IIIa. Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn (O.O.N.), geb. Sprang 13-4-1825, ovl. Dordrecht 12-2-1908, volgt het gymnasium te Amersfoort en krijgt "abusievelijk geen" prijs (1841),[13]
wijzigt tussen 1840 en 1843 zijn achternaam bij geboorte "Keller" in "Keller van Hoorn", kennelijk omdat de naam Keller dreigt uit te sterven met zijn moeder die enig kind is (zie
Keller / Eijckema
),
wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort maart 1843 (voornaam "Petrus Marinus Keller"!) en krijgt attestatie naar Utrecht 1845,
ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Utrecht 27-11-1843 ("Petrus Marinus Keller van Hoorn ex pago Sprang"),[14]
speelt de rol van 'Lodewijk Tserraets, Balliuw van 's-Gravenhage, te paard' in de "Gecostumeerde Optogt" ter gelegenheid van het 210-jarig bestaan der Utrechtsche Hoogeschool (1846),[15]
krijgt vrijstelling van militaire dienst voor de jaren 1844-1848 "uit hoofde van theologant te zijn",
bevorderd tot candidaat 1-5-1849 aan de Universiteit van Utrecht,[16]
wordt als kandidaat te Amersfoort beroepen naar te Baambruge, doet zijn intree te Baambrugge 25-11-1849, NH predikant aldaar 1849-1859, neemt afscheid 24-7-1859,
beroepen naar Noordwijk-Binnen, NH predikant aldaar 1859-1860,[17]
woont aldaar Oosteinder Voorstraat 36,[18]
doet zijn intree te Dordrecht 12-2-1860, NH predikant aldaar 1860-1908,[19]
staat in 1862 aan de basis van de christelijke jongemannenvereniging Eben-Haëzer, die zich echter van hem afwendde vanwege zijn vrijzinnigheid,[20]
treedt voor het eerst als godsdienstleraar op in het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen te Dordrecht (1863),[21]
is een van de 90 predikanten die meewerken aan het tijdschrift "De Christelijke Huisvriend" (1864),[22]
is betrokken bij de oprichting van een opleidingsschool voor meisjes te Dordrecht (1865),[23]
lid van de "Commissie tot leniging der rampen, door de cholera reeds veroorzaakt of nog te veroorzaken" te Dordrecht (1866),[24]
treedt vanaf 1866 alom in den lande - zowel op de kansel als bij andere gelegenheden - op als zeer gewaardeerd spreker (o.a. de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, De Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank, De Nederlandsche Protestantenbond, De Multapatiors-Bond, De Hollandsche Maatschappij van fraaie Kunsten en Wetenschappen, De Algemene Nederlandsche Bond "Vrede door Recht") over diverse onderwerpen,
voorzitter van de afdeling Dordrecht van het Nederlandsch Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen (1866, 1869),[25]
lid van de Afdeling Dordrecht van de Nederlandsche Gustaaf-Adolf-Vereeniging (1869),[26]
secundus (1869-1870) en lid (1871) voor de classis Dordrecht van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland,[27]
lid van de "Commissie tot ondersteuning van de huisgezinnen van opgeroepen krijgslieden" te Dordrecht (1870),[28]
voorzitter van de Commissie voor de Volksvermaken van 't Nut (1863-..) die op 1-4-1872 het 300-jarig jubileum van de inname van Den Briel te Dordrecht organiseerde,[29]
lid van het Hoofdbestuur van de Algemeen Nederlandsch Vredebond (1872),[30]
voorzitter van de feestcommissie der nationale feestviering van den 12den Mei 1874 te Dordrecht,[31]
lid van de afdeling Zuid-Holland van de Provinciale Collegiën van Toezicht op het beheer der Kerkelijke Goederen en Fondsen van de Hervormde Gemeenten (1877-1901),[32]
lid van het algemeen bestuur van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen (1881/82),[33]
spreekt op de begrafenis van zijn vriend Mr. De Raadt, burgemeester van Hendrik-Ido-Ambacht (jan. 1884),[34]
viert zijn 25-jarig jubileum als predikant te Dordrecht 12-2-1885,
lid van het hoofdbestuur van de Nederlandsche Vereeniging tot bevordering van de Zondagsrust (1885),[35]
voorzitter van de Veeeniging Volksvoordrachte te Dordrecht (1888),[36]
medeauteur van het "mooiste boek voor St.Nicolaas-Cadeau: Lichtstralen" (1890, 1891),[37]
secundus bij de Algemeens Synodale Commissie van de Hervormde Synode (1892),[38]
lid van het Dordtsche letterkundig genootschap Diversa Sed Una (1897),[39]
behoorde tot de (minderheid van) moderne, vrijzinnige predikanten van de NH gemeente te Dordrecht, en trad ca. 1897 als enige van hen toe tot de remonstrantse vereniging,[40]
benoemd tot Ridder (1899),[41]
en bevorderd tot Officier (1905)[42]
in de Orde van Oranje-Nassau,
lid van het Hoofdbestuur van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (1900-1903),[43]
curator[44]
en secretaris (1901-1907)[45]
van het Curatorium van het Gymnasium te Dordrecht,
verzorgt in 1905 (op 80-jarige leeftijd) nog steeds het godsdienstonderwijs in het Wees- en Armhuis te Dordrecht,[46]
tr. Utrecht 29-9-1853[47]
Maria Sophia (Marie Sophie) Singels, geb. Warschau 7-12-1832 en ged. evang.-geref. aldaar 13-2-1833 (get. de moeder, Carl Gottlieb Jacobi doctor in de medicijnen en Johann Szymanowki ambtneaar aan de Poolsche bank), ovl. Dordrecht 1-6-1917, dr. van Janus Cornelius Singels, ambtenaar bij de Poolsche bank te Warschau (1832-1836), burgemeester en secretaris van Papendrecht, Ridder der orde van St. Stanislaus,[48] oud ingenieur in Poolsche dienst, en van diens eerste vrouw Maria Sophia Stam(m) (ovl. Warschau 31-10-1836).
Op 2-5-1900 bekennen
Theodorus Harmen Philippus van Papendrecht, predikant te Vierpolders, en Jan Sterrenburg, onderwijzer te Dordrecht, gehuwd met Maria van Papendrecht, aan Adriaan Wilhelm Hein, ingenieur van waterstaat te Soerabaja (NOI), een schuld van ƒ 2000 tegen 4%. Zij stellen tot onderpand een grootboekinschrijving ad ƒ 4400, staande tnv Petrus Marinus Keller van Hoorn als bewindvoerder van de nalatenschap van Theodorus van Papendrecht.
[49]
|
Fotoportret van Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn (1825-1908).
Locatie en datering onbekend.
Bron: Ref. [50]
|
Fotoportret van Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn (1825-1908).
Locatie: Dordrecht?
Datering: ca. 1897[51]
Fotograaf: H.J. Tollens
Bron:
⇒ Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht
klik op plaatje(s) om te vergroten | |
|
Berichten uit 1885 betreffende het 25-jarig jubileum als predikant van Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn.
Bron:
⇒ Familieadvertenties CBG
|
Verslag in De Telegraaf d.d. 16-2-1908 van de begrafenis van Petrus Marinus Keller van Hoorn (1825-1908).
klik op plaatje(s) om te vergroten | |
-
1. Alida Johanna Hendrika Keller van Hoorn, geb. Abcoude-Baambrugge 5-7-1854, ovl. 's-Gravenhage 21-2-1940, woont te 's-Gravenhage Bezuidenhoutscheweg 66 (1929, 1940),
tr. Dordrecht 19-6-1878[53]
Frederik Cornelis Déking Dura (Jr.), geb. Dordrecht 30-1-1851, ovl. 's-Gravenhage 25-4-1929, zoutzieder, fabrikant, koopman en commissionair te Dordrecht, lid raad van bestuur Dordtsche Cultuur Mij.,
commissaris van de Binnenlandsche Stoombootreederij Amsterdam-Dordrecht (1882, 1883),[54]
commissaris van de Brandverzekering Mij. "Holland" (1898, 1905),[55]
ouderling van de Waalsche gemeente te Dordrecht (1898),[56]
reist kennelijk in 1926/27 met schoonzoon en dochter Déking Dura-Reinmöller naar Indië,
zn. van Jacob Cornelis Déking Dura en van Cornelia Vos.[57]
Zij wonen te Dordrecht tot 1919, 's-Gravenhage (1917, 1919, ..) in Hotel Wittebrug (1917) en vanaf 29-9-1919 Bezuidenhoutseweg 66.[58]
|
Overlijdensadvertenties van Frederik Cornelis Déking Dura (1851-1929)
in Het Vaderland d.d. 25-4-1929,
|
en in Algemeen Handelsblad d.d. 26-4-1929.
|
Verslag in Het Vaderland d.d. 27-4-1929 van de begrafenis van Frederik Cornelis Déking Dura (1851-1929).
klik op plaatje(s) om te vergroten | | |
-
a. Cornelia Déking Dura, geb. Dordrecht 23-1-1880, ovl. Zeist, huize Nieuw Beerschoten, 30-3-1933,
woont te Dordrecht (1902),
tr. Dordrecht 25-9-1902[60]
[61]
Reinier Hendrik van Dorsser, geb. Dordrecht 30-10-1874, ovl. Parijs 29-2-1948, procuratiehouder bij de Ned._indische Escompto Mij. te Amsterdam (1901),[62]
woont te Amsterdam (1902),
commissaris bij de Exploitatie-maatschappij van het Gors de Ruige Plaat te Dordrecht (1904]
,[63]
commissaris bij de Nederlandsche Nieuw-Guinea Handel-Maatschappij (1905),[64]
wordt in de periode 1911-1929 zeer geregeld in de kranten vermeld als deelnemer aan concoursen hippique op de renbanen in Nederland met eenspannen en tweespannen,
financieel directeur van de Ned. Mij. voor Havenwerken N.V. te Amsterdam (1912-1938),[65]
[66]
die werken verricht in Europa, Midden-Oosten en Azië,
zn. van Mr. Johannes Adrianus van Dorsser, advocaat en procureur, burgemeester en secretaris van Dubbeldam, en van Cornelia Maria van der Waijfort.[67]
Zij wonen te Amsterdam (1904, 1905), zijn in 1914 "reizend",[68] wonen te Stuttgart, Im Schüle 2 (1917), te Zeist op huize Nieuw Beerschoten (1928..1933).
|
Huize Nieuw Beerschoten aan de Driebergseweg te Zeist, gebouwd in 1889 in neoclassicistische stijl op het terrein van de voormalige buitenplaats Beerschoten-Willinkshof. In 1922 in bezit van Reinier Hendrik van Dorsser.
Bron:
⇒ Utrechtse Buitenplaatsen
⇒ Kastelen in Utrecht
klik op plaatje(s) om te vergroten |
-
aa. Jan Frederik van Dorsser, geb. Amsterdam 28-7-1904[70], ovl. Blonay (CH) 8-7-1993, reserve 2e luitenant der Cavallerie sinds 1926, wonend te Zeist (1928),
oud-adjunct-directeur Kon. Nederlandse Mij. voor Havenwerken N.V. (1988),
woont te Blonay (CH) (1991),
ere-lid van de Vereniging Officieren Cavalerie,
tr. Velsen 29-5-1933[71]
Alice Eugénie Guépin, geb. Amsterdam 2-12-1907, ovl. Blonay (CH)27-4-1991, dr. van Mr. Cornelis Herman Guepin (R.N.L.), advocaat en procureur, directeur Nederlandsche Handel-Mij., lid Prov. Staten van Noord-Holland, voorzitter Nederlandsche Mij. voor Nijverheid en Handel, lid Hooge Raad van Arbeid, oprichter en gedelegeerd commissaris van de Nederlandsche Grondbriefbank, en van Alice Eugénie van der Niepoort.[72]
Zij wonen te Clarens (Vaud, CH) (1981..1988).
Hieruit verder nageslacht bekend.
-
b. Maria Sophia ("Mieta") Déking Dura, geb. Dordrecht 12-11-1882, ovl. Clarens (Vaud) 15-6-1961, tr. Dordrecht 26-3-1912[73]
Otto Thomas Heinrich Reinmöller, geb. Hanau (Hessen) 1876, ovl. Lausanne 22-5-1946, koopman te Stuttgart,
zn. van Heinrich Jakob Reinmöller en Ottilie Georgine Henriette Glaser.
Zij wonen te 's-Gravenhage (1917, 1929) in Hotel Wittebrug (1917).
Op 4-1-1926 vertrekken met het s.s. Johan de Witt (van Amsterdam naar Batavia) met bestemming Port Said: F.C. Déking Dura, O. Reinmöller en echtgenote.[74]
Van het s.s. Rembrandt dat op 9-2-1927 van Batavia naar Amsterdam is vertrokken zijn te Genua gedebarkeerd F.C. Deking Dura en Hr. Reinmöller en echtgenote.[75]
Van het s.s. Prins der Nederlanden dat op 23-1-1929 van Batavia naar Amsterdam is vertrokken zijn te Genua gedebarkeerd O. Reinmoller en echtgenote.
[76]
-
2. Maria Anna Sophia ("Marianne") Keller van Hoorn, geb. Baambrugge 24-1-1856, ovl. 's-Gravenhage op Boszicht 11-11-1940, woont te Dordrecht in Villa Minore (1917), te 's-Gravenhage (1929-1940),
tr. Dordrecht 8-10-1879[77]
Francois van der Elst, geb. Dordrecht 20-5-1853, ovl. Avereest 4-10-1895, makelaar in assurantiën,
zn. van Ott(h)o Johannes van der Elst en van Ger(r)arda Johanna Christina de Reus.
Hieruit verder nageslacht bekend.
-
3. Hendricus Johannes Keller van Hoorn, geb. Abcoude-Baambrugge 18-10-1857, ovl. Marseille 24-12-1896 ("na een korte doch hevige ziekte"), vermoedelijk identiek met "de zoon van de hervormde predikant Keller van Hoorn" die in de jaren tachtig van de 19de eeuw mede-oprichter was van de Dordrechtsche Wielrijdersclub,[78]
die overigens in 1888 werd ontbonden "wegens te weinige deelneming".[79]
22
-
4. Jacoba ("Jacqueline") Keller van Hoorn, geb. Noordwijk 12-10-1859, ovl. Dordrecht 18-2-1913 (ongehuwd).
Inschrijvingen in het Poesiealbum van A. van der Sanden, Rotterdam 1873-1878, Haarlem 1878-1879 en Groningen 1893-1909:
[80]
Te Haarlem (1878-1879): Jacqueline Keller van Hoorn, Mevr. Burkens.
Mevr. Burkens is ongetwijfeld Jacquelines tante Bregitta (Bregetta) Hermina van Hoorn (1834-1907) gehuwd met de Haarlemse notaris Pieter Coenraad Burkens (zie hierboven nr. IIa sub 6).
-
5. Janus Cornelis Keller van Hoorn, geb. Dordrecht 30-9-1861, ovl. Blitar (Kediri) 8-12-1897, legt het groot-ambtenaarsexamen af in Nederland (1882),
buitengewoon substituut griffier (benoemd 19-11-1885) bij de Landraad te Bangkalan (1885, 1886),
aspirant controleur (benoemd 3-7-1885) op Madoera (1885-1888),
secretaris en thesaurier van de vereniging "Ajo Masok" te Bangkalan, (1887),
controleur der 2de klasse (benoemd 25-8-1888) te Cheribon (1888-1890),
à la suite (1891-1893),
met verlof (18-5-1894),
heeft het klein notarisexamen afgelegd (1897),
controleur der 2de klasse te Soerabaja (1897),[81]
woont te Bangkalan (1888), te Bandoeng (1892), te Soerabaja (1897),[82]
otr./tr. Dordrecht 28-8/9-9-1896[83]
[84]
Anna Susanna Johanna de Joncheere, geb. Dordrecht 22-5-1868, ovl. Zeist 11-4-1951, woont te Modjokerto (1897), te Londen, 9 Haus Place (1917), Dordrecht (1931), Wiesbaden (1931), Zeist (1942..1951),
dr. van Johan Mari Pieter de Joncheere, zeepzieder en lid van de Gemeenteraad te Dordrecht, lid Prov. Staten van Zuid Holland, en van Susanna Wilhelmina van der Linden.
-
6. Elizabeth Agnesia Johanna ("Bertha") Keller van Hoorn, geb. Dordrecht 23-3-1865, ovl. Eze (Frankr.) 25-4-1928, tr. Dordrecht 17-9-1890[85]
[86]
Cornelis François ("Cornelis Frank") Stoop, geb. Dordrecht 13-10-1863, ovl. Londen 7-11-1933, bankier,
woont te Londen (1929),
zn. van Adriaan Stoop en van Cornelia Deking Dura.
Zij wonen te Londen (1902-1914),[87] te Algiers El Bear (1917).
|
Elizabeth Agnesia Johanna ("Bertha") Keller van Hoorn (1865-1928)
Locatie en datum: onbekend
|
en haar echtgenoot Cornelis François ("Cornelis Frank") Stoop (1863-1917).
Bron: Ref. [88]
klik op plaatje(s) om te vergroten | |
C.F. Stoop en mevr. Stoop varen met het s.s. Jan Pietersz Coen, dat op 17-3-1923 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Genua.[89]
C.F. Stoop en echtgenote varen met het s.s. Jan Pietersz Coen, dat op 14-3-1925 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Algiers.[90]
C.F. Stoop vaart met het m.s. Christiaan Huygens dat op 26-3-1929 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Algiers.[91]
-
7. Jan Keller van Hoorn, geb. Dordrecht 17-3-1867, ovl. Algiers 21-4-1932, woont te Algiers (1908),
spreekt in 1908 het dankwoord uit bij de teraardebestelling van zijn vader Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn in Dordrecht,
woont met zijn eerste vrouw te Zeist in huize Nieuw Beerschoten (1917),
met zijn tweede vrouw te Algiers (1929),
tr. 1o Devon (Exeter) oct. 1907 (gescheiden 1923?)[92]
Emma Welthin Winlo, herkrijgt de Britse nationaliteit (19-3-1923),[93]
legt een verklaring af haar eigen naam Winlo weer te gaan gebruiken (30-5-1923), woont te Londen (1923),[94]
dr. van R. Winlo,
tr. 2o 1923-1925?
R. Sarfati (Sarphati?), ovl. na 1929.
|
Overlijdensadvertentie van Jan Keller van Hoorn (1867-1932).
Bron:
⇒ Familieadvertenties CBG
klik op plaatje(s) om te vergroten |
De fam. J. Keller van Hoorn vaart met het s.s. Jan Pieterszoon Coen dat op 26-9-1925 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Algiers.[95]
J. Keller van Hoorn vaart met het s.s. Jan Pieterszoon Coen dat op 30-8-1927 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Algiers.[96]
De fam. Keller van Hoorn vaart met het s.s. Johan de Witt dat op 25-9-1928 van Amsterdam naar Batavia vertrekt, naar Algiers.[97]
Re-admissions to British Nationality:[98]
Keller van Hoorn, Emma Welthin. Netherlands, of Independent Means; 16, Tavistock
Square, London. 19 March, 1923.
In Een dandy in de Oriënt, Louis Couperus in Afrika[99]
beschrijft autrice José Buschmann de reis die Louis Couperus met zijn echtgenote in 1920-1921 maakte naar Algerije en Tunesië. Zij ging daarvoor onder andere op zoek naar gegevens over Pieter Marinus Ruys, de toenmalige Nederlandse consul in Algiers. De reden daarvoor lag in het verslag dat Couperus over zijn excursies maakte, waarin een landgenoot aangeduid als "K.v.H." optrad door Couperus geroemd als een "geniale chauffeur". Een dossier over consul Ruys op het ministerie van Buitenlandse zaken vermeldde dat in 1919 in Algiers een "baron (!) J. Keller van Hoorn" woonachtig was. In de autobiografie uit 1930 van schrijver-journalist Maurits Wagenvoort[100]
, bleek vervolgens dat deze in Algiers een "baron van H., oud-officier in Nederlandsche dienst" had ontmoet, een man die "door zijn omgeving, om gegronde redenen, 'madame la baronne' geheeten" werd.
Tot zover de zeer beknopte samenvatting van de boekbespreking uit 2009 door Caspar Wintermans.[101]
De conclusie moet luiden dat het hier onmiskenbaar gaat om Jan Keller van Hoorn, geb. Dordrecht 1867, ovl. Algiers 1932. In 1920 was deze nog getrouwd met Emma Welthin Winlo, in 1923 vermoedelijk gescheiden, en in 1925 vermoedelijk hertrouwd met R. Sarfati (Sarphati?) met wie hij in 1929 vermeld staat op de overlijdensadvertentie van zijn zwager van Frederik Cornelis Déking Dura (zie hierboven).
-
8. Willem Keller van Hoorn, geb. Dordrecht 7-1-1869, ovl. Dordrecht 5-1-1877.
IIIb. Dr. Hendrikus Joannes Ernst van Hoorn, geb. Amersfoort 27-2-1832, ovl. 's-Gravenhage 13-2-1886[102], krijgt vrijstelling van militaire dienst voor het jaar 1851 "uit hoofde van theologant te zijn" en wordt tot 1856 niet opgeroepen,
ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Utrecht 2-9-1850 ("Hendricus Johannes Ernst van Hoorn, Amisfurtensis, Probatus testimonio Collegii Regii d. 22-8-1850"),[103]
promoveert aldaar op 18-4-1856 magna cum laude in de theologie op een dissertatie getiteld Disquisitio exponens Röelli litem de aeterna generatione filii Dei a patre ("Henricus Joannes Ernestus van Hoorn Amisfurtensis"),[104]
beroepen predikant bij de NH gemeente te Bergum wonende te Amersfoort (1856),
predikant wonende te Bergum (1857-1860),
hulppredikant te Workum feb. 1860 komend uit Bergum,
beroepen naar Hoorn, doet zijn intree 8-7-1860, predikant aldaar 1860-1882, met emeritaat 31-7-1882,[105]
emeritus NH predikant van Hoorn (1886),
tr. Utrecht 9-10-1856 (get. o.a. Ds. Petrus Marinus Keller van Hoorn broer van de bruidegom en zwager van de bruid)[106]
Elisabeth Agnes Johanna Singels, geb. Warschau 14-9-1834 en ged. evang.-geref. aldaar 7-12-1834 (get. de moeder, Carl Gottlieb Jacobi en Johann Wilhelm Pounas), ovl. na 1869, wonende te Amersfoort (1856),
dr. van Janus Cornelius Singels, ambtenaar bij de Poolsche bank te Warschau (1832-1836), burgemeester en secretaris van Papendrecht, Ridder der orde van St. Stanislaus,[107] oud ingenieur in Poolsche dienst, en van diens eerste vrouw Maria Sophia Stam(m) (ovl. Warschau 31-10-1836).
Uit dit huwelijk (o.a.?):
-
1. Al(e)ida Johanna Hendrika van Hoorn, geb. Bergum (Tietjerksteradeel) 25-7-1857, ovl. 1876-1882, tr. Hoorn 26-10-1876
Henri François Lucien (van Hoorn) Janssen, geb. 's-Hertogenbosch 1847/48, vanaf 1882 met de achternaam van Hoorn Janssen,
eerste luitenant der Artillerie (1876),
le Luitenant-Opzigter bij de Directie der Artillerie, Stapel- en Constructie-Magazijnen te Delft (1883-1887),
Kapitein voor het materieel bij het Eerste Regiment Vesting-Artillerie (1888-1898) en kapitein bij het Tweede Regiment Vesting-Artillerie (1894-1896),[108]
zn. van Nicolas Henri Adrien Janssen, koopman, en van Catharina Johanna Deckers.
Hieruit verder nageslacht bekend.
Hij hertr. Amsterdam 11-5-1882
Cornelia Margaretha Alma, dr. van Adrianus Alma en van Iebeltje Stelwagen.
-
2. Anna Maria Sophia van Hoorn, geb. Bergum (Tietjerksteradeel) 6-2-1859, ovl. Oosterbeek (Renkum) 30-10-1926, tr. Hoorn 20-7-1882
Dr. (h.c.) Ir. Jan Schroeder van der Kolk, geb. Utrecht 26-9-1851, ovl. Renkum 25-8-1938, behaalt het diploma civiel ingenieur aan de Hogeschool te Delft (1874),
adjunct ingenieur bij de Staast Spoorwegen (1882),
Rijks-hoofdingenieur voor de Spoorwegen,
verkrijgt bij Senaatsbesluit van 28-11-1919 een eredoctoraat aan de Hogeschool te Delft op 8-1-1919 "op grond van het belangrijke wetenschappelijke werk, dat hij geleverd heeft betreffende de berekening en het experimenteele onderzoek van bruggen",[109]
woont te Renkum (926), te 's-Gravenhage (1939),
zn. van Prof. dr. Jacobus Ludovicus Conradus Schroeder van der Kolk, geneesheer Buitengasthuis te Amsterdam en hoogleeraar geneeskunde aan de Universiteit van Utrecht, en van Geertruida Elisabeth Schröder.[110]
-
3. Ir. Hendrikus Joannes van Hoorn, geb. Bergum (Tietjerksteradeel) 12-2-1860, ovl. 11-3-1947?, volgt IVa.
-
4. Janus Cornelis van Hoorn, geb. Hoorn 2-8-1865, ovl. Avenhorn 15-7-1921, volgt IVb.
-
5. Maria Sophia van Hoorn, geb. Hoorn 21 Dec. 1869, ovl. 's-Gravenhage 27 Dec. 1942, woont te 's-Gravenhage (1907), Zwolle (1929), Amersfoort (1933, 1937),
tr. 's-Gravenhage 24-7-1894[111]
Jhr. Aalt Willem van Holthe, geb. Dwingelo 21 Nov. 1862, ovl. 's Gravenhage 10-7-1904, zn. van Jhr. Edzard Jacob van Holthe, ontvanger der directe belastingen, en van Wilhelmina Catharina van Konijnenburg.
Hieruit verder nageslacht bekend.
IVa. Ir. Hendrikus Joannes van Hoorn, geb. Bergum (Tietjerksteradeel) 12-2-1860, ovl. 11-3-1947?
ingenieur bij de staatsspoorwegen (1888),
tr. 's-Gravenhage 25-10-1888[112]
Jeannette Constance Agnes Louise Janssen, geb. Rotterdam 15-2-1863, dr. van Nicolaas Henri Adrien Janssen en van Catharina Johanna Deckers.
Zij wonen te Utrecht (1890), op zeven verschillende adressen te 's-Gravenhage 1914-1935 en vertrekken in 1935 naar Chicago.
Uit dit huwelijk (o.a.?):
-
1. Hendrik Johan Ernst van Hoorn, geb. Utrecht 5-5-1890.
IVb. Janus Cornelis van Hoorn, geb. Hoorn 2-8-1865, ovl. Avenhorn 15-7-1921, landman (1889), landbouwer (1817),
tr. Avenhorn 24-4-1889
Neeltje Wijdenes Spaans, geb. Avenhorn 1865/66, dr. van Cornelis Wijdenes Spaans, veehouder, en van Jannetje Oijevaar.
Uit dit huwelijk (o.a.?):
-
1. Hendrik Joannes Ernst van Hoorn, geb. Avenhorn 1889/90, landbouwer (1917),
tr. Wieringerwaard 29-4-1917
Maria Cornelia Jimmink, geb. Zijpe 1891/92, dr. van Daniël Jimmink, landbouwer, en van Johanna Thomasz.