Stel u voor dat u een blok ijs op een glazen plaat gooit: het glijdt en komt uiteindelijk tot stilstand. Maak de plaat nat en het blok zal een grotere weg afleggen, alvorens tot stilstand te komen. Neem een blok droogijs (dat is bevroren koostofdioxide) dat glijdt over een luchtkussen van koolstofdioxidedamp en neem waar dat dit blok veel verder zal glijden zonder noemenswaardige vermindering van snelheid. Voor de komst van Galileo Galileï (1564 - 1642) dacht men dat er altijd een kracht nodig is om een object met constante snelheid te laten bewegen. Galileï zag in dat de snelheidsvermindering veroorzaakt wordt door wrijvingskrachten. Als men de wrijving vermindert, dan vermindert ook de snelheidsafname. Galileï redeneerde dat als men alle krachten van een object kan verwijderen, inclusief wrijvingskrachten, de snelheid van een lichaam nooit zal veranderen. Deze eigenschap noemde hij inertia.
Uit het bovenstaande volgt dat we geen verschil kunnen maken tussen een
object in rust of een object dat met constante snelheid beweegt. Of een
object in rust blijft of met constante snelheid beweegt hangt af van het
coördinatenstelsel (referentiesysteem) waarin het object wordt beschouwd.
Stel u voor dat u een reiziger bent in een trein die met constante snelheid langs
een rechte lijn beweegt en u plaatst een biljartbal op het tafeltje voor u
(nodeloos te zeggen dat we aannemen dat deze tafel perfect horizontaal is ...).
Relatief ten opzichte van de trein is de bal in rust, zolang de trein
met constante snelheid ten opzichte van het perron beweegt. Relatief ten
opzichte van het perron beweegt de bal met dezelfde snelheid als de trein.
Vervolgens begint de machinist met afremmen omdat het volgende station in aantocht is. De trein versnelt ten opzichte van het perron (het is een negatieve versnelling, een vertraging) en u zult zien dat de bal op uw tafeltje naar voren begint te rollen. De bal versnelt ten opzichte van de trein ondanks het feit dat er geen kracht op werkt! Een referentiesysteem dat versnelt ten opzichte van een inertiaal referentiesysteem is geen inertiaal referentiesysteem. Als er geen krachten werken op een object (in ons geval de biljartbal), dan is elk referentiesysteem ten opzichte waarvan de versnelling van het object gelijk is aan nul een inertiaal referentiesysteem. Zowel de trein, zolang die met constante snelheid beweegt, als het perron zijn, in goede benadering, inertiaalsystemen2.
Toen Galileo Galileï leefde was er om voor de hand liggende redenen,
grote belangstelling voor de banen van kanonskogels.
Galileï bestudeerde dergelijke banen en ontdekte dat
Wij beschouwen een vrij-vallend voorwerp in één dimensie: de vertikale
() richting. De waarde neemt toe met afnemende afstand tot het
middelpunt van de aarde.
Als we een voorwerp laten vallen dan is de versnelling constant en geldt
m/s. Omdat
vinden we nu de snelheid
door integratie. Er geldt
, waarbij de
initiële snelheid op is. Verder neemt de snelheid lineair in de tijd toe.
De afgelegde weg vinden we door nogmaals te integreren. Er geldt
,
waarbij de afstand is die het voorwerp reeds afgelegd had vóór tijdstip
. We zien dat de afgelegde weg kwadratisch toeneemt in de tijd.
Vervolgens beschouwen we de beweging van een voorwerp in twee dimensies. Hiertoe analyseren
we de beweging van een kanonskogel die afgevuurd wordt op tijdstip
met een beginsnelheid onder een hoek met de -as. De situatie
is geschetst in Fig. 1.
|
In de horizontale richting werkt er geen versnelling en wordt de
-positie gegeven door
(6) |
Het idee dat we de beweging in horizontale en verticale richting mogen ontkoppelen
en zelfstandig behandelen is van Galileï. Het is een eerste versie van het
relativiteitsprincipe. Toen Nicolas Copernicus (1473 - 1543) stelde dat de aarde en
andere planeten rond de zon bewegen, was het moeilijk te begrijpen waarom we
deze beweging niet voelen? Waarom vliegen we niet van de aarde af, of blijft de
atmosfeer achter als de aarde met grote snelheid rond de zon raast. Galileï
gebruikte de onafhankelijkheid van verschillende bewegingen om dit te verklaren.
Net zoals voorwerpen die binnen een trein verticaal vallen en het niet uitmaakt
of de trein stilstaat of met constante snelheid beweegt, zo merken wij ook niet
dat de aarde met grote snelheid door het universum vliegt. Tegenwoordig stellen
we dat alle natuurwetten hetzelfde zijn voor een waarnemer die met uniforme
snelheid in een rechte lijn beweegt als die voor een waarnemer in rust. We
noemen dit het relativiteitsprincipe.