This page was last updated : 161115.
File size is: 152 k.
Fragment Genealogie Cabeljau
Generatie 3
Refer to these data as:
L. Lapikás,
Fragment Genealogie Cabeljau,
version 1.1,
Muiden, 2009.
© Copyright 2016 : L. Lapikás, Muiden, The Netherlands. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher. An exemption is made for genealogical publications provided that adequate reference is being made.
You are here: Louk-Home Genealogy Cabeljau Gen. nr. 3

3a. Jonas Cabeljau (Cabbelion, Cabelliauw), geb. 1577, beg. Rotterdam Spuivaart 6-11-1632. j.g. van Metston (=Maidstone) in Engelandt, wonend te Leiden (1599), doopget. te Amsterdam (1604) dan wonend te Rotterdam, komt in veel akten te Rotterdam[1] voor als lakengrossier (1608), coopman (1606..1632), coopman van meede (1615), laeckencooper (1519), reder (1619), sluit een compagnieschap met Abraham van de Poel voor de fabricage van grauwe pampieren (1630), belender aan de Nyeupoort (1616, 1623), woont op de Delfsevaert (1621), op de Spoeyevaart (1623, 1630), doopget. te Rotterdam (1618), voogd over Lysbet en Guido Blauvoet, kinderen van Maerten Blauvoet en Magdalena Malebranck (1620), huw. get. te Amsterdam (1629), doopget. te Leiden (1628), otr./tr. Rotterdam geref. 11-7/17-8-1599 (met attestatie van Leijden),[2] Susanna van Quickelbergh(e)(¥), geb. 1578/79, ovl. na 1649, volgens Ref[3] ov. Rotterdam 26-3-1645, j.d. van Francfort, wonende in de Hoefsteech (1599), poorteres van Rotterdam, woont te Rotterdam (1636), vermeld in akten (1633..1649) na de dood van haar man,[4] wiens activiteiten zij als coopvrouw (1636, 1637) kennelijk voortzet, eigenaar van een papiermolen in Velp, eigenaar van de hofstede Vossenburch te Ouden Bosch, eigenaar van een tuin, erf en speelhuisje met beplanting, gelegen aan de Cingel buiten de Goutsepoort, woont in de Hoochstraet (1637..1645), te Rotterdam (1646), dr. van Steven Stevens van Quickelberg (de jonge), zijdewever, en Jkvr. Aldegonde Maelbrancke, te Brugge.

COMMENTAAR(¥) Susanna van Quickelbergh(e) behoorde tot een familie uit Oudenaerde. Zij is een dochter van van Jkvr. Aldegonde Maelbrancke filia Georg, ovl. tussen 30 sept. 1601 en 16-5-1606, tr. Nürnberg (St. Sebald) 11-2-1568 Steven Stevens van Quickelberg de jonge, geb. te Oudenaerde 1541, verbannen door Alva (hij had als wachtcommandant de beeldenstormers de Baarpoort ingelaten), zijdewever, burger van Neurenberg 4-4-1569, een roerig Calvinist, voerde in 1575 te Neurenberg het zijdeverven in tezamen met zijn schoonvader, zijdehandelaar, in 1593 naar elders vertrokken, ovl. Rotterdam in de Hoogstraat "in Noerenberch" aug. 1599. Steven kon zich met de Lutherse doop in Neurenberg niet verenigen en liet naar bekend een der kinderen in Freystadt dopen, mogelijk dus Susanna - in Frankfort bij een bezoek aan de Messe.[5]

Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1626: Jonas Cabiljauw [6]
1650: Susanna van Quickelberch de weduwe van Jonas Cabiljauw [7]
Op 21-8-1610 machtigt Jonas Cabelau, coopman alhier, zijn cousijn Jacob Cabellau om zijn zaken waar te nemen. [8]
Op 18-2-1614 machtigt Jonas Cabelleau, Margrite Cabelleau, weduwe in de Rooden Hoet Buttolphlane (?) in Londen. Het betreft een opdracht tot verkoop van een huis in Londen. [9]
Op 25-8-1615 machtigt Jonas Cabbeljau zijn vrouw Susanna van Quikelbergen en Francois Lodewijcksz, blauverver, om tijdens zijn afwezigheid op zijn reis naar Engeland al zijn zaken te behartigen [10]
Op 26-3-1615 machtigen Jonas Cabellau, coopman, Daniel de La Rue, coopman, en Hans de Mere, coopman, allen gehuwd met een dochter van Steven van Ginckebergh (sic!), en zijn vrouw Aldegonde Maelbrancke, jonkvrouw, Victor de Meestere, Pieter Schelhavre, Joost de Walle, Jacob Coussaert te Brugge, om een vordering te innen te Brugge. [11]
Op 13-11-1616 transporteert Pieter Verhoeven, coopman te Dordrecht, aan Jonas Cabbeliau alle vorderingen over die hij heeft op Johan Cabbeliau de Jonge te Niemegen, Jan van der Bregge te Londen, Abraham van de Koutere te Londen, Johan Wuls te Londen. [12]
Op 28-3-1617, bekent Johan Engelen schuldig te zijn aan Jonas Cabeliau, koopman van Rotterdam, een jaarlijkse erftijnsrente van 290 gulden en 18½ stuiver hollands, vervallende op Pasen, uit en van zijn brouwerij met huisplaats, gereedschap en alle toebehoor en gerechtigheid, wie dezelve gelegen is te Venlo "in der weiden" naast het klooster der Annuntiaten ter eenre en het erf van Jan Saeren en der erfgenamen Teuncken van Heringen ter andere zijde, voor op "de Beeck" en achter aan de stadsmuur. [13]
Op 27-10-1618 machtigt Jonas Cabbeliau, coopman, Abraham Cabbeliau, zijn broer, Johan Sas, verwer te Gouda, en Reynier Schaep, tot waarneming van zaken inzake financiele afhandeling. [14]
Op 16-4-1619 tekenen Jonas Cabbeliau, mede voor zijn ondergeschikten, te weten zijn neef Jan Luijtens, Marinus Huybrechts en Adriaen Huybrechts, zijn broer, allen de rato caverende, Pieter Denijs en zijne ondergeschikten, te weten Pieter van der Voorde, Abraham Willemsz van Beyerlandt, Jan van Haringhoeck voor Daniel Willemsen van Harinhoeck (zie Fragment Genealogie Harinckhouck nr. 1a ), en Pieter Jacobsz, een contract om een vennootschap op te richten (om civet? exploiteren). Het totaal bedrag bijgedragen door de ondertekenaars was ƒ 21.000,--. [15]
Schepenbrief van Rotterdam: 19-5-1620: Leonard Beerewout en Jonas Cabeljauw, voochden over de kinderen van Jan Huyberts Beerwout en Neeltje van Meerbeque [16]
Op 23-9-1623 maken Jonas Cabbeljau coopman op de Spoeyevaert en zijn vrouw Suzanna van Quickelbergen een besloten testament, en passeren zij een akte betreffende uitsluiting van boedelbeheer [17]
Op 25-6-1632 testeren Jonas Cabeljau en zijn vrouw Susanna van Quickelberch, en benoemen elkaar tot erfgenaam en herroepen de eerder gemaakte testamenten. Hun kinderen Samuel, Abraham, Jonas, Nataniel, Daniel, Hester en Susanna ontvangen ieder een legaat. Bovendien zal voor Nataniel zijn studie theologie worden betaald totdat deze voltooid is. Bij overlijden van Susanna van Quickelberch zal een legaat van 60 gld worden uitgekeerd aan haar nicht Anna Prins, aan Susanna, dochter van Neeltge Cornelisdr en aan haar dienstmaagd Janneke Meyndersdr. [18]
Op 13-9-1632 machtigt Jacob van der Brugge, coopman te Leyden, Jonas Cabeljau, coopman alhier, om namens hem van Jan Meesters 600 gld. te ontvangen die hij aan hem schuldig is. [19]
Op 27-12-1633 verklaren Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljauw, 54 jaar, moye van manszijde van Annetgen Prins, jongedochter, zuster van Henrick Prins, overleden in Oostindien, Abraham Cabbeljauw, 28 jaar, en Jonas Cabbeljauw, 16 jaar, neven van moederszijde van Annetgen Prins, op verzoek van deze laatste dat de overleden Henrick Prins haar volle broer was. Susanne verklaart dat zij voor Annetgen gezorgd heeft vanaf haar 6e jaar, en dat zij een dochter was van Anna Cabbeljauw, de zuster van Jonas Cabbeljauw. [20]
Op 3-8-1635 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, poorteres, en benoemt tot erfgenaam haar zoon Daniel Cabbeliaeus voor de legitieme portie, en zijn de wettige kinderen in zijn overig gedeelte. Voogden en administrateurs over dit erfdeel zullen zijn haar oudste zoon Samuel Cabeliaeus en Johannes Oosterwijck. Universele erfgenamen zijn haar kinderen Samuel, Abraham, Hester, Susanna, Jonas en Nataniël Cabelliaeuws en hun nakomelingen. Voogden over de minderjarigen onder hen zullen zijn dezelfde als bovengenoemde. De Weeskamer wordt gesecludeerd. [21]
Op 17-7-1636 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, andermaal. Zij bevestigt haar testament bij deze notaris van 3-8-1635, waaraan zij wil toevoegen, dat haar zoon Abraham Cabeliaeus zijn toekomstige erfdeel onaangetast moet laten voor zijn kinderen. Heeft hij 12 jaar lang geen kinderen gekregen, dan mag hij er zelf van profiteren. Van zijn legitieme portie moet hij eerst zijn schulden afbetalen. [22]
Op 30-10-1636 machtigt Zuzanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeliaeu, coopvrouw, Jonas Cabelliaeuw junior, haar zoon te Leyden, om gelden te innen van Anna Weyten, voorheen vrouw van Jan van der Beecq en nu van Joannes Horeus of Hoveus te Leyden, wegens levering van graeu papier en kantwerk. [23]
Op 4-11-1636 gaat de notaris op verzoek van Susanne van Quikelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu, koopvrouw, last hebbend van Peirce Brandon, koopman te Amsterdam in naam van Hugh Fen, koopman te Londen, naar Robbert Kilvert (tekent Kilfort), met een wisselbrief van Londen, 3 september 1636 van 200 pond op mr Michiel Hearing en Henry Head, geëndosseerd door Pearce Brendon als volgt: Gelieve te betalen aan mijn moeder (=schoonmoeder!) Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. [24]
Op 29-3-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliau, coopman, Willem Strijp, advocaet te Breda, om zijn in rechte waar te nemen voor het gerecht van Barlebosch geseyt den Oudenbosch. [25]
Op 30-5-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw, coopvrouwe, Daniel Cabeljaeuw, haar zoon, coopman te Amsterdam, om gelden te innen van Harman Moijter en Marycken Calffs, wonend te Dansick. [26]
Op 14-7-1637 verkoopt Susanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeljaeu, aan Abraham Claesz van Alphen een huis in Zevenhuysen op de Zijde, belend door Isaacq Thoen, Claes Huyberts Verduyn, en Leendert van Bodegraven. [27]
Op 25-11-1637 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. Zij verklaart dat zij haar testament handhaaft, en voegt eraan toe dat haar zoon Jonas Cabeljaeu haar papiermolen, staande in Vellip in Gelderlant voor 3000 gld of voor 300 gld minder dan de andere bieders mag overnemen. [28]
Op 19-6-1638 machtigt Susanna van Quickelberch, wed. en erfgename van Jonas Cabeljaeu, haar zoon Jonas Cabeljaeu om aan Abraham Claesz van Alphen de eigendom te geven van een huis en erf gelegen binnen Sevenhuysen op de Sijde. Het huis wordt belend ten oosten: het huis van Isaacq Thoen en ten westen: Claes Huybertsz Verduyn, strekkende van de Sijde tot achter aan het erf van Leendert van Bodegraven. Aan genoemde Abraham Claesz wordt een custingbrief van 300 gld. overgedragen ten laste van een huis en erf gelegen in het dorp van Sevenhuysen, toebehoord hebbend aan Adriaen Claesz, cleermaker. [29]
Op 22-4-1639 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw. Zij bevestigt haar testament van 3-8-1635, met de volgende wijzigingen. Haar zoon Abraham Cabeljaeus krijgt slechts de legitieme portie. Zijn kinderen erven en hij krijgt het vruchtgebruik. [30]
Op 15-7-1639 heeft Thomas van den Helm van Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau 18 gulden ontvangen betreffende de rekening van Jan Gerrits van Couwenberch. Willem Aryens van Crimpen, wijncooper, stelt zich borg. [31]
Op 20-8-1639 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, Pearce Brendon, haar zwager (=schoonzoon !), om rekening te innen van de schippers en andere personen waarin hij in Engelant in porties scheeps deelneemt. [32]
Op 23-1-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabilliau, aan Jacob Jansz, varendeman, een huis en erf in de Nieuwe Rodesantstraet, belendende zuid: Hans NN, timmerman en noord: Hans Pietersz plus een huis en erf in het westvierendeel aan de noordzijde van de Hoffstraet, in een steegje, belendende zuid: Jacob Jansz, backer en noord de tuin van Pieter de Bloot, schilder en strekkende tot aan het huis hierboven genoemd. Koopsom 1400 gulden. [33]
Op 24-2-1640 verhuurt Jonas Cabbeljau (de Jonge), gemachtigd door zijn moeder, Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljau den Ouden, aan Barent Jans de Vries een deel van een huis op de Slickvaert, voor 1 + 2 jaar, het 1e jaar voor 72 gulden en de andere jaren voor 104 gulden per jaar. [34]
Op 13-4-1640 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabellau, en benoemt haar kinderen tot haar erfgenamen met een bepaling t.a.v. haar zoon Daniel Cabellau. [35]
Op 10-5-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbejau, geassisteerd door Abraham Cabbejau, haar zoon, aan Arien Aelberts, varentman, haar huis buiten de Oude Schiedamsepoort, ten oosten de van de Hoochstraet voor 1000 gulden. Belendingen:ten noorden Pieter de Riemers erfgenamen en ten zuiden Claes Reijnss, strekkend tot de Jonge Dortman. [36]
Op 19-12-1640 herroept Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeu, haer testament van 3-8-1635 en bepaalt dat haar zoon Daniel Cabeliaeus volgens het geldende recht van successie zal erven. [37]
Op 1-3-1641 hebben Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, ter ene zijde, en Leendert Leenderts te Amsterdam, ter andere zijde, met elkaar de rekeningen vereffend. Waaronder de rekening ten laste van Anthonij Aerts en de rekening waar voor Henrick Leenderts, broer van Leendert Leenderts, borg stond, ten laste van Hans Harder te Amsterdam. [38]
Op 27-3-1641 verkoopt Abraham Michielsz van Coulegem aan Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, een zestiende deel van vier netten scheeps in het schip "De Fortuyn" van schipper Geerloff Pouwelsz tegen 400 caroligulden. [39]
Op 11-6-1641 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau -in leven koopman- en prelegateert aan haar jongste zoon Nathaniel Cabelliau om uit haar boedel de reis en verblijfkosten te bekostigen om in Frankrijk een jaar te studeren en de taal te leren. Dit onverminderd de rechten die er al zijn. [40]
Op 8-10-1641 bepaalt Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabeljau, dat haar kinderen, als zij dat nodig vinden, de bepalingen uit haar laatste toevoeging aan haar testament, d.d. 22-4-1639, terzijde mogen stellen. NB: Deze tekst is later als een soort bijlage aan de eerdere akte toegevoegd. [41]
Op 26-7-1642 wordt vastgesteld dat Leendert Leenderts te Amsterdam, op 1-3-1641, een accoord heeft gesloten met Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, over de betaling van 200 gulden. Zij had dit geld tegoed van Anthonij Aerts. [42]
Op 11-8-1643 testeert Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij bepaalt dat het gerechte deel van haar nalatenschap voor haar oudste zoon, als deze voor haar overleden zou zijn, als deel van zijn na te laten boedel dient te worden beschouwd en te worden verdeeld, en niet alleen naar diens kinderen zal gaan. Haar oudste zoon is Ds. Samuel Cabelliau, dienaar des goddelijken woords te 's-Gravenhage. [43]
Op 18-1-1645 verhuurt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, haar huis en erf, met een gang naar de Kipstraet, aan de noordzijde van de Hoochstraet aan de westkant van de breuwerie van de Drie Aeckeren aan Willem Jansz (tekent Wm. Johnson), Engels coopman alhier. De huur is voor 2 jaar of langer, tenzij het huis verkocht wordt. De huur bedraagt 485 gulden per jaar. [44]
Op 25-1-1645 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe en erfgenaam van Jonas Cabelliau, bijgestaan door de notaris als haar gekozen voogd, haar hoffsteede, genaamd Vossenburch, met ca. 20 gemeten zay- en weijlant, die in 3 porties gelegen zijn onder de jurisdictie van Barle Bossche alias Ouden Bosch, met nog 2 gemeten boschlant in de Noorthouck, genaamd de Zegge, die volgens de grontbrieven waar de belendingen in staan gekomen zijn van Govert Pieters Gijssen, aan haar zoon Samuel Cabelliau, bedienaer des H. Evangely in Gravenhaege. De jaarlijkse belasting is verschuldigd aan het Sinte Barents Clooster. De koopprijs is gezamenlijk overeengekomen, de verkoopster zegt betaald te zijn. [45]
Op 20-4-1645 verkoopt Suzanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbelliau, een tuin, erf en speelhuisje met beplanting, gelegen aan de Cingel buiten de Goutsepoort, aan Henrick Fransz, backer. De tuin wordt belend door de gangen van Abram Jacobsz, tuynder, aan de achterkant en Abram Jacobsz ten westen en strekt voor van de tuin van Isaack Crijnen achter tot in de halve sloot van het land van de overleden Eeuwout van Bijlwerff. De koopsom bedraagt 800 gulden. [46]
Op 15-12-1648 compareert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij sluit de weescamer van Rotterdam of elders uit van haar nalatenschap, en benoemt haar cousijns Dominus Petrus Cabelliau(¥), bedienaer te Leijden, en Anthony van Opijnen tot voogd en executeur testamentair. [47]

COMMENTAAR(¥) Zij noemt Ds. Petrus Cabelliau haar cousijn, (kennelijk aangetrouwd). Dat moet begrepen worden als volgt Petrus' vader Guillames Cabbeljau is een neef van wijlen haar man Jonas Cabelliau.
Op 13-12-1649 verhuurt de advocaat Nataniel Cabeljau, gemachtigd door zijn moeder Susanna van Quickelbergh, weduwe van Jonas Cabeljau, aan Pouwels Manory namens schilder Leuff de Jong een huis aan de noordzijde van de Hoochstraet waar 'Ryga' uithangt, belend door de Kipstraat. [48]
Op 30-9-1649 verhuurt Susanna Quickelberch, weduwe van Jonas Kabbeljauw, aan Nataniel Manjevil een huis en erf, staande en gelegen aan de oostzijde van de Delffschevaert, voor een periode van 4 jaar voor 500 gulden per jaar. [49]

3b. Jan Jansz Cabbeljau (den olden), geb. vóór ca. 1565, ovl. 1622-1625. koopman, vertrekt in 1588 naar Dordrecht, woont aldaar in het huis Out Ceulen,[62] vellenploter wonend in de Bon Marendorp (1600), eigenaar van papiermolens te Gelderland, woont te Arnhem in de Costerssteeg in een huis genaamd het Paradijs, benoemt in 1622 zijn broer Jonas in zijn testament tot voogd over zijn eventuele minderjarige kinderen,[63] laat een huis na in de wijk Marendorp (1608, sic!) otr. Leiden geref. 5-4-1586 (get. voor hem Jan Cabbeljau, zijn vader, voor haar Jorynken Switten, haar nicht, en Proentgen Hitten) Tanneken (Anna) van Cemmele ((de) Kemel), ovl. 1626-1629, afkomstig van Nieukercken Vlaanderen (1586), is doopget. te Ridderkerk als Tanneken, hv van Jan Cabeliau den zoon, woonachtich in Dordrecht (1594).

Kohier van de gedwongen lening van 1 procent van het vermogen te Leiden 1600:[64]
Jan Cabbeljau, vellenploter wonend in de Bon Marendorp landzijde 21, lening ...
Jan Cabeljau pacht en bezit drie papiermolens, twee te Velp,[65] en een te Heelsum.
Bovenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht (1614 eigenaar). (korenmolen wordt verbouwd tot papiermolen)
1605 Jhelis van (Z)Santvliet, papiermakersknecht.
1618 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Benedenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1597 Gerrit Verstappen (van Stappen), verbouwt de oliemolen tot een papiermolen.
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht, (1614 eigenaar).
1603 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Buurquestieboeken Leiden:[66]
15-1-1608: Jan de Blocq en Pieter van der Schuyre, procuratie hebbende van Jonas Cabbeljau, wonende te Rotterdam en verdere erfgenamen van zaliger Jan Cabbeljau, contra Daniël Matheusz, timmerman, betreffende het benutten van de zijmuur van zaliger Jan Cabbeljau's huis in Marendorp door Daniël Matheusz.
Op 27-5-1620 compareert Anneken Palmerss voor haar zelf en als gemachtigde van haar man Goossen Beijer, burger te Nijmegen, vermogens procuratie, op 26-5-1620 voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Nijmegen gepasseerd, sub et re Johan Cabbeljau den olden huis en hofstad, gelegen in Costerssteeg, genaamd het Paradijs. [67]
Op 27-5-1620 comparereert Johan Cabbeljau den olden voor zich zelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Anna van Kemel vermogens procuratie, op 14-9-1618 voor burgemeesters, schepenen en raad dezer stad gepasseerd, sub et re in die kwaliteit Laurens Sluijter en Hermken Janss, zijn vrouw, huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in de Costerssteeg, te weten het oude huis met het plaatsken tot op de Beek met de brug over de beek en de gerechtidheid van de ingang van de poort en het gebruik der plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes alsook met het recht van te mogen timmeren boven de poort en de poortkamer, alles nader blijkende bij de koopvoorwaarden, daarvan op 28-9-1618 opgericht.,[68]
Op 27-5-1620 comparereert Jan Cabbeljau den olden in kwaliteit als voren sub et re Nathan Clautier en Gertruijt Janss, zijn vrouw, zeker gedeelte van huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in Costerssteeg, nl. de 2 huiskens achter Jacob Willemss erf en daar bezijde, gelijk dezelve tegenwoordig van de oude behuizing afgedeeld is en gescheiden zijn, met de gerechtigdheid van de ingang van de poort en het gebruik van de plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes. [69]
Op 27-5-1620 comparereert Jan Cabbeljau voorzegd sub et re in voriger kwaliteit Johan Spranger en Trijntgen Adriaenss, zijn vrouw, een ander geldeelte van het voorzegde huis, te weten het huis of de coperhoff, alwaar met het koper gesmolten en gegoten heeft met de gloeioven daarbij. [70]
Op 4-6-1625 verkoopt Tanneken van Kemel, weduwe van Jan Kabbeljauw, wonende te Dordrecht, aan Dirck Otten, molenaer en pampiermaecker, wonende te Heylsom in de heerlijkheid Doolewaert in Gelderlant, een pampiermolen te Heylsom, voor 500 carolusgulden af te betalen in termijnen. [71]
Willig decreet van het Hof van Holland: 9-10-1626: voor de impetranten Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw, geassisteerd door Hendrick Pietersz Sterrenburch, koopman te Dordrecht, haar gekozen voogd. Het betreft een huis en erf te Dordrecht, Herenstraat, genoemd Out Ceulen gelegen bij de Munt en strekkende van de Herenstraat tot achter aan de Doelen, waarvan Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw de eigenaar is. Koper is Hendrick Tarwemele (sic!), koopman te Dordrecht. [72]
Op 17-10-1626 compareert Tanneken van de Kemel, weduwe van Johan Cabbeliau cum tutore en Honas (sic!) Cabelliau haar zwager wonende te Rotterdam. Zij verkopen aan Sebilla Verbeeck, weduwe van Hendrick Terwen, een huis omtrent de Munt(aan de Voorstraat) genaamd Out Ceulen, staande tussen het huis van Franchoijs Fransz Bredehoff en het huis van koopster, strekkende van voren van 's herenstraat tot achter aan de Doelen. Koopster verkoopt aan verkoopster 5 gl. jaarlijkse losrente, verzekerd op het voornoemde huis. In margine: rentebrief geroyeerd op 30 jan. 1627. [73]

3c. Abra(ha)m Cab(b)el(i)au, geb. Gent ca. 1560 (of Leiden 1571[95] ), beg. Stockholm Riddarholmskerk 29-4-1645[96] . poorter van Amsterdam 29-5-1591 als koopman uit Meston (=Maidstone) in Engeland, koopman te Amsterdam (1591..1594), was commissaris-generaal op de reis van de twee schepen de 'Zeeridder' en de 'Jonas', die op 5-12-1597 vanuit Den Briel vertrokken naar Guyana en Trinidad en eerst naar de Canarische eilanden zeilden, vanwaar de 'Zeeridder' alleen naar Amerika vertrok en daar in februari 1598 op 5\deg NB aanlandde, onderzocht aldaar niet minder dan 24 rivieren van Guyana, zette de tocht voort samen met twee andere Nederlandse schepen, onderzocht de Orinoco en de zijrivier Caroni, keerde daarna in 1599 naar het vaderland terug, en brengt daarover een rapport uit aan de Statengeneraal, getiteld Verclaringe vande onbekende ende onbeseijlde voiage van America, beginnende van de rivier Amasonis tot het eylant van Trinidad toe,[97] verkreeg in Amsterdam een aanzienlijk vermogen, adviseerde Carl IX koning van Zweden over de aanleg van de stad Göteborg op het eiland Hisingen, en kon zelf, als gevolg van een vrijbrief voor Nederlanders en andere buitenlanders, in 1607(¥) naar Zweden vertrekken, werd daarna benoemd tot directeur-generaal van de munt in Göteborg, en burgemeester van die stad, in welke functie hij grote verdiensten had bij het ontwerp van het huidige Göteborg, waarvan het ontwerp met regelmatige huizen-blokken in stadswijken en naar Nederlands patroon elkaar kruisende kanalen hoofdzakelijk het werk is van Cabeljau en de met hem verhuisde Nederlanders, stond vervolgens in grote gunst bij Gustaf II Adolf koning van Zweden en was tijdens diens regering (1611-1632) directeur-generaal over de zo genoemde Persianska handelsonderneming en rederij in Stockholm en ten slotte directeur-generaal boekhouding van de rekenkamer in 1624,[98] [99] vermeld als "Reeckenmeester van Zijne Co: Majesteyt van Sweden" (Leiden, 24-1-1624),[100] woont op de Oude Zijds Achterburgwal bij de Korendragerssteeg (1606), bij "de brouwerij van de Roos" te Amsterdam (1606, 1611) wordt gemachtigd door zijn broer Jonas (1618), otr. Dordrecht 30-12-1590 (volgens Ref. [101] trouwt hij in 1590 (ook?) te Meston in Engeland) Maeiken (Maria) van Leest (Lust), beg. Stockholm Riddarholmskerk 27-7-1650 (in het graf van haar man),[102]

COMMENTAAR(¥) Wanneer Abraham Cabeljau naar Zweden vertrekt is onduidelijk, de jaartallen 1605[103] , 1607[104] en 1609[105] worden genoemd. Voorts worden er in de periode 1606-1610 nog drie kinderen van hem in Amsterdam gedoopt. Wellicht is hij meerdere malen tussen Amsterdam en Göteborg heen en weer gereisd.

In NNBW [106] staat een biografie van Abraham Cabeliau waarvan de personalia deels incorrect(¥) zijn. Het wel juiste stuk bevat de volgende gegevens:
Abraham CABELIAU was boekhouder te Amsterdam. Hij meende eene uitvinding gedaan te hebben, 'waerdoor men op alle streecken vant compas soowel de lengde Oost ende West sal kunnen vinden, als de breedte Suyt ende Noort'. Op zijn verzoek om octrooi besloten de Staten-Generaal 9 Nov. 1616, dat bij expres bevel de schippers en stuurlieden haar op zee zouden beproeven, waarop Cabeliau, blijkens resolutie van 16 Dec., verschillende toelichtingen inleverde. Op 1-6-1617 kreeg hij een belooning voor zijn gedrukte "Rekenkonst van de groote seevaert (Amst. 1617)". Op zijn verzoek om belooning voor zijne uitvinding te mogen ontvangen, is 13 en 29 Juni gehandeld, doch 6 Dec. 1617 werd dit verzoek afgeslagen, omdat zijn voorstel 'frivool' was en hij niet had kunnen 'gedebatteeren', terwijl hem 7 Dec. zijn boek werd teruggegeven. Wellicht stond hij in verbinding met Jan Hendriks Jarich van der Ley (zie Ref. [107] ), die 28 Oct. 1617 om een dergelijke vinding op dezelfde voorwaarden octrooi vroeg.[108]
Kennelijk was de admiraliteit te Amsterdam enthousiaster over zijn vinding want op 24 nov. 1617 noteert deze: "Aan A. CABBELJAUW vereerd, wegens zijne inventie van Oost en West, ƒ 50,--".[109]

COMMENTAAR(¥) NNBW ziet in hem een zoon van Susanna van Quickelbergh, en de echtgenoot van Petronella Pluympot. Kennelijk wordt hier gedoeld op Abraham Cabeljau geb. Rotterdam 1605 ("in het huis genaamd Norenburch"), zn. van Jonas Cabeljau en Susanna van Quickelbergh, tr. 1630 Petronella Pluympot (zie 4b). Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij op elfjarige leeftijd een uitvinding laat octrooieren.
Op 23-7-1596 passeert te Rotterdam een akte van wisselprotest, betreffende een wisselbrief te Amsterdam, waarvan de 2e onbetaald, ten bedrage van 60 ponden staerlings, aan Willem Helmann, ontvangen van Anthony van Harinckhoeck, en ondertekend door Abraham Cabeliauw. [110]
Blijkens acte voor notaris Jacob Symonsz te Rotterdam dd. 3 nov. 1606 hadden op 16 mei 1606 de erven van Allegonde Mallebranche, weduwe van Steven van Quickelbergen, aan Abraham Cabbeliau, coopman, wonende te Amsterdam, ƒ 1800,-- in de O.I.C. overgedragen: Abraham Cabbeliau machtigde te Amsterdam op 20 okt. zijn broeder Jonas Cabbeliau, coopman te Rotterdam, ter zake. [111] [112] ZOEK OP
Op 3-11-1606 machtigt Willem Jansz, laeckencooper, Jacques Wilckes, coopman, wonend te Amstelredam, om 1200 gulden over te dragen aan Abraham Cabbeliau, coopman te Amsterdam volgens 10-jarige rekening van de Oostindische Compagnie. [113]
In 1606 kopen de kinderen van Abraham Kabeliau, wonend op de Oude Zijds Achterburgwal bij de Korendragerssteeg, voor ƒ 1,16,-- zeven loten in de Loterij t.b.v. de bouw van een Oudemannenhuis te Haarlem. (Zouden er dan (nog?) zeven kinderen zijn?)

Margaretha Cabeljau - een veelbewogen leven
  • 3. Margaretha Cabeliau, geb. 1595-1597, ovl. 1669, beg. Vada Kyrka, Valentuna (provincie Stockholm), (in de Zweedse literatuur veelal naar haar tweede echtgenoot Margaretha Slots genoemd) volgde om onbekende redenen in 1615 (toen reeds getrouwd) haar vader naar het Zweedse leger in Lijfland (thans Letland/Estland), waar zij opviel door haar ongewone schoonheid en gratie, ook bij de jonge Gustaaf II Adolf koning van Zweden (geb. 1594, ovl. 1632), met wie zij vervolgens in de zomer van 1615 tijdens de langdurige belegering van Pleskov aldaar (ten zuiden van St. Petersburg) een relatie had, waaruit een zoon (zie hieronder), ontving daarna meerdere leengoederen, onder andere in 1619 het landgoed Benhamra in de provincie Stockholm,[122] dat in 1625 door de belastingambtenaar Jacob Galle inbeslaggenomen dreigde te worden nadat Margaretha haar pachters had verboden om deel te nemen aan wegwerkzaamheden, waarna zij naar de hoeve van de schoonvader van Galle, waar hij overnachtte, kwam en vroeg of hij niet had gehoord van haar privileges die ze van de koning had ontvangen, sloeg hem vervolgens met zijn stok, waarna Galle door haar dienaar werd mishandeld en overleed, waarna Margaretha werd beschuldigd hem te hebben vermoord, wleke beschuldiging echter geen verdere consequenties lijkt te hebben gehad, zou Gustav sinds haar vertrek als minnares nog slechts een maal hebben ontmoet in het jaar 1630,[123] tr. 1o ca. 1611-1615[124] Andries Sersanders, ovl. vóórjaar 1616 (volgens Ref. [125] "gesneuveld"), afkomstig uit Vlaanderen (verm. uit de Gentse familie van die naam), studeert af op de Leidse ingenieursschool,[126] krijgt op 17-2-1611 van de Staten Generaal ƒ 75,-- voor een opdracht tot het vervaardigen van een kaart van het beleg van Gulik (in 1610),[127] vertrekt in 1611 naar Zweden, waar hij Gustaaf II Adolf koning van Zweden geregeld op zijn reizen vergezelt,[128] o.a. tijdens de Ingrische Oorlog tussen Zweden en Rusland (1610-1617),[129] maakte een plan voor de fortificatie en een stratenplan voor de herbouw van de Zweedse stad Kalmar na de verwoesting in de Deens-Zweedse oorlog (1611-1613),[130] [131] tr. 2o 1618[132] [133] Arendt Slots (Slotz), ovl. 1618/19, papiermaker, afkomstig van Holland, tr. 3o 1619[134] [135] Jacob Trello(w)(¥), geb. vóór ca. 1595, ovl. 17-1-1632, beg. Vada Kyrka, Valentuna (provincie Stockholm), afkomstig uit Nederland, opperbuskruitmaker in het Zweedse leger, woonde tot zijn dood op de boerderij Stora Bergshamra in Roslagen,[136] tr. 4o 1632-1634[137] D. (Dirc/Daniel?) Hovius, meelijwekkende schilder uit Amsterdam "miserrimus pictor Amstelodamensis", die naar Göteborg was gekomen.

    COMMENTAAR(¥) Jacob Trello is verm. verwant (broer, zoon?) aan Charles van Trello, militair in dienst van Willem van Oranje, bevelhebber van onder meer Loevestein en Herenthals, en schout van Utrecht,[138] en mogelijk identiek met Jhr. Jacob van Trello, ordinaris edelman van zijn Pr. Excellentie van Nassau (zie akte hieronder).
    Op 11-6-1610 hebben, op verzoek van Jhr. Jacob van Trello, ordinaris edelman van zijn Pr. Excellentie van Nassau, Ghijsbert Ghijsbertsz, oud 46 jaar, hoeffsmit, en Henrick Jansz van Couwenburgh, oud 49 jaar, molenaer, een verklaring afgelegd over een paard van requirant dat ten huize van Ghijsbert Ghijsbertsz staat om genezen te worden van worm. [139]

Gravure van het beleg van Gulik (1610).
"Is Andries Sersanders, die, by last van Syne Exellentie, opgemaect ende in 't nette gestelt heeft de plaete van de Belegering van Gulich, met alle hare quartieren, buytenwercken, approchen ende bataillons in der bester forme, na de konste van de geometrie, ende die Heeren Staten gepresenteert, toegeleyt ƒ 75." Resolutie der Staten-Generaal, 17-2-1611. [140]
De hier vertoonde plaat is vervaardigd te Amsterdam in 1649, kennelijk naar de oorspronkelijke tekening of gravure die door Andries Sersanders is gemaakt in de periode 1611-1616.
Bron: Atlas van Loon
Kaart door Andries Sersanders (..-1616) van de herbouw van de door de Denen grotendeels verwoeste Zweedse stad Kalmar.
Datering: 1616
Bron: Gerhard Eimer: Die Stadtplanung im schwedischen Ostseereich 1600-1715, Stockholm, 1961.

klik op plaatje(s) om te vergroten


In de Vada kerk te Valentuna, provincie Stockholm,[141] [142] bevindt zich het grafmonument van Jacob Trelo, bestaande uit twee gebeeldhouwde zandstenen platen, daarboven op een klein houten bord een wapen: een blauw schild met drie paalsgewijs geplaatste zespuntige gouden sterren, waarboven een open tournooihelm bekroond met een uitkomende gouden greep (grip?), dekkleden blauw en goud. Onder en boven het wapen de teksten zoals aangegeven. Dit wapen is identiek met dat van Charles van Trello, militair in dienst van Willem van Oranje: in blauw drie gouden sterren boven elkaar.[143] Tekening van de Vada kerk te Valentuna.
Bron: Tekeningen van Johan Hadorphs reizen, 1680.[144]

klik op plaatje(s) om te vergroten
      Uit de relatie van Margaretha Cabeliau en Gustaaf II Adolf Vasa koning van Zweden:
    • a. Gustav Gustavson (graaf van Vasaborg), geb. Stockholm 24-5-1616, ovl. Wildeshausen (Bremen, D) 25-10-1653, beg. Stockholm eigen graf in de Riddarholmskyrkan 24-6-1655 ("in een dure grote doodskist van Engels tin")[145], werd onmiddellijk na zijn geboorte overgedragen aan de befaamde militair en politicus Carl Gyllenhielm (halfbroer van Gustaaf II Adolf, en bastaardzoon van diens vader Carl IX koning van Zweden), en genoot van hem een zorgzame opvoeding,[146] verbleef in 1630 aan de universiteit van Wittenberg, waar hij Rector Illustris S.A. werd, hield een toespraak in het Latijn over Gustaf Adolfs overwinning bij Leipzig in 1631, was vervolgens Zweedse krijgsdienst (de Dertigjarige Oorlog woedde), excelleerde door moed en werd benoemd tot kolonel van een regiment cavalerie Lijflanders,[147] raakte gewond bij de belegering van Chemnitz (aug. 1632) door Zweedse troepen onder Bernhard von Sachsen-Weimar, werd op voorspraak van kanselier graaf Axel Oxenstierna, door de koningin-weduwe Maria Eleonore van Brandenburg aanbevolen bij de toenmalige Zweedse veldmaarschalk in Nedersaksen, Dodo baron von Innhausen und zu Knyphausen, oppercommandant van Osnabrück, nam deel aan de belegering van Nordlingen in september 1634, werd in oktober 1634 door de Zweedse veldmaarschalk Johan Banér naar het Stift Bremen gestuurd, voerde na de Vrede van Praag (1635) zes ruiterregimenten aan in het keurvorstendom Mainz, waar hij veel plaasten liet plunderen, wilde begin 1636 met zijn regiment naar Westfalen terugkeren hetgeen door Johan Baner niet werd toegestaan,[148] werd in 1637 in de adelstand verheven en ontving toen Vibyholms Kungsgard in Södermanland en Saaris goederen in Finland, werd in 1646 door zijn halfzuster Christina koningin van Zweden bevorderd tot graaf van Vasaborg, begiftigd met het graafschap Nystad,[149] benoemd tot gouverneur van Estland (1645-1646), en rijksraad (1646) [150] tr. vóór 1644 Anna Sofia gravin van Wied-Run(n)kel, geb. Runkel (Nassau) 3-9-1616, ovl. 1694, dr. van Hermann II graaf van Wied-Runkel-Isenburg en Juliana Elisabeth gravin van Solms-Hohensolms.

Gustav Gustavson graaf van Vasaborg (1616-1653), buitenechtelijke zoon van Margaretha Cabeliau en Gustav II Adolf Wasa koning van Zweden.
Datering en locatie: onbekend.
en diens vader Gustav II Adolf Wasa koning van Zweden (1594-1632).
Datering en locatie: onbekend.

klik op plaatje(s) om te vergroten
        Uit dit huwelijk:[151] [152] [153]
      • aa. Christina gravin van Wasaborg, geb. Koenigsberg Stadt (Ostpreussen) 1644, ovl. Dorpat (Estland) 9-9-1709, woonde in Pöltsamaa (Estland), waar zij zou hebben meegewerkt aan het ontwerp van de nieuwe kerk, en waar zij in 1680 onderwijs financierde voor een niet-duitse school,[154] tr. Stockholm 21-2-1665 Wolmar Wrangel baron van Lindenberg, geb. Stockholm 1-11-1641, ovl. Pommeren 27-12-1675, luitenant-generaal van het Zweedse leger in de slag bij Fehrbellin (juni 1675) tegen Frederik Wilhelm keurvorst van Brandenburg,[155] zn. van veldmaarschalk Hermann von Wrangel, Heer van Wallkull, Wasahof, en Amalia (Magdalena) gravin von Nassau-Siegen.

Slag bij Fehrbellin 28-6-1675.
(niet contemporain) Schilderij door Dismar Degen.
Datering: 1740.
Strijd tussen het Zweedse leger (7000 infanteristen, 4000 kavalleristen, 28 kanonnen) onder leiding van luitenant-generaal Wolmar Wrangel baron van Lindenberg tegen een Brandenburgs leger (5600 kavalleristen, 13 kanonnen) onder leiding van Frederik Wilhelm keurvorst van Brandenburg. In het midden op de schimmel Frederik Wilhelm keurvorst van Brandenburg. [156] [157]

klik op plaatje(s) om te vergroten
      • bb. Gustav graaf van Wasaborg, geb. Stockholm 23-5-1645, ovl. Stockholm 28-1-1646, beg. in het graf van zijn vader in de Riddarholmskyrkan, Stockholm.
      • cc. Charlotta gravin van Wasaborg, beg. Stockholm Riddarholmskyrkan 24-6-1655.
      • dd. Gustav Adolf graaf van Wasaborg, geb. 21-4-1653, ovl. Wildeshausen 4-7-1732, beg. in de kerk van Hundlosen, luitenant-kolonel in Hannoverse dienst, tr. 26-7-1679 Angelica Catharina gravin zu/von Leiningen-Westerburg, geb. 24-4-1663, ovl. 1740, dr. van Georg Wilhelm graaf von Leiningen-Westerburg en Sofia Elisabeth gravin zur Lippe-Detmold. Hieruit verder nageslacht bekend (15 kinderen).
      • ee. Sofia gravin van Wasaborg, geb. 3-5-1654 (postuum), ovl. 8-8-1654, beg. Stockholm Riddarholmskyrkan.
      Uit het huwelijk (Hovius-Cabeljau):[158]

Geschilderd portret van Jean de Geer (1632-1696), toegeschreven aan Martinus Mijtens (1648-1736).
Op de achterzijde: "Jean De Geer till Godgard och Skyllberg, Brukspatron fodd 1632 - dod 1696" (Jean De Geer van Godgard en Skyllberg, eigenaar van hoogovens, geboren 1632 - overleed 1696)
Olieverf op doek, 85 x 67 cm
Datering: onbekend. Martinus Mijtens was werkzaam in Zweden vanaf 1677. Aangenomen dat de portretten tegelijkertijd en bij leven van geportretteerden zijn geschilderd dan moet de datering luiden 1677-1696, hetgeen kan kloppen met de geschatte leeftijd van ca. 50 jaar van de geportretteerden.
Locatie: geveild te Uppsala, zie hiernaast.
Geschilderd portret van Sara Catharina Hovius (1634-1714), toegeschreven aan Martinus Mijtens (1648-1736).
Op de achterzijde: "Sara Hofvia gift m. Jean De Geer 1675" (Sara Hofvia getrouwd met Jean De Geer, 1675)
Olieverf op doek, 110 x 87,5 cm
Datering: zie hiernaast.
Locatie: beide portretten geveild voor € 4000 op 4-12-2007 bij Uppsala Auktionskammare (die de schilderijen abusievelijk toeschrijft aan Martinus Mijtens de Jongere (1695-1770)).

klik op plaatje(s) om te vergroten
        Uit het eerste huwelijk van Sara Catharina Hovius met Isaac de Besche:[163]
      • aa. Anna Margaretha de Besche (Bex), geb. Stockholm 6-10-1659, ovl. kort voor 1-1-1727,[164] doopget. te Stockholm 1694 als Margaretha Rumpf, echtgenote van Christian Rumpf, ordinaris minister van de Staten-Generaal aan het Zweedse hof, verliet Stockholm 4-6-1721,[165] tr. 1675-1684[166] Dr. Christiaen Constantin Rumpf, geb. 's-Gravenhage 1626/27, ovl./beg. Stockholm Mariakerk 2/5-8-1706, ingeschreven als student letteren en geneeskunde aan de Universiteit van Leiden 30-5-1643 ("Christianus Constantinus Rumpfius", Hagiensis, 16 (jaar)"),[167] promoveert aldaar in de beide rechten op een dissertatie Jur. ad Legem. Juliam Majestatis,[168] medicus te Leiden,[169] vertrekt als diplomaat naar Parijs (1660), secretaris van de ambassade aldaar (1668), gemachtigde van de prins van Oranje en agent van de Staten Generaal aldaar (tot 1674), wordt benoemd (20-4-1674) en is resident in Zweden (1674-1706), vandaar met verlof naar Holland (1686-1687), laat ter gelegenheid van de vrede te Nijmegen (1678) een gedenkpenning munten "en onder het volk werpen",[170] doopget. te Stockholm 1695, wednr. van Elisabeth Pierrat de Longueville (uit Metz), zn. van Dr. Christiaan Rumpf, lijfarts van Frederik keurvorst van de Palts en koning van Bohemen, en later van de Prins Maurits van Oranje en Prins Frederik Hendrik van Oranje, en van Agneta de Spina. [171] [172]
          Uit dit huwelijk (o.a.) een dochter:
        • aaa. Jeanne Margaretha Rumpf, geb. 1688, ovl. 1708, tr.[173] Anthony Gustaaf de Geer van Ekesund. Heer van Ekesund, majoor in Zweedse dienst,[174] zn. van Jhr. Louys de Geer, Heer van Finspong, Rijnhuysen, Ringstaholm, Fossala, Ekensund, Wenda, Prysgärd en Nieuwaal, kolonel in Zweedse dienst, Assesor en Raad in het Zweedse Bergcollegium, en Jeanne Parmentier van Heeswyck. Hieruit: Jeanne (Joanna) Elisabeth de Geer, geb. Stockholm 13-7-1708, ovl. 's-Gravenhage 14-12-1766,[175] vrouwe van Heeze, Leende en Zesgehuchten, liet het gebouw der Nationale Bibliotheek in den Haag bouwen, tr. 1o 1731 Sir Walter Senserf (Baronet), ovl. 1752, officier in Statendienst tr. 2o 's-Gravenhage 9-10-1753[176] Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, geb. (kasteel) Zuylen 25-4-1710, ovl./beg. 's-Gravenhage/Zuilen 18/23-12-1762, heer van Westbroek en Vleuten, generaal-majoor der cavallerie, wednr. van freule Ursula Christina Reiniera van Reede-Athlone. Hieruit verder nageslacht bekend.
        Uit de relatie van Sara Catharina Hovius met Jan de Geer:[177]
      • aa. Jan Hovius / Hovy , geb. Constantinopel 19-5-1674(¥), ovl. Kronstadt 14-3-1743, kwam onder de hoede van zijn oom Louys de Geer van Finspong, die hem liet opleiden tot chirurgijn, wordt aangesteld als eerste chirurgijn op de vloot van admiraal Cees Cruys, die in 1697 op Rusland uitvoer, wordt lijfarts en gezant van Czar Peter de Grote, die hem te Archangel de vrede met Zweden (1721) laat aankondigen en die hij vergezelt op diens veldtocht naar Perzie (1722-1723),[178] tr. Moskou 16-3-1703 Catharina Ram. Hieruit verder nageslacht bekend.

        COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [179] overlijdt Jan Hovy op 80 jarige leeftijd te Kroonstad 14-3-1743. Dan zou zijn geboortejaar dus 1662/63 moeten zijn.
        Uit het tweede huwelijk van Sara Catharina Hovius met Jan de Geer:[180]
      • bb. Jéhan de Geer, geb. Gödegard 19-6-1675.
      • cc. Louys de Geer, geb. Gödegard 9-5-1677. Hieruit verder nageslacht bekend (de Ridders de Geer van Skalboo en de baronnen de Geer van Terwik in Zweden en de Graven de Geer van Terwik in Rusland).[181]

3d. Jaecques (Jacob) Jansz Cabbeljou, geb. 1566-1570, beg. Leiden Pieters Kerk 20-6-1604 (Jacob Cabeljau, wonend op de Hogewoerd), wordt bij zijn otr. vermeld als "heer van Mullem", koopman (1593, 1598), wordt poorter van Leiden 13-11-1598 (get. zijn vader Jan Cabbeljau), koopt een huis in de Sint Jorissteeg WZ bon Hogewoerd (1589), een huis op de Hogewoerd ZZ bon Hogewoerd (1598?), reserve-schutter in de schutterij van Leiden (1599), woont op de hoek van de Hogewoerd en de St. Jorissteeg (1603),[182] op de Hogewoerd (1604) te Leiden (1628), otr. Leiden geref. 3-3-1592 (get. voor hem: Franchoys Cabbeljau(¥), voor haar: Symon du Boys, haar oom, Jozyna Lagers, huisvr. van Antonis Zayon, haar bekende) Sara du Boys, geb. vóór ca. 1570, ovl. na 1633, wed. van Jan Moenes, afkomstig van Middelburch, is als Sara de wed. van Jacob Cabeliau tot Leijden doopget. te Amsterdam (1604), verkoopt het huis op de Hogewoerd ZZ bon Hogewoerd (1627), en een huis in de Sint Jorissteeg WZ bon Hogewoerd (1633), huw. get. (1609, 1614), doopget. (1622, 1626). Zij hertr. Leiden geref. 24-3-1608 (get. Johan Pellicorne, zijn bekende, Proontgen Blocx, haar bekende) Pieter van der Schuyre, wednr. van Fransijn Dircksdr, (zie Fragment Van der Schuyre). Het echtpaar Jaecques (Jacob) Jansz Cabbeljou x Sara du Boys komt voor als kw. nr. 12842 en 12843 in de Kwartierstaat Lapikás. Jacob Cabeljau en Sara Duboys wonen in 1589 in de Sint Jorissteeg bon Hogewoerd (dan dus nog niet gehuwd!).

COMMENTAAR(¥) Dat Jacobs vader Jan Cabeljau in 1592 niet als getuige bij het huwelijk aanwezig is ligt voor de hand. Hij is immers in 1588 bij verstek ter dood veroordeeld en levenslang verbannen uit Leiden, Rijnland, Den Haag en Haagambacht. De getuige Franchoys Cabbeljau is zijn (iets oudere broer) Frans Cabbeljau.

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[183]
Jacob Cabbellau
1-4-1599: Aangesteld tot reserve-schutter
Getuigenisboeken Leiden:[184]
Jacob Cabeljau, 19 jaar C 47, d.d. 1586-1589
Jacob Cabbeljau, koopman G 113, d.d. 1596-1599
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1593: Jacob Cabelliau, koopman [185]
Op 23-6-1598 compareren Jacop Cabbelauw en Willem van W..ingen coopluijden te Leiden, gemachtigden van Henrick Aerts van der ..rch laeckencoper en borger te Utrecht gepasseert binnen Utrecht 21-4-1598 stilo antiquo. Zij machtigen Joris van der Burch procureur te Leiden om alles te doen wat zij comparanten zelf gedaan zouden hebben. [186]
Op 16-7-1598 legt Anthonis Sayon, coopman, nu te Dordrecht, een verklaring af op verzoek van Joncheer Charles van der Rhyvel, Jacob Cabbelliaeu, coopman, en Henrick Heemskercke, procureurs te Leyden betreffende de goederen en vorderingen van Joost du Ballo te Leyden. [187]
Sint Catharinagasthuis Leiden: Eigendomsbewijs van een rente van 12 gulden en 10 stuiver per jaar ten laste van Jacob Cabbeljau en Pieter van der Schuyre vanwege de koop van een huis op de hoek van de Hogewoerd en het Steenschuur, 1604. [188]
De dood van Jaques Cabeliaw wordt gerapporteerd in een brief van Jonas Volmaer (te Leiden) aan de kerkeraad van de Nederduits geref. gemeente te Londen:

nr.: 1617
Plaats en datum: Leiden, Saturday, 17 July 1604, N.S.
Afzender: Jonas Volmaer (te Leiden)
Geadresseerde: the Consistory of the Dutch Community, London.
Samenvatting: My journey from Sandwyts to Leyden was accomplished very well. I was scarcely one night on the water, and had good company, namely the Minister of Cantelberghe. My health has improved a little by taking some physic prescribed for me by one of our Doctors, who tells me that I am not yet consumptive. I told you before about the money which I had to receive from Mr Saravia, but you need not take any trouble in the matter, as I have already received £ 3. from him, and he has told me where I could receive the remainder. But it would be a great convenience to me if I could draw on you for the whole amount of £ 30., you might then draw for the £ 5. on Dr Saravia himself, or on me as soon as I have received it from him. I ask this because I have sometimes to wait very long before I get the money from him, for instance I have now been waiting nearly a year, and have only received £ 3. You have heard,I presume, of the death of Jaques Cabeliaw, who used to pay us the money. Please let me know whether I am to receive it now from his widow, or anybody else.
Op 17-7-1628 compareerden Sara du Boijs eertijts weduwe van Jacob Cabbeljau en Susanna Cabbeljaus huijsfrouwe van Claes Boccou, velleploter, beide wonend te Leiden, erfgenamen van za: Isaac Cabbeljau, respectievelijk hun zoon en broeder, die jongman sijnde omtrent twee jarens geleden van Amsterdam op t'jacht genaemt Diemen naar Oost Indie gevaeren en op de selve reijse deser wereldt aflevig is. Zij comparanten machtigen Jacob Cabbeljau, mede wonend te Leiden, respectievelijk hun zoon en broeder, om te innen alle openstaende gagien ende verdiensten als voors. Isack Cabbeljau op sijn Oost Indische reijse verdient heeft, mitsgaders sodanige andere penningen als van wegen de voors. Isack Cabbeljau nae sijn doot ontfangen ende geprofijteert ofte desselfs ondergemachtigden van hare ontfang, handelinge ende tgeven soingeaande desen wegens gedaen, gehouden blijven te verantwoorden als naer behoeren etc. Get. Jacob Jacobszvan Nieustad en David Davit Davitsz, beiden schippers. W.g. Sara Du Bois, Susanna Cabeliaus. [189]

3e. Cornelis Cabbeljau, geb. 1565/66, ovl. na 1633, afkomstig van Gent (1591), wonend te Leyden (1597), huw. get. (1599, 1600, 1623), huurde op 17-12-1592 het 2en (bay)raem, wesende een halven rolraem om zijn weefsels op te hangen,[207] hooftman (ca. 1617), dekendrapier (1602..1633), vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 2 baaigetouwen en 1 lakengetouw,[208] vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 1 dubbelgetouw,[209] wordt in 1606 gehoord door magistraat van Leiden in verband met het uitvaardigen van een keur "Nopende 't drapieren van de Spaensche deeckenen",[210] gekozen tot hoofdman van het baey-, laecken- en roldraperiersgilde (11-11-1610), schutter in de schutterij van Leiden (1617), treedt in 1622 op als "neef" Cornelis Cabbeljauw, dekendrapier, medevoogd over de nagelaten kinderen van de kleermaker Jeronimus Gerritsz Selkaet en Annetje van Houck,[211] otr. 1o Leiden geref. 13-12-1591 (get. voor hem Jorys Cabbeljau, zijn broeder, en Anthonis van den Hoet, zijn bekende, voor haar Vyntgen Verbrugge, haar moei) Maijcken van (H)Anselare, ovl. 1591-1597, afkomstig van Gent (1591), otr. 2o Leiden geref. 20-4-1597 (get. voor hem Pouwels Cabbeljau, zijn broeder, en Jorys Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Tanneken Hagels, haar moeder) Sara van Dycke, afkomstig van Zantwyc in Engelant, wonend te Leyden (1597), op de Hogewoert (1623), huw. get. (1623).

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[212]
Cornelis Cabbeljau
10-5-1602: Koper van een huis
28-2-1617: Schutter in het rot van Pieter Mz.
Getuigenisboeken Leiden:[213]
Cornelis Cabeljau, hooftman M 246, d.d. 1615-1619
Cornelis Cabeljauw, dekendrapier, 53 jaar N 5, d.d. 1619-1622
Cornelis Cabbeljau, dekendrapier, 67 jaar R 242, d.d. 1630-1633
Cornelis Cabbeljau, dekendrapier, 67 jaar S 69, d.d. 1633-1635
Cornelis Cabbeliau, S 14v., d.d. 1633-1635
Thesauriersrekening Leiden 1612:[214]
Noch aen de mannen van de baeyen, laeckenen ende roldraperieneringe, gecoren naer Martini 1610 (=11-11-1610), als Cornelis Cabbeljau ende Jan Huyrluyt, comende jaerlicx voor haere wedden een somme van 24 guldens volgende de resolutie van die van de gerechte, genomen .... den eersten Marti anno 1590,.... hier sulex over haer wedden, tyde deser reeckeninge verscheenen, betaelt deselve 24 gl.

3f. Lieven Cabbeljau, geb. 1571-1573, ovl. na 1646, afkomstig van Gent (1599), lakenbereider (1594..1640), dekendrapier (1599..1646), schutter in de schutterij van Leiden (1599), verver (1605..1629), wonende te Lei vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 1 baaigetouw,[216] wordt in 1606 gehoord door magistraat van Leiden in verband met het uitvaardigen van een keur "Nopende 't drapieren van de Spaensche deeckenen",[217] betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[218] wonend op de Hoijgraft (1629), te Leyden (1629), doopget. (1623..1639), huw.get. (1629), otr. 1o Leiden geref. 23-4-1599 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn broeder, en Jorys Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Lysbeth Jansdr, haar nicht, en Robine Lourens, haar bekende) Janneken Visschers, afkomstig van Ronsse, otr./tr. 2o Leiden schepenen 9/25-3-1629 (er staat niet bij dat hij wednr. is) Sara Philips, ovl. na 1649, wonend te Haerlem (1629), op Levendeel (1636, 1638), op de Sijtgraft (1649), doopget. (1639).

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[219]
Lieven Cabbeljau
1-4-1599: Schutter in het rot van Paedts
Getuigenisboeken Leiden:[220]
Lieven Cabbeljau, lakenbereider E 268, d.d. 1591-1594
Lieven Cabelliau, lakenbereider, 22 jaar F 93, d.d. 1594-1596
Lieven Cabillau, verwer, 27 jaar H 114, d.d. 1599-1605
Lieven Cabbeljau, verwer, 38 jaar K 62, d.d. 1609-1611
Lieven Kabeljau, verwer, 53 jaar P 204v., d.d. 1625-1628
Lieven Cabbeljaeu, dekentrapier, 78 jaar X 113v., d.d. 1646-1658
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1629: Lievijn Cabelliau [221]
1631: Lievijn Cabelliau [222]
1645: Lieven Cabelliau en echtgenote Saertgen Philps [223]

3g. Guillames (Willem) Cabbeljau, geb. 1579-1583, ovl. na 1636, afkomstig van Gent (1605), drapier (1605), schutter in de schutterij van Leiden (1617), mr. lakenbereider (1628..1635), doopget. (1625..1636), huw. get. (1634, 1636), wonend te Leyden (1605), op de Rijn (1634), op de Marckt (1636), otr. Leiden geref. 1-11-1605 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Marytgen Bollys, haar moeye) Abygel Bollys, afkomstig van Leyden.

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[229]
Willem Cabbeljauw
28-2-1617: Schutter in het rot van Van Dorp
Getuigenisboeken Leiden:[230]
Willem Cabbeljauw, lakenbereider O 107, d.d. 1622-1635
Willem Cabbeljau, mr. lakenbereider, 45 jaar P 35, d.d. 1625-1628 dus geb 1579-1583
Willem Cabbeljauw, lakenbereider T 42v., d.d. 1635-1638

Nog niet geplaatst
Suzanna Cabeliau (Cabbeljauw), geb. vóór ca. 1675, ovl. na 1731, procedeert als voogdes van haar dochter te Utrecht (1708), woont te Utrecht (1711, 1714), komt zeer vaak voor in Not. Archief Utrecht, tr. 1o voor 1697[234] Johan van Royen, ged. Utrecht 15-3-1674, ovl. 1697-1708, zn. van Nicolaas van Royen en Geertruid van Hamel. draagt met echtgenote onroerend goed te Walcheren over (1697), tr. 2o voor 1708 Nicolas Vermeurs, ovl. 1718-1729, schipper van 't kleine trekschuiteveer van Utrecht op Amsterdam (1709..1718), Hieruit verder nageslacht bekend.

Referenties van de gegevens van generatie 3 staan ook
hier
Referenties Fragment Genealogie Cabeljau --- Generatie 3 ( 234 refs.)
Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld.
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
  1. ONA Rotterdam passim
  2. zie ook NL 79(1962)68
  3. ONA Rotterdam, passim
  4. NL 79(1962)68
  5. RAL, ONA Leiden, Nots. Jan Mote, Archiefnr. 506, inv. nr. 288, akte nr. 107
  6. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 443, akte nr. 101
  7. ONA Rotterdam, Nots. Gerrit Jansz van Woerden, inv. nr. 26, Aktenummer/Blz. 265/552
  8. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 49, Aktenummer/Blz. 11/17
  9. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 49, Aktenummer/Blz. 126/209
  10. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 49, Aktenummer/Blz. 100/167
  11. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 36, Aktenummer/Blz. 61/153
  12. Venlo, Overdrachtsregister van Venlo 1617-1625, fol.9v, gecit. in OV 11(1956)50
  13. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 37, Aktenummer/Blz. 22/50
  14. GA Amsterdam ONA 200, Not. J. F. Bruyning, film 111, gecit. in ⇒ montias
  15. ANF 1, jaar 2(1884) nr129 p4
  16. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz., inv. nr. 60, Aktenummer/Blz. 93/319 en 321
  17. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 149, Aktenummer/Blz. 239/409
  18. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 149, Aktenummer/Blz. 328/548
  19. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Cornelisz van der Swan, inv. nr. 185, Aktenummer/Blz. 185/246
  20. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 126/383
  21. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 218/661
  22. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 138, Aktenummer/Blz. 257/411
  23. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 145, Aktenummer/Blz. 101/176
  24. ONA Rotterdam, Nots. Nicolaas Vogel Adriaansz, inv. nr. 168, Aktenummer/Blz. 16/25
  25. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 138, Aktenummer/Blz. 280/445
  26. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 133, Aktenummer/Blz. 84/168
  27. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 145, Aktenummer/Blz. 138/255
  28. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 138, Aktenummer/Blz. 335/527
  29. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 323/936
  30. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 401, Aktenummer/Blz. 31/53
  31. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 380, Aktenummer/Blz. 241/385
  32. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 366, Aktenummer/Blz. 168/354
  33. ONA Rotterdam, Nots. Johan Cooll, inv. nr. 420, Aktenummer/Blz. 36/60
  34. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 354, Aktenummer/Blz. 290/866
  35. ONA Rotterdam, Nots. Jan Egbertsz van der Heul, inv. nr. 417, Aktenummer/Blz. 84/153
  36. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 379/1094
  37. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 402, Aktenummer/Blz. 313/622
  38. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 366, Aktenummer/Blz. 212/436
  39. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 355, Aktenummer/Blz. 32/77
  40. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 324/938
  41. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 402, Aktenummer/Blz. 400/766
  42. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 355, Aktenummer/Blz. 131/336
  43. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 367, Aktenummer/Blz. 6/11
  44. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 367, Aktenummer/Blz. 9/19
  45. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 367, Aktenummer/Blz. 20/42
  46. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 356, Aktenummer/Blz. 152/548
  47. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 154, Aktenummer/Blz. 330/523
  48. ONA Rotterdam, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 337, Aktenummer/Blz. 304/635
  49. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 145, Aktenummer/Blz. 161/303
  50. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  51. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 154, Aktenummer/Blz. 330/523
  52. ONA Rotterdam, Nots. 182/588, inv. nr. 357, Aktenummer/Blz. 182/588
  53. ONA Rotterdam, Nots. Jan van Aller Az., inv. nr. 93, Aktenummer/Blz. 201/318
  54. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 149, Aktenummer/Blz. 620/1023
  55. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 145, Aktenummer/Blz. 101/176
  56. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 380, Aktenummer/Blz. 241/385
  57. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 138, Aktenummer/Blz. 397/612
  58. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 446, akte nr. 275
  59. RAL, ONA Leiden, Nots. Jacob Jansz de Haes, Archiefnr. 506, inv. nr. 464, akte nr. 3 dec
  60. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Wagensvelt, inv. nr. 129, Aktenummer/Blz. 242/728
  61. ⇒ familienamen.html
  62. ⇒ familienamen.html
  63. NL-LdnRAL, SA II (1574-1816), 501A, inv.nr. 3989, f107
  64. ⇒ familienamen.html
  65. GA Leiden, NL-LdnRAL, ORA Leiden, 508, inv.nr. 48, Buurquestieboeken, Deel-Folio: B-61 vso
  66. RAG, ORA Arnhem, Toegangsnummer: 2003, inv.nr. 416, nr. 109, f37v
  67. RAG, ORA Arnhem, Toegangsnummer: 2003, inv.nr. 416, nr. 110, f37v-38r
  68. RAG, ORA Arnhem, Toegangsnummer: 2003, inv.nr. 416, nr. 111, f38v
  69. RAG, ORA Arnhem, Toegangsnummer: 2003, inv.nr. 416, nr. 113, f39r
  70. ONA Rotterdam, Nots. Jan van Aller Az., inv. nr. 78, Aktenummer/Blz. 295/563
  71. NA Hof van Holland: Decreten, Verwijzing akte: 3331/1626/095
  72. ORA Dordrecht, inv. 766, f50, d.d. 17-10-1626, gecit. in ⇒ www.andredenhaan.ismijnpassie.nl
  73. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 36, Aktenummer/Blz. 61/153
  74. Mededeling Arnold Gevers, 2016
  75. NL 39(1921)233
  76. NL 39(1921)92
  77. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz, inv. nr. 66, Aktenummer/Blz. 178/515
  78. NL 39(1921)233
  1. NL 39(1921)233
  2. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21581414
  3. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21619737
  4. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21582393
  5. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21623079
  6. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21731063
  7. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21574508
  8. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21624617
  9. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21624616
  10. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21643156
  11. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21581051
  12. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21618211
  13. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21619737
  14. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21574466
  15. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21575087
  16. Amstelodamum 10(1923)33
  17. ⇒ 0132.html
  18. NNBW deel 5, ⇒ www.dbnl.org
  19. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  20. NL 79(1962)26
  21. Nav. 38(1888)103
  22. Amstelodamum 10(1923)33
  23. ⇒ 0132.html
  24. NL 79(1962)26
  25. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  26. ⇒ 0074.html
  27. NNBW deel 7 kol. 259, ⇒ nnbw
  28. NNBW deel 3 / kol. 766
  29. NNBW deel 7
  30. Nav. 12(1862)274
  31. GA Rotterdam, ONA, Nots. Gerrit Jansz van Woerden, inv. nr. 23, Aktenummer/Blz. 39/87
  32. NL 79(1962)68
  33. ONA Rotterdam
  34. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 12, Aktenummer/Blz. 112/412
  35. zie ook NL 79(1962)68
  36. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  37. ⇒ pf607d611.html
  38. ANF 5(1988)171
  39. ANF 6(1989)2
  40. NA, Inventaris van het archief van de Oude West-Indische Compagnie (Oude WIC), 1621-1674 (1711), nr. 1.05.01.01, inventarisnummer: 59, (18)
  41. ⇒ 0132.html
  42. ⇒ www.dbnl.org
  43. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  44. ⇒ sv.wikipedia.org
  45. ⇒ pf607d611.html
  46. ⇒ sv.wikipedia.org
  47. Gustaaf Asaert, 1585 De val van Antwerpen en de uittocht van Vlamingen en Brabanders, Tielt, 2004
  48. ⇒ mecenaat_begunstigden.htm
  49. Gustaaf Asaert, 1585 De val van Antwerpen en de uittocht van Vlamingen en Brabanders, Tielt, 2004
  50. ⇒ pf607d611.html
  51. Thomas Hall, Planning and Urban Growth in the Nordic Countries, Londen, 1991, ⇒ books.google.nl
  52. Gustaaf Asaert, 1585 De val van Antwerpen en de uittocht van Vlamingen en Brabanders, Tielt, 2004
  53. ⇒ pf607d611.html
  54. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  55. ⇒ pf607d611.html
  56. ⇒ nu-r-kyrkokartanse-klar.html
  57. ⇒ pf607d611.html
  58. NL 60(1942)20 e.v.
  59. ⇒ www.inghist.nl
  60. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Duyfhuysen, inv. nr. 47, Aktenummer/Blz. 138/203
  61. Dodt, Archief; V. deel.
  62. ⇒ vada_socken.htm
  63. ⇒ www.svenskakyrkan.se
  64. CBG
  65. ⇒ vada_socken.htm
  66. ⇒ kungalistaG.htm#Gustav1616
  67. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  68. ⇒ Af_Wasaborg_nr_6
  69. ⇒ index.php
  70. ⇒ Af_Wasaborg_nr_6
  71. Staatsarchief Zweden, Axel Oxenstiernas brev och skrifter 1636-1654, ⇒ www.statensarkiv.se
  72. ⇒ kungalistaG.htm#Gustav1616
  73. ⇒ W.Gustav%20Vasa.htm
  74. ⇒ gustav1swedendesc.htm
  75. ⇒ www.poltsamaa.ee
  76. ⇒ Slaget_ved_Fehrbellin
  77. ⇒ Slaget_vid_Fehrbellin
  78. ⇒ 75
  79. NL 60(1942)20 e.v.
  1. NL 60(1942)20 e.v.
  2. NL 60(1942)20 e.v.
  3. NA 40(1942)18
  4. Gen. Her. Bladen 9(1914)71
  5. NL 60(1942)20 e.v.
  6. Repertoria vertegenwoordigers in Nederland en in het buitenland 1584-1810, ⇒ www.historici.nl
  7. Repertoria vertegenwoordigers in Nederland en in het buitenland 1584-1810, ⇒ www.historici.nl
  8. Repertoria vertegenwoordigers in Nederland en in het buitenland 1584-1810, ⇒ www.historici.nl
  9. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  10. ANF 12(1895)247
  11. Nav. 41(1891)524
  12. Nav. 38(1888)236
  13. Nav. 41(1891)524
  14. Repertoria vertegenwoordigers in Nederland en in het buitenland 1584-1810, ⇒ www.historici.nl
  15. Gen. Her. Bladen 9(1914)73
  16. Gen. Her. Bladen 9(1914)73
  17. NA 45(1952)487
  18. NA 45(1952)487
  19. NL 60(1942)20 e.v.
  20. Van der Aa
  21. NL 60(1942)20 e.v.
  22. NA
  23. ⇒ b_kl_barbarije_05.htm
  24. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 16 en 17
  25. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  26. RAL, ONA Leiden, Nots. Willem (Claesz) van Oudevliet, Archiefnr. 506, inv. nr. 57, akte nr. 227
  27. RAL, ONA Leiden, Nots. Salomon Lenaertsz van der Wurt, Archiefnr. 506, inv. nr. 26, akte nr. 111
  28. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 6, aktenr./blz. 72/199
  29. GA Leiden, Toegang: 504, Archieven van de gasthuizen, nr. 868A, ⇒ www.leidenarchief.nl
  30. RAL, ONA Leiden, Nots. Pieter Joosten Warmont, Archiefnr. 506, inv. nr. 364, akte nr. 026
  31. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  32. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  33. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  34. Nav. 17(1867)88
  35. ONA Rotterdam, Nots. Gerrit Jansz van Woerden, inv. nr. 28, Aktenummer/Blz. 75/142
  36. Nav. 17(1867)87
  37. Nav. 17(1867)87
  38. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  39. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  40. Kwartierstaat van Adriaan de Keijzer, zie ook Prometheus, deel XV (Delft, 1998)
  41. Nav. 17(1867)87
  42. Nav. 17(1867)87
  43. Nav. 17(1867)87
  44. OV 25(1970)59
  45. Nav. 17(1867)87
  46. Nav. 17(1867)87
  47. Nav. 17(1867)87
  48. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  49. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  50. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  51. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  52. NA Hof van Holland: Decreten, Verwijzing akte: 3324/1622/063
  53. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 16 en 17
  54. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  55. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  56. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  57. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  58. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  59. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  60. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 16
  61. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  62. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 424, akte nr. 094 en 105
  63. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 425, akte nr. 024 en 025
  64. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 438, akte nr. 128 en 129
  65. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 424, akte nr. 094
  66. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 424, akte nr. 020
  67. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 424, akte nr. 025
  68. ⇒ pafg23.htm#566
  69. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 150, Aktenummer/Blz. 597/938
  70. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 17
  71. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  72. ANF 2(1885)50
  73. GA Leiden, Toegang: 519 - Archief van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden, 1334 - 1979, nr. 771
  74. GA Leiden, Toegang: 519 - Archief van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden, 1334 - 1979, nr. 772
  75. ANF 16(1903)74

Back to the
genealogy page
Back to the
contents
Go to the
index
Forward to next
generation 4
Back to previous
generation 2
Directly go to generation :
1 2 3 4 5