IIIa. Johannes Frederik van der Maesen, geb. Batavia 4-10-1868, ovl. 's-Gravenhage 28-10-1937,[17]
behaalt het diploma 3-jarige HBS te Zaltbommel (juli 1884),[18]
wordt ingeloot voor militaire dienst 15-3-1888, maar stelt een plaatsvervanger aan,[19]
procuratiehouder en directeuer van het bijkantoor van de Firma Mees en Zoonen te 's-Gravenhage,
president-commissaris van de NV Technisch Inspectie- en Expertisebureau voorheen J.F. Rebel (1937),
commissaris en mede-oprichter van de NV Nederlandsche Bankinstelling (1937),
woont te Zaandam (1888),
tr. Delft 5-5-1898[20]
Maria Hendrika Dekker, geb. Westzaan 9-7-1873, ovl. na 1937,[21]
dr. van Johannes Dekker, houtzager en houtkoper, en Elisabeth Grootes.
Zij wonen te 's-Gravenhage (1899..1937).
-
1. Elisabeth Caroline Louise van der Maesen, geb. 's-Gravenhage 2-4-1899, tr. 's-Gravenhage 25-10-1920 (huwelijk door echtscheiding ontbonden Amsterdam 1950),[23]
[24]
kandidaat te Apeldoorn,
Ds. Benjamin Keers (O.O.N.), geb. Veere 30-11-1895, herv. predikant te Boven Pekela (intree 21-11-1920), vertrokken op 21-5-1924 naar Ned. Oost-Indië,[25]
vervolgens herv. predikant te Bandjermasin (1924-1926), Soerabaja (1927-1928), Batavia (1929-1935, met verlof 1934), en Bandoeng (1937-1941), en na zijn emeritaat (1948) werkzaam geweest te Manokwari (Nw.-Guinea),
geestelijk verzorger bij het Protestantsch ziekenhuis "Koningin Emma" te Batavia (1930-1932),
lid van de Commissie van bijstand bij de Jeugdgevangenis te Tanah-Tinggi (Tangerang) (1936),
lid (1935-1937) en vice-voorzitter (1938-1941) van het Bestuur over de Protestantsche Kerk in Nedereandsch-Indie te Batavia,[26]
zn. van Ds. Wolter Arinus Arisz Keers, herv. predikant te Veere en 's-Heer Arendskerke, en Lamberta Arnolda ten Cate.
Hij hertr. Heemstede 21-2-1951 Agnes Maria Geissler.[27]
-
a. Wolter (Walter) Alexander Keers, geb. Nieuwe Pekela 9-8-1921, ovl. Kriang Kraij (Thailand) 29-9-1943 (ongehuwd), beg. Kanchanaburi War Cemetery, Kanchanaburi, Thailand[29], student in de rechten,
sergeant in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger,
actief in het Indisch verzet,[30]
sergeant bij de Infanterie van het KNIL,
wordt op 8-3-1942 door de Japanners gevangen genomen en op 15-8-1942 naar een krijgsgevangenenkamp op Java overgebracht, vanwaar hij in andere kampen betrokken bij de aanleg van de Birmaspoorweg terehtkomt, en uiteindelijk in het krijgsgevangenenkamp te Krian Krai, Thong Pha Phum County, Kanchanaburi prefecture, Thailand belandt, waar hij op 20-9-1943 ziek wordt en negen dagen later aan meningitis overlijdt.[31]
[32]
-
b. Maria Theodora Beatrice Keers, geb. Nieuwe Pekela 21-1-1924, tr. Amsterdam 2-9-1950
Gosewinus Johannes van Limburgh, geb. Amsterdam 2-8-1924, werkzaam op de glasfabriek te Leerdam, daarna directeur van
een handelszaak te Utrecht (1966),
zn. van Willem van Limburgh en Cornelia Pont.
-
2. Mr. Lodewijk Johannes van der Maesen, geb. 's-Gravenhage 29-11-1900, ovl. Bennebroek 31-10-1978, slaagt voor het diploma B aan het Stedelijk Gymnasium te Apeldoorn (juni 1922),[33]
wordt als vaandrig benoemd tot reserve-tweede-luitenant bij het 17e regiment Infanterie (aug. 1923),[34]
slaagt voor het kandidaatsexemen rechten aan de Universiteit van Leiden (sept. 1923),[35]
wordt aangesteld tot ambtenaar ter beschikking bij de belastingdienst voor uitzending naar Indië (nov. 1928),[36]
reist met zijn eerste vrouw op het s.s. Johan de Witt dat op 1-1-1929 van Amsterdam naar Batavia vertrekt,[37]
en op 3-2-1929 te Priok wordt verwacht ,[38]
surnumerair bij de Inspectie van Financiën te Soerabaja (1929-1930),
onderhoofd (1931-1934) en hoofd (1935) der Administratie van het Djatibedrijf te Buitenzorg,[39]
reist met het m.s. Johan van Oldenbarnevelt dat 8-7-1936 van Batavia naar Amsterdam vertrekt,[40]
wordt op 1-4-1940 benoemd en aangesteld tot reserve-kapitein bij de Infanterie, komende van het Regiment Grenadiers,[41]
reserve-majoor der Infanterie (1946, 1978),
res. Kapitein Commandant van het Fort de Nieuwe Steeg bij Herwijnen,[42]
woont te Soerabaja (1929), Buitenzorg (1931-1933),[43] Wassenaar (1937), Hilversum (1946), Bennebroek (1950..1978),
tr. 1o Voorschoten 2-1-1929 (huwelijk door echtscheiding ontbonden)[44]
Elisabeth de Vlieger, geb. Leiden 24-11-1902, reist met haar drie kinderen op het m.s. Johan van Oldenbarnevelt dat 15-4-1936 van Batavia naar Amsterdam vertrekt,[45]
woont te Wassenaar (1937),
dr. van Anthony Leendert de Vlieger en Catharina Elisabeth Gysman,
tr. 2o Hilversum 26-10-1946[46]
Sophia Anna Cornelia Feenstra Kuiper, geb. Zwolle 9-1-1922, ovl. na 1978, woont te Hilversum (1946), Bennebroek (1950..1978),
dr. van Dr. Pieter Feenstra Kuiper, leraar wis- en natuurkunde, en Gerardina Margaretha van der Chijs (zie
⇒ Kwartierstaat Van Schothorst nr. 57 sub h/1/aa
voor voor- en nageslacht van dit echtpaar).
Uit zijn eerste huwelijk (van der Maesen-de Vlieger):[47]
-
a. Mr. Catharina Maria Elisabeth van der Maesen, geb. Weltevreden 21-12-1929, tr. Haarlem 21-4-1956
Jhr. Diederic Jacob Herman Nicolaas den Beer Poortugael, geb. Breda 26-7-1925, luitenant-kolonel Kon. Marechaussee b.d., rechtsridder Johanniter Orde,
zn. van Jhr. Diederic Jacob Herman Nicolaas den Beer Poortugael, kolonel
bij de Kon. Marechaussee, en Alexander Cornélie Immink.[48]
Zij wonen te Driebergen (1978..1984).
Hieruit verder nageslacht bekend.
-
b. Johannes Frederik van der Maesen, geb. Malang 13-6-1931, ovl. Haarlem 7-11-1984, tr. vóór 1968
Gertruida M. Thijssen, dr. van W.A.C. Thijssen en W.J.A. van Kessel.
Zij wonen te Heemstede (1978), Haarlem (1984).
Hieruit verder nageslacht bekend.
-
c. Antoinnette Louise van der Maesen, geb. Buitenzorg 27-10-1933, tr.
Dirk Schoute. Zij wonen te Heemstede (1978, 1984).
Uit zijn tweede huwelijk (van der Maesen-Feenstra Kuiper):
-
d. Hans van der Maesen, geb. 1947, luchtmachtofficier.
-
e. Frans Albert van der Maesen, geb. Bennebroek 2-7-1950, tr.
A.H. Bergeijk. Zij wonen te Bennebroek (1978).
-
f. Gerard Pieter van der Maesen, geb. Bennebroek 1-7-1956, woont te Bennebroek (1978).
-
3. Maria Josepha Laurentia van der Maesen, geb. 's-Gravenhage 10-2-1905, ovl. Rotterdam 19-10-1998, woont te 's-Gravenhage (1932), Rotterdam (1937),
tr. 's-Gravenhage 12-3-1932[49]
Ir. Johannes Andreas Brinkman, civiel-ingenieur en architect te Rotterdam,
woont te Rotterdam (1932, 1937),
verm. identiek met
Johannes Andreas Brinkman, geb. Rotterdam 22-3-1902, ingeschreven als student letteren aan de Universiteit van Leiden 29-11-1920.[50]
Hieruit verder nageslacht bekend.
-
4. Odile Barbe van der Maesen, geb. 's-Gravenhage 18-9-1913, student letteren te Leiden,
woont te Leiden (1937).
IIIb. Lodewijk Willem van der Maesen, geb. Amsterdam 12-1-1870, ovl. Geldermalsen 3-11-1935 (beg. Buurmalsen begraafplaats Lingedijk), vertrekt op 27-8-1886 uit Zaltbommel, waar hij met zijn moeder en broer woonde, naar Leerdam,
kwekeling machinist wonend te Zaandam (1890),
wordt vrijgesteld van militaire dienst wegens broederdienst 13-3-1890,[51]
wordt aangenomen als lid van de afd. Tiel der Gelders-Overijsselse Mij. van Landbouw (nov. 1900),[52]
woont te Buurmalsen (1900),
vice-voorzitter (1903, 1904), vice-penningmeester (1909), en voorzitter (1910) van de Vereeniging ter bevordering van trouw schoolbezoek te Tricht,[53]
fabricagechef (1902, 1904) en technicer (1906) aan de suikerfabriek,
is consul van de ANWB te Tricht (1911-1917),[54]
werktuigkundige (1913),
medeoprichter en bestuurder van De Stoomzuivelfabriek te Tricht (1913),[55]
[56]
stelt zich verkiesbaar voor de vacature Tricht in Gemeenteraad van Buurmalsen (juli 1915),[57]
maar wordt niet verkozen,[58]
lid van het Nutsdepartement Geldermalsen (1917),[59]
verliest "een dof gouden Broche" dec. 1919,[60]
biedt een Mathis 3-persoons auto te koop aan (1922),[61]
directeur van de Ned. Betuwsche Beetwortelsuikerfabriek (1920-1935),
bestuurslid van de Vereeniging tot bevordering van het automobilisme te Tiel (dec. 1924),[62]
verkozen tot bestuurslid van het departement Geldermalsen van de de Nederlandsche Maatschappij van Handel en Nijverheid (1924.. 1928),[63]
neemt deel aan de verkiezingen van de gemeenteraad van Geldermalsen maar wordt niet verkozen (mei 1925)[64]
en (juni 1931),[65]
stemt tegen een voorstel om de gemeenten Geldermalsen en Buurmalsen samen te voegen (jan. 1934),[66]
staat op de lijst van de Vrijheidsbond voor de verkiezingen van de gemeenteraad van Geldermalsen (mei 1935),[67]
fabrikant (1935),
tr. Tricht 5-8-1902[68]
Elisabeth Catharina de Feyfer, geb. De Bilt 22-12-1877, ovl. Geldermalsen 14-3-1932, (beg. Buurmalsen begraafplaats Lingedijk), dr. van Dr. Gosselius Harmannus de Feyfer, chirurg en gynaecoloog, en Alida Elisabeth van Walsem.
Zij wonen te Tricht (1903..1913), Buurmalsen (1919), Geldermalsen (1921..1924).
Uit de bevolkingsregisters en de registers van de Burgerlijke stand van Geldermalsen en Buurmalsen blijkt het volgende:
- Lodewijk Willem van der Maesen, scheikundige komend uit Geldermalsen, wordt op 4-10-1899 ingeschreven bij de machnist Karel Hendrik Schaëfer te Buurmalsen.
Na hun huwelijk vestigen Lodewijk Willem van der Maesen en Elisabeth Catharina de Feyfer zich in de Kerkstraat te Buurmalsen. Zij wordt 13-8-1902 ingeschreven komend uit Utrecht.
- In Buurmalsen worden de dochter Carolina Louise en zoon Gosselius Harmanus geboren en het gezin blijft daar wonen tot 24-3-1920 wanneer Lodewijk Willem van der Maesen, fabricagechef, met vrouw en twee kinderen verhuist naar Geldermalsen (wijk B159). Bij het gezin woont daar geregeld een inwonende dienstbode. Tussen 1920 en 1936 verhuist het gezin in Geldermalsen blijkbaar van wijk B159 naar wijk B223.
- Dochter Caroline Louise gaat in 1915 naar het gymnasium te Tiel. Of zij de school afmaakt is onbekend. In ieder geval vertrekt zij 1-3-1926 naar de Hoogstraat in Koog aan de Zaan, en keert in mei 1929 weer terug naar het ouderlijk huis te Geldermalsen, dan komende uit Bussum. Zij trouwt in juli daaraanvolgend en vertrekt een week later met echtgenoot Lucas Wildervanck de Blécourt naar Indië.
- Zoon Gosselius Harmanus blijft bij zijn ouders wonen, en zit minstens een jaar op het Gymnasium te Tiel (1919/1921).
- In 1932 komt Lodewijk Willem zelf aangifte doen van het overlijden van zijn vrouw Elisabeth Catharina de Feyfer. Na haar overlijden woont hij nog tot 31-10-1935 te Geldermalsen (wijk B223) wanneer hij verhuist naar het pension van Jenneke Ganzeman pensionhoudster te Geldermalsen en aldaar een paar dagen later (3-11-1935) overlijdt. De aangifte van overlijden wordt gedaan door zijn schoonzoon Lucas Wildervanck de Blécourt, Oost-Indisch rechterlijk ambtenaar die - juist op verlof uit Indië - met Caroline Louise voor anderhalf jaar in Warnsveld woont.
- De zoon Gosselius Harmanus - zonder beroep en volgens aantekening in het Bevolkingsregister niet dienstplichtig - is kort daarvoor op 21-10-1935 ingetrokken bij Jan Ganzeman, concierge aan het Nutsgebouw te Geldermalsen, en blijft daar ingeschreven staan tot het einde van dit deel (1930-1940) van het Bevolkingregister. In het volgende deel (1940-1950), dat niet digitaal raadpleegbaar is, valt wellicht te vinden wanneer hij uit Geldermalsen (naar Amsterdam?) is vertrokken.
|
Overlijdensadvertentie in Het Vaderland d.d. 16-3-1932 van Elisabeth Catharina de Feijfer (1877-1932).
|
Advertentie in de Zaltbommelsche Courant d.d. 23-11-1935, betreffende de verkoop van goederen uit het huis van Lodewijk Willem van der Maesen (1870-1935).
klik op plaatje(s) om te vergroten | |
-
1. Carolina Louise ("Carla") van der Maesen, geb. Buurmalsen 8-1-1904, ovl. Zutphen 14-12-1993,[69]
slaagt voor het toelatingsexamen 15-7-1915,[70]
bevorderd naar de 2e klasse (juli 1917),[71]
van de 3e naar de 4e klasse (juli 1920),[72]
van het Gymnasium te Tiel,
wordt in juli 1919 toegelaten tot de 3e klasse van het Gymnasium te Gorinchem,[73]
wordt ingeschreven in het Bevolkingsregister van Geldermalsen, komende uit Bussum (mei 1929),[74]
hulp in de huishouding,
krijgt als secretaresse van de Vereniging van Huisvrouwen in Noord-Sumatra een telefoonaansluiting te Medan (1939),[75]
is door de Japanse bezetter in Indië geïnterneerd,
vermeld op de lijst van personen opgesloten in het Tjideng-kamp te Batavia (april 1944),[76]
lid van het genootschap Amstelodamum (1967..1982),
woont te Geldermalsen (1929), Warnsveld (1935), Medan (1939), Warnsveld (1947), Amsterdam (1947-1985), Lochem (1985-..), Zutphen (1993),
tr. Geldermalsen 12-7-1929[77]
Mr. Lucas Wildervanck de Blécourt, geb. Elst 30-4-1900, ovl. Bandoeng 2-6-1944, beg. Nederlands ereveld Pandu te Bandung[78], ingeschreven als student rechten aan de Universiteit van Leiden 24-9-1919,[79]
vertrekt op 4-1-1925 naar Davos om daar namens de Leiden deel te nemen aan de Europeesche kampioenschappen schaatsen voor studenten,[80]
neemt opnieuw deel aan schaatswedstrijden te Davos (jan. 1926 en feb. 1927) maar komt op de 1500 m te vallen,[81]
en te Zutphen waar hij in feb. 1929 vierde wordt op de 1500 m,[82]
slaagt voor het doctoraal examen Nederlandsch-Indisch Recht aan de Universiteit van Leiden maart 1929,[83]
woont te Warnsveld (1924..1929, 1935),
reist met zijn vrouw op het s.s. Johan de Witt dat op 16-7-1929 van Amsterdam naar Batavia vertrekt,[84]
buitengewoon substituut griffier (benoemd 9-7-1929) bij de Raad van Justitie Semarang (1929-1933)
plaatsvervangend landrechter (benoemd 8-8-1931) te Semarang (1931-1933),
krijgt 20-11-1934 wegens overtolligheid vergunning zijn wachtgeld in Nederland door te brengen,
en krijgt 15-10-1934 acht maanden verlof naar Europa,
reist met zijn vrouw op het m.s. Marnix van St. Aldegonde dat op 9-1-1935 van Batavia naar Amsterdam vertrekt,[85]
woont te Warnsveld (1935),
keert met zijn vrouw weer terug op het m.s. Marnix van St. Aldegonde dat op 30-9-1936 van Amsterdam vertrekt en op 1-11-1936 te Belawan wordt verwacht,[86]
waarnemend adjunct-lid (benoemd 14-10-1936) van de Weeskamer te Soerabaja,
lid (benoemd 12-10-1937) en
secretaris (benoemd 17-11-1938) van de Weeskamer te Medan,
waarnemend lid (benoemd 17-1-1939) van de Weeskamer te Batavia,
verkozen tot bestuurslid van de Vereeniging Pro Juventute te Batavia (mei 1939),[87]
secretaris van het Centraal College voor de Reclasseering bij het Dept. van Justitie te Batavia (1941),
inspecteur van het Tucht-, Opvoedings-, Reclasseerings- en Armwezen te Batavia (1941),
woont te Buitenzorg (1940),[88]
is tijdens de bezetting van Indië door de Japanners in een kamp opgesloten,
werd weggevoerd omdat hij "trachtte een onderdeel van een radio voor de Jappen te verbergen", waarna hij "nooit meer is teruggezien",[89]
heeft bij zijn overlijden in 1944 te Bandoeng de rang stadswacht soldaat in het KNIL,[90]
zn. van Mr. Paulus Wildervanck de Blecourt, kantonrechter te Zutphen, en Jacoba Catharina Adriana van Royen (voor een andere zoon van dit echtpaar zie
⇒ kw. nr. 109 sub j/2/aa/eee/cccc
).
Op 5-1-1938 reist ook hun (schoon)moeder mevr. J.C.A. Wildervanck de Blécourt (=Jacoba Catharina Adriana van Royen) met het m.s. Christiaan Huygens van Amsterdam naar Deli.[91]
Op 17-8-1938 reizen mevr. J.C.A. Wildervanck de Blécourt (=Jacoba Catharina Adriana van Royen) en haar schoondochter mevr. C.L. Wildervanck de Blécourt (=Carolina Louise van der Maesen) met het s.s. Plancius dat naar Singapore, Muntok, Batavia, Semarang en Soerabaija vaart.[92]
|
Stamkaart van de Oost-Indische Ambtenaar Lucas Wildervanck de Blécourt.
Bron: Nationaal Archief, Ministerie van Koloniën: Stamkaarten Oost-Indische Ambtenaren, Inventaris nr. 46
|
Persoonskaart van Carolina Louise van der Maesen
Bron: Stadsarchief Amsterdam
klik op plaatje(s) om te vergroten | |
|
Gedenkteken voor Lucas Wildervanck de Blécourt (1900-1944) op het Nederlands ereveld Pandu te Bandung.
Bron:
⇒ Oorlogsgravenstichting
klik op plaatje(s) om te vergroten |
-
2. Gosselius Harmanus (Hermanus) van der Maesen, geb. Buurmalsen 28-6-1906, ovl. Amsterdam 23-9-1944 (gefusilleerd, doodgeschoten?),[93]
[94]
gecremeerd Velsen 25-9-1944, "as verstrooid op het Vijverpark bij het Crematorium" [95]
, slaagt voor het toelatingsexamen Gymnasium te Tiel (juli 1919),[96]
en voor het toelatingsexamen HBS te Zaltbommel (juli 1919),[97]
bevorderd van de 1e naar de 2e klasse (juli 1921)[98] van het Gymnasium te Tiel.
Hij woont tot kort voor het overlijden van zijn vader nog in het ouderlijk huis te Geldermalsen en wordt op 21-10-1935 - zonder beroep en volgens aantekening in het Bevolkingsregister niet dienstplichtig - ingeschreven bij Jan Ganzeman, concierge aan het Nutsgebouw te Geldermalsen. Hij blijft daar ingeschreven staan tot het einde van dit deel (1930-1940) van het Bevolkingregister. In het volgende deel (1940-1950), dat niet digitaal raadpleegbaar is, valt wellicht te vinden wanneer hij uit Geldermalsen (naar Amsterdam?) is vertrokken. Bekend is in ieder geval al dat Jan Ganzeman op 14-5-1940 is omgekomen (als militair?) bij een bombardement te Alphen aan de Rijn.[99]
Wat er met Gosselius Harmanus tussen 1940 en 1944 gebeurd is, blijft vooralsnog onbekend. Tot 1940 woonde hij nog in Geldermalsen. De reden waarom hij op 23 september 1944 gefusilleerd werd (of is dat de datum van de ovl. akte?) is nog niet bekend. Aannemelijk is dat het met de gebeurtenissen na Dolle Dinsdag (5 september 1944) te maken heeft. Mogelijke aanknopingspunten zijn de volgende berichten in de in 1948 samengestelde Kroniek van Amsterdam over de jaren 1940-1945:[100]
Drie personen W.O. Mr. Th. J. Eskens, verdacht van illegaal werk, op den Zuidelijken Wandelweg gefusilleerd. Maandag 11 sept. 1944
Mededeeling van de Höhere SS und Polizeiführer, distr. "Nordwest", dat verscheidene personen, wegens sabotage, standrechterlijk zijn gefusilleerd. Vrijdag 15 sept. 1944
In de Lijst van Nederlanders gefusilleerd tijdens de Duitse bezetting (gebaseerd o.a. op L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog),[101] komt
- op 11 sept. 1944 te Amsterdam alleen de naam van Theodorus Johannes Eskens voor,
- op 15 sept. 1944 te Amsterdam geen namen van gefusilleerden voor,
- op 23 sept. 1944 (de datum van fusilleren van Gosselius Harmanus) geen gefusilleerden voor.
Noch in deze Lijst, noch in L. de Jong, Het Koninkrijk... komt een 'Van der Maesen' of zelfs een Gosselius voor.
Het Stadsarchief Amsterdam deelt mee dat in Amsterdam geen overlijdensakte van Gosselius Harmanus (Hermanus) van der Maesen te vinden is. Volgens de Oorlogsgravenstichting, die daarvoor geen bron vermeldt, is hij op straat doodgeschoten.