Next: Elektron-Nucleon Verstrooiing
Up: HADRON STRUCTUUR
Previous: Kernafmetingen uit Rutherfordverstrooiing
In de vorige sectie hebben we de verstrooiing van
-deeltjes
aan kernen besproken en zijn we tot de volgende belangrijke
conclusies gekomen:
- Uit de goede overeenstemming tussen de klassieke
theorie en de resultaten van experimenten blijkt dat de wet van
Coulomb
ook voor zeer kleine afstanden ( fm) exact geldig is.
- De totale lading van de kern bevindt zich
binnen een bol met straal
.
- De sterke wisselwerking, die de nucleonen bindt binnen
een kern, heeft een zeer korte dracht ( fm) - anders
zouden er afwijkingen van de Coulombwet optreden.
- `Toevallig' levert een quantummechanische berekening
(in de eerste-orde Born benadering) een werkzame doorsnede (niet door
ons uitgerekend) die gelijk is aan wat we vinden met een klassieke
berekening.
Hier zullen we de elastische verstrooiing van elektronen (dus
negatief geladen deeltjes) aan kernen bespreken. Elektronen hebben als
voordeel, dat ze net als de andere leptonen niet meedoen aan de sterke
wisselwerking, en we dus niet een nieuwe, voorlopig onbekende, kracht
hoeven in te voeren. Daarentegen willen we nu verstrooiingsexperimenten
behandelen, waarbij we nog kleinere afstanden van de wisselwerking
( fm) aftasten en in het bijzonder de ladingsverdeling
in het inwendige van de kern willen bepalen. Een verdere vereenvoudiging
volgt uit het feit dat we elektronen als puntvormige elementaire
deeltjes kunnen beschouwen.
Een eenvoudige schatting laat zien, dat we voor dergelijke experimenten
hoogenergetische elektronen () dienen te gebruiken. Om een
plaatsresolutie van
fm te bereiken, hebben we een
elektronenbundel met een voldoend kleine de Broglie golflengte nodig.
Uit de optica (het oplossingsvermogen van een microscoop) weten we dat
twee punten enkel dan gescheiden kunnen worden, indien
Hiermee vinden we direct49 dat
Teneinde de werkzame doorsnede te berekenen gebruiken we weer de
gouden regel van Fermi (nu in het laboratoriumsysteem) en de
kinematiek zoals gedefinieerd in figuur 50.
Figure 50:
Schematische voorstelling van de verstrooiing van een elektron
aan een kern. De viervectoren van het inkomende en verstrooide elektron,
en de overgedragen vierimpuls zijn gedefinieerd.
|
Er wordt een energie
en een
impuls
overgedragen aan
een kern met massa . Na integratie over de delta functies krijgen
we voor de differentiële werkzame doorsnede
We bespreken eerst het ultra-relativistische geval
en krijgen
De correctiefactor, , voor de terugstoot ( recoil factor) van de
kern wordt gelijk aan 1 in de limiet
.
In de niet-relativistische limiet hebben we
waarbij
de
zogenaamde verstrooiingsamplitude is.
Figuur 51 toont dat voor
grote afstanden tussen de beide reactiedeeltjes geldt dat
In het volgende zullen we het matrixelement
uitrekenen
in eerste-orde Born benadering50.
Figure 51:
Schematische voorstelling van de verstrooiing van deeltjes.
Verklaring van de verstrooiingsamplitude.
|
We gebruiken vlakke golven voor en , en krijgen
waarbij de potentiaal is, die de wisselwerking beschrijft.
Indien we sferische symmetrie aannemen,
, dan
vinden we
Om te beginnen berekenen we het matrixelement voor een afgeschermde
Coulombpotentiaal
Hiermee houden we rekening met het feit, dat de lading van de
targetkern voor grote afstanden door de elektronenwolk afgeschermd
wordt. De constante is van de orde van de atoomstraal, dus
Å= 10 fm. We vermijden dan ook direct
convergentieproblemen (de totale werkzame doorsnede voor de
Coulombpotentiaal is oneindig groot!).
Voor de integraal vinden we
Indien de terugstootimpuls niet al te klein is,
dan valt de afschermparameter eruit en krijgen we als eindresultaat
Figure 52:
Verstrooiing van een elektron aan een kern met een eindige
sferisch symmetrische ladingsverdeling.
|
In het niet-relativistische grensgeval volgt voor de verstrooiingsamplitude
en voor de overgedragen impuls
waarbij in het zwaartepuntsysteem en met
krijgen we weer de werkzame doorsnede volgens de eenvoudige, vroeger klassiek
afgeleide, formule van Rutherford:
Voor elektronen volgt dan
Figure 53:
Verstrooiing van elektronen met een energie van
153 MeV aan kernen van goudatomen.
|
Een vergelijking van deze uitdrukking met de resultaten van experimenten
laten grote afwijkingen zien. We vragen ons daarom af hoe we ons
resultaat dienen te modificeren, indien we niet van een puntlading,
maar van een uitgebreide sferisch symmetrische ladingsverdeling
uitgaan (zie figuur 52).
Er geldt dan dat
waarbij we de ladingsverdeling op 1 genormeerd hebben.
Voor het matrixelement krijgen we
waarbij de Fourier getransformeerde van de ladingsverdeling
is en bekend staat als de vormfactor.
Figure 54:
Werkzame doorsnede, vormfactor, en ladingsverdeling
voor de verstrooiing van elektronen aan loodkernen.
|
Omgekeerd kunnen we uit
direct de gezochte ladingsverdeling,
verkrijgen.
Het is de moeite waarde om dit resultaat te vergelijken met
Fraunhofer diffractie aan een spleet51.
We kunnen opmaken uit figuur 53 dat we, indien we voor de
interpretatie van de data voor de verstrooiing van 153 MeV elektronen
aan een goudfolie een ladingsverdeling kiezen die homogeen verdeeld
is in een bol met straal fm, al direct een veel
betere overeenstemming bereiken dan het geval is voor een puntlading.
De oscillaties zijn echter nog te sterk (diffractie aan een spleet met
scherpe kanten). Een nagenoeg perfecte overeenstemming met de data
wordt verkregen, indien we voor de ladingsverdeling de functie
met fm
fm, voor , en
fm kiezen.
Figuur 54 laat data zien voor elektronenverstrooiing aan
lood (merk op dat de werkzame doorsnede over het meetgebied veranderd
met twaalf ordes van grootte). De figuur toont de werkzame doorsnede,
de bijbehorende vormfactor , en de hieruit afgeleide
ladingsverdeling. Figuur 55 geeft een overzicht van de
ladingsverdeling van een aantal kernen. We zien dat de ladingsdichtheid
in het kerninwendige bij alle kernen ongeveer even groot is.
Kleine afwijkingen kunnen voor een deel door het schillenmodel
verklaard worden.
Figure 55:
Ladingsverdelingen voor een aantal kernen, zoals bepaald
met behulp van elektronenverstrooiing.
|
We hebben gezien dat onder bepaalde voorwaarden (verwaarloosbare
terugstoot van de kern, Born benadering, spinloze kern) de vormfactor
identiek is aan
de Fourier getransformeerde van de ladingsverdeling.
De ladingstraal van de kern wordt gevonden door de vormfactor te
beschouwen voor het geval waar de golflengte significant groter is
dan de kernstraal , en dus
We ontwikkelen naar machten van
en vinden
We definiëren de gemiddelde kwadratische ladingstraal als
en vinden
Het is dus nodig om de vormfactoren te meten tot zeer kleine waarden
van de overgedragen impuls, indien we de ladingstraal willen bepalen.
Er geldt
Next: Elektron-Nucleon Verstrooiing
Up: HADRON STRUCTUUR
Previous: Kernafmetingen uit Rutherfordverstrooiing
Jo van den Brand
2002-03-25