You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Ferreris ⇒ Gen. nr. 3 |
3a. Dr. Mr. Bernard (Beernt) Ferreris (Farreris), geb. Amersfoort 1603/04, ovl. na 1641, ingeschreven als student rechten aan de Illustre School te Harderwijk 1623 ("Bernardus Farreris"),
[1]
ingeschreven als student rechten aan de Universiteit van Leiden 31-3-1624 ("Bernardus Farreris, Amersfurtius. 20"(jaar)),[2]
doctor juris te Amersfoort (1628),
licentiaat rechten (1628-1641),
advocaat aan het Hof van Utrecht (1630),
tafelhouder van de bank van lening te Enkhuizen (1641),
otr. Amersfoort geref. 4-10-1628,
otr./tr. Enkhuizen gerecht 13/24-10-1628
Susanna (de) Lavia, ovl. na 1668, j.d. wonend op de Breestraat te Enkhuizen (1628),
doopget. (1637, 1648),
dr. van François (Fransisco) Corneliszn Lavia, bank van leninghouder te Enkhuizen, en Cornelia Battibois (zie
⇒ Kwartierstaat Van Schothorst
nr. 2714).
Bernard en Susanna wonen te Utrecht "onder de Snippevlucht" (1632
Zusanna la Via en echtgenoot Bernardijn Ferreris, advocaat aan het Hof van Utrecht, vragen octrooi aan om te testeren 1-5-1630.[3]
Op 15-9-1636 verkoopt Mr. Bernard Ferreris, der beiden rechten licentiaet, voor hemzelf en zich sterkmakend voor zijn vrouw en zijn mondige zusters en broeders, mitsgaders namens Pauli Ermilio Ferreris als oom en momber over de onmondige zusters van de comparant, aan jonker Jelis de Ridder van Lunenborch, huis, hof en hofstede staande en gelegen in de Scherbierstraat mitsgaders twee bezijden woningen aan de kopzijde van dien zoals nagelaten zijn door wijlen Theodoro Ferreris,. [4]
Op 1-6-1641 verkopen Joanna Ferreris, mondige dochter van zaliger Theodoro Ferreris en Juffrouwe Henrica Both, haar overleden ouders en Paulo Emilis Ferreris als gemachtigde van Bernard Ferreris, licentiaat in de rechten en ten behoeven van de bank van leningen te Enkhuizen voor hemzelf en zijn huisvrouw, en zijn broer Henric Ferreris en zijn vrouw, voorts voor alle zijn broers en zusters, mede-erfgenamen van zijn ouders Theodoro Ferreris en Henrica Both (procuratie Enkhuizen) aan Henric en Willem Jansz van Raelthe, broers en hun huisvrouwen en erven, zekere Alingh hog, tevoren twee halve, nu samen, buiten de Bloemendalsepoort in de Horseweide, belend door Roel Boelhouwer, met hof en boomgaard, door de weduwe van Beernt Huijgen en Gerard de Wijs, met hoven en boomgaarden, door de weduwe en erfgenamen van Willem Moij, voor: de gemene weg, achter: de buursteeg. Er is sprake van 300 gulden aan oud-burgemeester Peter de Goijer. Voldaan. [5]
Op 1-6-1641 verkoopt Paulo Emilis Ferreris, gemachtigde voor Bernard Ferreris, licentiaat in de rechten en tafelhouder van de bank van lening te Enkhuizen, voor hemzelf en voor hun vrouwen, zijn broer Henric Ferraris en zijn vrouw en namens al hun andere zusters en broers, erfgenamen Constituanis Ouders Theodoro Ferreris en Henrica Both zaliger (procuratie te Enkhuizen), aan Gerard Martenss Verwel, zijn vrouw en hun erven, 3 huizen met hoven daarachter, in de Muurhuizen en het ledige erfje ervoor met een houten schutting, belend door de erfgenamen van Joris van der Maeth, door Johan Baptissen Bollano, belast met 9 stuivers, 2 pennigen per jaar aan de Vicarie bij Cornelis Both, 3 gulden, 10 stuivers per jaar aan Gerard van Ameronghen te Rhenen voor hemzelf of zekere vicarie, nog 12 gulden per jaar aan de burgemeester Jonker Johan van Wijnbergen. Voldaan. [6]
COMMENTAAR(¥) Wie is: Hendrick van Schaak, beg. Enkuizen 29-11-1703 (impost: pro deo) |
Op 22-2-1653 verkoopt de gemachtigde van Gerard van der Meulen, wijnkoper, en zijn vrouw Goutgen Vosch, en van Henrick van Ommeren, Raad, en zijn vrouw Agneta Vosch, aan de Heer Henrick van Schaeck, medisch doctor en Raad en zijn erven, een huis en plaats op de Kortegracht bij de vismarkt te Amersfoort, belend aan de ene zijde: de weduwe van Lodowijck Woutersz, brouwer, aan de andere zijde: een gang. [10]
Op 16-1-1665 compareren voor schepenen van Arnhem Bernardus de Farreris en Anna de Baron, wed. van Justinus de Farreris, met haar gecoren voogd Dr. Josias van Harn, secretaris. Zij machtigen Johannes de Baron, om wegens Bernardus de Farreris ƒ 3000,-- en wegens Anna de Baron ƒ 1500,--, te ontvangen van Justus Kriex en Johannes de Milan uit kracht van een contract d.d. 3-11-1664. [16]
Op 27-2-1703 procedeert Johanna Japin, wed. van Ds. Hermannus de Lespierre, als lasthebster van Beatrix de Ferreris, wed. van Ds. Johannes de Lespierre, voor wie optreedt Dr. Petrus de Lespierre, contra Jacobus Wigmans en Rinske Brunsvelt, echtelieden, inzake 64 car. gls. huishuur, volgens huurcontract d.d. 19-1-1702, van een huis aan de Grachtswal, buiten Leeuwarden gelegen. [22]
Op 17-11-1711 wordt Beatrix de Lespierre, oud 53 jaar, gehoord als getuige in de procedure aangespannen door Balthasar Oldendorp c.s. contra haar volle nichten Elisabeth de Barone en Catharina Beatrix de Barone, dochters van Johan de Barone, bank van lening en "tafelhouder" te Sneek, en Alexandrina de Ferreris. Deze laatste was een dochter van Bernard Pauloszn de Ferreris, aanvankelgk tafelhouder te Sneek, nadien tafelhouder te Arnhem in de Oeverstraat, terwijl hij ook als zodanig in Deventer teruggevonden werd. In deze enquete verklaarde zij dat zij in 1672 bij de inval der Fransen met haar moeder was gevlucht naar Sneek vanuit Arnhem, waar zij met haar moeder eveneens in de Oeverstraat woonde. Ook Bernard Pauloszn de Ferreris vluchtte uit Arnhem naar Sneek, tezamen met zijn tweede vrouw en zun jongste zoon Dr. Gijsbert de Ferreris. Hij reisde door naar Amsterdam, waar hij voor 16-7-1672 overleed. Uit zijn eerste huwelijk met Elisabeth Kriex liet hij 3 kinderen na: Alexandrina de Ferreris, Jacobus de Ferreris en Gijsbert de Ferreris. Voor de gedaagden trad op Dr. Bernhardus Swalue [23]
![]() |
Allegorie op Het goede bestuur door T(heodorus) Ferreris (1639-1692).
Schoorsteenstuk, 191x181 cm Datering: 1671 Locatie: Stadhuis Haarlem | ![]()
Idem met lijst en deel van de schouw
| Foto's: (c) Peter L. Goutbeek, 2010 klik op plaatje(s) om te vergroten |
3b. Hen(d)rick Ferreris, j.m. van Amersfoort, wonend op de Breedstraat te Enkhuizen (1634), otr. Amersfoort geref. 4-12-1634 (de geboden zijn aangetekend te Enkhuizen), otr. Enkhuizen geref. 15-12-1634 (3e gebod), Hester (Esther) (de) Lavia, ged. Enkhuizen 12-5-1611[41], ovl. na 1659, j.d. van Enkhuizen (1634), wonend op de Breedstraat te Enkhuizen (1634), doopget. (1635..1659), dr. van François (Fransisco) Corneliszn Lavia, bank van leninghouder te Enkhuizen, en Cornelia Battibois (zie ⇒ Kwartierstaat Van Schothorst nr. 2714).
Op 16-11-1644 compareert voor schepenen te Arnhem Henrick Fereris. Hij machtigt Steven Muijs in seacken die hij bij dit gerecht te doen heeft tegen Engelbert Suellenburch en Luijz Jansen respectivelijk, en om tegen anderen te procederen [42]
Op 8-12-1652 testeert Ida van Tongeren waarbij zij o.a. bepaalt dat uit de nalatenschap "haer soon Cornelis Huych (kan worden) opgetrocken in de studien soo sijne sindelyckheyt daer toe mocht strecken ende voochden sulcks dienstich mochten oordeelen".[47]
COMMENTAAR(¥) Zie hieronder bij Gijsbrecht de Ferreris. |
COMMENTAAR(¥)
In de "Genealogieën, kwartierstaten, wapenschilden en andere aantekeningen van genealogische aard betreffende vooraanstaande, in hoofdzaak Stichtse families", verzameld door drie generaties Van Atteveld,[59]
bevindt zich onder de naam Ferreris behalve onderstaande wapentekening ook een in het Frans gesteld schema met 16e- en 17e-eeuwse naamdragers van deze familie.[60]
Hierin wordt over Bernardus Ferreris (nr. 3c) het volgende vermeld:
Bernard Ferrero né à Amersfoort 1605 le 14 April esp(ou)s(a) en prem(ier) noc(e) l'an 1635 le 14 Avril a Sneek Elisabeth Criex née à Sneek l'an 1610 le 13 Febrier, elle O à Sneek 1650 le 13 octobre enterrée le 22 à St Martin, il O à Amsterdam 1672 le 1 juli. enterrée à Sneek. (espousa) 2. Beatrix Dermel. Bernardus is dus overleden in Amsterdam op 1-7-1672 en vervolgens begraven in Sneek (mogelijk bij zijn eerste vrouw in de St. Martinuskerk. Vooralsnog is van beide gebeurtenissen geen bevestiging gevonden in bronnen in de Archieven van Amsterdam en Sneek. Het is wel in overeenstemming met een verklaring van zijn nichtje Beatrix de Lespierre te Leeuwarden in 1711 dat Bernardus Ferreris na zijn vlucht in 1672 naar Sneek is doorgereis naar Amsterdam, waar hij voor "16-7-1672 overleed". 1711 nov. 17. Beatrix de Lespierre |
![]() |
Wapen van Barnardo de Farreris, waarschijnlijk getekend door Johan of diens zoon Joost van Atteveld.
Datering: onbekend Bron: Verzameling Van Atteveld[61] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 13-9-1653 compareert te Utrecht Mr. Barnhard de Ferreris, advocaet. Hij schenkt al zijn roerende en onroerende goederen, actien en credieten aan zyn gezamenlyke kinderen. De kinderen zullen op hun beurt hun vader onderhouden en zyn schulden moeten voldoen. Zij accepteren dit onder voorwaarde dat de zij er geen schade van ondervinden. Tot voogd (over de minderjarige kinderen? (dan Sandrina, Jacobus, Gijsbert, ..) wordt benoemd Justus Kriecx domheer t' Utrecht, en advocaet. W.g. Bernard de Ferreris, Justus Kriex, Gerrijt van ..ansloot?, Antoni Houtma. [62] TEKST nog nazien.
Op 3-9-1654 (ouden stijl) verklaren Bernard De Farreris en Jacob(us) De Farreris, gebroeders, (ook als executeuren van de uiterste wille van hun moeder Catharina van Schaack) volmacht te hebben gegeven aan Nicolaes van Merkerk (procureur voor het Gerecht van de stad Utrecht), met macht van substitutie. Akte te Amersfoort, ten woonplaatse van de Bancque van Leninghe. Get.: Henrick van Schaack (tekent als: H.V. Schaeck. Med. Doctor en indertijd schepen van Amersfoort) en J(oh)an van Loon (knecht in de Bancque van Leninghe). [63]
ORA Arnhem Regesten nr. 547 :[64]
20-1-1655: Jr. Alardt Coutis voor hemzelf en Dr. Matthijs Fheren de rato caverende voor Joffr. Aleida van Wetten, huisvrouw van gemelde kapitein Couttis, met belofte van binnen 3 a 4 dagen daarvan gerichtelijke ratificatie te zullen vertonen sub et re Bernardus de Farreris huis en hofstede, staande en gelegen in de Oeverstraat, de jonge dochter Catharina van Ratingen ter eenre- en de erfgenamen van Heckman ter andere zijde (enz.). In margine: 1-2-1655: Dr. Matthijs Fheren vertoont een procuratie, op 29-1-1655 voor de magistraat der stad Doesburg gepasseerd). TEKST nog lezen
Op 13-4-1655 verleent Jacob van Sevender wonend te Utrecht, die optreedt als gemachtigde van Johan Mosso marquis de Turrion wonende te Groot Casal in Montferraet en erfgenaam van zijn oom Octaviaen Delponte, machtiging aan Bernardus de Farreris wonend te Arnhem, om in Sneek of elders procureur(s) aan te stellen om te procederen tegen Martinus Criex, secretaris van Sneek, inzake voldoening van ƒ 4000-- en rente. In margine: verklaring d.d. 5-5-1657, ondertekend door Corneya Vossen, Bernard de Farreris en Paulo Emilio de Farreris, dat het bedrag voldaan is, met verzoek de procuratie te royeren en belofte dat de weduwe van Jacob van Zevender schadeloos gesteld zal worden inzake gemaakte onkosten. Er wordt verwezen naar procuratie d.d. 8-6-1649 voor notaris M.A. Salensis te Casal (Casale Monferrato). TEKST nog lezen [65]
ORA Arnhem Regesten nr. 560 :[66]
7-5-1655: Gaert Heckmans, Jan van Grootvelt en Anna Heckmans, Peter Sanders en Dersken Heckmans, voor henzelf en tezamen de rato caverende en zich sterk makende voor Wilhem Heckman, Rijck Wijnen als huismeester van het Burgerweeshuis binnen Arnhem wegens de onmundige kinderen van Jan Heckman de jonge en Jan Wijnen, zich sterk makende als rentmeester van St. Catharinengasthuis voor Cornelis Heckmans, sub et re Bernard de Ferreris huis en hofstede, staande en gelegen in de Overstraat, de erfenissen van getransporteerde ter eenre- en Jan van Hummel, boedelschrijver, ter andere zijde. TEKST nog lezen
1657: Bernhardus Ferraris, banckhouder binnen Arnhem, verzoekt met zijn vrouw tot het Avondmaal te worden toegelaten. Een bezwaar daartgen wordt door de buitengewone Tielsche classisvergadering van 18-8-1657 besproken en verworpen omdat "de ew. classis, den inhout en reden van dit gravamen overwogen hebbende en voor vast stellende alle hetgene daerin aengaende den persoon van den banckhouder Bernhardus Ferraris, so weegen den gemaetichden intrest, die hi soude genieten, als oock (van) sijn stichtelick leven (getuigd wordt), soude geen swaericheyt maken om sijn persoon en dessen huisvrouw mitsgaders sijne domesticken die gesont in gelove en stichtelick van wandel bevonden worden, aen de taeffel des Heeren te admitteren". [67]
ORA Arnhem Regesten nr. 662 :[68]
20-6-1657: Paulo Emelio de Farreris sub et re zijn zoon Bernardus de Farreris de helft van een huis met een moeshof, buiten St. Janspoort aan de weg naar Emaus gelegen, de gemene weg tot de voorzegde gang en andere particuliere hoven meer gehorende ter eenre- en de hof van Hendrick Bartholomeus nagelsmith ter andere zijde, strekkende aan de hof van de weduwe Johan van Aefferden, waarvan de wederhelft toekomt de erfgenamen van Beatrix de Farreris, weduwe van Caspar de Baron zal., (enz.). TEKST nog lezen
ORA Arnhem Regesten nr. 560 :[69]
7-5-1655: Gaert Heckmans, Jan van Grootvelt en Anna Heckmans, Peter Sanders en Dersken Heckmans, voor henzelf en tezamen de rato caverende en zich sterk makende voor Wilhem Heckman, Rijck Wijnen als huismeester van het Burgerweeshuis binnen Arnhem wegens de onmundige kinderen van Jan Heckman de jonge en Jan Wijnen, zich sterk makende als rentmeester van St. Catharinengasthuis voor Cornelis Heckmans, sub et re Bernard de Ferreris huis en hofstede, staande en gelegen in de Overstraat, de erfenissen van getransporteerde ter eenre- en Jan van Hummel, boedelschrijver, ter andere zijde. TEKST nog lezen
Op 13-12-1658 compareert voor schepenen te Arnhem Bernardus de Farreris. Hij stelt zich borg voor twee jaar voor Lambertus a Velsen gehuwd met Johanna Turnhout tussen peindinge ende pandtkeringhe so op aenstaende Gerichte van schaede schult tussen denselven als aen .. tegens Walburgh Hekemans wed. van Peter Coets sullen dienen. [70]
ORA Arnhem Regesten nr. 21 :[71]
6-1-1665: Jan van Aefferden, Hendrick Otten en Derck Wilemsen sub et re Bernadus de Farreris voor de ene helft en Jan de Baron et uxori voor de andere helft een moeshof, buiten St. Janspoort gelegen, vnd. Bernardus de Farreris ter eenre- en het gemene gangsken ter andere zijde {enz.). TEKST nog lezen
ORA Arnhem Regesten nr. 21 :[72]
6-1-1665: Jan van Aefferden, Hendrick Otten en Derck Wilemsen sub et re Bernadus de Farreris voor de ene helft en Jan de Baron et uxori voor de andere helft een moeshof, buiten St. Janspoort gelegen, vnd. Bernardus de Farreris ter eenre- en het gemene gangsken ter andere zijde {enz.). TEKST nog lezen
Op 16-1-1665 compareren voor schepenen van Arnhem Bernardus de Farreris en Anna de Baron, wed. van Justinus de Farreris, met haar gecoren voogd Dr. Josias van Harn, secretaris. Zij machtigen Johannes de Baron, om wegens Bernardus de Farreris ƒ 3000,-- en wegens Anna de Baron ƒ 1500,--, te ontvangen van Justus Kriex en Johannes de Milan uit kracht van een contract d.d. 3-11-1664. [73]
De exploitatie van de Bank van Lening te Deventer was ca. 1670 in een impasse geraakt. Bernard Pauloszn de Ferreris had bij raadsresolutie van 10-2-1654 verlenging van zijn octroy voor de tijd van 16 jaar verkregen, op condities als vastgesteld bij het aan Gabriël de Olario, na de dood van diens voorgangers Johan Dermel en compagnon Andries Bussonet op 8-8-1611 voor 12 jaar verleende octroy. De interest bedroeg 20 pond? p/jaar, terwijl een pensioen van 100 cgls. jaarlijks aan het St. Elisabethsgasthuis verschuldigd was. Wegens pest was de Bank van Lening in 1666 geruime tijd gesloten. Bernard de Ferreris exerceerde eveneens de Tafel te Arnhem, woonde aldaar in de Oeverstraat. Het geeft de indruk, dat hij de zaken te Deventer voor het grootste deel aan zijn "kassier en dienaeren" aldaar heeft overgelaten. De Franse bezetting in 1672 was en voor de Stad en voor de burgers ruineus, in verband met de vele en hoge schattingen die werden opgelegd. Vermoedelijk werd na 1674 de Tafel de eerste jaren door de Stad zelf geexploiteerd, met Emanuel van Arssen als kassier.[74] Zie voor hem ⇒ Kwartierstaat Lapikas nr. 3898.
Archief nederlandse hervormde kerk:[75]
Akte van schuldbekentenis van Bernard de Farreris te Arnhem, aan luitenant Gillis Manard, 1670, met aantekening betreffende de interest, 1671 en 1672. Tekst niet digitaal beschikbaar.
Op 11-1-1675 compareren Dr. Otto Engelen en Rijck Muijs procurator benevens Johan Ribbius voor de hoogschout en regenten van Arnhem. Zij zijn op 8-1-1675 aangesteld als curatoren over de boedel van wijlen Bernard de Farreris en diens erfgenamen, en machtigen Johan Ribbius om in Amsterdam in de Banck van Leninghe tegen inlevering van de "briefkens te lossen ende lighten alle wegens de erfgenamen versette panden t'sij van juwelen, gout oft silverwerck .., ende in cas van onvermoedelicke swaerigheijt ... daerop te procederen ende die selve procedure ten uijteinde toe te vervolgen". [76]
Advertentie in de Oprechte Haerlemse Courant d.d. 18-4-1675: [77]
De Curateuren van den Boedel van Bernhart de Ferreris en Beatrix Dermel, in haer leven echte Luyden, zijn van meyninge binnen Arnhem, op den 3 Mey deses Jaers 1675, Oude-stijl, des naermiddaghs omtrent twee uren, ten Huyse van Coenraet Munter, Wijn-koper, in 't openbaer aen de Meestbiedende, by brandende Kaersse, te verkoopen elf Jaren Octroys van de Banck van Leeninge binnen de voorsz. Stadt, met de beleende Panden en het recht van dien. Die ondertusschen de Conditien begeert te weten, addresseere sigh aen Dr. Otto Engelen en aen d'andere Curatoren, binnen de voorsz. Stadt woonachtigh.
ORA Arnhem Regesten nr. 476 :[78] 6-3-1677:
Dor. Otto Engelen, Johan Ribbius en Rick Muis, proc.r, als aangestelde curateuren over de boedel van Bernard de Farreris en Beatris Dermel echtelieden transporteren en dragen op in hun kwaliteit aan Crijn van Eijck het octrooi van de leenbank alhier met het recht van de beleende panden, zo aan hem op 5-5-1675 is verkocht [79]. TEKST nog lezen
ORA Arnhem Regesten nr. 1044 :[80]
27-5-1693: Rijck Muijs als neffens de andere crediteuren van de boedel van wijlen Bernard de Farreris en Beatrix Delmer, gewezen e.l., en van des vnd. Farreris kinderen publiekelijk opgehangen en naderhand verkocht hebbende aan Derck Scholten, chirurgijn, het nagenoemde huis, heeft in vnd. kwaliteit eeuwiglijk en erfelijk gecedeerd en getransporteerd en opgedragen, doende zulks kracht dezes, aan Henrick ten Hengel en Sibilla van Oudenaerden, een medeerfgenaam van de vnd. Derck Scholten en in die kwaliteit het recht bij magescheid d.d. 20-12-1691 tot het huis bekomen hebbende, (e.l.) een huis en hofstad, staande en gelegen in de Oeverstraat en uitgaande in de Weverstraat, in voege als het vnd. Bernard de Farreris hetzelve heeft bezeten en waarin Johan van Oudenaerden tegenwoordig woont (enz.). TEKST nog lezen
Op 24-12-1660 compareren voor schepenen te Arnhem Johan de Baron en Sanderina de Farreris, echteluijden, gezond. Zij lijftochten elkaar in alle goederen, huidige en komende, geen uitgezonderd. De langstlevende zal levenslang de lijftocht mogen behouden, gebruiken en genieten, zonder hinder door de erfgenamen van de eerststervende. [83]
Op 17-9-1676 (O.S.) verleent Agnes de Milaen wed. van Justus Kriecxs, machtiging aan haar nicht Alexandrina de Ferreres, gehuwd met Johan Baron, om rente te innen van een obligatie van ƒ 3.000,- ten laste van het kwartier van Arnhem. Lastgeefster en haar broer Johan de Milaen zyn erfgenamen van hun moeder Johanna Delcorne, wed. van Daniell de Milaen. W.g. de heeren Ghijsbertus de Ferreris ende Justus Criecx. [84]
Op 14-6-1665 compareert voor schepenen te Arnhem Jacobus de Farreris, "nae sijn seggen oudt 26 jaeren" (sic!). Hij verklaert dat hij op 14-7-1664 met zijn vader Bernardus de Farreris wegens de legitieme portie die hem toekomt uit het testament van zijn moeder zaliger d.d. 4-12-1634 toekomt, afgerekend te hebben, waarbij zijn vader hem schuldig bleef ƒ 874,18,4. De laatste som heeft hij op 19-6-1665 met zijn vader afgerekend. Comparant blijft zijn vader nu nog ƒ 110,17,8 schuldig en verklaart de legitieme portie nu volkomen ontvangen te hebben. [91]
1670: Brief van Jacobus de Ferreris aan zijn vader, waarbij hij deze om financiële steun verzoekt. Uit de brief blijkt, dat zijn vader niet bijster met de schoondochter ingenomen was. [92]
Archief Leeuwarden:
Op 15-7-1672 geeft Jacobus de Ferreris volmacht aan zijn broeder Dr. Gijsbertus de Ferreris te Arnhem tot bereddering van de boedel van hun overleden vader. [93]
![]() |
Frontpagina van de "Disputatio Anatomica De Abdomine", bevattende 31 stellingen, waarmee Gisbertus de Farreris op 11-7-1661 afstudeerde in de medicijnen aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam,
| ![]()
en volgende pagina waarin hij zijn geleerde familieleden vermeldt.[112]
| klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Gedicht door Gisbertus de Farreris voor dichter, schrijver en advocaat Joannes Blasius, gepubliceerd in diens dichtbundel "Geslachtboom der Goden en Godinnen, waarachter bijgevoegde Mengeldichten" (1661).[113]
| ![]()
Wapen van Gisbertus Ferreris in de Wapenboeken der Gelders-Overijsselse studentenverenigingen te Utrecht.
| Datering: 1666 Locatie: Het Utrechts Archief[114] Foto: Peter Goutbeek, 2013 klik op plaatje(s) om te vergroten |
Mr. Gisbert de Ferreris krijgt op 15-7-1672 volmacht van zijn broeder Jacobus Bernardszn de Ferreris tot het beredderen van de boedel van hun vader Bernardus. Met deze volmacht trachtte Gisbert - zij het met weinig succes - de nalatenschap van zijn vader te regelen. [115] Later vindt men hem herhaaldelijk terug te o.m. Sneek bij het oplossen van juridische kwesties van zijn familie. Volgens verklaring van zijn nichten ("oomzegsters") Elisabeth de Barone en Catharina Beatrix de Barone vertrok hij 1691/'92 naar Oost Indië, bij zijn overlijden te Batavia ca. 1701 liet hij een desolate boedel na. [116]
OP 6-3-1673 compareert voor schepenen te Arnhem Dr. Gijsbert de Farreris. Hij machtigt Dr. Cornelis van Steenler en Rijck Muijs, samen en elk afzonderlijk in zodanige "saecken als hij teghens Catharina Aertsen (lees: van Arssen) ende voorts tegens een ijgelicken tegenwoordigs te doen heeft, of naemaels sal krijghen". Zij zijn gemachtigd om alle aanleggen, verweren voor alle hoven te verrichten, henm te vertegenwoordigen etc. [117]
Hollandtze Mercurius dl. 35:[118]
April 1674: Voor vertrek uit de Graafschap eiste de Franse bezetter brandschattingen. De Stad Arnhem kwam met de Franse gouverneur in 1674 overeen een brandschatting van ƒ 14.000,-- te betalen, maar met de Intendant van de Franse Koningh werd een bedrag van ƒ 160.000,-- overeengekomen, waarboven nog 4000 malder graan en meel aan de graaf. Als zekerheid namen de Fransen als gijzelaars mee Gilles Everwijn, de zoon van burgemr. Brienen, Evert Kelfke, de rentmr. Mijs (=Willem Muys), Jan de Voogt, de oudste zoon van de Raaetsheer Hel, Fareres, Jan Ribbius, de zoon van Adriaen Herrebers, de Gouwenaer en Jan Krayevanger.
Op 6-7-1674 (O.S.) machtigt Godert Camper, oudt scheepen van Naerden, wonend te Utrecht Philips van Meeckeren, zijn zwager, wonend te Utrecht om vorderingen te innen van de erven van Paulo Emilio de Ferreres en van Jacobus de Ferreris, respectievelyk ƒ 1000,- en rente vandien volgens obligatie d.d. 20-3-1661 en ƒ 600,- en rente vandien volgens obligatie van 25-9-1671. Get. Wouter van Toll en Jan Cornelis. [119]
ca. 1676 Akte van ca. 25 pagina's over de desolate boedel van Gijsbert de Farreris. Executeuren van diens nalatenschap en crediteuren tegen (o.a.) Luitenant Gillis Manart als peinder! TEKST nog lezen. [120]
Op 17-9-1676 (O.S.) verleent Agnes de Milaen wed. van Justus Kriecxs, machtiging aan haar nicht Alexandrina de Ferreres, gehuwd met Johan Baron, om rente te innen van een obligatie van ƒ 3.000,- ten laste van het kwartier van Arnhem. Lastgeefster en haar broer Johan de Milaen zyn erfgenamen van hun moeder Johanna Delcorne, wed. van Daniell de Milaen. W.g. de heeren Ghijsbertus de Ferreris ende Justus Criecx. [121]
Op 28-12-1677 verleent Daniel Kriex canonick ten Dom t' Utrecht, machtiging aan Gysbert Ferreris (doorgehaald: sijn (compara?)ts neeff) om te vorderen en innen van Jan van den Berch wonend te Amsterdam als borg voor Monsr. Willem Schaffhausen (doorgehaald: woonachtich tot Amstelodam), ƒ 400,-- met rente, vanwege een obligatie. [122]
Op 28-11-1685 verleent de Weledelgeboren Vrouwe Agnes de Milaen, wed. van Justus Kriecx in leven canonick in den capittule van St. Maria te Utrecht, machtiging aan Ghysbertus de Fareeris, advocaet, om in de Stad Groningen haar zaken te behartigen die zij hem "bij missieve off missieven volgens versoeck sal ondermeeren" (informeeren?). Get. Hijbert van Bijlevelt en Peter Ram, die ondertekenen. Een handtekening van de comparante ontbreekt. [123]
Op 5-4-1692 (O.S.) verklaart Ghysbert Ferreris, coopman van de VOC op het compagnieschip gemeente Nijlandt om van de camer Enkhuijsen te varen naer Ceijlon. Hij bekent schuldig te zijn aan Agnes de Milan, zijn tante, wed. van Justus Kriecx, ƒ 1600,- vanwege een lening tot sijn uijtrustinge. De rente bedraagt 4% per jaar. Get. Jan Jacob van Swichem, kassier van de bank van lening te Utrecht, en Johannes .. de Jongh, burger binnen Utrecht. [124]
De fluit Nieuwland werd in 1685 gebouwd op de werf te Zeeland voor de Kamer Middelburg van de VOC.[125] Het schip maakte twee reizen naar Batavia en een naar Ceylon, alvorens op 25-5-1692 vanuit Texel te vertrekken via Kaap de Goede Hoop (aankomst 20-10-1692 en vertrek 8-12-1692) naar Ceylon alwaar aankomst 16-3-1693. Gijsbert de Ferreris en zijn neef Pieter Huygh zijn kennelijk met deze tocht meegegaan. Kennelijk vaart het schip door naar Batavia, vanwaar het op 7-2-1694 weer naar Nederland vertrekt, zoals mede gerapporteerd in de Daghregisters van het Casteel Batavia.[126] Gijsbert de Ferreris blijft op Ceylon, gaat in maart 1703 vandaar naar Batavia en overlijdt aldaar in september 1703. Onzeker is vooralsnog of Pieter Huygh op Ceylon blijft.
Nieuw Seminarie te Colombo, 1696
In 1696 wordt een Nieuw Seminarie ("queekschool") te Colombo opgericht. In een plakaat d.d. 6-4-1696 getiteld Reglement voor de onderwijzers, leerlingen, binnenvaders, rector en het schoolbestuur van het Nieuw Seminarie te Colombo worden rechten en plichten uiteengezet.
Singalese kinderen "gekoren uyt de voornaemste geslachten" zullen hier onderwijs krijgen van twee schoolmeesters "namentlijk een Nederlander genaamt Hendrik Tugter en inlander ..." (niet ingevuld). "Voor de middag sullen de kinderen onderwesen en geleert werden de Duytsche en na de middag de Singaleese tale."
Als scholarchen (bestuurders) over het seminarium worden aangesteld Magnus Wichelman hoofdadministrateur, Hendrick Becker, capitain, en Mr. Gijsbert Ferrreris, fiscaal. Zij zullen "toesicht hebben over het gebouw, de tucht en discipline der kinderen" de school van middelen voorzien en het financiele beheer voeren. [127]
VOC Archief:[128]
- 1694 Rapport door den maijoor Philippus Pijl, fiscael Joan van Ketenburgh, Dessave Pieter Petitfils en coopman Gijsbert Ferreris overgelevert aen den Ceijlons gouverneur Thomas van Rhee wegens het opbrengen van den brieff door den coninck van Arrakan aen den coninck geschreven gedateert 7-4-1694. [129]
- 1697 Advijs van den independent fiscael mr. Gijsbert Fereris over de saeken van den Bramine Timmersa de dato 7 Julij 1697. [130]
- 1697 Copie advijs opgestelt door den Ceijlons independent fiscael Gijsbert Ferreris en aen den gouverneur overgelevert raekende den Bramina Timmersa tot Jaffanapatnam. [131]
- 1698 Missive van den heer Gijsbert Ferreris tot Colombo aan de vergaderingh der heeren seventiene de dato 24 Januarij 1698. [132]
- 1698 Briefje van den independent fiscael van Ceijlon mr. Gerrit Ferreris aen de hoge regering tot Batavia geschreven den 22 Martij 1698. [133]
- 1699 Briefje van den independent fiscael mr. Gijsbert Fereris tot Colombo aen haer Ed. de hoge regering tot Batavia geschreven den 10 Februarij 1699. [134]
- 1699 Originele missive door den independente fiscael Gijsbert Ferreris uijt Colombo geschreven aen de vergaderingh van de zeventiene dato 24 Februarij 1699. [135]
- 1699 Originele missive door den independent fiscael Gijsbert Ferreris aan de vergadering van de zeventiene geschreven dato Colombo 24 Januarij 1699. [136]
- 1699 Originele missive door den independent fiscael Gijsbert Ferreris aan de vergadering van de zeventiene geschreven dato Colombo 10-12-1699. [137]
- 1699 Originele missive door den fiscaal Ferreris aan de heer en mr. Pieter van Dam advocaat van de generale Nederlandse geocrtoijeerde Oostindische Comp. dato 8-12-1699. [138]
- 1699 Originele missive door den fiscaal Ferreris aan de heer en mr. Pieter van Dam advocaat van de generale Nederlandse geocrtoijeerde Oostindische Comp. dato 24 Januarij 1699. [139]
- 1699 Extract uijt de missive door den hooge regeeringh van India aan den gouverneur Gerrit de Heere en raadt tot Colombo dato 24-9-1699 behelsende het in arrest genomen scheepje van den coopman Nanna Porboe met de marginale aantekeningh van den fiscaal Ferreris daarop. [140]
- 1699 Originele missive door de independent fiscaal op Ceijlon Gijsbert Ferreris geschreven aan de heer en mr. Pieter van Dam advocaat van d'Oostindische Comp. in dato 24 Januarij 1699. [141]
- 1699 Extract uijt de missive door den fiscaal tot Gale Willem Mode aan den independent fiscaal Gijsbert Ferreris in dato 21 Januarij 1699. [142]
- 1699 Aparte missive van den fiscaal tot Colombo mr. Gijsbert Ferreris aen haer Ed. de hoge regering tot Batavia geschreven de dato ultimo October 1699. [143]
- 1701 Originele missive door den independenten fiscaal Gijsbert Ferreris op Ceijlon aen de vergaderingh van de seventiene in dato Colombo 10-12-1701. [144]
- 1701 Originele missive door den independenten fiscaal Gijsbert Ferreris aen de heer mr. Pieter van Dam advocaat van de Generale Nederlandsche Comp. dato Colombo 10-12-1701. [145]
- 1701 Originele missive door den independenten fiscaal Gijsbert Ferreris aen de heer mr. Pieter van Dam advocaat van de Generale Nederlandsche Comp. dato Colombo 1-12-1701. [146]
- 1701 Secrete off aparte missive van den heer gouverneur Gerrit de Heere en den fiscael Gijsbert Ferreris tot Colombo aen haer Ed. de hoge regering tot Batavia geschreven de dato ultimo Februarij 1701. [147]
- 1701 Missive van den fiscaal tot Colombo Gijsbert Ferreris aen haer Ed. de hoge regering tot Batavia geschreven de dato 26 Februarij 1701. [148]
- 1702 Origineele missive door den independent fiscaal op Ceijlon Gijsbert Ferreris aan de vergaderingh der heeren zeeventiene de dato 14-12-1702. [149]
- 1702 Origineele missive door den independent fiscaal op Ceijlon Gijsbert Ferreris aan de vergaderingh der heeren zeeventiene de dato 10-12-1702. [150]
- 1703 Twee resolutien genomen in politiquen rade tot Colombo den 16 en 22 Januarij 1703, nopende de presentie van den independent fiscaal mr. Gijsbert Fereris op seker Moors scheepje genaemt Salamet Sourat (den 29-3-1703 per het jagt Ter Eem). [151]
- 1703 Extract uijt de resolutie genomen in rade tot Colombo de dato 19 Februarij 1703 concerneerende het Moors scheepje Salamet Sourat, ende sustenue van den fiscael Fereris tegens het vervoeren van eliphantstanden (den 18 Junij 1703 per 't fluijtje de Eem). [152]
Op 6-3-1706 compareert Jeremias Thiens, eerste clercq ter staten, mede namens zijn broeder Johan Thiens, en zijn zuster Catharina Thiens, wed. van Robartus Padbrugge, in leven raed in de vroedschap tot Amersfoort, tesamen de erven van Samuel Thiens, in leven burgemr. van Amsersfoort. Hij machtigt Theunis Semeins, camerbewaerder van de VOC tot Enckhuysen, om ƒ 4600,-- te vorderen uit de nalatenschap van Gysbertus de Ferreris, in leven fiscaal independent met het schip Nieuland in de jaere ... (niet ingevuld) naer Indien gevaren. Hieruit is ƒ 800,-- capitaal en ƒ 300,-- met intrest van dien volgens twee distincte obligatien daer van sijnde ten laste van Paulo Aemilio de Ferreris, welke respectieve sommen Bernard de Farreris, vader van desen Gijsbartus de Ferreris, als sijn eigen schuld heeft aangenomen volgens actie d.d. 9-1-1669. Get. Ulrich Horustinaer en Lambert van Rhoon. [153]
3d. Jacobus Pauloszn de Ferreris, geb. Grave 25-3-1611, ovl. na 1675, bij huwelijk j.g. wonend te Arnhem (1639),
verkrijgt op 14-11-1638 octrooi voor het houden van een bank van lening te Arnhem met zijn broer Heinricus de Fereris en vader Paulus Emilius de Fereris,
kassier van de Tafel te Arnhem (1639), tafelhouder te Deventer
in compagnie met zijn vader en broeder Bernard (1640-1646),
woont te Amersfoort (1653, 1658),
tafelhouder te Amersfoort in cie. met zijn vader
(1653-1663), daarna aldaar alleen tot 1675, failleert dan,
belender in de Muurhuizen (1663, 1667),
woont te Enkhuizen (1673),
heeft een obligatie van ƒ 950,-- verstrekt (1675),
otr. 1o Utrecht geref. 20-1-1639 (in margine: proclamatie tot Aernhem, attestatie gegeven naer Aernhem om aldaer te mogen trouwen 3-2-1639, en
tr. 1o Arnhem geref. 6-2-1639[154]
Elisabeth Jansdr van Voorst, geb. Arnhem, beg. Arnhem (beluid) 20-7-1652, j.d. wonend te Arnhem (1639),
dr. van Jan van Voorst, tafelhouder te Arnhem (1609-1638) en
Deventer (1639-1640), en Hilleken Tulleken,
otr. 2o Arnhem geref. 13-8-1653 (in margine: vertoogen met attestatie naer Amersfoort den 29-8-1653) en
otr./tr. 2o Amersfoort/Eemnes 12-8/3-9-1653 (als Jacob de Ferreris, geboden gaan tot Arnhem, get. schepen Schaack en Maria Schaack),[155]
Hildegonda (Hillegont) Maszon (Masson), ged. Amersfoort 4-4-1629, ovl./beg. Workum 10/14-11-1679, als j.d. wonend op de Camp geref. lidmaat te Amersfoort 4-7-1646 op belijdenis,
j.d. wonend te Amersfoort (1653),
dr. van Bartholomeus Masson, courachier, ritmeester onder het regiment van den Hertog van Saxen, ritmeester ten dienste van Zijne Koninklijke Majesteit van Denemarken, Capiteyn, en Maria van der Eem.
709 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht:[156]
Afschrift der akte van overdracht d.d. 14-11-1638 door Johan van Voorts aan Paulo Emilio de Fereris en diens beide zoons Jacobo en Heinrico de Fereris van het hem door den magistraat van Arnhem op 10-2-1626 verleende octrooi tot het houden eener bank van leening aldaar.
ORA Arnhem Regesten nr. zzz :[157]
19-7-1648:
Clara Kondewijns, weduwe van zaliger Jan van Voorst, Dor. Pouwel Sluijsken als gemachtigde van Anna en Sara ter Burch, dochters van zal. Geeske van Voorst, ehelijk geprocreeerd bij Gerrit ter Burch, licentmeester te Zwol, vermogens procuratie, op 26-2-1648 gepasseerd voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Zwolle, Arnoldus Altius, dienaar des Goddelijken woords, voor zich zelf en als man en momber zijnder huisvrouw Nieske van Voorst, mede zich sterk makende voor Johan van Voorst, nu uitlandig, en Geertruijt van Voorst, zijner huisvrouwen voorzegd broeder en zuster, Jacobus de Fereris voor zich zelf en als man en momber van Elizabeth van Voorst, de voorzegde comparanten alle (uitgezonderd Dor. Pouwel Sluijsken voriger kwaliteit) zich sterk makende voor Clara van Voorst, weduwe van Abraham Veneman, en haar onmundig kind, bij dezelve Veneman ehelijk geworven, sub et re Paulo Emilio de Fereris en Beatrix de Fereris, weduwe van Caspar de Baron, elk voor de helft een huis met een moeshof, buiten St. Janspoort aan de weg naar Emaus gelegen, tussen de gemene gang, tot de voorzegde hof en de andere particulieren hoven gehorende, ter ener- en aan de hof van Henrick Bartholomeus nagelsmith ter andere zijde, achter strekkende aan de hof van de weduwe van Jan an Aefferden.
TEKST nog lezen
ORA Arnhem Regesten nr. 291 :[158]
Datering: 16-5-1650
Dr. Pouel Sluijsken en Clara Condewijns echtelieden, mitsgaders de erfgenamen van zal. Johan van Voorst, met name: Arnoldus Altius, predikant te Otterloo, de rato caverende voor zijn huisvrouw Niesken van Voorst, Jacob de Fereris en Lijsbet van Voorst echtelieden, beide de rato caverende voor hun zwager Gerrit ter Brugge, ontvanger van de convoijen en licenten te Zwol, Willem Tulleken, hopman, als oom en bloedmomber van Clara en Geertruijt van Voorst, voor zich en zich ook sterk makende voor Jan van Voorst, in Angola zijnde, sub et re Dr. Otto Engelen en Christina Geskers echtelieden huis en hof, staande en gelegen bij St. Johansplaats, de landschrijver Steenler ter ener- en Wilhem Pleuris ter andere zijde.
TEKST nog lezen
Op 8-7-1652 comparereren voor schepenen te Arnhem Jacobus de Farreris, gezond, en Elizabet van Voorst "cranck te bedde leggende edoch haeres verstants ende duijdelijcke uijtspraecke genooegsaem machtich". Na herroeping van alle eerdere wilsbeschikkingen lijftochten zij elkaar in alle goederen, huidige en komende, geen uitgezonderd. De langstlevende zal levenslang de lijftocht mogen behouden, en gebruiken naer lijftocht rechten.
Voorts legateert Elizabet van Voorst uit haar na te laten goederen met believen ende toelatinge van haar man Jacobus de Farreris de som van ƒ 200,-- aan het kind van haar zuster Clara van Voorst, Hilleke genaamd, mits het tot zijn mondige jaren gekomen zal zijn, en dat het kind totdien jaarlijks de rente daarvan zal genieten tegen ses van't hondert.
Voorts verklaarde zij dat haar zusters en haar zusterkinderen in plaats van haar moeder zaliger, die haar comparantinne dood komen te beleven, sullen erven ende hebben haere nalatenschap die te samen in gereedt (geld) bestaet, uitgezonderd haar zuster Clara van Voorst die zij, ter oorseacke van haer quaet comportement, maar een pond groot legateert ende will dat vorders niet van haere na te laten goederen sall genieten.
[159]
Op 3-9-1654 (ouden stijl) verklaren
Bernard De Farreris en Jacob(us) De Farreris, gebroeders, (ook als executeuren van de uiterste wille van hun moeder Catharina van Schaack) volmacht te hebben gegeven aan Nicolaes van Merkerk (procureur voor het Gerecht van de stad Utrecht), met macht van substitutie.
Akte te Amersfoort, ten woonplaatse van de Bancque van Leninghe.
Get.: Henrick van Schaack (tekent als: H.V. Schaeck. Med. Doctor en indertijd schepen van Amersfoort) en J(oh)an van Loon (knecht in de Bancque van Leninghe).
[160]
Op 16-6-1657 neemt
de gemachtigde van Dirck Croock en Juffrouwe Anna Sickama zijn vrouw, een lening op
van Jacobus Farreris en Hillegunda Masson, zijn vrouw en hun erven voor ontvangen van Mr. Jacob van Lijsevoord als momber van voornoemde Hillegunda en Agnis Masson, haar zuster,
De losrente is 32 gulden, 10 stuivers per jaar. Hoofdsom 650 gulden.
Tot onderpand dient huis, hof en hofstede in de Muurhuizen,
belend door Coenraet Temmingh en Catharina Loeijmans.
In margine:
Op 17-7-1658 verklaart Paulo Emilis de Farreris, als vader van Jacob de Farreris, dat de schuldsom van Eva van Bloecklant als eigenaar van de hypotheek door zijn zoon ontvangen is.
[161]
Op 28-5-1658 (ouden stijl) testeren
Jacobus De Farreris "sijeck van lichame sijnde" en zijn echtgenote Hillegunda Masson, borgers en inwoonders van Amersfoort.
Er zijn open besegelde brieven van Octroij (Hove van Utrecht) d.d. 9-6-1654.
Zij beiden herroepen het door hen gemaakte codicil voor Notaris Dirck Matheus. d.d. 18-6-1654.
Zij disponeren nu als volgt:
Over en weer bemaken zij elkaar de lijftocht van al hun na te laten goederen, met een volkomen bewind en administratie, zonder aan iemand staat of inventaris van de boedel te leveren, tot het hertrouwen toe van de langstlevende.
Zij secluderen de Heeren Weesmeesteren uit hun boedel, of die van de Weeskamer van Amersfoort of elders, waar hun sterfhuys zou mogen komen te vallen.
Akte ten huyse van de comparanten.
Getuigen: Mr. Gijsbert van Dompzelaer (schepen), Ds. Arnoldus Crinius (bedienaar des Goddelijken Woords te Amersfoort) en Petrus Schut (conrector van de Latijnsche Schole).
[162]
Op 2-7-1673 (O.S.) verlenen Annetgen en Marrijtgen Barten, gesusters ende bejaerde dochters, wonend te Amersfoort, volmachtaan Elisabeth Hermans, huysvrouw van Cornelis van Moorselaer, haerlieder nichte om uit hun resp. naam en tot haer nodigh onderhout te innen ende te eyschen van Jacobus de Ferreris, voor zichzelf en als mede-erfgenaam van Poulo Emilio de Ferreris, drie kapitalen van 300 gulden elk resp. als zij aan De Ferreris en zijn vader op renten hebben gedaan volgens obligaties (dd. 29-2-1659, 3-6-1659 en 5-5-1664) met alle verschenen en onbetaalde renten te ontvangen.
Akte gepasseerd ten huyse van Herman Barts, mandemaker.
Getuigen: Jan Willems ende Claes Roeloffsz, borgers van Amersfoort.
[163]
Op 17-9-1673 (O.S.) machtigen
Johannis van Tinnenbergh, en
Joannes van Bemmel, borgers van Amersfoort,
en mede-testamentaire mombers van de onmundige kinderen van Willem Willems Mack saliger en Henrickje Jans Blanckebijl,
Salomon Steijnforts, gehuwd met genoemde Henrickje Jans (haar 2e huwelijk), om drie kapitalen (groot 1350 gulden) op te eisen die Jacobus de Farreris (Ferreris), nu residerende te Enckuysen, tafelhouder, van Willem Willems Mack, opgenomen heeft als obligatien.
Getuigen: Thomas Thomas en Anthoni van Wittenburgh.
[164]
Op 6-7-1674 machtigt
Godert Camper, oudt scheepen van Naerden, wonend te Utrecht
Philips van Meeckeren, zijn zwager, wonend te Utrecht
om vorderingen te innen van de erven van
Paulo Emilio de Ferreres en van Jacobus de Ferreris,
respectievelyk ƒ 1000,-- daterend van 30-3-1651,
en ƒ 600,-- daterend van 25-9-1671.
[165]
Op 19-8-1675 transporteert Jannitgen Aelten, weduwe en boedelharste van Jan Borssier o.a. een obligatie ter waarde van de helft van 1900 gulden, in meerdere kapitalen, ten laste van Jacobus de Ferreris.
[166]
Op 8-6-1678 verkopen Cornelis van Bael en Anthony van Brinkesteyn als gecommitteerden van de gemeene crediteuren van den boedel van Jacobus de Farreris en zijn vrouw Hillegonda de Masson aan Aelt Huybert van Loenen
zodanig recht van coop als de gemeene crediteuren hebben op de huysinge, hof en hofstede, bestaende in twee woningen bij den voorzegde Farreris gecocht van Annitgen Andries, weduwe van Gerrit Martensz, volgens coopcedulle van 8-11-1662.
Zij bekennen van de voorzegde cessie met 900 gulden ingevolg van de coopcondities van dato 9-11-1677, voldaan te zijn.
[167]
Op 29-5-1706 compareren voor schepenen te Arnhem Johannes van Wijngaerde en zijn zuster Clara van van Wijngaerde, door hem geassisteerd. Zij machtigen Crijn Uijterwijck, wonende te Enckhuijsen, om te vorderen ƒ 2000,-- plus achterstallige renten volgens een obligatie "daarvan sijnde", eerst door Jacobus de Farraris en zijn huisvrouw Hillegonda de Masson en naderhand door Bernhardt de Farreris getekend, en uiteindelijk door Gijsbert de Farreris tot zijn last genomen en ondertekend.
[168]
Uit dit huwelijk (volgens Ref. [169] 9 kinderen):
Op 5-9-1721 vindt de boedelscheiding plaats van
Jacobus Ferreus, overleden (geen datum vermeld). Hij is 10 jaar geleden voor de Camer van Amsterdam naar Oostindie gevaren en op de terugweg overleden.
Erfgenamen zijn Beatris Ferrus tot Hoevelaken, ongehuwd, en haar zuster Bartholomea Ferreus tot Hoevelaken, ongehuwd.
[171]
Sickman-Rappardus-Ferreris |
Ds. Hillebrand(us) Sickman(s) (Sicman, Sicma), geb. Groningen "bij de Craen", ged. geref. Groningen A-kerk 5-8-1656, ovl. Assen 29-1-1695, ingeschreven als student filosofie aan de Universiteit van Groningen 14-9-1675 ("Hilbrandus Sicman, Groninganus"),[172]
geref. predikant te Finsterwolde (aug. 1682-1684),[173]
komt op 1-2-1685 als predikant van Finsterwolde naar Assen,
geref. predikant te Assen (1685-1695),[174]
zn. van Ds. Casparus Sikman, geref. predikant te Tolbert en Westerdijkshorn,[175] en Maria Hillebrants Boelens,
tr. 1o Groningen geref. 24-6-1682 (get. haar broeder Monsr. Johannes Adolphus Rappardus, de geboden gaan mede tot Finsterwolde, attestatie daarheen)
Marg(a)ret(h)a Rappardus, geb. Orsoy (D) 16-9-1654[176], ovl. vóór 1693, die bij haar geboorte onmiddellijk wees werd aangezien haar vader een week voor haar stierf, en haar moeder daags na haar in het kraambed,
dr. van Ds. Johannes Rappardus, predikant te Orsoy, en Margaretha Emmius,
otr. 2o Sneek gerecht 12-8-1693,
otr./tr. 2o Sneek geref. 23/12-8-1693
Maria Ferreris (Ferrerus), ged. geref. Amersfoort 16-6-1657, ovl. 1696-1729, afkomstig van Sneek (1693),
dr. van Jacobus Pauloszn de Ferreris en Hildegonda (Hillegont) Maszon (Masson) (zie nr. 3d).
Haardstedegeld Rolde: Assen:[177] Etstoel Drenthe:[178]
|
3e. Dr. Jacobus Ferrerus, geb. Delft 1588/89, ingeschreven als student in de 'artes liberales' aan de Universiteit van Leiden 15-12-1605 ("Jacobus Ferrerus, Delphensis, 16(jaar)"),[201]
afkomstig van Leiden, wonend in Leyden (1626),
doktor in de medicijnen (1626, 1630),
woont te Leiden (1626, 1640) aan de Langebrug (1640),
otr. Leiden geref. 5-10-1626 (get. Dirck Lucasz van Walbeecq, veertigraad van Leiden, en Clara Bontius, haar zuster )
Alita Bontius, afkomstig van Leiden (1626).
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[202]
Dr. Jacobus Ferrerus
28-6-1640: Zijn perceel grenst aan dat van Jhr. Pieter van Leeuwen de Bouckhorst aan de Langebrug.
Stadsarchief van Leiden:
[203]
Contract tussen Jacob Susio en Jacob Ferreris(¥) en de stad omtrent het houden van een bank van lening, 1614.
COMMENTAAR(¥)
Het is onzeker of deze Jacob Ferreris bovenstaande nr. 3e is.
Stadsarchief van Leiden:
[204]
Contract tussen de stad en Jacob Ferreris en Jan François Susio namens zijn zoon Jacob Susio, betreffende het houden van een bank van lening, 1617.
COMMENTAAR(¥)
Het is onzeker of deze Jacob Ferreris bovenstaande nr. 3e is.
Uit dit huwelijk:
Referenties van de gegevens van generatie 3 staan ook hier
Referenties Fragment Genealogie Ferreris --- Generatie 3 ( 205 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
![]() genealogy page |
contents |
![]() index |
generation 4 |
generation 2 |
Directly go to generation : 1 2 3 |