Next: Tensorcalculus
Up: Wiskunde II - Curvelineaire
Previous: Wiskunde II - Curvelineaire
Contents
De traditionele manier waarop een vector gedefinieerd wordt, is door te stellen dat
hij onder willekeurige coördinatentransformaties op dezelfde manier transformeert
als de verplaatsing. Hiermee bedoelen we dat een vector
voorgesteld
kan worden als een verplaatsing
, of in poolcoördinaten
als
, of in het algemeen door
.
Voor kleine
geldt dan
|
(239) |
We stellen nu dat een willekeurige vector op precies dezelfde manier
dient te transformeren. Dus geldt
|
(240) |
waarbij de index refereert aan het systeem en
index
aan het systeem
.
Er is een moderne en meer natuurlijke manier om vectoren en 1-vormen te introduceren.
Hiertoe beschouwen we een scalair veld . Gegeven de coördinaten
is het altijd mogelijk om de afgeleiden
en
te vormen. We definiëren de
1-vorm
als het geometrisch object met componenten
|
(241) |
in het coördinatenstelsel
. Dit is algemene definitie van
een oneindig aantal 1-vormen, elk voor een ander scalair veld. De transformatie
van de componenten volgt uit de kettingregel,
|
(242) |
en evenzo voor
. We vinden hiermee
|
(243) |
We zien dat componenten van 1-vormen transformeren met
en
dat is tegenovergesteld aan het transformatiegedrag van vectorcomponenten, zoals
gegeven in vergelijking (246).61
We beschouwen nu de afgeleide van een scalair veld langs een curve
(zie ook sectie 4.5.2). Deze hangt af
van de parameter en als we die veranderen, dan verandert ook de afgeleide.
We kunnen dit schrijven als
|
(245) |
met de vector met componenten
.
Deze vector hangt enkel van de curve af, terwijl
enkel
van afhangt. Daarom is karakteristiek voor de curve
en wordt de tangent vector genoemd. We kunnen een vector dus
opvatten als een object dat
produceert als
gegeven is. Dit leidt tot de moderne opvatting dat een tangent
vector aan een curve
genoemd moet worden62.
Elke curve (met parameter ) heeft een tangent vector
gedefinieerd als een lineaire functie die een 1-vorm als argument
neemt en afbeeldt naar het reële getal
.
Onder een coördinatentransformatie gebeurt er niets met (de definitie
van deze parameter had niets met coördinaten te maken), maar veranderen
de componenten van volgens de kettingregel als
|
(251) |
Dit is dezelfde transformatiewet die we eerder voor vectoren hebben gevonden;
vergelijk dit met uitdrukking (246) en op basis van deze correspondentie
mogen we een vector noemen. Met deze informatie kunnen we onze
beschouwing in poolcoördinaten voorzetten.
Voorbeeld: basis 1-vormen en vectoren in poolcoördinaten.
Voor de basiscoördinaten geldt
en dit levert
|
(252) |
en op dezelfde wijze
|
(253) |
Merk op dat we gebruiken dat
.
Op dezelfde wijze kunnen we de andere kant op transformeren met
.
De transformatiematrices zijn eenvoudig: we hoeven enkel te kijken naar welke index
boven of beneden is en we weten welke afgeleide we dienen te gebruiken.
De basis 1-vormen vinden we op analoge wijze. Er geldt
en dus
|
(254) |
en ook
|
(255) |
Figuur 45:
Links: basisvectoren voor poolcoördinaten; rechts: basis 1-vormen.
|
In Fig. 45 trachten we de basisvectoren en 1-vormen grafisch
weer te geven. We tekenen de 1-vormen door oppervlakken te tekenen met constante
of voor respectievelijk
en
.
Merk op dat de bases veranderen van punt tot punt! Ook de lengten van de bases
zijn niet constant. We vinden bijvoorbeeld
zodat de lengte van
toeneemt met haar afstand tot de oorsprong. We hebben dus
ook geen eenheidsbasis meer. Er geldt
.
De inproducten kunnen worden uitgerekend, omdat we de metriek in cartesische
coördinaten kennen:
en
. In tensornotatie is dat
voor cartesische coördinaten.
De metriek g in poolcoördinaten heeft de componenten
en dit levert
,
en
. We kunnen de componenten
van ook schrijven als
|
(256) |
De laatste formule in bovenstaande uitdrukking63
geeft de lengte van een willekeurige
en oneindig kleine verplaatsing
, hetgeen een handige manier is om de
componenten van de metrische tensor en tegelijkertijd de coördinaten van het
lijnelement
te tonen.
De metriek heeft een inverse
|
(257) |
waarmee geldt dat
,
en
. We kunnen
dit gebruiken om een afbeelding te maken tussen vectoren en 1-vormen. Stel bijvoorbeeld
dat een scalairveld is en
haar gradiënt, dan heeft de
vector
de componenten
|
(258) |
Dus terwijl
componenten van een 1-vorm zijn, heeft de
vector gradiënt componenten
. Ondanks dat we in de euclidische
ruimte zijn, zien we dat vectoren in het algemeen componenten hebben die verschillen van
die van de geassocieerde 1-vormen. Cartesische coördinaten zijn de enige coördinaten
waarvoor de componenten hetzelfde zijn (want
).
Next: Tensorcalculus
Up: Wiskunde II - Curvelineaire
Previous: Wiskunde II - Curvelineaire
Contents
Jo van den Brand
2009-01-31