This page was last updated : 150818.
File size is: 120 k.
Genealogie Van Pijlen
Generatie 5
Refer to these data as:
L. Lapikás,
Genealogie Van Pijlen,
version 8.1,
Muiden, 2009.
© Copyright 2015 : L. Lapikás, Muiden, The Netherlands. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher. An exemption is made for genealogical publications provided that adequate reference is being made.
You are here: Louk-Home Genealogy Van Pijlen Gen. nr. 5


Willem Willemsz Tak

5hh. CORNELIS WILLEMS VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 17-3-1667, genoemd als belendend eigenaar te Nieuwkoop (1692),[1] tr. NN.

5jj. WILLEM EGBERTSZ (FENT) VAN PIJLEN, geb. vóór ca. 1655, ovl. 1690-1716, (niet gevonden in het kohier van het Familiegeld Nieuwkoop 1674), vermeld als koehouder te Nieuwkoop en Noorden in de Legger op het gemaal in het lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) met 4 personen in de klasse kapitalisten, [2] woont aan de Rijpwetering (1677), te Nieuwkoop (1680), Alkemade (1690), tr. vóór 1677 NIES JANS VAN EGMONT, geb. vóór ca. 1665, ovl. na 1725, vermeld als wed. van Willem Egberts van Pijlen te Alkemade (1716, 1725) [3], dr. van Jan Cornelisz. van Egmond en Maertgen (Maritgen) Thijsdr. Zij wonen "op de woningh Korteman" (1688).

Kohier van de 200e penning van Rijnland : 1680. Willem Egbertsz Fent van Peylen woont in Nieuwkoop.
Op 1-6-1677 passeert voor schout en schepenen van Alkemade de akte van scheiding van de boedel van Jan Cornelisz. van Egmond en Maertgen (Maritgen) Thijsdr. Er zijn drie erfgenamen: zoon Cornelis Jansz van Egmont, dochter Niesgen Jansdr van Egmont, getrouwd met Willem Egbertsz Fent van Pijlen, en dochter Marijtgen Jansdr van Egmont, weduwe van Willem Pietersse en nu getrouwd met Thonis Pietersz. van Wieringen. Cornelis Jansz van Egmont krijgt: 1. Zeven morgen land in de Veenpolder in de heerlijkheid van Esselijkerwoude, belend door: oost: de Kerksloot, zuid: Matheus Thijsz, Cornelis Mourisz Deijserman en Jan Cornelisz van der Does, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: de erven van Annetgen Lenertsdr. 2. Derdalf (2½) morgen land in de Sint Pieterpolder binnen Alkemade, belend door: oost: de Rijpwetering, zuid: Willem Meesz, Neeltgen Thonisdr en Jonge Jan Lenertsz, en west en noord: de weduwe van Willem Thonisz. Willem Egbertsz Fent van Pijlen krijgt nomine uxoris: 1. Twee kampen land in de Veen(der)polder binnen Alkemade, samen te verongelden voor 10 morgen. Belendingen: oost: de Kerksloot, zuid: Thonis Pietersz van Wieringen, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: Claes Thijsz. 2. Een woning, bouwhuis, barg, schuur en erf met land daarachter, samen te verongelden voor 6 morgen 500 roeden in dezelfde Veen(der)polder, met als belendingen: oost: de Kerksloot, zuid: de kinderen van Thonis Cornelisz Warmerdam, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: Willem Egbertsz. De weduwe van Willem Pietersz (Marijtgen) krijgt: 1. Een partij weiland, te verongelden voor 3 morgen 450 roeden, in de voornoemde Veenderpolder, belend door: oost en zuid: de weduwe van Jan Banen, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: de weduwe van Nanning Nanninghsz. 2. Nog een partij land in de Veenpolder, te verongelden voor 4 morgen, met oost: de Kerksloot, zuid: Jan Pietersz Puijck, west: de kinderen van Machtelt Jansdr, en noord: Thonis Cornelisz van Sijp c.s. [4]
Op 14-6-1677 verkoopt Pieter Egbertsz Fent aan de Meije aan Willem Egbertsz Fent aan de Rijpwetering de helft van een huis en erf en de helft van 4 morgen land in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, verongeld voor 1 1/2 morgen, strekkend uit de Voorwetering tot achter het land van de koper, belend ten oosten de erfgenamen van Gerrit Jacobsz Tol en de nazaten van Harmen Jansz en ten westen de erfgenamen van Claes Jan Dircksz, nog de helft van een huis en erf met wei- en hennepland in het Zuideinde buitenweg, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Rut Jansz van Bemmel, belend ten oosten Jacob Claesz Lous en ten westen deze van Bemmel, nog 1/8 deel van 13 morgen 174 roeden land, genaamd "de twaalf morgen" achter Nieuwkoop in de polder, strekkend in het geheel van de Masloot tot in de oude Meije, belend ten oosten de wederhelft van de twaalf morgen en ten westen de weduwe van Pieter Cornelisz Hoogeveen. Koopsom 1.200 gulden. [5]
Kohier van de 2e 200e penning van Rijnland : 1688. Westeynde: Willem Cornelisz van Egmont overleden. Erven te Alkemade, elk 1/5: Cornelis Jansz van Egmont, Willem Egbertsz van Pijlen x Niesgen Jans van Egmont, op de woningh Korteman, Isbrant Pereboom x Maertgen Jans van Egmont, Teunis Pietersz van Wieringen x Maria Jans van Egmont en alhier elk 1/120: de kinderen van Maerten Jansz van Egmont, de kinderen van Cornelis Jansz van Egmont, de kinderen van Maertie Jans van Egmont en Neeltie Jans van Egmont.
Kohier van de 1e 200e penning van Rijnland : 1690. Willem Egbertsz Fent van Peylen woont in Alkemade.
Kohier van de 100e penning van Rijnland: 1714. Alkemade-Rijpwetering: Cornelis Jansz van Egmont overleden. Erven Willem Willemsz van Doorn ƒ 17, Niesje Jans van Egmont, f. 9, Willem Theunisz van Wieringen f. 9, Jan Willemsz van Peylen f. 2,10, en Maartje Willems van Peylen f. 2,10.
Kohier van de 100e penning van Rijnland : 1720. Willem Willemsz van Doorn overleden. Erven Willem Teunisz van Wieringen, Jan Willemsz van Peylen, Maartje Willems van Peylen, Dieuwertje Willems van Peylen en Claes Woutersz van Tol nom(ine) ux(oris).

Handtekeningen van Jan Willemse van Pijlen, Jacobus van Bemmel en Dieuwertje Willemse van Pijlen onder bovenstaande akte d.d. 20-11-1728.
klik op plaatje(s) om te vergroten


Dirck Willemsz Tak

5a. CORNELIS DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. geref. Nieuwkoop 4-10-1671, j.m. van Nieuwkoop (1707), woont te Nieuwkoop (1711), otr./tr. 1o Nieuwkoop geref. 14-1/30-1-1707 ("pro deo") [21] JORISJE KORSS (PLEMPER), ovl. vóór 1711, j.d. van Nieuwkoop (1707). wellicht dr. van Cors Jansze Plemper, of van Cornelis Gijsbertsz Plemper en Aeltje Fransdr,[22] otr. 2o Nieuwkoop 20-9-1711 ("pro deo") ADRIAENTJE GIJSBERTS QUAST, wed. van Klaas Kooy, verm. dr. van Gijsbert Arisz Quast, woont te Nieuwkoop (1711).

5b. JAN DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. geref. Aarlanderveen 1-8-1683, otr./tr. Nieuwkoop geref. 30-1/17-2-1709 ("pro deo") als j.m. van Nieuwkoop [24] MARRITJE PIETERS OUDSHOORN, ged. Nieuwkoop Rem. 24-2-1686, ovl./beg. Nieuwkoop 14/19-6-1762 of 15/21-1-1763 j.d. van Nieuwkoop (1709), dr. van Pieter Pietersz Oudshoorn en NN. Zij hertr. [25] Jan Teuniszn Ruwaarden.

Op 28-1-1730 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[26]
  • 1) Geertje Pieters Outshoorn, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van testateur huwelijkspartner.
  • 2) Gerrit Geerlofsz van Vliet, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van testateur huwelijkspartner.
  • 3) Jan Dirksz van Pijlen, in de hoedanigheid van voogd.
  • 4) Cornelis Willemsz van Leijden, in de hoedanigheid van voogd.
ZOEK UIT.
Op 14-11-1734 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[27]
  • 1) Jan Dirksz van Pijlen, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van huwelijkspartner bloedverwant 3.
  • 2) Marrigje Pieters Outshoorn, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van voogd huwelijkspartner erfgenaam.
  • 3) Pieter Jansz van Pijlen, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van bloedverwant erfgenaam 3.
  • 4) Pieter Cornelisz van Staaveren, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van voogd.
  • 5) Gerrit Geerlofse van Vliet, wonend te Nieuwkoop, in de hoedanigheid van voogd.
ZOEK UIT.

5c. PIETER CORNELISZ VAN PIJLEN, ged. Amsterdam Rem. 13-2-1689, beg. Amsterdam Nieuwe K. 18-8-1770, scheepstimmerman (1710..1755), vaart als Pieter Cornelisz van d Pijlen, afkomstig uit Amsterdam in de rang Scheepstimmerman op 29-10-1710 met het schip Doornik voor de kamer Amsterdam van de VOC via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 4-4-1711 en vertrek 12-5-1711) naar Ceylon alwaar aankomst op 20-8-1711, keert in terug naar patria alwaar uit dienst in 1715 te Popkensburg, (hij heeft een maandbrief, en een schuldbrief, met begunstigde zijn vader Cornelis v:d Pijlen),[28] wordt poorter van Amsterdam 28-9-1715 als scheepstimmerman, woont op Cattenburg (1715), op de Kadijk (1719, 1728, 1746) in de Toren van Kordaen (1730, 1741), op de werf De Pellikaan (1762), op de Nieuwe Zeedijk (=Kadijk) na 't end van de kerkgracht (1766), in de Kalverstraat (1769), eigenaar van de werf De Pellikaan (¥) en tapper in de belendende herberg de Toren van Kordaen op de Nieuwe Zeedijk, doopget. (1721..1770), had in 1746 [29] een dienstbode en een jaarinkomen boven ƒ 1000,-- (huurwaarde ƒ 300,--). otr. 1o Amsterdam geref. 22-11-1715 (get. zijn vader Cornelis Pieterse van Pijlen, haar vader Michel Fresneau) JUDITH FRE(S)NEAU(DE), ged. Amsterdam Walenk. 25-3-1691, beg. Amsterdam Ooster Kh. 16-3-1741, woonde Cattenburg (1715) en Cadijk (1715, 1719), in de Toren van Kordaen (1741), doopget. (1724), dr. van Michel Fresnau en Elisabeth Poirier, otr./tr. 2oAmsterdam/Schellingwoude geref. 1/19-7-1746 (get. haar broeder Jan Booy) MARIA BOOY, ged. Amsterdam Nieuwe K. 12-5-1705 (get. Jan Klaase en Aeltje Pieters), beg. Amsterdam Ooster K. 14-5-1766, wonend op de Cadijk (1746, 1766), doopget. (1751), dr. van Klaas Janse Booy, scheepstimmerman op de Kadijk aan de werf Valkensteijn [30], en Wijntje Pieters.

COMMENTAAR(¥) Thans (1982) is daar gevestigd Nedveem 'De Pelicaen'.

Op 17-3-1719 compareren Pieter Cornelis van Pijlen, scheepstimmermansbaas aan de werf de Pellicaan op de Kadijk en Judith Vreneau, echtelieden, beide gezond, "de testatrice swanger", en benoemen elkaar tot enige algehele erfgenaam met de verplichting eventuele nagelaten kinderen tot hun mondigheid te verzorgen en zoveel tot uitzetting mee te geven als de langstlevevnde goeddunkt en hun legitieme portie te bewijzen. De langstlevende krijgt het vruchtgebruik over de kinderlijke erfdelen en kan voogden aanwijzen met uitsluiting van de weeskamer. Indien testatrice zonder kinderen komt te overlijden, dan krijgen haar eventueel nog levende ouders een legitieme portie. Getuigen zijn Coenraet Bogaert en Jan Aarnouts van der Soy [31].
Op 8-4-1730 compareren Cornelis Brouwer, gemachtigde van Michiel Fresneau, uitlandig, Pieter van Pijlen, echtgenoot van Judith Fresneau, Michiel Lestrille, echtgenoot van Suzanna Fresneau, en Elisabeth Fresneau, echtgenote van Samuel Stievenij, uitlandig, om de boedel te scheiden van Michiel Fresneau, overleden op 27-12-1729, vader van de vier voornoemde kinderen Fresneau. De nalatenschap blijkt te bestaan uit een inboedel, waaronder tinnen en koperen vaatwerk en keukengerei, meubilair, zoals "seven noteboome stoele met jugtleer, een surinaemshoute porcelyn kastje", oostindisch en japans porcelijn, aardewerk en snuisterijen, "een staert horologie", gouden en zilveren sieraden, zilveren bestek, alles publiek verkocht voor f 672:8:0. Aan vaste goederen is er "een huys daer de Toorn van Cordaan (¥) uythangt", op stadsgrond aan de Kadijk, bewoond door Pieter van Pijlen, de helft van een belendend huis, bewoond door een bakker en een werf met loodsen hiertegenover, alle tesamen getaxeerd op f 5500,-. Na aftrek van huren, pachten en schulden blijft er f 3232,- te verdelen. Pieter van Pijlen koopt voor zijn vrouw de huizen en de werf uit de nalatenschap, de beide andere zusters krijgen hun deel in contanten uitgekeerd, terwijl Pieter van Pijlen het aandeel van Michiel Fresneau ad f 1183,-- na 4 jaar belooft te betalen aan Cornelis Brouwer tegen een rente van 3 % per jaar [32] Getuigen zijn Fr. Boese en M. op den Hooff [33].


COMMENTAAR(¥) De Toren van Kordaan is genoemd naar de in 1610 voltooide beroemde vuurtoren van Cordouan op een eilandje in de monding van de Gironde, 12 mijl ten noordwesten van Bordeaux. Het pand wordt later een herberg, en als zodanig - met kolfbaan - nog genoemd in 1794. In sept. 1803 wordt er een jezuietencollege in gevestigd [34].
Op 12-7-1741 vertoont Pieter van Pijlen het testament van 1719 voor de weeskamer [35].
Op 14-6-1746 bewijst Pieter Cornelis van Pijlen, weduwnaar van Judith Vreneau, alvorens opnieuw te trouwen, en uit kracht van hun mutuele testament aan zijn meerderjarige zoon Cornelis van Pijlen en aan zijn drie minderjarige kinderen Marritje, Pieter en Geertruy van Pijlen hun moederlijk erfdeel ad f 1200,-- ten overstaan van Jan Booy en Baltus Embriks. Hij zal dit bedrag blijven beheren en de vruchten ervan tot hun opvoeding aanwenden tot aan hun mondigheid. Getuigen zijn K. van der Put en Anthony Peereboom [36].
Op 21-6-1746 vertoont Pieter van Pijlen bovengenoemde acte van bewijs voor de weeskamer [37].
Op 1-7-1746 maken Pieter Cornelis van Pijlen, weduwnaar van Judith Freneau, bruidegom en Maria Booy, meerderjarige dochter, bruid, beide wonend te Amsterdam huwelijksvoorwaarden. Zij brengen ieder al hun goederen en gelden in, waarvan zij nog ondershands specificatien zullen maken. Het huwelijk zal worden gesloten buiten gemeenschap van goederen en van winst en verlies, behalve dat de bruid de keuze heeft om voor de helft in winst of verlies deel te nemen. Zij behoudt het recht tot dote, legaat en hypotheek. Getuigen zijn Jacobus Wachtels en Isaac Elias Morin [38].
Op 4-3-1749 koopt Pieter Cornelisse van Pijlen uit de geveilde boedel van wijlen Grietje Thomas voor f 1220,-- een huis en erf op de Hoogte Kadijk naast nr. 3 [39].
Op 21-12-1753 testeren Pieter van Pijlen en Maria Booy, echtelieden wonend op de Kadijk op de werf "De Koning William", en bepalen dat indien testateur de eerststervende zal zijn hij prelegateert aan zijn voordochter Geertruy van Pijlen twee zilveren zoutvaten en een noteboome kleerkast plus f 600,--. Voor zijn overige nalatenschap benoemt hij tot universele erfgenamen met plaatsvervulling zijn voorkinderen Cornelis van Pijlen en Geertruy van Pijlen, zijn kleindochter Judit van Pijlen, dochter van zijn overleden zoon Michiel van Pijlen, zijn eventuele kinderen uit zijn huwelijk met testatrice en testatrice zelf voor een kindsdeel. Testatrice zal zijn inboedel, goud en zilver na taxatie mogen overnemen, alsmede zijn werf "De Pellikaan" met de twee loodsen en het daarop staande huis voor f 2900,-- minus erfpacht en lasten, of als het meer waard zal zijn na taxatie. Zij zal voorts de minderjarige Geertruy van Pijlen dienen op te voeden en ze wordt benoemd tot enige voogdes over hun eventuele kinderen en zij verkrijgt het vruchtgebruik over hun erfdeel. Tot voogden en administrateurs van zijn overige minderjarige erfgenamen en tot representant van zijn zoon Cornelis van Pijlen indien deze uitlandig mocht zijn worden benoemd Baltus Embricqs en Abraham Bleeker met uitsluiting van de weesmeesters. Indien testatrice de eerststervende zal zijn dan benoemt zij tot enige erfgenamen met plaatsvervulling hun kind Claas van Pijlen en eventuele verdere kinderen ieder voor gelijke porties. Testateur krijgt van haar nalatenschap het vruchtgebruik en moet daarvan hun kinderen opvoeden. Zij benoemt tot voogden en administrateurs over na te laten minderjarige kinderen de testateur en Abraham Bleeker en als reserve Baltus Embricqs, met uitsluiting van de weesmeesters. Ingeval zij zonder nazaten komt te overlijden benoemt zij testateur tot enige algehele erfgenaam. Getuigen zijn Johannes Nieuwenberg en Hendrik Beuning [40].
Op 25-11-1762 compareert Pieter Cornelisz van Pijlen, weduwnaar van en - buiten de legitieme portie van hun gezamenlijke kinderen - enige erfgenaam van Judith Freneau. Hij heeft op 14-6-1746 voor zijn tweede huwelijk aan zijn minderjarige zoon Cornelis van Pijlen bij uitrusting naar Oostindie zijn moeders erfdeel uitgekeerd en aan zijn nog drie minderjarige kinderen hun erfdeel bewezen. Deze laatste drie, Marretje van Pijlen, Pieter van Pijlen, en Geertruy van Pijlen hebben bij hun trouwen of meerderjarigheid hun erfdeel ontvangen, respectievelijk op 27-5-1750, 25-5-1752 en 20-11-1754. Aan Judith Freneau, dochter en - voor een vierde deel medeerfgenaam ab intestato van Michiel Freneau, zijn panden op stadsgrond toebedeeld bij de boedelscheiding d.d. 8-4-1730 van de nalatenschap van Michiel Freneau. Pieter Cornelisz van Pijlen verkoopt voor f 3500,-- contant en f 5000,-- interessen aan Hendrik Gossenberg deze panden, te weten de helft van een broodbakkershuis staande op de hoogte van de Kadijk en de herberg "De Toren van Kordaen", staande daarnaast en belend aan de andere zijde de verkoper ofwel de werf "De Pelicaan". Alle panden staan op stadsgrond die gepacht wordt voor f 100,-- per jaar, wwarvan aan koper nu drie vijfde wordt overgedragen. Er wordt verder nog een beding gemaakt over het gebruik van een op verkopers erf staande regenput en secreet [41].
Op 4-8-1766 compareert Pieter Cornelis van Pijlen om de nalatenschap aan te geven van zijn overleden huisvrouw Maria Booy, waarvan enige erfgenaam is haar zoon Claas van Pijlen. De nalatenschap bestaat uit een obligatie, groot f 2900,-- ten laste van haar broer Jan Booy, een kwart van de opbrengst van de werf "De Groote Arent" op de Kadijk ad f 1000,--, en verder een groot aantal lijfsgoederen, waaronder een colang (=halskraag?) met 28 diamanten, gouden en zilveren juwelen en sieraden, koraalkettingen, tassen, naaigerei, drie waaiers, een bril met zilveren klappen, twee kerkboeken met zilveren sloten, witte, wollen, chitse, bonte en katoenen kledingstukken als rokken, boeselaars, spanmouwen, moffen en japonnen, fluwelen en strooien hoofdeksels, beddegoed en damasten, chitse en neteldoekse gordijnen. Getuigen zijn Jan Lasoubs en Jan Ulsen [42].
Op 26-11-1766 vertoont Pieter van Pijlen het testament van 1753, waarbij de weeskamer is gesecludeerd, voor de weeskamer [43].
Op 25-2-1769 compareert Pieter van Pijlen, wonende in de Kalverstraat op de hoek van de Jonge Roelofssteeg, en prelegateert aan zijn dochter Geertruy van Pijlen uit zijn eerste huwelijk met Judith Frenouw "twee zilvere zoutvaten, een notebome kleerkas" en f 600,--, en aan zijn jongste zoon Claas van Pijlen uit zijn laatste huwelijk met Maria Booy f 1000,--, onder voorwaarde dat deze zoon voor zijn moederlijk erfdeel, waarvan testateur het vruchtgebruik heeft, genoegen zal moeten nemen met hetgeen bij huwelijkse voorwaarden in 1746 door Maria Booy is ingebracht, en waarvan in 1766 boedelinventaris is opgemaakt. Verder vermaakt testateur aan zijn zoon Cornelis van Pijlen als zijn legitieme portie f 1000,-- plus de rente over het door Cornelis' kinderen nog van testateur te erven kapitaal. Tot enige en algehele erfgenaam met plaatsvervulling benoemt hij zijn dochter Geertruy van Pijlen, zijn zoon Claas van Pijlen, zijn kleindochter Judith van Pijlen, dochter van zijn overleden zoon Michiel va Pijlen, en de gezamenlijke kinderen van zijn zoon Cornelis van Pijlen onder last van diens voornoemde legitieme portie. Dit alles onder conditie dat tussen de erfgenamen geen collatie zal plaatsvinden van eerder genoten zaken en dat Claas van Pijlen voor zich zal behouden al zijn "kleederen van linne, wolle en andere stoffen, mitsgaders goud en zilver tot zijn lijft en dragt behorende alsmeede zijn spaarpot" en verdere bezittingen. Voornoemde Judith van Pijlen mag geen verdere vorderingen maken vanwege haar grootmoederlijk erfdeel, waartegenover testateur de schulden van zijn zoon Michiel van Pijlen aan hem kwijtscheldt. Voorts dient Claas van Pijlen aan te nemen, in mindering op zijn prelegaat en erfportie, testateurs werf genaamd "De Pellikaan" op de Hoogte Kadijk en alle lasten die de werf en de (belendende) herberg "De Tooren van Cordaan" met opstallen en loodsen dragen tot een waarde van f 2500,--. Ingeval een van de erfgenamen het oneens is met de verdeling, wordt zij erfdeel beperkt tot de enkele legitieme portie. Tot executeurs testamentair en voogden over testateurs minderjarige kinderen en administrateurs van de erfportie van de kinderen van Cornelis van Pijlen worden benoemd Baltus Embricqs en Jan Booy onder uitsluiting van de weesmeesters. Testateur behoudt zich het recht voor van ondershanse wijziging van dit testament. Getuigen zijn Albertus van Harsselaar en Cornelis Boterkooper [44].
Op 27-11-1770 verklaren Baltus Embricqs en Jan Booy, executeurs testamentair van wijlen Pieter van Pijlen, verkocht te hebben voor f 1162,-- aan Nicolaas Sweeren een huis en erf op Kattenburg in de Kleinestraat , oostzijde voorbij de derde dwarsstraat het vierde huis bezuiden de poort van de Ravenwerf en een ledig erf beoosten dit perceel, beide door Pieter van Pijlen geerfd van zijn vader Cornelis Pieterse van Pijlen, die ze op 26-8-1699 gekocht had [45]. De executeurs verkopen verder voor f 1110,-- aan Sipke Hanssen een huis en erf staande als boven, het derde huis bezuiden de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen op 19-1-1708 gekocht [46], en voor f 1020,-- aan Jan van Noorden huis en erf staande als boven, het vierde huis beoosten de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen op 4-12-1725 gekocht [47], en voor f 1275,-- aan Casper Heurman huis en erf staande als boven, het zevende huis beoosten de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen voor de ene helft gekocht en door diens vrouw Grietje Roelofs voor de andere helft geerfd van haar eerste echtgenoot Lambert Clase de Raven [48], en voor f 2500,-- aan Casper Heurman een huis en erf op de Hoogte Kadijk, het derde huis van de Kerkstraat (thans Tussen Kadijken) tegenover de Toren van Cordaan, door Pieter Cornelisse van Pijlen op 4-3-1749 gekocht [49].


Cornelis Willemsz Tak

5qq. EGBERT PIETERSE (FENT) VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 25-8-1675, ovl. 1726-1730, woont met zijn eerste vrouw in de Mije (1710), vermeld als Egbert van Pijlen voor de weeskamer Bodegraven 21-6-1731,[66] otr. 1o Nieuwkoop (gaarder) 7-11-1698 (tr. niet geref.) JANNETJE PIETERSE VRIJEHOEF(¥), ovl. 1713-1719, otr. 2o Nieuwkoop (gerecht) 25-7-1719 (als wednr. van Marrigje Pieters Vrijehoeff!)(¥) MARRIGJE JANSE KOOYMAN (COOYMAN), geb. vóór ca. 1700, beg. Nieuwkoop 18-5-1758 (gaarder ƒ 6,--), j.d. van Nieuwkoop (1719), woont in de Meije onder Nieuwkoop (1739), vermeld (1742) als wed. van Egbert van Pijlen met een winkel en een dienstbode te Nieuwkoop,[67] doopget. (1751..1754), mogelijk dr. van Treintje Aertsdr van Es. Zij hertr. (otr.) Bodegraven 4-2-1730 Klaas Egbertsz Vreem (Vrij?), van wie zij op 28-1-1739 in Bodegraven is gescheiden, en bij wie zij een zoon Jan Claase Vreem had.

COMMENTAAR(¥) Is er verband met Marrigje Jans van de Vrije Hoeve, tr. Zegveld 21-11-1680 Mattheus Ariens van Swanebeek?[68]


COMMENTAAR(¥) Zou de notitie "wednr. van Marrigje Pieters Vrijehoeff" een verschrijving zijn, en zou het toch Jannetje moeten zijn, of zijn er werkelijke twee verschillende vrouwen (zusters) in het spel?

Op 2-7-1719 compareren voor schout en schepenen van Nieuwkoop en Noorden Egbert Pietersz Fent van Pylen, wednr. en boedelhouder van Jannetje Pieterse Vrijehoeff ter eenre, ende Aart Pieterse Vrijehoeff als oom en naaste bloedvoogt over Marija Egberts Fent van Pijlen, nu omtrent oud ses jaaren, ter andere sijde, om de erfenis van Jannetje Pieterse Vrijehoeff te regelen. Zij besluiten tot uitkoop waarbij Egbert Pietersz Fent van Pylen alle de goederen acien en geregtigheden ez. behoudt, onder de verplichting het kind eerlijk te alimenteeren en te onderhouden, school te laaten gaan ende te doen leeren leesen en schrijven, ambagt off handwerk te doen leeren welke voor 't kint bequaam sal weesen om haar kost te kunnen gewinnen, tot haar 25ste jaar of tot haar huwelijk. Voorts dient hij haar dan mee uit te keren als haar moederlijke erfenis behalve een eerlijke uijtset een somma van ƒ 900,--, nog een silver tuijgje op een zijde, een silvere kinderbel, een goude naalde, twee paar goude bellen, twee paar goude tookjes, twee gouden spelden, vier goude haakjes, een goudt Cruijsje, twee gouden ringen, een silvere beugeltas, drie silvere leepels, een boek met silvere slooten, een een cruijsbeld? tafellaken. [69]
2-2-1739: Kopie inde protocollen van Aarlanderveen van een akte te Bodegraven. Voor het gerecht van Bodegraven verklaren Claes Egbertsz Vreem, gesteund door Leendert Boer, notaris en Margje Jansdr Cooijman, huisvrouw van Claes Vreem, gesteund door broer Dirk Jansz Cooijman, dat zij, getrouwd in februari 1730, nu gescheiden van tafel en bed leven. Margje woont aan de Meije, waar ze verlost werd van een zoon. Het echtpaar verzoekt nu een gerechtelijke uitspraak betreffende een definitieve separatie. Hierbij zal Claes Egbertsz Vreem in bezit blijven van de hofstede met 24 morgen land, waarvan de hofstede met 11 morgen land zijn gelegen op Broekvelt onder Zwammerdam, waar hij woont, met al het vee en gereedschap. Margje Jansdr Cooijman behoudt voor zich een hofstede met huis, berg en schuur met 22 morgen land, hiervan 15 morgen met het huis gelegen onder Nieuwkoop en 7 morgen onder Aarlanderveen, met al het vee en gereedschap. Ze zal aan haar man teruggeven een gouden ketting vier dik met gouden boot en dito kruis. Ook een bloedkoralen ketting, twee dik met gouden boot. Nog een gladde gouden "hoepring". Het kind uit dit huwelijk, Jan Claesz Vreem, oud 8 jaar, zal op haar kosten worden onderhouden en opgevoed tot de leeftijd van 25 jaar. [70]
Op 25-8-1739 is Margje Jansdr Cooijman, eerder weduwe van Egbert van Pijlen, nu gesepareerde huisvrouw van Klaas Egbertsz Vreem, wonend in de Meije onder Nieuwkoop, schuldig aan de Grote huisarmen van Aarlanderveen een bedrag van 500 gulden. Gesteld onderpand: enkele percelen veenland in de Zuideinderpolder bewesten de Aarlanderveensedijk, samen groot 6 morgen 130 roeden. Geroijeerd 1-6-1741. [71]
Op 30-5-1741 Margje Jansdr Coijman, eerder weduwe van Egbert van Pijlen, laatst gescheiden huisvrouw van Klaas Egbertsz Vreem, volgens beschikking van het gerecht te Bodegraven van 28-1-1739, verkoopt aan Hendrik Pieter van Beek te Amsterdam drie percelen veenland in het Zuideinde bewesten de Aarlanderveensedijk, groot 4 morgen 30 roeden, strekkend van deze dijk tot schout Jan Breij, belend ten zuiden de koper en het polderland en ten noorden Pieter Joosten Groenewout. Nog een stuk land aldaar, groot 2 morgen 100 roeden, strekkend van Cornelis van Schellingerhout tot in de Molenwetering, belend ten zuiden de koper en ten noorden deze Schellingerhout. Koopsom 4.500 gulden. [72]
Notarieel archief Woerden[73]
7-9-1749: vermeld : Egbert Pietersz Peijlen, huwelijkspartner, bloedverwant. Marritje Jans Kooijman wonend te Nieuwkoop, huwelijkspartner, testateur, voorgdijsteller, voogd. Claas Egbertsz Vrij, huwelijkspartner, bloedverwant. Jan Jansz Kooijman, voogd, bloedverwant Pieter Egbertsz van Peijlen, voogd, bloedverwant. TEKST OPZOEKEN


Egbert Willemsz Tak

5f. CLAES EGBERTSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 31-10-1700, tr. vóór ca. 1725 (niet gevonden ZH District XI, XII, XIII 1716-1735) NN NN.

5g. CLAAS DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 26-9-1706, beg. Zevenhoven impost pro deo 29-7-1782 (aangever: Jan van Pijlen), beg Noorden impost 30-7-1782 (pro deo, in de kerk regel 5 graf 9), j.m van Nieuwkoop (1730), woont in de Noordse buurt (1782), bouwman (1742) te Nieuwkoop [93] betaalt f 8,-- belasting (classe 2), tr. Nieuwkoop (gaarder) 6-11-1730 AALTJE JANSE VAN STAVOREN, ged. Nieuwkoop Rem. 13-11-1709, beg. Zevenhoven (impost pro deo) 24-8-1778 (aangever Jan van Pijlen, namens zijn vader), beg Noorden impost 25-8-1778 (pro deo, in de kerk regel 5 graf 9), j.d. van Nieuwkoop (1730), woonde in bij Jan van Pijlen in de Noordse buurt (1778), dr. van Jan Willemsz van Staveren, bouwman, en Erkje Maartens van Veen.

Op 23-10-1733 compareren Gerrit Willemse van Staveren , Maarten en Willem Jans van Staveren, Claes van Pijlen, gehuwd met Aaltje Jans van Staveren, voor henzelf en als erfgenamen van hun moeder en grootmoeder Aaltje Cornelis Bouman, wed. van Willem Jans van Staveren, en als erfgenamen van Neeltje Jans van Staveren, overleden te Oudshoorn, hun zuster en meu, die voor een derde erfgename in de boedel van hun moeder was, doch daarvan t.b.v. de comparanten had afgezien. Zij verkopen aan Pieter Lietaert en Jacobus van Bemmel een huis en erf, berg en schuur benevens 5 morgen 2 hond weiland in het zuideinde van Nieuwkoop voor 2009 gld. 9 st. [94]

5h. EGBERT DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 11-10-1716, ovl. 1755-1762, woont 1743 te Nieuwkoop, turfschipper (1742) te Nieuwkoop [95], betaalt ƒ 6,-- belasting (classe 1), belender in de Grote Polder te Oudshoorn (1755), otr./tr. Nieuwkoop gaarder/gerecht 25-1/11-2-1743 NEELTJE CORNELISSE VAN WIERINGEN, ged. Nieuwkoop 20-2-1724, ovl. na 1778, j.d. van Nieuwkoop (1743), is als wed. van Egbert Dirksz van Pijlen belendster met land in de Grote Polder (1762, 1764), in de Kleine Polder (1774) te Ousdhoorn, is als wed. van Egbert van Pijlen belendster met land in de Kleine Polder te Ousdhoorn (1767), dr. van Cornelis Yzakse van Wieringen, veenman[96] , stokzetter[97] en Marritje Claes van Wieringen.[98] Zij hertr. voor 1778 Willem van Swieten.

Op 14-4-1750 verkopen Willem Jansz Outshoorn voor de ene helft en Michiel Willemsz Outshoorn en Leendert Jooste Spruijt als voogden van de kinderen van Jan Jansz Outshoorn voor de andere helft, samen erfgenamen van Annetje Dirks Capteijn, weduwe van Cornelis Willemsz Vermij, aan Egbert Dirksz van Pijlen een partij veenland en water binnen de Dertigjarige separatie in de Grote polder, groot volgens meting 1 morgen 330 roeden op de kaart nr. 140, te verongelden voor 1 morgen 400 roeden, strekkende van Willem Sijmonsz Buurman c.s. tot Willem Jansz Outshoorn, belend ten oosten de partijen nrs. 143 en 144 en ten westen de weduwe van Egbert Klaasz van Pijlen. Verder nog een partij veenland en water liggend als voren, groot volgens meting 500 roeden op de kaart nr. 142, te verongelden voor 1 morgen 47 roeden, strekkende van Jacob van Wieringen tot partij nr. 143, belend ten oosten en westen Willem Sijmonsz Buurman. Nog een partij veenland en water liggend als voren, groot volgens meting 1 morgen 455 roeden op de kaart nr. 143, te verongelden voor 1 morgen 549 roeden, strekkende van de vorige partij tot partij nr. 144, belend ten oosten en westen Willem Sijmonsz Buurman. Nog een partij veenland en water, groot volgens meting 2 morgen 455 roeden op de kaart nr. 144, te verongelden voor 2 morgen 504 roeden, strekkende van partij nr. 143 tot Willem Jansz Outshoorn, belend ten oosten vornoemde Buurman c.s. en ten westen de vorige partij nr. 140, moet 1 gulden per jaar betalen aan Jacob Oostrum voor het recht van overpad over de Heulkamp naar de Lage Rijndijk. Nog schuren staande op het zuideinde van nr. 142. Nog de schuur die was gekocht door Willem Lelijveld, zoon van Dirk Willemsz, moest onverhuurd blijven. Koopsom 16.760 gulden, waarvan 4.760 gulden contant en 12.000 gulden met een schuldbrief. Geroijeerd 18-5-1753. [99]
Op 15-5-1754 transporteren Arij Sijmonse Buurman met Dirk Klaase Rijnsburger als voogd over de minderjarige erfgenamen van Dirk Jansz van der Wilk, aan Egbert Dirksz van Pijlen(¥) het onder voorwaarden van 15-2-1754 verkochte veenland en water binnen de Dertigjarige separatie in de Grote polder, groot volgens meting 2 morgen 461 roeden op de kaart nr. 163, te verongelden voor 2 morgen 380 roeden, strekkende uit de Noordwetering tot Arij Sijmonse Buurman en de weduwe Egbert van Pijlen, belend ten oosten voornoemde weduwe en ten westen Huijg en Jan Dirkse Lelijveld. Koopsom 6.230 gulden, waarvan 1.230 gulden contant en 5.000 gulden met een schuldbrief. Geroijeerd 10-4-1759. [100]

COMMENTAAR(¥) Hoe kan dat? In eerdere akten (1750) wordt al gesproken van de weduwe van Egbert Dirksz van Pijlen. Zou dat hier eigenlijk ook moeten staan?
30-6-1778: Extract van de scheiding en verdeling der nagelaten gemene boedel van Willem van Swieten en Neeltje Cornelisdr van Wieringen, tevoren weduwe van Egbert Dirksz van Pijlen, d.d. 25-4-1778 voor notaris Francois Lietaert te Nieuwkoop en Noorden. Delers: Neeltje van Wieringen ter ene en Hendrik van Leeuwen, gehuwd met Marigje van Swieten te Bodegraven, Gijsje van Swieten, gehuwd met Cornelis van Wingerden te Nieuwkoop, Neeltje van Swieten, gehuwd met Cornelis de Graaff te Mijdrecht en Jan van Swieten in Langeweide, samen ter andere zijde. Vader van Swieten had door zijn huwelijk in gemeenschap van goederen nagelaten aan zijn twee zusters Neeltje en Marigje, n.l. de huisvrouwen van Hendrik van Leeuwen en Cornelis van Wingerden, zijn halfzuster Gijsje en halfbroer Jan. Zij verzochten om goede verdeling etc. Inventaris was opgemaakt 28-12-1776. [101]
Op 18-7-1778 testeert Neeltje Cornelisse Van Wieringen, laatst wed. van Willem van Zwieten en vermaakt aan de Diaconie Armen te Nieuwkoop der Rem. gemeente te Nieuwkoop, aan de Rem. Buijtenarmen te Nieuwkoop en aan haar dochters uit haar huwelijk met Egbert van Pijlen. Voogden en exec. test. zijn Pieter Cornelisse Taat, Arij Jongh en Eel en Jan Klaasse Kooy.[102]

"Neeltje Cornelisse Van Wieringen laast wed. van Willem van Zwieten bezat veenland in Nieuwkoop, Oudshoorn en Mijdrecht, waaruit in haar opdracht turf geveend werd. In Mijdrecht gebeurde dat door Jan Dirksz Wartelman die 1.274 1/3 roeden voor haar baggerde in 1776 en in Nieuwkoop door Pieter Taat die 143 roede baggerde. Neeltje Cornelisse Van Wieringen bezat een turfeiker waarmee knechten naar Amsterdam voeren om het turf te verkopen. De vorderingen op de Amsterdamse klanten beliepen 258 gulden 4 stuiver. Haar geld, ongeveer 16.500,-- gulden, werd contant in huis bewaard. [103]



Tak - omgeving Den Haag

5k. PIETER CORNELISZ VAN PIJL(EN), ged. Voorburg 19-9-1715, ovl. in Azie 6-7-1757, huw. get. (1729), doopget. (1734, 1776 1778, 1790 sic!), woont te Voorburg (1737 en 1754), vaart als Pieter van Pijlen, afkomstig uit Voorburgh, in de rang Matroos op 26-10-1740 met het schip Westkapelle voor de kamer Zeeland van de VOC via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 7-2-1741 en vertrek 28-2-1741) naar Batavia alwaar aankomst op 25-6-1741, vaart op 18-12-1742 met het schip Huis te Foreest voor de kamer Amsterdam via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 15-3-1743 en vertrek 21-3-1743) terug naar Nederland, alwaar aankomst op 19-7-1743 (hij heeft geen maandbrief, wel een schuldbrief),[108] vaart als Pieter van Pijle, afkomstig uit Voorburg, in de rang Huistimmerman op 9-4-1752 met het schip Overschie voor de kamer Delft van de VOC via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 21-7-1752 en vertrek 15-8-1752) naar Batavia alwaar aankomst op 1-11-1752, waar hij kennelijk blijft en zijn verbintenis met de VOC op 6-7-1757 eindigt door zijn overlijden in Azie (hij heeft geen maandbrief, wel een schuldbrief).[109] tr. Voorburg RK 12-5-1737 en otr. Voorburg gaarder 26-4-1737 ("Pieter van Pijlen sullende trouwen met Anna van der Hoeven van de Leijdsendam, pro deo") (JOH)ANNA VAN DER HOEVEN, geb. vóór ca. 1720 (doop niet gevonden te Leidschendam), ovl. na 1749, beg. Voorburg gaarder 5-6-1767 ("Anna van der Hoeven", ƒ 3,--), afkomstig van Leidsendam (1737).

5m. CORNELI(U)S CORNELISZ VAN PEIJLE(N), ged. RK Voorburg 5-5-1699 (get. Pieter Bauwense en Neeltie Cornelis), ovl. 1732-1754, j.m. wonend te Rijswijk (1723), bakker te Rijswijk (1725, 1729), otr. Rijswijk gaarder 8-5-1723 (pro deo) en tr. Rijswijk gerecht 23-5-1723 CAT(HA)RINA CLAASE VAN RIJN, ovl. na 1754, j.d. wonend te Rijswijk (1723). Zij verhuizen kennelijk tussen 1729 en 1732 van Rijswijk naar Voorschoten.

Op 14-3-1725 verhuurt Adrianus van Rierbeek wonend te 's-Gravenhage et te Rijswijk, aan Cornelis van Pijle wonend te Rijswijk, zijn huijsinge en erve sijnde een bakkerije gelegen int midden van desen dorpe en tegenwoordig gebruikt wordende bij Paulus Roscam, voor de tijd van 11 eerstkomende jaren per a.s. mei tot eind april 1736 voor ƒ 84,-- te betalen in vier delen van ƒ 21,-- per jaar, inclusief gebruik van het secreet en een hoekje van het erf om aldaer voor sijn gebruijk eenig hout te leggen alsmede een soldertje boven de schuur van de verhuurder en gebruik van een pomp staande in de stal. De verhuurder belooft dat hij zijn brood t'geenen hij sal komen te gebruijken, te zullen copen en haelen bij de huurder evenals meel en andere winkelwaer die hij sal verkopen. [110]
Op 23-10-1729 leggen Cornelis Peijl, Job Zuant en Maria Zuant, allen wonende te Rijswijk, een verklaring af op verzoek van Matthijs Barto, meester bakker te Rijswijk. Cornelis Peijl verklaart dat op maandag 17-10-1729 tussen twee en half drie bij Barto zijn gekomen: de impostmeester Anthonij van der Slop, Pieter van Coevorde gezworen korenmeter te Delft, en de deurwaarder van Maalen, vragende om te peijlen. Hierop is Cornelis Peijl met de impostmeester en korenmeeter naar de Buijl- en Meelsolder gegaan waar de korenmeeter twee a drie aggelen met meel heeft gemeten. De korenmeeter zegt tegen Van der Slop "gij komt wat ver op de solder, je voeten sijn wat vuijl", waarop deze antwoordt "niet vuijlder als de uwe", waarop Cornelis Peijl zei "hoe kan dat weten, jij komt gaan over de vuijle straat, en ik kom uijt het huijs, soo dat de uwe vuijlder moete wesen als de mijne". Vervolgens komt ook Barto naar boven die "sig moeijelijk toonende, daarover met de voornoemde Van der Slop eenige woordenwisselingen heeft gehad om dat hij met beslikte voeten boven was gekomen". De impostmeester zegt dan tegen zijn gezwooren meeter : "Scheijt er uijt met meeten", waarop Cornelis Peijl aan Van der Slop vraagt "Waar komt gij voor?". Van der Slop antwoordt "Voor impostmeester van het gemaal om te peijlen". Cornelis Peijl vraagt vervolgens "Waarom hij dan niet doorpijlde, daar hem geen pijl gewijgert wiert". Van der Slop antwoordt "Dat wil ik niet doen" en is daarop met de deurwaarder en de korenmeeter vertrokken. De beide andere comparanten Job en Maria Zuant, verklaren dat zodra de impostmeester en korenmeter naar boven zijn gegaan, zij hen zijn gevolgd en hebben gezien en gehoord wat er voorgevallen is. Zij bevestigen de verkaring van Cornelis Peijl. Gedaan te Rijswijk met getuijgen de Heer Abrahma van de Heijde, procureur van den Geregte te Rijswijk en Matthias van Groenesteijn. [111]

Referenties van de gegevens van generatie 5 staan ook
hier
Referenties Genealogie Van Pijlen --- Generatie 5 ( 111 refs.)
Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld.
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
  1. mededeling J. Verduijn te Voorburg
  2. Groenehart Archieven, inv. nr. 126, blz. 174 volgnr. 26
  3. zie N.A. Alkemade 20-9-1716, en 14-10-1725
  4. NA, ORA Alkemade, inv.nr. 86, folio 342, gecit. in ⇒ kcast.htm
  5. SRM, ORA, protocollen Nieuwkoop en Noorden, inv. nr. 68, blz. 145
  6. NA, ORA Alkemade, inv.nr. 89, folio 270 en 274v
  7. zie N.A. Alkemade (Rijpwetering) 16-12-1761
  8. zie N.A. Alkemade (Rijpwetering) 16-12-1761
  9. Personele Quotisatie, Rijnland, 1742
  10. NA, ORA Alkemade, inv.nr. 89, folio 270 en 274v
  11. RAL, ONA Leiden, Nots. Coenraad Lucasz van Rijp, Archiefnr. 506, inv. nr. 1767, akte nr. 111
  12. GA Leiden, ONA, Nots. Coenraad Lucasz van Rijp, Archiefnr. 506, inv. nr. 1767, akte nr. 062
  13. RAL, ONA Leiden, Nots. Jan Buijk, Archiefnr. 506, inv. nr. 1847, akte nr. 019
  14. GA Leiden, ONA, Nots. Hendrick Wilmers, Archiefnr. 506, inv. nr. 1885, akte nr. 102
  15. RAL, ONA Leiden, Nots. Josu Ange Josuz, Archiefnr. 506, inv. nr. 2180, akte nr. 047
  16. OV 32(1977)249
  17. NA, ORA Alkemade, inv.nr. 89, folio 270 en 274v
  18. RAL, ONA Leiden, Nots. Coenraad Lucasz van Rijp, Archiefnr. 506, inv. nr. 1767, akte nr. 111
  19. NA, ONA Alkemade, Nots. Jacobus van Santen, inv.nr. 93, folio 511
  20. GA Leiden, ONA, Nots. Coenraad van Rijn, archiefnr. 506, inv. nr. 1769, f163
  21. Kb. Nieuwkoop l.c.
  22. Onze Voorouders, dl. III, p 285
  23. Kb. Nieuwkoop l.c.
  24. Kb. Nieuwkoop l.c.
  25. ⇒ naamdragers_oussoren.html
  26. ONA Woerden, WO54, inv. nr. 8603, p 5
  27. ONA Woerden, WO54, inv. nr. 8607, p 32
  28. ⇒ vocopvarenden.nationaalarchief.nl
  29. Personele Quotisatie, Amsterdam, 1746
  30. Beg Reg WK 15-5-1732
  31. ONA Amsterdam, Nots. A. Tzeeuwen, inv. nr. 7602 f493, d.d. 17-3-1719
  32. ONA Amsterdam, Nots. C. van Loon, inv. nr. 7018 f 64, d.d. 8-4-1730
  33. ONA Amsterdam, Nots. C. van Loon, inv. nr. 7018 f 62, d.d. 8-4-1730
  34. H.N.P.J. Berkhout et al., Haarlemsche Bijdragen 60(1941)70
  35. GA Amsterdam, Beg. Reg. WK 36, d.d. 16-3-1741
  36. ONA Amsterdam, Nots. Fr. Klinkhamer, inv. nr. 11697 f177, d.d. 14-6-1746
  37. GA Amsterdam, Beg. Reg. WK 36, d.d. 16-3-1741
  38. ONA Amsterdam, Nots. Fr. Boese, inv. nr. 12888 f224, d.d. 1-7-1746
  1. GA Amsterdam, Kw.Sch. S5 f341v
  2. ONA Amsterdam, Nots. F. Boese, inv. nr. 12910 f459, d.d. 21-12-1753
  3. GA Amsterdam, Kw.Sch. G6 f397, d.d. 25-11-1762, en ONA Amsterdam, Nots. L.W. Kramp, inv. nr. 12314, d.d. 5-11-1762
  4. ONA Amsterdam, Nots. J. Beukelaer, inv. nr. 11182 f359, d.d. 4-8-1766
  5. GA Amsterdam, Beg. Reg. WK 36, d.d. 14-5-1766
  6. ONA Amsterdam, Nots. J. Beukelaar, inv. nr. 11192 f72, d.d. 25-2-1769
  7. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f507
  8. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f507v
  9. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f508
  10. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f508
  11. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f508v
  12. GA Amsterdam, ONA, Nots. Ph. Zweerts, inv. nr. 10042 f142, dd 14-7-1750
  13. GA Amsterdam, ONA, Nots. S. Dorper, inv. nr. 10743 f486, d.d. 2-7-1751
  14. GA Amsterdam, Beg. Reg. WK nr. 8 ....
  15. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21687434
  16. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21704572
  17. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21711985
  18. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21711986
  19. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21712894
  20. ⇒ voc.websilon.nl
  21. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21689322
  22. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21695080
  23. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f508v
  24. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21695079
  25. GA Amsterdam, Kw.Sch. P6 f508
  26. SRM, ORA, protocollen Oudshoorn, inv. nr. 24, blz. 345, 346
  27. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21701179
  28. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 041v
  29. Personele Quotisatie, Rijnland, 1742
  30. GN 53(1998)129
  31. Streekarchief Alphen a/d Rijn, Weeskamer-archief Nieuwkoop en Noorden, weesboek genaamd "Prothocol en vertigting" 1684-1727, 1796, 1809, f100, ⇒ www.den-braber.nl
  32. Groenehart Archieven, protocollen Aarlanderveen 1739-1742, inv.nr. 11, blz. 257v, 2-2-1739
  33. Groenehart Archieven, protocollen Aarlanderveen 1735-1739, inv.nr. 10, blz. 353, 25-8-1739
  34. Groenehart Archieven, protocollen Aarlanderveen 1739-1742, inv.nr. 11, blz. 255v, 30-05-1741
  35. RHC, ONA Woerden W054, inv. nr. 8638, akte nr. 58
  36. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 041v
  37. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 048
  38. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 055v
  1. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 066
  2. Groenehart Archieven, inv. nr. 3, blz. 226
  3. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 27 folio 232v, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  4. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 28 folio 68, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  5. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 28 folio 208, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  6. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 29 folio 3, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  7. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 29 folio 3v, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  8. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 29 folio 4v, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  9. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 29 folio 5, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  10. ORA Zwammerdam, Rechterlijk archief, protocollen, inv.nr. 29 folio 7v, ⇒ www.groenehartarchieven.nl
  11. ONA Woerden, WO54, inv. nr. 8704, p 18
  12. Streekarchief RHC, ONA Bodegraven 1767, inv. nr. 884a, akte nr. 76
  13. zie familieboek Griffioen, bibl. NGV, Naarden
  14. Groenehart Archieven, protocollen Aarlanderveen 1753-1756, inv.nr. 15, blz. 182v, 08-03-1756
  15. SRM, Gerecht Aarlanderveen, Toeg. nr. 111.1.02, inv. nr. 17, blz. 230
  16. zie ook Familieboek Griffioen, l.c.
  17. Personele Quotisatie, Rijnland, 1742
  18. ORA Niewkoop 3, geciteerd in GBLO 6(1991) SR 66
  19. Personele Quotisatie, Rijnland, 1742
  20. Personele Quotisatie, Rijnland, 1742
  21. P.D. Meijer en A.M.L. van Wieringen, Van Wieringen in Rijnland, Schoorl, 2005
  22. Gen. Bijdr. Leiden, XXX
  23. Groenehart Archieven, protocollen Oudshoorn 1748-1754, inv. nr. 20, blz. 90v, vervolg a folio 93. 15-04-1750. bovengenoemde schuldbrief
  24. Groenehart Archieven, protocollen Oudshoorn 1754-1759, inv. nr. 21, blz. 14v, vervolg a, folio 16. 15-05-1754
  25. Groenehart Archieven, Oudshoorn 1769-1778, inv.nr. 24 blz. 323
  26. NA Nieuwkoop, nots. F. Lietaert inv. nr. 6203, gecit in Meijer en Van Wieringen, l.c.
  27. A.J.J. van 't Riet, Meeten, booren en besien, Hilversum, 2005 p246, gecit. in Meijer en Van Wieringen, l.c.
  28. W. Kwakkenbos, Wandeling in het verleden, Nieuwkoop, 1981
  29. ONA Woerden, WO54, passim
  30. Groenehart Archieven, protocollen Zwammerdam 1779-1791, inv. nr. 30, blz. 101
  31. SRM, NA, repertorium Nieuwkoop en Noorden, inv. nr. 6229, akte nr. 130, blz. 000
  32. ⇒ voc.websilon.nl
  33. ⇒ voc.websilon.nl
  34. GA Delft, ONA Rijswijk, Nots. Johannes Sieragh van Oldersom, inv. nr. 0014, Folio 196
  35. GA Delft, ONA Rijswijk, Nots. Christiaan van Groenesteijn, inv. nr. 0016, Folio 189

Back to the
genealogy page
Back to the
contents
Go to the
index
Forward to next
generation 6
Back to previous
generation 4
Directly go to generation :
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15