Next: Ruimtetijddiagrammen
Up: De speciale relativiteitstheorie
Previous: Verlies van universele definitie
Contents
Hier stellen we ons wederom de vraag: wat is ruimtetijd? Waarom is het onjuist
om over ruimte en tijd als aparte grootheden te spreken in plaats van over ruimtetijd
als geheel? In de natuurkunde van Aristoteles werd ruimte voorgesteld als een
Euclidische drie-dimensionale ruimte
. De punten van de ruimte
behouden hun identiteit van het ene moment op het andere.
Stel een deeltje bevindt zich in rust op een bepaald ruimtelijk punt.
We nemen dan aan dat wanneer we dit ruimtelijk punt nu beschouwen en ook
op een later tijdstip, we te maken hebben met hetzelfde ruimtelijk punt.
Ons beeld van realiteit correspondeert dan met het scherm in een bioscoop,
waar een bepaald punt op het scherm zijn identiteit behoudt wat er ook op
dat scherm geprojecteerd wordt. Evenzo wordt tijd voorgesteld as een Euclidische
ruimte, maar dat is de triviale
één-dimensionale
ruimte54. De Euclidische ruimte geeft een
definitie van het begrip afstand tussen punten. Verder is er een begrip
van gelijktijdigheid. Het is dus absoluut zinvol om te spreken van gebeurtenissen
die gelijktijdig hier en elders plaatsvinden. Om in de beeldspraak van de
bioscoop te blijven: als we een bepaald frame van de film beschouwen dan worden
alle gelijktijdige gebeurtenissen op verschillende plaatsen op het scherm
geprojecteerd. De ruimtetijd van Aristoteles is het product
|
(192) |
Het is eenvoudig de ruimte opgespannen door de paren
, met
een element van
, een tijd, en een element van
,
een punt in de ruimte. Deze ruimtetijd wordt weergegeven in Fig. 40
(linker figuur).
Figuur:
Links: de ruimtetijd van Aristoteles
bestaat uit paren
. Rechts: de ruimtetijd van Galileo,
, is
een fiberruimte. Er is geen puntsgewijze connectie tussen verschillende
fibers: er bestaat geen absolute ruimte! Er is echter wel een unieke tijd voor
elke ruimtetijd gebeurtenis: absolute tijd bestaat.
|
Laten we nu eens kijken wat Galileo's relativiteitsprincipe voor een gevolg heeft op ons
begrip van ruimtetijd. Galileo vertelt ons dat de dynamische wetten hetzelfde
zijn in elk inertiaalsysteem. Er is niets in de natuurkunde dat gebruikt kan
worden om een systeem van rust te onderscheiden van een systeem dat met uniforme
snelheid beweegt. Dit betekent dat er geen dynamische betekenis is in het stellen
dat een bepaald ruimtelijk punt op dit moment hetzelfde is als het ruimtelijk
punt een moment later. Het is zinloos te stellen dat het ruimtelijk punt
waar mijn koffiekop zich nu bevindt, hetzelfde ruimtelijk punt is een minuut
later. Gedurende deze minuut is de aarde om zijn as geroteerd en in dat systeem
is mijn koffiekop op een ander ruimtelijk punt. Echter de aarde draait ook
om de zon en dat levert weer een ander punt op. Kortom, de analogie van een
projectiescherm is onjuist! We hebben niet één enkele Euclidische ruimte
als de arena waarin de acties van de fysische wereld zich in de
tijd afspelen. We hebben verschillende
s voor elk tijdstip en er is
geen natuurlijke identificatie tussen deze verschillende
s. Wiskundig
gezien is Galileo's ruimtetijd
geen productruimte
, maar iets dat wiskundigen een fiberbundel
noemen met als basis
en fiber
. De situatie
is geschetst in Fig. 40 (rechter figuur). Een fiberbundel heeft
geen puntgewijze connectie tussen één fiber en de volgende. Desalnietemin
vormen de fibers samen een geheel. Aan elk ruimtetijd element van
wordt een tijd toegekend, en deze laatste is een element van de `klokruimte'
.
Het bestaan van een lichtsnelheid die voor elke waarnemer hetzelfde is, heeft
het verdwijnen van de absolute tijd tot gevolg. In Fig. 41 nemen
we een gebeurtenis
in ruimtetijd en beschouwen we alle lichtstralen die
door
gaan voor elke richting (zie Fig. 41a).
We kunnen ruimtetijd voorstellen door horizontaal de en richting
uit te zetten, terwijl we de tijdcoördinaat () verticaal kiezen.
De lichtstralen vormen een kegel in ruimtetijd,
de zogenaamde lichtkegel. Als we de lichtsnelheid als fundamenteel nemen,
dan betekent dit dat we de lichtkegel als fundamenteel nemen. De lichtkegel
definieert een structuur in de tangentenruimte die hoort bij
.
Figuur:
De lichtkegel specificeert de fundamentele snelheid van het licht.
In (a) worden de banen van de uitgezonden fotonen ruimtelijk geschetst
als een bol die expandeert vanuit punt
. In (b) zien we dat in ruimtetijd
de fotonen een kegel uitsnijden. In (c) zien we dat de kegel ruimtetijd
opsplitst in een verleden en een toekomst. De wereldlijn van een massief
deeltje in
heeft een vector die naar de toekomst wijst en tijdachtig
is. Deze vector ligt dus binnen de toekomst lichtkegel van
.
|
De lichtkegel wordt gevormd door gebeurtenissen waarvoor geldt
|
(193) |
Gebeurtenissen die van
gescheiden zijn door een tijdachtig
interval, vallen binnen de lichtkegel en er
geldt
.
Dergelijke gebeurtenissen kunnen causaal
verbonden zijn. Dat is niet mogelijk voor zogenaamde ruimtelijk gescheiden
gebeurtenissen die buiten de
lichtkegel vallen. Hiervoor geldt
.
Merk op dat de lichtkegel uit twee delen bestaat: een verleden kegel
en een toekomst kegel. We kunnen ons de verleden kegel voorstellen als
de geschiedenis van een lichtflits die implodeert op
. De toekomst kegel
zien we als een lichtflits die explodeert vanuit punt
. Fotonen liggen
op de rand van de kegel, terwijl de wereldlijnen van massieve deeltjes die
door
gaan, binnen de kegel dienen te liggen. De structuur van ruimtetijd
in de SRT is zodanig dat voor elke gebeurtenis van ruimtetijd een lichtkegel
bestaat die voor deze gebeurtenis de causale structuur bepaalt. We zullen
dit uitdiepen in de volgende sectie.
Next: Ruimtetijddiagrammen
Up: De speciale relativiteitstheorie
Previous: Verlies van universele definitie
Contents
Jo van den Brand
2009-01-31