstig van Woudenberg (1615).
Op 21-6-1620 verkopen Tonis Cornelisz en zijn vrouw Dirrickgen Aerts, aan Steven Claesz, een huis op de hoek van de Sint Jansstraat belend aan de ene zijde: de St. Jansstraat, aan de andere zijde: de transportanten. [630]
Op 2-7-1622 verkopen Thonis Cornelisz, timmerman, en zijn vrouw Dirckgen Aerts, aan Reijer Cornelisz Taets en zijn vrouw Anna Thonis, een huis op de Singel belend aan de ene zijde: Henrick Both, aan de andere zijde: Peter Crijnen. Op een last van 100 gulden hoofdsom toekomende de weduwe en erfgenamen van Evert Claesz, kistemaker, nog 225 gulden t.b.v. Mr. Henrick Willebrantsz, captein der Armes, nog 100 gulden hoofdsom t.b.v. Anthonia Melis van Dronckelaaersdochter [631]
Op 26-4-1649 lenen Leendert Jansz, korenkoper en Henrick Temminck en hun respectieve erfgenamen, van Tonis Cornelisz en Dirckjen Aerts zijn vrouw. Jan Cornelisz en Neelgen Jans zijn vrouw. Teunis Gerritsz en Neeltgen Cornelis zijn vrouw, met als onderpand: twee huizen met hof en hofstede: 1) de eerste in de Sint Jansstraat, belend aan de ene zijde: Claes Evertsz, kistenmaker, aan de andere zijde: Atris Willems, 2) de andere op de Singel, belend aan de ene zijde: Jan Henricksz, kleermaker, aan de andere zijde Wiecheman Jansz, linnenwever. Voldaan. [632]
COMMENTAAR(¥) Geen geref. dopen te Amersfoort gevonden. Wellicht waren zij al Remonstrants. |
COMMENTAAR(¥) In 1647 worden Aart Thonisse van Lijn en Baptist Hendriksen Mol, echtgenoten, Rem. lidmaat te Amersfoort na gedane belijdenis. Wie is hij? Baptist Henricksen gebruikt in 1693 een huis in de Lavendelstraat. Zij is kennelijk een dr. van Hendrick Gerritsen Mol en Margriet Baptist. |
Op 3-8-1678 lenen Willem van Liender en Jan Aertsz Moms, als speciale gemachtigden van Philips Gijsbertsz Buijs en zijn vrouw Engeltje Martens Eemnes, van de ergenamen van Aleijda van Ingen, een plechte van 200 gulden van 28-6-1615, tot welke plechte den voornoemde Philips Gijsbertsz als een mede erfgenaam van Aeltgen Jan Philipsdochter in haar leven huisvrouw van Gijsbert van Lielaar, oud-schepen en raad, met als onderpand huis, hof en hofstede op de Kamp waarvan eigenaar is Aert Antonisz van Lijn. [634]
Op 8-2-1696 leent de speciaal gemachtigde van Trijntje Paulussen, weduwe van Aert van Lijn, van de diaconie der Remonstrantse gemeente, 900 carolij gulden à twintig stuivers per stuk, met als onderpand: huis, hof en hofstede staande en gelegen aan de Kamp (op de Campstraat), met de hof daarachter gelegen, belend aan de ene zijde: Anthonij van Voskuijlen, aan de andere zijde: Trijntje Paulussen zelf. [635]
Op 25-1-1699 verkoopt Anthony van Goudoever, procureur, als curator over de boedel en nalatenschap van de weduwe Aert Anthonissz van Lijn, geaufugeerde (=weggevluchte), en heeft in die kwaliteit op 19-23-1698 de boedel verkocht,
- 1. aan Ellert van Bemmel, factoir in tabak, een huis, hof en hofstede, gelegen aan de Kampstraat, zijnde de hof op het einde omtrent 34 voeten breed aan welkers einde Henrick Rutgers, tabaksman, met zijn hof tegenaan gelegen is, belend aan de ene zijde ..., aan de andere zijde het andere huis van de geaufugeerde door Cornelis van Coevorden gekocht. [636]
- 2. aan Cornelis van Coeverden, een huis, hof en hofstede, staande aan de Kampstraat, wezende de hof op het einde 24 voeten breed aan welker einde Henrick Rutgers, tabaksman met zijn hof voor een gedeelte tegenaan gelegen is, hebbende dit huis een vrije uitgang in de Conincxstraat (Coninckstraat) en wezende voor de helft gerechtigt tot de put op het einde van de hof, belend door het huis waar de geaufugeerde ingewoond heeft en door Ellert van Bemmel gekocht. [637]
Op 25-1-1662 verkopen Oth Harmans van den Treeck als gemachtigde van Evert Gerrit van Malsen en zijn vrouw Geurtgen Goris Botter alsmede Anna Goris Botter, genoemde Geurtgen en Anna mede kinderen en erfgenamen van Goris Aertz Botter. Krachtens twee distincte procuraties renuntieren zij van de genoemde goederen, aan Elisabeth van Kempen, als moeder en momberse van haar onmondige kinderen, geprocreëert door Aert Goris zaliger, een huis, hof en hofstede, staande en gelegen op de Haviker Graft door de behout vader en moeder en de eigen vader en moeder resp. nagelaten belend aan de ene zijde: Lambert Willemz, metselaer, aan de andere zijde: Aert Gerritz. Procuratie op 7-9-1661 voor Thomas Masius procuratie op 26-9-1661 voor Dirck de Romare, notaris te Utrecht. [638]
Op 28-11-1688 testeren Jan Thonis van Lijn, metselaer wonend te Amersfoort, en zijn echtgenote Elisabeth Henricx. Zij vermaken elkaar de lijftocht van hun bezit, waaronder stenen, pannen, kalck etc., waar ook gelegen, behalve die linnen en wollen clederen en cleynoden ten lijve van Jan, die zullen gaan naar zijn zoon Anthonis Jans van Lijn en die van Elisabeth naar hun dochter Dirckje Jans van Lijn. Ook blijft buiten de lijftocht het linnen tot de huishouding behorende. Indien zoon Anthonis bij hun overlijden nog ongehuwd is ontvangt hij 150 gulden. De getrouwde kinderen van de comparante zijn uit het gemeen uitgezet en hun dochter Dirckje is wel gekleed en gereed, daarom prelegateren zij nog aan Goris Aert Botter, (voorzoon van Elisabeth), een wapenring, aan Herman Aerts Botter een ring met 7 steentjes, aan zoon Anthonis van Lijn een ring met 3 steentjes en aan Dirckje haar dubbele hoepring. Zij secluderen de weeskamer etc. Getuigen: Cornelis Jacobs en W. Pannecoeck. [639]
COMMENTAAR(¥)
De volgende hoort hier vermoedelijk niet thuis:
|
1898. CLAES JACOBSEN VAN GROENENBERG, ged. Amersfoort geref. 15-4-1596, ovl. na 1672, j.m., wonend te Amersfoort (1621),
huw. get. (1656, 1662),
geref. lidmaat te Amersfoort op belijdenis 24-12-1619, wonend op de Weverscingel,
meestertimmerman (1644..1664),
treedt op als momber van Jannitgen Cornelis, weduwe en lijftochterse van Gerrit Hendrixksz (1652),
otr./tr. Amersfoort geref. 13/21-10-1621
1899. PETERTGEN WOUTERS (VAN BURGHSTEEN), geb. vóór ca. 1600, ovl. na 1672, j.d. van Amesfoort (1621).
Op 29-4-1664 lenen Claes Jacobz van Groenenbergh, timmerman en zijn vrouw Petertgen Wouters van Juffrouwe Geertruijt Ram, weduwe van Willem van Schaack, in leven oud-schepen van deze stad 500 gulden tot 20 stuivers het stuk met als onderpand een huis aan de Weverssingel belend aan de ene zijde Cornelis Willmz en zijn vrouw Aeltgen Meensofen, aan de andere zijde NN en zijn vrouw Geesgen. De akte is doorgestreept, in de marge: compareerde Gijsbert Ouderdoelen die eigenaar is van de plegt bij acte van cessie 30-5-1719, dat 500 gulden betaald is, acte geroyeerd 9-5-1739. [641]
Op 11-3-1672 testeren te Amersfoort Claes Jacobs van Groenenbergh ("swack van lichaam etc."), wonend te Amersfoort, en zijn echtgenote Petertje Wouters van Burghsteen. Zij verwerpen alle eerdere wilsbeschikkingen speciaal die van 16-9-1662 voor notaris Dirck Matheus. Zij vermaken elkaar de lijftocht van hun bezit, en prelegateren aan: Jacomina van Groenenbergh, hun dochter voor getrouwe diensten aan haar ouders, aan Johannes Dirks van Groenenbergh, zoon van wijlen hun zoon Dirck Claes van Groenenbergh, aan Oen Joosten, zoon van wijlen Cunera van Groenenbergh. (Verder op in dit testament wordt Petertge Wouters genoemd: Geertge Wouters. Zij tekent als Petertje Wouters. Petertje Wouters van Burghsteen prelegateert aan haar dochters: Marije van Groenenbergh, huysvrouw van Reynier van Lijn (1/4 part), aan Jacomina van Groenenbergh (1/4 part), aan Johannes Dirks van Groenenbergh, zoon van wijlen Dirck van Groenenbergh (1/4 part), aan Oen en Lambert Joosten, zonen van wijlen Cunera van Groenenbergh (1/4 part). Zij secluderen de weeskamer. [642]
In een akte van 1719 wordt verwezen naar een plegt van 500 gulden kapitaal met de interest vandien, op 29-4-1719 gevestigd in een huis staande binnen deze stad op de W everssingel, alles breder omschreven in de plegtbrief daarvan door Claas Jacobsz van Groenenbergh, timmerman en Peter tje Wouters echtelieden, voor schout en schepenen dezer stad, ten behoeve van juffrouwe Geertruijd Cam, weduwe Willem van Schaal. [643]
Weeskamer te Amersfoort:
1657 Dirck Claesz van Groenenberch en Reyertgen Jansdochter . [644]
1662 Dirck Claesz van Groenenberch,Claes Jacobsz van Groenenberch en NN Dircks van Groenenberch. [645]
Op 1-5-1698 presenteren Aleijda Willems, weduwe van Johannes Groenenbergh, als moeje, en Wijmpje Jans, huijsvrouw van Wilhelmus Daff, als nigt, ter opname in het Burgerweeshuis te Amersfoort de dochters Marij, out 6 jaren, Evertje, out 9 jaren, Aris, out 10 jaren, van Gosen Willems, genaemt het Vuller, en Geertjen Aris.[646]
Op 3-12-1689 testeert Jacomijntje Claes van Groenenbergh, meerderjarige dochter, "sieck te bedde leggende", borgerse van Amersfoort. Zij legateert aan: - Johannis van Groenenbergh, zoon van haar broeder Dirck Claes van Groenenbergh saliger 25 gulden; - Odon Joosten, zoon van haar zuster Cunera Claes van Groenenbergh saliger ook 25 gulden. - Margriet Reyniers van Lijn, dochter van haar zuster Maria Claes van Groenenberg, haar bed en toebehoren; - Aleyda van Lijn, dochter van haar zuster Maria, haar kastje en haar beste rok. Zij benoemt tot haar universel erfgename: haar zuster Maria Claes van Groenenbergh, gehuwd met Reynier van Lijn. Zij secludeert de Weeskamer. Akte ten woonplaatse van de testatrice. Getuigen: Jacobus van Coot, Laurens Jacobs (tekent: Louwerens Jacopsen) en Gerrit van Bogerijen, borgers van Amersfoort. [648]
1900. DIRCK BARTELS(¥), geb. 1598/99, ovl. na 1667, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 16-7-1668 ("Dirck Bartholomeusz van Amersvoort op de Elantsgraft, ƒ 15,--"), lijndraijer (1623, 1628, 1645),
huw.get. (1667),
bij eerste huwelijk vermeld als Dirck Bartelsoon,
out 24 jaren, lijndrajer, van Alckmaar wonende in de Palmstraet te Amsterdam (1623),
bij tweede huwelijk vermeld als Dirck Bartelss lijndrajer van Alcmaer, wednr van Anna IJbes wonend in de Elantstraet,
otr. 1o Amsterdam geref. 9-9-1623 (get. haer broeder en suster (svitter g len..st ende..Ytgen ijkles ?)haar suster NB Zoek uit)
Anna IJben ( IJdes, Ides), geb. 1596/97, ovl. 1636-1645, bij huwelijk van (Embden?) out 26 jaren geen ouders hebbend, wonend in de Egelentierstraet (1623),
otr. 2o Amsterdam 9-12-1645 (in margine: hij heeft bewijs den 21 novembris 1645 gedaen, zij heeft den 28 octobris 1644 bewijs gedaen)
Annetie Jans, wed. van Gerrit Clengemans, van Amsterdam, wonend op de Keisergracht (1645)
COMMENTAAR(¥) Dirck Bartholomeusz herhaaldelijk in akte a'dam mr. Metselaer |
COMMENTAAR(¥) Is hij Dirck Bartholomeusz van Amersvoort, beg. Amsterdam Nieuwe K. 16-7-1668. |
Op 24-1-1659 compareren te Alkmaar Bartelomeus van Stuijvenberch, schilder thans wonend tot Egmond op den Hoeve en Wilhelmus Stuijvenberch, metselaer wonend te Amsteldamme, beijde jongegesellen van competente ouderdomme(¥), en gezond etc. Zij maken een mutueel testament. Als een van hen zonder kind of kinderen uit een wettig huwelijk overlijdt dan wordt de ander de enige universele erfgenaam. Indien op dat moment Dirck Bartelemeus van Amersfoort, heurluijder vader nog in leven is dan dient de langstlevende aan hem de blote legitieme portie uit te keren. Akte ten huize van de notaris in de Langestraet. Getuigen Jan de Waal Michielsz wonende te Alkmaar en Sijmen? Jansz Visseler mede buijrman tot Egmont op den Hoeve. Wg. getuigen en comparanten die tekenen Stuijvenbergh. [649]
COMMENTAAR(¥) Te interpreten als: beiden minstens 25 jaar oud, dus geboren voor 1634?.
COMMENTAAR(¥)
Willem Dircxsz Stuijvenburg, geb. vóór 1634?, beg. Amsterdam Karthuizer Kerkhof 7-11-1669 ("Wilhelmus Stuijvenburgh in de Roosestraet, .., baar van 4 en roef", metselaer te Amsterdam (1659, 1664, mr. 1668),
maakt een mutueel testament met zijn (volle?) broer Bartelomeus van Stuijvenberch (1659),
koopt (1664) en verkoopt (1668) een erf met getimmerte in de Oude Looiersstraat te Amsterdam,
Op 8-2-1664 verkoopt Dirckje Michiels, wed. van Jan Adriaensz, metselaer, geasst. met Abraham Isaacxsz, caertafsetter als haar voogd, mede Jan Slippert, Dirck Bartolomeus ende voorsz Abraham Isaacxsz hare vierendelensoonen, aan Willem Dircxsz Stuijvenburg, metselaer een erf met getimmerte in de Oude Looiersstraat te Amsterdam. Volgen belendingen en nader bepalingen Koopprijs ƒ 1200,--. [650] Op 24-1-1668 verkoopt Willem Dirksz van Stuijvenberg mr. metselaer, met Dirck Bartolomeus, sijn vader als principael, mede met Jan Janszeval? schoenmaeker als borgen, bovengenoemd erf met getimmerte in de Oude Looiersstraat te Amsterdam, aan Christoffel van Enden. Koopprijs ƒ 950,-- contant. [651] |
COMMENTAAR(¥)
In Alkmaar is het volgende gevonden:
|
COMMENTAAR(¥)
Dirck Barts (Bertsz, Bartholomeus), geb. 1616/17, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 16-7-1668 ("Dirck Bartholomeusz van Amersvoort op de Elantsgraft, ƒ 15,--"), bij eerste huwelijk vermeld als Dirck Bartss (tekent Dierck Bertsz) metselaersgesel van Amersvoort wonend in de Langestraet, out 20 jaer, geen ouders hebbend (1637),
bij tweede huwelijk vermeld als Dirck Bartholomeus steenkoper van Amersfoort en wednr. van Aeltje Willens wonend op de Prinsegracht (1655).
Hij otr. 1o Amsterdam geref. 1-1-1637 (haar get. Willem Alberts haer vader, in margine: hij heeft acte van de voochden goet ingebracht ... de handt van D Matheus van pres(ent?)) Aeltje Willems (Willens), ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 7-4-1613 (get. Jan Klaesz, ovl. vóór 1655, bij huwelijk Aeltie Willems (tekent Aeltien Wijlms) van Amsterdam, out 19 jaer (sic!), wonend in de Bloemstraet (1637), dr. van Willem Alberts en verm. van Jannetje Jans Hij otr. 2o Amsterdam pui 10-3-1655 (in margine: hij en sij hebben de weesc(amer) voldaen den 2 maert en 25 feb 1655, w.g. beiden) Aeltje Broers, beg. Amsterdam Karthuizer Kerkhof 13-9-1669("Aeltie Broers op de Elantsgraft aen de Noort sij naest De Witte Lelie, daer bleijft 1 kint nae*, (1on .doot van 16 en rof), bij tweede huwelijk van Amsterdam en wed. van Pieter Michiels wonend op de Rosegracht (1655). * Beg. Reg. Weeskamer: "Aeltje Broers Elantsgracht 13-9-1669 - 1 (nagelaten kind)" [652] Er is verder niets genoteerd bij deze inschrijving. [653] mogelijkheden begraven Aeltje Willems Aeltje Willems Zuiderkerk 28-11-1654 letter F cleijnester ? ƒ 10,13,-- Aeltge Willems Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 21-6-1653 op de Nieuesitsvoorburchwal Aeltge Willems Zuiderkerk 21-3-1653 letter A ƒ 10,13,-- Aeltge Willems Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 15-7-1651 op de Keijsersgracht ƒ 8,-- Aeltien Willems Wester Kerk 13-7-1648 Rosegraft ƒ 10,13,-- |
COMMENTAAR(¥)
Eerder huwelijk van Aeltje Broers.
Petrus (Pieter) Michielss(en), beg. Amsterdam Karthuizer Kerkhof 25-10-1654 ("Pieter Machielsen op de Roosengraft schuijn over het d..lop naest de Vergulden Hoet de vrou hiet Aeltie, daer blijven 2 kinderen na, een roef ..ouwedort? van 14") bij tweede huwelijk van Hiegum?, wednr. van Anneken Willems kompt? van de wath? in de Loijerstraet (1641), tr. 1o voor 1641 Anneken Willems, ovl. vóór 1641 otr. 2o Amsterdam pui 25-5-1641 (haar get. Broer Jelisz en Ghijsbertie Dircx sunt ouders) Aeltje Broers, geb. 1611/12, bij huwelijk van Amsterdam, out 29 jaar, wonend op de Angeliersgracht (1641) dr. van Broer Jelisz leertouwer van Collum.
|
COMMENTAAR(¥)
EVEN WEG
|
1902. RUTGER JANSEN, ged. Amersfoort geref. 4-9-1599, ovl. na 1669, j.m. van Amersfoort (1627),
geref. lidmaat te Amersfoort op belijdenis 19-7-1628 als zoon van Jan Segersen,
metselaar (1631),
huw. get. (1660, 1667),
otr./tr. Amersfoort geref. 10-3/8-4-1627
1903. AGNIESJEN DIRCKX, ovl. 1660-1669, j.d. van Amersfoort (1627),
geref. lidmaat te Amersfoort op belijdenis 24-9-1631 als h.v. van Rutger Jansen, metselaar,
huw. get. (1660).
![]() |
De metselaar.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 29-4-1669 verkopen Helmich Barlemeijer en zijn vrouw Emmitgen Jacobs Buijs, aan Rutger Jans, weduwnaar van Agniesgen Dircks, zeker huis met alles wat daar toebehoort, staande en gelegen in de Lieve Vrouwestraat, strekkende voor van de straat tot aan de scheidsmuur toe waarin de balken liggen van de comparant. De omschrijving bepaalt verder dat bouwwerkzaamheden op een verantwoorde manier altijd gedaan mogen worden en gedaan moeten worden en ook dat de waterlozing langs de scheidsmuur goed gehandhaafd blijft. Belend aan de ene zijde de comparant zelf, aan de andere zijde Rutger Jansz. [656]
Op 5-8-1709 verkoopt Harmannus Caan, procureur, als geauthoriseerde volgens appoinctement van het Edele Gerecht van dato den 20e juli 1709 op de requeste van den collecteur van het heerdstedegeld wegens de gedecreteerde huisinge van Rutger Janssen Erven, aan Dirk van Stuijvenbergh, meesterchirurgijn, een huis cum annexis, staande in de Lieve Vrouwestraat, belend aan de ene zijde de transportant, aan de andere zijde Agatha weduwe van Livius Harderwijk zaliger. [657]
Op 19-5-1675 verlenen Jan Rutgers en zijn vrouw cessie ten behoeve van Claes Arents [659]
Op 18-12-1670 testeren Dirck Rutgerszn, lootgieter, wonend Amersfoort, en zijn echtgenote Emmerentia Doedes, ("sieck te bedde liggende" etc.). Zij vermaken aan elkaar de lijftocht van hun bezit waar onder winkelwaren, en secluderen de Weeskamer etc. Getuigen zijn Steven Versteegh, Jan van Doesburgh te Amersfoort en Henrick Everts van Veenendael. [661]
Op 11-5-1677 machtigt Dirck Rutgers, lootgieter, wonend te Amersfoort, Lambert Thonnis, timmerman te Soest, om te ontvangen ƒ 30,- 10 st. voor geleverd lood en arbeidsloon van Johannes van Morst (Mast ?). [662]
1904. POUELS VAN GROENNINGEN, geweesene ruter van Chernasse (1637).
1925. GRIETJE JANS, j.d. van en wonend te Amersfoort.
1936. ROELOF ROELOFSZ VAN PIPPINGE (VAN PUPPIJN), geb. vóór ca. 1605, ovl. 1652-1661, jonckgesel uit Sticht van Munster (1623),
belender bij de St. Andriespoort (1647, 1650),
korfkoper en tabakspijpenmaker (1651), drager (1652),
otr./tr. Amersfoort geref. 15/23-3-1623 (beiden onder patroniem)
1937. BETGEN GERRITS, geb. vóór ca. 1610, ovl. na 1661, j.d. van Amersfoort (1623).
Zij wonen op het Havik aan de gracht (1651).
1941. AELTGEN JANS, beg. Amersfoort 2-2-1680[673], woonde voorheen te Rhenen nu te Amersfoort (1623),
wordt op 26-2-1679 als Aeltie Jans, de huisvrouw van Gosen Bos, provenier in't Blocklants Gasthuijs in het gasthuis ingeschreven wegens haar "groote armoede en hoogen ouderdom",[674]
tr. 1o voor 1623
JAN JANSEN, ovl. vóór 1623. Goosen Bosch en Aeltgen Jans kopen een huis in de Slijckstraat (1645) en wonen daar tot 1679/80.
1949. NN(¥).
1924. THOMAS (TEUNIS) STOFFELSZ, geb. ca. 1631, beg. Amersfoort 22-9-1712, opgenomen in het Burgerweeshuis te Amersfoort 10-12-1636,
als "zoon van Stoffel Thomasz, welcke kijnts moeder all over eenighe
jaren was overleden, ende van de doot des vaders men noch geen seeckere
kennisse was hebbende, out omtrent vijff jaren, d' borgemeester
Van Dam uuijt vrije wille volgens sijne presentatie jaerlicks sal
contribueren ses gulden, ende noch gelijcke ses gulden bij de oom
genaempt Dirck Davidtsz, messemaecker",[664]
j.m. van en wonend te Amersfoort (1653),
tr. Amersfoort geref. 8-6-1653 (get. voor hem weesmeester Gerrit Wesselsen, voor haar Gerrichien de Vouw namens haar moeder)
Uit dit huwelijk geref. gedoopt te Amersfoort :
Op 8-4-1651
verkopen Roeloff Roeloffs van Puppijn, korfkoper en tabakspijpenmaker, en Betgen Gerrits,
aan Aernt Matheusz, zijdelakenkoper,
een hof met een huisje daarin buiten de Sint Andriespoort,
belend aan de ene zijde: Warnaer van Hulsen,
aan de andere zijde: Aert Swersz, bakker.
[665]
Op
3-3-1652 lenen Roeloff Roeloffsz, drager en zijn vrouw Betgen Gerrits,
van Steven Albertsz Versteech, zijn vrouw en hun erfgenamen,
een hoofdsom van 300 gulden tegen een losrente van 18 carolusgulden per jaar,
met als onderpand: een huis op het Havik aan de gracht door comparanten bewoond en een kamer achter het huis, in de Muurhuizen.
In margine: 28-5-1661 Steven Albertsz Versteegh verklaart van Betgen Gerrits de schuldsom ontvangen te hebben. [666]
Op 13-5-1661 verkopen
Roeloff Roelofsz als gemachtigde van Betgen Gerrits, weduwe van Roelof Roelofsz van Pippinge geassisteert met mr. Steven Versteegh als haar gekozen momber,
Jan Roelofsz en zijn vrouw Jannitgen Peters,
Abraham Roelofsz en zijn vrouw Maria Philips,
Isack Roelofsz,
Jacob Roelofsz en Jannitgen Cornelis,
Aert Gerritz en zijn vrouw Gerritgen Roelofsz,
aan Goord Bartelz en zijn vrouw Jannitgen Jans,
een doorgaende huijsinge staande op Havik
belend aan de ene zijde: Beernt van Munster,
aan de andere zijde: de kinderen van Goris Aertz Botter,
tegen een losrente van 18 gulden spruitende uit zake van een hoofdsom van 200 gulden.
[667]
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Uit zijn huwelijken :
Uit zijn eerste huwelijk (van Pipping-Willems) (bij alle dopen ouders onder patroniem):
Uit zijn tweede huwelijk (van Pipping-Buijs) :
Uit dit huwelijk (bij een aantal dopen staat vadersnaam alleen onder patroniem, dan is van Pipping tussen haakjes toegevoegd):
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Uit zijn eerste huwelijk (van Pippingen-van Brakel) (o.a.?):
Uit dit huwelijk:
1938. CORNELIS REIJERTSSEN, geb. vóór ca. 1610, ovl. 1646-1649, j.m. wonend te Amersfoort (1635),
belender aan de Stadssingel (1637),
hoedemaker,
otr./tr. Amersfoort geref. 3/18-1-1635
1939. NEELTGEN EVERTS, vóór ca. 1615, ovl. na 1669, j.d. wonend te Amersfoort (1635),
wed. wonend te Amersfoort (1649),
doopget. (1669),
tr. 2o Amersfoort 8-12-1649
JAN CORNELISSEN, afkomstig van Renswoude (1649),
huw. get. (1663).
Cornels Reijersen en sijn huisvrouw Neeltjen Everts, wonend in de St. Jansstraat, worden "als passanten" geref. lidmaat te Amersfoort 24-12-1645.
Cornelis Reijers en sijn huisvrouw Neeltjen Everts wonend in de St. Jansstraat worden geref. lidmaat te Amersfoort 28-3-1646 op attestatie van Wijck (bij Duurstede).
Op 4-3-1637 verkoopt
Cornelis Reijerssen, roeper als bij uitcoop het recht verkregen hebbende,
aan Elisabeth Jans, jongedochter
een plechte van 200 gulden door Rijck Cornelissen van Amerongen en zijn vrouw Margariet beleden uit een huis in de Muurhuizen,
belend
aan de ene zijde: Gijsbert van der Maeth,
aan de andere zijde: de erfgenamen van Henric van Westhrenen.
[668]
COMMENTAAR(¥)
Het is onzeker of dit de juist Cornelis Reijersen betreft.
Op 13-10-1685 verkopen de volgende vier partijen
1. Cornelis Otten en Jelis Meussen wonende te Rhenen
als gemachtigden van Oth Reijerssen hun vader en schoonvader wonende te Rhenen, die voor een vierde part erfgenaam is van Trijntgen Reijers in leven laatst weduwe van Dirck Janssen van Bavoort,
2. en als gemachtigde van Jan Rijerssen nevens Isacq Jans en zijn vrouw Metgen Taets, Jan Janssen en zijn vrouw Anthonia Gerrits, Quiringh Berents en zijn vrouw Aeltgen Jansz, Steven Berentsen en zijn vrouw Gerritgen Jans en zich sterkmakende en de rato caverende voor Thonis Janssen hun broer en zwager, respectievelijk kinderen van de hiervoor genoemde Jan Reijerssen ook voor een vierde part.
3. Jan Gerritsen en zijn vrouw Henrickje Willems voor hunzelf en de voornoemde Jan Gerritsen als lasthebbende en zich sterkmakende voor Lucas Wolls en zijn vrouw Gijsbertje Gerrits, wonende te Utrecht. Leendert Janssen en zijn vrouw Annitgen Heijmans, dochter van Heijman Gerritssen, Wilhelmus Doeff als vader en voogd en de voornoemde Jan Gerritsen zich sterkmakende en de rato caverende voor Gertruijd Willems Doeff, dochter van Jannitgen Gerrits tezamen kinderen en kindskinderen van Geesje Reijers eveneens voor een vierde part.
4. Jan Cornelissen Coll en zijn vrouw Magdalena Cornelis, tevens Cornelis Janssen Cooll de Jonge voor zichzelf en zich sterkmakende voor Cornelis Janssen Cooll de Oude, Gerrit Cornelissen Cooll en zijn vrouw Anna Meijnssen, Jannitgen Cornelis Cooll, weduwe van Jacob Roeloffsen en Cornelia Cornelis Cooll weduwe van Thomas Gerritsen allen kinderen en kindskinderen van Cornelis Reijerssen voor het resterende vierde part,
ten eerste:
aan Petronella Coninck, jongedochter,
huis, hof en hofstede staande alhier op de Cingel,
belend aan de ene zijde: Cornelis van Linden,
aan de andere zijde: Jan Aertsen Mom,
ten tweede:
aan Bartholomeus de Vries en zijn vrouw
een hof gelegen buiten de Kamppoort aan de stadsgracht
belend aan de ene zijde Reijer Maessen Roberts erfgenamen, en
aan de andere zijde de erfgenamen van Anthonia van Oudewater laatst weduwe van Dirck van Cortrecht.
[669]
Op 18-5-1688
verkopen
Jan Cornelis Cool, voor zichzelf en zich sterk makende voor zijn kinderen, Gerrit Cornelis Cool, Jannetje Cornelis Cool, wed. van Jacob Roeloffs, en Cornelia Cornelis Cool, wed. Thomas van Gerrits,
tesamen kinderen/kleinkinderen van Cornelis Reyers en voor ¼ part erfgenamen van wijlen Trijntje Reyers, in leven huysvr. van Dirck Jans van Bavoort,
ten behoeve van Gerrit Everts Cock en zijn huysvr. en erfgenamen het ¼ part van de helft van een plecht van 400 gulden capitaal in de huysinge van Beernt Beernts, aan de Deze Singel. Deze laatste plecht is bij de scheiding gemeen gebleven omdat de hypotheek niet zoveel waard was dat bij verkoop daarvan iets geprofiteerd zou worden.
[670]
Uit haar eerste huwelijk (Reijersen-Everts) (volgens bovenstaande akten, geref. dopen in deze tijd vermelden allen de vadersnaam):
Uit zijn eerste huwelijk (Cornelissen-Jans):
Uit zijn tweede huwelijk (Cornelissen-Cornelisdr):
COMMENTAAR(¥)
Een van deze beiden is waarschijnlijk
Cornelis Jansz Kool, tr. vóór 1688
Jannetje Dircks, uit wie:
Uit zijn eerste huwelijk (Cornelissen-Meijnssen) (o.a.?):
1940. GOOSEN JACOBSZ (BOSCH), geb. Amersfoort vóór ca. 1600, ovl. na 1676 (1679?), wordt als Gosen Jacobsen Bosch, wonend op de Langegraft, Rotoorn, geref. lidmaat te Amersfoort 25-9-1641,[671]
betaalt als Goosen Jacobsz in de Slijkstraat te Amersfoort nihil Familiegeld (1675),[672]
belender in de Slijkstraat (1651, 1676),
provenier in't Blocklants Gasthuijs (1679),
otr./tr. Amersfoort geref. 19-4/27-4-1623
Op 25-11-1637 laat zijn oom Rijck Gijsbertszn Bosch in zijn testament vastleggen dat terstond na zijn dood, Gosen Jacobszn Bosch een legaat krijgt van ƒ 200 aan geld, zijn dagelijkse lakense clederen, gecoleurde mantel, hoed en zes hemden. Op 6-3-1642 wordt het testament door testateur echter gerevoceerd en geannuleerd.[675]
[676]
25-11-1645. Het transport wordt geregistreerd van een huis, hof en hofstede in de Slijkstraat, belend aan de ene zijde Oth Hermansz, timmerman,
aan de andere zijde Jacob Woutersz, bottercoper, dat is verkocht door Jan Lubbertsz aan Goosen Jacobsz Bosch, zijn vrouw en hun erven.[677]
29-10-1651. De burgers Gosen Jacobsz Vosch (sic!) en zijn vrouw Aeltgen Jans hebben ƒ 100 tegen een rente van 6 caroli guldens geleend van Steven Albertsz Versteegh. Het register meldt dat het huis, hof en hofstede in de Slijkpoortsteeg als onderpand dient.[678]
1-3-1653. In het transportregister van Amersfoort wordt vastgelegd dat de borgers Gosen Jacobsz Bosch en zijn vrouw Aeltgen Jans een hypotheek van ƒ 100 op hun woonhuis in de Slijckstraet, belend aan de ene zijde Oth Hermansz, timmerman,
aan de andere zijde Jacob Woutersz, bottercoper, hebben genomen. De schuld is aan de wijnkoper Gerard van der Meulen en is tegen een losrente van 6 Carolus gulden per jaar.[679]
Op 11-5-1668
verkoopt Gerritgen Andries voor haarzelf en als weduwe en boedelharster van Jacob Woutersz Brinck, geassisteerd met Wouter Jansz, waarover hij Jacob Woutersz in zijn leven momber is geweest,
aan Jan Baan van Sittert,
een huis, hof en hofstede staande in de Arnhemsestraat (Slijckstraat),
belend aan de ene zijde Goosen Jacobsen,
aan de andere zijde Thonis Gijsbertsen, cleermaecker.
Opmerking : "met de vrijheden, gerechtigheden en servituijten, dat Goosen Jacobsen de pomp staande op het geschey van deselve, aldaar moet gedogen en de coste die daaraan soude moeten worden gedaan, half gedragen, mitsgaders gedogen dat hij het water comende uit de voorseide pomp moet leyden door zijn kookhuisje in de Muurhuizen. Zois Thonis Gijsbertsen gehouden in de costen die aan sekere geut souden mogen worden gedaen, leggende tussen desselfs en de comparants huisinge, mede half te dragen.
[680]
14-6-1676. Gosen Jacobsz Bosch woont in de Slijkstraat (Arnhemsestraat) als het huis naast hem wordt getransporteerd.[681]
Uit dit huwelijk (o.a.?) :
1942. JAN ABRAHAMS(EN) (PALMA(R)), geb. vóór ca. 1610, ovl. Amersfoort 27-10-1672 (als Jan Palmar, kostkoper in het St. Pieters- en Bloklandsgasthuis), j.m. van 's Gravenweert (1634),
geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort dec. 1630, op de Langestraat, en opnieuw lidmaat 24-12-1633 op attestatie van Den Bosch ("is wedergecomen"),
momber over Lambertgen Segers, onmondige nagelaten dochter van de deurwaarder Seger Lambertsz, (1653, 1654),[682]
huw. get. (1638..1666),
otr./tr. Amersfoort geref. 29-11/14-12-1634 (get. NN Palmar namens zijn moeder, en haar moeder Grietje Jans)
1943. ANNA BERENTSZ, geb. vóór ca. 1615, ovl. 1666-1676, j.d. van Amersfoort, geref. lidmaat te Amersfoort op belijdenis 5-4-1634, wonend op het Havick,
huw. get. (1666).
Op 10-5-1647
transporteren Johan Pots, apotheker, en Margareta Both, echtelieden,
aan Jan Abrahamss Palmer en Anna Beernts zijn huisvrouw en hun erven
'n huis aan de Markt, belend
aan de ene zijde: Sophia Augustijns van Oudenwater,
aan de andere zijde: Lambert Evert Wouterss.
Zij lenen daartoe aan Jan Abrahamss Palmer en Anna Beernts een hoofdsom van 400 gulden tegen een losrente van 20 gld.p.jaar.
De hypotheek wordt doorverkocht aan Jan Jansz de Vlieger en Magdalena Rijntsdochter. zijn huisvrouw en hun erven
[683]
Op 14-7-1658
verkoopt de gemachtigde van Johan Poth van Wooningh, gewezen apotheker en burger, voor hemzelf en als weduwnaar van Margareta Both, van Simonides Groen en Jacobus Poth van Wooningh, medisch doctor, kinderen en erven van Margareta Both, hun overleden moeder, aan
Reynier van Ingen, notaris, zijn vrouw en hun erven,
een plechte van 400 gulden, rente 20 gulden per jaar op Jan Abrahamsen Palmer en zijn huisvrouw, gevestigd in het huis van Johan Poth aan de Hof, tegenwoordig behorend aan Nicolaes Pijeck, korenkoper.
[684]
Op 10-1-1676 compareren te Amersfoort Abraham Palmer en
Jacob Bosch, als man en voogd van Rebecca Palmer. Beide comparanten zijn ook gemachtigden voor
Beernt Palmer, soldaat,
Ghijsbert Craen en zijn vrouw Catrarina Palmers,
en Sara Palmer,
kinderen van Jan Abrahams Palmer en Anna Beernts, beide overleden.
De Diaconije van de Gereformeerde Kercke van Amersfoort heeft een vordering op de huijsinge op Havick, op de hoek van de Havickerbrugh, belend: Gerritje Roelofs en Willem Davits, welk huis zwaarder belast is dan de waarde ervan. De comparanten machtigen de Diaconen in de Geref. Kercke alhier het huis te verkopen of te verhuren.
Getuigen zijn Anthonie van der Houve en Lodewijck Doens.
[685]
Op 16-6-1677
verkopen Helmich Barckemeyer, dispensier (huisbestuurder) in den tijd van de Diaconie der Gereformeerde Kerk en Henrick Evertsz van Veenendaal, mede diacen als gemachtigde van Abraham Palmer en Jacob Bosch als man en voogd van Rebecca Palmer en zich sterkmakende voor Barent Palmer, soldaat, Gijsbert Craen en zijn vrouw Catharina Palmer, tevens Sara Palmer, allen kindren van Jan Abramsz Palmer en zijn vrouw Anna Beernts,
aan Wilkens Verhouvel en zijn vrouw Riesgen Jerusalems,
een huis op het Havik, op de hoek bij de Havikerbrug,
belend aan de ene zijde Gerritje Roelofs,
aan de andere zijde de ontvanger van dezer.
[686]
Uit dit huwelijk:(¥)
COMMENTAAR(¥)
In de periode 1634-1660 worden te Amersfoort geref. gedoopt de volgende kinderen met als vader Jan Abrahamsen en geen moedersnaam genoemd. Van geen van hen kan bewezen worden of aannemelijk gemaakt dat de vader Jan Abrahamsen Palma is.
- Hessel Jans, ged. geref. Amersfoort 16-7-1639.
- Hessel Jans, ged. geref. Amersfoort 2-12-1649.
Op 15-2-1692
leent Johan Hogenhonck, als getrouwd hebbende Sara van Herten,
van Abraham Janszn Palmer, meesterschoenmaker,
een bedrag van 676 gulden,
met als onderpand huis, hof en hofstede staande en gelegen op de Hof,
belend aan de ene zijde Aart Gerritzn van Arch,
aan de andere zijde Aart Gerritzn van Arch.
[688]
Op 10-1-1724
lenen Diderik Wijborgh, raad in de vroedschap en cameraar van deze stad en Gerbrand Wijborg ontvanger van 't huisgeld voor de ene helft, en Johan Teschemaacker als in huwelijk hebbende Gouda van Geijn enige nagelaten dochter van Aleijda van der Meulen, weduwe van Ruter van Geijn voor de andere helft, erfgenamen van Dirck van Ommeren zaliger, in zijn leven oud schepen en raad van Amersfoort,
van Willebrordus van Birckhoven, zijdereder en Wilhelma van de Wetering echtelieden, borgers,
een bedrag van een plegt van 172 gulden 10 stuivers,
met als onderpand op een huis in de Peperstraat aan de Hof,
belend aan de ene zijde Hendrik de Hoogh,
aan de andere zijde Nocolaas Calveen (nu Claas Hagen).
Opmerking : van de plegt was eigenarese de weduwe Abraham van Palme, doch nu haar zoon Ysacq van Palme, zijnde de eerste of enigste plegte, het huis met een last van drie gulden en vijf stuivers per jaar t.b.v. het schoenmakersgilde.
[689]
Uit dit huwelijk geref. gedoopt te Amersfoort (o.a.?) :
Op 10-1-1724
lenen IJsacq van Palmen, meesterschoenmaker, en Cornelia Dirckse de Man, echtelieden en borgers alhier,
van Jan van Wijck, looier te Utrecht,
een bedrag van 118 gulden spruitende uit zake van geleverde leder,
met als onderpand huis in de Peperstraat aan de Hof,
belend aan de ene zijde Claas Hagen als akte van koop hebbende van Nicolaes Calveen,
aan de andere zijde Henricus de Hoogh.
[690]
Op 9-9-1729
verkopen Isaak Palmen en zijn vrouw Cornelia de Man, burgers,
aan Jan van Wijk, leercoper tot Utrecht en zijn vrouw Lucretia Vergeel,
een huis, erf en grond in de Peperstraat,
belend aan de ene zijde Nicolaas Hagen met sijn huijs 't Paradijs op den Hof,
aan de andere zijde in de Peperstraat Wilhelmus Noyen.
[691]
Uit zijn tweede huwelijk (Palmer-de Man):
COMMENTAAR(¥)
De wed. van Berend Paliner (leesfout?) wordt beg. Wijk bij Duurstede geref. 7-6-1736 (als in de kerk suyderpand). Is dat Catharina Barents?
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met de volgende Berent van Palmer:
Berent (van) Palmer(s), geb. vóór ca. 1690, ovl. na 1720, j.m. van en wonend te Amersfoort (1710),
verzoekt, als Barent van Palmer geboren te en afkomstig van Amersfoort, op 27-11-1719 het burgerschap van Amersfoort, met sijn huijsvrouw Agnes Elisabeth Hagen, met haer voor-soon Johannes Hagen, alle alhier geboren, mitsgaders haarlieder twee soonen Anthonij van Palmer, geboren in 't velt in der Staten leger ende Peter van Palmer, alhier geboren",
otr./tr. Amersfoort geref. 5-12-1710/8-1-1711
Agnes Elisabeth Hagen, ovl. na 1720, j.d. van en wonend te Amersfoort (1710).
Op 4-3-1719
verkopen Johannes Scheuningh en Agatha Schothorst, echtelieden,
aan Barent van Palmers en Agnes Elisabeth Hagen, mede echtelieden,
twee mergen bouwland in de Vlasakkeren onder de vrijheid dezer stad,
belend: aan de ene zijde juffrouwe van Ingen,
aan de andere zijde den heer Haverloo.
[692]
Op 29-3-1720
verkopen Baarnt van Palmen en Agnes Elisabeth Hagen, echtelieden, borgers,
aan Jan van Ginkel, kistenmaker, en Fiema van Stuijvenbergh, echtelieden ende medeborgers,
1. een huis staande in de Valkestraat op de hoek van Muurhuizen,
belend aan de andere zijde de weduwe Willem Corton,
2. omtrent twee mergen bouwland met sijn wallen en houtgewas daarop staande in de Vlasakkers in de vrijheid dezer stad belend aan de ene zijde juffrouwe van Ingen, aan de andere zijde Pieter van Haterloo.
[693]
Uit dit huwelijk:
Uit zijn eerste huwelijk (Palmer-van Santen):
Uit zijn tweede huwelijk (Palmer-Barents):
Op 26-9-1694
lenen Gijsbert Hansen Craan, kleermaker, en zijn vrouw Catharina Palmer,
van Anthonia van Bemmel, weduwe van Anthonis van Brinckesteijn,
een bedrag van 300 carolij gulden a twintig stuiver per stuk,
met als onderpand zeker behuizing van de comparante bij de Bloemendalse Binnenpoort,
belend aan de ene zijde Rijck Elbertse, hoedemaker,
aan de andere zijde Ariaen Camer.
[694]
Op 12-12-1696
verkopen Gijsbert Craen, kleermaker, en zijn vrouw Catharina Palmer, burgers,
aan Rijck Aertse, bombazijnwerker,
een huis en hofstede staande en gelegen op Bloemendal,
belend aan de ene zijde Rijck Elbertse, hoedenmaker,
aan de andere zijde Adriaen Camer.
[695]
Op 22-12-1706 testeren
Catharina Palmer en Ghijsbert Kranen. Zij legateren aan hun dochter Anna Cranen (ook Johanna genoemd), gehuwd met Hendrick van Burck de helft van hun winkel en inboedel en huysraet in dien voegen dat zij bij overlijden zullen ontruimen en nalaten:
1/3 deel van de winkel aan zijn vrouw's dochter's kinderen, die reeds zijn verweckt of die nog mochten worden verweckt als zij voor de comparanten overlijden, dan zal haar man Hendrik van Burck ƒ 100,- ontvangen (Anna zal 2 kinderen hebben, ieder 1/3 deel), (4e of laatste part: dit is ook 1/3 deel) aan overleden soonskind van Catharina Cranen.
[696],
Op 9-12-1711 benoemt Ghijsbert Cranen, mr. kleermaker en borger van Amersfoort,
wednr van Catharina Palmen, als mede-momber over zijn kleindochter, Catharina Cranen: haren bloedoom Cornelis Hermens.
Catharina Cranen is een dochter van zijn zoon, deze was gehuwd met Grietje Hermens. Er wordt verwezen naar een Testament dd 22-10-1706 [697].
[698]
Op 2-4-1713 vindt de boedelscheiding plaats van de nalatenschap van
Catharina Palmer, in leven
echtgenote van Ghijsbert Kranen (Craan), mr. kleermaker.
Het betreft een huysinge in Amersfoort in de Sevenhuijsen op 't hoekje van 't St. Joriskerck by den weduwnaar bewoond (dit blijft in gemeenschap),
winkelwaren met aancleven van dien,
inboedel en huysraat, lijfgoederen.
Er wordt verwezen naar een
Boedelinventaris: d.d. 9-1-1712 [699],
Testament: d.d. 18-6-1712,
Testament: d.d. 22-12-1706 [700]
Huwelijkse voorwaarden: d.d. 22-12-1706 .
Erfgenamen zijn een kind (zoon Johannes, gehuwd met Grietje Hermens van Aller)
en een kindskind Catharina Cranen (minderjarig) die erft haar grootmoeders jack, zilveren beugeltas etc. Haar voogd is Cornelis Hermens van den Oudenaller (vermoedelijk een broer van haar moeder).
Ghijsbert is zijn kleindochter ƒ 150,- tegen 4% schuldig.
G. Kranen hertrouwt 5-4-1713 te Amersfoort met Jannetje van de Horst, weduwe van Cornelis de Greef.
[701]
De nalatenschap was nog niet volledig verdeeld,
op 5-7-1717 vindt het vervolg plaats.
De erfgenamen zijn:
½ deel: haar dochter Anna Craen, gehuwd met Henrick Borck,
½ deel: haar kleindochter Catharina Craen, gehuwd met Dirck Henricks in Hoogland. Zij is een dochter van haar zoon Johannes Craen.
Catharina Craen komt nog toe
¼ in het huis "De Rooster" op de Hof of Koornmarkt.
[702]
Op 12-6-1729
vindt de boedelscheiding plaats van Gijsbert Hanssen Craan, wednr. van
Catharina van Palmer.
Het betreft huis, erve en grond in de Sevenhuijsen aan de Joriskerk, genaamd "De Rooster".
De overledene is de grootvader van de erfgenamen:
1. Dirck Hendriksen, gehuwd met Catharina Craan, in Hoevelaken, bij 't veenhuisje (Catharina Craan is een dochter van Johannes Craan, overleden); 2. Gijsbertus Adrianus van Bork, gehuwd met Wijnanda van Sevenberger, borgers. (Gijsbertus is een zoon van Anna Craan, overleden, en Hendrik van Bork).
[703]
Uit dit huwelijk:
Uit dit huwelijk:
Uit dit huwelijk:
1948. NICOLAES (CLAES) EDLIJN, geb. vóór ca. 1635, ovl. na 1671, tr. vóór 1660 (niet gevonden op Ed(e)lijn te Twello in trouwboek dat 10-1-1658 begint)
COMMENTAAR(¥) De kleindochters heten (Anna) Catharijna (2x), Marijtje, Elisabeth, Sara, Anna Maria, Aleijda en Johanna. Dat zou de naam van Nicolaes vrouw kunnen zijn, maar een huwelijk van een Nicolaes of Claes met een vrouw van die naam viel niet te vinden in het trouwboek van Twello (1658-1660). Mogelijk is een huwelijk in Deventer of in een van de omliggende dorpen gesloten. |
COMMENTAAR(¥)
Anna Catharijna Edelijn heeft vermoedelijk tussen haar eerste (1708) en tweede (1717) huwelijk nog een kind gekregen met Gerrit Jacobsz:
Het is onzeker of zij ook getrouwd waren. Bij de doopinschrijving staat geen "onecht" genoteerd. Een trouwinschrijving van Catharina Edeling en Gerrit Jacobsz werd echter te Amersfoort en Utrecht niet gevonden. |
COMMENTAAR(¥) Kan ook zijn gelijknamige neef Nicolaas zijn. |
Paulus van Arssen transporteert op 16-12-1704 met zijn 2 zwagers, Berend Meyndts (x Evertje Heselenbergh) en Nicolaas Edelijn (x Maria Heselenbergh) als erfgenamen van Rutger (Anthonie) Heselenbergh een huis met achterhuis in de Waterstraat te Deventer aan Egbert Brugginck en Aaltje Nijen, echtelieden.[706]
Autorisatieboeken Leeuwarden:[707]
Op 4-11-1718 wordt vermeld: Nicolaas Edelijn, wijnhandelaar tot Deventer, oom van Heijltie en Klaas Harmani Lenegra, en curator over de goederen hun nagelaten door hun grootvader Johannes Lenegra.
In 1719 verkoopt N. Edelijn een huis in de Pijlsteeg te Leeuwarden aan A. Lenegra-Nauta. [708]
Stadsarchief Deventer:[709] In 1727 vermeld, een obligatie ten laste van de Achtenkamer te Deventer d.d. 10-2-1573 (?) groot ƒ 1200,-- vanwege Nicolaas Edelijn aan Aleida Margareta Bruins, weduwe Godefried Schwantes.
Renunciatieboeken van Deventer: 26-8-1717: Joan Jalink, in qualiteit als gevolmachtigde van de kinderen van wijlen Gerrit Brandenburg draagt hun 1/3 part van het huis "de Ploegh" aan de Brinck aan den wijnkooper Nicolaes Edelijn over.[710]
1950. SI(J)MON COURT(E)AU (CORTON, CORTOU), geb. vóór ca. 1625, ovl. na 1666, j.m. van Lottheringen (1649),
wednr. van Hendrikje Jacobs wonend in de St. Jorisstraet te Amersfoort (1666),
otr./tr. 1o Amersfoort geref. 27-12-1649/17-1-1650
HENRICIE JACOBS, geb. vóór ca. 1630, ovl. 1650-1666, j.d. van Amersfoort (1649).
otr./tr. 2o Amersfoort geref. 22-3/8-4-1666
JANNETJE THOMAS, geb. vóór ca. 1650, wonend in de St. Jorisstraet te Amersfoort (1666).(¥)
COMMENTAAR(¥) Zij zou een dr. kunnen zijn van Thomas Jansz in de St. Jorisstraat te Amersfoort die nihil Familiegeld betaalt (1675).[711] |
1952. WILLEM CLERCK, ged. geref. Utrecht Geertekerk 15-2-1635, ovl. 1679-1685 (niet gevonden te Utrecht), j.m. van Utrecht wonend op de Lange-Nieustraat (1657),
vermeld als boekdrukker te Utrecht (1658-1685),
op de Lange-Nieustraat (1657..1660), in de Zalestraet (1661, 1662),
in de Stroy-steegh (1669-1671), op het Neude,
in de Kintjens-haven (1672-1685), met als uithangbord In de Vergulde Sak,
[712]
[713]
treedt op als borg (1668),
burger van Utrecht (1669),
geeft in 1679 een pamflet uit ter verdediging van Ds. Lambertus Visvliet te Amersfoort,[714]
otr./tr. 2o Utrecht Catharijnekerk geref. 10/26-4-1670 (get. D. Montanus vanwege de bruijdegom, en Johannes Leusden vanwege haer, NB er staat niet bij dat hij weduwnaar is, en evenmin dat zij weduwe is!)
MARGRIETA (GRIETGEN) HOLL(EN), ged. geref. Utrecht Geertek. 10-4-1636, ovl. na 1697, wed. van Dirck van Stuyvesant (zie
Fragment van Stuyvesant - Hol
),
wordt als wed. van Willem Clerck genoemd als
boekdrukster/verkoopster (1686-1700) te Utrecht,[715]
in de Vergulde Coornsack (1685),
op het Neude (1686-1700),
en met het uithangbord Grond-regel der Gereformeerden = Grond-regel der Waarheid (1688-1700),
[716]
[717]
dr. van Gijsbert Gijsberts Hol(len) en van Jacobgen Jans van Do(o)rn,
otr./tr. 1o Utrecht Anthoniegasthuis geref. 30-8/15-9-1657
1953. MARIA (MARIJCKEN, MAYCHGEN) AERTSDR VAN AMMEL, ged. geref. Utrecht Jacobskerk 28-5-1628 (get. de vader Arent Lucassen, moedersnaam Fijken Meltsers, zij wonen bij de Catrijnepoort), ovl. juli 1669 - april 1670, geref. lidmaat te Utrecht (1648),
wed. van Lambert Roeck wonend op de Lange-Nieustraat (1657),
tr. 1o 1640-1645
LAMBERT JANSZ ROECK, ovl. 1655-1657, vermeld (1645),
boekverkoper te Utrecht (1645-1654) op de Steenwegh (1645-1646),
in de Lange Nieustraet (1646-1654),
[718]
burger van Utrecht (1652),
zn. van Jan Lambertss Roeck en van Aeltgien Oloffs van Hindersteyn (zie (zie
Fragment Roeck - van Ammel
).
![]() |
Titelpagina van Johannes Teellinck, Predicatie over Psalm 119 vers 50, gedrukt door Willem Clerck boeckdrucker in de Zaelstraat te Utrecht, 1661
Bron: Particuliere collectie vermeld in Ref. [719] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Willem Clerck, boekdrukker en burger van Utrecht, en zijn echtgenote Maria van Ammell, vragen octrooi aan om te testeren 25-7-1669 (Nots. Carel van Doorn).[720]
Op 26-7-1669 testeren Willem Clerck, boeckdrucker en burger te Utrecht, gesont ende machtich met ons gaende en staende, en zijn echtgenote Maria van Ammell niet wel te paste als sieck te bedde leggende, wonende in de Stroysteech te Utrecht. Zij maken een testament met lyftocht op de langstlevende, met benoeming van de langstlevende alsmede Hermannus Clerck, zyn broer, en Herman van Ginckel, bakker en burger te Utrecht, tot voogden over minderjarige kinderen en erfgenamen. Acte ten huize van de comparanten te Utrecht met get. Joannes Kients en Abraham van Wettingen. W.g. Willem Clerck, Maria van Ammell, get. en notaris. [721]
Op 2-10-1685 compareren te Utrecht Margareta Holl, wed. van Willem Klerck, en Wernardt Berbee, procureur voor het hof en het gerecht van Utrecht, om een proces te voeren.[722]
Op 11-12-1685 (oude stijl) compareren te Utrecht Cornelis Coop, wyncoper en borger te Utrecht, en Margareta Holl, wed. Willem Clercq in leven boeckdrucker en borger te Utrecht. De eerste comparant verkoopt aan de tweede zijn huysinge genaamd de Vergulde Coornsack aan de oostzijde van de Neude, door de tweede comparant reeds in huur bewoond, belend achter de Teelinghstraet, zuid: de erven van Jo(hannes) van de Poort, noord: Aelbert van Ingen en Steven van Vianen. De koopsom is ƒ 1450,--, onder de conditie dat er een hypotheek op zal blijven rusten van ƒ 800,-- en dat de coperse de resterende som zal betalen in twee termijnen, de eerste helft op St. Jan in de somer van het toekommnde jaar 1686 en de andere helft op Victories daer aan volgende, waarna transport en opdracht volgt. De huur over 1686 blijft ten voordele van eerste comparant. Als borg voor de coperse treedt op (haar zoon) Johannes van Stuyvesandt. De akte is opgemaakt ten huise van de vercoper met als get. Lambertus Zijlberts Maerschen en Henrick van der Stoop. Getekend door allen. [723]
Op 22-1-1686 heeft Margarita Hol, wed. van Willem Clerck verhuurd haar huysinge aan de Vroujuttestraet te Utrecht, dat tegenwoordig in huur bewoond wordt door Gijsbert Verkerck, aan Isaack Kie voor de tijd van een jaar ingaande op Pasen 1646 voor de somma van 18 gulden eens geld te betalen.[724]
Op 18-4-1689 compareren te Utrecht Johannes van Anraet bratwercker wonend te Utrecht nz Vrouwjuttenstraet, voor wie als borg optreedt Jan Staell, speckvercooper en cramer, en ter andere zijde namens de boedel van Anthoni de Wilt en Jacomina van Doorn, in leven echtelieden, de administrateur Margareta Holl, wed. van Willem Klerck. Het betreft een schuldbekentenis van ƒ 23,- vanwege verschuldigde huishuur.[725]
Op 7-4-1690 compareren te Utrecht ter ene zijde Hermen Clerck en Herman van Ginckell, beiden voogd over de kinderen Jacobus Clerck, onmondig, en Agata Clerck, onmondig, van wijlen Willem Clerck, in zijn leven boekverkoper te Utrecht, Johannes Clerck en Willemina Clerck, zijn meerderjarige kinderen, en ter andere zyde Jan Corneliss de Graeff wonend te Utrecht voor de verkoop van 2 cameren aan de Keuckenstraet, zz te Utrecht, belend nw Henrick Leendertss van Saerloos, ow Grietjen Robberts.[726]
Op 28-4-1690 verleent Willemina Clerck, wonende te Amsterdam, meerderjarige dochter van wijlen Willem Clerck, in sijn leven boeckdrucker en borger te Utrecht en wijlen Maria van Ammell, haar overleden ouders, aan Hermannus Clerck, haar oom, en Hermannus van Ginckell, beiden burgers van en wonende te Utrecht, haar voogden en mombers, ontslag uit hun voogdyschap en momberschap. Get. Johannes de Geest en David Houtman. [727]
Op 7-5-1690 compareren te Utrecht Margareeta Holl, wed. van Willem Klerck, in leven boeckdrucker, wonend te Utrecht, en Henrick van Hees, procureur voor den gerechte van Utrecht. Het betreft een machtiging om een proces te voeren tegen Loduwyck Wachtendorp, gehuwd met Johanna de Wilt, en Paulus Coeckenbacker, gehuwd met Josina de Wilt, allen te Kleef, erven van Anthony de Wilt en Jacomina van Doorn, in leven echtelieden.[728].
Op 31-12-1691 compareren te Utrecht ter ene zijde Margareta Holl, wed. van Willem Klerck, in leven boeckdrucker binnen Utrecht, en Loduwyck Wachtendorp x Johanna de Wilt, dochter van wijlen Anthony de Wilt en wijlen Jacomina van Doorn, Paul Koeckenbacker x Josina de Wilt, haar zuster wonend te Cleve, en ter andere zijde Johannes van Stuyvesant, boeckdrucker te Utrecht en zoon van Margareta Holl. Het betreft een procuratie tot tekening van koop en verkoop, en afhandeling daarvan, van een huis cum annexis in Benschop uit nalatenschap van Anthony de Wilt en Jacomina van Doorn. Verwijzing: procuratie d.d. 7-12-1691 voor het gerecht van Kleef. Bijzonderheden: de akte wordt niet gepasseerd.[729]
Op 12-12-1693 compareren te Utrecht ter ene zijde Jacobus Klerck, burger van Utrecht en soldaat ten dienste deses lants, en zoon van Willem Klerck en Maria van Ammel, in leven echtelieden, en ter andere zijde Margareta Hol, wed. van Willem Klerck wonende te Utrecht, en Johannes Klerck, zijn broer. Jacobus quiteert de tweede partij voor het filiale deel in de nalatenschap van zyn vader en moeder, volgens boedelscheiding d.d. 10-5-1687 tussen tweede party met eerste party en zyn zusters. Hij verleent tevens ontslag aan zijn voogden en mombers Hermannus Klerk en Hermannus van Ginckel. Get. Dirck van Dam en David Houtman.[730]
Op 15-9-1694 compareren te Utrecht de erven van Jacomina van Doorn, in leven laatst geh. met Anthoni de Wilt, met name Margareta Hol, voordochter van Jacomina van Doorn, en wed. van Willem de Klerk, de erven van Anthoni de Wilt, met name Loduwijk Wagtendorp, wedr. van Johanna de Wilde voor de kinderen van Loduwijk Wagtendorp bij Johanna de Wilde, en Paulus Kuikenbeker x Josina de Wilt. Zij verklaren dat in een geschil over de scheiding van de boedel van Anthoni de Wilt en Jacomina van Doorn men zich zal onderwerpen aan arbitrage door Godard de Wys, Johan Schagen en Johan van Cleeff.[731]
Op 1-3-1697 compareren te Utrecht Johannes van Stuyvesandt, boeckdrucker te Utrecht, en Johan van der Cloes, coopman te Utrecht, voor wie als borg optreedt Margrieta Hol, wed. van Willem Clerck ter zake van een schuldbekentenis van ƒ 1000,--. [732]
Plangman |
Evert Plang(h)man, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 15-12-1652, beg. Amsterdam Nieuwe Zijds Kapel 7-6-1730 (Evert Plangman uijt de Nieuwe Spiegelstraet tusschen de Heere & Keijsersegragt, ƒ 15,--), snijder van Amsterdam oud 30 jaren wonend in de Blomstraet (1683),
mr. kleermaker de Nieuwe Spiegelstraat (1699),
kleermaeker van Amsterdam en wednr. van Aeltje de Vries wonend in de Nieuwe Spiegelstraet (1703),
doopget. (1703),
otr. 1o Amsterdam geref. 1-5-1683 (get. zijn moeder Jannetje Evers en haar vader Frederik de Vries)
Aaltje de Vries, geb. 1660/61, beg. Amsterdam Nieuwe Zijds Kapel 27-5-1699 Aaltje de Vries, huijsvrou van Evert Planghman, mr. kleermaaker, uijt de Nieuwe Spiegelstraat tussen de Kijssersgraft en de Kerkstraat, ƒ 15,--), afkomstig van Amsterdam oud 22 jaren wonend in de Treeststeeg (1683),
otr. 2o Amsterdam geref. 2-11-1703 (get. Barbera Woudenbergh, haar ouders doot, in margine (doorgehaald): sij den dootcedul ghetoont, is gae(nde?))
Willemijntje (Willemina) Clerck, ged. geref. Utrecht Domk. 23-9-1663, beg. Amsterdam 14-6-1743 (Wilhelmina Klerk, wed. van Evert Plangman ƒ 15,--), zie hierboven.
|
Op 28-4-1690 ontslaat Willemina Clerck, dochter van wijlen Willem Clerck en wijlen Maria van Ammell, in leven echtelieden, Hermannus Clerck, haar oom, en Hermannus van Ginckell uit de voogdy. [733]
Op 3-7-1743 verleent Johannes Klerk, boekverkoper en stadsdrukker te Ameersfoort, broer en erfgenaam van Wilhelmina Klerk, wegens zijn hoge ouderdom machtiging aan Hendrik Burgers, boekverkoper te Amsterdam, om de ervenis te regelen van Wilhelmina Klerk, overleden, wed. van Evert Plangman. Het betreft roerend en onroerend goed. [734]
Er wordt verwezen naar een testament in Amsterdam voor Nots. Frederik Klinkhamer : d.d. 15-5-1743. [735]
Op 12-12-1693 compareren te Utrecht ter ene zijde Jacobus Klerck, soldaat wonend te Utrecht en zoon van Willem Klerck en Maria van Ammel, in leven echtelieden, en ter andere zijde Margareta Hol, wed. van Willem Klerck, en Johannes Klerck, zijn broer. Het betreft kwitantie voor het filiale deel in de nalatenschap van zyn vader en moeder, volgens boedelscheiding d.d. 10-5-1687 tussen tweede party met eerste party en zyn zusters.[736]
Op 12-12-1693 ontslaat Jacobus Klerck, zoon van Willem Klerck en Maria van Ammel, in leven echtelieden, wonende te Utrecht, Herman Klerck, wonende te Utrecht, en Herman van Ginckel uit de voogdy. [737]
Op 10-3-1706 compareren te Utrecht Hendrik Evertse burger, 64 jaar en Anna Catharina Jansse, burgeresse, 52 jaar, wed. van Jacob Clercq, wonend te Utrecht en ter andere zyde Christoffel Helmer, wonend te Utrecht ter zake van een attestatie van bekendheid met Philip Helmer van Hamburgh in 1695 nog jongman en ongetrouwd, etc. Anna Catharina Jansse tekent met een merk.[738]
Op 9-7-1684 machtigt baron van Weede, Heyndrick Dongrius, rentmeester, schout van Honswyck, wonend te Utrecht, om de huur en verhuur te regelen aan Rut Jansz Lochorst, wonende te Neerlanghbroeck, van twaelff mergen soo bou als weylant met huys en boomgaert in het gerecht Neerlangbroeck, by Wallenburgh. [740]
NB volledige text nog doen
Op 16-11-1695 compareren te Utrecht ter ene zijde Hendrik Dongrius, commissaris op het Amsterdamse trekschuytenveer te Utregt, Gerrit Bosch en Hendrik van Doell, beiden schipper op het Amsterdamse trekschuytenveer te Utregt, en ter ander zijde Willem van Ek schipper op t trekschuytenveer tot Amsterdam te Utregt. Het betreft een attestatie met betrekking tot passagiersplaatsen op de d.d. 9-11-1695 naar Amsterdam gevaren schuit van schipper Jacob van Dorsten. [741]
NB volledige text nog doen
Op 14-10-1704 wordt te Utrecht een overeenkomst gesloten tussen Hendrick Dongrius, schout en gadermeester van Honswyk, en Willem van der Veer, wonend te Schalkwyck, inzake het innen van ongelden in Honswyk. [742]
NB volledige text nog doen
Op 20-12-1704 stelt Willem van der Veer, wonend te Schalkwyk, aenden Kerckenbrenck in De Prins, voor de Staten van Utrecht zich borg voor voor Hendrick Dongrius, inzake uitoefening van het schoutambt en gadermeesterambt van Honswyk met als onderpand twee hofsteden onder Schalkwyk. Er wordt verwezen naar een appoinctement 12-12-1704 met de Staten van Utrecht. [743]
NB volledige text nog doen
Omdat op 9-4-1705 te Utrecht in de voorstadt van de Weerdt was komen te overlijden Hendrik Dongrius, in leven schout van Honswyk en commissaris op het Amsterdamse trekschuytenveer, nalatende tot zijn weduwe, boedelhoudster en lijftogterse Agata Clercq, en tot zijn erfgenaam hun onmondige dochter Margareta Dongrius, compareren op 4-9-1706 te Utrecht voornoemde Agata Clercq ter ene zijde en Andries Blekman ter ander zijde. De boedelhoudster had al in augustus 1705 staat en inventaris laten opmaken van de boedel van de nalatenschap van haar man en die gegeven in handen van Andries Blekman, die door de momberkamer van Utrecht tot momber en voogd over het onmondige kind was benoemd en die de boedel heeft beheerd. De comparanten verklarenen nu te willen overgaan tot uitkoop uit de boedel van het vaderlijk erfdeel van het onmondige kind. De boedelhoudster houdt alle goederen en effecten en zal aan haar kind voldoen ƒ 300,--, waarvoor een los- of lijfrente voor het kind zal worden gekocht. Zij moet haar kind onderhouden en huisvesten tot haar mondigheid, waarvoor zij de jaarlikse revenuen en inkomsten uit de f 300,-- zal genieten. Getuigen zijn Hendrick Kelderman en Nicolaes Vonck, klerken. [744]
Op 4-9-1706 compareren te Utrecht Agata Clercq, wed. van Hendrik Dongrius in leven schout van Honswyk en commissaris op het Amsterdamse trekschuytenveer, en Margareta Dongrius, haar onmondige dochter, met haar voogd Andries Blekman. Het betreft de uitkoop van Margareta Dongrius uit de boedel van haar vader Hendrik Dongrius. [745]
NB volledige text nog doen
Op 19-10-1706 compareren te Utrecht ter ene zijde Agata Clerck, weduwe, boedelhoudster en lijtochterse van Hendrik Dongrius, in leven schout van Honswyck en commissaris op het Amsterdamse trekschuytenveer te Utregt, voor zich zelven en als momberse van Margareta Dongrius, haar onmondige dochter bij Hendrik Dongrius, en Andries Blekman, medevoogd en burger wonend te Utregt, en ter andere zyde Willem Noteboom, burger wonend te Utregt. De eerste comparanten verkopen aan de tweede comparant een huysinge en erve met den plaetsien daaragter, staande ten westen van de Marienstraet daar de "Twee lantkramers" uitgehangen hebben, thans bewoond wordende bij Jeuriaen Kruijt, schoolmeester, belend ten zuiden Jeuriaan Brusterhoff, ten noorden de kinderen van NN Bloemendaell, achter hof of erven van NN de Beer. De koopprijs is ƒ 1375,--, waarvoor ƒ 500,-- wordt geleend van dominus Vianen en de resterende ƒ 875,-- dient te worden betaald in twee termijnen te weten ƒ 375,-- contant of binnen veertig dagen, en ƒ 500,-- voor nieuwjaar aanstaande. De coper zal het goed aanvaarden met Victoris deses jaars. Getuigen zijn Willem Lodewijk Huetink, medenotaris, en Jeuriaen Kruijt, burger. Was getekend allen.[746]
Op 2-1-1707 compareert Johannes Clerq, burger en boekdrukker van Amersfoort, aldaar om zich borg te stellen voor zijn zuster Agatha Clerq, wed. van wijlen Hendrik Dongrius, in zijn leven schout van Honswijk , en wel voor ƒ 300,--, zijnde de uitkooppenningen van haar onmondige dochter Margarita Dongrius, bewezen onder Andries Bleckman, burger van Utrecht, haar voogd. Deze moet de ƒ 300,-- aan Agatha geven, " om daar mede haren vuijereijgen (vrije en eigen?) wille te doen" , waarvoor Johannes Clerq zich t.o.v. Andries Bleckman borg stelt "met zijn persoon en alle goederen roerend en onroerend en wel speciaal zijn huis staende en gelegen binnen dezer stad", waarvoor hij eigendomsbrieven toont alsmede vier obligatien bedragende ƒ 1800,-- op de provincie en belegd op zijn vier kinderen, hier mede vertoont. Gepasseerd ten huize van Johannes Clerq. Getuigen zijn Willem Lodewijk Huetink, mede notaris en Frederick van der Burgh. [747]
Op 10-1-1707 compareren te Utrecht Andries Bleckman, voogd over Margarita Dongrius, nagelaten dochtertje van wijlen Hendricus Dongrius en Agatha Clercq, en verder Agatha Clercq voor zich zelf en als moeder, die te kennen geven dat Johannes Clerq, drukker en borger wonend te Amersfoort, oom respectievelyk broer van de eerste comparanten, een akte van borgtocht had gepasseerd d.d. 2-1-1707 voor notaris E.J.van Coeverden te Amersfoort ten verzoeke van Johannes Clerq's suster ter fine deselve uit handen van voornoemde voogd zou ontvangen de uitkooppenningen die aan voornoemd dochtertje zijn bewesen. Aangezien deze penningen al zijn ontvangen vezoeken de comparanten de voornoemde notaris E.J.van Coeverden de akte van borgtocht te royeren en verklaren zij Johannes Clerq ontslagen van zijn borgtocht. Getuigen zijn Hendrik Kelderman borger deser stad, en Willem Willems, clerq. Was getekend, allen. [748]
Op 24-1-1715 compareren te Utrecht ter ene zijde Agata Clercq, wed. en boedelhoudster van Hendrik Dongrius, in leven commissaris op het Amsterdamse trekschuytenveer te Utregt, voor zich zelven en als momberse van Margareta Dongrius, haar onmondige dochter bij Hendrik Dongrius, en Andries Blekman, medevoogd, en ter andere zyde Jan Fredrik Mamuchet van Hoederingh. De eerste comparanten verkopen aan de tweede comparant een lyfrentebrief van ƒ 300,--, door de tweede comparant op 19-1-1707 ten laste van de provincie Utrecht beleijt ten lijve van genoemd onmondige kind. Getuigen zijn Pieter Nieuwmijer en Adrianus van Enden, burgers. Was getekend allen. Agata Clercq ontvangt d.d. 25-1-1715 de kooppenningen van de notaris en verleent en tekent voor kwitantie.[749]
Op 9-5-1753 verklaren Lambartus de Jager, schipper van Utrecht op Rotterdam, en Margaretha Dongeres, wonende te Utrecht, ten behoeve van de requiranten Sara Maria van Zon en Anna Lucretia van Zon, haar zuster, dat zy wijlen Isaac van Zon goed hebben gekend en dat deze als erfgenamen ab intestato heeft nagelaten zyn 2 zusters, de requiranten. [750]
Op 31-10-1764 draagt Catharina Hullgraat, wonend te Utrecht over aan Margaretha Dongerus de helft in een obligatie groot ƒ 250,- ten laste van Holland en West-Friesland [751]
Op 12-2-1768 draagt Jan Pernè x Margaretha Plegt eerder wed. van Jan Pernè wonend te Utrecht, over aan Margaretha Dongerus, 1 obligatie groot ƒ 500-- ten laste van de provincie Utrecht. Verwijzingen: overdracht d.d. 1-7-1739 voor notaris J. Popeleus te Leiden. [752]
Op 7-9-1770 draagt Margaretha Dongerus wonend te Utrecht over aan Lambertus Keer een losrente-obligatie groot ƒ 500,- ten laste van provincie Utrecht. Verwijzingen: overdracht d.d. 12-2-1768 voor notaris Willem van Vloten. [753]
Op 2-3-1771 draagt Cornelia Elisabeth Wesseling, wonend te Utrecht over aan Margaretha Dongerus een obligatie groot ƒ 500,- ten laste van de provincie Utrecht Verwijzingen: scheiding d.d. 13-10-1766 voor notaris Willem van Vloten, overdracht d.d. 14-11-1750 voor notaris H. van Dam, scheiding d.d. 14-6-1747 voor notaris C.F. Pronckert. [754]
Op 28-1-1777 compareert te Amersfoort Willem Klerk wonend te Amersfoort, testamentaire erfgenaam van Margaretha Dongerus, overleden 2-1-1777 te Utrecht, voor een volmacht over haar boedel. [755]
Eerdere huwelijken van Hendrik Dongrius |
Hendrik Dongrius, geb. vóór ca. 1645, ovl. Utrecht (in de voorstadt van de Weerdt) 9-4-1705, beg. Utrecht 20-1705 ("d'commissaris Hendrik Dongrius, laet na sijn vrouw met een onmondig kint, buijten d'Weertpoort, 12d"), schout te Honswijck en wednr. van Anna Sluijskens wonend te Utrecht (1682),
wednr. schout te Hontswijck en wonende te Utrecht (1696),
otr./tr. 1o Utrecht geref. in den Dom 19-9/27-10-1669 (get. voor de bruid "Henrick Spoor, mr. / huijsvrouw")
Anna Sluijskens, otr. 2o Utrecht 12-11-1682 (den 26-11-1682 attestatie gegeven om in 't Waal of Honswijck te trouwen)
Antonia Beltermans, wed. van Willem van 't Hofken wonend te Utrecht (1682).
otr. 3o Utrecht 15-3-1696 (met attestatie naar 't Wael, procl. aldaar 7 tot 27-2-1696) en
tr. 3o Hontswijck 15-3-1696
Agatha (de) Clerck, ged. geref. Utrecht Domk. 24-5-1668, ovl.. na 1715, zie hierboven sub e.
|
Fragment Roeck - van Ammel |
Maria (Marijcken, Maychgen) Aertsdr van Ammel, ged. geref. Utrecht Jacobskerk 28-5-1628 (get. de vader Arent Lucassen, moedersnaam Fijken Meltsers, zij wonen bij de Catrijnepoort), ovl. 1669/70, geref. lidmaat te Utrecht (1648),
wed. van Lambert Roeck wonend op de Lange-Nieustraat (1660),
tr. 1o 1640-1645
Lambert Jansz Roeck, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1655-1657, vermeld (1645),
boekverkoper te Utrecht (1645-1654) op de Steenwegh (1645-1646),
in de Lange Nieustraet (1646-1654),
[756]
treedt op al borg (1650),
burger van Utrecht (1652),
zn. van Jan Lambertss Roeck en van Aeltgien Oloffs van Hindersteyn (huw. 1613),
otr./tr. 2o Utrecht Anthoniegasthuis geref. 30-8/15-9-1657
Willem Clerck, ged. Utrecht Geertekerk 15-2-1635, ovl. 1679-1685, zie kw. nr. ⇒ 1952 .
Op 24-3-1652 verklaren Lucas de Vries en Lambert Roeck boeckvercopers ende boeckdruckers wonende te Utrecht, als mede Willem Snellaert en Tryntgen Snellaerts, moeder van Willem Snellaert, ten behoeve van Gerard van Nieuwenhuysen, boeckvercoper ende boeckdrucker, wonende te Utrecht, dat Van Nieuwenhuysen van het boek Het leven van Frederick Hendrick, prins van Oranje, dat comparanten gezamenlyk hebben uitgegeven, tot 600 exemplaren privé mag leveren zonder aandeel van de eerste party en dat hy de opbrengst mag behouden in mindering van voorgeschoten geld. [757] Op 2-6-1652 sluiten Catharina Jacobs wed. van Esdras Willemss Snellaert boeckvercooper, wonende te Utrecht, Lucas de Vries, boeckvercooper, wonende te Utrecht, Lambert Roeck, boeckvercooper, wonende te Utrecht, en Gerrit Nieuwenhuys boeckvercooper, wonende te Utrecht, een overeenkomst met Willem Snellaert boeckvercooper, wonende te Utrecht, over het drukken en aan van het boek 't Leven van Frederick Henrick. [758] Op 10-6-1652 verklaart Catharina Jacobsdr borg te staan voor voldoening van de koopsom door Willem Snellaert, haar zoon, aan Lucas de Vries, Lambert Roeck en Gerard Nieuwenhuys, krachtens bovenstaande overeenkomst d.d. 2-6-1652 voor notaris W. van der Houve. [759] Maria Aertsdr van Ammel,en haar echtgenote Lambert Roeck, boekverkoper en burger van Utrecht, vragen octrooi aan om te testeren 13-7-1652 (Nots. Willem van der Houver).[760] Op 13-7-1652 testeren Lambert Roeck, boeckvercooper en burger van Utrecht, gesond, en zijn huisvrouw Maria Aertsdochter van Ammel, sieckelijck van lichaam opt bedde leggende edoch haer verstand ende spraraecke volcome machtigh, wonende te Utrecht in de Lange Nieuwstraet. Zij maken een testament met lyftocht op alle goederen voor de langstlevende en benoemen zijn broer Oloff Roeck, exploicteur aan het hof van Utrecht, en haar neef Egbert Vosch, tot voogden over onmondige erfgenamen. Gepasserd ten huijse van de testateurs. Get. Willem van Deutecum en Jan Berents van Breunes. [761]
|
Fragment van Stuyvesant - Hol |
Margrieta (Grietgen) Holl(en), ged. geref. Utrecht Geertek. 10-4-1636, ovl. na 1697, j.d. van Utrecht wonend op de Smebrugge (1653),
wordt als wed. van Willem Clerck genoemd als
boekdrukster/verkoopster (1686-1700) te Utrecht,[762]
in de Vergulde Coornsack (1685),
op het Neude (1686-1700),
en met het uithangbord Grond-regel der Gereformeerden = Grond-regel der Waarheid (1688-1700),
[763]
[764]
dr. van Gijsbert Gijsberts Hol(len) en van Jacobgen Jans van Do(o)rn,
otr./tr. 1o Utrecht Anthonigasthuiskerk geref. 19-6/5-7-1653
Dirck van Stuyvesant, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1665-1670, j.m. van Vreeland wonend bij de Viebrugge (1653),
procureur van de cleyne rolle 's lants van Utrecht (1658, 1659), secretaris van Vleuten (1659..1665),
otr./tr. 2o Utrecht Catharijnekerk geref. 10/26-4-1670 (get. D. Montanus vanwege de bruijdegom, en Johannes Leusden vanwege haer, NB er staat niet dat hij weduwnaar is!)
Willem Klerk, zie kw. nr. ⇒ 1952 .
Op 18-9-1658 verklaart Dirck van Stuyvesant procureur van de cleyne rolle 's lants van Utrecht, schuldig te zijn aan de erven van Eduwaert Schouten, in leven procureur en voorganger van Dirck van Stuyvesant ƒ 375--, vanwege het restant van de kooppenningen van het procureursambt, met garantie ten behoeve van de borg Anthony de Wilt, houtcoper. [765] Op 15-3-1659 verleent Dirck van Stuyvesant procureur van de cleyne rolle 's lants van Utrecht, en secretaris van Vleuten, een garantie aan Antoni de Wilt houtcoper wonende te Utrecht, voor zyn borgtocht van ƒ 400,- ten behoeve van Johanna Moreelss, weduwe van Johan van Portengen gepasseerd. Hij garandeert een overdracht van een jaarlyks legaat van ƒ 150,-- uit de nagelaten boedel van Willem van Royen en ƒ 50,-- van zyn secretarisambt. [766]
|
1954. P(I)ETER MINNE (MINUS)(¥), ged. Hoorn 20-9-1629, beg. Amsterdam Karthuizer Kerkhof 23-9-1669 (Pieter Minnen op de Haerlemmerdijck bij de Eenhoorensluijs)[775], zilversmid wonend in de Dijkstraat te Amsterdam, geref. (1656),
poorter van Amsterdam 11-7-1656 als zilversmid van Hoorn,
zilversmit te Utrecht (1675),
otr./tr. Amsterdam/Utrecht Buurk. 3/15-6-1656
1955. GRIETGEN (MARGARETA) (PIETERS) VAN MEREWIJCK(¥), ged. Utrecht Buurk. 20-4-1628, beg. Amsterdam Zuiderkerk 15-6-1656 (Margritje van Meerwijck, weduwe van Pieter Minnen ten huyse van de weduwe Marten Bulijn op de Uijterse straet tussen de Keijsersgraft ende Kerckstraet)[776], wordt als Grietje van Meerwijck, huisvrouw van Pieter Minnen, 'nicht' genoemd in het testament van Margaretha van der Marck op 5-1-1677.
bij het begraven van Pieter Minne:
'Pieter Minnen op de Haerlemmerdijck bij de Eenhoorensluijs'.
In het museum Flehite te Amersfoort staat een zilveren avondmaalsbeker, gemaakt door P. Minnen (1689). In bekende werken over zilversmeden te Amsterdam[777] en Hoorn[778] wordt echter geen Minne vermeld.
COMMENTAAR(¥) Is Johannes Minne, maeckelaer, poorter van Delft 7-11-1679, geb. te Leiden, borg Jan Soet, coorncoper, verwant.[779] |
COMMENTAAR(¥) bij de doop van Gerrit heet zij Grietgen Pieters, elders Margriet van Merewijck |
![]() |
De zilversmid.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 15-9-1664 tekent Elisabeth Adriaens van Nieuwaell, wed. van Michiell Lover, wonend te Utrecht, geast. met Adriaen Lover, haar zoon en silversmith te Utrecht, die als borg optreedt, een schuldbekentenis ten behoeve van Pieter Minnen, silversmith te Utrecht, vanwege een lening van ƒ 600,-. [780]
NB volledige tekst nog doen
1956. J(OH)AN WILLEMSEN VAN RAALT, geb. vóór ca. 1635, ovl. 1678-1691, j.m. wonend te Amersfoort,
geref. lidmaat te Amersfoort "aen de Verckemarkt" op belijdenis 24-12-1651,[781],
Jan Willemsen van Raalt, op de Nieuwmarkt te Amersfoort, betaalt ƒ 18,15,-- Familiegeld (1675),[782]
raad van Amersfoort (1675),
belender in de Nieuwstraat (1675, 1678),
otr./tr. Amersfoort geref. 29-3/17-4-1655 (get. zijn vader Willem Jansz van Raalt en haar moeder Jacobien Simons)
1957. MARGRIETJEN ANTHONIS (LAMBRECHT), ged. geref. Amersfoort 5-6-1638, ovl. 1699-1715, j.d. wonend te Amersfoort (1655),
als huisvrouw van Jan van Raalt geref. lidmaat te Amersfoort op de Appelmerckt op belijdenis 8-7-1655,[783]
belendster tussen de Utrechtsepoort en de Arnhemsepoort (1698),
buiten de Andriespoort (1694),
in de Nieuwestraat (1691..1699).
Op 29-3-1655 lenen Anthonis Matheeuwsz, bakker, en Jacobgen Simons zijn vrouw, van Herman Lap en Grietgen Henricx, zijn vrouw, en hun erven, een bedrag van een losrente van 48 Carolus gulden per jaar over een hoofdsom van 800 Carolus gulden, met als onderpand (1) 'n huis, hof en hofstede in de Muurhuizen, door comparanten bewoond., belend aan de ene zijde: Willem Rijcksz, kramer, aan de andere zijde: Robbert Holland. Deze akte bestaat uit 4 delen, (zie ook ID 6511, 6513 en 61514). De akte is geheel doogehaald. In de marge: Johan Narot, bij erfenis van zijn moeder zaliger de plechte verkregen, verklaart van Margaretha Anthonis Lamberts, weduwe van Jan Willems van Raalt en dochter van Anthonis Mattheusz Backer en Jacobgen Simons zijn vrouw, de schuldsom ontvangen te hebben. Akte 24-6-1691. [784]
Op 6-6-1660 verkopen Willem Jansen van Raelt voor hemzelf en als weduwnaar en boedelharder van zijn overleden vrouw Aeltgen van Schaeck en Jannitgen Jans zijn tegenwoordige huisvrouw, nevens zijn zoon Jan Willemsen van Raelt, en zijn huisvrouw Grietgen Anthonissen, erfgenamen van Aeltgen van Schaeck, aan Hendricus Camerbeecque, een huis, hof en hofstede, staande aan de Campstraet (Kamp) achter in de Pothstraat uitkomende belend aan de ene zijde: Jan van Vulpen, aan de andere zijde: Peter Wulphertsen, bakker. [785]
Op 28-12-1667 verkopen Wilhem Janz van Raelt en zijn vrouw Jannitje Jans, aan Jan Wilhems van Raelt en zijn vrouw, zekere hof gelegen buiten de Kamppoort aan de Flierbeek, belend aan de ene zijde Thimooth Janz van Borculo, aan de andere zijde Gijsbert Jansen Methorst. [786]
Op 17-5-1669 verkopen Frederick Gerritsen, binnenvader in het weeshuis en zijn vrouw Constantia Boothe, aan Jan Willemsen van Raelt en zijn vrouw Margareta Anthonis Lambrecht, een zekere behuizing staande aan het St. Joriskerkhof met de gerechtigheid en uitgang op de Appelmarkt, belend aan de ene zijde de stadswaag, aan de andere zijde Peter Willemsen Coster. [787]
Op 23-8-1669 verkopen Anthoni Matheusen en zijn vrouw Aertgen Tonissen, aan Jan Willemsen van Raelt, een huis, hof en hofstede bij de pomp in de Muurhuizen, belend aan de ene zijde de erfgenamen van Willem Rijcksen, aan de andere zijde Marcelis Loockerman. [788]
Op 23-10-1678 machtigt Grietgen Anthonis, wed. van Johan van Raalt, in leven oud raad van Amersfoort, Anthoni van Raalt, notaris en procureur van Amersfoort voor de zaak tegen Borchert Schouten. Zij tekent: Margrita Antonis wed. van Jan Willemszn. van Raelt. [789]
Op 1-11-1696 verkoopt de speciaal gemachtigde van 1) Wijnanda van Burculo, 2) Gijsbert Verkrooft gehuwd met Johanna van Burculo, 3) Cornelis van Helden gehuwd met Elisabeth van Burculo, 4) Gijsberta van Burculo, voor zichzelf en zich sterk makend voor Jacomina van Burculo, aan Margareta Anthonis, weduwe van Jan Willemszn van Raelt zal., een hof en grond gelegen aan de beek achter Beeckhoven, belend aan de ene zijde de voornoemde weduwe, aan de andere zijde Everard van de Maath, apothecair. [790]
Op 17-2-1715 compareert te Amersfoort Johan van Dulm, gehuwd met Ida Swart, eerder weduwe van Matheus van Raalt. Zij machtigt Arnoldus Veenendaell, hij moet de administratie van Rutgerus Dibbits van de nalatenschap van Grietje Lamberts, overleden wed. van Heer Jan Willems van Raalt, kontroleren. Het betreft de helft van een huysinge, hof en hofstede op de Appelmerckt [791]
Op 4-11-1687 ('s avonds om 11 uur) testeren te Amersfoort, Anthoni van Raalt, notaris, procureur, "sieck te bedde", wonend Amersfoort, en zijn echtgenote Johanna van Schuurbeeck. Zij vermaken elkaar de lijftocht van hun bezit, speciaal in de pachtinge waarin de comparanten mede participeren, hierbij zijn voorwaarden genoemd. Zij secluderen de weeskamer. Get. zijn Marthen Dircks, Claes Reyers en Frans van Gelen, allen wonend te Amersfoort. [792]
Op 20-7-1695 verkopen Evert Swart, Joan Fredrik Sibmaeker, en Matheus van Raalt aan Andries Beukelaer, en Lijsbeth Lamberts, een huis en erf in de Koningsstraat tussen Krom Boomssloot (Dwarsboomsloot) en Nieuwmarkt te Amsterdam. [794]
Op 20-7-1695 verkopen Matheus van Raalt, Evert Swart, en Joan Fredrik Sibmaeker aan Nicolaes van Moor, een dubbel lakenraam, met De Ooievaar ervoor op de Buitensingel (ZWZ) buiten de Raampoort ZWZ te Amsterdam. [795]
Op 20-7-1695 verkopen Matheus van Raalt, Evert Swart, en Joan Fredrik Sibmaeker aan Hendrick van Heeck, een Perserij in de Sint Nicolaasstraat, te Amsterdam. [796]
verkopen Matheus van Raalt, Evert Swart, en Joan Fredrik Sibmaeker aan Andries Beukelaer, en Lijsbeth Lamberts, een huis en erf in de Koningsstraat tussen Krom Boomssloot (Dwarsboomsloot) en Nieuwmarkt te Amsterdam. [797]
Op 7-2-1696 verkopen Matheus van Raalt en de erven Gerrit Swart, aan Adriaen van der Ghiessen, 2 erven naast elkaar in de Nieuwe Weerperstraat (OZ) tussen Nieuwe Keizersgracht en Nieuwe Kerkstraat in park A te Amsterdam. [798]
Op 22-5-1706 verkopen de erven van Jacob de Marcq echtgenoot van Sara Mercier aan Mattheus van Raalt, een huis en erf, waar De Koninklijke Hoed uithangt, met pakhuis erachter op de Bloemgracht (ZZ) tussen 2 laatste bruggen, te Amsterdam. [799]
Rutger Dibbets, afkomstig van en geboren te Arnhem, burger van Amersfoort op 18-10-1630, is mogelijk zijn (groot)vader.
Op 1-6-1718 verkopen Rutger Dibbits voor hem selve en als speciale gemachtigde van sijn huijsvrouw Aleijda van Raelt, Jacob van Breunisengh ende Cunera Dibbits, echtel., mitsgaders Geertruijd ende Johanne Dibbits, allen burgers binnen dese stad, aan Adriaen van der Maath, grutter, ende Agnes Crijcker, mede echtel. en borgers, een huis, erf en grond op de Langegracht op de hoek van 't Paternosterstraatje, naast Anna Gort, weduwe Gijsbert van Lielaer met de brouwerij de Posthoorn. [804]
Op 17-2-1719 verkopen Rutger Dibbits, burger alhier voor zich zelf en als gemachtigde van Aleijda van Raelt zijn huisvrouw, Jacob van Breunisengh en Cunira Dibbits, echtelieden, mitsgaders Geertruijd en Johanna Dibbits, alle borgers dezer stad, aan Daniel van Coolen, meestertimmerman en mede borger alhier, een huis erf en grond op de Weverssingel van ouds genaamd de Goudsblom, belend aan de ene zijde Herman Cramer. Opmerking: Op de last van zes stuivers acht penningen t.b.v. de Lieve Vrouwe Capelle compareerde Dirck Looger in zijn kwaliteit als een mederegent van de voorz. Lieve Vrouwe Capelle. Hij geeft toestemming om te verkopen. [805]
Op 27-4-1729 leent Lambert Dibbits, burger, als gemagtigde van sijne moeder Aleijda van Raalt, weduwe en boedelharster van Rutgen Dibbits, van Geertruijd en Ida van Lielaar, gesusters en bejaarde dogters, een bedrag van 700 gulden, met als onderpand hof met speelhuisje daarin, gelegen in de Kleine Nagtegaalstraat, tussen de St. Andriespoort en Heerenpoort, belend aan de ene zijde, naer de bleijk, Berent Sijmensen, aan de andere zijde Hermannus Caen, procureur. De akte is doorgehaald. [806]
Op 27-4-1729 leent Lambert Dibbits, burger, als gemagtigde van sijne moeder Aleijda van Raalt, weduwe en boedelharster van Rutgen Dibbits, van Geertruijd en Ida van Lielaar, gesusters en bejaarde dogters, een bedrag van 700 gulden, met als onderpand huis, hof en hofstede in de Kerkstraat met een kleijne woning daar agter in de Muurhuizen uijtkomende, belend aan de ene zijde, in de Kerkstraat, Jan Caspersen ten Holt, aan de andere zijde Thomas van Dijk. De akte is doorgehaald en in de marge geschreven: ontvangen van Francois de Vries, 500 gulden, in mindering van de plechte van seven honderd gulden, op 4-10-1732. Ontvangen van Jan Blok, 200 gulden, zijnde het restant van de nevenstaande plechte, gedaan op 18-11-1747. [807]
Op 6-10-1732 verkoopt Lambert Dibbits als gemagtigde van Alida van Raald, aan Francois de Vries, een huise, hoff en hoffsteede met een camer daer agter met een gang en poort in de Muurhuijsen uijtkomende staande dit huis in 't Kerkstraatje gaande van den Appelmarkt naar de Muurhuysen, belend voor aan de ene sijde na de Muurhuysen de weduwe van Jan Casperschen ten Holt, aan de andere zijde naar de Appelmarkt Thomas van Dijk met het huis vanouds genaamd de Loterije, mitsgaders agter naast de poort geseijde Thomas van Dijk met de ingang naar de Roomse Kerk en aan de andere sijde Peter Dirksen. [808]
Op 15-7-1733 verkoopt Jacoba van Raalt, weduwe van Jacob Heek, als gemagtigde van Aleijda van Raalt, weduwe van Rutger Dibbits, aan Philibert de Vilette en Lucretia de Goeije, echteluijden, een sekere huijsinge erve en grond aen de Houtmerkt achter Sint-Joriskerk en achter door een steegje op de Appelmerkt uijtkoomende, belend aen de rechtersijde de stadswage, aan de andere zijde de weduwe Gillis Sluijmer. [809]
Op 10-6-1734 wordt te Amersfoort procuratie tot veiling verleend van goederen uit de nalatenschap van Rutger Dibbits overleden echtgenoot van Aleijda van Raald. Het betreft te Amersfoort: bosch in de Vlasakkeren, en een tabaksschuur aan Liendertseweg. Verkoop vindt plaats op 12-7-1734. Erfgenamen zijn de kinderen: Lambert Dibbits, Margareta Dibbits en Jan Dibbits. [810]
Op 20-12-1734 verkoopt Wouterus van Bogarijen, coperslager, als gemagtigde van Aleijda van Raald, soo voor haarselven en als weduwe en boedelharder van Rutger Dibbits, van Lambert Dibbits en Maria van Raald, egtelieden, mitsgaders van Jacobus van Bennecum en sijn huijsvrouw Margareta Dibbits, sijnde Lambert en Margaretha neffens Jan Dibbits uijtlandig, allen kinderen en erfgenamen van Rutger Dibbits, aan Wilhelmus Noijen, apotecar, een de helfte van seekere tabaxschuur groot 14 vakken, staande op de hoek van de Watersteegjen vooraan de Lienderseweg opt land van de vrouweconventen. Procuratie is gepasseerd 10-6-1734 voor notaris Antonij Methorst. [811]
Op 22-8-1746 verkoopt Alida van Raalt, weduwe van Rutger Dibbits, aan Jan Blok, burger, een 'n hof met 'n speelhuisje daarin, in de Kleine nagtegaalsteeg, buiten het Herepoortje, strekkende tot aan de grote hof van Jan Schouten, belend aan de ene zijde: Carel Gabrij, aan de andere zijde: de weduwe van Hermannus Caan. [812]
Op 10-12-1785 lenen Rutgerus van Vaneveld en zijn vrouw Sophia van Koot, van Jan Dibbits, een bedrag van 200 gulden, met als onderpand huis, erve en grond aan de noordoostzijde van de Vijver (Vijverstraat), belend aan de ene zijde Gijsbert van Raalt, aan de andere zijde Gerrit Vogelesang, bewoond door Lambertus van Beek. Geroyeerd 15-12-1789. [814]
Op 11-11-1786 lenen Willem Huurdeman en zijn vrouw Gerbrechtie Hannesje, van Jan Dibbits, een bedrag van 300 gulden, met als onderpand huizinge, erve en grond aan de Kamp (Campstraat), nabij de poort, door hun bewoond, belend aan de westzijde de weduwe van Cornelis Warneke, aan de oostzijde Gijsbert van Coot en Cornelis Cousijnse. Geroyeerd 19-2-1791 en doorgehaald. [815]
Op 25-12-1789 verkopen Rutgerus Vaneveld en zijn vrouw Sophia van Koot, aan Jan Dibbits, een huizinge en plaats daar achter in de Vijverstraat, belend aan de Noordzijde den acceptant, aan de Zuidzijde notaris Gerrit Vogelezang, bewoond door Lambertus van Beek. Gepasseerd 21-11-1789. [816]
Op 15-7-1733 verkoopt Jacoba van Raalt, weduwe van Jacob Heek, als gemagtigde van Aleijda van Raalt, weduwe van Rutger Dibbits, aan Philibert de Vilette en Lucretia de Goeije, echteluijden, een sekere huijsinge erve en grond aen de Houtmerkt achter Sint-Joriskerk en achter door een steegje op de Appelmerkt uijtkoomende, belend aen de rechtersijde de stadswage, aan de andere zijde de weduwe Gillis Sluijmer. [817]
Op 27-11-1762 vindt te Amersfoort de boedelscheiding plaats van Jacoba van Raalt, overleden, "onlangs" wed. van Jacob Heek, veerschipper, overleden 1733. Erfgenamen zijn de 4 kinderen: Marritje Heek, Grietje Heek, Dirkje Heek en Dirk Heek. [818]
Op 5-5-1706 testeren te Amersfoort Jacobus de Vries, koperslager, inwoner en burger van Amersfoort en Meghteld van Raelt.[822] [823]
Op 7-3-1715 wordt te Amersfoort machtiging verleend voor de verkoop van goederen uit de nalatenschap van Jacobus de Vries, overleden echtgenoot van Magtelda (Megtelda) van Raal(d)t. Zij tekent als: Mechteldt van Raaldt. Het betreft huijse en erve staande op't water genaamd De Kop en 2 huijsjes op de Lauwerieren graght tot Amsterdam. Er wordt verwezen naar een Benoeming van mombers: d.d. 7-3-1715 [824] Erfgenamen zijn de kinderen. De machtiging is om de ervenis van Anna Hendri(c)x Roest, overleden te Amsterdam, wed. van Jacob Borrits de Vries (de grootmoeder van Jacobus de Vries) te inventarizeren. Jacobus de Vries heeft 2 minderjarige kinderen: Hendrick de Vries en Jacobus de Vries. Momber is Everhard van Raalt te Amsterdam. [825]
Op 25-3-1716 vindt te Amersfoort de boedelscheiding plaats van de nalatenschap van Jacobus de Vries, overleden echtgenoot van Maghteld van Raalte. Daartoe compareren Magteld van Raalte, wonende alhier, ter eenre sijde, en Francois de Vries, wonende te Amsterdam en zich tegenwoordig mede alhier bevindende als momber en voogd over de twee onmondige kinderen van zijn overleden broer Jacobus de Vries, en zich sterk makende voor de mede-momber Evert van Raalt, eveneens wonende te Amsterdam, ter andere zijde. Magteld wil hertrouwen en moet de gemeenschap van de boedel delen. Magteld zal behouden alles wat zij tegenwoordig bezit. Er waren geen huwelijksvoorwaarden. De baten en lasten van de boedel hieven elkaar op. Er is alleen een obligatie van 700 gulden die Magteld en haar overleden man hebben opgenomen, tegenwoordig op naam van Juffrouw Anna Hendriks Roest, weduwe van Jacob Borres de Vries, van welke boedel de kinderen van de 1e comparant mede-erfgenamen zijn. [826]
Op 17-2-1731 verkopen Hendrik Harthoorn en Magtelt van Raalt, en de erven van Hendrik Fredriks Roest aan Hermanus van Ingen, huis en 2 achterhuizen genaamd De Bremertuin in de Korte Koningsstraat (ZZ) te Amsterdam. [827]
Op 21-3-1732 transporteren Hendrik Harthoorn en Magteld van Raalt, echtelieden, welk laatste als weduwe van Jacobus de Vries, en als erfgenaam van haar zoon Hendrik de Vries, een huis en erve op de Roosegragt aan de Noortsijde tussen de Baangragt en de laatste dwarsstraat, eertijds over 't nieuwe doolhof en althans over de brouwerije "'t Lam", aan Pieter Cokart, cammemaker.[828] [829]
COMMENTAAR(¥) vul aan lb 741 |
Op 20-3-1728 verkoopt Apolonia van Dam, weduwe en boedelhoudster van haere overleden man, Daniel van Poolen, in sijn leven mr. timmerman, aan Jacobus de Vries, borger, een huis, hof en hofstede in de Muurhuizen, over de Stovestraat en strekkende tot aan de Zuidsingel (Stadsgracht), met de helfte van de muur staende tussen de hoven of gronden van desen en de huijsinge van Maes van de Glint, welke muur gemeen moet onderhouden worden, belend aan de ene zijde Maes van de Glint, aan de andere het Siekhuijs. [830]
Op 9-8-1728 verkopen Christiaan van Rootselaar en zijn vrouw Aleijda Hooft van Huijsduijnen, Margaretha Hooft van Huijsduijnen, meerderjarige dogter, Cornelis Hooft van Huijsduijnen en zijn vrouw Maria de Bruijn, mitsgaders de voornoemde Christiaan van Rootselaar en Wilhelmus Boelhouwer, als aengestelde voogden over Hendrik, Aloysius em Jordanus Hooft van Huijsduijnen, tesamen de eenige nagelaten kinderen van Justus Hooft van Huijsduijnen en Johanna Henrica de Leeuw, in leven echteluijden, en hebben voornoemde voogden daarenboven van de Ed. Achtbare Heeren Regeerders op 26-4-1728, ter requarde van de voornoemde onmondigen, speciale toestemming ontvangen, aan Jacobus de Vries en zijn vrouw Cornelia van Bennecum, een huis bestaande uit een zeer bequame en jegenswoordig nog neringrijke brouwerij, met sijn melterije, eest en eestkleet-ketel, kuijpen, koelbakken, aenbrekers, schuppen, geuten, vloten, butten, coperen aker, twee heele tonnen, halffwater, vierendeels en achterdeeltje soo verre de selve getekend sijn met het merk van de brouwerije, item de stellingen met pakhuis, brouwerije en in de kelder van dit huijs, zijnde van ouds genaamt de brouwerije van Lommertsum staande aan de Langestraat, met de hoven daaragter en een schuur en pakhuis in de hoven staande. [831]
Op 2-7-1729 verkoopt Hendrik Harthoorn, burger, als gemachtigde van Jacobus de Vries, brouwer, en zijn vrouw Cornelia van Bennecum, aan Cornelis de Swart, chirurgijn, en zijn vrouw Maria van Veenendaal, een huis, hof en hofstede genaamt de brouwerije van Lommertsum, gelegen aan de Langestraat met een poort in de Muurhuizen uijtkomende, belend aan de ene zijde de erfgenamen van Justus Hooft, aan de andere zijde Francina van de Hooff, meerderjarige dochter. [832]
Op 16-1-1730 leent Hendrik Harthoorn Gartsoon, burger, als speciale gemagtigde van Gerardus van den Burgh en zijn vrouw Judith Muller, burgers, van Jacobus de Vries, brouwer, binnen dese stad, en zijn vrouw Cornelia van Bennecum, een bedrag van 399 gulden, met als onderpand zijn huis staande aan de Appelmarkt, met de nieuwe kamer daarachter in de Papenhofstede uijtkomende, belend aan de ene zijde van achteren de weduwe van Pieter van Raelt, aan de ene zijde van voren Dirk van Hoppesteijn, aan de andere zijde Jan de Kraker. [833]
Op 5-5-1731 verkoopt Hendrik Camp, silversmit gerechtelijk gesepareert van sijn huijsvrouw Eva van Esch, aan Jacobus de Vries, brouwer, een huis, hoff en hoffstede aan de Langestraat, wesende dese huijsinge niet anders belast als met den capitaale somme van achthondert gulden ten behoeve van de weduwe van den heer Carel Gabrij, belend aan de ene zijde Josua Craanen, aan de andere zijde Annetje ten Hoven, weduwe van Jacob Hendriksen Overhorst. [834]
Op 10-2-1734 leent Judith Muller, weduwe van Gerardus van den Burgh, van Jacobus de Vries, brouwer en Cornelia van Bennecum, sijn huijsvrouw, een bedrag van driehonderd gulden, met als onderpand sekere huijsinge, staande aan de Appelmerkt met de nieuwe kamer daeragter in de Papenhofstede uijtkomende, belend aan de ene zijde de weduwe van Pieter van Raald en Dirk van Hoppesteijn, aan de andere zijde de weduwe Van den Bergh. [835]
Op 7-8-1734 lenen Jacobus de Vries en Cornelia van Bennekum, echteluijden, van Christiaan van Rootselaar en Wilhelmus Boelhouwer als voogden over Aloysius en Jordanus Hooft van Huijsduijnen en Johanna Henrica de Leeuw, een bedrag van achthonderd gulden, met als onderpand (1) twee huijsingen annex den anderen en tot eene wooninge geapprobeert, staande aan de Eembrugge, gemeenlijk het Veerhuijs genaamt, (2) haarlieder huijsinge en brouwerije, staande aen de Langestraat, alsmeede haarlieder huijsen en bouwhuijs daarachter staande in de Muurhuijsen, belend aan de ene sijde Christiaan van Rootselaar, aan de andere sijde Willem Froger. De akte is doorgehaald en geroyeerd 22-7-1747 door Aloisius en Jordanus Hooft van Huijsduijnen. [836]
Op 21-7-1738 verkopen Jacobus de Vries en zijn vrouw Cornelia van Bennekom, aan Anthonij van Veerssen, notaris en procureur, een de helft van een huis, met poort en tabaksschuur naast de hof daarachter staande, gelegen over de Kreupelstraat langs het Janskerkhof achter de Kamp, bebouwd en gebruikt door Herman Craen, voerman. [837]
Op 18-7-1747 verkopen Jacobus de Vries en zijn vrouw Cornelia van Bennekom, aan Arnoldus Vlugh, meester timmerman en zijn vrouw, een 'n huis aan de Langestraat, vanouds genaamd de Brouwerije van Lommetsum met de hof en schuur daarachter, belend aan de ene zijde: voor aan de Langestraat de weduwe van Christiaan van Rootselaar en Cornelis Hoofd, aan de andere zijde: de erfgenamen van Francina van Hoeff in leven huisvrouw van Willem Froger. [838]
Op 15-8-1750 verkoopt Cornelia van Bennekom, vrouw van Jacobus de Vries, uitlandig, aan Frans van Riesen en zijn vrouw Swaentje Gerrits, een 'n huis, bouwhuis, schuur en stalling met de grond en poort daarnaast en hof daarachter, in de Muurhuizen achter de gewezen brouwerij van Lommetsum, tegenwoordig behorende aan Arnoldus Vlug, meester timmerman, belend aan de ene zijde: zekere weg, aan de andere zijde: de poort of uitgang van 't huis van Erasmus van Goudoever. [839]
Na de dood van de molenaar Jan van Raalt wordt diens molen (de Hutspot, buiten de Utrechtse poort) in 1695 gekocht door het gilde voor f 400,---, te betalen in termijnen [840].
Jan van Raalt met zijn zoon, buiten de Utrechtse Poort te Amersfoort betaalt ƒ 12,10,0 familiegeld (1675).[841]
1958. BESSEL (WESSEL) EVERTSZ (SCHUERBEECK), geb. Nijkerk, ovl. 1695-1702, j.m. van Nijkerk (1647). als Bessel Evertsz, schoenmaker, afkomstig van Nijekerck, burger van Amersfoort op 5-4-1647, met zijn huisvrouw Evertje Jans geref. lidmaat te Amersfoort 17-4-1652, in de Sevenhuijsen,[842] belender in de St. Jansstraat (1669), betaalt als Wessel Evertsen Schuurbeecq, in de Langestraat te Amersfoort, ƒ 18,15,-- Familiegeld (1675),[843] als tabaksplanter belender aen de Langestraat (1678), belender buyten de Camppoort (1678), met land aan de Oude Gracht (1682), gebruiker van een tabaksschuur, lang elf gebinten en staande aan het voetpad (1682), otr./tr. Amersfoort geref./Leusden jan/21-2-1647 (get. Jan Aertssoon, sadelmaker, en haar moeder Willemken Huijberts)
1959. EVERTJE JANS, ovl. na 1668, j.d. van Amersfoort (1647).
Op 16-12-1668 verkopen Evert Meusz van Harselaer en zijn vrouw Geertje Swarten, aan Wessel Evertsen en zijn vrouw, een zeker hofje met een huisje daarin staande, gelegen omtrent de beek, belend aan de noordzijde Oetje van Butselaer, aan de zuidzijde de weduwe van Peter Gerritsen Coedijck en de koper zelf met een schuur voor aan de gemeene weg. [844]
Op 17-7-1695 verkoopt de gemachtigde van Cornelis Bor, wonende te Amsterdam, voor hemzelf en als gemachtigde van zijn vrouw Catharina van der Weij, aan Wessel Evertzn Scheurbeecq, burger, een huis, hof en hofstede, staande en gelegen aan de Langestraat, belend aan de ene zijde mr. Otto Jacobus van Gessel, aan de andere zijde de weduwe Goossen Veth. [845]
In 1702 zijn de erfgenamen van Wessel Evertsen belenders aan de Langestraat omtrent de Kamperbinnenpoort. In 1719 zijn de kinderen en erfgenamen van Wessel Evertsen Schuurbeek belenders buiten de Kamppoort.
Op 21-7-1717 verkopen Willemina van der Maath, weduwe van Gijsbert Spijcker, blickslager, voor haar zelve, en Cornelis Spijcker als oom ende bloetmomber van deszelfs nagelaten kinderen, aan Josua Craanen ende Geertruijd Spijcker, echtel. en borgers alhier, een huis, hof en hofstede aan de Langestraat, belend aan de ene zijde Aleyda van Eggen, aan de andere zijde Gosen Taats en Dirk Camp, silversmith. [847]
Op 21-4-1751 verkoopt Hendrik Cornelis Croesse, gewezen executeur over de boedel van Geertruijd Spijkers, weduwe van Josua Craanen, voor de ene helft en voor Levi Craanen, weduwnaar van Elisabeth Craanen voor de andere helft,
- 1. aan Wilhelmus Noyen, apotheker, 2 morgen tabaksland in 't Nieuwland in de vrijheid der stad buiten de Utrechtsepoort, belend oostwaarts Wilhelmus Noyen, zuidwaarts de weduwe Everardus van der Maath, ten westen Lodewijk van Birkhovens erven, noordwaarts de weduwe van Jan Schouten. [848]
- 2. aan Hendrik Rookhuijsen, meester zilversmid, een huis, erf en hof daarachter aan de Langestraat, belend aan de ene zijde: Willbrordus van Birkhoven, aan de andere zijde: de weduwe van Jacobus de Vries. [849]
Op 24-6-1724 verkopen Wessel Craanen, notaris en procureur alhier, en Geertruijd van IJsselt, echtelieden en borgers binnen dese stad, en Elisabeth Craanen, meerderj. dochter en mede wonende binnen deze stad voor de ene helft, mitsgaders Pieter Clercq, getrouwd met Everarda van Raalt, benevens dezelve Everarda van Raalt, Alida van Deventer, weduwe en boedelhardster van Jan van Raalt en als moeder en momberse over haar vijf onmondige kinderen door voornoemde Jan van Raalt bij haar in echte verwekt, en Luijtje Dove, wonende tot Amsterdam, weduwe en boedelhardster van Evert van Raelt, voor zichzelf en als moeder en momberse over haar vier onmondige kinderen door Evert van Raalt bij haar in echte verwekt, voor de andere helft,
- 1. aan Anna Gort, weduwe Lielaer, veertien gebinten van een tabakschuur buiten de Kamppoort beginnende voor van de Steenstraat af en strekkende tot aan de vijftiende stijl, welke stijl gemeen blijft met het achterste gedeelte van de schuur benevens zo veel grond van het hofje naast de schuur langs het steegje als de voorsz. gebinten strekken, mitsgaders nog het hofje dat opzij ligt bij het achterste gedeelte van de schuur, tussen de schuur van de echtgenote van Dirck van Bemmel en het hofje van Arnoldus Coedijck, belend aan de ene zijde de acceptanten, aan de andere zijde de erfgenamen van Dirck van Bemmel en nu ook de acceptanten met de vaaltstede en berg. [851]
- 2. aan Matthijs Scheerder, tabaksplanter en borger binnen deze stad, een huis, hof en hofstede met het gebouw voor dezen gebruikt tot een melterije en een stallinge aan de Langestraat met een vrije uitgang uitkomende in de Muurhuizen, belend aan de ene zijde Joffer Draackenborgh, aan de andere zijde Cornelis van Birckhoven. [852]
- 3. aan Evert Jansz Roelen elf gebinten of vakken van een tabakschuur buiten de Kamppoort aan de Beek bij 't stenen bruggetje, beginnende van de vijftiende stijl, benevens zoveel grond van het hofje naast de schuur langs het steegje als de genoemde gebinten of vakken strekken, belend aan de ene zijde het voorsz. hofje, aan de andere zijde doctor Arnoldus Koedijk met zijn hofje. [853]
Op 24-12-1725 verkoopt Eva Bitter, weduwe en boedelhoudster van Henrik Both, in leven oud-burgemeester en raad, aan Henrik Craanen en zijn vrouw Henrikje Breeckers, voor de ene helft, en aan Geertruijd van Isselt, weduwe van Wessel Craanen, voor de andere helft, twee en een halve mergen bosland gelegen in de Vlasakkers, strekkende van de Heeserweg tot aan de Soesterweg toe, belend aan de ene zijde de Conventen, aan de andere zijde de erfgenamen van de heer Hasselaar. [854]
Op 11-7-1729 verkoopt Geertruijd van Isselt, huijsvrouw en gemachtigde van de heer Gerrit Cornelisz Meijer, wonende te Amsterdam, aan Jan Thiens, schepen, een de helfte van omtrent drie mergen boschland, daarvan Hendrik Craanen de wederhelfte competeert, gelegen in de Vlasackeren, strekkende van de Heserweg tot aan de Soesterweg, belend aan de ene zijde de Conventen, aan de andere zijde de erfgenamen van de heer Hasselaar. [855]
Op 15-2-1748 verkopen Levi Craanen, bakker, en zijn vrouw Elisabeth Craanen, aan Hendrik Craanen, korenkoper, en zijn vrouw Hendrikje Brekers, een huis, erf en grond in de Nieuwestraat en met 'n schuurtje in de Stovestraat uitkomende, met alles wat daarin aard- en nagelvast is, belend aan de ene zijde: Jan Putoor, aan de andere zijde: de kinderen van Cornelis van Speuijenburgh. [856]
Op 21-4-1751 verkoopt Hendrik Cornelis Croesse, gewezen executeur over de boedel van Geertruijd Spijkers, weduwe van Josua Craanen, voor de ene helft en voor Levi Craanen, weduwnaar van Elisabeth Craanen voor de andere helft,
- 1. aan Wilhelmus Noyen, apotheker, 2 morgen tabaksland in 't Nieuwland in de vrijheid der stad buiten de Utrechtsepoort, belend oostwaarts Wilhelmus Noyen, zuidwaarts de weduwe Everardus van der Maath, ten westen Lodewijk van Birkhovens erven, noordwaarts de weduwe van Jan Schouten. [857]
- 2. aan Hendrik Rookhuijsen, meester zilversmid, een huis, erf en hof daarachter aan de Langestraat, belend aan de ene zijde: Willbrordus van Birkhoven, aan de andere zijde: de weduwe van Jacobus de Vries. [858]
Hendrik Craanen, koopman in granen, betaalt in 1755 personele quotisatie [859] voor huizen :
f 10. in de Nieuwestraat overzijde, f 3. in de Lange Jansstraat, f 3. in de Lange Jansstraat, f 14. aan de oversijde van de Kamp van de poort af, f 8. in de Koningstraat oversijde van de Campstraat, f 2. in de Pothstraat, f 3. in de Pothstraat, f 2. in de Sogstraat oversijde van de walle aff, f 8. buijten de Camppoort aan de Hoogeweg beginnende aan de Steenstraat zuijdsije, f 8. in de Muurhuijsen aan de Weverscingelsijde, f 2. buijten de groote Koppel poort, f 8. aan de oversijde van de Utrechtsestraat, f 10. op de Kamp.
Na 1755 betaalt hij nog f 8,12 voor een huis aan de oversijde van de Kamp van de poort af.
Op 16-12-1758 verkopen Jan Puijk en zijn vrouw Jannetje van Hunnen, Gerrit Verschuur en zijn vrouw Francina van Bogerijen, burgers, en nog Jan Puijk als gemachtigde van Gerrit van Hunnen, wonende te Haarlem, aan Hendrik Cranen en zijn vrouw Hendrikje Breekers,
- 1. een huis aan de Kampstraat, belend aan de ene zijde voornoemde Cranen zelf met zijn huis "de Gekoonde El", aan de andere zijde Reijnier van den Berg.
- 2. een keuken met huisje daaragter in de St. Jansstraat uijtkomende, belend aan de ene zijde voornoemde Cranen zelf met zijn huis "de Gekoonde El", aan de andere zijde Abraham Spoor. [860]
Op 3-2-1776 verkopen Jacob Cranen, raad en oudschepen dezer stad, Frans ter Horst, grutter, en zijn vrouw Johanna Huigen, Hendrik ter Horst, notaris alhier, en zijn vrouw mejuffrouw Petronella Eva Hendriksen voor zichzelf en de rato caverende voor haar nicht en zuster Hendrikje ter Horst en Jacob Cranen, Frans en Hendrik ter Horst als gemachtigden van Hendrik Cranen, weduwenaar van Hendrikje Breukers, aan Steven Methorst en Gijsbert Jans Methorst, schepen en raad dezer stad, gebroeders, drie mergen land met eikenhout bepoot, gelegen in de Vlasakker onder de vrijheid dezer stad, strekkende van de Hezerweg tot aan de Soesterweg toe, belend aan de ene zijde de mansconventen, aan de andere zijde de erfgenamen van de heer van Hasselaar. [861]
Op 24-3-1779 verkopen Jacob Craanen, raad en schepen, voor zichzelf en voor Frans ter Horst, mitsgaders van notaris Hendrik ter Horst en Hendrikje ter Horst, erfgenamen van Petronella Cranen bij Jan ter Horst geprocreeerd voor hen zelf en als gemachtigden van Hendrik Craanen, respectievelijk hun vader en grootvader, aan Jan Jacob Greeve, een huis, hof en hofstede in de Nieuwestraat met een schuur of stallinge daar annex, in de Stovestraat uitkomende, belend aan de ene zijde burgemeester Brinkestijn, aan de andere zijde de erfgenamen van de weduwe Verberne. [862]
Frans ter Horst betaalt na 1755 personele quotisatie[866] voor huizen :
f 3 in de Andriesstraat oversijde, f 3,10. . op het Janskerkhof Kampsijde, f 3,10. . op het Janskerkhof Kampsijde, f 4. . in de Lange Jansstraat westzijde, f 10. . op de Kamp, f 10. . op de Kamp, f 8. . buijten de Camppoort aan de Hoogeweg beginnende aan de Steenstraat zuijdsije, f 4. . op de Weeverscingel van Bloemendal aff, f 4. . op de Weeverscingel van Bloemendal aff, f 2. . in de Breedesteegh, f 2. . in de Breedesteegh,
2016. JACOBUS NOEST(MAN), ged. Utrecht Domk. 1-8-1641, ovl. na 1670, suyckerbacker te Utrecht (1670),
otr. Zuilen 1665 met attestatie van Utrecht 29-7-1665, tr. Utrecht 13-8-1665 (get. zijn vader en haar vader)
2017. JOHANNA CONINCK(X) (KONINGH), ged. geref. Utrecht Jacobik. 29-11-1640[867], ovl. na 1670. Zij wonen in 't Hoge Masegat (1667).
![]() |
De suikerbakker.
Gravure uit "Het Menselijk Bedrijf", door Johannes en Caspaares Luyken. Eerste uitgave : Amsterdam, 1694. klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 19-8-1670 maakt Johanna Coninck, gehuwd met Jacobus Noest, en wonende te Utrecht op de Neude zz een codicil. Het betreft prelegaten aan haar dochtertje Aletta van Noest en zoontje Cornelis Noest. Haar schoonvader Cornelis Noest en broer Michiel Coninck worden benoemd tot voogden. [868]
NB volledige tekst nog doen
Op 10-11-1670 machtigt Jacobus Noest, suyckerbacker te Utrecht, gehuwd met Johanna Koninck, zijn zwager Michiell Coninck, gehuwd met Elysabet Meyeringh, om voor het gerecht van Utrecht te transporteren hun aandeel in een huysinge c.a. te Utrecht in de Vinckenborchsteege nz, ten behoeve van Johannes Looff te Utrecht. Jacobus Noest is medeerfgenaam van zijn schoonouders Anthoni Koninck x Margareta Kirrichgarden. [869]
NB volledige tekst nog doen
Op 6-3-1715 compareert te Utrecht Cornelis Noest, meerderjarige j.m. wonend te Leiden, zoon van wijlen Gerard Noest in zijn leven voorleser en koster van de Buyrkerck te Utrecht, en Jacomyna van Eyndhoven, gewesene echtelieden. Hij geeft te kennen dat aan hem comparant door de heren Johan Baerle ende Alexander Carel Philip van Wagtendonck als kerckmrs. indertijt van voorsz Buyrkerck bij acte d.d. 22-8-1699 was gegunt en gegeven, vermits de vrijwillige afstant van sijns comparants voorsz vader, het bewaren en uitreiken van laekens en kinderkleetjens van de lijcken op de profijte ende emolumenten daervan dependerende, mits daervan het incomen de kerke toebehorende d'eerste woensdach in ijdere maend werde verantwoort ende betaelt aen kerkmrs, ende onder conditie dat de voors Cornelis Noest profijte daervan comende aen desselfs moeder Jaecomijne van Eijndhoven haer leven lang sal moeten uijtreiken off dat sij desen sal mogen ontfangen. Dan alsoo is bevonden dat de heeren kerkmrs. indertijt van voors Buyrkerck enige jaeren al voor de voorsz 22-8-1699, namentlijk op de 20-12-1693, aen Nicolaes Spoltman doetgraver van voors. kerck bij acte ook hadden vergunt ende gegeven het bewaren en uitreijken van de voorsz laekens en kinderkleetjens, in maniere als hiervoren is uitgedrukt, sonder uijtkeringe aen hem comparant off sijn voorn. moeder te doen. Soo is echter dienaengaende tusschen hem Spoltman ende sijn comparants voorn. moeder voor haer selfven in naeme van hem comparant nader geaccordeert dat hij Spoltman de bedieninge van het bewaren en uitreijken van gemelte laekens en kinderkleetjens soude hebben ende behouden ende dat hij daervan alle jaeren ingegeaen den 1-1-1702 aen hem comparant tot sijn onderhoud en opvoeding soude uijtkeren de somme van 36 gulden te geduijren ter tijt toe dat den comparant sal bereijkt hebben de ouderdom van 25 jaeren ende niet langer, maar soude alsdan die uijtkeringe cesseren, ingevoege van welk gemaeckt acoord de voorn. Nicolaes Spoltman de voorgemelte bedieninge heeft waergenomen ende vervolgens ook de voorgemelte uijtkering van 36 gld tjaeren aen ende ten behoeve van hem comparant tot sijn ouderdom van 25 jaeren is gedaen, en't laetste bij het passeren deses (waarop?) hij comparant bekent daermede ten vollen betaelt te sijn sonder uitsondering op den voorn Spoltman ter saeke van voorsz bedieninge te reserveren, gelijk hij comparant ook heeft int alderminst geen pretentie op de voors bedieninge niet behoud ende hij comparant ook bij dese de voors Nicolaes Spoltman in de gerustige possessie van dien ende 't genot van de profijten en emolumenten daer van dependerende gelove wil laten continueren sijn leven geduijrende sonder ijts daaervan te sullen pretenderen. Belovende hem ook Nicolaes Spoltman aff te houden de namaninge van de pretentie dewelken sijn comparants voorn moeder uijt krachte van de voorgemelte acte van 22-8-1699 op de jaerlijkse emolumenten en de profijten van de voors. meergemelte bediening van laekens en kinderkleetjens soude mogen maeken ende dat coste ende schadeloos. Beloven ook hij comparant niet alleen de principale acte van voorsz 22-8-1699 aen hem Nicolaes Spoltman, wanneer die hem ter handen comt, af te leveren maar ook ende nader acte off hantschrift bij sijn voorn moeder te passeren waer bij sij hem Spoltman mede quiteert ende voorsz pretentie op de voorsz. emolumenten der laekens en kleetjens aen haars voor haar leven toegeschickt (da sal uliven?). Alsoo hem Spoltman bij vorige acte tselve al was gegeven versakende ende consenterende hiervan die dese is aldus gepasseert binnen Utrecht ter presentie van Govert Luijkeman ende Balthaser Lemarcier, borger desers stadt. Was getekend allen.[871]
Op 12-9-1732 compareren Cornelis van der Horst, meester chirurgyn, die bekent schuldig te zijn aan Cornelis van Hazendonk ƒ 150,- tegen een rente van 4 %, en Aletta Noest, wed. van Nicolaes Spoltman, die zich borg stelt voor de eerste comparant. Getuigen zijn Gerrit Willem van der Laan en Willem Kuijper. Was getekend allen. De akte is doorgehaald, in margine staat dat de schuld is voldaan op 22-4-1744, ondertekend door Aletta van Hazendonk.[872]
Op 1-11-1732 compareren te Utrecht Aletta Noest, wed. van Nicolaes Spoltman, wonend te Utrecht, en Hendrick van Beeck, wonend te Utrecht, ter zake van een borgstelling voor haar schoonzoon Dirck Tucker, vleeshouwer, ten bedrage van ƒ 120,-- "sijnde een restant van een jaar pachtpenningen" ten behoeve van 8 morgen weiland gelegen onder Westbroeck in het buitenweg. Comparante machtigt Hendrik Dous, procureur en Jan van Overmeer, procureur, om de zaak voor het hof af te handelen. Getuigen zijn Dirk van Fokkenberg en Nicolaes van Cleeff. Was getekend Aletta Noest, wed. van Nicolaes Spoltman en getuigen.[873]
Op 3-12-1742 verhuurt Aletta Noest, wed. van Nicolaes Spoltman, aan Jacoba Broederlet, wed. van NN Peereboom, wonende te Utrecht, een huysinge, erf en grond in een steegje agter de Buurkerk te Utrecht. [874]
Op 11-2-1754 compareren de kinderen, kindskinderen en erfgenamen ab intestato van Aletta Noest, overleden te Utrecht de dag tevoren 10-2-1754, in leven wed. van Nicolaas Spoltman, te weten Dirk Tukker als man en voogd van zijn vrouw Anna Elisabeth Spoltman, "alwaer hij thans levendige blijkende geboorte bij heeft", Dirk van Fokkenbergh als man en voogd van zijn vrouw Mergaretha Spoltman, "alwaer hij thans insgelijks levendige blijkende geboorte bij is hebbende", Johanna Remond, meerderjarige nagelaten dochter van wijlen Johanna Spoltman en Anthony Remond, in leven echtelieden, en voorts Dirk van Fokkenbergh en Antony Remond voogden over Nicolaas Remond, nagelaten zoon van wijlen Johanna Spoltman, en over Elizabeth Spoltman, enige nagelaten dochter van wijlen Lubertus Spoltman, en over de onmondige kinderen van Theodora Spoltman en Cornelis van der Horst, beiden overleden, met name Margaretha van der Horst, Magtilda van der Horst, Elisa van der Horst, Louis van der Horst, Hendrik Nicolaes van der Horst. Zij verklaren "genegen te sijn omme volgens hun kinderlijke pligt het afgestoreven lichaam ter aarde te doen bestellen, dog dat sij geen voornemen hadden omme sich met hare nalatenschap te bemoeijen". Zij verwerpen de nalatenschap. [875]
Op 29-9-1755 compareren dezelden om de boedel te scheiden. Publiekelijk geveild wordt een huysinge en grond met een camere daer agter annex aan de oz Donkerstraat te Utrecht op de noordhoek van 't Kleyne Kerksteegje belend zw 't Kleyne Kerksteegje, nw: Abraham Schaap. Het wordt uit de boedel gekocht door de derde comparante Johanna Remond voor ƒ 785,--. Er wordt verwezen naar een appointement d.d. 11-3-1754 van de vroedschap van Utrecht. [876]
Op 16-4-1723 maken Derk Tukker, wonend te Utrecht, meerderjarige j.m. en Anna Elisabeth Spoltman, geasst. met Nicolaas Spoltman en Aletta Noest haar ouders, huwelijkse voorwaarden. Beiden brengen hun goederen in de huwelijksgemeenschap in. Als bruidegom eerst overlijdt zonder kinderen zal zij alle goederen erven maar moet zij uitkeren aan de bloedverwanten van de bruidegom diens linnen en wollen kleren. Als bruid eerst overlijdt moet hij uitkeren ƒ 100 aan de bloedverwanten van de bruid. Dit alles met inachtneming van een legitieme portie voor de vader van de bruidegom. Als bruid eerst overlijdt moeten ook haar linnen en wollen kleren en kleinodien van goud en zilver naar de bloedverwanten van de bruid. Hij mag alleen alles wat hij van haar erft tot hertrouwen behouden. Bij hertrouwen verkrijgt hij zelf de helft en de andere helft gaat naar de bloedverwanten van de bruid plus een bedrag van ƒ 300,--. De langstlevende wordt benoemd tot voogd van eventuele kinderen onder uitsluiting van de momberkamer. Getuigen zijn Gijsbert Spoltman en Cornelis Noest. De akte is opgemaakt ten huize van de ouders van de bruid en getekend door allen.[877]
Op 27-8-1756 maakt Dirk Tukker, gehuwd met Anna Elisabeth Spoltman en wonend te Utrecht, wz Telingstraat, een testament met lyftocht op de langstlevende, met benoeming van langstlevende tot voogd en een legitieme portie voor kind(eren). [878]
Op 27-8-1756 maakt Dirk Tukker, gehuwd met Anna Elisabeth Spoltman en wonend te Utrecht, wz Telingstraat, een codicil t.b.v. Wouter Tukker, zijn zoon. Hij verkrijgt een huysinge tot 2 woningen gesepareerd c.a. aan de wz Telingstraat, na overlyden van de langstlevende en op voorwaarde, dat begunstigde het taxatiebedrag inbrengt. [879]
Op 28-12-1759 maakt Anna Elisabeth Spoltman, wed. Dirk Tukker, wonend te Utrecht, een codicil. Het betreft prelegaten voor de nog inwonende, ongehuwde dochters en bepalingen inzake de huishouding en de slachtery voor de ongehuwde kinderen. [880]
COMMENTAAR(¥) Gijsbert Spoltman tr. Elburg 23-7-1719 Anna du Cailar. Een erder huwelijk? |
Op 9-3-1743 vindt de uitkoop plaats door Frederik Quint, meester verver en borger te Utregt, wednr. en boedelhouder van Christina Spoltman, overleden te Utrecht 24-1-1743, van Aletta Noest, wed. van Nicolaes Spoltman, zijn schoonmoeder wonend te Utregt, uit de boedel ter voldoening van haar legitieme portie. Er wordt verwezen naar de huwelykse voorwaarden d.d. 17-2-1730 voor Nots. Wyer Jan van Overmeer, waarbij zij elkaar wederzijds tot enige universele erfgenaam benoemden indien een van hen kinderloos zou komen te overlijden, doch op last van de legitieme portie voor de moeder van de eerststervende. Frederik Quint zal aan Aletta Noest betalen ƒ 100,-- en een popolieren japon en een dito rok terwijl zij moet betalen de onkoste van dese met de zegels. Get. Cornelis Vermande en ~Govert van Vendeloo. [881]
Op 19-1-1760 passeert de boedelbeschrijving van goederen, door Christina Spoltman, gelegateerd aan Elisabet Spoltman, wed. van Dirk Tucker, aan Theodora Spoltman, in leven gehuwd met Cornelis van der Horst, aan Margareta Spoltman, gehuwd met Dirk van Fockenberg, en aan Anna Elizabet Spoltman. Balanghebbende is Johannes van Bergen, wednr. van Christina Spoltman wonend aan de Bemuurde Weerd te Utrecht. Er wordt verwezen naar een testament d.d. 1-2-1749 voor notaris J. Vervoorn. [882]
2018. STOFFEL CROES, ovl. vóór 1698, tr.;(¥)
2019. ANNICKJE JANS, geb. ca. 1645, ovl. na 1698, wonend in de Rietstege te Utrecht (1698).
COMMENTAAR(¥) geen huwelijk van Annetje Jans en NN Croes, te Utrecht gevonden 1659-1685. Ook dopen geref. Utrecht 1640-1680 levert geen dochter Sara Croes op. |
Op 29-10-1698 compareert Annigje Croes, wonend in de Rietstege te Utrecht, wed. van Stoffel Croes, om te machtigten Cornelis Noest, haar schoonzoon, wonend te Montfoort, medecomparant, om van de VOC kamer Amsterdam drie maanden gage ter somme van ƒ 27,-- te innen uit de gage van Johannes Croes, haar zoon. Deze is uitgevaren als soldaat op het schip Berckenrode en heeft dit bedrag jaarlijks uit sijn verdiende gage aan haar geassigneerd. Getuigen zijn Cornelis van Cleef, Jacob Croes en Henrikus van Till, burgers te Utrecht. Annigje Croes, Cornelis van Cleef en Jacob Croes zetten een merk, de anderen tekenen.[883]
2032. JAN (GERRITS?) (VAN BECKBERGEN), vooralsnog alleen bekend uit het patroniem van zijn vermoedelijke kinderen.
COMMENTAAR(¥) Is hij verwant aan (identiek met) Jan Hendricksz van Beckbergen, genoemd in het register van het Familiegeld Woudenberg (1693, 1694).[886] |
COMMENTAAR(¥)
Ref. [887] heeft hier:
Gerrit Jansen van Beckbergen, wonend te Woudenberg, tr. Scherpenzeel (otr. Woudenberg) 10-3-1717 Grietje Rijcks Kok, wed. van Peter Damen van Terburg/ter Borg, wonend te Scherpenzeel. In 1726 is Gerrit Jansen van Beckbergen getuige bij het huw. van zijn stiefzoon Daniel Petersen van ter Borg. Indien hij identiek is aan bovenstaande Gerrit van Be(c)kbergen x 1718 Jo(h)anna van der Eem dan zou Grietje Rijcks Kok dus binnen een jaar na haar huwelijk moeten zijn overleden. |
Op 1-7-1765 verkopen Cornelis Cloot en zijn vrouw Arnolda Adolphi aan Dirk van Kalken en zijn vrouw Gerritje van Bekbergen, een huis, hof en hofstede, aan de oostzijde van Bloemendal, belend aan de ene zijde Hubregt van Goudoever, aan de andere zijde de verkoper. [888]
Op 1-7-1765 lenen Dirk van Kalken en zijn vrouw Gerritje van Bekbergen van Cornelis Cloot en zijn vrouw Arnolda Adolphi een bedrag van 800 gulden met als onderpand hun huis, hof en hofstede, aan de oostzijde van Bloemendal, belend aan de ene zijde Hubrecht van Goudoever, aan de andere zijde Cornelis Cloot. [889]
Gerritje (Grietje) van Bekbergen is overleden 8-9-1790. Zij is wed. van Dirk van Kalken en diens testamentaire erfgename. Het betreft de verkoop van een huis aan oostzijde van Bloemendal Amersfoort d.d. 15-11-1790 [890]. Er wordt verwezen naar een testament: d.d. 22-11-1789,[891] een kwitantie van een legaat d.d. 25-9-1790 [892] en de rekening en verantwoording van de executeur d.d. 12-2-1791.[893]
Op 11-8-1753 verkopen Albert Bekbergen, koekebakker en zijn vrouw Hendrina Both, en Hermannus Both, meerderjarige jongeman, wonend te Amsterdam, aan Jan Jansen Kok en zijn vrouw, een huis, grond en erf op de Kampstraat, met grote schuur daarachter, met stenen gevels en stenen zijmuren en 'n vrije en ruime gang ter zijde van die schuur op de Achterberg uitkomend belend aan de ene zijde: op de Kamp Wouter Couzijnsen, aan de andere zijde: Jan Puyk. [894]
Op 26-9-1787 passeert de boedelscheiding van Jan Van Dorssen (Junior)"enige tijd geleden" overleden, laatst wonend te Amersfoort, en zijn echtgenote Ariaantje (sic!) van Bekbergen. Enig kind en erfgenaam is Weijmtje van Dorssen. [895]
Op 27-4-1834 is overleden Deliana Van Bekbergen, laatst wonend in de Krommestraat, echtgenote van Bernardus (Barend) van den Brom, eerder gehuwd met Jan van Dorssen. Er is een gezamenlijke inventaris van Deliana van Bekbergen en Bernardus (Barend) van den Brom d.d. 13-5-1834 [896] betreffende het huis in de Krommestraat wijk Bloemendal. Voorts een memorie van lasten d.d. 19-9-1834 [897] en een verkoopakte d.d. 27-9-1834.[898]
COMMENTAAR(¥)
Reijer Gerritsz van Beckbergen, ovl. vóór 1713, tr.
Beertje Gerrits.
|
2036. ARNOLDUS MICHIELSZ ASBACH(¥), geb. vóór ca. 1650, beg. Amersfoort St. Joriskh. 11-8-1723 (laat kinderen na),
soldaet onder Cap. Mornouw in garnizoen te Wijck (1675),
doopget. (1713),
otr. 1o Wijk bij Duurstede geref. 16-1-1675 (met attestatie naar Amersfoort),
otr./tr. 1o Amersfoort geref. 4/29-1-1675,
ANNA (ANNETJE) P(I)ETERS, ovl. 1675/76, j.d. wonend te Amersfoort (1675),
otr./tr. 2o Amersfoort geref. 9/22-3-1676 (als Arnoldus van Asburgh wednr. van Annitjen Peeters)
JANNITJE (JOANNA) JANS, j.d. wonend te Amersfoort (1676),
doopget. (1705..1711).
COMMENTAAR(¥) De verdere afkomst van Arnoldus Michielsz Asbach is onopgehelderd. Van zijn kennelijke vader Michiel Asbach (misschien ook militair) is in Amersfoort geen spoor te vinden. Een verband met Gerard Bernhard Pelnitz thou Asbach, camerheer van sijn vorstelijke doorluchtigheid van Brandenborch,(1655) ritmr. ten dienste der Ver. Ned. (1652),[901] [902] die rond 1650 blijkbaar in Amersfoort vertoeft, is puur speculatief. |
COMMENTAAR(¥) Zijn filiatie is zeer waarschijnlijk vanwege de naamgeving van zijn (klein)kinderen en vanwege het optreden van zijn (stief?)moeder Jannetje Jans bij de dopen van zijn kinderen. Zijn geboorte en doop zal vermoedelijk gezocht moeten worden in een van de garnizoensplaatsen waar Arnoldus Asbach tussen ca. 1676 en 1686 gelegerd is. |
Rebecca Peters |
Voor verder onderzoek naar de herkomst van Anna P(i)eters lijkt de herhaaldelijk optredende getuige Rebecca Peters (haar zuster?) van belang. Wie is zij?
Rebecka P(i)eters, ovl. Amersfoort 30-4-1714 (reg. overledenen RK Kromme Elleboog) jd. van Amersfoort, treedt in 1686 op als get. bij de Oud-Kath. doop van Gisberta dr. van Henrick Jansen x Rachel Pieters (haar zuster?) (juw huwelijk Amersfoort 1681 zonder verdere namen), otr./tr. Amersfoort geref. 28-3/17-4-1684 Hendrick Hendricksz, j.m. van Amersfoort (1684), wednr. van en wonende te Amersfoort (1719), Hij hertr. (als Hendrik Thins!) Amersfoort geref. 22-9/13-10-1719 Jannitje Jans van der Velden, wed. van Daniel van de Velden.
|
2040. = 1924. THOMAS (TEUNIS) STOFFELSZ.
2041. = 1925. GRIETJE JANS.
2046. = 1842. (JA)COBUS JANSEN (VAN WICHELRAAD).
2047. = 1843. PETERTJEN HERMENS.
Referenties Kwartierstaat Lapikás --- Generatie 11 ( 904 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|