Next: Riemannse meetkunde
Up: Appendix - Meetkunde
Previous: Appendix - Meetkunde
Contents
Uit brieven blijkt dat C.F. Gauss (1777 - 1855) al in 1824 een vergaand
inzicht in de niet-euclidische meetkunde had. Hij maakte dit echter niet
publiek omdat hij hiervan teveel opschudding verwachtte. De niet-euclidische meetkunde
werd ook onafhankelijk door J. Bolyai (1802 - 1860) en N.I. Lobachevski (1793 - 1856)
geformuleerd.
Figuur 57:
De raakvector in een punt van een kromme. Voor
naders
tot de raakvector.
|
Fig. 57 toont dat
een kromme is voor te stellen door de vergelijking
,
met de parameter van de kromme. Voor de componenten van
de vector geldt
,
en
.
Een raakvector aan de kromme wordt gegeven door
|
(400) |
De booglengte langs de kromme tussen de punten
en
wordt gegeven door
|
(401) |
De booglengte tot een vast punt op de kromme is ook te gebruiken als parameter
in plaats van , immer
. Men schrijft
,
en de raakvector is dan
|
(402) |
Merk op dat dit een eenheidsvector is,
, omdat
.
Uit
volgt door differentiatie naar , dat
,
zodat
loodrecht op , dus op de raaklijn staat.
De hoofdnormaal is per definitie de eenheidsvector in de richting van
, dus
|
(403) |
Uit het bovenstaande volgt
en uit vergelijking (409)
met
, dat
, waarbij de
kromming van de curve is. Tenslotte wordt de binormaal gedefinieerd door
|
(404) |
Figuur:
Meebewegend orthonormaal coördinatenstelsel
van een kromme.
De triade bestaat uit de tangentvector , de normaalvector en de binormaalvector
.
|
Fig. 58 toont dat in
ieder punt van de kromme er nu een drietal vectoren
bestaat.
Dit stelsel heet de meebewegende triade. Ze vormen een orthonormaal stelsel.
Uit vergelijking (
) volgt
. Differentiatie naar
geeft, met vergelijkingen (
) en (
)
|
(405) |
Uit
volgt
en we zien
dat
parallel is aan vector . Men definieert
met
, waarbij de torsie van de kromme wordt genoemd.
Tenslotte volgt uit
dat
|
(406) |
Samenvattend geldt
|
(407) |
en dit zijn de formules van Frenet (1847) en Serret (1850). Een gevolg hiervan is dat
bij gegeven kromming en torsie door integratie van deze eerste-orde differentiaalvergelijkingen
de kromme op een verplaatsing na (integratieconstanten) vastligt.
Figuur 59:
Kromme door punt in het oppervlak . Beschouw alle krommen
door . De verzameling van alle raakvectoren in van al deze krommen
vormt de tangentenvectorruimte .
|
Vervolgens beschouwen we gebogen oppervlakken in . In de tijd voor Gauss
werd een gebogen oppervlak voorgesteld door
of
. In het
bijzonder kan men krommen in een dergelijk oppervlak beschouwen en voor deze
krommen kan men uiteraard de bovenstaande begrippen invoeren.
Fig. 59 toont dat een
kromme in het oppervlak is met een punt op . Dan heeft
een raakvector
in het punt . Beschouw nu alle mogelijke
krommen in door , dan vormt de verzameling van alle bijbehorende
raakvectoren
een twee-dimensionale vectorruimte ,
de raakvectorruimte, tangentenvectorruimte of raakvlak genoemd. De normaal
in op het oppervlak is de eenheidsvector in loodrecht op .
Het volgende resultaat was reeds vóór Gauss bekend.
Figuur 60:
Door gaat een vlak dat normaalvector bevat. Het vlak
snijdt gebogen oppervlak langs curve . De eenheidsvector
is tangentiaal aan en geeft de richting van deze snede. De vector
ligt in het tangentenvlak .
|
Stelling van Euler (1760): Zij een punt van het oppervlak en
zij de normaal in op (zie Fig. 60).
Zij een vlak door en zij
de doorsnijding van en (dit is een kromme) en laat
de kromming van in zijn. Dan bestaat er een vlak (respectievelijk )
door waarvoor
maximaal (respectievelijk minimaal) is en men
noemt deze kromming dan (respectievelijk ). Als het vlak
een hoek maakt met , dan geldt
|
(408) |
De krommingen en heten de hoofdkrommingen.
Fig. 61 geeft een beeld van de kromming van ruimte
met negatieve kromming (dit lijkt op een zadeloppervlak).
Figuur 61:
Schets van een gebogen oppervlak waarbij de vlakken met hoofdkrommingen
zijn aangegeven, evenals het tangentenvlak.
|
De theorie van de gebogen oppervlakken werd aanzienlijk verder ontwikkeld door
C.F. Gauss in zijn artikel `Disquisitiones generales circa superficies curvas' uit
1827. Gauss beschreef hierin een oppervlak met behulp van de parametervoorstelling
, en of samengevat
en
zoals Fig. 62 toont
ontstaan hiermee op het oppervlak krommen
en
.
We benadrukken dat een punt op het oppervlak wordt vastgelegd door twee
reële parameters en , namelijk
.
Figuur 62:
Coördinaten van Gauss voor de beschrijving van een gebogen oppervlak.
|
Een kromme
in het oppervlak is dus ook te
geven door een parametervoorstelling
en
. De
afstand tussen twee infinitesimaal van elkaar verwijderde punten
en
wordt gegeven door
met
|
(409) |
We vinden hiermee voor de afstand
|
(410) |
Met de traditionele afkortingen
,
en
vinden we
|
(411) |
met , en functies van en . Deze kwadratische vorm voor
heet de eerste fundamentaalvorm of de metriek. Als het oppervlak
een plat vlak is dan geldt bijvoorbeeld
|
(412) |
naar gelang men voor cartesische coördinaten of poolcoördinaten
kiest. Tegenwoordig noteert men voor ook wel
, dus
|
(413) |
met
|
(414) |
waarbij
de raakvector
aan de coördinaatlijn
en
de raakvector
aan de coördinaatlijn
is. Dus
.
De vectoren en vormen een basis van de twee-dimensionale
raakvectorruimte in
aan . Iedere raakvector in dit
punt is een lineaire combinatie van en ,
|
(415) |
Voor het inproduct in de raakvectorruimte geldt
|
(416) |
Zij een kromme in het oppervlak en laat en twee punten op
zijn, dan definieert men de booglengte langs tussen
en als
. Als de kromme wordt voorgesteld
door
en
, dan volgt in verband met
dat
|
(417) |
Laat en twee punten van het oppervlak zijn, dan is de geodeet
door en die kromme in waarvoor de booglengte
tussen en minimaal (of extremaal) is. In het euclidische vlak is een rechte
een geodeet en omgekeerd. Op de bol is een grote cirkel (dit is een cirkel waarvan
het vlak door het middelpunt van de bol gaat) een geodeet en omgekeerd. Merk op
dat de intrinsieke meetkunde van het oppervlak, dat is de meetkunde van
twee-dimensionale wezens die in het oppervlak leven en die geen weet hebben van
de drie-dimensionale ruimte, geheel bepaald wordt door de metriek . De
hoofdkrommingen en van een punt in zijn
intrinsieke eigenschappen van het oppervlak. Dit is eenvoudig in te zien aan de hand
van het volgende voorbeeld. Voor een plat vlak (bijvoorbeeld een vel papier)
geldt
en
. Als het vel papier
tot een cylinder wordt gevouwen, dan gebeurt er niets met de metriek, maar
wordt ongelijk aan nul. Het opmerkelijke is nu, dat er een combinatie van
en bestaat die ongewijzigd blijft bij het vouwen van het papier. Dit
is de gausskromming.
Theorema egregium van Gauss: De gausskromming
is een intrinsieke grootheid, dit wil zeggen geheel bepaald door de metriek, namelijk
|
(418) |
met
.
Merk op dat slechts afhangt van de metriek via , en en eerste en
tweede orde afgeleiden hiervan, waardoor inderdaad een intrinsieke grootheid
is. De hoofdkrommingen hangen bovendien nog af van de wijze waarop het oppervlak
is ingebed in de drie-dimensionale ruimte. De gausskromming is een functie van en ,
. Oppervlakken van constante kromming zijn oppervlakken waarvoor
. Hiervan bestaan drie typen, namelijk
- het sferische vlak (eenheidsbol) met metriek
|
(419) |
- het euclidische vlak (in poolcoördinaten) met metriek
|
(420) |
- het hyperbolische vlak met metriek
|
(421) |
Het laatste geval is de niet-euclidische meetkunde van Gauss-Lobachevski-Bolyai.
In het volgende beschouwen we een infinitesimaal parallellogram in
(zie Fig. 63).
Figuur 63:
Een infinitesimaal parallellogram in een gebogen oppervlak.
|
De zijden
en
resulteren in een oppervlakte
.
Merk op dat
omdat
. Dus volgt
|
(422) |
De stelling uit de euclidische meetkunde die zegt dat de som van de hoeken van
een driehoek is kan nu worden gegeneraliseerd. Een driehoek in het oppervlak
is een drietal punten , en in verbonden door de
geodeten tussen puntenparen (zie Fig. 64).
Figuur 64:
Een geodetendriehoek.
|
Laat en eenheidsraakvectoren in zijn aan de twee geodeten
(de zijden en van de geodetendriehoek) door , dan is de hoek
gedefinieerd met behulp van
|
(423) |
Voor en analoog. Dan geldt
|
(424) |
waarbij de integraal over het oppervlak van de geodetendriehoek wordt
uitgevoerd en de gausskromming is. In het bijzondere geval van een oppervlak met
constante kromming geldt
,
waarin het oppervlak van de driehoek is; voor
wordt
inderdaad het resultaat uit de euclidische meetkunde teruggevonden.
Next: Riemannse meetkunde
Up: Appendix - Meetkunde
Previous: Appendix - Meetkunde
Contents
Jo van den Brand
2009-01-31