You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Kwartierstaat Van Londen ⇒ Gen. nr. 7 |
96. AELBERT JANSZ VAN BEMMEL, geb. vóór ca. 1545, ovl. verm. 1577, wordt volgens de "Geslagt Tafel" in zijn huis te Wijk doodgeschoten door plunderende Spanjaarden uit Zutfen (vermoedelijk einde 1577), zijn broer Gijsbert Jansz van Bemmel en Jan Wolckens worden medio januari 1578 vermeld als voogden over zijn kinderen,[1] tr. vóór 1566
97. NN.
Van de in Ref. [4] opgevoerde Joost Aelbertse van Bemmel wordt in Ref. [5] aangetoond dat deze geen zoon is uit dit huwelijk.
102. FRANS NN.
112. MAES (BEECKMAN)(¥), geb. vóór ca. 1560, alleen bekend uit het patroniem van zijn zoon, afkomstig van Nijkerk:
COMMENTAAR(¥)
Er is verm. een verband met Maes Beeckman en Peel Beeckman Wolterss, voorkomende in de volgende documenten:
Brieven van het Hof van Gelre en Zutphen aan het Kwartier van Veluwe:Verder vermeldt Ref. [19] Peel Wolters Maassen Beekman, (ex patre Wolter Maassen Beekman, ex patre Maas Wolters Beekman) bouwman, tr. Aeltje Reyners, ovl. 1586/87.
|
114. PEEL NN, of is hij Maes P(e)elen die tekent met Maes Peelen Robort (1619).
Op 20-5-1618 verkopen Peel Maesz en zijn vrouw Grietgen Peelen, aan Bruenis Peelen huis, hof en hofstede op de Kamp met schuur, berg en uitgang op de Sint Jansstraat belend 1. Cornelis Aertsz Moij, of die daarna het recht heeft verkregen, 2. Jacob Evertsz, brouwer. [20]
Op 22-4-1619 testeren: Broenis Peelen, olislager, en zijn echtgenote Anna Evertsdr, "sijeck van lichaeme synde", borgers en inwoonders van Amersfoort. Over en weer bemaken zij elkaar de lijftocht van hun na te laten goederen, met een volkomen bewind en administratie. Indien zij kinderen hebben, duurt deze lijftocht tot hertrouwen toe. Mochten ten tijde van het overlijden geen kinderen in leven zijn (of geen nalatende geboorte daarvan), dan is de lijftocht levenslang. De langstlevende zal gehouden zijn deselve geboorte eerlijk op te brengen en te onderhouden. Zij secluderen de Weeskamer. Akte ten woonplaatse van de comparanten. Getuigen: Aert Beerntsz (tekent met merk), Thonis Rycxz (tekent: Rycksen) en Gysbert Jacobsz. , speciaal geroepen als "gebuyren". [21]
Op 20-5-1618 verkopen Willem Peelen en zijn vrouw Arisgen Wouters aan Peel Maesz en zijn vrouw Grietgen Peelen, een huis, hof en hofstede op de Kamp met een uitgang in de Sint Jansstraat, belend 1. Rijck Willemsz, 2. Gerrit Cornelisz. Opm: Last van 325 gulden hoofdsom, tegenwoordig het eigendom van Aert Aertsz Trichtenaer. [22]
Op 20-5-1618 verkopen Steven Goortsz en zijn vrouw Marritgen Jacobsz, aan Willem Peelen, huis, hof en hofstede op de Kamp met een uitgang in de Sint Jansstraat, belend aan de ene zijde Rijck Willemsz, aan de andere zijde Gerrit Cornelisz. Last van 325 gulden hoofdsom, tegenwoordig het eigendom van Aert Aertsz Trichtenaer. [23]
120. AUGUSTIJN WILLEMSZ VAN OUDEWATER, geb. vóór ca. 1565, ovl. 1602-1609, cremer (1595), is als Augustijn Willems, busmeester van 't cremergilde te Amersfoort (1597), belender in de Langestraat (1596), in de Peperstraat (1597), tr. vóór ca. 1590
121. ARMGART WILLEM DIRCXZN VASTRICXDR, geb. vóór ca. 1570, ovl. na 1628, is als de weduwe van Augustijn Willemsz belendster in de Peperstraat (1609), in de Langestraat (1611), buiten de Sint Andriespoort (1628).
Wapen Vastrick: Gevierendeeld: I, in zilver een zwart zeepaardje met rooden staart, II. in blauw drie liggende gouden wassenaars, III in goud een zwart anker, schuinrechts geplaatst, IV in goud drie zwarte klaverbladen en een zilveren schildhoofd, waarin een roode keper, beladen met drie zilveren penningen. [24] |
Op 8-6-1648 transporteren Elsgen van Dael, weduwe van Willem Augustijnsz van Oudewater met Augustijn van Oudewater, haar zoon, erfgenamen van Willem Augustijnsz, voor zichzelf en samen voor hun zonen en dochters, zwagers, broers en zusters, tezamen voor de ene helft, en Gerard Thins, Willem van Schaick en Henrick van Dompselaer, wees-meester als oppervoogden en Wouter van Veen als oom en momber van de onmondige nagelaten kinderen van Jan van Gelder zaliger en Catarina van Oudewater, zijn weduwe, samen voor de andere helft, aan Hessel Breecker, schout, zijn vrouw en hun erven, een hof met een houten huisje, met alle bomen en plantsoen, voor de Sint Andriespoort, nagelaten door Sophia van Oudewater zaliger, en voor de helft bij testament vermaakt aan de onmondige kinderen van voorschreven Jan van Gelder, belend aan de ene zijde: oosten: een gemene watergang of sloot, aan de andere zijde: zuiden: Jan Claesz, vleeshouwer, noorden en westen: de gemene weg. De koopsom is voldaan. Er is een lening van 200 gld. aan zaliger Maria van Hoorn. [25]
Op 29-10-1651 verkopen Willem van Schaeck en Mr. Gijsbert van Dompselaer, met Henrick van Dompselaer, nu absent, weesmeesters dezer stad, en oppervoogden na 't sterven van Wouter van Veen, in leven behuwd-oom en momber over de onmondige kinderen van Catharina van Oudewater en Johan van Gelder haar overleden man, die voor de helft erfgenamen zijn van zaliger Sophia Augustijns van Oudewater, hun overleden tante, aan Willem Jansz van Raelt, nagelaten onmondige zoontje en universele erfgenaam van zaliger Jan Henricxsz van Raelt en Emmerentiana van Oudewater in leven echtelieden, zijn overleden ouders en daarmee recht op de helft van het navolgende huis: 1. 'n huis bij schenking van Elsgen van Daell, hun moeder; 't eigendom van de voornoemde kinderen Catharina van Oudewater de helft van een huis aan de Hof (=Coornmercht), belend de weduwe en erven van Jan Jacobsz van Bemmell, aan de ander zijde Jan Jansz Vlieger, 2. Tevens van Catharina 'n kleiner huisje, achter en annex genoemd huis, aan de Langestraat, Beide huizen geheel door Sophia Augustijns van Oudewater nagelaten en ontruimd, belend aan de ene zijde: Wessel Jansz, aan de andere zijde de weduwe en erven van zaliger Willem Augustijnsz van Oudewater. [26]
Op 8-3-1645 verkopen Johan van Gelder, brouwer en Catharina Augustijns van Oudewater, echtelieden, aan Judith van Rhijn, weduwe van zaliger Willem Moij, een huis, hof, hofstede en schuur, genaamd "de Clock" staande op Havick, belend aan de ene zijde Willem van Lierlaer, aan de andere zijde Elias Hermanss, bakker. [27]
Op 29-10-1651 verkopen Willem van Schaeck en Mr. Gijsbert van Dompselaer, met Henrick van Dompselaer, nu absent, weesmeesters dezer stad, en oppervoogden na 't sterven van Wouter van Veen, in leven behuwd-oom en momber over de onmondige kinderen van Catharina van Oudewater en Johan van Gelder haar overleden man, die voor de helft erfgenamen zijn van zaliger Sophia Augustijns van Oudewater, hun overleden tante, aan Willem Jansz van Raelt, nagelaten onmondige zoontje en universele erfgenaam van zaliger Jan Henricxsz van Raelt en Emmerentiana van Oudewater in leven echtelieden, zijn overleden ouders en daarmee recht op de helft van het navolgende huis: 1. 'n huis bij schenking van Elsgen van Daell, hun moeder; 't eigendom van de voornoemde kinderen Catharina van Oudewater de helft van een huis aan de Hof (=Coornmercht), belend de weduwe en erven van Jan Jacobsz van Bemmell, aan de ander zijde Jan Jansz Vlieger, 2. Tevens van Catharina 'n kleiner huisje, achter en annex genoemd huis, aan de Langestraat, Beide huizen geheel door Sophia Augustijns van Oudewater nagelaten en ontruimd, belend aan de ene zijde: Wessel Jansz, aan de andere zijde de weduwe en erven van zaliger Willem Augustijnsz van Oudewater. [28]
122. J(OH)AN HENRICXZ VAN DAEL, geb. vóór ca. 1560, ovl. 1629-1633, kerkmeester (1596, 1597, 1607), adjunct-kerkmeester (1609), oudkerkmeester (1607, 1609) van de Onze Lieve Vrouwekapel, treedt op als momber van Maria Claes, weduwe van Henrick Fredericksz (1610), raad (1595-1599, 1601, 1603-1605, 1607, 1610-1611, 1627-1628), schepen (1600, 1606 1608-1609, 1612-1618, 1626, 1629-1633), van Amersfoort, [29] belender buiten de Sint Andriespoort (1596), aan de Vismartkt (1613), in de Langestraat (1614), in de Mooierstraat (1618, 1620), buiten de Camppoort (1612), tr. vóór 1583
123. GOUTGEN FRANSDR, ovl. 1621, is in 1616 "impotent van lichaam", vermeld als Goutyen huisvrouw van Jan van Dael op de lijst van geref. lidmaten te Amersfoort opgemaakt in 1621 (in margine: "doot").
Op 16-3-1596 verkopen Maes Thomasz en Aeltgen zijn vrouw, aan Jan van Dael Henricksz en Goutgen zijn vrouw, een hofje buiten de Sint Andriespoort, belend Jan van Dashorst, een hofje van de vicarie van Cornelis Jansz van Amerongen, achter: Henrick Dour, naast: de openbare weg. [30]
Op 25-7-1597 verkopen Wouter van Bijlaer de Beer en Evert Segersz als kerkmeesters van de Onze Lieve Vrouwekapel de anno 1596, aan Jan van Dael Henricxz en Goutgen zijn vrouw, de helft van een stukje land in de Westeijgen, samen met de erfgenamen van Claes Jacobsz, waarvan de andere helft aan de Onze Lieve Vrouwekapel behoort, belend aan beide zijden Zeger Hart. [31]
Op 4-1-1598 verkoopt Jan van Dael Henricksz, mede voor Goutgen zijn vrouw, aan Seger Hert en Hermantgen zijn vrouw, de helft van een stukje land in de Woesteijgen, samen met de erfgenamen van Claes Jacobsz, waarvan het deel van de verkopers een halve morgen is, belend beide zijden: Seger Hert. [32]
Op 25-2-1598 lenen Wouter Harmensz, smid en Merritgen zijn vrouw, van Jan van Dael Henricxz en zijn vrouw, 25 gulden, met als onderpand huis, hof en hofstede in de Slijckstraat (= Arnhemsestraat), belend Mathijs Lambertsz, Gosen Jansz, In de marge: Jan van Dael verklaart van Merritgen, weduwe van Wouter Harmensz, smid, de schuldsom ontvangen te hebben. Akte 20-12-.. [33]
Op 23-4-1607 verkopen Lambertgen Brincken, weduwe van Dommen Dommensz met Jan van Ingen haar momber, Dommen Dommensz haar zoon en voor de kinderen van zaliger Lambertus Brinckhuis en Marritgen, dochter van Anthonia Dommis, aan Jan van Dael Henricksz, zijn vrouw en hun erven, een huis in de Krommestraat, belend de erfgenamen van Cornelis Jansz, Jan Ghijsbertsz van Dompselaer, Op last van 100 gulden aan Rijck van Leemputten; 200 gulden aan voorgaande; 6 gulden, 15 stuivers aan Willem Pijls erven; 17 stuivers per jaar aan Adriaen Jansz Roemer; 3 gulden, 10 stuivers per jaar aan de Rederijkerskamer; 6 gulden per jaar aan de erven van Maria Bessels; 6 gulden, 5 stuivers per jaar aan Anthonia Jacobs. [34]
Op 10-7-1607 verkoopt Jan van Dael, aan Hillitgen, weduwe van Peter van Dael, - een huis in de Kamperbinnenpoort, belend de rederijkerskamer, een openbare weg, op last van 14 stuivers per jaar aan Aeltgen Gerrits, - een hof in de Zochstraat, belend de Poth, Marritgen Hillebrants, op last van 5 stuivers per jaar aan de Onze Lieve Vrouwekapel. [35]
Op 9-1-1613 testeren Jan Henricxzn van Dael, en zijn echtgenote Goutgen Fransdr., onder verwijzing naar de brief van Octroy: d.d. 23-8-1604 voor het Hof van Utrecht. Zij verklaren alle eerdere disposities van nul en generlei waarde. Zij vermaken elkaar de lijftocht van hun bezit. Zij prelegateren Frans van Dael, de oudste zoon, in plaats van zijn voordeel, 150 carolus guldens, of bij zijn overlijden de dan oudste zoon, 100 car. guldens. Zij prelegateren aan Cornelis en Gerrit, hun zonen, in recompense van de clederen, juwelen en costen des bruilofts, bij de andere getrouwde kinderen genoten, elk 250 car. guldens. Dit legaat vervalt als zij trouwen tijdens het leven van de ouders of tegen hun wil trouwen. Frans, hun oudste zoon, moet weer in de boedel inbrengen, de huisinge, hem in huwelijk meegegeven, vrij van alle lasten, of 1.200 guldens tot zijn optie mitsgaders 100 guldens hem daarboven nog in huwelijk meegegeven. Idem dat Henrick, Janneken en Elsgen elk in de boedel inbrengen moeten 900 guldens, bij hen in huwelijk genoten. En voorts al hetgeen zij met de dood ontruimen en achterlaten zullen, zoo heerlijke als deylbare, roerende, onroerende, renten, acten en credieten gemaakt, aan de voornoemde Frans, Cornelis, Gerrit, Janneken en Elsgen, of bij overlijden van enigen van hen, de kinderen in hun plaats, en de tegenwoordige en de toekomende kinderen van Henrick, hun zoon, in plaats van hun vader, bij gelijke egale portie, zonder enig voordeel, genoten zal worden. Zij institueren hen daarmee, wel verstaande dat hun zoon Henrick genieten en behouden zal, in plaats van zijn legitieme portie, de 900 guldens die hem in huwelijk zijn meegegeven. Henrick daarin mede instituerende en zullen zijn kinderen de 900 guldens worden gekort aan de portie hun alhier gemaakt. Welverstaande dat hun voornoemde kinderen die lijfrenten 't haarluyder lijve beleyt, elcx die zijne zullen behouden en daarvoor in de boedel-collatie brengen en goeddoen die penningen daarvoor deselve beleyt zijn, met expresse verbant en restrictie, dat indien iemand van hun erfgenamen quam te overlijden zonder wettige geboorte na te laten, op de anderen zullen vererven ter lester dood toe en bij afsterven van de leste, op de naaste van hun, comparantes, zijde. Zij benoemen tot mombers over hun zonen, Cornelis en Gerrit + over de kinderen van hun zoon Henrick, om redenen hen daartoe moverende: Evert van Dael en Ernst van Diest, hun broer en zwager, mitsgaders mr. Evert van der Schuer, advocaat. Bevelende hun erfgenamen hen in alles te gehoorzamen op poene dat de onwilligen metterdaad vervallen zullen zijn van hetgeen hen hierbij gemaakt is, behoudende deselve alleen zijn legitieme portie, waarna de willigen het restant zullen erven. Zij secluderen de weeskamer. Getuigen: Evert van der Schuer (advocaat), Evert van Dael Henderijckzn en Ernst van Diest. [36]
Op 19-6-1616 testeren Jan Van Dael Henricxzn en zijn echtgenote Goutgen Fransdr, impotent van lichaam, onder verwijzing naar een octroy d.d. 23-8-1604 voor het Hof van Utrecht. Zij verklaren alle eerder gemaakte testamenten en disposities van nul en geen waarde. Zij vermaken opnieuw uit kracht van genoemd octroy elkaar de lijftocht van al hun bezittingen. Zij prelegateren aan: - Frans van Dael (hun oudste zoon), in plaats van zijn voordeel volgens de ordonantie van dese stad en voor zijn heerlijkheid, 150 guldens, of bij zijn overlijden, de oudste alsdan, 100 guldens, - Cornelis van Dael (hun jongste zoon), in recompensie van de clederen, juwelen en costen des bruiloffs door de andere getrouwde kinderen genoten, 250 guldens, onder voorwaarde dat indien hij gedurende het leven van de comparant of een van hen beiden huwt, dit prelegaat zal vervallen. Voorts willen comparanten dat Frans in de boedel zal inbrengen de huysinge, hem ten huwelijk meegegeven, vrij van alle lasten, of 1.200 guldens en nog 100 guldens die hem in huwelijk zijn meegegeven. Idem dat Henrick, Janneken en Elsgen elk in de boedel brengen 900 guldens, bij hun huwelijk genoten. Zij willen tevens dat zeker accoort tussen Willem Augustijnszn. en Elsgen van Dael (zijn huysvrouw) enerzijds en comparanten en hun kinderen anderzijds, met betrekking tot de huysinge van Willem en Elsgen, effect sorteren en voortgang hebben zal (acte van 31-12-1615 notaris Joh. van Ingen). Zij institueren tot hun erfgenamen van al hun bezittingen, hun kinderen: Frans, Henrick, Cornelis, Janneken en Elsgen, of bij overlijden hun kinderen, bij gelijke egale portie zonder enig voordeel anders als boven vermeld. Welverstaande dat deze kinderen hun lijfrente zullen behouden en daarvoor in de boedel de overeenkomstige penningen zullen inbrengen. Indien een van hem komt te overlijden zonder wettige geboorte, dan vererft diens portie op de anderen en bij overlijden van de laatste, erven de naasten van comparantes zijde. Zij secluderen de weeskamer deser stad. Getuigen: Rijck Jacobzn Heelt en Lourens Corneliszn. [37]
Op 4-6-1617 verkoopt Ghijsbert Ghijsbertsz van Oudewater mede voor zijn vrouw Gerritgen Maes (?) aan Johan van Dael en Goutgen zijn vrouw, een huis op de Kamp. Opm.: 400 Carolus gulden gevestigd door Aert Berents en zijn vrouw Armgertjen, plecht d.d. 4-2-1590. [38]
Op 13-5-1617 verkopen Daem Claesz Soest en zijn vrouw Geertgen Versteech wonende te Barneveld, aan Johan van Dael en zijn vrouw Goutgen, hoofdsom 100 Philippus guldens gevestigd door Gerrit Spruijt Jansz en zijn vrouw Weyndelmaet op al hun goederen in dit gerecht gelegen de dato 26-4-1549, een rente van vijf Philippus guldens tot 25 stuivers 't stuk. [39]
Op 17-2-1618 lenen Jacob Dircksz van Romerskerck en zijn vrouw Willmtgen Joosten, van Johan van Dael, 300 gulden hoofdsom, met als onderpand twee huizen in de Godschalckstraat, belend Juffrouw Poijten, Lieve van der Meer. [40]
Op 31-8-1619 (ouden stijl) testeren Jan Henricxz van Dael en zijn vrouw Goutgen Fransdr, "impotent van lichaeme synde", met octroy van den Hove van Utrecht d.d. 23-8-1604. Over en weer bemaken zij elkaar de levenslange lijftocht van hun na te laten goederen. Zij prelegateren aan: - Frans van Dael, hun oudste zoon, 150 gulden in plaats van zijn voordeel en voor zijn heerlijkheid. Mocht hij overleden zijn, dan krijgt de dan oudste zoon 100 gulden. - hun jongste zoon Cornelis 250 Carolus gulden, ter compensatie voor klederen, juwelen en bruiloftskosten die de andere kinderen genoten hebben, onder voorbehoud dat mocht Cornelis tijdens hun leven met hun consent huwen of tegen de wil van de comparanten huwen, dan zal dit prelegaat nietig zijn. - Zij willen dat hun oudste zoon Frans weder in de boedel inbrengen zal de huysinge, door hem ten huwelijk genoten, vrij van lasten, of, naar keuze, 1200 gulden, ook al zou de huysinge meer waard zijn, plus nog 100 gulden die hem daarboven ten huwelijk meegegeven was. - Ook Jannichgen en Elisgen moeten ieder de 900 gulden inbrengen die zij ten huwelijk genoten hebben.
Zij willen dat volgens het akkoord tussen Willem Augustijns en zijn huysvrouw Elsgen van Dael aan de ene zijde en zij, comparanten, met hun andere kinderen ter andere zijde, de overdracht van de huysinge aan Willem Augustijns en zijn huysvrouw, plaats zal vinden volgens het akkoord van 6-12-1615, berustend bij bovengenoemde notaris. De testateurs bemaken hun kinderen Frans, Cornelis, Annichgen en Elsgen elk een vijfde part. Zoon gaat voor dochter, de oudste gaat voor de jongste van de genoemde kinderen. Voor de kinderen zijn voor ieder de lijfrenten ten haren live belegd, welke zij in moeten brengen. Bij overlijden van kinderen zonder na te laten geboorte, zal hun deel op elkaar vallen en ook op de kinderen van Henrick van Dael in plaats van op hun vader. Aan hun zoon Henrick van Dael is volgens hun verklaring ten huwelijk gegeven 900 gulden boven de klederen, juwelen en de kosten van de bruiloft, die 200 gulden bedroegen. De comparanten hebben aanzienlijke sommen van penningen gegeven tot onderhoud en hebben zijn kinderen mede onderhouden, welke zij nog onderhouden. Deze Henrick van Dael heeft zekere schulden gemaakt (en onbetaald gelaten), tot zijn vertrek toe onlangs, wat was op 15 juli l.l. en welke aan Willem Augustijnss aangebracht en nog aan te brengen, alleen de schulden tot aan zijn vertrek en geen andere.
De comparanten willen dat deze schulden, na hun dood, uit het vijfde part wat Henrick van Dael zou toekomen, betaald zullen worden. Zij bemaken Henrick de legitieme portie en willen dat de andere kinderen aan Henrick jaarlijks 34 Carolus gulden zullen uitreiken zo lang hij leeft. Tevens bepalen zij dat de lijfrenten die zij op Henrick belegd hebben, onder de executeurs zullen blijven. Het resterende deel van het aan Henrick van Daels toekomende vijfde part in hun na te laten goederen (na aftrek van de genoemde 900 gulden en de tot aan zijn vertrek gemaakte schulden) bemaken zij aan de kinderen van Henrick van Dael bij Geertgen Maes, zijn overleden huysvrouw, en de te verwekken kinderenj bij zijn toekomende echte huysvrouw, die hij met advies van zijn naaste vrunden (=familie), raad en consent zal trouwen. Mocht hij trouwen zonder dit consent, dan zullen zijn nakinderen onterfd zijn.
Zij legateren aan: - Aeltgen Vossen, dochter van Jannichgen van Dael, de comparantes "beste versette (=?) rock met een fluwele lijff"; - al haar klederen ten lijve behorende, aan haar dochters Jannichgen en Elsgen van Dael. - al zijn klederen ten lijve behorende aan zijn zonen Frans en Cornelis van Dael. Zij secluderen de Weeskamer. Zij stellen tot executeurs: - hun zwagers (=schoonzoons) Cornelis Vosch en Willem Augustyns van Oudewater; - Evert van Dael en Eernst van Diest, resp. hun broeder en zwager en - de adjunct van Johan van Ingen, Notaris. En tot mombers over de kinderen van Henrick van Dael: Cornelis Vosch en Willem Augustijnsz. Akte ten woonplaatse van de comparanten. Getuigen: E(e)rnst van Diest en Peter Harmansz. [41]
Op 26-6-1621 lenen Jacob Aertsz Appel en zijn vrouw, van Jan van Dael, 250 gulden hoofdsom, met als onderpand huis en hofstede staande alhier aan de Kortegracht, belend Albert van Rijn, Cornelis Vosch. In margine: Compareerde Johannes van Dael, schepen hoofdsom toekomende de comparant en zijn vrouw zaliger betaald door Looch Woutersz, 15-8-1626. [42]
Op 12-8-1625 lenen Wouter Woutersz en Neeltgen Jans zijn vrouw, van Jan van Dael Henricksz voor hemzelf en als boedelhouder van Goutgen Frans zaliger, zijn vrouw, 600 gulden, met als onderpand een huis op 't Havik, belend aan de ene zijde Dirck Servaes, aan de andere zijde Betgen, weduwe van Goort Bosch, In de marge: Henrick Jans van Raelt laatst weduwenaar van Aeltgen Reyersz verklaart, dat hij van Reyer Maesz Robbert de schuldsom ontvangen heeft. Akte 16-5-1663 [43]
Op 10-1-1626 (ouden stijl) testeert Johan van Dael, (tekent: "Jan van Dael Hendricksen"), schepen van Amersfoort. Hij verklaart dat hij alle disposties herroept die hij samen met zijn overleden huysvrouw Goutgen Frans voor mij notaris en getuigen op 31-8-1619 heeft gemaakt, uitgezonderd de reciproke lijftocht die hij opnieuw ratificeert krachtens het Octroij van de Hove van Utrecht verleend d.d. 23-8-1604. Hij noemt in dit testament zijn zonen Frans en Henrick en zijn dochters Jannichgen en Elsgen.
Hij testeert als volgt: - Hij wil dat zijn oudste zoon Frans van Dael in plaats van zijn genoten huwelijksgoed, 1300 Carolus gulden in zal brengen in de boedel, te weten de helft van 1300 gulden ten regarde van de erfenis van de testateur en gelijke helft ten regarde van de erfenis van zijn moeder. - Zijn dochters Jannichgen en Elsgen van Dael, zullen voor huwelijksgoed ieder 900 gulden inbrengen, eveneens in gelijke helften als voren. - De testateur zal het accoord van 31-12-1615 tussen hem en zijn zwager Willem Augustijns van Oudewater gestand doen, over de huysinge die zijn zwager bewoont. - Hij institueert Frans van Dael in zijn legitieme portie, waarin de helft van voornoemde 1300 gulden worden meegerekend. Het vierde part van zijn nalatenschap, waarin Frans ab intestato zou hebben gesuccedeerd, bemaakt hij aan de kinderen van Frans van Dael, met de levenslange lijftocht daarvan voor Frans en zijn huysvrouw Anna Jans. Welverstaande dat het huwelijksgoed van hun vader en datgene wat hen nog betaald zou mogen worden, meer bedraagt dan zijn legitiema, aan hun erfdeel gekort en gerekend zal worden. - Hij bemaakt aan Jannichgen en Elsgen van Dael elk een vierde part van zijn nalatenschap en bij overlijden aan hun nalatende geboorte. - Voor zijn kinderen en kindskinderen zijn lijfrenten belegd, waarvoor zij in de boedel de kapitalen daarvoor zullen vergoeden waarmee die zijn aangekocht. Met voorwaarden voor vererving daarvan.
- De testateur verklaart dat zijn zoon Henrick van Dael 900 gulden ten huwelijk is gegeven, boven de klederen, juwelen en onkosten van de bruiloft, welke wel 200 gulden bedroegen. Hij en zijn overleden huisvrouw hebben "merckelijke" sommen aan geld en onderhoud verstrekt, en de kinderen onderhoudt hij nog. Henrick van Dael heeft tot zijn vertrek op 15-7-1619 schulden gemaakt en onbetaald gelaten, welke aangebracht zijn aan Willem Augustyns, welke vanaf die tijd lopen met de interest. De comparant wil dat die na zijn dood voor de helft betaald zullen worden uit het vierde deel wat Henrick van Dael zou erven, evenals de andere helft van de interest. Henrick van Daels huwelijksgoed zal in zijn legittima worden verrekend. Mocht dat wat Henrick en zijn kinderen in huwelijk genoten en aan hen "te cost geleyt" zal zijn meer bedragen dan Henricks legitieme portie, dit aan de kinderen gekort zal worden, uitgezonderd het onderhoud van de kinderen wat de testateur niet gekort wil hebben. Zijn executeurs zullen aan Henrick van Dael levenslang 50 Carolus gulden uitkeren uit de goederen van zijn kinderen, mits daarmee de 34 gulden jaarlijks zullen stoppen welke hij en zijn overleden vrouw in voorgaand testament hebben bemaakt. Mocht het vierde part waarin Henrick erven zou meer bedragen dan deze schulden, dan bemaakt hij deze aan de wettige kinderen van Henrick van Dael, met verrekening van de belegde kapitalen ten behoeve van de lijfrenten van hen. Hij secludeert de Weeskamer. Hij stelt tot executeurs van zijn testament aan zijn zwagers Eernst van Diest en Willem Augustijns van Ouwater. Akte te Amersfoort ten woonplaatse van de testateur. Getuigen: Eernst van Diest en Wessel Henricxz, bombesydewercker. [44]
Op 8-11-1628 testeert Johan Henricxzn van Dael, (oud-schepen van Amersfoort) onder verwijzing naar een Brieve van octroy: d.d. 23-8-1607 hof van Utrecht, en Testament: 10-1-1626 Nots. J. van Ingen, Hij wil dat het testament van 1626 wordt gehandhaafd met uitzondering van de 50 gulden jaarlijks aan Henrick van Dael, zijn zoon. In plaats daarvan heeft hij deze zoon zijn leven lang vermaakt en langer niet, de lijftocht van al de goederen die Henrick van Daels kinderen zullen erven, onder aftrek van hetgeen comparantes andere kinderen nog van hun broer (Henrick) tegoed hebben ten tijde van comparantes overlijden. Zijn andere kinderen dienen dan ook te verrekenen hetgeen zij elkaar nog schuldig zijn. Akte ter woonplaats van de borgemeester Adriaen van Westrhenen. Getuigen: Henrick Martenzn en Steven Henricxzn [45]
Op 23-3-1633 machtigen Frans Henriczn van Dael, liggende in garnisoen te Hattem, voor zichzelf en zich sterkmakende voor, Hillichgen Jans, zijn huysvrouw, Jan Harmanszn, wonend te Amsterdam, voor zichzelf en als man en voogd van, Goutgen Henricx van Dael, en zich tevens sterkmakend voor , Adriana Henricx van Dael, zijn huysvrouw's zuster, mede wonend te Amsterdam, Frans Janzn van Dael, hun oom om uit hun naam en in kwaliteit van mede-erfgenaam van zaliger Jan van Dael en Goutgen Fransdr, in leven echtelieden, bestevader en bestemoeder (= grootouders), met de andere mede-erfgenamen te procederen om te komen tot scheiding en deling van de boedel voorzover dat nog niet is gebeurd en eventueel maechescheyt op te richten, in voornoemde kwaliteit, uit naam van de comparanten te ondertekenen en ratificeren wat nodig is ten overstaan van de executeurs van het testament van zaliger Johan van Dael en zijn huysvrouw. Tevens om met Henrick van Dael, hun vader, een scheiding en deling te maken tussen hem en zijn kinderen, en toe te staan dat hij, de mobilia door hen uit de boedel gekocht en door deling aangenomen, zal nemen en gebruiken. Comparanten zullen in hun portie het deel beheren ten behoeve van hun onmondige broer en zusters tot zij mundich geworden zijn. Comparanten bekennen uit handen van Willem Augustijn van Oudewater, hun oom en mede-erfgenaam, uit hun erfenis reeds ieder 100 gulden ontvangen te hebben. Dat bedrag zullen ook hun onmondige broer en zusters die er zijn en nog komen mochten, bij hun mondigheid ontvangen, uit hun bestemoeders, Goutgen Frans, erfenis. Comparanten beloven zich te zullen houden aan datgene dat hun gemachtigde heeft gedaan en nog zal doen, uitgezonderd de overeenkomst die zij tot hun eigen tevredenheid met hun vader sluiten. Getuigen: Wessel Henricxzn. en Steven Henricxzn. [46]
Op 25-8-1606 verkopen Hillitgen Pouwels, weduwe van Peter van Dael met Rijck Bosch haar momber. Huijbert van Dael als momber over de kinderen van genoemde Peter van Dael en voor Jan van Dael zijn mede-momber, aan Cornelis Vos en Jannitgen zijn vrouw, huis, hof en hofstede in de Langestraat, belend Wouter Buijs Claesz, de weduwe van aliger Henrick Coninck, Op last van 300 Carolus gulden aan Jan van der Burch; 100 gulden aan Peter Herbertsz; 300 gulden aan Cornelis de Ruijter te Utrecht; 300 gulden aan Mr. Louwrus Botter [50]
Op 27-5-1614 verkopen Gerbertgen Claes, Engeltgen van Dijck, weduwe wijlen Evert Claesz, met Lambert Bruinisz ende Wouter Buijs Claesz hare gekoren mombers indeze, aan Cornelis Vos en Annitgen van Dael en zijn vrouw te weten d'voorz Gerbertgen Claes voor de gerechte, Engeltgen van Dijcke voor een vierde part, Claes Evertsz ende Roetert Gerritsz nog voor een achtste part, zekere hof gelegen buiten de Triesgenspoort, belend Otto van Bladel, Cornelis Jansz van Wijck en hare hoven. [51]
Op 1-11-1618 verkopen Jan Cornelisz Cruijff en zijn vrouw Dilliaen Thonis, aan Cornelis Vosch, huis en hofstede op de Appelmarkt, belend de weduwe van Henrick Jansz, Marritgen Jan Gompgertsz. In de marge: Compareerd de weduwe van Cornelis Vosch hoofdsom ontvangen: 11-10-1628, tekent Jannitgen van Dael. [52]
Op 17-5-1621 verkopen Roeloff Dirckssz van Baarn voor zichzelf, Isibrant Willemsz in de naam van Marritgen Dircks, weduwe van Joost Gerritsz, de moeder van zijn vrouw, Jacob Dirckssz van Eemnes, Dirck Dircksz van Ankeveen voor hunzelf en verder zich sterkmakende voor hun vrouwen, en ook voor Thijman Rugerssz en zijn vrouw Anna Dircks, mitsgaders voor Jacob Besselssz en zijn vrouw Bijtgen Jans mede aanveng allen tezamen erfgenamen van Jacob Roeloffssz van Wijckerslooth en Truijtgen zijn zuster zaliger van vaderszijde, aan Cornelis Vosch en zijn vrouw Annitgen van Dael, een klein huis met de gang, hof en hofstede aan de Kortegracht achtergelaten door Jacob Roeloffssz van Wijckerslooth en zijn zuster Druijtgen in gebruik bij Aeltgen Everts gedeeeltelijk in gebruik, belend Jacob Aertssz, Jan Harmanssz. [53]
Op 29-10-1624 lenen Jacob Aertssz Appel en Marritgen Ghijsberts zijn vrouw, van Jannitgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos en haar erven, een losrente 12 gulden per jaar en 10 stuivers, Hoofdsom 200 gulden, met als onderpand huis en hofstede op de Kortegracht, belend aan de ene zijde de openbare straat, aan de andere zijde de hof van Juffrouwe Ida van Zuijlen van Nijvelt. [54]
Op 18-6-1625 verkoopt Henrick Thijssz voor hemzelf en voor Fijtgen Jansdochter zijn vrouw, aan Jannitgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos en haar erven, een erfelijke losrente van 93 gulden, 15 stuivers per jaar. Hoofdsom 1500 gulden, op land van Holland en Westfriesland bij Joachim van Nierop, [55]
Op 11-7-1625 verkoopt de Curator over de desolate boedel van Jan Harmansz en Catharina Cornelis zijn vrouw, aan Jannitgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos, een huis met kamer er achter, op de Korte Gracht, belend aan de ene zijde Jannitgen van Dael, aan de andere zijde Elis Dircksz, voor 730 gulden. 300 gulden ten behoeve van de oudste crediteuren van Johan Harmensz en zijn vrouw: Jannichgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos [56]
Op 31-7-1626 compareren Jan Henricxs Bil, drager (tekent met huismerk)), en Jan Jacobsz van Bemmel, keurmeester (tekent met merk), beiden meerderjarig, op verzoek van Jannichgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos. Zij verklaren dat zij hebben onthouden dat in het laatst van 1625 (zonder de precieze tijd te hebben onthouden), Jan Henricxz (mede-getuige) een vaatje wijn heeft uitgeslagen uit de kelder van Clemens van Dashorst op de kar van Cors ..... (karman van Bunschoten), waarvan de "ceeltgens" door Jan Henricxz aan de producente en aan de andere pachters van de wijnen zijn gebracht. De producente heeft vervolgens op dit vaatje beslag laten leggen op de kar van Cors voor de deur van de producente, voor Jan Jacobss als keurmeester, waarop Jan Henricxz (drager) dit vaatje wijn van de kar heeft afgeslagen in de huysinge van de producente. Akte te Amersfoort, ten woonplaatse van de producente. Getuigen: Jan van Capelle (tekent met huismerk, in de vorm van een kapel?) en Goort Adriaens Noorwegen (tekent: Guert Aryaensen). [57]
Op 31-7-1626 compareren: Gysbert Peters, deurwaarder, en Jan Henricxz Bil , drager (tekent met huismerk). De comparanten leggen een verklaring af op verzoek van Jannichgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos. Dat sedert verleden Pasen herwaarts, Gysbert Peterss door de dochter van de producente verzocht was om een vaatje te ijken, waarop Gysbert had gezegd dat hij niet kwam omdat hij geoccupeerd was, en dat men dat voor deze keer ongeijkt zou uitslaan, tot het vaatje opnieuw te ijken kwam. Toen Jan Henricxz (mede-getuige) daarna ten huyse van de producente kwam, had zij hem verzocht dat tonneken te ijken, wat hij had aangenomen. Het bleek dat Lambert Broenis met de heren op de dijk en Willem Henricxs niet thuis waren en Ghysbert Peters zei dat men het tonneken voor deze keer ongeijkt zou uitslaan en ijken zou wanneer het terugkwam. Omdat hij daarop toen niet kon wachten. Akte te Amersfoort ten woonplaatse van de producente. Getuigen: Jan van Capelle (tekent met huismerk in de vorm van kapel / kerk?) en Jacob Claes van Groenenberch (tekent als: Jacob van Gruenenberch). [58]
Op 10-6-1627 compareren: Adriaen Van Westrhenen, borgemeester, als man en voogd van zijn vrouw: Jannichgen Van Dael, en Anthonij Ellertsz van (der) Houff. De comparanten zijn eigenaars van hun naast elkaar gelegen huisingen, staande in de Langestraat. Beiden verklaarden dat de muur tussen hen beiden wat betreft het voorhuis en de keukengang ("koeckengange") gemeen is en dat zij die muur en de daarop liggende goot ("geute") tesamen moeten onderhouden. De verdere muur tot op het eind toe is van Borgemeester Westrhenen. Anthonis van Houff had "die camer vorder ten hoff waert" uitgezet en was van plan die met een nieuwe zolder en balken te vertimmeren. De comparanten accorderen dat Anthonis van den Houff tegen de muur van Westrhenen een nieuwe muur zal mogen leggen van een steens of halve steens dikte, van het begin tot het eind van zijn kamergang, zonder dat hij komen zal in de muur van Westrhenen, en de goot op dat deel zal Anthonis of zijn erfgenamen onderhouden. Met aanvullende voorwaarden. Akte te Amersfoort, ten woonplaatse van de Borgemeester Westrhenen, zonder verdere getuigen. [59]
Op 31-7-1626 compareert: Jacob Claes van Groenenberch (ook: Van Gruenenberch), coster van de Vrouwen Capelle te Amersfoort. Hij legt een verklaring af op verzoek van Jannichgen van Dael, weduwe van Cornelis Vos. Hij verklaart dat hij 30 jaar in dit "offitie" (ambt) geweest is en dat hij wel weet dat de wijn die in die jaren in 't "nachtmael" (= Avondmaal) in de Gereformeerde Kercke van St. Joris te Amersfoort werd gebruikt, altijd gehaald werd ten huijse van Beernt Cock, weerd in de Roode Leuw. Akte te Amersfoort, ten woonplaatse van de producente. Getuigen: Jan van Capelle (tekent met huismerk in de vorm van kapel?) en Gysbert Peters (deurwaarder). [60]
Op 18-9-1626 verkoopt Beatris Gerrits, eigenaares van de plechte, aan Adriaen van Westrenen en Jannitgen van Dael zijn ondertrouwde vrouw, een plechte van 150 gulden bij Andrijes Wodde en zijn vrouw, ten behoeve van Lijsbeth Bruijnen, de dochter zaliger van Beatris Gerrits, uit haar huis en toebehoren aan de Singel (100 gulden voldaan). Deze akte is geheel doorgehaald. In margine: De originele plechte is op 10-9-1695 gecasseerd. [61]
Op 2-11-1626 leent Jan Gijl, harnasmaker, voor hemzelf en voor Lijsbeth Jans zijn vrouw (procuratie te 's Gravenhage), van Adriaen van Westrenen, schepen, en Jannitgen van Dael zijn vrouw, 800 gulden, met als onderpand een huis aan de Langestraat, uitgaande in de Nieuwstraat, belend aan de ene zijde Willem Petersz Soes, aan de andere zijde Jan Andrijess voor en achter, In de marge: Jannitgen van Dael, huisvrouw van Adriaen van Westrenen, burgemeester verklaart dat de schuldsom door Johan Deyst, schepen, eigenaar van de plechte, is voldaan. Akte 23-6-1627 Ondertekend door Jannitgen van Dael en door Adriaen van Westrenen. [62]
Op 9-5-1627 verkoopt Neeltgen Harmans, weduwe van Wouter Calesz Buijs met Beernt Harmansz Sell als medemomber van de onmondige kinderen van Harman en Claes Buijs, aan Adriaen van Westrenen, oud-burgemeester en Jannitgen van Dael zijn vrouw, een afdakje en getimmerte, naast de schuur van de ontvanger met de uitgang in de Mooierstraat, [63]
Op 8-11-1628 testeert: Jannichgen (Jannitgen) van Dael, eerder wed. van Cornelis Vos, thans gehuwd met Adriaen van Westrhenen, indertijd borgemeester van Amersfoort, onder verwijzing naar een Brieve van octroy: 19-8-1620 hof van Utrecht, en een Testament: 2-7-1624 J. Wzn. van Schoonhoven. Zij handhaaft het testament van 2-7-1624 en legateert daarbij aan haar kinderen die ten tijde van haar overlijden nog ongehuwd zijn, ieder 50 carolus guldens eens, tegen de huisraad die haar gehuwde kinderen van haar hebben ontvangen. Verder nog aan Adriaen Vos, haar oudste zoon, 100 car. guldens voor de kleren van zijn vader en "velteyken die op verderff lagen" en verkocht en in de boedel gekomen zijn. Getuigen: Henrick Martenszn en Steven Henricxzn, [64]
Op 12-1-1636 machtigt Jannetgen van Dael, wonend te Amersfoort, wed. van Adriaen van Westrhenen (in leven oud-borgemeester van Amersfoort), Evert Gijsberts (wonende op Spakenborch, in het gerecht Bunschoten) om voor het gerecht aldaar te compareren en ten behoeve van Jacob Gijsberts te transporteren 1½ dammaat land, gelegen te velde in voornoemd gerecht, genaamd De Havercamp, belofte van vrijinge en waringe van alle lasten te doen, uitgezonderd "'s Heeren ongelden" (=grondbelastingen) en te bekennen dat de kooppenningen aan haar zijn betaald. Getuigen: Reynier van Ingen en Daniel Carelzn Choudron. [65]
Op 22-5-1639 verkoopt Jannitgen van Dael laatst weduwe van Adrijen van Westrhenen, aan Maritgen Mechtelt nagelaten dochter van Claes Bosch, Een hof met een huisje daarin gelegen binnen de Sint Andriespoort (Triesgenspoort), belend aan de ene zijde Johan van Dashorst, aan de andere zijde Wouter Cornelissen kleermaker. [66]
Op 26-10-1644 verkoopt Jannitgen van Dael, weduwe en boedelhoudster van Cornelis Vosch., aan Steven Claesz en Gerritgen Henricsz zijn huisvrouw en hun erven, 'n huis met een camer, achter aan op de Cortegraft., belend aan de ene zijde aan de ene zijde Jannitgen van Dael, aan de andere zijde aan de andere zijde Elis Dircsz. [67]
Op 21-11-1644 verkoopt Jannitgen van Dael, weduwe laats van Adriaen van Westrhenen, in leven oud- burgemeester, aan Regenten van Armennoothulp ten behoeve van selven armen. op 't corpus van Holland en Westvrieslandt geinstitueerd ten behoeve van Henric Thijssen. [68]
Op 8-3-1648 compareren Jannitgen van Daell, laatst weduwe van: Adriaen van Westrhenen, en als moeder van haar zoon Adriaen Vosch, Caecilia Elberts, weduwe van Peter Pelen, moeder van haar dochter Margareta Peters, zij tekent: "Ceelgen Elbers"). De comparanten verklaarden in te stemmen met de lijftocht als de voornoemde zoon, resp. dochter (echteluyden) aan elkaar hebben bemaakt of nog zullen bemaken. De comparanten doen tevens afstand van die legitieme of andere portie die naar rechte uit de voornoemde lijftocht zou komen, en dat de langstlevende van genoemde echtelieden die lijftocht zonder enige aftrek zal genieten. Akte te Amersfoort ten huyse van voornoemde Adriaen Vosch. Getuigen: Jacob van Grootwijck (schepen van Amersfoort) en Dirck Daniels (tekent als: Dierck Danielsen) [69]
Op 3-3-1649 lenen Jannichgen van Daell, laatst weduwe van Adriaen van Westrenen en haar erven, aan Jacob Aertsz Appel en Marrichgien Gijsberts zijn vrouw, een losrente 6 gld. 5 stuivers, Hoofdsom 100 gulden, met als onderpand: huis en hofstede aan de Kortegracht op de hoek van de Muur- huizen, belend aan de ene zijde Willem Augustijns, aan de andere zijde de gemene straat van de Muurhuizen. [70]
Op 23-7-1652 lenen Henrick Jansz van Bemmel en Margareta Soest zijn vrouw, van Jannitgen van Daell, laatst weduwe van Adriaen van Westrhenen, oud-burgemeester, een losrente 7 gulden, 10 stuivers per jaar, over een hoofdsom van 150 gulden, met als onderpand een huis aan de Hof, belend aan de ene zijde aan de ene zijde het onmondige kind van Johan van Raelt, aan de andere zijde aan de andere zijde de weduwe van Gerrit Jansz, kleermaker. [71]
Op 5-3-1640 verkopen Elias Verhaer en zijn vrouw Agneta de Bele, aan Adriaen Vosch en zijn vrouw Grietgen Petersen, zekere hof met een huisje daarin staande, gelegen in de Nachtegaalsteeg buiten de Sint Andriespoort (Triesgenspoort), op de lasten van zes gulden tien stuivers jaarlijks competerende de Armen genaamd De Poth, belend aan de ene zijde: Jonker Aernt van Hijmbergen, aan de andere zijde: Emmitgen Booren cum socijs. [72]
Op 20-5-1645 verkopen Jan Henricksz van Oncoop, deurwaarder en Hester Somers, echtelieden, aan Adriaen Vosch, Raed, zijn huisvrouw en hun erven, 'n huis met cameren of woningen daaraan behorende, van de Nieuwe Merct af tot aan de gronden van de ontvanger, Tegenwoordig bewoond door Tomas Aires en Cazijn Bor en in vorige jaren door de comparanten bewoond. Nu verhuurd. [73]
Op 10-10-1643 verkopen Mr. Jacob Delskoot, organist, en Geertsuyd Dulcken echtelieden, aan Henric van Ommeren, Agneta Vosch zijn huisvrouw en erven, 'n huis en erf met recht van de steeg daartoe behourend, in de Langestraat belend aan de ene zijde: Herman van Bombergen, brouwer, aan de andere zijde: Piel Maesen Robert. In margine: Koopsom voldaan op 8-5-1690. [74]
Op 22-2-1653 verkopen Gerard van der Meulen, wijnkoper en Goutgen Vosch zijn vrouw. Henrick van Ommeren, Raad, en Agneta Vosch zijn vrouw;, aan de Heer Henrick van Schaeck, medisch doctor en Raad, 'n huis en plaats op de Kortegracht bij de vismarkt belend aan de ene zijde: de weduwe van Lodowijck Woutersz, brouwer, aan de andere zijde: 'n gang, [75]
Op 18-7-1651 transporteren Anthonis van Hoeff, brouwer en burger, en Goortjen van Triest zijn vrouw voor een helft en Anthonis van Hoeff als gemachtigde van zijn zoon Ellerd van Hoeff, wonend te Amsterdam, als universele erfgenamen van zaliger Maria van Waijenburch, zijn overleden moeder (procuratie notaris Cornelis Touw te Amsterdam), aan Gerrit van der Molen en Goutjen Vosch zijn vrouw en hun erven, 'n huis, hof en hofstede aan de Langestraat. belend aan de ene zijde: de kinderen en erven van Cornelis Jacobsz, aan de andere zijde: Jannitjen van Dael, laatst weduwe van wijlen Adriaen van Westrenen, tevens het zomerhuisje of keuken aan 't einde van de hof. [82]
Op 31-3-1669 hebben Gijsbert Harderwijck schepen en zijn vrouw Anna van der Molen, erfgenamen van Goutgen Vossen, weduwe van Gerrit van der Molen, zowel als Helmich Berlermeijer, tevorens weduwnaar van Willemtgen Oth Arisz van Schaakszdr en Oth van Schaak als bestevaer en momber over de kinderen van Willemtgen van Schaack verzocht het contract voor te lezen van 10-6-1656 opgemaakt tussen Oth van Schadijck en Helmich Berlermeijer als de ene en Peter Peterz Wachtmeester als man en voogd van de voornoemde Goutgen Vossen als de andere partij. In dit contract worden uitvoerig de rechten en plichten van de twee buren bepaald. Er wordt niets vermeld over de lokatie of eventuele buren, [88]
Op 28-6-1687 machtigt Joffr. Anna van der Meulen, weduwe wylen Gysbertus Harderwyck haar zoon Gerard Harderwyck om te verkopen "soodanige graffstede met een seer groote serck waer op gehouden staet - Hier leyt begraven Bely Lievens weduwe Henrick Harderwyck - omtrent het cleyne clockjen in de Kerckstraet, gelegen in de kerck tot Leuwarden, cooppenninghen te ontfangen, quitantien te passeeren". [89]
Op 28-3-1696 transporteren Jan Jansen Lockhorst en Lysje Gijsberts, weduwe van Jan Lieven, echtelieden, wonende op het erf genaamd den Holeck buiten de Campoort aan de Hoogewegh in de vrijheid van Amersfoort, aan Jacob Morray, hun inboedel, huisraad, koeien, paarden enz. [92]
Op 8-1-1618 lenen Jan Fransz en zijn vrouw Jacopgen, van Henrick van Dael, die 't recht heeft op de navolgende plegt voor de helft, 't recht op de helft van 400 gulden beleden door Jan Fransz en zijn vrouw Jacopgen t.b.v. Jan Maesz op 1-4-1595, met als onderpand huis op de Kamp, In margine: Compareerde Jan Seijl verklaart voldaan te zijn met de betaling van 200 gulden door Jan Fransz als de eigenaar van de hypotheek. Akte 1-4-1620 [93]
Op 9-2-1626 verkopen Adriaen van Westrenen en Johan van Dael, schepenen voor de onmondige weeskinderen van Jacob Maesen, Henrick van Dael als vader van zijn kinderen bij Geertgen Maes zaliger, Gijsbert Gijsbertsen van de Karsbergen als man en voogd van Gerritgen Maes, samen erven van zaliger Jannitgen Maes, vrouw van Henrick van Haeckxbergen, aan Willem Augustijnsen van Ouwater, zijn vrouw en hun erven, huis, hof en hofstede in de Teutstraat, belend aan de ene zijde de erfgenamen van Henrick Dircksen van Rijnesteijn, aan de andere zijde Grijetgen Kuijckens. [94]
COMMENTAAR(¥) IS zij een dr. van Jan Petersz x Goutgen Claes Vluggendr? |
Op 15-4-1619 verkopen Sicke Diardts en Hessel Fransz voor zichzelf en als man en voogden van Elisabeth en Willemtgen Adriaens, beiden gerestitueerde erfgenamen van Anna en Goortgen Claes Vlugh in deze mede voor Adriaen Claes Vlugh het onroerende goed is hun aangekomen door dode van Anna en Goortgen Claes Vlughdochter, aan Frans van Dael en zijn vrouw Anna Jans, een derde deel van een huis aan de hof aan de Korenmarkt, met als onderpand Peter Harmansz Both, belend Jan Carreman. [95]
Op 19-4-1619 sluit Jan Petersz wednr. van Goutgen Claes Vluggendr een accoord met Frans van Dael (tekent: Frans Jansz van Dael) als getrouwd met Anna Jansdr, en met Adriaen Jansz Couwenhoven (tekent: Ariaen Jansen Counoven) als getrouwd met Jannitgen Corsdr, moeder van de onmondige kinderen van zaliger Peter Jansz.[96]
Op 23-5-1620 verkopen Marritgen Jans, weduwe van Steven Claesz Vlugh, Evert Jansz en Claes Evertsz, kistemaker als naaste vrienden en voogden van de onmondige kinderen van Steven Claesz Vlugh, aan Frans van Dael, het derde deel van een huis aan de Hof (waarvan de andere twee delen het eigendom zijn van de ontvanger), belend Peter Harmansz Bok, Gijsbert Rijcken. [97]
Op 27-6-1623 lenen Frans van Dael en Anna Jans zijn vrouw, van Jan van de Inghe en zijn vrouw, een losrente 12 gulden per jaar. Hoofdsom 200 gulden, met als onderpand 1) een huis in de Krommestraat, belend aan de ene zijde Jan van Dompselaer, aan de andere zijde Zeel Servaes, 2) een huis aan de Markt, waar 't Vergulde schepel uithangt, door de comparant bewoond, belend aan de ene zijde Jan Carreman, aan de andere zijde Sijman de Groen zaligers erfgenamen. Deze akte is geheel doorgehaald. In margine: Johan van Ingen verklaart het recht op de hypotheek ontvangen te hebben van het huis waar de vergulde Schepel uithangt. Akte 20-6-1626 In margine: Reynier van Ingen als erfgenaam van Jan van Ingen, verklaart dat de schuldsom voldaan is. Akte 1-7-1644 [98]
Op 10-4-1628 lenen Frans van Dael en Annitgen Jans zijn vrouw, van Willem Moy, brouwer, zijn vrouw en hun erven, 200 gulden, met als onderpand een huis aan de Markt, belend aan de ene zijde Herman Bosch, aan de andere zijde Jan Jansz Bosch. [99]
Op 20-5-1628 lenen Frans van Dael en Anna Jans zijn vrouw, van Gerrit Zoes en Mechtelt Louwen zijn vrouw, 200 gulden, met als onderpand huis op de Hof, waar het schepel uithangt, belend aan de ene zijde Harman Bosch, aan de andere zijde Jan Poth. [100]
Op 10-1-1629 verkopen Frans van Dael en Anna Jans zijn vrouw, aan Jan Cornelisz, bakker, zijn vrouw en hun erven, een hof buiten Blommendaal in de Eerste Steeg, belend aan de ene zijde St. Peters Gasthuis, aan de andere zijde Henrick van Hattum. [101]
Op 20-3-1638 verkopen Frans van Daell en zijn vrouw Annitgen Jans, aan Herman Jacobsz. vleeshouwer en zijn vrouw IJtgen Everts, zeker huis staande in de Krommestraat, belend aan de ene zijde Jan van Dompselaer of waar diens erfgenamen het recht gelaten hebben, aan de andere zijde Tel Servaessen. [102]
Op 4-5-1644 compareren Frans van Dael, weduwnaar en boedelhouder van niet vermelde vrouw, en Willem van Dael en Geertgen Claes (echtelieden), Claes van Dael en Margareta van Sneul (echtelieden) en Heyman Verhel en Goutgen van Dael (echtelieden). Samen met zijn mede-comparanten machtigt hij bij deze Willem Augustynzn van Oudewater om uit hun naam, ten behoeve van Jacob Peterzn van Hoorn, voor hemzelf en als weduwnaar en boedelhouder van zijn overleden huisvrouw en hun erfgenamen, te transporteren het zestiende deel van het huis genaamd De Wildeman, aan de Langestraat en van de twee woningen daarachter in de Goodschalkstraat, alsmede van de twee huisjes in de Moystraat, belend aan de ene zijde de Armen van de Poth en aan de andere zijde Aeltgen, weduwe van Jan de Bour, belofte van "vrijnge en waringe" te doen en verder alles wat zij, comparanten zelf zouden doen. Getuigen: Henrick Aertzn van Os en Frederick van Emelaer. [103]
Op 10-1-1648 transporteren Frans van Dael en Claes van Dael, zijn zoon voor hemzelf en als weduwnaar en boedelhouder van Anna Jans zijn vrouw, en samen voor hun respectieve kinderen en broers, aan Lambert Evertss Cremer, zijn vrouw en hun erven, 'n huis aan de Markt waar 't Gulde Schepel uithangt, belend aan de ene zijde Bartel Simonss, aan de andere zijde Jan de Vlieger. Zij lenen 200 gld. aan Moijs weduwe en 200 gld. aan Gerrit Soest en 200 gld. aan Peter Loochss. Voldaan. [104]
Op 9-10-1663 verkopen Willem van Dael en Geestgen Claes echtelieden, Henrick van Dael en Merritgen Franz echtelieden, Heijmen Ellertz Verhel als vader nevens de voorn. Willem van Dael mombers over de onmondige kinderen bij de voorn. Heijman verwekt en Goutgen van Dael, tezamen zonen en schoondochters mitsgaders kindskinderen en mede erfgenamen van Frans van Dael en Annitgen Jans in hun leven echtelieden, aan Frans Goris Verhoef, raad en schepen dezer stad, 3/5 part in een huis in de Mooierstraat, waarvan de acceptant eigenaar is van 2/5 part, [105]
Op 9-5-1643 verkopen Cornelis Gorotsz en Maritgen Dircx zijn vrouw, aan Willem van Dael en Geertgen Claes Bosschendochter zijn vrouw, een huis in de Vijver, belend aan de ene zijde de weduwe en erfgenamen van Johan Bloeijland van Arnhem. Opm.: 10 gulden en 83 gulden en 10 stuivers hoofdsom aan de H. Geestschool; 100 gulden de erven van Mr. Johan Tol, musicus; 100 gulden't Armenweeshuis. Voldaan. [106]
Op 30-11-1646 lenen Johan Mom, zijn huisvrouw en erven, van Willem van Dael en Geertgen Claes Bosser, echtelieden, een losrente 9 gulden per jaar. Hoofdsom 150 gulden, 20 stuivers 't stuk, met als onderpand: hun huis in de Vijver, belend aan de ene zijde ten wederzijden de weduwe van Jan Bleijlant van Arnem. [107]
Op 2-6-1660 verkopen Cornelis Harmans en zijn vrouw Margareta van Sneull tevorens weduwe van Claes van Daell en Willem van Daell als bloedmomber over de onmondige kinderen van Claes van Daell bij de voornoemde Margareta van Sneull verwekt, aan Frans Goris Verhoeff, raad en cameraer, en zijn vrouw Annitgen Willemsdr van Oudewater, een vijfde part van een huis, hof en hofstede, gelegen in de Moijestraet (Mooierstraat), belend aan de ene zijde aan de ene zijde Henrick Wesselsen, aan de andere zijde aan de andere zijde Harman Dircksen van Voortshuijsen. [108]
124. JOACHIM NN, tr. vóór ca. 1570
125. NN WOUTERS, geb. vóór ca. 1550, ovl. vóór 1624.
Op 28-1-1625 compareren Evert Goortsz (tekent met merk) en Bart. Adriaens. De comparanten zijn mede-mombers (van de vaderszijde) van de kinderen van zaliger Evert Joris en diens vrouw Reynsgen Alberts. Zij hebben Beernt Joachims, mede-momber van de onmundige kinderen van moederszijde, gemachtigd om mede uit hun naam en in de voorschreven kwaliteit de penningen te ontvangen uit het sterfhuis en van de verkochte goederen van Aelbert Joachims en zijn vrouw Riickgen (of Ruckgen?) Frans, gestorven tot Baern, bestevader en bestemoeder (=grootouders) van deze onmundigen, en een of meer procureurs te substitueren etc. Akte te Amersfoort. Getuigen: Henrick Aerts van Os en Henrick Jans, cuper. [109]
Referenties Kwartierstaat Van Londen --- Generatie 7 ( 109 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 8 |
Back to previous generation 6 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 |