Het oppervlak van de aarde vormt een twee-dimensionaal gekromd oppervlak. Dit oppervlak kan worden ingebed in de drie-dimensionale euclidische wereld.
|
Het gehele aardoppervlak (zie Fig. 27) kan in kaart worden
gebracht met een voldoend aantal elkaar gedeeltelijk overlappende
kaarten. Teneinde ook de polen correct te kunnen afbeelden zijn er
minstens 2 kaarten nodig. Voor het realiseren van een kaart zijn verschillende
afbeeldingen , , mogelijk.
Hier passen we cilinderprojectie toe (de polen worden hierbij niet
correct afgebeeld. Mercatorprojectie is een cilinderprojectie, waarna
een breedtegraad-afhankelijke schaalcorrectie wordt toegepast, hetgeen
leidt tot hoekgelijkheidMerk op dat wanneer we een klein gebied
rond een bepaald punt steeds verder uitvergroten, we de topologische
structuur van de euclidische ruimte meer en meer benaderen.
|
Wiskundig gebruiken we de volgende definities.
Stel dat
een verzameling is. Een -kaart van een punt
van
is een paar
, waarbij
een deelverzameling is die
bevat, en een
bijectieve afbeelding
met
een open deelverzameling van
.
Een kaart
voegt aan ieder punt
coördinaten
toe gedefinieerd door
.
We noteren ook wel korter
, waarbij
stilzwijgend
. De associatie van punten met de waarden van
hun parameters kan men zien als een afbeelding van punten van een variëteit
naar punten van de euclidische ruimte met de juiste dimensie. Een variëteit
lijkt lokaal op een euclidische ruimte: hij is `glad' en heeft een bepaald
aantal dimensies.
Via de afbeelding krijgt de oorspronkelijke
deelverzameling van
eveneens sommige van de structuren die de
open deelverzameling
heeft. Een kaart geeft een
coördinatisering van ; een kaart wordt ook wel een coördinatenstelsel
van genoemd. De coördinatenlijnen in worden met
teruggebracht
naar .
Een kaart moet een bijectieve, bicontinue afbeelding zijn
van het aardoppervlak naar
. Een bijectieve afbeelding
heet bicontinu als en
continu
zijn. Een bicontinue bijectie heet een homeomorfisme.
|
Een -atlas op
is een collectie kaarten
zo dat
een overdekking van
is, dit wil zeggen
. Door een atlas wordt ieder punt van
minstens één keer in kaart gebracht. Door de atlas op verzameling
wordt het mogelijk analyse te bedrijven en kan men bijvoorbeeld over differentieerbaarheid
gaan praten.
|
Samenvattend kunnen we het volgende zeggen.
Het begin is een structuurloze verzameling
. Deze wordt
verdeeld in elkaar gedeeltelijk overlappende deelverzamelingen, en
deze deelverzamelingen worden stuk voor stuk in kaart gebracht,
met andere woorden deze deelverzamelingen worden gecoördinatiseerd.
Als
helemaal is overdekt door zulke gebiedjes, en als de
overgangen tussen de verschillende coördinatenstelsels voldoende
vaak differentieerbaar zijn, dan heet
een differentieerbare
variëteit. Het hebben van een kaart is een goede eerste stap in de beschrijving
van het aardoppervlak. Echter voor het berekenen van afstanden is er meer informatie
nodig, want we dienen te weten hoe afstanden op de kaart overeenkomen met
afstanden op het aardoppervlak. Deze informatie wordt gegeven door de metriek.
De differentieerbare variëteit die ruimtetijd beschrijft heeft deze
extra structuur. De metrische tensor volgt uit de Einsteinvergelijkingen en wordt bepaald
door de energie-, massa- en impulsverdelingen, samengevat door de
energie-impuls tensor.