Zoals figuur 59 laat zien, neemt de werkzame doorsnede voor elastische verstrooiing voor grote impulsoverdracht snel af, terwijl de inelastische werkzame doorsnede bij benadering onafhankelijk is van . Dit gedrag is wat we zouden verwachten voor de verstrooiing aan een puntvormig object. Daadwerkelijk heeft de diep-inelastische verstrooiing van leptonen (elektronen, muonen en neutrino's) een reeks inzichten in de structuur van het nucleon opgeleverd. We zullen daarom in het volgende deze verstrooiingsprocessen kort bespreken.
Bij de inelastische verstrooiing van een elektron kan ofwel eerst
een hadronische tussentoestand (bijvoorbeeld een met
MeV, of een met bijvoorbeeld
MeV) gevormd
worden of het proton wordt (in diepinelastische botsingen)
direct in meerdere hadronfragmenten opgesplitst. De corresponderende
Feynmandiagrammen zijn geschetst in figuur 60.
Als we de vierimpuls van het inkomende hadron aangeven met
, dan geldt voor de energie en impuls van het uitgewisselde
virtuele foton
(120) |
De hadronfragmenten hebben de impuls en de
energie . In contrast tot elastische verstrooiing geldt
nu dus niet dat
(121) |
(122) |
Uit energie- en impulsbehoud volgt dan dat
(123) |
(125) |
(126) |
Hogere aangeslagen toestanden van het nucleon treden op bij
(127) |
Zoals figuur 63 laat zien, zouden we
naïef verwachten dat voor de quarks een -functie optreedt bij
(128) |
Figuur 64 toont dat dat echter niet het geval is.
We vinden hier een breed continuüm.
De reden hiervoor in de grote Fermi-impuls die de quarks hebben, als
we ze opsluiten in een volume met straal fm:
(129) |
(130) |
Zonder verder op afleidingen in te gaan, willen we nog een aantal
belangrijke conclusies formuleren die gebaseerd zijn op dit
soort experimenten.
Het blijkt dat de functies en
in vergelijking (181) helemaal niet van
afhangen.
Figuur 65 toont dat, in de limiet
, deze structuurfuncties enkel afhankelijk zijn van
de dimensieloze grootheid
(131) |
De structuurfunctie wordt veroorzaakt door de magnetische
interactie56.
Hij verdwijnt voor verstrooiing aan spinloze deeltjes.
Voor spin- Dirac deeltjes hebben we de
zogenaamde Callan-Gross relatie
(132) |
De quarks nemen zowel aan de elektrische als
aan de zwakke wisselwerking deel.
Daarom heeft men naast elektronverstrooiing ook en
verstrooid aan nucleonen. Uit de analyse van de gecombineerde
meetgegevens volgt de bevestiging dat er voornamelijk drie
geladen quarks ( of ) van belang zijn (dit zijn de zogenaamde
valentie quarks die verantwoordelijk zijn voor de quantumgetallen
van het nucleon) voor de opbouw van de nucleonen.
Daarnaast vinden we nog bijdragen van de zee van
quarks en antiquarks (
),
vooral in het gebied van lage
.
Figuur 67 toont de quark-structuurfuncties die verkregen zijn uit
een analyse van diep-inlastische verstrooiingsdata.
We geven de momentum verdeling van de quarks aan met , waarbij
de verwachtingswaarde is van het aantal quarks van het
type , waarvan de momentumfractie ligt in het interval
. De momentumverdeling van de antiquarks wordt aangegeven
met , en die van de gluonen met . In een eenvoudig
model (parton model) kunnen we de structuurfunctie
dan voorstellen
als de som van de momentumverdelingen gewogen met
en . We
vinden dan
(133) |
Tenslotte merken we op dat de quark-gluon interactie veroorzaakt dat
de effectieve partonverdelingen afhankelijk zijn van . Dit
kan al opgemaakt worden uit de afwijkingen van scaling zoals die te
zien zijn in fig. 65.
De effectieve quarkverdeling neemt af toe naar het gebied met
lage
als
toeneemt. We zullen deze afwijkingen van scaling
hier verder niet bespreken, omdat ze nogal gecompliceerd zijn. In plaats
daarvan merken we op dat QCD al deze afhankelijkheden correct voorspeld,
en dat de grootte van de effecten evenredig is met ,
die een maat is voor de waarschijnlijkheid van gluon emissie. Daarom
is de meting van de afwijkingen van scaling een goede manier om de
sterke koppelingsconstante te bepalen.
Verdere studie van de afwijkingen van scaling is hoogst interessant.
Zoals we hebben gezien is het niet ongebruikelijk dat deeltjes die
puntvormig lijken, samengesteld blijken te zijn als we ze nader
bestuderen (bijvoorbeeld de atoomkern in de experimenten van
Rutherford). In diepinelastische verstrooiing ontdekken we een
nieuw fenomeen; zie fig. 68.
In experimenten met toenemende resolutie (
) blijken de quarks
en gluonen samengesteld te zijn uit quarks en gluonen, die bij
nog hogere resoluties, ook weer samengesteld zijn uit quarks en
gluonen. De quantumgetallen (spin, type, kleur,..) van deze deeltjes
blijven hetzelfde. Enkel de massa, grootte, en de effectieve koppeling
veranderd.