Next: IMPULSMOMENT
Up: WATERSTOFATOOM
Previous: Verstrooiing aan een gelokaliseerde
  Contents
Het waterstofatoom bestaat uit een proton en een elektron.
We beschouwen de beweging van het elektron met (gereduceerde16) massa
onder invloed van de Coulomb potentiaal
|
(478) |
met de afstand van het elektron met lading tot het proton met
lading . We veronderstellen dat het proton zich in de oorsprong
bevindt. Invullen van de Coulomb potentiaal in de Schrödingervergelijking
levert
|
(479) |
We stellen
en vinden dan, met ,
voor de radiële golffunctie de differentiaalvergelijking
|
(480) |
We zien in bovenstaande vergelijking dat de Coulomb potentiaal
aantrekkend is, terwijl de -`potentiaal' altijd afstotend is.
Dit is weergegeven in Fig. 36.
Figuur 36:
De effectieve potentiaal in de Schrödingervergelijking
voor een aantrekkende Coulomb potentiaal en .
|
We dienen nu deze vergelijking voor op te lossen en de
mogelijke energietoestanden te bepalen. Het waterstofatoom vormt
de hoeksteen van de quantum theorie en we zullen stap voor stap
door de afleidingen gaan.
We beginnen met het opschonen van de notatie en definiëren
hiertoe de variabele
|
(481) |
Merk op dat voor gebonden toestanden geldt dat en dat
daarom reëel is. Vervolgens delen we vergelijking
(487) door en vinden
|
(482) |
Vervolgens definiëren we de variabelen
|
(483) |
De radiële vergelijking simplificeert nu tot
|
(484) |
We verwachten dat de oplossingen exponentieel gedempt zijn voor
. In die limiet hebben we
|
(485) |
met als algemene oplossing
|
(486) |
De laatste term blaast weer op als
en
we kiezen daarom . Klaarblijkelijk geldt
voor grote . Aan de andere kant, domineert de centrifugale term in de
limiet
. We vinden in dat geval
|
(487) |
De algemene oplossing hiervan is
|
(488) |
zoals eenvoudig te controleren valt door dit in te vullen
in vergelijking (494). We zien dat in de limiet
de term met opblaast. We kiezen daarom
en hebben voor kleine als oplossing
.
Als volgende stap proberen we nu dit asymptotische gedrag af te
scheiden, door een nieuwe functie
te introduceren,
|
(489) |
in de hoop dat de differentiaalvergelijking voor
eenvoudiger wordt. De eerste afgeleide is
|
(490) |
en de tweede afgeleide is
|
(491) |
We kunnen de radiële vergelijking nu herschrijven
in termen van
.
Dit leidt uiteindelijk tot de differentiaalvergelijking
|
(492) |
Bovenstaande differentiaalvergelijking kan opgelost worden
door aan te nemen dat de oplossing als een machtreeks kan worden
geschreven. We schrijven
|
(493) |
en we dienen nu de coëfficiënten
te
bepalen. Voor de eerste-orde afgeleide geldt
|
(494) |
Hierbij is in de tweede
sommatie de index hergedefinieerd (
).
Voor de tweede-orde afgeleide geldt
|
(495) |
Als we deze uitdrukkingen invullen in radiële vergelijking in termen van ,
vinden we
|
(496) |
Vervolgens merken we op dat coëfficiënten behorend bij
dezelfde macht van tegen elkaar weg dienen te vallen. Dit levert
|
(497) |
of
|
(498) |
Deze recursierelatie bepaalt de coëfficiënten en daarmee de
functie
. We beginnen met en de vergelijking
geeft ons dan . Overigens bepalen we uiteindelijk de waarde voor
door de zaak te normeren. Vervolgens stoppen we in de recursierelatie
en bepalen zo , enzovoort.
We inspecteren nu de coëfficiënten voor grote waarden
van . Dat correspondeert met grote , waar de hogere
machten domineren. In dit gebied kunnen we de recursie relatie
schrijven als
|
(499) |
Stel dat we zouden aannemen dat dit het exacte resultaat
is, dan zou gelden
|
(500) |
en dus
|
(501) |
en daarvan wisten we al dat dit opblaast bij grote . Dit positieve
exponentiële gedrag is nou net precies wat we niet wilden hebben
in vergelijking (493). Het is trouwens niet verbazingwekkend
dat we dit hier terug vinden, omdat het nu eenmaal het asymptotische
gedrag van sommige oplossingen van de radiële vergelijking beschrijft.
Wij zijn er alleen niet geïnteresseerd in, omdat ze niet te
normeren zijn. Er is echter een uitweg uit dit dilemma: de machtreeks
dient eindig te zijn! Er moet een of andere maximale integer, ,
bestaan, zodat
. Vanwege recursie verdwijnen alle
coëfficiënten voor hogere machten dan automatisch.
Klaarblijkelijk voldoet de recursie formule aan
|
(502) |
We definiëren
|
(503) |
als het hoofdquantumgetal en vinden
|
(504) |
We weten dat volgens vergelijkingen (488) en (490)
de energie bepaalt en vinden
|
(505) |
en de mogelijke energiën worden gegeven door
|
(506) |
Dit is de beroemde vergelijking van Bohr.
We constateren dat voor de Coulomb potentiaal, net als voor elke andere
potentiaal die tot gebonden toestanden leidt, de toegestane energieën
van een deeltje dat zich beweegt in deze potentiaal discreet
gequantiseerd is. De energieniveaus worden getoond in Fig. 37.
Figuur 37:
De laagste energieniveaus van het waterstofatoom
corresponderen met de energie eigenwaarden van de Hamiltoniaan.
|
Als we vergelijkingen (490) en (511) combineren, vinden we
|
(507) |
waarbij
|
(508) |
de zogenaamde Bohrstraal is. Hieruit volgt dat
|
(509) |
De ruimtelijke golffuncties van het waterstofatoom worden gekenmerkt door
drie quantumgetallen (, en ) en worden geschreven als
|
(510) |
waarbij volgens vergelijkingen
en
geldt dat
|
(511) |
met
een polynoom van de orde
in , waarvan de coëfficiënten, tot op een algemene
normeringsfactor na, bepaald worden door de recursie formule
|
(512) |
Voor de grondtoestand, de toestand met laagste energie, geldt .
We vinden hiervoor
|
(513) |
Hieruit volgt dat de bindingsenergie, dat is de energie die het kost
om het elektron van het waterstofatoom te verwijderen (het atoom
te ioniseren), van waterstof 13,6 eV is. Volgens vergelijking (510)
is in dat geval en dus ook (volgens vergelijking (446))
en vinden we voor de golffunctie
|
(514) |
De recursie formule breekt af na de eerste term. Daarom is
een constante () en
|
(515) |
Als we dit normeren vinden we
|
(516) |
waaruit volgt dat
. Verder geldt
en dus
|
(517) |
Voor is de energie gelijk aan
|
(518) |
en dit is de eerste aangeslagen toestand van het waterstofatoom.
Preciezer gezegd, de eerste aangeslagen toestanden, want we kunnen
nu zowel (waarvoor geldt ) als (met of +1)
hebben. Voor geldt dan
|
(519) |
terwijl voor geldt dat
|
(520) |
In beide gevallen dienen we de constante uit de normering te
bepalen.
Fig. 38 toont enkele radiële
waarschijnlijkheidsdichtheden voor het waterstofatoom.
Figuur 38:
De radiële waarschijnlijkheidsdichtheid voor het
elektron in het waterstofatoom voor diverse quantumgetallen en .
|
De laagste-orde radiële golffuncties van een één-elektron
atoom kunnen expliciet geschreven worden als
|
(521) |
Voor willekeurige waarden van zijn de mogelijke waarden van
gelijk aan
|
(522) |
Voor elke zijn er mogelijke waarden van , zodat
de totale ontaardheid van energieniveau gelijk is aan
|
(523) |
Overigens is de polynoom
een bekende wiskundige
functie (afgezien van de normering) en kan geschreven worden als
|
(524) |
met
|
(525) |
de geassocieerde Laguerre polynoom en
|
(526) |
de Laguerre polynoom. Hiermee kunnen we de
genormeerde golffuncties voor het waterstofatoom schrijven als
|
(527) |
Met bovenstaande uitdrukking hebben we een oplossing gevonden
voor een van de weinige realistische systemen die we zonder de
hulp van een computer kunnen beschrijven. Overigens kunnen we
ook nog bewijzen dat de oplossingen onderling orthogonaal zijn,
|
(528) |
Figuur 39:
Spectra voor het normale Lorentz triplet in zink en het anomaal
Zeeman effect in kalium en in zink.
|
Tenslotte tonen we in Fig. 39 de experimentele observatie
van de opsplitsing van de spectraallijnen van diverse elementen
in een zwak magnetisch veld. Het verband tussen de structuur van de
multipletten en het periodiek systeem leidde tot de uiteindelijke
ontdekking van spin. Wolfgang Pauli kende deze eigenschap toe aan het
elektron, waarbij hij twee waarden van spin toeliet. Dit betekende
effectief het invoeren van een vierde quantumgetal in de beschrijving
van elk atomair elektron.
Next: IMPULSMOMENT
Up: WATERSTOFATOOM
Previous: Verstrooiing aan een gelokaliseerde
  Contents
Jo van den Brand
2004-09-25