You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Cabeljau ⇒ Gen. nr. 3 |
COMMENTAAR(¥) Susanna van Quickelbergh(e) behoorde tot een familie uit Oudenaerde. Zij is een dochter van van Jkvr. Aldegonde Maelbrancke filia Georg, ovl. tussen 30 sept. 1601 en 16-5-1606, tr. Nürnberg (St. Sebald) 11-2-1568 Steven Stevens van Quickelberg de jonge, geb. te Oudenaerde 1541, verbannen door Alva (hij had als wachtcommandant de beeldenstormers de Baarpoort ingelaten), zijdewever, burger van Neurenberg 4-4-1569, een roerig Calvinist, voerde in 1575 te Neurenberg het zijdeverven in tezamen met zijn schoonvader, zijdehandelaar, in 1593 naar elders vertrokken, ovl. Rotterdam in de Hoogstraat "in Noerenberch" aug. 1599. Steven kon zich met de Lutherse doop in Neurenberg niet verenigen en liet naar bekend een der kinderen in Freystadt dopen, mogelijk dus Susanna - in Frankfort bij een bezoek aan de Messe.[5] |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1626: Jonas Cabiljauw [6]
1650: Susanna van Quickelberch de weduwe van Jonas Cabiljauw [7]
Op 21-8-1610 machtigt Jonas Cabelau, coopman alhier, zijn cousijn Jacob Cabellau om zijn zaken waar te nemen. [8]
Op 18-2-1614 machtigt Jonas Cabelleau, Margrite Cabelleau, weduwe in de Rooden Hoet Buttolphlane (?) in Londen. Het betreft een opdracht tot verkoop van een huis in Londen. [9]
Op 25-8-1615 machtigt Jonas Cabbeljau zijn vrouw Susanna van Quikelbergen en Francois Lodewijcksz, blauverver, om tijdens zijn afwezigheid op zijn reis naar Engeland al zijn zaken te behartigen [10]
Op 26-3-1615 machtigen Jonas Cabellau, coopman, Daniel de La Rue, coopman, en Hans de Mere, coopman, allen gehuwd met een dochter van Steven van Ginckebergh (sic!), en zijn vrouw Aldegonde Maelbrancke, jonkvrouw, Victor de Meestere, Pieter Schelhavre, Joost de Walle, Jacob Coussaert te Brugge, om een vordering te innen te Brugge. [11]
Op 13-11-1616 transporteert Pieter Verhoeven, coopman te Dordrecht, aan Jonas Cabbeliau alle vorderingen over die hij heeft op Johan Cabbeliau de Jonge te Niemegen, Jan van der Bregge te Londen, Abraham van de Koutere te Londen, Johan Wuls te Londen. [12]
Op 28-3-1617, bekent Johan Engelen schuldig te zijn aan Jonas Cabeliau, koopman van Rotterdam, een jaarlijkse erftijnsrente van 290 gulden en 18½ stuiver hollands, vervallende op Pasen, uit en van zijn brouwerij met huisplaats, gereedschap en alle toebehoor en gerechtigheid, wie dezelve gelegen is te Venlo "in der weiden" naast het klooster der Annuntiaten ter eenre en het erf van Jan Saeren en der erfgenamen Teuncken van Heringen ter andere zijde, voor op "de Beeck" en achter aan de stadsmuur. [13]
Op 27-10-1618 machtigt Jonas Cabbeliau, coopman, Abraham Cabbeliau, zijn broer, Johan Sas, verwer te Gouda, en Reynier Schaep, tot waarneming van zaken inzake financiele afhandeling. [14]
Op 16-4-1619 tekenen Jonas Cabbeliau, mede voor zijn ondergeschikten, te weten zijn neef Jan Luijtens, Marinus Huybrechts en Adriaen Huybrechts, zijn broer, allen de rato caverende, Pieter Denijs en zijne ondergeschikten, te weten Pieter van der Voorde, Abraham Willemsz van Beyerlandt, Jan van Haringhoeck voor Daniel Willemsen van Harinhoeck (zie ⇒ Fragment Genealogie Harinckhouck nr. 1a ), en Pieter Jacobsz, een contract om een vennootschap op te richten (om civet? exploiteren). Het totaal bedrag bijgedragen door de ondertekenaars was ƒ 21.000,--. [15]
Schepenbrief van Rotterdam: 19-5-1620: Leonard Beerewout en Jonas Cabeljauw, voochden over de kinderen van Jan Huyberts Beerwout en Neeltje van Meerbeque [16]
Op 23-9-1623 maken Jonas Cabbeljau coopman op de Spoeyevaert en zijn vrouw Suzanna van Quickelbergen een besloten testament, en passeren zij een akte betreffende uitsluiting van boedelbeheer [17]
Op 25-6-1632 testeren Jonas Cabeljau en zijn vrouw Susanna van Quickelberch, en benoemen elkaar tot erfgenaam en herroepen de eerder gemaakte testamenten. Hun kinderen Samuel, Abraham, Jonas, Nataniel, Daniel, Hester en Susanna ontvangen ieder een legaat. Bovendien zal voor Nataniel zijn studie theologie worden betaald totdat deze voltooid is. Bij overlijden van Susanna van Quickelberch zal een legaat van 60 gld worden uitgekeerd aan haar nicht Anna Prins, aan Susanna, dochter van Neeltge Cornelisdr en aan haar dienstmaagd Janneke Meyndersdr. [18]
Op 13-9-1632 machtigt Jacob van der Brugge, coopman te Leyden, Jonas Cabeljau, coopman alhier, om namens hem van Jan Meesters 600 gld. te ontvangen die hij aan hem schuldig is. [19]
Op 27-12-1633 verklaren Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljauw, 54 jaar, moye van manszijde van Annetgen Prins, jongedochter, zuster van Henrick Prins, overleden in Oostindien, Abraham Cabbeljauw, 28 jaar, en Jonas Cabbeljauw, 16 jaar, neven van moederszijde van Annetgen Prins, op verzoek van deze laatste dat de overleden Henrick Prins haar volle broer was. Susanne verklaart dat zij voor Annetgen gezorgd heeft vanaf haar 6e jaar, en dat zij een dochter was van Anna Cabbeljauw, de zuster van Jonas Cabbeljauw. [20]
Op 3-8-1635 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, poorteres, en benoemt tot erfgenaam haar zoon Daniel Cabbeliaeus voor de legitieme portie, en zijn de wettige kinderen in zijn overig gedeelte. Voogden en administrateurs over dit erfdeel zullen zijn haar oudste zoon Samuel Cabeliaeus en Johannes Oosterwijck. Universele erfgenamen zijn haar kinderen Samuel, Abraham, Hester, Susanna, Jonas en Nataniël Cabelliaeuws en hun nakomelingen. Voogden over de minderjarigen onder hen zullen zijn dezelfde als bovengenoemde. De Weeskamer wordt gesecludeerd. [21]
Op 17-7-1636 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeuw, andermaal. Zij bevestigt haar testament bij deze notaris van 3-8-1635, waaraan zij wil toevoegen, dat haar zoon Abraham Cabeliaeus zijn toekomstige erfdeel onaangetast moet laten voor zijn kinderen. Heeft hij 12 jaar lang geen kinderen gekregen, dan mag hij er zelf van profiteren. Van zijn legitieme portie moet hij eerst zijn schulden afbetalen. [22]
Op 30-10-1636 machtigt Zuzanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeliaeu, coopvrouw, Jonas Cabelliaeuw junior, haar zoon te Leyden, om gelden te innen van Anna Weyten, voorheen vrouw van Jan van der Beecq en nu van Joannes Horeus of Hoveus te Leyden, wegens levering van graeu papier en kantwerk. [23]
Op 4-11-1636 gaat de notaris op verzoek van Susanne van Quikelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu, koopvrouw, last hebbend van Peirce Brandon, koopman te Amsterdam in naam van Hugh Fen, koopman te Londen, naar Robbert Kilvert (tekent Kilfort), met een wisselbrief van Londen, 3 september 1636 van 200 pond op mr Michiel Hearing en Henry Head, geëndosseerd door Pearce Brendon als volgt: Gelieve te betalen aan mijn moeder (=schoonmoeder!) Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. [24]
Op 29-3-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliau, coopman, Willem Strijp, advocaet te Breda, om zijn in rechte waar te nemen voor het gerecht van Barlebosch geseyt den Oudenbosch. [25]
Op 30-5-1637 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw, coopvrouwe, Daniel Cabeljaeuw, haar zoon, coopman te Amsterdam, om gelden te innen van Harman Moijter en Marycken Calffs, wonend te Dansick. [26]
Op 14-7-1637 verkoopt Susanna van Quickelberch, wed. van Jonas Cabeljaeu, aan Abraham Claesz van Alphen een huis in Zevenhuysen op de Zijde, belend door Isaacq Thoen, Claes Huyberts Verduyn, en Leendert van Bodegraven. [27]
Op 25-11-1637 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. Zij verklaart dat zij haar testament handhaaft, en voegt eraan toe dat haar zoon Jonas Cabeljaeu haar papiermolen, staande in Vellip in Gelderlant voor 3000 gld of voor 300 gld minder dan de andere bieders mag overnemen. [28]
Op 19-6-1638 machtigt Susanna van Quickelberch, wed. en erfgename van Jonas Cabeljaeu, haar zoon Jonas Cabeljaeu om aan Abraham Claesz van Alphen de eigendom te geven van een huis en erf gelegen binnen Sevenhuysen op de Sijde. Het huis wordt belend ten oosten: het huis van Isaacq Thoen en ten westen: Claes Huybertsz Verduyn, strekkende van de Sijde tot achter aan het erf van Leendert van Bodegraven. Aan genoemde Abraham Claesz wordt een custingbrief van 300 gld. overgedragen ten laste van een huis en erf gelegen in het dorp van Sevenhuysen, toebehoord hebbend aan Adriaen Claesz, cleermaker. [29]
Op 22-4-1639 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeuw. Zij bevestigt haar testament van 3-8-1635, met de volgende wijzigingen. Haar zoon Abraham Cabeljaeus krijgt slechts de legitieme portie. Zijn kinderen erven en hij krijgt het vruchtgebruik. [30]
Op 15-7-1639 heeft Thomas van den Helm van Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau 18 gulden ontvangen betreffende de rekening van Jan Gerrits van Couwenberch. Willem Aryens van Crimpen, wijncooper, stelt zich borg. [31]
Op 20-8-1639 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, Pearce Brendon, haar zwager (=schoonzoon !), om rekening te innen van de schippers en andere personen waarin hij in Engelant in porties scheeps deelneemt. [32]
Op 23-1-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabilliau, aan Jacob Jansz, varendeman, een huis en erf in de Nieuwe Rodesantstraet, belendende zuid: Hans NN, timmerman en noord: Hans Pietersz plus een huis en erf in het westvierendeel aan de noordzijde van de Hoffstraet, in een steegje, belendende zuid: Jacob Jansz, backer en noord de tuin van Pieter de Bloot, schilder en strekkende tot aan het huis hierboven genoemd. Koopsom 1400 gulden. [33]
Op 24-2-1640 verhuurt Jonas Cabbeljau (de Jonge), gemachtigd door zijn moeder, Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbeljau den Ouden, aan Barent Jans de Vries een deel van een huis op de Slickvaert, voor 1 + 2 jaar, het 1e jaar voor 72 gulden en de andere jaren voor 104 gulden per jaar. [34]
Op 13-4-1640 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabellau, en benoemt haar kinderen tot haar erfgenamen met een bepaling t.a.v. haar zoon Daniel Cabellau. [35]
Op 10-5-1640 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbejau, geassisteerd door Abraham Cabbejau, haar zoon, aan Arien Aelberts, varentman, haar huis buiten de Oude Schiedamsepoort, ten oosten de van de Hoochstraet voor 1000 gulden. Belendingen:ten noorden Pieter de Riemers erfgenamen en ten zuiden Claes Reijnss, strekkend tot de Jonge Dortman. [36]
Op 19-12-1640 herroept Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeliaeu, haer testament van 3-8-1635 en bepaalt dat haar zoon Daniel Cabeliaeus volgens het geldende recht van successie zal erven. [37]
Op 1-3-1641 hebben Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, ter ene zijde, en Leendert Leenderts te Amsterdam, ter andere zijde, met elkaar de rekeningen vereffend. Waaronder de rekening ten laste van Anthonij Aerts en de rekening waar voor Henrick Leenderts, broer van Leendert Leenderts, borg stond, ten laste van Hans Harder te Amsterdam. [38]
Op 27-3-1641 verkoopt Abraham Michielsz van Coulegem aan Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, een zestiende deel van vier netten scheeps in het schip "De Fortuyn" van schipper Geerloff Pouwelsz tegen 400 caroligulden. [39]
Op 11-6-1641 testeert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau -in leven koopman- en prelegateert aan haar jongste zoon Nathaniel Cabelliau om uit haar boedel de reis en verblijfkosten te bekostigen om in Frankrijk een jaar te studeren en de taal te leren. Dit onverminderd de rechten die er al zijn. [40]
Op 8-10-1641 bepaalt Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabeljau, dat haar kinderen, als zij dat nodig vinden, de bepalingen uit haar laatste toevoeging aan haar testament, d.d. 22-4-1639, terzijde mogen stellen. NB: Deze tekst is later als een soort bijlage aan de eerdere akte toegevoegd. [41]
Op 26-7-1642 wordt vastgesteld dat Leendert Leenderts te Amsterdam, op 1-3-1641, een accoord heeft gesloten met Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, geassisteerd door Samuel Cabelliau, haar zoon, over de betaling van 200 gulden. Zij had dit geld tegoed van Anthonij Aerts. [42]
Op 11-8-1643 testeert Susanna van Quinckelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij bepaalt dat het gerechte deel van haar nalatenschap voor haar oudste zoon, als deze voor haar overleden zou zijn, als deel van zijn na te laten boedel dient te worden beschouwd en te worden verdeeld, en niet alleen naar diens kinderen zal gaan. Haar oudste zoon is Ds. Samuel Cabelliau, dienaar des goddelijken woords te 's-Gravenhage. [43]
Op 18-1-1645 verhuurt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, haar huis en erf, met een gang naar de Kipstraet, aan de noordzijde van de Hoochstraet aan de westkant van de breuwerie van de Drie Aeckeren aan Willem Jansz (tekent Wm. Johnson), Engels coopman alhier. De huur is voor 2 jaar of langer, tenzij het huis verkocht wordt. De huur bedraagt 485 gulden per jaar. [44]
Op 25-1-1645 verkoopt Susanna van Quickelberch, weduwe en erfgenaam van Jonas Cabelliau, bijgestaan door de notaris als haar gekozen voogd, haar hoffsteede, genaamd Vossenburch, met ca. 20 gemeten zay- en weijlant, die in 3 porties gelegen zijn onder de jurisdictie van Barle Bossche alias Ouden Bosch, met nog 2 gemeten boschlant in de Noorthouck, genaamd de Zegge, die volgens de grontbrieven waar de belendingen in staan gekomen zijn van Govert Pieters Gijssen, aan haar zoon Samuel Cabelliau, bedienaer des H. Evangely in Gravenhaege. De jaarlijkse belasting is verschuldigd aan het Sinte Barents Clooster. De koopprijs is gezamenlijk overeengekomen, de verkoopster zegt betaald te zijn. [45]
Op 20-4-1645 verkoopt Suzanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabbelliau, een tuin, erf en speelhuisje met beplanting, gelegen aan de Cingel buiten de Goutsepoort, aan Henrick Fransz, backer. De tuin wordt belend door de gangen van Abram Jacobsz, tuynder, aan de achterkant en Abram Jacobsz ten westen en strekt voor van de tuin van Isaack Crijnen achter tot in de halve sloot van het land van de overleden Eeuwout van Bijlwerff. De koopsom bedraagt 800 gulden. [46]
Op 15-12-1648 compareert Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau. Zij sluit de weescamer van Rotterdam of elders uit van haar nalatenschap, en benoemt haar cousijns Dominus Petrus Cabelliau(¥), bedienaer te Leijden, en Anthony van Opijnen tot voogd en executeur testamentair. [47]
COMMENTAAR(¥) Zij noemt Ds. Petrus Cabelliau haar cousijn, (kennelijk aangetrouwd). Dat moet begrepen worden als volgt Petrus' vader Guillames Cabbeljau is een neef van wijlen haar man Jonas Cabelliau.
Op 13-12-1649 verhuurt de advocaat Nataniel Cabeljau, gemachtigd door zijn moeder Susanna van Quickelbergh, weduwe van Jonas Cabeljau, aan Pouwels Manory namens schilder Leuff de Jong een huis aan de noordzijde van de Hoochstraet waar 'Ryga' uithangt, belend door de Kipstraat. [48]
Op 30-9-1649 verhuurt Susanna Quickelberch, weduwe van Jonas Kabbeljauw, aan Nataniel Manjevil een huis en erf, staande en gelegen aan de oostzijde van de Delffschevaert, voor een periode van 4 jaar voor 500 gulden per jaar. [49]
COMMENTAAR(¥) Kennelijk jong ovl. kinderen van Jonas Cabbelau worden beg. Rotterdam 9-5-1609, 18-7-1609, 13-2-1610, 26-12-1615, |
Op 28-4-1638 wordt op verzoek van Jonas Cabeljaeu in naam van Peers Brendon, coopman in Amsterdam, aangewezen door mr James Hofte of Hoste door de notaris een wisselbrief aangeboden aan mr Henry Webster, coopman in Rotterdam. [50]
Op 13-12-1649 verhuurt de advocaat Nataniel Cabeljau, gemachtigd door zijn moeder Susanna van Quickelbergh, weduwe van Jonas Cabeljau, aan Pouwels Manory namens schilder Leuff de Jong een huis aan de noordzijde van de Hoochstraet waar 'Ryga' uithangt, belend door de Kipstraat. [52]
Op 14-12-1651 testeert Meester Nathaniel Cabelliau, advocaet te 's Gravenhaege, en benoemt tot zijn erfgenamen, Abraham Cabelliau en Susanna Cabelliau, zijn broer en zuster, en de kinderen van Samuel Cabelliau en Esther Cabelliau, zijn broer en zuster zaliger. Hij legateert aan: - Johanna Millert, 2000 gulden, - Abraham Cabelliau, zijn broer, 500 gulden, - Susanna Abrahams, zijn nicht, zijn tafeldiamanten ringen, - Susanna Samuels, zijn nicht, diverse goederen. Hij benoemt tot executeur, zijn zwager, Franchoijs Cabelliau en zijn neef Mattheus Millert. [53]
Op 23-4-1633 verklaart Daniel Cabbeljauw, coopman, oud 28 jaar, op verzoek van Thomas Cabel of Cave en Eduwart Man, coopluyden te Amstelredam, dat hij, samen met zijn broer Abraham Cabbeljauw en Eduwart Man, begin april is geweest ten huize van Isaac Francq, cleervercooper, wonende in de Vergulde Manttel op de Hoochstraet, in verband met een diefstal van 14 witte damasten, door Eduwart Man verzonden van Amsterdam en bestemd voor Middelburch in Zeelant. [54]
Op 6-7-1633 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljau, coopman, haar zoon Daniel Cabeljau om namens haar alle zaken waar te nemen, met name in Engelant met Jan de Backer. [55]
COMMENTAAR(¥) ZOEK OP |
Op 4-11-1636 gaat de notaris op verzoek van Susanne van Quikelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu, koopvrouw, last hebbend van Peirce Brandon, koopman te Amsterdam in naam van Hugh Fen, koopman te Londen, naar Robbert Kilvert (tekent Kilfort), met een wisselbrief van Londen, 3 september 1636 van 200 pond op mr Michiel Hearing en Henry Head, geëndosseerd door Pearce Brendon als volgt: Gelieve te betalen aan mijn moeder (=schoonmoeder!) Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. [56]
Op 20-8-1639 machtigt Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabelliau, Pearce Brendon, haar zwager (=schoonzoon !), om rekening te innen van de schippers en andere personen waarin hij in Engelant in porties scheeps deelneemt. [57]
Op 28-1-1640 machtigen Henri Cubit, Engels coopman, en Percy Brendon, Engels coopman te Amsterdam, Micchel Heering, coopman te Londen in Engelant, om van Robbert Schot, schipper te Jarmuyden in Engelant, wettelijke verklaring te eisen dat zij voor 7/8e deel eigenaar zijn in een schip, groot 100 lasten, op stapel staande op de werf van Edmond Edger, scheeptimmerman te Jermuyden. [58]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1653: de kinderen van Hester Cabelliau [59]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
3-12-1631: Attestatie door Susannetgen Cabeljaus [60]
Op 13-1-1637 testeert te Rotterdam Susanna Cabeljaeu, j.d., en benoemt tot erfgenaam haar moeder Susanna van Quickelberch, weduwe van Jonas Cabeljaeu. [61]
3b. Jan Jansz Cabbeljau (den olden), geb. vóór ca. 1565, ovl. 1622-1625.
koopman, vertrekt in 1588 naar Dordrecht, woont aldaar in het huis Out Ceulen,[62]
vellenploter wonend in de Bon Marendorp (1600),
eigenaar van papiermolens te Gelderland,
woont te Arnhem in de Costerssteeg in een huis genaamd het Paradijs,
benoemt in 1622 zijn broer Jonas in zijn testament tot voogd over zijn eventuele minderjarige kinderen,[63]
laat een huis na in de wijk Marendorp (1608, sic!)
otr. Leiden geref. 5-4-1586 (get. voor hem Jan Cabbeljau, zijn vader, voor haar Jorynken Switten, haar nicht, en Proentgen Hitten)
Tanneken (Anna) van Cemmele ((de) Kemel), ovl. 1626-1629, afkomstig van Nieukercken Vlaanderen (1586),
is doopget. te Ridderkerk als Tanneken, hv van Jan Cabeliau den zoon, woonachtich in Dordrecht (1594).
Kohier van de gedwongen lening van 1 procent van het vermogen te Leiden 1600:[64]
Jan Cabbeljau, vellenploter wonend in de Bon Marendorp landzijde 21, lening ...
Jan Cabeljau pacht en bezit drie papiermolens, twee te Velp,[65] en een te Heelsum.
Bovenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht (1614 eigenaar).
(korenmolen wordt verbouwd tot papiermolen)
1605 Jhelis van (Z)Santvliet, papiermakersknecht.
1618 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Benedenste Jeruzalemse molen aan de Rozendaalsebeek te Velp:
1597 Gerrit Verstappen (van Stappen), verbouwt de oliemolen tot een papiermolen.
1603 Jan (Johan) Cabbeliau, erfpacht, (1614 eigenaar).
1603 Frans van Aelst, pachter en papiermaker (1639 eigenaar).
Buurquestieboeken Leiden:[66]
15-1-1608: Jan de Blocq en Pieter van der Schuyre, procuratie hebbende van Jonas Cabbeljau, wonende te
Rotterdam en verdere erfgenamen van zaliger Jan Cabbeljau, contra Daniël Matheusz, timmerman,
betreffende het benutten van de zijmuur van zaliger Jan Cabbeljau's huis in Marendorp door Daniël Matheusz.
Op 27-5-1620 compareert
Anneken Palmerss voor haar zelf en als gemachtigde van haar man Goossen Beijer, burger te Nijmegen, vermogens procuratie, op 26-5-1620 voor burgemeesters, schepenen en raad der stad Nijmegen gepasseerd, sub et re Johan Cabbeljau den olden huis en hofstad, gelegen in Costerssteeg, genaamd het Paradijs.
[67]
Op 27-5-1620 comparereert
Johan Cabbeljau den olden voor zich zelf en als gemachtigde van zijn huisvrouw Anna van Kemel vermogens procuratie, op 14-9-1618 voor burgemeesters, schepenen en raad dezer stad gepasseerd, sub et re in die kwaliteit Laurens Sluijter en Hermken Janss, zijn vrouw, huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in de Costerssteeg, te weten het oude huis met het plaatsken tot op de Beek met de brug over de beek en de gerechtidheid van de ingang van de poort en het gebruik der plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes alsook met het recht van te mogen timmeren boven de poort en de poortkamer, alles nader blijkende bij de koopvoorwaarden, daarvan op 28-9-1618 opgericht.,[68]
Op 27-5-1620 comparereert
Jan Cabbeljau den olden in kwaliteit als voren sub et re Nathan Clautier en Gertruijt Janss, zijn vrouw, zeker gedeelte van huis en hofstad, genaamd het Paradijs, gelegen in Costerssteeg, nl. de 2 huiskens achter Jacob Willemss erf en daar bezijde, gelijk dezelve tegenwoordig van de oude behuizing afgedeeld is en gescheiden zijn, met de gerechtigdheid van de ingang van de poort en het gebruik van de plaats met varen, drijven, gaan en anderszins, gemeen met de andere percelen dezes huizes.
[69]
Op 27-5-1620 comparereert
Jan Cabbeljau voorzegd sub et re in voriger kwaliteit Johan Spranger en Trijntgen Adriaenss, zijn vrouw, een ander geldeelte van het voorzegde huis, te weten het huis of de coperhoff, alwaar met het koper gesmolten en gegoten heeft met de gloeioven daarbij.
[70]
Op 4-6-1625 verkoopt
Tanneken van Kemel, weduwe van Jan Kabbeljauw, wonende te
Dordrecht, aan Dirck Otten,
molenaer en pampiermaecker, wonende te
Heylsom in de heerlijkheid Doolewaert in Gelderlant,
een pampiermolen te Heylsom,
voor 500 carolusgulden af te betalen in termijnen.
[71]
Willig decreet van het Hof van Holland: 9-10-1626:
voor de impetranten Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw, geassisteerd door Hendrick Pietersz Sterrenburch, koopman te Dordrecht, haar gekozen voogd.
Het betreft een huis en erf te Dordrecht, Herenstraat, genoemd Out Ceulen gelegen bij de Munt en strekkende van de Herenstraat tot achter aan de Doelen, waarvan
Tanneken van de Kemel te Dordrecht, weduwe en boedelhoudster van wijlen Johan Cabbeljauw de eigenaar is.
Koper is Hendrick Tarwemele (sic!), koopman te Dordrecht.
[72]
Op 17-10-1626 compareert Tanneken van de Kemel, weduwe van Johan Cabbeliau cum tutore en Honas (sic!) Cabelliau haar zwager wonende te Rotterdam. Zij verkopen aan Sebilla Verbeeck, weduwe van Hendrick Terwen, een huis omtrent de Munt(aan de Voorstraat) genaamd Out Ceulen, staande tussen het huis van Franchoijs Fransz Bredehoff en het huis van koopster, strekkende van voren van 's herenstraat tot achter aan de Doelen. Koopster verkoopt aan verkoopster 5 gl. jaarlijkse losrente, verzekerd op het voornoemde huis. In margine: rentebrief geroyeerd op 30 jan. 1627.
[73]
Uit dit huwelijk:
Op 13-11-1616 transporteert
Pieter Verhoeven, coopman te Dordrecht,
aan
Jonas Cabbeliau
alle vorderingen over die hij heeft op
Johan Cabbeliau de Jonge te Niemegen,
Jan van der Bregge te Londen,
Abraham van de Koutere te Londen,
Johan Wuls te Londen.
[74]
Uit haar eerste huwelijk (Verhoeven-Cabeljau) :
COMMENTAAR(¥)
Een Jonge Jan Cabbelauw is doopget. te Delfshaven 1612. Is hij deze Johannes?
Op 17-11-1628 maken
Salomon Jansz Gevers, kaersmaecker in de Drye Vreemdelingen, en zijn vrouw
Cathalina Cabbelliaus een mutueel testament.
[78]
Op 24-5-1630 koopt Salomon Janse Gevers een huis in de Hoogstraat en op 15-5-1632 een huis aan de Visschersdijk No. 2 genaamd "de 3 Vreemdelingen",
belend ten oosten door de Keizerstraat, voor ƒ 2850.--.
Dit huis werd 17-6-1639 verkocht door Jan Jansz Bylandt (Rijland?)
gehuwd met Catharina Cabbelian voor ƒ 3900.--.[79]
Pouwels Jansz Gevers en Jan de Vryes, caersmakers zijn geordineert voochden over de weeskinderen van Salomon Jansz Gevers, caersmaecker, daar moeder af
ia Cathalina Cabbeliau, onder den behoorlyoke eedt bij hen in handen
van weesmeesters gedaan. Actum bij Cornelis Jongeneel ende Johan van Berckel weesmeesters 23-1-1637.[80]
Uit haar eerste huwelijk:
COMMENTAAR(¥)
De database vermeldt
Jan Cabeljau, otr. Dordrecht 20-10-1602
Tanneken Reijer. Dat moet een andere Jan zijn.
COMMENTAAR(¥)
In aanmerking komen:
Sacharias Abramsoon, beg. Amsterdam Zuiderkh. 24-11-1638 (verder geen gevens bij de beg. inschrijving)
Sagerijas Abraemsen, beg. Amsterdam St. Anthonieskh. 15-9-1641 (op vloenburch over de ?caestkade, nagelaten een kint, in de Lange Houtstraet).
ZOEK UIT
Op 7-12-1637
verkoopt Zacharias Abrahamsz aan Otto Jansz,
3/4 huis en erf, genaamd De Vijf Gerstebroden, in de Kalverstraat noordhoek Sint Luciënsteeg te Amsterdam.
[81]
Op 21-4-1646
verkoopt Esaias Minuict aan Sem Fransz Samson,
een huis en erf in de Schans bij de Regulierspoort te Amsterdam.
[82]
Op 16-9-1655
verkoopt Sem Fransz Samson aan Hendrick Grel,
een huis en erf in de Schans bij de Regulierspoort te Amsterdam.
[83]
Uit haar eerste huwelijk:
Op 3-9-1652
verkopen de erven van Nicolaas Agache, echtgenoot van Sara Faulconier aan Jasper Strijlandt,
huis en erf met plaats op het Verlanenpad (Greefsteeg) te Amsterdam.
[84]
Op 31-7-1656
verkopen de erven van Sijmon Jansz van Cleeff aan Jaspar Strijlant,
een huis en erf in de Nieuwstraat te Amsterdam.
[85]
Op 31-7-1656
verkoopt Jan Baptista Bentio aan Jaspar Strijlant,
een huis en erf in de Nieuwstraat te Amsterdam.
[86]
Op 19-2-1657
verkoopt Jasper Strijlant aan Jan Claesz,
een huis en erf in de Nieuwestraat (ZZ) (Nieuwe Nieuwstraat) te Amsterdam.
[87]
Op 19-2-1657
verkoopt Wijnand Hendricks aan Jasper Strijlant,
een huis en erf op de Egelantiersgracht (ZZ) te Amsterdam.
[88]
In 1662 heeft
Jasper Strijland procuratie van Salomon Cabeljaeuw, Grietje Cabeljaeuw, jonge dr. en Gerrit Gerritsen Westdijk als getrouwt hebbende Anna Cabeljaeuw, gep(as)seert te Rotterdam op 7-9-1662 voor den notaris Pieter van Someren aldaer residerende. Het betreft de nalatenschap van Jan Cabeljaeuw enige nagelaten zoon van Jaspers zwager Samuel Cabeljau (zie hierboven).
Op 8-4-1701
verkopen
Albertus van Vliet, bedienaer des goddelijken woorts tot Ransdorp, en Anna Strijlandt, echtelieden, laatsgenoemde dochter en enige erfgename van Jasper Strijlandt, aan Magteltje Swaan, wed. van Pieter van Enkhuijsen,
een huis en erf op de Egelantiersgracht (ZZ) voorbij de eerste dwarsstraat te Amsterdam,
belend OZ Hendrik van Duunen met een gemeene muur en loode goot, en WZ de wed. Aarnoudt Muyffardt meede met een gemeene muur doorgaand en voor een gemeene lode goot, strekkende voor van de straet tot achter aan de erve van de Nieuwe Lelydwarsstraet. Borgen zijn Salomon Soeten en Dirk Booner, beiden mede comparerend.
Koopprijs ƒ 2000,--.
[89]
Uit dit huwelijk:
Op 18-11-1634
verkoopt Pieter Dircxsz aan Esaias Minuict,
een huis en erf op de Schans bij de Nieuwe Regulierspoort te Amsterdam.
[90]
Op 24-10-1642 koopt
Esaias Minuict,
een huis en erf met 2 vrije uitgangen op de Oudezijds Voorburgwal (WZ) te Amsterdam.
[91]
Op 21-4-1646
verkoopt Esaias Minuict aan Sem Fransz Samson,
een huis en erf in de Schans bij de Regulierspoort te Amsterdam.
[92]
Op 22-2-1656
verkoopt Jan Jansz van Swol aan Esias Minuit,
een huis en erf in de Duifjessteeg te Amsterdam.
[93]
Op 6-2-1662
verkoopt Esaias de Minuit aan Isaac de Minuit,
een huis en erf, waar De Drie Vergulde Bogen uithangen, op de Fluwelenburgwal (Oudezijds Voorburgwal) te Amsterdam.
[94]
COMMENTAAR(¥) Wanneer Abraham Cabeljau naar Zweden vertrekt is onduidelijk, de jaartallen 1605[103] , 1607[104] en 1609[105] worden genoemd. Voorts worden er in de periode 1606-1610 nog drie kinderen van hem in Amsterdam gedoopt. Wellicht is hij meerdere malen tussen Amsterdam en Göteborg heen en weer gereisd. |
In NNBW [106] staat een biografie van Abraham Cabeliau waarvan de personalia deels incorrect(¥) zijn. Het wel juiste stuk bevat de volgende gegevens:
Abraham CABELIAU was boekhouder te Amsterdam. Hij meende eene uitvinding gedaan te hebben, 'waerdoor men op alle streecken vant compas soowel de lengde Oost ende West sal kunnen vinden, als de breedte Suyt ende Noort'. Op zijn verzoek om octrooi besloten de Staten-Generaal 9 Nov. 1616, dat bij expres bevel de schippers en stuurlieden haar op zee zouden beproeven, waarop Cabeliau, blijkens resolutie van 16 Dec., verschillende toelichtingen inleverde. Op 1-6-1617 kreeg hij een belooning voor zijn gedrukte "Rekenkonst van de groote seevaert (Amst. 1617)". Op zijn verzoek om belooning voor zijne uitvinding te mogen ontvangen, is 13 en 29 Juni gehandeld, doch 6 Dec. 1617 werd dit verzoek afgeslagen, omdat zijn voorstel 'frivool' was en hij niet had kunnen 'gedebatteeren', terwijl hem 7 Dec. zijn boek werd teruggegeven. Wellicht stond hij in verbinding met Jan Hendriks Jarich van der Ley (zie Ref. [107] ), die 28 Oct. 1617 om een dergelijke vinding op dezelfde voorwaarden octrooi vroeg.[108]
Kennelijk was de admiraliteit te Amsterdam enthousiaster over zijn vinding want op 24 nov. 1617 noteert deze: "Aan A. CABBELJAUW vereerd, wegens zijne inventie van Oost en West, ƒ 50,--".[109]
COMMENTAAR(¥) NNBW ziet in hem een zoon van Susanna van Quickelbergh, en de echtgenoot van Petronella Pluympot. Kennelijk wordt hier gedoeld op Abraham Cabeljau geb. Rotterdam 1605 ("in het huis genaamd Norenburch"), zn. van Jonas Cabeljau en Susanna van Quickelbergh, tr. 1630 Petronella Pluympot (zie 4b). Het lijkt onwaarschijnlijk dat hij op elfjarige leeftijd een uitvinding laat octrooieren.
Op 23-7-1596 passeert te Rotterdam een akte van wisselprotest, betreffende een wisselbrief te Amsterdam, waarvan de 2e onbetaald, ten bedrage van 60 ponden staerlings, aan Willem Helmann, ontvangen van Anthony van Harinckhoeck, en ondertekend door Abraham Cabeliauw. [110]
Blijkens acte voor notaris Jacob Symonsz te Rotterdam dd. 3 nov. 1606 hadden op 16 mei 1606 de erven van Allegonde Mallebranche, weduwe van Steven van Quickelbergen, aan Abraham Cabbeliau, coopman, wonende te Amsterdam, ƒ 1800,-- in de O.I.C. overgedragen: Abraham Cabbeliau machtigde te Amsterdam op 20 okt. zijn broeder Jonas Cabbeliau, coopman te Rotterdam, ter zake. [111] [112] ZOEK OP
Op 3-11-1606 machtigt Willem Jansz, laeckencooper, Jacques Wilckes, coopman, wonend te Amstelredam, om 1200 gulden over te dragen aan Abraham Cabbeliau, coopman te Amsterdam volgens 10-jarige rekening van de Oostindische Compagnie. [113]
In 1606 kopen de kinderen van Abraham Kabeliau, wonend op de Oude Zijds Achterburgwal bij de Korendragerssteeg, voor ƒ 1,16,-- zeven loten in de Loterij t.b.v. de bouw van een Oudemannenhuis te Haarlem. (Zouden er dan (nog?) zeven kinderen zijn?)
COMMENTAAR(¥) Een kind van Aberam Cabbeljau, bij die brouwerij van die Roos, wordt beg. Amsterdam Oude Kh. 6-12-1611. Wie van de onderstaande kinderen dit is valt (nog) niet vast te stellen. |
COMMENTAAR(¥)
Het geboortejaar van Margaretha Cabeljau is vooralsnog onbekend. De volgende gegevens kunnen de mogelijke periode inperken:
- huwelijk ouders 30-12-1590, dus geb. na 1590 - zij tr. voor 1615 Andries Sersanders, neem aan dat zij dan minstens 15 is, dus geb. voor 1600 - haar vader Abraham Cabeljau is van 1597-1599 op expeditie naar Zuid Amerika, dus zij is geb. voor 1598, of na 1600 - haar broer Anthoni en zuster Maeijcke zijn geboren 1592 en 1594, hetgeen de periode 1591-1594 uitsluit - haar zuster Maria is geboren 1597/98, hetgeen deze jaren gedeeltelijk uitsluit - Ref. [115] vermeldt dat zij ovl. na 1677 (bijna 80 jaar oud), hetgeen in tegenspraak is met het elders[116] vermelde sterfjaar 1669. De voorlopige conclusie moet dus zijn dat Margaretha Cabeljau is geboren 1595-1597. In Amsterdam viel haar doop niet te vinden, wellicht is het gezin Abraham Cabeljau x Maeijcken van Leest ter voorbereiding van Abrahams expeditie die in dec. 1597 vanuit Den Briel vertrok, naar Dordrecht vertrokken, waar Maeijcke vandaan komt, en waar Abrahams broer Jan Jansz Cabeljau met zijn gezin woont. De doop van de zoon Johannes in Dordrecht feb. 1600 is daarvoor een aanwijzing. Een doop van Margaretha te Dordrecht viel echter niet te vinden. |
Een doopregister der Hollanders in Brazilie, Recife:
28-1-1640: Henrick. Ouders : Harman Henrick en Janneken Struys , get. : Abraham Dapper, Abraham Cabbeliau, Elisabeth Schaep, Theodora Coets. [117]
4-11-1647: Anna. Ouders: Johannis Morris en Catharina Legget , get.: Abraham Francoys Cabbeliau, Joffr. Anna Redinckhovens. [118]
Inventaris Oude West-Indische Compagnie
Datum onbekend: Verzoekschrift van de crediteuren van Hans Leendertsen le Bruijn aan de hoge en secrete raden, ondertekend door: Frans Bruijn Antonissen. Marten Eleman. Nicolaes Verdion. Joost Bullestraate. Jacob Pouwelsen. Davit Nicolaij. Daniel van Steenwinckel. Guielliame Jehu. Pieter Willemsen Raap. Joris van der Ghijsen. Paulus Raepers. Abraham Francisco Cabelliauw. Samuel en Antoni van Gansepoel. Isaac de Costa. Pieter Misnir. Duarte Saraijva. Ishae Saraijva Corenel. Mordochaij Abendane. [119]
COMMENTAAR(¥) Haar doop in Amsterdam en Dordrecht niet gevonden. |
Margaretha Cabeljau - een veelbewogen leven | ||||||||||||||||||||
|
3d. Jaecques (Jacob) Jansz Cabbeljou, geb. 1566-1570, beg. Leiden Pieters Kerk 20-6-1604 (Jacob Cabeljau, wonend op de Hogewoerd), wordt bij zijn otr. vermeld als "heer van Mullem",
koopman (1593, 1598),
wordt poorter van Leiden 13-11-1598 (get. zijn vader Jan Cabbeljau),
koopt een huis in de Sint Jorissteeg WZ bon Hogewoerd (1589),
een huis op de Hogewoerd ZZ bon Hogewoerd (1598?),
reserve-schutter in de schutterij van Leiden (1599),
woont op de hoek van de Hogewoerd en de St. Jorissteeg (1603),[182]
op de Hogewoerd (1604) te Leiden (1628),
otr. Leiden geref. 3-3-1592 (get. voor hem: Franchoys Cabbeljau(¥), voor haar: Symon du Boys, haar oom, Jozyna Lagers, huisvr. van Antonis Zayon, haar bekende)
Sara du Boys, geb. vóór ca. 1570, ovl. na 1633, wed. van Jan Moenes,
afkomstig van Middelburch,
is als Sara de wed. van Jacob Cabeliau tot Leijden doopget. te Amsterdam (1604),
verkoopt het huis op de Hogewoerd ZZ bon Hogewoerd (1627),
en een huis in de Sint Jorissteeg WZ bon Hogewoerd (1633),
huw. get. (1609, 1614), doopget. (1622, 1626).
Zij hertr. Leiden geref. 24-3-1608 (get. Johan Pellicorne, zijn bekende, Proontgen Blocx, haar bekende) Pieter van der Schuyre, wednr. van Fransijn Dircksdr, (zie
⇒ Fragment Van der Schuyre).
Het echtpaar Jaecques (Jacob) Jansz Cabbeljou x Sara du Boys komt voor als
⇒ kw. nr. 12842 en 12843
in de Kwartierstaat Lapikás.
Jacob Cabeljau en Sara Duboys wonen in 1589 in de Sint Jorissteeg bon Hogewoerd (dan dus nog niet gehuwd!).
COMMENTAAR(¥) Dat Jacobs vader Jan Cabeljau in 1592 niet als getuige bij het huwelijk aanwezig is ligt voor de hand. Hij is immers in 1588 bij verstek ter dood veroordeeld en levenslang verbannen uit Leiden, Rijnland, Den Haag en Haagambacht. De getuige Franchoys Cabbeljau is zijn (iets oudere broer) Frans Cabbeljau. |
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[183]
Jacob Cabbellau
1-4-1599: Aangesteld tot reserve-schutter
Getuigenisboeken Leiden:[184]
Jacob Cabeljau, 19 jaar C 47, d.d. 1586-1589
Jacob Cabbeljau, koopman G 113, d.d. 1596-1599
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1593: Jacob Cabelliau, koopman [185]
Op 23-6-1598 compareren Jacop Cabbelauw en Willem van W..ingen coopluijden te Leiden, gemachtigden van Henrick Aerts van der ..rch laeckencoper en borger te Utrecht gepasseert binnen Utrecht 21-4-1598 stilo antiquo. Zij machtigen Joris van der Burch procureur te Leiden om alles te doen wat zij comparanten zelf gedaan zouden hebben. [186]
Op 16-7-1598 legt Anthonis Sayon, coopman, nu te Dordrecht, een verklaring af op verzoek van Joncheer Charles van der Rhyvel, Jacob Cabbelliaeu, coopman, en Henrick Heemskercke, procureurs te Leyden betreffende de goederen en vorderingen van Joost du Ballo te Leyden. [187]
Sint Catharinagasthuis Leiden: Eigendomsbewijs van een rente van 12 gulden en 10 stuiver per jaar ten laste van Jacob Cabbeljau en Pieter van der Schuyre vanwege de koop van een huis op de hoek van de Hogewoerd en het Steenschuur, 1604. [188]
De dood van Jaques Cabeliaw wordt gerapporteerd in een brief van Jonas Volmaer (te Leiden) aan de kerkeraad van de Nederduits geref. gemeente te Londen:nr.: 1617 Plaats en datum: Leiden, Saturday, 17 July 1604, N.S. Afzender: Jonas Volmaer (te Leiden) Geadresseerde: the Consistory of the Dutch Community, London.Samenvatting: My journey from Sandwyts to Leyden was accomplished very well. I was scarcely one night on the water, and had good company, namely the Minister of Cantelberghe. My health has improved a little by taking some physic prescribed for me by one of our Doctors, who tells me that I am not yet consumptive. I told you before about the money which I had to receive from Mr Saravia, but you need not take any trouble in the matter, as I have already received £ 3. from him, and he has told me where I could receive the remainder. But it would be a great convenience to me if I could draw on you for the whole amount of £ 30., you might then draw for the £ 5. on Dr Saravia himself, or on me as soon as I have received it from him. I ask this because I have sometimes to wait very long before I get the money from him, for instance I have now been waiting nearly a year, and have only received £ 3. You have heard,I presume, of the death of Jaques Cabeliaw, who used to pay us the money. Please let me know whether I am to receive it now from his widow, or anybody else.
Op 17-7-1628 compareerden Sara du Boijs eertijts weduwe van Jacob Cabbeljau en Susanna Cabbeljaus huijsfrouwe van Claes Boccou, velleploter, beide wonend te Leiden, erfgenamen van za: Isaac Cabbeljau, respectievelijk hun zoon en broeder, die jongman sijnde omtrent twee jarens geleden van Amsterdam op t'jacht genaemt Diemen naar Oost Indie gevaeren en op de selve reijse deser wereldt aflevig is. Zij comparanten machtigen Jacob Cabbeljau, mede wonend te Leiden, respectievelijk hun zoon en broeder, om te innen alle openstaende gagien ende verdiensten als voors. Isack Cabbeljau op sijn Oost Indische reijse verdient heeft, mitsgaders sodanige andere penningen als van wegen de voors. Isack Cabbeljau nae sijn doot ontfangen ende geprofijteert ofte desselfs ondergemachtigden van hare ontfang, handelinge ende tgeven soingeaande desen wegens gedaen, gehouden blijven te verantwoorden als naer behoeren etc. Get. Jacob Jacobszvan Nieustad en David Davit Davitsz, beiden schippers. W.g. Sara Du Bois, Susanna Cabeliaus. [189]
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [192] is hij een zn. van Jacob Jacobsz. Cabeljouw, wonend te Goedereede, vermeld 1613, en een onbekende moeder |
Stadsrekeningen Goedereede:[193]
1606: Leendert Jacobz Cabbeljau, huurder van den impost der beestialen voor den 48e penning
1613: Jacob Jacobz Cabbeljau voor levering van zeep, olie en kaarsen voor het spui
1629: Lenart Jacobz Cabbeljau is "stedewaecker"
1630: Lenart Jacobz Cabbeljau is stoker "op den vierbaken op dezen toren"
Op 29-8-1616 machtigt Lenert Jacobsz Cabelau (tekent Cabeliaeu), zeevarende, te Goedereede, namens zijn vrouw Pieternelletge Adriaens, zijn broer Jacob Jacobsz Cabelau en zwager Jan Garbrantsz, beiden te Goedereede, inzake de erfenis van haar vader Adriaen Lenertsz, gestorven te Veere. [194]
3e. Cornelis Cabbeljau, geb. 1565/66, ovl. na 1633, afkomstig van Gent (1591), wonend te Leyden (1597),
huw. get. (1599, 1600, 1623),
huurde op 17-12-1592 het 2en (bay)raem, wesende een halven rolraem om zijn weefsels op te hangen,[207]
hooftman (ca. 1617),
dekendrapier (1602..1633),
vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 2 baaigetouwen en 1 lakengetouw,[208]
vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 1 dubbelgetouw,[209]
wordt in 1606 gehoord door magistraat van Leiden in verband met het uitvaardigen van een keur "Nopende 't drapieren van de Spaensche deeckenen",[210]
gekozen tot hoofdman van het baey-, laecken- en roldraperiersgilde (11-11-1610),
schutter in de schutterij van Leiden (1617),
treedt in 1622 op als "neef" Cornelis Cabbeljauw, dekendrapier, medevoogd over de nagelaten kinderen van de kleermaker Jeronimus Gerritsz Selkaet en Annetje van Houck,[211]
otr. 1o Leiden geref. 13-12-1591 (get. voor hem Jorys Cabbeljau, zijn broeder, en Anthonis van den Hoet, zijn bekende, voor haar Vyntgen Verbrugge, haar moei)
Maijcken van (H)Anselare, ovl. 1591-1597, afkomstig van Gent (1591),
otr. 2o Leiden geref. 20-4-1597 (get. voor hem Pouwels Cabbeljau, zijn broeder, en Jorys Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Tanneken Hagels, haar moeder)
Sara van Dycke, afkomstig van Zantwyc in Engelant, wonend te Leyden (1597),
op de Hogewoert (1623), huw. get. (1623).
3f. Lieven Cabbeljau, geb. 1571-1573, ovl. na 1646, afkomstig van Gent (1599),
lakenbereider (1594..1640),
dekendrapier (1599..1646),
schutter in de schutterij van Leiden (1599),
verver (1605..1629), wonende te Lei
vermeld in het register van weefgetouwen in de baaidraperie te Leiden (1602) met 1 baaigetouw,[216]
wordt in 1606 gehoord door magistraat van Leiden in verband met het uitvaardigen van een keur "Nopende 't drapieren van de Spaensche deeckenen",[217]
betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[218]
wonend op de Hoijgraft (1629), te Leyden (1629),
doopget. (1623..1639), huw.get. (1629),
otr. 1o Leiden geref. 23-4-1599 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn broeder, en Jorys Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Lysbeth Jansdr, haar nicht, en Robine Lourens, haar bekende)
Janneken Visschers, afkomstig van Ronsse,
otr./tr. 2o Leiden schepenen 9/25-3-1629 (er staat niet bij dat hij wednr. is)
Sara Philips, ovl. na 1649, wonend te Haerlem (1629), op Levendeel (1636, 1638), op de Sijtgraft (1649),
doopget. (1639).
3g. Guillames (Willem) Cabbeljau, geb. 1579-1583, ovl. na 1636, afkomstig van Gent (1605),
drapier (1605),
schutter in de schutterij van Leiden (1617),
mr. lakenbereider (1628..1635),
doopget. (1625..1636),
huw. get. (1634, 1636),
wonend te Leyden (1605), op de Rijn (1634), op de Marckt (1636),
otr. Leiden geref. 1-11-1605 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn broeder, voor haar Marytgen Bollys, haar moeye)
Abygel Bollys, afkomstig van Leyden.
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[212]
Cornelis Cabbeljau
10-5-1602: Koper van een huis
28-2-1617: Schutter in het rot van Pieter Mz.
Getuigenisboeken Leiden:[213]
Cornelis Cabeljau, hooftman M 246, d.d. 1615-1619
Cornelis Cabeljauw, dekendrapier, 53 jaar N 5, d.d. 1619-1622
Cornelis Cabbeljau, dekendrapier, 67 jaar R 242, d.d. 1630-1633
Cornelis Cabbeljau, dekendrapier, 67 jaar S 69, d.d. 1633-1635
Cornelis Cabbeliau, S 14v., d.d. 1633-1635
Thesauriersrekening Leiden 1612:[214]
Noch aen de mannen van de baeyen, laeckenen ende
roldraperieneringe, gecoren naer Martini 1610 (=11-11-1610), als Cornelis Cabbeljau ende Jan Huyrluyt, comende jaerlicx voor haere wedden een somme van 24 guldens
volgende de resolutie van die van de gerechte, genomen .... den eersten Marti
anno 1590,.... hier sulex over haer wedden, tyde deser reeckeninge verscheenen,
betaelt deselve 24 gl.
Uit een van zijn huwelijken:
In 1680 zijn de erfgenamen van Maertje Cabbeljaeu en Job Danen eigenaar van een huis op de Hooigracht bon Kerkvierendeel te Leiden.
COMMENTAAR(¥)
Wat is het verband met
NN, beg. Leiden Pieters Kerk 29-9-1619 (de huisvrouw van Pieter Cabbeljau wonende op Levendaal).
Getuigenisboeken Leiden:[215]
Pieter Cabbeljau, lakenbereider V 15, d.d. 1638-1641
Uit dit huwelijk:
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[219]
Lieven Cabbeljau
1-4-1599: Schutter in het rot van Paedts
Getuigenisboeken Leiden:[220]
Lieven Cabbeljau, lakenbereider E 268, d.d. 1591-1594
Lieven Cabelliau, lakenbereider, 22 jaar F 93, d.d. 1594-1596
Lieven Cabillau, verwer, 27 jaar H 114, d.d. 1599-1605
Lieven Cabbeljau, verwer, 38 jaar K 62, d.d. 1609-1611
Lieven Kabeljau, verwer, 53 jaar P 204v., d.d. 1625-1628
Lieven Cabbeljaeu, dekentrapier, 78 jaar X 113v., d.d. 1646-1658
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1629: Lievijn Cabelliau [221]
1631: Lievijn Cabelliau [222]
1645: Lieven Cabelliau en echtgenote Saertgen Philps [223]
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1629: Daniel Cabelliau [224]
1631: Daniel Cabbeliau, verver [225]
1631: Daniel Cabbeliau, verver [226]
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Uit haar eerste huwelijk (van Heyningen-Cabbeljaus):
Uit haar tweede huwelijk (van der Wilde-Cabbeljaus):
Op 9-1-1636 machtigt
Abraham Cabeljau, coopman en gemachtigde van Susanna van Quickelbergh, weduwe en erfgename van Jonas Cabeljau, coopman, zijn neef Samuel Cabeljau uit Leyden om gelden te innen uit de nalatenschappen van de weduwe van Heyndrick Lomme, Jan Dircxsz van der Hal en Jacob van der Brugge, allen te Leyden overleden en van hun erfgenamen Samuel Jansz en Lieven Cabeljau.
[228]
Uit haar eerste huwelijk (van Hal-Cabeljau):
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[229]
Willem Cabbeljauw
28-2-1617: Schutter in het rot van Van Dorp
Getuigenisboeken Leiden:[230]
Willem Cabbeljauw, lakenbereider O 107, d.d. 1622-1635
Willem Cabbeljau, mr. lakenbereider, 45 jaar P 35, d.d. 1625-1628
dus geb 1579-1583
Willem Cabbeljauw, lakenbereider T 42v., d.d. 1635-1638
Uit dit huwelijk (o.a.?):
Uit haar huwelijk Hoochboot-Cabbeliau nageslacht bekend (1649, 1653).
Register van Lijfrenten, in 1670 opgenomen door de Stad Kampen:[231]
Den 21en November 1670.
Elisaeus Arnoudts ten lyve van syn huysvrou
Johanna Cabbeliau oudt 45 iaeren, dochter van
Willem Cabbeliau en Abigail Bolys, ƒ 500.
Noch dieselve ten lijve van Willem Arnoudts van Castricom,
oudt 16 iaeren, soon van Elisaeus Arnoudts
en Bernardina van Castricom, ƒ 500.
Op 25-4-1694 transporteren de kinderen en erfgenamen van Golina Balda, weduwe van Johan Houttuyn, ontvanger van de verpondingen te 's-Gravenhage, voor de magistraat van Rijswijk aan Johanna Cabbeljauw, laatst weduwe van Eliseus Aernolt, een losrente ten laste van het Gemeneland van Holland en op naam van de kinderen en erfgenamen van Claes Aldertsz. van Ravesteyn, groot 1250 gld.
Op 15-10-1735 transporteert ds. Jacobus du Toict, weduwnaar van Susanna van Akeren, deze losrente, die zijn echtgenote erfde van Petrus Cabeljauw.
[232]
Op 17-3-1708 worden twee losrenten ten laste van het Gemeneland van Holland, groot respectievelijk 3200 en 800 ponden, en op namen van Johan Aertse en Maria Cornelisdr, uit de boedel van Johanna Cabbeljauw, weduwe van Elizeus Arnold, toebedeeld aan Susanna van Akeren.
De losrente ten name van Johan Meynderts was oorspronkelijk in het bezit van Susanna Fransdr Cabbeljauw. Haar zoon en mede-erfgenaam mr. Jan van Akeren transporteerde de losrente op 2-6-1734 aan ds. Jacobus du Toict, die het op 14-12-1753 uit eigen naam en als erfgenaam van zijn echtgenote Susanna van Akeren, verder transporteert.
[233]
Nog niet geplaatst |
Suzanna Cabeliau (Cabbeljauw), geb. vóór ca. 1675, ovl. na 1731, procedeert als voogdes van haar dochter te Utrecht (1708), woont te Utrecht (1711, 1714), komt zeer vaak voor in Not. Archief Utrecht, tr. 1o voor 1697[234] Johan van Royen, ged. Utrecht 15-3-1674, ovl. 1697-1708, zn. van Nicolaas van Royen en Geertruid van Hamel. draagt met echtgenote onroerend goed te Walcheren over (1697), tr. 2o voor 1708 Nicolas Vermeurs, ovl. 1718-1729, schipper van 't kleine trekschuiteveer van Utrecht op Amsterdam (1709..1718), Hieruit verder nageslacht bekend. |
Referenties Fragment Genealogie Cabeljau --- Generatie 3 ( 234 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 4 |
Back to previous generation 2 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 |