This page was last updated : 170308.
File size is: 112 k.
Fragment Genealogie Cabeljau
Generatie 4
Refer to these data as:
L. Lapikás,
Fragment Genealogie Cabeljau,
version 1.1,
Muiden, 2009.
© Copyright 2017 : L. Lapikás, Muiden, The Netherlands. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher. An exemption is made for genealogical publications provided that adequate reference is being made.
You are here: Louk-Home Genealogy Cabeljau Gen. nr. 4

4a. Ds. Samuel (Samevel) Cabbeljauw (Cabelian), geb. 1602/03, ovl. 1646-1651, ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Leiden 17-5-1622 ("Samuel Cabbeliau, Roterodamus, 19 (jaar)"),[1] j.m. (1629), predikant te IJselmonde (1629, 1632), te 's-Gravenhage (1643-1645), doopget. (1630, 1632), huw. get. (1632), koopt de hofsteede Vossenburch te Oudenbosch van zijn moeder (1645), is blijkens het testament van zijn broer Nathaniel voor 1651 overleden, otr. Rotterdam geref. 22-4-1629, tr. Zierikzee Magdalena Miverius (Miverij, Nuverius)(¥), geb. vóór ca. 1610, j.d. (1629), wordt op attestatie geref. lidimaat te Brielle 2-11-1634 (als huisvrouw van Ds. Samuel Cabbeljau), tesamen met haar zuster Sara Miverius, j. d.[2]

COMMENTAAR(¥) In Ref. [3] heet zij, zonder verdere bronvermelding, ten onrechte Magdalena Scriverius.
Als de naam Miverius is dan zou Daniel Miverius, wiskundige en medicus te Vlissingen, Middelburg en Goes, haar vader kunnen zijn. [4]

Op 10-12-1629 testeren Samuel Cabbeliau, predikant te IJselmonde, en zijn vrouw Magdalena Miverius, wonende te IJselmonde. Zij herroepen hun destijds gemaakte huwelijkse voorwaarden en benoemen elkaar over en weer tot universeel erfgenaam met legaten aan: haar zuster Sara Miverius en aan haar bloedverwanten, aan zijn jongste broer Nathaniel Cabbeliau en aan zijn overige broers en zusters en aan de diaconie, van de plaats van overlijden van de eerststervende. Voorts enige bepalingen in geval van hertrouwen. [5]
Op 23-11-1632 testeren Samuel Cabbeljauw, dienaer Jhesu Christi te Iselmonde en zijn vrouw Magdalena Miverius andermaal, onder herroeping van hun huw. voorwaarden en bovenstaand testament, verleden op 10.12.1629. Zij benoemen elkaar over en weer tot universeel erfgenaam, met een nadere regeling voor hun kinderen. Zij stellen als voogd over hun na te laten kinderen o.a.: Abraham Cabbeljauw, broer van comparant, en Pieter Couwenburch van Beloys raetsheer bij het Hof van Holland en Westfriesland, comparante's oom. [6]

Huwelijkssluiting op 7-12-1646 door Ds. Samuel Cabeljau (~1602-voor 1651) van Prinses Louise Henriette van Oranje en Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg in de grote zaal van het Oude Hof te 's-Gravenhage, geschilderd door Johannes Mijtens.[7]
Olieverf op paneel, 58 x 74 cm
Datering: 1646
Bron: Musée des Beaux Arts, Rennes

klik op plaatje(s) om te vergroten

Johan van Nispen (1700-1776) en zijn echtgenote Petronella Susanna Cabeljau (1702-1768), geschilderd door Joseph Ignaz Eichler (1714-1763).
Olieverf op canvas, (beide) 85,3 x 67,1 cm
Datering: 1750 (gesigneerd)
Locatie: geveild op 6-11-2002 bij Christie's Amsterdam
Bron: Artnet

klik op plaatje(s) om te vergroten

Jan van der Houven (..-1704) geschilderd door Jan Jansz Westerbaen (1600-1686). (op de achterzijde staat de inscripte Ian van der Hoeven)
Paneel 73x59,5 cm
Gedateerd: 1670 IW (linksboven)
Locatie: geveild bij Sotheby Mak van Waay te Amsterdam (1983).
Bron: Ref. [27]
en zijn echtgenote Elisabeth Cabeljau (..-1714) geschilderd door Jan Jansz Westerbaen (1600-1686).
Paneel
Gedateerd: 1670 IW (rechtsboven)
Locatie: Westaustralisch Museum, Perth (AUS).
Bron: Ref. [28]

klik op plaatje(s) om te vergroten

4b. Abraham Cabeljau (Cabelians), geb. Rotterdam 1605 ("in het huis genaamd Norenburch"), ovl. na 1651, jongeman (1630), coopman (1633..1636), medereder van het schip 'de Fortuyn', gekaapt door de Duinkerkers (1633),[29] verblijft in Engeland (1644), wordt in 1651 nog genoemd in het testament van zijn broer Nathaniel, otr./tr. Rotterdam geref. 9-12-1629/5-1-1630 Pieternelle Plimipots (Pluimpot), beg. Rotterdam Botersloot 16-2-1631 (als huisvrouw van Abraham Cabbeliau), jongedochter (1630), doopget. (1630), wordt in het testament van haar oom Nathaniel in 1651 bedacht met een legaat van "diverse goederen".

Op 30-5-1644 leggen Geleyn Pieters, 65 jaar, en zijn vrouw Aeltge Maertens, wonende in de Hooftstraet, 65 jaar, een verklaring af op verzoek van Abraham Cabelliau, zoon van wijlen Jonas Cabelliau en Suzanne van Quickelberg. Abraham Cabelliau is nu in Engelant, maar hij is in 1605 geboren alhier tegenover hun huis in het huis genaamd Norenburch. Hij is toen gedoopt in de publycke kercke alhier. [30]

4c. Samuel Cabeljau (Cabelian), ged. Dordrecht feb. 1603 (vader: Jan Cabeljau, moeder: Tanneken Reijer), ovl. na 1641, verver (1629, 1632), kaersmaker (1633, 1635), woont te Dordrecht (1629), woont op Levendeel (1632), op Marendorp (1635), op de Haerlemstraat (1635) te Leiden (1632..1635), doopget. (1632..1641), otr. 1o Dordrecht geref. 5-8-1629 (per schrijven van Amsterdam, in margine: bescheijt gegeven om te trouwen tot Amsterdam den 22-8-1629) en otr. 1o Amsterdam kerk 28-7-1629 (geboden gaan te Dordrecht, zijn ouders dood, get. Jonas Cabeleau sijn oom, Teuntie van Exel, haar moeder) Maeijcken Beurs (Buers), ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 8-4-1608, ovl. 1631/32, j.d. van Amsterdam, wonend op de Nieuwe Zijds Voorburgwal (1629), dr. en enige erfgenaam van Sijmon Jacobsz (Beurs) en Trijntje Cornelis (van Exel), otr. 2o Leiden geref. 17-11-1632 (get. voor hem Jacob Weuijten, zijn cosijn, zij zijn niet gecompareerd, maar hebben attestatie geleverd), otr./tr. 2o Rotterdam geref. 21-11/14-12-1632 Sara Jansdr du Bois, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1635, j.d. afkomstig van Rotterdam (1632), woont te Leiden (1633), dr. van Jan du Bois en Grietgen Vermeyen.

Op 7-12-1632 heeft Samuel Cabellau verwer voor de Weeskamer Amsterdam bewesen sijn sone Johannes out 1 jaer daer moeder aft was Maycke Buers voor zijn moeders erve de summa van seshondert guldens. En hij belooft op te brengen oft borg daer voren te stellen. Ende zal zijn sone houden met behouden goe(deren?)... .. leringe ende alle ander behoeften tot sijn mondige jaren te aminestreren? van t voorsz bewijs. Onder verband ende dat zal hij voorts blijven sitten. Ende zal t behaechen Cornelis van Exel ende Salomon van Exel des kints outooms in presentie van Ed. Hillebrand Schellinge weesmr. [32]
Op 16-11-1632 sluiten Samuel Cabeljaeuw, a.s. bruidegom, weduwnaar van Mayken Beurs, wonende te Leyden, geassisteerd met zijn zwager Salomon Geversz en Samuel Cabbeljauw, zijn neef, en Sara Jansdr du Bois, a.s. bruid, geassisteerd met haar voogd Isaac Beeckman rector van de Latijnsche Schoole te Dordrecht namens haar moeder Grietgen Vermeyen een huwelijk onder voorwaarden. De akte wordt opgemaakt ten huize van Pieter van der Beeck staande op de Doelwech. [33]
Op 26-9-1633 compareren Samuel Cabelliau, kaersmaker, en Sara Jansdr du Boijs, echtelieden wonende te Leiden, beiden gezond. Zij testeren en ratificeren de huwelijkse voorwaarden d.d. 18-11-1632 voor Nots. Fr. van der Swan tot Rotterdam. Samuel Cabelliau verklaart dat als hij als eerste overlijdt voor sijne veelbeminde huijsvrouwe zonder kinderen bij haer dan behoudt zij alle de cleederen linnen ende wollen juwelen ende clenodien tharen lijve behorende ende bij de voorsz huwelijkse voorwaarden mede aengewert, ende daerenbocen nog uijt sijn comparants gereetste naer te laten goederen in plaetse van hondert pond vlaamsch inde voorsz huwelijkse voorwaarden mede begrepen, de somme van 1200 gulden van 40 groten vlaams tstuck, daarinne hij comparant sijne voorsz huijsvrouw institueert bij desen, ende in alle de verdere goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geen uijtgesondert bij hem comparantt ende testant boven tgeen voorsz staet naer te laten.
Heeft hij comparant, in gevalle als voren nametlijck bij aldien hij desen werelt comt te overlijden sonder levende blijckende geboorte bij de voorsz Sara Jansdr du Bois sijne huijsvrouwe geprocreert naer te laten, tot sijn algehele universele erfgenaem benoemd Johannes Cabelliau sijn eenig kint twelc hij gewonnen heeft bij Maijken Beurs, sijne saliger eerste huijsvrouw was, ende bij t voorsterven van de tselve voor hem comparant desselfs naer te laten kint ofte kinderen, in haer vaders plaetse ende bij gebreke van de selve op sijn comparantts naeste vrinden dan dn der tijt d'selve daerinne substituerende bij desen onder expresse conditie bij aldien sijn voorsz kint naer hem comparant deser werelt geraect te overlijden ongehuwelijct ofte beneden de 25 jaren sijnde de voorsz sijne huijsvrouwe uit des kints gereetste vaderlijcke goederen voor alle deelinge trecken genieten ende profijteren sal, de summe van 600 gulden ten prijse voorsz, d'selve sijn huijsvrouwe in die gevalle voor soo veel t noot sij daerinne mede substitueerende bij desen.
De voorsz Sara Jansdr mede alles heeft doorgehaald: gewilt ende begeert, gelijc sij .. dann begeert bij dese, bij aldien sij deser werelt comt te overlijden voor de voorsz Samuel Cabelliau hare welbeminden man sonder levende blijckende geboorte bij hem geprocreeert achter te laten, tot haer algehele ende universele erfgenaemen in alle de goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geene uutgesondert die sij comparante ende testante mitter doot onruijmen ende achterlaten sal, gemeact genomt end geinstitueert, maect nomt en institueert bij desen den voorsz Samuel Cabelliau, hare man, omme bij hem de selve aengevaert vrij eijgentlijc, behouden ende daer mede gedaen ende gelaten te werden gelijc men met vrij eijgen goederen vermach te doen, doch met expresse conditie dat den voorsz haren man in plaetse dat de goederen bij haer comparante ten huwelijcke gebracht en de bij haer noch te verkrijgen, breder in de voorsz huwelijcxe voorwaerden geexpressert, wegens de voorsz huwelijcxe voorwaerden gaen ofte aen de sijde daer die van daen souden sijn gecomen, bij aldien sij comparante in vruge van ist? deser werelt geraect te overlijden namentlijc sonder levende blijckende geboorte bij haren voorsz man geprocreert naer te laten dat bij de voorsz huwelijcxe voorwaerden geseit? wert benvende? gehute 't welc sij comparante verstaet, blijckende te moeten sijn, gehouden sal sijn uut te keeren ende te laten volgen aen hare comparantes moeder, de somme van 600 gulden mede ten prijse voorsz, voor ende in plaetse van de legittime portie d'selve hare moeder naer rechten in haer comparantes naer te laten goederen competerende, daerinnen ende wijders niet sij comparante 'd'selve hare moeder tot hare mede erfgenaem maect nomt. ende instittueert bij desen, ende bij t voorsterven van de selve hare moeder voor haer comparante op haer comparantes naeste vrinden alsdan in der tijt, d'selve indien gevalle daerinne substituerende bij desen.
Verclaerden voorts sij comparanten ende testanten gesamentlijc, bij aldien een van beijden deser werelt comt te overlijden kint ofte kinderen bij den anderen geprocreert uit leven naer te laeten doorgehaald: tot algehele ende universele erfgenaem in alle de goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geene uutgesondert, bij de eerst van hun beijden metter doot te ontruijmen ende achter te laten, tot sijn of haer algehele ende universele erfgenaam te maken nommen ende institueren, maeceken nommen ende institueren bij desen, de langstlevende van hun beijden, omme alle de selve goederen bij de langstlevende aengevaert vrij eijgentlijc behouden ende daer mede gedaen ende gelaten te werden, gelijc men met vrij eijgen goederen vermach te doen. Behoudelijc ende met sulcken verstande nochtans dat de selve langstlevende gehouden sal sijn aent kint ofte kinderen van de eerstaflijvigen die ten dage vant overlijden van t eerst van hun beijden int leven sullen sijn, ge .. wannec? d'selve ofte ijder van hun te huwelijcke state ofte volcomen ouderdom van 25 jaren sullen sijn gecomen, uut te keren ende te laten volgen gesaementlijc den somme van 600 gulden ten prijse voorsz ende ... geduuijrende derselver minderjaricheijt ofte ongehuwelict sijnde, gehouden sijn eerlijc te alimenteren ende op te voeden van spijs ende dranc cledinge ende redinge schiens? schoolgang haeftens? ende bijwoninge ende gemac soowel in siecten als in gesontheijt sulcx eene Godtsalige vader ofte moeder van Godes wegen schuldich is te doen, d'selve ooc doen leeren een goet hantwerck ofte ambacht naer der kindren vernuft ende begrijp, ende generalijc alles te doen dat van een volcome vader ofte moeder vereijscht wert.
Ende daerenboven gehouden sijn d'selve gecomen sijnde te volcomen ouderdom van 25 jaren of eerder huwelijckse state, eerlic doch naer uutweijssche van des langstlevenden staet van hem ofte haer uit te setten, welcke voorsz 600 gulden mitsgaders alimentatie ende uijtsettinge den eerstaflijvige sijn of haer naer te laten kint ofte kinderenen de ijder vandien ende bij t voorsterven van de delve sijn of haer kintskinderen ende vordre descendenten in plaats van haer voorgestorven vader of moeder, te ewicht? voor ende in plaets van de legittime portie d'selve ende ijder van hun naer rechten in des eerstaflivigens naer te laten goederen competerende, daerinne ende wijders niet den eerstaflijvigen sijn of haer kint of kindren ende vordre descendenten ende ijder van hun tot sijn of haer mede erfenamen maect nomt ende institueert bij desen.
Stelden voorts tot absolute voogden over de personen ende goederen bij den eerstoverleden van haer comparanten naer te laten minderjarige sijnde, of andre toesicht behouvende, te weeten de langstlevende van hun beijden tot administrerend voocht ende tot toesiend voochd Ysaac Beeckmans Doctor in de Latijnsche schole tot Dordrecht, ende Samuel Cabelliau, bedienaer des Goddelijcken woorts tot IJselmonde. Gevende d'selve langstlevende volcomen macht ende auctoriteijt omme de perssoone ende goederen van de voorsz minderjarige ende andre toesicht behouvenden te regieren ende te administreren, d'selve goederen roerende als onroerende te verhuijren, te vercopen en de te best.. benefitieren tjijnt? openbaer ofte uiterhandt ver... su dab ge per .. ws ofte perssoon inde vroi? alsulks somede prijs van pp als de langstlevende goetvinden sal.
Mede met last dat bij t sterven of onbequaem werden van de eene toesiende voocht de langstlevende van hun comparanten in de plaas van de afgestoreven of onbequaem geworden voocht een andre voocht t sij vanden bloede of vreemde daer toe uut? ende bequaem sijnde sal moeten versien ten versoecke ende bewillige ende tselve bij verder sterven of onbequaemheijt te continueren geduijrende soo lange ende ter tijt toe de oorsz minderjarige of andre toesicht behouvende te huwelijckse state, volcomen ouderdom gecomen of tot de regieringe ende voochdije van hare goederen bij de langstlevende bequaem geacht ende geadmittert sal werden, welcke vercosene versochte ende bewillichde voocht ofte voochden soodanige macht en auctoriteijt hebben sal of sullen als of die bij haer comparanten ende testanten bij dit jegentwoordige testament selfs gestelt ende gecommitteert waren, ende generalijc bij de langstlevende alles te doen dat van goede ende getrouwe voocht ofte voochden vereijscht wert ende d'selve naer rechten redenen ende billicheijt vermach te doen.
Ordonnerende ende begerende sij comparanten dat alle tgeen voorsz staete ende wat tot de voochdije eenichsints specteert niets uutgesondert ..selfs tvercopp .. goederen gedaen ende uutgevoert werden sal bij de langstlevende, mitsgaders de toesiende voochden alles, ende buiten alle last, moeijenisse, consent of de minste beswaringe van eenige magistraten, weesmeesters of andre bloetverwanten die naer recht en costumen of gewoonten deser landen daer over eenig gesach souden mogen of begeren te hebben, als alle d'selve ende ijder van hun int bijsonder daer van voor nu ende altijt te vallen uut lastende ende excuserende bij desen.
Alle t welc sij comparanten seijden ende verclaerden haer testament laetste ende uijterste wille te weesen, Ordonnerende ende begerende dat sulcx daer voren valideren ende effect sorteren sal, t sij als solemneeel testament, codicille, fidei commis, gifte ter sake des doots of eenige andre gevinge of makinge, ende sulcx tselve naer rechten stijle of gewoonten deser lande opt alrecrachtichste bestaen ende plaets grijpen sal mogen, nietjegenstaende eenige gebreken ende versuijmenissen dat ooc alle solemniteijten naer strengheijt van rechten in desen gerequireert daer inne niet volcomelijc geobserveert noch onderhouden als waren.
Versouckende sij comparanten voorint, met wettige stipulatie te dien eijnde als handen mijns Notaris als een publijc persoon gedaen, dat van tgeen voorsz staet kennisse gedragen gemaect ende geexpedieert mocht werden openbaer instrument in gewoonlijcke formen. Aldus gedaen verleden ende gepasseert binnen der voorsz stadt Leijden ten eigen huijse van de comparanten staende in Marendorp vinceert? de vrouwen kerck, present Jacob Fransz van Merwen ende Willem Sijmonsz clerquen als getuijgen van goeden gelove neffens mij Notaris te desen versocht ende gebeden, W.g. Samuel Cabeljau, Sara Jans du Boos en getuigen. [34]
Op 8-3-1635 machtigt Grietge Verneye, weduwe van Pieter Verbeeck te Rotterdam, Samuel Cabeljau te Leyden om Antony Jansz van Cempen gifte te doen van een huis en de kooppenningen ten bedrage van 3490 gulden te innen. [35]
Op 12-10-1635 testeren Samuel Cabelliau, kaersmaker, en Sara Jansdr du Bois echtelieden wonend te Leiden op de Haerlemmerstraet, gezond. Zij verklaren te approberen te ratificeren en van waarde te houden hun eerder testament d.d. 26-9-1633 voor nots. Kaerl Outerman gepasseert, voor soveel tselve bij dese jegenwoordigen niet en wert verandert. Samuel Kabelliau verklaart alleen dat ofte gebeurde dat hij voor sijne voorsz huijsfrouwe deser werelt mocht comen te overlijden ende dat sijne voorsz huijsvrouwe geraden vonde haar te houden aen de huwelijxe voorwaerden bij haer comparanten voor bande van huwelijcke aen gemaect ende sulcx haer metten boedel ende goederen van hem comparant niet wilde bemoeijen ofte daervan niets profijteren, te legateren te maken ende te bespreken aen sijne huijsfrouwe voornoemt:
Eerst alle de verdren sailinnen als welken ringen? ende t.welck? geene uijtgesondert, tharenlijve ringge ende gerijven behorende, ende d'selve staende huwelijcke gemaect ofte aengecocht mitsgaders zo alle het lijwaet niets uijtgesondert 'twelc ten sterfdage van hem comparant in den boedel bevonden worden sal.
Item voor alle de pillegiften die de voorsz sijne huijsfrouwe staaende huwelijc alrede sijn gegeven ofte noch geggeven sullen worden.
Verclaerde wijders ofte gebeurde dat sijn kint Johannes Cabbelliau naer hem comparant ongehuwelijct ofte beneden de 25 jaren deser werelt geraecte te overlijden, heeft hij comparant begeert ende geordonneert dat uijt t voorsz kints gereetster naer te laten goederen uijtgekeert ende vruchtdelinge getrocken ende genoten werden sal, bij Catharijna, Lauwijse ende Josijna Cabbelliau, sijne drie gesusters elcs een somme van ƒ 300,-- van 40 grooten vlaems tot in? ende bij t voorsterven van eenige vande selve vonchen? comparant desselfs kindren representatie in harer sa(liger) moeders plaetse haer tselve prelegateren bij dessen, ende sullen de resterende goederen so t vorsz sijn kint in eenigen voorst. namentlijk beneden de 25 jaeren ofte ongehuwelijct sijnde comt te overlijden, erven ende besterven op desselfs naeste vrinden van s'vaders sijde die ab intestato daer toe gerechticht sullen werden bewenden? ende op niemant anders d'selve in dien gevalle daer innne substituerende bij dese.
Verclaerde voorts de voorsz. Sara Jansdr du Bois mede alleen, bij aldien sij voor de voorsz haren man sonder levende blijckende geboorte achter te laten comt te overlijden, de voorsz haren man in plaetse van ƒ 600,-- hare voorsz. moeder wegens de voorsz testamente voor ende in plaets van haer legitime paortije toegevruchticht, en bij t voorsterven van selve hare moeder voor haer comparante aen hare comparantes neaste vrinden alsdan in der tijt, uut keeren en de voldoen sal somme van ƒ 300,--. Tgunt versstaet verclaerden sij comparants hare uuterste wille ende ernstige begeerte te wesen etc. Getuigen Joos de Neut en Pieter de Neut de Jonge. W.g. Samuel Cabeljau, Sara Jansdr du Bois en getuigen. [36]
Op 9-1-1636 machtigt Abraham Cabeljau, coopman en gemachtigde van Susanna van Quickelbergh, weduwe en erfgename van Jonas Cabeljau, coopman, zijn neef Samuel Cabeljau uit Leyden om gelden te innen uit de nalatenschappen van de weduwe van Heyndrick Lomme, Jan Dircxsz van der Hal en Jacob van der Brugge, allen te Leyden overleden en van hun erfgenamen Samuel Jansz en Lieven Cabeljau. [37]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1629/30: Samuel Kabelliau, verver [38]
1635: Samuel Cabelliau echtgenoot van Sara du Bois[39]

4d. Prof. Dr. Johannes Cabeliau (Cabeljavius), ged. Dordrecht feb. 1600, ovl. Göteborg, beg. Stockholm Riddarholmskerk 5-12-1652[41] [42] , ingeschreven op 26-6-1619 als student rechten ("Johannes Cabeliau, Amsterodamensis, 18 (jaar)") aan de Universiteit van Leiden,[43] wordt op 19-7-1623 te Leiden door Prof. Dr. Everardus Bronchorstius, hoogleraar rechtsgeleerdheid, geexamineerd in de rechten, verdedigt aldaar op 12-1-1624 zijn dissertatie getiteld "Theses de Usuris et Mora" en promoveert daarna plechtig in de beide rechten 16-1-1624 met een rede "De conjungenda politica scientia cum jurisprudentia" in aanwezigheid van "de eerstgeboren zoon van de Koning van Bohemen en een zekere graaf van Nassau", en verdedigt zijn stellingen voor het Athenaeum Illustre te Amsterdam 12-5-1624,[44] vertrekt in 1624 naar Zweden,[45] verkreeg daar bekendheid door zijn geleerdheid, in het bijzonder voor zijn brieven aan Gustaf II Adolf koning van Zweden, uitgegeven met de titel: "Epistolarum Centuria prima ad Invictissimum Gustavum Adolphum Regem Sueciae" (1626),[46] keert in 1629 weer naar Nederland terug, schrijft zich in als Dr. Johannes Cabeljavius (29 jaar) in de rechten 24-3-1629, als Dr. Johannes Cabeliau in de rechten 7-3-1633 aan de Universiteit van Leiden,[47] vestigde zich als advocaat voor het Hof van Holland in Den Haag, doet een mislukte poging om een professoraat te Leiden te krijgen, woonde te Leiden (1631), daarna te Utrecht (1633) en na zijn huwelijk te Bremen, waar zijn schoonvader bezittingen had, wordt bij zijn huwelijk genoemd "erfgeseten tot Bellesta & Eau" (1633), doet mislukte pogingen om een professoraat te Utrecht of te Harderwijk te krijgen, keert in november 1636 andermaal naar Holland terug,[48] wordt in het testament van Bernard Haeck en diens vrouw Debora Haeringh benoemd tot medevoogd (1638), wordt hoogleraar rechtsgeleerdheid aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam (13-9-1640 tot 6-4-1646), houdt op 2-1-1641 zijn oratie getiteld "Oratio inauguralis de praeparamentis ad studium iuris", wordt met ingang van 1-5-1646 door Burgemeesters (besluit d.d. 30-1-1645) als hoogleraar ontslagen 'wegens verwaarlozing van zijn lessen',[49] maar neemt op 6-4-1646 zelf zijn ontslag, vertrekt weer naar Zweden en werd er na zijn vader burgemeester van Göteborg, in welke functie hij 1652 overleed,[50] wordt op 8-6-1652 door Kristina koningin van Zweden in de (Zweedse) adelstand verheven,[51] [52] otr. Leiden geref. 26-4-1633, tr. Utrecht 18-5-1633[53] Machteld (Machtilda) Haeck(¥), ovl. na 1664, afkomstig van Zutphen, wonend te Utrecht (1633), "schatrijke" dr. van Wouter Haeck en Lucretia van der Horst.[54]

COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [55] verbleef zij in 1663 in Amsterdam en leefde nog in 1682. Dat kan gezien de ovl. datum niet goed zijn. ovl Göteborg 5-12-1652, beg. Stockholm Riddarholmskerk [56].

Dagboek van Prof. Dr. Everardus Bronchorstius, hoogleraar rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Leiden 1587-1627 [57] Mijn vertaling Latijn-Nederlands, LL

1623: 19 Julii examinatus est pro gradu Docturae Johannes Cabeliaw. Respondit commode et promte. Altero examine, in quo duae Leges illi ad explicandum datae sunt, scilicet L. Naturaliter 12, tt de Acq. poss. et L. uit., C. de Compens., expedite etiam et accurate ad objectiones Pro- fessorum respondit.
1623: 19 Juli is geexamineerd voor de graad van Doctor Johannes Cabeliaw. Hij heeft voldoende en direct geantwoord. Bij een tweede examen, waarin deze twee Wetten ter verklaring zijn gegeven, namelijk "L. Naturaliter 12, tt de Acq. poss. et L. uit., C. de Compens", heeft hij ook (goed) gehandeld en nauwkeurig de tegenwerpingen der hoogleraren beantwoord.

1624: 12 Januar. respondit de Usuris et mora Johannes Cabeliaw pro gradu Doctoratus, erudite et expedite.
1624: 12 Januari heeft Johannes Cabeliaw kundig en beslist geantwoord (op vragen) over zeden en gebruiken, voor de graad van het doctoraat.

1624: 16 Januarii promotus in Doctorem Juris Johannes Cabeliaw. Orationem habuit de Conjungenda politica scientia cum Jurisprudentia. Actui promotionis interfuerunt filius primogenitus Regis Bohemiae et Comes quidam Nassovius. D. Swaneburch contulit illi gradum.
1624: 16 Januari is Johannes Cabeliaw gepromoveerd tot doctor in de rechten. Hij heeft een rede gehouden over het verbinden van politieke wetenschap met jurisprudentie. Bij de promotieplechtigheid waren aanwezig de eerstgeboren zoon van de Koning van Bohemen en een zekere graaf van Nassau. D. Swaneburch heeft hem deze graad verleend.


Bijdrage d.d. 7-8-1645 van Joh(annes) Cabeljavius (1600-1652) aan het Album Amicorum van Jacob Heyblocq, praeceptor en rector, aan de Latijnsche school te Amsterdam.
Bron: KB Den Haag

klik op plaatje(s) om te vergroten
Op 14-10-1664 verleent Jurriaen Vrybergen spiegelmaker, gehuwd met Teuntje Pieters, wonende te Amsterdam, machtiging aan Leendert van der Elst, advocaet voor den hove van Hollant, en Gerrit Verhoeven, coopman wonende te Amsterdam tot het vestigen van een plecht van ƒ 1215,-- op een huis met 4 woningen en tuin op het Rustenburchspad buiten de Regelierspoort te Amsterdam ten behoeve van Mechtelt Haack, weduwe van Johan Cabbeljouw, in leven professor te Amsterdam, terzake van afrekening van Moskovisch glas. [58]
Op 18-10-1664 verleent Jurriaen Vrybergen spiegelmaker, gehuwd met Teuntje Pieters, wonende te Amsterdam, machtiging aan zyn vrouw om een plecht van ƒ 1215,-- te vestigen op een huis met 4 woningen en tuin op het Rustenburchspad buiten de Regelierspoort te Amsterdam ten behoeve van Mechtelt Haack, weduwe van Johan Cabbeljouw, in leven professor te Amsterdam volgens afrekening van Moskovisch glas. [59]

4e. Franchoys (Frans, Francois) Cabeljau, geb. vóór ca. 1610, ovl. na 1667, afkomstig van Leyden, mr. lakenbereider (1628..1640), (root)verver (1638..1660), koopman (1652), is op 21-10-1638 medeondertekenaar van verzoek der gemeene ververs van baaien, rollen, en dekens aan het gerecht te Leiden om hun toe te staan de te Kampen en elders gereede rollen, dekens en baaien te mogen blijven verven, wel verzoek alleen wordt vergund voor het verren van smalle buiten gereede rollen,[74] betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[75] is medeondertekenaar van een rekest ingediend bij het gerecht van Leiden tot het uitvaardigen van een "Keure op het reeden van de luyrbaeyen" (22-4-1650), omdat de luierbaaien, die voor hun deuren door de drapiers te koop werden gebracht, bij de nameting korter bleken te zijn, dan de lengte, die daarop door de meters van de hal was aangeteekend.[76] is in 1651 medeondertekenaar van een verklaring van hoofdman, gouverneurs, mannen, hooge-looiers en provisenaars der baainering, dat zij aan de magistraat der stad hebben geadviseerd, dat er vrijheid moet worden gegeven tot het verven van alle kleuren, met uitzondering van blauw, groen, geel en zwart,[77] wonend op de Rijn (1634), op de Hoogewoert (1645..1660), doopget. (1641..1667), huw. get. (1660), otr. 1o Leiden geref. 8-2-1634 (get. voor hem Willem Cabeljau, zijn vader wonend op de Rijn, voor haar Jannetgen Boudens, haar stiefmoeder wonend op de Middelstegraft) Annetgen van Middelems (Middelen), ovl. 1644/45, afkomstig van Leyden, wonend op de Middelstegraft (1634), doopget. (1644), otr. 2o Leiden geref. 21-12-1645 (get. voor hem Petrus Cabbeljau, zijn broeder wonend op de Langebrugge, voor haar Hester Cabbeljau, haar zuster wonend te Amsterdam) Susanna Cabbeljau, geb. vóór ca. 1625, ovl. na 1665, afkomstig van Rotterdam, wonend in de Bredestraet (1645), op de Hoogewoert (1659, 1665), doopget. (1659), huw. get. (1659, 1665), dr. van Jonas Cabeljau, koopman, en Susanna van Quickelbergh (zie nr. 3a)

Getuigenisboeken Leiden:[78]
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, P 35, d.d. 1625-1628
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, T 226v., d.d. 1635-1638
Franchoys Cabeljaeu, rootverwer V 1, d.d. 1638-1641
Franchoys Cabeljaeu, verwer V 58, V 73, V 151, d.d. 1638-1641
Franchoys Cabeljaeu, koopman X 256v., d.d. 1646-1658
In 1647 krijgt Franchoijs Cabbeljau concessie voor het slaan van een put bij zijn huis op de Hoogewoerd. [79]
.
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
Testament d.d. 27-6-1635: Franchoijs Cabelliau, rootverver, en Annetgen van Middlem echtelieden wonend te Leiden op de Hogewoert..... (AANVULLEN) Getuigen: Samuel Cabbeliau en Joost de Neuts. [80]
1635: Franchoijs Cabelliau en Annetgen van Middlem,[81]
1637: Franchoijs Cabelliau [82]
1638: Franchoijs Cabelliau [83]
1639: Franchoijs Cabelliau [84]
1640: Franchoijs Cabelliau [85]
1642: Franchoijs Cabelliau [86]
1645: Franchoijs Cabelliau [87]
1647: Franchoijs Cabelliau [88]
1653: Franchoijs Cabelliau [89]
1654: Franchoijs Cabelliau [90]
1655: Franchoijs Cabelliau [91]
1656: Franchoijs Cabelliau [92]
1658: Franchoijs Cabelliau [93]
Op 23-7-1652 verlenen de onmondige kinderen van wijlen Jacob Verschoote, wier voogden zijn Francois Cabeljauw coopman te Leyden, en Dirck Jacobss van der Bouckhorst, coopman wonende te Leyden, machtiging aan Willem van der Houve notaris 's hooffs van Utrecht, om, desnoods rechtens, alle nog openstaande vorderingen van Jacob Verschoote (zie Kwartierstaat Lapikas nr. 12841 sub f ), in leven koopman te Leiden, te innen. [94]

4f. Michiel Cabbeljau, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1653-1657, afkomstig van Leyden (1623), lakenbereider (ca. 1622), (deken)drapier (1623..1652), gouverneur van de baeyneeringe (1639, 1641) koopman (1652), is als (hoofd)man der baainering te Leiden medeopsteller van een memorie (1639) betreffende het verschil in prijs tussen Schotse en Ierse pletsen, karsaaien en lakens die in de Nederlanden worden ingevoerd,[110] betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[111] eigenaar van een huis op de Corte Houfstraet (1644), is in 1652 medeondertekenaar van een verzoek van de gemeene kooplieden, alsmede van de baai- en roldrapiers, aan het gerecht t Leiden, te bepalen, dat de baaien en rollen zullen worden gemeten telckens als wanneer deselve bequamelick gerouwt ende verlopen sijn, daar dagelijks verscheidene baatzuchtige personen hunne goederen in strijd met de keur uitrekken.[112] woont op de Hoogewoert (1644..1648), huw. get. (1644, 1648), doopget. (1652, 1653), buurtheer van de buurt Middel Kaarskorf te Leiden (benoemd 22-1-1649 beeindigd door zijn overlijden voor 5-7-1657),[113] otr. 1o Leiden schepenen 12-1-1623 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn vader, voor haar Marytgen Cornelisdr, haar schoonmoeder) Pieternella van Slingeland (Nelletgen Pieters), ovl. 1643-1646, afkomstig van Leyden (1623), woont op de Hoogewoert (1643), huw. get. (1643), otr. 2o Leiden geref. 2-10-1646 (get. voor hem Job Dane, zijn zwager wonend op de Hoijgraft, voor haar Francijntgen Hollebeecque, haar zwagerin wonend op het Steenschuyr) Susanna de Witte, ovl. na 1658, weduwe van Jan Wicke, wonend op het Noortendt (1646), op de Hogewoert (1648..1656), op de St Jacobsgraft (1658), huw. get. (1648..1656), doopget. (1647..1651). Zij hertr. Leiden geref. 3/22-12-1658 Baerthout Mattheeusz Maeswyck, wednr. van Annetgen Jans.

Getuigenisboeken Leiden:[114]
Michiel Cabeljauw, lakenbereider N 36v., d.d. 1619-1622
Michiel Cabeljauw, lakenbereider O 107, d.d. 1622-1625
Michiel Cabbeljauw W 424, d.d. 1641-1646
Michiel Cabbeljeau, gouverneur van de baeyneeringe W 460, d.d. 1641-1646
Register van Het Schoorsteengeld te Leiden 1644:[115]
Corte Houfstraet suytsijde: Michiel Cabeljau eygen ende Paulus Michielsz bruycker hebben op de aengevinge van de huysfrou van de voors. Paulus schoorstenen: 5.
Weeskamer Leiden: Huwelijkscontract van B. van Delftshaven (sic!) als weduwnaar van Annetje Jansdr met Susanna de Witte, weduwe van Michiel Cabbeljau. [116]

4g. Adriaen Cabbeljaeu, geb. 1596-1601, ovl. 1650-1659, verver, afkomstig van Leyden (1622), dekendrapier (ca. 1645), doopget. (1640, 1650), otr. Leiden geref. 5-4-1622 Sara Joosten van der Swan (Swalm), ovl. na 1659, afkomstig van Leyden (1622), woont op de Uytterstegraft (1659), dr. van Joos van Swalm en Maertyntgen van Dalem Zij hertr. Leiden geref. 27-12-1659 Cornelis Wynantsz Foep, weduwnaar van Grietge Hendricxs.

Getuigenisboeken Leiden:[118]
Adriaen Cabbeljaeu, dekendrapier, 45 jaar W 292v., d.d. 1641-1646
Adriaen Cabbeljaeu X 113v., d.d. 1646-1658

4h. Dr. (h.c.) Petrus Cabbeliaeuw, geb. 1608, ovl. Leiden 20-3-1668, afkomstig van Leyden, predikant (1636, 1641), wonend te Schermerhorn (1636), ingeschreven aan de Universiteit van Leiden 15-2-1622 ("Petrus Gulielmi Cabeljauw, Leidensis, 14 (jaar)"), predikant te Schermerhorn (1633-1638) en te Leeuwarden (1638-1641),[120] ingeschreven aan de Universiteit van Leiden 18-9-1641 ("D. Petrus Cabbeliau, Leidensis, 32 (jaar), V. D. M."),[121] predikant te Leiden (1641-1659),[122] regent (benoemd 19-3-1659, oratie 1-4-1659) van het Statencollege ("Collegii Theologici Illustrium Ordinum") aan de Universiteit van Leiden (1659-1668) ("Petrus Cabeljavius"),[123] [124] promoveert op 23-10-1662 honoris causa aan de Universiteit van Leiden ("Petrus Cabeliavius Lib. art. Mag., Coll. Theol. Regens"),[125] krijgt in 1663 samen met Jacobus Sterremontius, theol. dr. en predikant te 's-Gravenhage, door de Generale Staten opgedragen om de te Leiden bewaarde papieren, die op de Statenvertaling van den Bijbel betrekking hadden, na te zien en te schiften,[126] is in 1667 eigenaar van huizen te Leiden op de Oude Rijn bon Burgstreng, Hooigracht bon Kerkvierendeel, Houtstraat bon Over 't Hof, Voldersgracht bon Zevenhuizen, doopget. (1640..1655), huw. get. (1645), otr. Leiden geref. 13-3-1636 (get. voor hem Willem Cabbeljaeuw, zijn vader wonend op de Marckt, voor haar Maddelena Crijnen, haar moeder) Haesgen Henricxdr van Spruytenboom, afkomstig van Leyden (1636), wonend op de Marckt (1636), op de Overwelfde Voldersgracht (1644), doopget. (1636, 1641). In 1675 zijn Petrus Cabbeljau (postuum!) en Niesge (!) Spruijteboom Hendricxdr eigenaar van een huis op de Hogewoerd bon Zuid-Rijnevest te Leiden.

Over Petrus Cabeljau staat een lemma in NNBW,[127] waarvan de biografische gegevens hierboven verwerkt zijn. Verder:
Reeds in zijn studententijd verschenen van zijn hand "Theses de persona Spiritus Sancti" (Leiden 1630), indien bij die opgaaf althans niet moet gedacht worden aan door hem gehouden disputationes over dat punt, zooals ze in die dagen gebruikelijk waren, die wel door de studenten werden verdedigd, maar door een der professoren geschreven. Van zijn overige geschriften is het bekendst: "Catholyck Memoryboeck der Gereformeerden, gesteld tegen het Roomsch Memoryboeck der Pausgezinden", (Leiden 1661, 2 dln.). Verder schreef hij: "Ontdeckingen der roomscher waenwijsheit" (Leyden 1647), waarop "Den nieuw vertoonden onverbreckelicken hoeck enz." van C.H. Lakekooper (Antw. 1648) waarschijnlijk een antwoord is. "Apologetica rescriptio pro libertate ecclesiae in exercenda disciplina spirituali" (Amst. 1641). "Stompwijcker handelingen" (tegen zekeren priester Vermeulen, met aanmerkingen op een 'tegenrelaes' van dezen) ('s Grav. 1655), en een paar boekjes over het destijds meer in vraag zijnde punt of 't houden van een bank van leening geoorloofd moest worden geacht, n.l. "Waerschouwinghe aengaende het stuck van de Banckhoudinghe" (Leyd. 1657) en, met Bernardus Wijngaerden Klare "bewijsredenen dat .... Banckhouders .... niet en behooren van 't Heylige Avontmael des Heeren gheweert te werden" (Leyden 1657, Pamflet Knuttel no. 7906). Uit den titel van het laatste werkje blijkt genoegzaam Cabeljauws standpunt in deze. Voorts heeft hij met een collega te Delft, Johannes Goethals, met wien hij 27-6-1653 te Emmerik een dispuut heeft gehouden met eenige Jezuieten, twee jaar later ook nog een verslag daarvan uitgegeven onder den titel Over verschillende poincten. Meer nog dan door deze gedrukte nalatenschap heeft Cabeljauw zich echter verdienstelijk gemaakt door 't verzamelen van tal van belangrijke archivalia, die tot een foliant vereenigd, via de bibliotheek van Henricus Alutarius en de archieven der kerk van Leerdam en der Synode van Zuid-Holland, in dat van de Algem. Synode der Ned. Herv. Kerk te 's Gravenhage zijn gekomen, waar ze nog steeds onder den titel van: "het Boek van Cabeljauw" worden bewaard.
Buurquestieboeken Leiden:[128]
4-6-1644: Adriaen Cornelisz Uytpaegen? contra Petrus Cabbeliaeu, bedienaar des Heiligen Evangeliums, naaste buren op de Overwelfde Voldersgracht (Langebrug), betreffende het eigendomsrecht van een tussenmuur, waar Cabbeliaeu ramen heeft.
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1658: Petrus Cabbeljau, koopman [129]
Stukken in de Weeskamer te Leiden:[130] Ds. Petrus Cabeljauw, gehuwd met Haasge Hendricksdr. Spruytenboom.
3-2-1671 Particuliere liquidatie
18-12-1675 Rekening

4i. Cornelis Cabeljau, geb. vóór ca. 1605, ovl. na 1651, is op 1-10-1648 medeondertekenaar van een verzoek der baai- en roldrapiers aan het gerecht om te ordonneeren, dat de baljuw geen bekeuring mag doen dan bij aanwezigheid van hoofdman en gouverneurs, zulks naar aanleiding van een onrechtmatige bekeuring door den baljuw wegens het rekken van stukken, die naderhand door de gezworen drogers langer werden bevonden dan zij door de drapiers waren bevonden,[135] is in 1651 medeondertekenaar van een verklaring van hoofdman, gouverneurs, mannen, hooge-looiers en provisenaars der baainering, dat zij aan de magistraat der stad hebben geadviseerd, dat er vrijheid moet worden gegeven tot het verven van alle kleuren, met uitzondering van blauw, groen, geel en zwart,[136] otr. Leiden schepenen 12-1-1629 Lijntje Gillisdr, weduwe van Gilles van Dendere, wonend te Alckmaer (1629).

In 1662 heeft Jasper Strijland procuratie van Salomon Cabeljaeuw, Grietje Cabeljaeuw, jonge dr. en Gerrit Gerritsen Westdijk als getrouwt hebbende Anna Cabeljaeuw, gep(as)seert te Rotterdam op 7-9-1662 voor den notaris Pieter van Someren aldaer residerende. Het betreft de nalatenschap van Jan Cabeljaeuw enige nagelaten zoon van Jaspers zwager Samuel Cabeljau (zie hierboven). Salomon is ongetwijfeld de hieronder genoemde zoon van Cornelis Cabeljau. Mogelijk zijn Grietje en Anna zijn zusters. Waarom zij precies erven is nog niet duidelijk.

4j. Jacob Cabbeljau, geb. 1592-1595, ovl. na 1647, afkomstig van Leyden, lakenbereider (1614..1638), mr. lakenbereider (ca. 1629), lakenkoper (ca. 1623), schutter in de schutterij van Leiden (1617), doopget. (1618), wonend op de Hoogewoert (1647), otr. Leiden geref. 4-4-1614 (get. voor hem: Pieter van der Schuyre, zijn schoonvader, voor haar Sara van der Schuyre haar schoonmoeder) Judick van der Schuyre, geb. vóór ca. 1595, afkomstig van Leyden, dr. van Pieter van der Schuyre en Fransijn Dirck Christiaensdr, (zie Fragment Van der Schuyre).

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[139]
Jacob Cabbellau 28-2-1617: Schutter in het rot van Caerdecamp
Getuigenisboeken Leiden:[140]
Jacob Cabeljauw, lakenbereider N 36v., d.d. 1619-1622
Jacob Cabbeljaeuw, lakenkoper, 30 jaar O 78v., d.d. 1622-1625
Jacob Cabeljauw, lakenbereider O 226, d.d. 1622-1635
Jacob Cabbeljau, 35 jaar, mr. lakenbereider Q 168v., d.d. 1628-1630
Jacob Cabeljauw, lakenbereider V 15, d.d. 1638-1641
Op 21-8-1610 machtigt Jonas Cabelau, coopman te Rotterdam, zijn cousijn Jacob Cabellau om zijn zaken waar te nemen. [141]
Op 30-8-1623 leggen Lowijsgen van Tolhuijse, weduwe van Pieter van der Meer in sijn leven beenhouwer, out omtrent 72 jaren, Judith Verschuijre, huijsvrouw van Jacob Cabbeljau, laeckencoper, out omtrent 31 jaren, ende Jan van Oost de Jonge, schoenmaeckersgesel, out omtrent 18 jaren, allen wonende te Leiden een verklaring af op verzoek van Guilliame van Versele de Jonge, passementier, mede wonende te Leiden. Volgt een uitvoerige verklaring over een diefstal. W.g. o.a. Judick van der Schuere. [142]
Op 29-11-1628 bekent Jacob Cabbeljau wonende te Leiden, schuldig te wesen aen Franchoijs van Hove, mede wonende te Leiden 80 Car. gld. en 5 stuivers ter zake van huijshuijr. Hij belooft te betalen op meijedage in den toecomende jaere 1629 precijs. Mede comparant is Jacob Weuijten (zie Fragment Genealogie Cabeljau nr. 2b sub 2/b ), verwer wonend te Leiden die zich borg stelt. W.g. o.a. Jacob Cabbeljau en Jacob Weuijten. [143]
Op 18-12-1628 bekent Jacob Cabbeljau, droochscheerder wonende te Leiden schuldig te wesen aen Marijtgen Jansdr wed. wijlen Laurens van Wetteren ofte thoonre deser, de somme van ƒ 46,5,0 ter zaecke van eenige gecochte gereetschappen tot de neeringe van droochscheeren behoorende. Hij belooft te betalen op meijdage anno 1629 toecomende en dat metten intrest vandijen tegen de penning sestien in t'jaer sedert Jacobdage voorlede. Mede comparant is Heijndrick van Rossum, coopman van pletsen wonend te Leiden die zich borg stelt. W.g. o.a. Jacob Cabeljau en Heindrick van Rossum. [144]

Referenties van de gegevens van generatie 4 staan ook
hier
Referenties Fragment Genealogie Cabeljau --- Generatie 4 ( 144 refs.)
Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld.
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
  1. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  2. ANF 15(1902)193
  3. Nav. 1887(37)445
  4. ⇒ www.dbnl.org
  5. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz., inv. nr. 67, Aktenummer/Blz. 32/115
  6. ONA Rotterdam, Nots. Jan van Aller Az., inv. nr. 81, Aktenummer/Blz. 5/14
  7. Gen.Magazine 03(2016)42
  8. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 451, akte nr. 087
  9. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  10. Album Studiosorum Academiae Rhenotraiectinae, 1636-1886, Utrecht, 1886
  11. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  12. ⇒ www.dbnl.org, NNBW deel 1
  13. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  14. P.C. Molhuysen, Album Promotorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1812, 's-Gravenhage 1913-1924
  15. Nav. 1887(37)445
  16. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21641729
  17. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21644482
  18. NA, Toegang 2.21.227, Inventaris van de archieven van de familie (Van Toulon) van der Koog; familie van Toulon en aanverwante families, 1600-1956, nr. 3.1.1.
  19. NA, Toegang 2.21.227, Inventaris van de archieven van de familie (Van Toulon) van der Koog; familie van Toulon en aanverwante families, 1600-1956, nr. 3.1.1.
  20. NA, Toegang 2.21.227, Inventaris van de archieven van de familie (Van Toulon) van der Koog; familie van Toulon en aanverwante families, 1600-1956, nr. 3.1.1.
  21. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  22. P.C. Molhuysen, Album Promotorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1812, 's-Gravenhage 1913-1924
  23. NA, Toegang 2.21.227, Inventaris van de archieven van de familie (Van Toulon) van der Koog; familie van Toulon en aanverwante families, 1600-1956, nr. 3.1.1.
  24. ⇒ joseph-ignaz-eichler-1714-1763-k1fah2ivrw-1-m-6zt4bdrsil
  25. ANF 9(1894)167
  26. Jb. CBG 40(1986)135
  27. Jb. CBG 40(1986)135
  28. Jb. CBG 40(1986)135
  29. ONA Rotterdam
  30. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 391, Aktenummer/Blz. 268/438
  31. ONA Rotterdam, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 355, Aktenummer/Blz. 173/473
  32. GA Amsterdam, Inbrengregister Weeskamer, inv. nr. 21 f 314v
  33. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Cornelisz van der Swan, inv. nr. 186, Aktenummer/Blz. 91/172
  34. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 427, akte nr. 059
  35. ONA Rotterdam, Nots. Arnout Hofflant, inv. nr. 258, Aktenummer/Blz. 23/34
  36. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 429, akte nr. 095
  37. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 150, Aktenummer/Blz. 597/938
  38. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 424, akte nr. 047
  39. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 429, akte nr. 095
  40. GAA, Transportakten voor 1811; NL-SAA-21628860
  41. ⇒ www.dbnl.org
  42. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  43. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  44. Album Academicum Universiteit van Amsterdam, ⇒ www.albumacademicum.uva.nl
  45. ⇒ www.dbnl.org
  46. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  47. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  48. ⇒ www.dbnl.org
  49. Album Academicum Universiteit van Amsterdam, ⇒ www.albumacademicum.uva.nl
  1. ⇒ www.dbnl.org
  2. ⇒ www.dbnl.org
  3. Svenskt biografiskt handlexikon, sub voce Cabeljau, ⇒ sbh
  4. NL 79(1962)26
  5. ⇒ www.dbnl.org
  6. ⇒ 0132.html
  7. NL 79(1962)26
  8. Everardus Bronchorstius, Diarium Everardi Bronchorstii 1591-1627, uitg. door J.C. van Slee, Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1898, ⇒ google.books.nl
  9. GA Utrecht, ONA, Nots. G. van Bylevelt, inv.nr. U053a010, akte nr. 153
  10. GA Utrecht, ONA, Nots. G. Van Bylevelt, inv.nr. U053a010, akte nr. 154
  11. ⇒ www.dbnl.org
  12. ⇒ www.dbnl.org
  13. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  14. ⇒ 0132.html
  15. zie ook ⇒ 0132.html
  16. Nav. 28(1873)532
  17. NL 47(1929)371
  18. NL-HaNA, Legaties Zweden / Pruisen / Polen / Saksen, 1.02.07, inv.nr. 35
  19. GA Amsterdam, inv. nr. 343, nr. 638
  20. OV 42(1987)231
  21. OV 22(1967)2
  22. GA Rotterdam, ONA Delfshaven, Nots. Gerrit Post, inv. nr. 3851, aktenr./blz. 8/57
  23. ⇒ Konservation_vid_adliga_privilegier_f%C3%B6r_Maria_Cabeliau
  24. Gemeentearchief Rotterdam, Scabinale akten Rhoon, toegang 463, inv. nr. 127
  25. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  26. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  27. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  28. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  29. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  30. GA Leiden, Consessies en smalle diensten 1545-1930, Inv.nr. 1532 - 0108
  31. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 429, akte nr. 052
  32. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 429, akte nr. 052, 098, 119
  33. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 430, akte nr. 007, 120
  34. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 431, akte nr. 018, 162v
  35. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 432, akte nr. 023 026, 097 083
  36. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 433, akte nr. 026 041
  37. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 435, akte nr. 016 057
  38. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 438, akte nr. 009
  39. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 440, akte nr. 101
  40. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 446, akte nr. 271 273 274 275
  41. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 447, akte nr. 095
  42. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 448, akte nr. 104
  43. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 449, akte nr. 067
  44. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 451, akte nr. 087
  45. GA Utrecht, ONA, Nots. C. Van Vechten , inv.nr. U031a005, akte nr. 46
  46. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  47. NP 44(1958)89
  48. NP 44(1958)89
  49. NP 44(1958)89
  1. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  2. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  3. NP 44(1958)89
  4. NP 44(1958)89
  5. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  6. P.C. Molhuysen, Album Promotorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1812, 's-Gravenhage 1913-1924
  7. ⇒ www.janvanhout.nl
  8. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  9. P.C. Molhuysen, Album Promotorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1812, 's-Gravenhage 1913-1924
  10. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  11. GA Leiden, Toegang: 519 - Archief van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden, 1334 - 1979, nr. 772
  12. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  13. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  14. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  15. ⇒ www.janvanhout.nl
  16. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  17. GB Leiden e.o. 9(1993)105
  18. GA Leiden, Toegang: 518 - Inventaris van het archief van de Weeskamer te Leiden, Nummer: 904d
  19. ⇒ www.janvanhout.nl
  20. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  21. RAL, ONA Leiden, Nots. Frans Doude, Archiefnr. 506, inv. nr. 637, akte nr. 102 en 163
  22. NNBW
  23. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  24. NNBW
  25. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  26. C.A. Siegenbeek van Heukelom-Lamme, Album Scholasticum Academiae Lugduno-Batavae 1575-1940, Leiden, 1941
  27. P.C. Molhuysen, Album Promotorum Academiae Lugduno Batavae 1575-1812, 's-Gravenhage 1913-1924
  28. NNBW
  29. ⇒ www.dbnl.org
  30. GA Leiden, NL-LdnRAL, ORA Leiden, 508, inv.nr. 48, Buurquestieboeken, Deel-Folio: F-149
  31. RAL, ONA Leiden, Nots. Kaerl Outerman, Archiefnr. 506, inv. nr. 451, akte nr. 451
  32. GA Leiden, Toegang: 518 - Inventaris van het archief van de Weeskamer te Leiden, (1343) 1437 - 1860 (1866), nr. 1988a en b
  33. NNBW
  34. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  35. NNBW
  36. Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae, 1575-1875, 's-Gravenhage, 1875
  37. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  38. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  39. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  40. Posthumus, Bronnen tot de geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid 1333-1795, 's-Gravenhage, 1910
  41. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 17
  42. GA Leiden, ORA, Getuigenisboeken, inv. nr. 79
  43. ONA Rotterdam, Nots. Gerrit Jansz van Woerden, inv. nr. 26, Aktenummer/Blz. 265/552
  44. RAL, ONA Leiden, Nots. Ewout Hendricxz Craen, Archiefnr. 506, inv. nr. 142, akte nr. 068
  45. RAL, ONA Leiden, Nots. Pieter Joosten Warmont, Archiefnr. 506, inv. nr. 364, akte nr. 036
  46. RAL, ONA Leiden, Nots. Pieter Joosten Warmont, Archiefnr. 506, inv. nr. 364, akte nr. 040

Back to the
genealogy page
Back to the
contents
Go to the
index
Forward to next
generation 5
Back to previous
generation 3
Directly go to generation :
1 2 3 4 5