You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Van Pijlen ⇒ Gen. nr. 5 |
Willem Willemsz Tak |
5hh. CORNELIS WILLEMS VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 17-3-1667, genoemd als belendend eigenaar te Nieuwkoop (1692),[1]
tr.
NN.
5jj. WILLEM EGBERTSZ (FENT) VAN PIJLEN, geb. vóór ca. 1655, ovl. 1690-1716, (niet gevonden in het kohier van het Familiegeld Nieuwkoop 1674),
vermeld als koehouder te Nieuwkoop en Noorden in de Legger op het gemaal in het
lager kwartier van Rijnland (ca. 1680) met 4 personen in de klasse kapitalisten,
[2]
woont aan de Rijpwetering (1677), te Nieuwkoop (1680), Alkemade (1690),
tr. vóór 1677
NIES JANS VAN EGMONT, geb. vóór ca. 1665, ovl. na 1725, vermeld als wed. van Willem Egberts van Pijlen te
Alkemade (1716, 1725) [3],
dr. van Jan Cornelisz. van Egmond en Maertgen (Maritgen) Thijsdr.
Zij wonen "op de woningh Korteman" (1688).
5a. CORNELIS DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. geref. Nieuwkoop 4-10-1671, j.m. van Nieuwkoop (1707), woont te Nieuwkoop (1711),
otr./tr. 1o Nieuwkoop geref. 14-1/30-1-1707 ("pro deo") [21]
JORISJE KORSS (PLEMPER), ovl. vóór 1711, j.d. van Nieuwkoop (1707).
wellicht dr. van Cors Jansze Plemper, of van Cornelis Gijsbertsz Plemper en Aeltje Fransdr,[22]
otr. 2o Nieuwkoop 20-9-1711 ("pro deo")
ADRIAENTJE GIJSBERTS QUAST, wed. van Klaas Kooy, verm. dr. van Gijsbert Arisz Quast,
woont te Nieuwkoop (1711).
5b. JAN DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. geref. Aarlanderveen 1-8-1683, otr./tr. Nieuwkoop geref. 30-1/17-2-1709 ("pro deo") als j.m. van Nieuwkoop [24]
MARRITJE PIETERS OUDSHOORN, ged. Nieuwkoop Rem. 24-2-1686, ovl./beg. Nieuwkoop 14/19-6-1762 of 15/21-1-1763
j.d. van Nieuwkoop (1709), dr. van Pieter Pietersz Oudshoorn en NN.
Zij hertr. [25]
Jan Teuniszn Ruwaarden.
Uit dit huwelijk misschien :
Kohier van de 200e penning van Rijnland : 1680.
Willem Egbertsz Fent van Peylen woont in Nieuwkoop.
Op 1-6-1677 passeert voor schout en schepenen van Alkemade de akte van scheiding van de boedel van Jan Cornelisz. van Egmond en Maertgen (Maritgen) Thijsdr. Er zijn drie erfgenamen: zoon Cornelis Jansz van Egmont, dochter Niesgen Jansdr van Egmont, getrouwd met Willem Egbertsz Fent van Pijlen, en dochter Marijtgen Jansdr van Egmont, weduwe van Willem Pietersse en nu getrouwd met Thonis Pietersz. van Wieringen.
Cornelis Jansz van Egmont krijgt:
1. Zeven morgen land in de Veenpolder in de heerlijkheid van Esselijkerwoude, belend door: oost: de Kerksloot, zuid: Matheus Thijsz, Cornelis Mourisz Deijserman en Jan Cornelisz van der Does, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: de erven van Annetgen Lenertsdr.
2. Derdalf (2½) morgen land in de Sint Pieterpolder binnen Alkemade, belend door: oost: de Rijpwetering, zuid: Willem Meesz, Neeltgen Thonisdr en Jonge Jan Lenertsz, en west en noord: de weduwe van Willem Thonisz.
Willem Egbertsz Fent van Pijlen krijgt nomine uxoris:
1. Twee kampen land in de Veen(der)polder binnen Alkemade, samen te verongelden voor 10 morgen. Belendingen: oost: de Kerksloot, zuid: Thonis Pietersz van Wieringen, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: Claes Thijsz.
2. Een woning, bouwhuis, barg, schuur en erf met land daarachter, samen te verongelden voor 6 morgen 500 roeden in dezelfde Veen(der)polder, met als belendingen: oost: de Kerksloot, zuid: de kinderen van Thonis Cornelisz Warmerdam, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: Willem Egbertsz.
De weduwe van Willem Pietersz (Marijtgen) krijgt:
1. Een partij weiland, te verongelden voor 3 morgen 450 roeden, in de voornoemde Veenderpolder, belend door: oost en zuid: de weduwe van Jan Banen, west: de Rijpweteringerdijk, en noord: de weduwe van Nanning Nanninghsz.
2. Nog een partij land in de Veenpolder, te verongelden voor 4 morgen, met oost: de Kerksloot, zuid: Jan Pietersz Puijck, west: de kinderen van Machtelt Jansdr, en noord: Thonis Cornelisz van Sijp c.s.
[4]
Op 14-6-1677 verkoopt Pieter Egbertsz Fent aan de Meije aan Willem Egbertsz Fent aan de Rijpwetering de helft van een huis en erf en de helft van 4 morgen land in het Zuideinde van Nieuwkoop buitenweg, verongeld voor 1 1/2 morgen, strekkend uit de Voorwetering tot achter het land van de koper, belend ten oosten de erfgenamen van Gerrit Jacobsz Tol en de nazaten van Harmen Jansz en ten westen de erfgenamen van Claes Jan Dircksz, nog de helft van een huis en erf met wei- en hennepland in het Zuideinde buitenweg, strekkend uit de Voorwetering tot het land van Rut Jansz van Bemmel, belend ten oosten Jacob Claesz Lous en ten westen deze van Bemmel, nog 1/8 deel van 13 morgen 174 roeden land, genaamd "de twaalf morgen" achter Nieuwkoop in de polder, strekkend in het geheel van de Masloot tot in de oude Meije, belend ten oosten de wederhelft van de twaalf morgen en ten westen de weduwe van Pieter Cornelisz Hoogeveen. Koopsom 1.200 gulden.
[5]
Kohier van de 2e 200e penning van Rijnland : 1688.
Westeynde: Willem Cornelisz van Egmont overleden. Erven te Alkemade, elk 1/5: Cornelis Jansz van Egmont, Willem Egbertsz van Pijlen x Niesgen Jans van Egmont, op de woningh Korteman, Isbrant Pereboom x Maertgen Jans van Egmont, Teunis Pietersz van Wieringen x Maria Jans van Egmont en alhier elk 1/120: de kinderen van Maerten Jansz van Egmont, de kinderen van Cornelis Jansz van Egmont, de kinderen van Maertie Jans van Egmont en Neeltie Jans van Egmont.
Kohier van de 1e 200e penning van Rijnland : 1690.
Willem Egbertsz Fent van Peylen woont in Alkemade.
Kohier van de 100e penning van Rijnland: 1714.
Alkemade-Rijpwetering: Cornelis Jansz van Egmont overleden. Erven Willem Willemsz van Doorn ƒ 17, Niesje Jans van Egmont, f. 9, Willem Theunisz van Wieringen f. 9, Jan Willemsz van Peylen f. 2,10, en Maartje Willems van Peylen f. 2,10.
Kohier van de 100e penning van Rijnland : 1720.
Willem Willemsz van Doorn overleden. Erven Willem Teunisz van Wieringen,
Jan Willemsz van Peylen, Maartje Willems van Peylen, Dieuwertje Willems van Peylen en Claes Woutersz van Tol nom(ine) ux(oris).
Uit dit huwelijk(¥):
COMMENTAAR(¥)
Wie is Egbert van PIJLEN, beg. Roelofarendsveen (gaarder) 25-1-1709?
Op 19-6-1720 wordt Jan Willemsz van Pijlen genoemd als executeur testamentair van Willem Willemsz van Doorn (overleden te Roelofarendsveen), en op 19-7-1720 wordt hij genoemd als één van diens erfgenamen. De anderen zijn: Willem Theunisz. van Wieringen, Susjen Willems van Pijlen, Dieuwertjen Willems van Pijlen en Claes Woutersz van Thol als getrouwd met Maertjen Willems van Pijlen. [6]
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Op 19-6-1720 wordt Jan Willemsz van Pijlen genoemd als executeur testamentair van Willem Willemsz van Doorn (overleden te Roelofarendsveen), en op 19-7-1720 wordt hij genoemd als één van diens erfgenamen. De anderen zijn: Willem Theunisz. van Wieringen, Susjen Willems van Pijlen, Dieuwertjen Willems van Pijlen en Claes Woutersz van Thol als getrouwd met Maertjen Willems van Pijlen. [10]
Op 25-9-1725 compareren te Leiden Susje Willemsdr van Pijlen, meerderjarige j.d., Jan Willesmz van Pijlen, meerderjarige j.m. en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen meerderjarige ongehuwde j.d. allen wonende onnder de Heerlijkheid Alkemade. Zij scheiden de boedel nagelaten door Willem van Doorn, hun neef, en beschreven voor schout en schepenen van Alkemade op 19-6-1720, als volgt:
- Susje Willemsdr van Pijlen en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen verkrijgt:
een teelakker gelegen in Roelevaartjesveen te verongelden voor 100 roeden,
nog enige teelakkers aldaar, gekomen van Jan Clementse Zuant, te verongelden voor 1 morgen 441 roeden en in de polder voor 1 morgen 490 roeden,
3/5 parten in een rentebrief van ƒ 500,-- kapitaal ten laste van Crijn Claase van Egmond,
- Jan Willesmz van Pijlen en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen verkrijgen:
een huijzinge en erve gelegen in Roelevaartjesveen met de landen daar aan gelegen tesamen te verongelden in 't ambagt voor 2 mergen, 509 roeden,
een partije teelland gelegen als vooren, te verongelden in't ambagt na hermetinge voor 1 merge 25 roeden en in de polder voor 1 merge 225 roeden,
een houtakker gelegen in de Lijkerpolder, te verongelden in't ambagt voor 75 roeden en in de polder voor 88 roeden,
en een hoekje lands gelegen ob Abbenes aan de Groote Meer, met Dirk Bout gemeen leggende.
W.g.: Jan Willemse van Pijlen, en merken gesteld door zijn beide zusters.
[11]
Op 21-6-1727 testeren te Leiden Pieter Jansz Schuijn en Marijtje Willemsdr van Pijlen echtelieden, wonende op de Rijpwetering. Genoemd worden o.a haar broeder en susters Jan Maartjen en Dieuwertijne van Pijlen. Hij treft een regeling voor zijn voorkinderen uit een eerder huwelijk en stelt tot voogd over eventuele minderjarige kinderen aan zijn zoon Jan Pieters Schuijn en Cornelis Warmerdam. De testateurs stellen elkaar aan tot voogden over kinderen uit dit huwelijk.
W.g Pieter Janse Schuijn, een merk van Marijtje van Pijle en getuigen.
[12]
Op 3-3-1731 compareren te Leiden Susje Willemsdr van Pijlen, wed. van Pieter Janse Schuijn voor de ene helft van de gemeenschap en nog voor een vijfde part ter eene zijde,
en Jan Pieterse Schuijn, Pieter Pieterse Schuijn, Jan Michielse Bijeveld gehuwd met Grietje Pieters Schuijn, en Leendert Willemse Claverwij gehuwd met Marijtje Pieterse Schuijn allen nagelaten kinderen van Pieter Janse Schuijn tesamen voor vier vijfde van de wederhelft ter andere zijde. Zij wonen allen op de Rijpwetering, en scheiden de boedel als volgt:
- aan Susje Willemsdr van Pijlen komt toe : een teelakker gelegen in Roelevaartjesveen te verongelden voor 100 roeden,
nog eenige teelakkers aldaar gekomen van Jan Clementse Zuant te verongelden voor 1 morgen 441 roeden en in de polder voor 1 morgen 490 roeden,
3/5 parten in een rentebrief van ƒ 500,-- kapitaal ten laste van Crijn Claase van Egmond,
- aan de vier kinderen komt toe o.a.:
een huijzinge en erve gelegen op de Rijpwetering,
2 morgen weijland gelegen onder Esselijckerwoude in de Veenderpolder,
3 morgen gelegen onder Alkemade in de Blaauwepolder,
7½ hond teelland, 280 roeden teelland, 300 roeden teelland alle gelegen onder Esselijckerwoude in de Veenderpolder
1100 roeden teelland gelegen onder Esselijckerwoude in de Leegerpolder.
W.g. Susje Willemsdr van Pijlen met een merc, en voorts de zoons en schoonzoons.
[13]
Op 6-8-1740 testeren te Leiden Hendrik Ceelen, ketelboeter, en Marijtie Willemse van Peylen, tevoren wed. van Pieter Jansz Schuijn, echtelieden, wonende op de Rijpwetering, onder herroeping van eerdere testamenten, codicillen etc. Zij benoemen de langstlevende tot universeel erfgenaam. Bij hertrouwen van de langstlevende dient de testateur uit te keren ƒ 800,-- aan haar broeder Jan van Peijlen, Dieuwertien van Peijlen en Wouter van Tol, zoon van haar zuster Maartje van Peijlen, en voorts ƒ 200,-- aan de kinderen van haar broer Jan van Peijlen met plaatsvervanging, terwijl de testatrice bij hertrouwen dient uit te keren aan testateurs vrienden Pieter Ceelen, Cristina Ceelen, Andries Ceelen, zijn broeders en suster, alsmede aan Jacobus Crissens en Catrina Crissens zijn halve broeder en suster, en voorts ƒ 200,-- aan de kinderen van zijn broer Pieter Ceelen met plaatsvervanging.
Mocht de langstlevende niet hertrouwen dan wordt diens nalatenschap in twee gelijke parten verdeeld, de ene helft gaat naar de vrienden en erfgenamen van testateur als boven genoemd, de andere helft naar die van testatrice als boven genoemd. De genoemde kinderen krijgen dan een prelegaat van \200,--. Tot voogden over eventuele minderjarige kinderen, erfgenamen of legatarissen worden benoemd aan de zijde van de testateur Hendrik Janse Poelgeest zijn goede bekende wonende op de Rijpwetering, aan de zijde van de testatrice Geriit Pieters van Tol haar goede bekende wonende op de Rijpwetering. Dit alles onder uistluiting van de weesmeesters etc.
W.g. Hendrick Ceelen x Maretaen van Peilen en getuigen.
[14]
Op 6-10-1745 testeren te Leiden Hendrik Seelen en Marijtje Willemse van Pijlen, echtelieden wonende op de Rijp Watering, onder herroeping van alle eerdere testamenten, codicillen etc. Zij benoemen de langstlevende tot universeel erfgenaam. Als Hendrik Seelen de langstlevende is en wil hertrouwen dan dient hij uit te keren aan testatrices broeder Jan Willems van Pijlen ƒ 500,--, als Marijtje Willemse van Pijlen de langstlevende is en wil hertrouwen, dan dient zij uit te keren aan testateurs broeder Andries Ceelen ƒ 250,-- en aan de kinderen van zijn overleden broeder Pieter Ceelen ook ƒ 250,--, alles met plaatsvervanging.
Wanneer de langstlevende niet hertrouwt dient uit zijn of haar nalatenschap te worden gelegateerd ƒ 250,--, waarvan een derde aan Christina Ceelen, een derde aan de kinderen van Jan Ceelen, en een derde aan de kinderen van Goris Kuijpers, zonder meer, en met plaatsvervanging. De nalatenschap wordt verder verdeeld in twee gelijke parten, van het ene part krijgen testateurs broeder Andries Ceelen en de gezamenlijke kinderen van zijn overleden broeder Pieter Ceelen ieder de helft, het andere part komt toe aan testatrices broeder Jan Willems van Pijlen.
Dit alles onder uitsluiting van Weesmeesters etc.
De langstlevende wordt benoemd tot voogd over eventuele minderjarige kinderen, legatrissen en erfgenamen.
W.g. Hendrick Seelen, een merk door Marijtje Willemse van Pijlen en getuigen.
[15]
BELENINGEN
Lenen van de Hofstad (Oud-)Alkemade te Warmond.
nr. 13B: De helft van vier morgen land, genaamd de Laegenen te Alkemade (Kaag):[16]
19-2-1747: Hendrik Ceelen, oud 58 jaar, na koop van Josue L’Ange.
12-9-1759: Mechiel Arisz Vermey, oud 46 jaar, na koop van Hendrik Ceelen.
Op 19-6-1720 wordt Jan Willemsz van Pijlen genoemd als executeur testamentair van Willem Willemsz van Doorn (overleden te Roelofarendsveen), en op 19-7-1720 wordt hij genoemd als één van diens erfgenamen. De anderen zijn: Willem Theunisz. van Wieringen, Susjen Willems van Pijlen, Dieuwertjen Willems van Pijlen en Claes Woutersz van Thol als getrouwd met Maertjen Willems van Pijlen. [17]
Op 25-9-1725 compareren te Leiden Susje Willemsdr van Pijlen, meerderjarige j.d., Jan Willesmz van Pijlen, meerderjarige j.m. en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen meerderjarige ongehuwde j.d. allen wonende onnder de Heerlijkheid Alkemade. Zij scheiden de boedel nagelaten door Willem van Doorn, hun neef, en beschreven voor schout en schepenen van Alkemade op 19-6-1720, als volgt:
- Susje Willemsdr van Pijlen en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen verkrijgt:
een teelakker gelegen in Roelevaartjesveen te verongelden voor 100 roeden,
nog enige teelakkers aldaar, gekomen van Jan Clementse Zuant, te verongelden voor 1 morgen 441 roeden en in de polder voor 1 morgen 490 roeden,
3/5 parten in een rentebrief van ƒ 500,-- kapitaal ten laste van Crijn Claase van Egmond,
- Jan Willesmz van Pijlen en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen verkrijgen:
een huijzinge en erve gelegen in Roelevaartjesveen met de landen daar aan gelegen tesamen te verongelden in 't ambagt voor 2 mergen, 509 roeden,
een partije teelland gelegen als vooren, te verongelden in't ambagt na hermetinge voor 1 merge 25 roeden en in de polder voor 1 merge 225 roeden,
een houtakker gelegen in de Lijkerpolder, te verongelden in't ambagt voor 75 roeden en in de polder voor 88 roeden,
en een hoekje lands gelegen ob Abbenes aan de Groote Meer, met Dirk Bout gemeen leggende.
W.g.: Jan Willemse van Pijlen, en merken gesteld door zijn beide zusters.
[18]
Op 12-3-1726 maken Jan Willemsz van Pijlen en zijn zuster Dieuwertje Willems van Pijlen (beiden wonende te Roelofarendsveen, gezond en niet gequotiseerd voor de 200ste penning) hun testament op te Oude Wetering. Ze kennen hun moeder een bedrag van ƒ 400 toe voor haar legitieme portie en benoemen elkaar tot universeel erfgenaam. Dieuwertje tekent met een kruisje en Jan met "Jan Willemse van Pijlen". [19]
Op 20-11-1728 compareren ter ene zijde Jan Willems van Pijlen, meerderjarige j.m., ter andere zijde Dieuwertje Willemsdr van Pijlen geassisteerd met haar echtgenoot Jacob Dirkse van Bemmel. Zij verdelen het huijs, erve en landerijen hen opbesturven door het overlijden van Willem van Doorn, hun neef, als van hun moeder en schoonmoeder Niesje Jansdr van Egmond, wed. en boedelhoudster van Willem Egberts van Pijlen, die mede-erfgename was gebleven van Cornelis Janse van Egmond en bij de scheiding van diesns boedel het recht had verkregen op vijff mergen lands, alle bij Jan Willems van Pijlen en Dieuwertje Willemsdr van Pijlen tot nu toe in het gemeen bezeten.
Jan Willems van Pijlen krijgt
- een huijs en erve groot 250 roeden, te verongelden voor 240 roeden, gelegen in Roelevaartjesveen met het recht van de vrije vaart voor zijn werf aan de zuidzijde buiten Jacob Dirkse van Bemmel.
- 800 roeden lands zijnde de helft van het land aan het bovenstaande huijs en erve gelegen ten zuiden, en bestaande in vier teelakkers.
- een houtakker gelegen in de Lijkerpolder te verongelden in het ambagt voor 75 roeden en in de polder voor 110 roeden
Dieuwertje Willemsdr van Pijlen en Jacob Dirkse van Bemmel krijgen
- de wederhelft van het land gelegen aan het bovenvermelde huis en erve gelegen in Roelevaartjesveen groot 800 roeden bestaande mede in vier teelakkers ten noorden; - een hoekje lands, gelegen op Abbenes, aan de groote meer, met Dirk Bont gemeen leggende.
Al het bonvenstaande komt uit de scheiding van de boedel van Willem van Doorn op 19-6-1728 voor schout en schepenen van Alkemade.
Zij krijgen verder nog
- een houtakker gelegen in de Lijkerpolder te verongelden in het ambacht voor 75 roeden en in de polder voor 88 roeden; - een partij teelland gelegen als voren te verongelden in het ambacht voor 25 roeden en in de polder 225 roeden lands.
- 5 morgen van 7 morgen lands gekomen uit de boedel van Cornelis Jans van Egmond gelegen in de Veenderpolder onder Esselijkerwoude belend OZ de Kerksloot, ZZ de wed. van Jan van de Wetering en de Heer Rippert van de Velde, WZ de Rijpwateringerdijck, NZ Gerrit Abrahms van der Veen.
Tussen de comparanten wordt nog in het gemeen gehouden het eerste houtakker gelegen in de Lijkerpolder in Alkemade belend OZ de Kerksloot, ZZ Pieter van Hees en Bartholomees Srtijdhagen, WZ Cornelis Pieter Dammasz van Egmond, NZ Dirk Endelstaart, te verongelden in het ambacht voor 350 roeden en in de polder voor 323 roe 4 voet, gekomen uit de boedel van hun voorsz. moeder.
Voorts zijn de contante penningen en de meubile goederen verdeeld.
[20]
Handtekeningen van Jan Willemse van Pijlen, Jacobus van Bemmel en Dieuwertje Willemse van Pijlen onder bovenstaande akte d.d. 20-11-1728.
klik op plaatje(s) om te vergroten Dirck Willemsz Tak
Uit zijn eerste huwelijk (van Pijlen-Plemper) :
Op 28-1-1730 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[26]
ZOEK UIT.
Op 14-11-1734 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[27]
ZOEK UIT.
Uit het huwelijk (van Pijlen-Oudshoorn) :
COMMENTAAR(¥) Thans (1982) is daar gevestigd Nedveem 'De Pelicaen'. |
Op 17-3-1719 compareren Pieter Cornelis van Pijlen, scheepstimmermansbaas aan de werf de Pellicaan op de Kadijk en Judith Vreneau, echtelieden, beide gezond, "de testatrice swanger", en benoemen elkaar tot enige algehele erfgenaam met de verplichting eventuele nagelaten kinderen tot hun mondigheid te verzorgen en zoveel tot uitzetting mee te geven als de langstlevevnde goeddunkt en hun legitieme portie te bewijzen. De langstlevende krijgt het vruchtgebruik over de kinderlijke erfdelen en kan voogden aanwijzen met uitsluiting van de weeskamer. Indien testatrice zonder kinderen komt te overlijden, dan krijgen haar eventueel nog levende ouders een legitieme portie. Getuigen zijn Coenraet Bogaert en Jan Aarnouts van der Soy [31].
Op 8-4-1730 compareren Cornelis Brouwer, gemachtigde van Michiel Fresneau, uitlandig, Pieter van Pijlen, echtgenoot van Judith Fresneau, Michiel Lestrille, echtgenoot van Suzanna Fresneau, en Elisabeth Fresneau, echtgenote van Samuel Stievenij, uitlandig, om de boedel te scheiden van Michiel Fresneau, overleden op 27-12-1729, vader van de vier voornoemde kinderen Fresneau. De nalatenschap blijkt te bestaan uit een inboedel, waaronder tinnen en koperen vaatwerk en keukengerei, meubilair, zoals "seven noteboome stoele met jugtleer, een surinaemshoute porcelyn kastje", oostindisch en japans porcelijn, aardewerk en snuisterijen, "een staert horologie", gouden en zilveren sieraden, zilveren bestek, alles publiek verkocht voor f 672:8:0. Aan vaste goederen is er "een huys daer de Toorn van Cordaan (¥) uythangt", op stadsgrond aan de Kadijk, bewoond door Pieter van Pijlen, de helft van een belendend huis, bewoond door een bakker en een werf met loodsen hiertegenover, alle tesamen getaxeerd op f 5500,-. Na aftrek van huren, pachten en schulden blijft er f 3232,- te verdelen. Pieter van Pijlen koopt voor zijn vrouw de huizen en de werf uit de nalatenschap, de beide andere zusters krijgen hun deel in contanten uitgekeerd, terwijl Pieter van Pijlen het aandeel van Michiel Fresneau ad f 1183,-- na 4 jaar belooft te betalen aan Cornelis Brouwer tegen een rente van 3 % per jaar [32] Getuigen zijn Fr. Boese en M. op den Hooff [33].
COMMENTAAR(¥) De Toren van Kordaan is genoemd naar de in 1610 voltooide beroemde vuurtoren van Cordouan op een eilandje in de monding van de Gironde, 12 mijl ten noordwesten van Bordeaux. Het pand wordt later een herberg, en als zodanig - met kolfbaan - nog genoemd in 1794. In sept. 1803 wordt er een jezuietencollege in gevestigd [34]. |
Op 12-7-1741 vertoont Pieter van Pijlen het testament van 1719 voor de weeskamer [35].
Op 14-6-1746 bewijst Pieter Cornelis van Pijlen, weduwnaar van Judith Vreneau, alvorens opnieuw te trouwen, en uit kracht van hun mutuele testament aan zijn meerderjarige zoon Cornelis van Pijlen en aan zijn drie minderjarige kinderen Marritje, Pieter en Geertruy van Pijlen hun moederlijk erfdeel ad f 1200,-- ten overstaan van Jan Booy en Baltus Embriks. Hij zal dit bedrag blijven beheren en de vruchten ervan tot hun opvoeding aanwenden tot aan hun mondigheid. Getuigen zijn K. van der Put en Anthony Peereboom [36].
Op 21-6-1746 vertoont Pieter van Pijlen bovengenoemde acte van bewijs voor de weeskamer [37].
Op 1-7-1746 maken Pieter Cornelis van Pijlen, weduwnaar van Judith Freneau, bruidegom en Maria Booy, meerderjarige dochter, bruid, beide wonend te Amsterdam huwelijksvoorwaarden. Zij brengen ieder al hun goederen en gelden in, waarvan zij nog ondershands specificatien zullen maken. Het huwelijk zal worden gesloten buiten gemeenschap van goederen en van winst en verlies, behalve dat de bruid de keuze heeft om voor de helft in winst of verlies deel te nemen. Zij behoudt het recht tot dote, legaat en hypotheek. Getuigen zijn Jacobus Wachtels en Isaac Elias Morin [38].
Op 4-3-1749 koopt Pieter Cornelisse van Pijlen uit de geveilde boedel van wijlen Grietje Thomas voor f 1220,-- een huis en erf op de Hoogte Kadijk naast nr. 3 [39].
Op 21-12-1753 testeren Pieter van Pijlen en Maria Booy, echtelieden wonend op de Kadijk op de werf "De Koning William", en bepalen dat indien testateur de eerststervende zal zijn hij prelegateert aan zijn voordochter Geertruy van Pijlen twee zilveren zoutvaten en een noteboome kleerkast plus f 600,--. Voor zijn overige nalatenschap benoemt hij tot universele erfgenamen met plaatsvervulling zijn voorkinderen Cornelis van Pijlen en Geertruy van Pijlen, zijn kleindochter Judit van Pijlen, dochter van zijn overleden zoon Michiel van Pijlen, zijn eventuele kinderen uit zijn huwelijk met testatrice en testatrice zelf voor een kindsdeel. Testatrice zal zijn inboedel, goud en zilver na taxatie mogen overnemen, alsmede zijn werf "De Pellikaan" met de twee loodsen en het daarop staande huis voor f 2900,-- minus erfpacht en lasten, of als het meer waard zal zijn na taxatie. Zij zal voorts de minderjarige Geertruy van Pijlen dienen op te voeden en ze wordt benoemd tot enige voogdes over hun eventuele kinderen en zij verkrijgt het vruchtgebruik over hun erfdeel. Tot voogden en administrateurs van zijn overige minderjarige erfgenamen en tot representant van zijn zoon Cornelis van Pijlen indien deze uitlandig mocht zijn worden benoemd Baltus Embricqs en Abraham Bleeker met uitsluiting van de weesmeesters. Indien testatrice de eerststervende zal zijn dan benoemt zij tot enige erfgenamen met plaatsvervulling hun kind Claas van Pijlen en eventuele verdere kinderen ieder voor gelijke porties. Testateur krijgt van haar nalatenschap het vruchtgebruik en moet daarvan hun kinderen opvoeden. Zij benoemt tot voogden en administrateurs over na te laten minderjarige kinderen de testateur en Abraham Bleeker en als reserve Baltus Embricqs, met uitsluiting van de weesmeesters. Ingeval zij zonder nazaten komt te overlijden benoemt zij testateur tot enige algehele erfgenaam. Getuigen zijn Johannes Nieuwenberg en Hendrik Beuning [40].
Op 25-11-1762 compareert Pieter Cornelisz van Pijlen, weduwnaar van en - buiten de legitieme portie van hun gezamenlijke kinderen - enige erfgenaam van Judith Freneau. Hij heeft op 14-6-1746 voor zijn tweede huwelijk aan zijn minderjarige zoon Cornelis van Pijlen bij uitrusting naar Oostindie zijn moeders erfdeel uitgekeerd en aan zijn nog drie minderjarige kinderen hun erfdeel bewezen. Deze laatste drie, Marretje van Pijlen, Pieter van Pijlen, en Geertruy van Pijlen hebben bij hun trouwen of meerderjarigheid hun erfdeel ontvangen, respectievelijk op 27-5-1750, 25-5-1752 en 20-11-1754. Aan Judith Freneau, dochter en - voor een vierde deel medeerfgenaam ab intestato van Michiel Freneau, zijn panden op stadsgrond toebedeeld bij de boedelscheiding d.d. 8-4-1730 van de nalatenschap van Michiel Freneau. Pieter Cornelisz van Pijlen verkoopt voor f 3500,-- contant en f 5000,-- interessen aan Hendrik Gossenberg deze panden, te weten de helft van een broodbakkershuis staande op de hoogte van de Kadijk en de herberg "De Toren van Kordaen", staande daarnaast en belend aan de andere zijde de verkoper ofwel de werf "De Pelicaan". Alle panden staan op stadsgrond die gepacht wordt voor f 100,-- per jaar, wwarvan aan koper nu drie vijfde wordt overgedragen. Er wordt verder nog een beding gemaakt over het gebruik van een op verkopers erf staande regenput en secreet [41].
Op 4-8-1766 compareert Pieter Cornelis van Pijlen om de nalatenschap aan te geven van zijn overleden huisvrouw Maria Booy, waarvan enige erfgenaam is haar zoon Claas van Pijlen. De nalatenschap bestaat uit een obligatie, groot f 2900,-- ten laste van haar broer Jan Booy, een kwart van de opbrengst van de werf "De Groote Arent" op de Kadijk ad f 1000,--, en verder een groot aantal lijfsgoederen, waaronder een colang (=halskraag?) met 28 diamanten, gouden en zilveren juwelen en sieraden, koraalkettingen, tassen, naaigerei, drie waaiers, een bril met zilveren klappen, twee kerkboeken met zilveren sloten, witte, wollen, chitse, bonte en katoenen kledingstukken als rokken, boeselaars, spanmouwen, moffen en japonnen, fluwelen en strooien hoofdeksels, beddegoed en damasten, chitse en neteldoekse gordijnen. Getuigen zijn Jan Lasoubs en Jan Ulsen [42].
Op 26-11-1766 vertoont Pieter van Pijlen het testament van 1753, waarbij de weeskamer is gesecludeerd, voor de weeskamer [43].
Op 25-2-1769 compareert Pieter van Pijlen, wonende in de Kalverstraat op de hoek van de Jonge Roelofssteeg, en prelegateert aan zijn dochter Geertruy van Pijlen uit zijn eerste huwelijk met Judith Frenouw "twee zilvere zoutvaten, een notebome kleerkas" en f 600,--, en aan zijn jongste zoon Claas van Pijlen uit zijn laatste huwelijk met Maria Booy f 1000,--, onder voorwaarde dat deze zoon voor zijn moederlijk erfdeel, waarvan testateur het vruchtgebruik heeft, genoegen zal moeten nemen met hetgeen bij huwelijkse voorwaarden in 1746 door Maria Booy is ingebracht, en waarvan in 1766 boedelinventaris is opgemaakt. Verder vermaakt testateur aan zijn zoon Cornelis van Pijlen als zijn legitieme portie f 1000,-- plus de rente over het door Cornelis' kinderen nog van testateur te erven kapitaal. Tot enige en algehele erfgenaam met plaatsvervulling benoemt hij zijn dochter Geertruy van Pijlen, zijn zoon Claas van Pijlen, zijn kleindochter Judith van Pijlen, dochter van zijn overleden zoon Michiel va Pijlen, en de gezamenlijke kinderen van zijn zoon Cornelis van Pijlen onder last van diens voornoemde legitieme portie. Dit alles onder conditie dat tussen de erfgenamen geen collatie zal plaatsvinden van eerder genoten zaken en dat Claas van Pijlen voor zich zal behouden al zijn "kleederen van linne, wolle en andere stoffen, mitsgaders goud en zilver tot zijn lijft en dragt behorende alsmeede zijn spaarpot" en verdere bezittingen. Voornoemde Judith van Pijlen mag geen verdere vorderingen maken vanwege haar grootmoederlijk erfdeel, waartegenover testateur de schulden van zijn zoon Michiel van Pijlen aan hem kwijtscheldt. Voorts dient Claas van Pijlen aan te nemen, in mindering op zijn prelegaat en erfportie, testateurs werf genaamd "De Pellikaan" op de Hoogte Kadijk en alle lasten die de werf en de (belendende) herberg "De Tooren van Cordaan" met opstallen en loodsen dragen tot een waarde van f 2500,--. Ingeval een van de erfgenamen het oneens is met de verdeling, wordt zij erfdeel beperkt tot de enkele legitieme portie. Tot executeurs testamentair en voogden over testateurs minderjarige kinderen en administrateurs van de erfportie van de kinderen van Cornelis van Pijlen worden benoemd Baltus Embricqs en Jan Booy onder uitsluiting van de weesmeesters. Testateur behoudt zich het recht voor van ondershanse wijziging van dit testament. Getuigen zijn Albertus van Harsselaar en Cornelis Boterkooper [44].
Op 27-11-1770 verklaren Baltus Embricqs en Jan Booy, executeurs testamentair van wijlen Pieter van Pijlen, verkocht te hebben voor f 1162,-- aan Nicolaas Sweeren een huis en erf op Kattenburg in de Kleinestraat , oostzijde voorbij de derde dwarsstraat het vierde huis bezuiden de poort van de Ravenwerf en een ledig erf beoosten dit perceel, beide door Pieter van Pijlen geerfd van zijn vader Cornelis Pieterse van Pijlen, die ze op 26-8-1699 gekocht had [45]. De executeurs verkopen verder voor f 1110,-- aan Sipke Hanssen een huis en erf staande als boven, het derde huis bezuiden de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen op 19-1-1708 gekocht [46], en voor f 1020,-- aan Jan van Noorden huis en erf staande als boven, het vierde huis beoosten de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen op 4-12-1725 gekocht [47], en voor f 1275,-- aan Casper Heurman huis en erf staande als boven, het zevende huis beoosten de poort, door Cornelis Pieterse van Pijlen voor de ene helft gekocht en door diens vrouw Grietje Roelofs voor de andere helft geerfd van haar eerste echtgenoot Lambert Clase de Raven [48], en voor f 2500,-- aan Casper Heurman een huis en erf op de Hoogte Kadijk, het derde huis van de Kerkstraat (thans Tussen Kadijken) tegenover de Toren van Cordaan, door Pieter Cornelisse van Pijlen op 4-3-1749 gekocht [49].
Op 14-7-1750 compareren Hendrik Gossenberg en Marritje van Pijlen, echtelieden wonend op de Hoogte Kadijk, en benoemen elkaar tot enige algehele erfgenaam. De langstlevende wordt benoemd tot enige voogd over eventuele na te laten kinderen onder uitsluiting van de weeskamer. Hij/zij dient de eventuele kinderen bij mondigheid voor hun legitieme portie uit te zetten. Indien de langstlevende hertrouwt dient hij/zij de eventuele kinderen hun erfdeel te bewijzen. Indien testatrice overlijdt zonder kinderen, benoemt zij haar vader Pieter van Pijlen, indien deze nog leeft tot medeërfgenaam voor een halve legitieme portie. Getuigen zijn Evert Miseroy en Isaac Miseroy [50].Op 2-7-1751 compareert Hendrik Gossenberg, wonend aan de Hoogte Kadijk, wednr. en erfgenaam van Marritje van Pijlen, en bewijst aan zijn enig kind Judith Gossenberg, oud ruim 3 maanden, haar moederlijk erfdeel, ten overstaan van Pieter van Pijlen, grootvader van het kind, en Jurriaen Wincke, neef van hem comparant. Het erfdeel bestaat uit f 200,-- Car. gld., "een paer orellieten (¥), yder met seven diamand steentjes, int silver geset, een ring met negen diamandsteentjes, twee gouden hoepringen en een gouden ketting durelick met een goud haeckje en oogje". Comparant zal het geld en de goederen onder zich houden en het kind grootbrengen onder toezicht van voornoemde voogden. Getuigen zijn Albertus van Ketel en Jacob Dijl [51].
COMMENTAAR(¥) orellieten = oorbellen Op 2-7-1751 vertoont Hendrik Gossenberg bovengenoemd testament en acte van bewijs voor de weeskamer [52].
Op 25-11-1762 verkopen de erven van Michiel Vreneau (Fresneau aan Hendrik Gossenberg, een 1/2 in opstal van een broodbakkershuis op de Hoogte Kadijk belend de herberg De Toren van Cordaan te Amsterdam. [53]
Op 12-3-1782 verkoopt Hendrik Snik wednr. van Barbera Vermeij aan Hendrik Gossenberg, een huis op de Zeedijk (Hoogte Kadijk) bewesten de Nieuwe Vaart te Amsterdam. [54]
Op 15-12-1790 verkoopt Hendrik Gossenberg aan Gerrit Bendsdorp, een 1/2 opstal van een broodbakkershuis op de Hoogte Kadijk naast de herberg De Toren van Cordaan te Amsterdam. [55]
Op 15-12-1790 verkoopt Hendrik Gossenberg aan Hendrik Snik, een huis op een scheepswerf, genaamd Het Rode Paard, op de Zeedijk bewesten de Nieuwe Vaart te Amsterdam. [56]
Op 29-3-1791 verkoopt Hendrik Gossenberg echtgenoot van Willemijntje in 't Veld aan Jacob Muerman, een opstal zijnde een herberg De Toren van Cordaan zijnde een huizinge tuinhuizen en 3 kolfbanen op de Hoogte Kadijk te Amsterdam. [57]
Op 26-1-1759 Casper Heurman en Geertruij van Peijlen maken een mutueel testament. ZOEK OP Nots. Fredrik Boede te Amsterdam d.d. 26-1-1759.
Op 5-6-1764 verkopen de erven van Quirinus Sterk aan Casper Huurman, een huis en erf, waar Het Hart in de gevel staat, in de Kalverstraat (WZ) zuidhoek Jonge Roelofsteeg te Amsterdam. [59]
Op 27-11-1770 verkopen Baltus Embricqs en Jan Booy, executeurs testamentair van wijlen Pieter van Pijlen, aan Casper Heurman, een huis en erf op de Hoogte van de Kadijk het derde huis van Tussen Kadijken (Kerkstraat) over de Toren van Cordaan te Amsterdam, door Pieter Cornelisse van Pijlen op 4-3-1749 gekocht. Koopprijs ƒ 2500,-- [60] [61].
Op 27-11-1770 verkopen Baltus Embricqs en Jan Booy, executeurs testamentair van wijlen Pieter van Pijlen, aan Casper Heurman, een huis en erf in de Kleine Kattenburgerstraat (OZ) het zevende huis beoosten de poort van werf de Raven voorbij de derde dwarsstraat te Amsterdam, door Cornelis Pieterse van Pijlen voor de ene helft gekocht en door diens vrouw Grietje Roelofs voor de andere helft geërfd van haar eerste echtgenoot Lambert Clase de Raven. Koopprijs ƒ 1275,--. [62] [63],
Op 11-8-1778 verkoopt Jan Hendrik Houtman aan Casper Huerman een huis en erf in Oudshoorn, zijnde een herberg genaamd De Vergulde Roskam met stalling, kaagberg, overdekte kolfbaan en getimmerte aan 's-Molenaarsbrug, belend ten oosten, zuiden en westen de Rijn en ten noorden de Rijndijk. Jongste waarbrief d.d. 11-9-1760. Koopsom 6.250 gulden. Vervolg d.d. 11-8-1778. Rentebrief. Casper Huurman is schuldig aan Gidion Moor 3.000 gulden met de herberg De vergulde Roskam als onderpand. Geroijeerd 1-4-1790. [64]
Op 28-10-1778 verkoopt Casper Heurman, wednr., en ingevolge mutueel testament d.d. 26-1-1759 voor Nots. Fredrik Boede te Amsterdam enige geinstitueerde erfgenaam, van Geertruij van Peijlen, thans wonende in Outshoorn, aan Willem van Kant, een huis en erf, derde huis van de Kerkstraat op de Hoogte Kadijk over de Toren van Cordaan te Amsterdam, dat hij op 27-11-1772 gekocht had. Koopprijs ƒ 2800,--. [65]
Cornelis Willemsz Tak |
COMMENTAAR(¥) Is er verband met Marrigje Jans van de Vrije Hoeve, tr. Zegveld 21-11-1680 Mattheus Ariens van Swanebeek?[68] |
COMMENTAAR(¥) Zou de notitie "wednr. van Marrigje Pieters Vrijehoeff" een verschrijving zijn, en zou het toch Jannetje moeten zijn, of zijn er werkelijke twee verschillende vrouwen (zusters) in het spel? |
Op 2-7-1719 compareren voor schout en schepenen van Nieuwkoop en Noorden Egbert Pietersz Fent van Pylen, wednr. en boedelhouder van Jannetje Pieterse Vrijehoeff ter eenre, ende Aart Pieterse Vrijehoeff als oom en naaste bloedvoogt over Marija Egberts Fent van Pijlen, nu omtrent oud ses jaaren, ter andere sijde, om de erfenis van Jannetje Pieterse Vrijehoeff te regelen. Zij besluiten tot uitkoop waarbij Egbert Pietersz Fent van Pylen alle de goederen acien en geregtigheden ez. behoudt, onder de verplichting het kind eerlijk te alimenteeren en te onderhouden, school te laaten gaan ende te doen leeren leesen en schrijven, ambagt off handwerk te doen leeren welke voor 't kint bequaam sal weesen om haar kost te kunnen gewinnen, tot haar 25ste jaar of tot haar huwelijk. Voorts dient hij haar dan mee uit te keren als haar moederlijke erfenis behalve een eerlijke uijtset een somma van ƒ 900,--, nog een silver tuijgje op een zijde, een silvere kinderbel, een goude naalde, twee paar goude bellen, twee paar goude tookjes, twee gouden spelden, vier goude haakjes, een goudt Cruijsje, twee gouden ringen, een silvere beugeltas, drie silvere leepels, een boek met silvere slooten, een een cruijsbeld? tafellaken. [69]
2-2-1739: Kopie inde protocollen van Aarlanderveen van een akte te Bodegraven. Voor het gerecht van Bodegraven verklaren Claes Egbertsz Vreem, gesteund door Leendert Boer, notaris en Margje Jansdr Cooijman, huisvrouw van Claes Vreem, gesteund door broer Dirk Jansz Cooijman, dat zij, getrouwd in februari 1730, nu gescheiden van tafel en bed leven. Margje woont aan de Meije, waar ze verlost werd van een zoon. Het echtpaar verzoekt nu een gerechtelijke uitspraak betreffende een definitieve separatie. Hierbij zal Claes Egbertsz Vreem in bezit blijven van de hofstede met 24 morgen land, waarvan de hofstede met 11 morgen land zijn gelegen op Broekvelt onder Zwammerdam, waar hij woont, met al het vee en gereedschap. Margje Jansdr Cooijman behoudt voor zich een hofstede met huis, berg en schuur met 22 morgen land, hiervan 15 morgen met het huis gelegen onder Nieuwkoop en 7 morgen onder Aarlanderveen, met al het vee en gereedschap. Ze zal aan haar man teruggeven een gouden ketting vier dik met gouden boot en dito kruis. Ook een bloedkoralen ketting, twee dik met gouden boot. Nog een gladde gouden "hoepring". Het kind uit dit huwelijk, Jan Claesz Vreem, oud 8 jaar, zal op haar kosten worden onderhouden en opgevoed tot de leeftijd van 25 jaar. [70]
Op 25-8-1739 is Margje Jansdr Cooijman, eerder weduwe van Egbert van Pijlen, nu gesepareerde huisvrouw van Klaas Egbertsz Vreem, wonend in de Meije onder Nieuwkoop, schuldig aan de Grote huisarmen van Aarlanderveen een bedrag van 500 gulden. Gesteld onderpand: enkele percelen veenland in de Zuideinderpolder bewesten de Aarlanderveensedijk, samen groot 6 morgen 130 roeden. Geroijeerd 1-6-1741. [71]
Op 30-5-1741 Margje Jansdr Coijman, eerder weduwe van Egbert van Pijlen, laatst gescheiden huisvrouw van Klaas Egbertsz Vreem, volgens beschikking van het gerecht te Bodegraven van 28-1-1739, verkoopt aan Hendrik Pieter van Beek te Amsterdam drie percelen veenland in het Zuideinde bewesten de Aarlanderveensedijk, groot 4 morgen 30 roeden, strekkend van deze dijk tot schout Jan Breij, belend ten zuiden de koper en het polderland en ten noorden Pieter Joosten Groenewout. Nog een stuk land aldaar, groot 2 morgen 100 roeden, strekkend van Cornelis van Schellingerhout tot in de Molenwetering, belend ten zuiden de koper en ten noorden deze Schellingerhout. Koopsom 4.500 gulden. [72]
Notarieel archief Woerden[73]
7-9-1749: vermeld : Egbert Pietersz Peijlen, huwelijkspartner, bloedverwant. Marritje Jans Kooijman wonend te Nieuwkoop, huwelijkspartner, testateur, voorgdijsteller, voogd. Claas Egbertsz Vrij, huwelijkspartner, bloedverwant. Jan Jansz Kooijman, voogd, bloedverwant Pieter Egbertsz van Peijlen, voogd, bloedverwant. TEKST OPZOEKEN
Op 7-12-1734 verkopen Aert Pietersz Vrijhoeff voor zichzelf, erfgenaam voor 1/3 deel, Cornelis Bos, door huwelijk meerderjarig, mede voor 1/3 deel, Aert Pietersz Vrijhoeff en Jacobus van Bemmel, als voogden over de minderjarige erfgename voor 1/3 deel, genaamd Marrigje Egbertsdr van Pijlen, allen als erfgenamen van Treintje Aertsdr van Es, volgens akte van voogdij d.d. 17-7-1731, aan Wijnand Bonte, schout van Bodegraven, voor 995 gulden, 3 morgen 1 hond 90 roeden land in het Broekveld, strekkend van de verkopers tot de Wonnewetering, belend ten zuiden de heer Post en ten noorden de heer Batelaen, nu getrouwd met Trijntie Steenwijk, die eerder weduwe was van Wessel Craen. [79]
Op 28-4-1744 verkoopt Johannis van Boshuijsen aan Marritje Egbertsz van Pijlen voor 1309 gulden 9 stuivers, 6 morgen land onder Oud Bodegraven, strekkend van de Oud Bodegraafsedijk tot in de Welle, belend ten noorden de kinderen van Huijbert Agteroff en ten zuiden Leendert Snel, waarvan 2 1/2 morgen leenland als erfleen van het huis van Cronesteijn.. [80]
Op 3-5-1756 verkopen Cornelis Hendrikse Bos, wonend te Zegveld, Margje Egberts van Pijlen en Arij Cornelisse de Jong, beide wonend te Zwammerdam, ieder voor 1/3 deel, verkopen aan Cornelis van Rhijn, wonend te Zwammerdam, voor 825 gulden, 5 morgen land in het Broekveld, strekkend van de Oud Bodegraafsedijk tot het volgende perceel, belend ten zuiden Floris Boer en ten noorden Pieter Boon, en voorts 1 morgen 260 roeden, strekkend van het vorige perceel tot de erfgenamen van Wijnant Bonte, belend ten zuiden Floris Boer en ten noorden Pieter Boon. Er is een schuldbrief van voorgaande koop, groot 400 gulden. Geroijeerd 7-10-1776. [81]
Op 20-11-1759 verkopen Marija Egbers van Pijlen en Cornelis Bos, ieder voor 1/3 deel, alsmede Cornelis Bos en Jacobus van Bemmelen, als executeurs van het testament van Arij Cornelisz de Jong, mede voor 1/3 deel, op 20-11-1759 voor 100 gulden, aan Maarten van den Bos, wonend te Bodegraven, 30 roeden land, strekkend van de Buitendijk tot de Zuidzijderkade, waarin gelegen een tuintje of sniep. De akte is gedateerd 13-5-1760. [82]Op dezelfde datum verkopen dezelfden voorts voor 425 gulden aan Arij Verweij, wonend te Bodegraven, drie tuintjes, groot 120 roeden en nog een houtakker, groot 15 roeden. De tuintjes liggend tussen de Binnen- en Buitendijk te Zwammerdam, belend ten oosten Cijs Boer en ten westen de weduwe van de heer Van Aalst en et houtakkertje, aldaar gelegen, belend ten oosten en westen mevrouw Van Aalst, en voorts nog 4 morgen hooi- en hennep land in het Broekveld naast de Uitweg, strekkend van de Wetering tot de Kleiput, belend ten oosten de Uitweg en ten westen Johannes Maaslandt. De akte is gedateerd 13-5-1760. [83]
Op dezelfde datum verkopen dezelfden voorts voor 450 gulden Hartigh Clement en Cornelis Jongeneel, beiden wonend te Bodegraven, een stuk "droenelands", groot 1 morgen 2 hond, strekkend van de Oud Bodegraafsewetering tot het Reeuwijkse Molenweer, belend ten oosten de heer De Ruijter en ten westen Jan Stoffelse Camerick. De akte is gedateerd 13-5-1760. [84]
Op dezelfde datum verkopen dezelfden voorts voor 520 gulden aan Sijmen Ruijt, wonend te Zwammerdam, 1 morgen 1 hond land in de Dronen, strekkend van de Oud Bodegraafsedijk tot de Miensloot, belend ten westen Leendert Scheer en ten oosten Cornelis Outshoorn, en voorts een sniep, groot 70 roeden tussen de Bodegraafse Binnen- en Buitendijk, strekkend van het land van Jan Huijbertsz tot aan de laan van Matthijs van der Tol. [85]
Op 31-7-1760 verkopen Cornelis Hendriksz Bos, wonend te Zegveld, voor zich zelf en Jacobus van Bemmelen, samen als executeurs over de boedel van Arij Cornelisse de Jongh, overleden te Zwammerdam, (volgens testament van 20-7-1757 voor Nicolaas de Voogt, notaris te Bodegraven), voor 266 gulden 14 stuivers aan Marrigje Egbertsdr van Pijlen, wonend te Zwammerdam 2/3 deel van een hypotheekbrief d.d. 3-5-1756, groot 400 gulden, ten last van Cornelis van Rhijn, wonend te Zwammerdam en ten behoeve van voornoemde Bos, Marrigje van Pijlen voornoemd en Arij Cornelisz de Jongh, met als onderpand 5 morgen land in het Broekveld, strekkend van de Oud Bodegraafsedijk tot het volgende perceel, belend ten zuiden Floris Boer en ten noorden Pieter Boon, en voorts nog een perceeltje land aldaar, strekkend van het vorige perceel tot de erven van Weijnant Bonte, belend ten zuiden Floris Boer en ten noorden Pieter Boon. [86]
Op 26-7-1767 komen voor in een akte in Not. Archief Woerden :[87]ZOEK UIT.
- Maria Egberts van Pijlen, wonend te Zwammerdam, in de hoedanigheid van testateur.
- Cornelis Bosch, wonend te Zegveld, in de hoedanigheid van erfgenaam.
- Willem Dirksz van Dam, in de hoedanigheid van voogd.
Op 3-11-1767 machtigt Marija Egbers van Pijlen onder Zwammerdam Cornelis Bos te Zegveld namens haar 6 m land in Zwammerdam (3 m leenroerig aan het huis Cronesteijn) te beheren. [88]
Egbert Willemsz Tak |
5f. CLAES EGBERTSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 31-10-1700, tr. vóór ca. 1725 (niet gevonden ZH District XI, XII, XIII 1716-1735)
NN NN.
5g. CLAAS DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 26-9-1706, beg. Zevenhoven impost pro deo 29-7-1782 (aangever: Jan van Pijlen), beg Noorden impost 30-7-1782 (pro deo, in de kerk regel 5 graf 9), j.m van Nieuwkoop (1730), woont in de Noordse buurt (1782),
bouwman (1742) te Nieuwkoop [93]
betaalt f 8,-- belasting (classe 2), tr. Nieuwkoop (gaarder) 6-11-1730
AALTJE JANSE VAN STAVOREN, ged. Nieuwkoop Rem. 13-11-1709, beg. Zevenhoven (impost pro deo) 24-8-1778 (aangever Jan van Pijlen, namens zijn vader), beg Noorden impost 25-8-1778 (pro deo, in de kerk regel 5 graf 9), j.d. van Nieuwkoop (1730), woonde in bij Jan van Pijlen in de Noordse buurt (1778),
dr. van Jan Willemsz van Staveren, bouwman, en Erkje Maartens van Veen.
5h. EGBERT DIRKSZ VAN PIJLEN, ged. Rem. Nieuwkoop 11-10-1716, ovl. 1755-1762, woont 1743 te Nieuwkoop,
turfschipper (1742) te Nieuwkoop [95],
betaalt ƒ 6,-- belasting (classe 1),
belender in de Grote Polder te Oudshoorn (1755),
otr./tr. Nieuwkoop gaarder/gerecht 25-1/11-2-1743
NEELTJE CORNELISSE VAN WIERINGEN, ged. Nieuwkoop 20-2-1724, ovl. na 1778, j.d. van Nieuwkoop (1743),
is als wed. van Egbert Dirksz van Pijlen belendster met land in de Grote Polder (1762, 1764), in de Kleine Polder (1774) te Ousdhoorn,
is als wed. van Egbert van Pijlen belendster met land in de Kleine Polder te Ousdhoorn (1767),
dr. van Cornelis Yzakse van Wieringen, veenman[96]
, stokzetter[97]
en Marritje Claes van Wieringen.[98]
Zij hertr. voor 1778 Willem van Swieten.
"Neeltje Cornelisse Van Wieringen laast wed. van Willem van Zwieten bezat veenland in Nieuwkoop, Oudshoorn en Mijdrecht, waaruit in haar opdracht turf geveend werd. In Mijdrecht gebeurde dat door Jan Dirksz Wartelman die 1.274 1/3 roeden voor haar baggerde in 1776 en in Nieuwkoop door Pieter Taat die 143 roede baggerde. Neeltje Cornelisse Van Wieringen bezat een turfeiker waarmee knechten naar Amsterdam voeren om het turf te verkopen. De vorderingen op de Amsterdamse klanten beliepen 258 gulden 4 stuiver. Haar geld, ongeveer 16.500,-- gulden, werd contant in huis bewaard. [103]
5k. PIETER CORNELISZ VAN PIJL(EN), ged. Voorburg 19-9-1715, ovl. in Azie 6-7-1757, huw. get. (1729), doopget. (1734, 1776 1778, 1790 sic!),
woont te Voorburg (1737 en 1754),
vaart als Pieter van Pijlen, afkomstig uit Voorburgh, in de rang Matroos op 26-10-1740 met het schip Westkapelle voor de kamer Zeeland van de VOC via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 7-2-1741 en vertrek 28-2-1741) naar Batavia alwaar aankomst op 25-6-1741, vaart op 18-12-1742 met het schip Huis te Foreest voor de kamer Amsterdam via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 15-3-1743 en vertrek 21-3-1743) terug naar Nederland, alwaar aankomst op 19-7-1743 (hij heeft geen maandbrief, wel een schuldbrief),[108]
vaart als Pieter van Pijle, afkomstig uit Voorburg, in de rang Huistimmerman op 9-4-1752 met het schip Overschie voor de kamer Delft van de VOC via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 21-7-1752 en vertrek 15-8-1752) naar Batavia alwaar aankomst op 1-11-1752, waar hij kennelijk blijft en zijn verbintenis met de VOC op 6-7-1757 eindigt door zijn overlijden in Azie (hij heeft geen maandbrief, wel een schuldbrief).[109]
tr. Voorburg RK 12-5-1737 en
otr. Voorburg gaarder 26-4-1737 ("Pieter van Pijlen sullende trouwen met Anna van der Hoeven van de Leijdsendam, pro deo")
(JOH)ANNA VAN DER HOEVEN, geb. vóór ca. 1720 (doop niet gevonden te Leidschendam), ovl. na 1749, beg. Voorburg gaarder 5-6-1767 ("Anna van der Hoeven", ƒ 3,--), afkomstig van Leidsendam (1737).
5m. CORNELI(U)S CORNELISZ VAN PEIJLE(N), ged. RK Voorburg 5-5-1699 (get. Pieter Bauwense en Neeltie Cornelis), ovl. 1732-1754, j.m. wonend te Rijswijk (1723),
bakker te Rijswijk (1725, 1729),
otr. Rijswijk gaarder 8-5-1723 (pro deo) en
tr. Rijswijk gerecht 23-5-1723
CAT(HA)RINA CLAASE VAN RIJN, ovl. na 1754, j.d. wonend te Rijswijk (1723).
Zij verhuizen kennelijk tussen 1729 en 1732 van Rijswijk naar Voorschoten.
Uit dit huwelijk (geen dopen te Aarlanderveen gevonden):
Op 8-3-1756 worden
Cornelis Neuteboom en Cornelis Capel, beiden te Aarlanderveen, aangesteld als voogden over Pieter Jansz van der Vlugt, oud 12 jaar, Marritje Jansdr van der Vlugt, oud 7 jaar en Claes Cornelisz van der Vlugt, oud 9 jaar, kinderen van Cornelis van der Vlugt en Neeltje Claesdr van Pijlen en erfgenamen van hun vader en grootvader Jan van der Vlugt.
[90]
Op 20-5-1761 draagt
Maarten Brouwer te Aarlanderveen over aan Weijntje Griffioen, mede aan Cornelia Teunisdr Griffioen, Teunis Teunisz Griffioen en Cornelis Teunisz Griffioen, minderjarige erfgenamen van Teunis Griffioen, een perceel hooiland in het Zuideinde over de Molenwetering, verongeld voor 1 morgen 215 roeden, strekkend uit de Molenwetering tot de kopers, belend ten zuiden de kopers en ten noorden Dirk Cornelisz van der Stael en Dirk van der Maen. Dit perceel is op 6-10-1760 gekocht door Neeltje Theuwisz 't Hart, moeder en grootmoeder van de kopers. Koopsom 250 gulden.
[91]
Uit haar eerste huwelijk (van der Vlugt-van Pijlen):
COMMENTAAR(¥)
Van Pieter en van Marritje werden de dopen niet te Aarlanderveen gevonden. Volgens de akte van voogdij (zie hierboven) zou Pieter geboren moeten zijn maart 1743 - maart 1744, zeker twee jaar voor het huwelijk Van der Vlugt-Van Pijlen. Maritje zou geboren moeten zijn maart 1748 - maart 1749, minstens 10 maanden na het overlijden van Cornelis van der Vlugt. Het is vooralsnog onduidelijk wat hier aan de hand is.
Uit haar tweede huwelijk (Griffioen-van Pijlen):[92]
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Op 23-10-1733 compareren Gerrit Willemse van Staveren , Maarten en Willem Jans van Staveren, Claes van Pijlen, gehuwd met Aaltje Jans van Staveren, voor henzelf en als erfgenamen van hun
moeder en grootmoeder Aaltje Cornelis Bouman, wed. van Willem Jans van Staveren, en als erfgenamen van Neeltje Jans van Staveren, overleden te Oudshoorn, hun zuster en meu, die voor een
derde erfgename in de boedel van hun moeder was, doch daarvan t.b.v. de comparanten had afgezien. Zij verkopen aan Pieter Lietaert en Jacobus van Bemmel een huis en erf, berg en schuur benevens 5 morgen 2 hond weiland in het zuideinde van Nieuwkoop voor 2009 gld. 9 st. [94]
Uit dit huwelijk :
Op 14-4-1750 verkopen
Willem Jansz Outshoorn voor de ene helft en Michiel Willemsz Outshoorn en Leendert Jooste Spruijt als voogden van de kinderen van Jan Jansz Outshoorn voor de andere helft, samen erfgenamen van Annetje Dirks Capteijn, weduwe van Cornelis Willemsz Vermij, aan Egbert Dirksz van Pijlen een partij veenland en water binnen de Dertigjarige separatie in de Grote polder, groot volgens meting 1 morgen 330 roeden op de kaart nr. 140, te verongelden voor 1 morgen 400 roeden, strekkende van Willem Sijmonsz Buurman c.s. tot Willem Jansz Outshoorn, belend ten oosten de partijen nrs. 143 en 144 en ten westen de weduwe van Egbert Klaasz van Pijlen. Verder nog een partij veenland en water liggend als voren, groot volgens meting 500 roeden op de kaart nr. 142, te verongelden voor 1 morgen 47 roeden, strekkende van Jacob van Wieringen tot partij nr. 143, belend ten oosten en westen Willem Sijmonsz Buurman. Nog een partij veenland en water liggend als voren, groot volgens meting 1 morgen 455 roeden op de kaart nr. 143, te verongelden voor 1 morgen 549 roeden, strekkende van de vorige partij tot partij nr. 144, belend ten oosten en westen Willem Sijmonsz Buurman. Nog een partij veenland en water, groot volgens meting 2 morgen 455 roeden op de kaart nr. 144, te verongelden voor 2 morgen 504 roeden, strekkende van partij nr. 143 tot Willem Jansz Outshoorn, belend ten oosten vornoemde Buurman c.s. en ten westen de vorige partij nr. 140, moet 1 gulden per jaar betalen aan Jacob Oostrum voor het recht van overpad over de Heulkamp naar de Lage Rijndijk. Nog schuren staande op het zuideinde van nr. 142. Nog de schuur die was gekocht door Willem Lelijveld, zoon van Dirk Willemsz, moest onverhuurd blijven. Koopsom 16.760 gulden, waarvan 4.760 gulden contant en 12.000 gulden met een schuldbrief. Geroijeerd 18-5-1753.
[99]
Op 15-5-1754 transporteren
Arij Sijmonse Buurman met Dirk Klaase Rijnsburger als voogd over de minderjarige erfgenamen van Dirk Jansz van der Wilk, aan Egbert Dirksz van Pijlen(¥) het onder voorwaarden van 15-2-1754 verkochte veenland en water binnen de Dertigjarige separatie in de Grote polder, groot volgens meting 2 morgen 461 roeden op de kaart nr. 163, te verongelden voor 2 morgen 380 roeden, strekkende uit de Noordwetering tot Arij Sijmonse Buurman en de weduwe Egbert van Pijlen, belend ten oosten voornoemde weduwe en ten westen Huijg en Jan Dirkse Lelijveld. Koopsom 6.230 gulden, waarvan 1.230 gulden contant en 5.000 gulden met een schuldbrief.
Geroijeerd 10-4-1759.
[100]
COMMENTAAR(¥)
Hoe kan dat? In eerdere akten (1750) wordt al gesproken van de weduwe van Egbert Dirksz van Pijlen. Zou dat hier eigenlijk ook moeten staan?
30-6-1778:
Extract van de scheiding en verdeling der nagelaten gemene boedel van Willem van Swieten en Neeltje Cornelisdr van Wieringen, tevoren weduwe van Egbert Dirksz van Pijlen, d.d. 25-4-1778 voor notaris Francois Lietaert te Nieuwkoop en Noorden. Delers: Neeltje van Wieringen ter ene en Hendrik van Leeuwen, gehuwd met Marigje van Swieten te Bodegraven, Gijsje van Swieten, gehuwd met Cornelis van Wingerden te Nieuwkoop, Neeltje van Swieten, gehuwd met Cornelis de Graaff te Mijdrecht en Jan van Swieten in Langeweide, samen ter andere zijde. Vader van Swieten had door zijn huwelijk in gemeenschap van goederen nagelaten aan zijn twee zusters Neeltje en Marigje, n.l. de huisvrouwen van Hendrik van Leeuwen en Cornelis van Wingerden, zijn halfzuster Gijsje en halfbroer Jan. Zij verzochten om goede verdeling etc. Inventaris was opgemaakt 28-12-1776.
[101]
Op 18-7-1778 testeert Neeltje Cornelisse Van Wieringen, laatst wed. van Willem van Zwieten en vermaakt aan de Diaconie Armen te Nieuwkoop der Rem. gemeente te Nieuwkoop, aan de Rem. Buijtenarmen te Nieuwkoop en aan haar dochters uit haar huwelijk met Egbert van Pijlen. Voogden en exec. test. zijn Pieter Cornelisse Taat, Arij Jongh en Eel en Jan Klaasse Kooy.[102]
Uit dit huwelijk :
COMMENTAAR(¥)
mogelijk identiek aan Pieter Taat, gemeenteraadslid te Nieuwkoop (1816)
[104]
, en ca. 1815 geregeld vermeld als veenman te Nieuwkoop.[105]
Op 24-8-1786 verkopen de erven van Cornelis Taat en Pieter Cornelisse Taat met procuratie van Anthonij Charles te Amsterdam, procuratie voor Reijnier van Eibergen, notaris te Amsterdam, d.d. 22-8-1786, aan Harmanus Bos 205 roeden veenland in het Broekveld, belend ten zuiden Anthonij Gril, ten noorden de weduwe van Cornelis Jooste Butterman, ten oosten de Ringsloot en ten westen de Wonnewetering. De koopsom is 450 gulden.
[106]
Op 17-10-1812 testeert Neeltje Egbertze van Pijlen, wonende te Nieuwkoop.
[107]
Tak - omgeving Den Haag
Uit dit huwelijk (bij alle dopen heet de vader (van) Pijl):
Uit dit huwelijk:
Op 14-3-1725 verhuurt Adrianus van Rierbeek wonend te 's-Gravenhage et te Rijswijk, aan Cornelis van Pijle wonend te Rijswijk, zijn huijsinge en erve sijnde een bakkerije gelegen int midden van desen dorpe en tegenwoordig gebruikt wordende bij Paulus Roscam,
voor de tijd van 11 eerstkomende jaren per a.s. mei tot eind april 1736 voor ƒ 84,-- te betalen in vier delen van ƒ 21,-- per jaar, inclusief gebruik van het secreet en een hoekje van het erf om aldaer voor sijn gebruijk eenig hout te leggen alsmede een soldertje boven de schuur van de verhuurder en gebruik van een pomp staande in de stal. De verhuurder belooft dat hij zijn brood t'geenen hij sal komen te gebruijken, te zullen copen en haelen bij de huurder evenals meel en andere winkelwaer die hij sal verkopen.
[110]
Op 23-10-1729 leggen Cornelis Peijl, Job Zuant en Maria Zuant, allen wonende te Rijswijk, een verklaring af op verzoek van Matthijs Barto, meester bakker te Rijswijk. Cornelis Peijl verklaart dat op maandag 17-10-1729 tussen twee en half drie bij Barto zijn gekomen: de impostmeester Anthonij van der Slop, Pieter van Coevorde gezworen korenmeter te Delft, en de deurwaarder van Maalen, vragende om te peijlen. Hierop is Cornelis Peijl met de impostmeester en korenmeeter naar de Buijl- en Meelsolder gegaan waar de korenmeeter twee a drie aggelen met meel heeft gemeten. De korenmeeter zegt tegen Van der Slop "gij komt wat ver op de solder, je voeten sijn wat vuijl", waarop deze antwoordt "niet vuijlder als de uwe", waarop Cornelis Peijl zei "hoe kan dat weten, jij komt gaan over de vuijle straat, en ik kom uijt het huijs, soo dat de uwe vuijlder moete wesen als de mijne". Vervolgens komt ook Barto naar boven die "sig moeijelijk toonende, daarover met de voornoemde Van der Slop eenige woordenwisselingen heeft gehad om dat hij met beslikte voeten boven was gekomen". De impostmeester zegt dan tegen zijn gezwooren meeter : "Scheijt er uijt met meeten", waarop Cornelis Peijl aan Van der Slop vraagt "Waar komt gij voor?". Van der Slop antwoordt "Voor impostmeester van het gemaal om te peijlen". Cornelis Peijl vraagt vervolgens "Waarom hij dan niet doorpijlde, daar hem geen pijl gewijgert wiert". Van der Slop antwoordt "Dat wil ik niet doen" en is daarop met de deurwaarder en de korenmeeter vertrokken. De beide andere comparanten Job en Maria Zuant, verklaren dat zodra de impostmeester en korenmeter naar boven zijn gegaan, zij hen zijn gevolgd en hebben gezien en gehoord wat er voorgevallen is. Zij bevestigen de verkaring van Cornelis Peijl.
Gedaan te Rijswijk met getuijgen de Heer Abrahma van de Heijde, procureur van den Geregte te Rijswijk en Matthias van Groenesteijn.
[111]
Uit dit huwelijk mogelijk (geen dopen te Rijswijk gevonden):
Referenties van de gegevens van generatie 5 staan ook hier
Referenties Genealogie Van Pijlen --- Generatie 5 ( 111 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 6 |
Back to previous generation 4 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 |