You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Cabeljau ⇒ Gen. nr. 4 |
COMMENTAAR(¥)
In Ref. [3] heet zij, zonder verdere bronvermelding, ten onrechte Magdalena Scriverius.
Als de naam Miverius is dan zou Daniel Miverius, wiskundige en medicus te Vlissingen, Middelburg en Goes, haar vader kunnen zijn. [4] |
Op 10-12-1629 testeren Samuel Cabbeliau, predikant te IJselmonde, en zijn vrouw Magdalena Miverius, wonende te IJselmonde. Zij herroepen hun destijds gemaakte huwelijkse voorwaarden en benoemen elkaar over en weer tot universeel erfgenaam met legaten aan: haar zuster Sara Miverius en aan haar bloedverwanten, aan zijn jongste broer Nathaniel Cabbeliau en aan zijn overige broers en zusters en aan de diaconie, van de plaats van overlijden van de eerststervende. Voorts enige bepalingen in geval van hertrouwen. [5]
Op 23-11-1632 testeren Samuel Cabbeljauw, dienaer Jhesu Christi te Iselmonde en zijn vrouw Magdalena Miverius andermaal, onder herroeping van hun huw. voorwaarden en bovenstaand testament, verleden op 10.12.1629. Zij benoemen elkaar over en weer tot universeel erfgenaam, met een nadere regeling voor hun kinderen. Zij stellen als voogd over hun na te laten kinderen o.a.: Abraham Cabbeljauw, broer van comparant, en Pieter Couwenburch van Beloys raetsheer bij het Hof van Holland en Westfriesland, comparante's oom. [6]
![]() |
Huwelijkssluiting op 7-12-1646 door Ds. Samuel Cabeljau (~1602-voor 1651) van Prinses Louise Henriette van Oranje en Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg in de grote zaal van het Oude Hof te 's-Gravenhage, geschilderd door Johannes Mijtens.[7]
Olieverf op paneel, 58 x 74 cm Datering: 1646 Bron: ⇒ Musée des Beaux Arts, Rennes klik op plaatje(s) om te vergroten |
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1658: Susanna Cabeljaeu echtgenote van Matheus Hoochboot [8]
Op 12-11-1698 verkoopt Wilhelmus de Penijn aan Samuel Cabeljau, 1/6 huis en erf, waar Antwerpen uithangt, op de Keizersgracht te Amsterdam over de Westerhal naast het huis van de suikerbakkerij. [16]
Op 10-5-1703 verkoopt Anna Ruijl echtgenote van Samuel Cabeljau aan Wilhelmus Peneijn, een tuin aan het Otterspad te Amsterdam. [17]
Familiegraf (kelder) in de Groote of St. Jacobskerk te 's-Gravenhage:[25]
Den 12-4-1768 geopend voor wijle Vrouwe Petronella Susanna van Nispen, geboren Cabeljau.
Den 13 Januarij 1776 geopend voor wijle de WelEdele Gestrenge heer Mr. Johan van Nispen, Raadsheer in den Hogen Raades.
![]() |
Johan van Nispen (1700-1776) en zijn echtgenote Petronella Susanna Cabeljau (1702-1768), geschilderd door Joseph Ignaz Eichler (1714-1763).
Olieverf op canvas, (beide) 85,3 x 67,1 cm Datering: 1750 (gesigneerd) Locatie: geveild op 6-11-2002 bij Christie's Amsterdam Bron: ⇒ Artnet klik op plaatje(s) om te vergroten |
![]() |
Jan van der Houven (..-1704) geschilderd door Jan Jansz Westerbaen (1600-1686).
(op de achterzijde staat de inscripte Ian van der Hoeven)
Paneel 73x59,5 cm Gedateerd: 1670 IW (linksboven) Locatie: geveild bij Sotheby Mak van Waay te Amsterdam (1983). Bron: Ref. [27] | ![]()
en zijn echtgenote Elisabeth Cabeljau (..-1714) geschilderd door Jan Jansz Westerbaen (1600-1686).
| Paneel Gedateerd: 1670 IW (rechtsboven) Locatie: Westaustralisch Museum, Perth (AUS). Bron: Ref. [28] klik op plaatje(s) om te vergroten |
4b. Abraham Cabeljau (Cabelians), geb. Rotterdam 1605 ("in het huis genaamd Norenburch"), ovl. na 1651, jongeman (1630), coopman (1633..1636),
medereder van het schip 'de Fortuyn', gekaapt door de Duinkerkers (1633),[29]
verblijft in Engeland (1644),
wordt in 1651 nog genoemd in het testament van zijn broer Nathaniel,
otr./tr. Rotterdam geref. 9-12-1629/5-1-1630
Pieternelle Plimipots (Pluimpot), beg. Rotterdam Botersloot 16-2-1631 (als huisvrouw van Abraham Cabbeliau), jongedochter (1630), doopget. (1630),
wordt in het testament van haar oom Nathaniel in 1651 bedacht met een legaat van "diverse goederen".
4c. Samuel Cabeljau (Cabelian), ged. Dordrecht feb. 1603 (vader: Jan Cabeljau, moeder: Tanneken Reijer), ovl. na 1641, verver (1629, 1632), kaersmaker (1633, 1635),
woont te Dordrecht (1629),
woont op Levendeel (1632), op Marendorp (1635), op de Haerlemstraat (1635) te Leiden (1632..1635),
doopget. (1632..1641),
otr. 1o Dordrecht geref. 5-8-1629 (per schrijven van Amsterdam, in margine: bescheijt gegeven om te trouwen tot Amsterdam den 22-8-1629) en
otr. 1o Amsterdam kerk 28-7-1629 (geboden gaan te Dordrecht, zijn ouders dood, get. Jonas Cabeleau sijn oom, Teuntie van Exel, haar moeder)
Maeijcken Beurs (Buers), ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 8-4-1608, ovl. 1631/32, j.d. van Amsterdam, wonend op de Nieuwe Zijds Voorburgwal (1629),
dr. en enige erfgenaam van Sijmon Jacobsz (Beurs) en Trijntje Cornelis (van Exel),
otr. 2o Leiden geref. 17-11-1632 (get. voor hem Jacob Weuijten, zijn cosijn, zij zijn niet gecompareerd, maar hebben attestatie geleverd),
otr./tr. 2o Rotterdam geref. 21-11/14-12-1632
Sara Jansdr du Bois, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1635, j.d. afkomstig van Rotterdam (1632), woont te Leiden (1633),
dr. van Jan du Bois en Grietgen Vermeyen.
Details:
Compareren
Op 30-5-1644 leggen
Geleyn Pieters, 65 jaar, en zijn vrouw Aeltge Maertens, wonende in de Hooftstraet, 65 jaar, een verklaring af op verzoek van Abraham Cabelliau, zoon van wijlen Jonas Cabelliau en Suzanne van Quickelberg.
Abraham Cabelliau is nu in Engelant, maar hij is in 1605 geboren alhier tegenover hun huis in het huis genaamd Norenburch. Hij is toen gedoopt in de publycke kercke alhier.
[30]
Uit dit huwelijk:
Op 13-4-1644 testeert
Susanneken Cabelliaus (tekent Susanna Cabeliau), dochter van Abraham Cabelliau, ouder dan 13 jaar, ziek te bedde liggend en inwonend bij haar grootmoeder Susanna van Quickelberch op de Hoogstraat. Zij benoemt tot haar erfgenamen haar ooms en moeje Samuel Cabelliau, Daniel Cabelliau, Hester Cabelliau, Susanna Cabelliau, en Jonas Cabelliau. Legaat aan erfgenamen ab intetato van moederszijde van 6 gulden. Vruchtgebruik van haar nalatenschap aan haar vader Abraham Cabelliau.
[31]
Op 7-12-1632 heeft
Samuel Cabellau verwer voor de Weeskamer Amsterdam bewesen sijn sone
Johannes out 1 jaer daer moeder aft was Maycke Buers voor zijn moeders
erve de summa van seshondert guldens. En hij belooft op te brengen oft borg
daer voren te stellen. Ende zal zijn sone houden met behouden goe(deren?)... ..
leringe ende alle ander behoeften tot sijn mondige jaren te aminestreren? van
t voorsz bewijs. Onder verband ende dat zal hij voorts blijven sitten. Ende zal
t behaechen Cornelis van Exel ende Salomon van Exel des kints outooms in
presentie van Ed. Hillebrand Schellinge weesmr.
[32]
Op 16-11-1632 sluiten
Samuel Cabeljaeuw, a.s. bruidegom, weduwnaar van Mayken Beurs, wonende te Leyden, geassisteerd met zijn zwager Salomon Geversz en Samuel Cabbeljauw, zijn neef, en Sara Jansdr du Bois, a.s. bruid, geassisteerd met haar voogd Isaac Beeckman rector van de Latijnsche Schoole te Dordrecht namens haar moeder Grietgen Vermeyen een huwelijk onder voorwaarden. De akte wordt opgemaakt ten huize van Pieter van der Beeck staande op de Doelwech.
[33]
Op 26-9-1633 compareren Samuel Cabelliau, kaersmaker, en Sara Jansdr du Boijs, echtelieden wonende te Leiden, beiden gezond. Zij testeren en
ratificeren de huwelijkse voorwaarden d.d. 18-11-1632 voor Nots. Fr. van der Swan tot Rotterdam.
Samuel Cabelliau verklaart dat als hij als eerste overlijdt voor sijne veelbeminde huijsvrouwe zonder kinderen bij haer dan behoudt zij alle de cleederen linnen ende wollen juwelen ende clenodien tharen lijve behorende ende bij de voorsz huwelijkse voorwaarden mede aengewert, ende daerenbocen nog uijt sijn comparants gereetste naer te laten goederen in plaetse van hondert pond vlaamsch inde voorsz huwelijkse voorwaarden mede begrepen, de somme van 1200 gulden van 40 groten vlaams tstuck, daarinne hij comparant sijne voorsz huijsvrouw institueert bij desen,
ende in alle de verdere goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geen uijtgesondert bij hem comparantt ende testant boven tgeen voorsz staet naer te laten.
Heeft hij comparant, in gevalle als voren nametlijck bij aldien hij desen werelt comt te overlijden sonder levende blijckende geboorte bij de voorsz Sara Jansdr du Bois sijne huijsvrouwe geprocreert naer te laten, tot sijn algehele universele erfgenaem benoemd Johannes Cabelliau sijn eenig kint twelc hij gewonnen heeft bij Maijken Beurs, sijne saliger eerste huijsvrouw was, ende bij t voorsterven van de tselve voor hem comparant desselfs naer te laten kint ofte kinderen, in haer vaders plaetse ende bij gebreke van de selve op sijn comparantts naeste vrinden dan dn der tijt d'selve daerinne substituerende bij desen onder expresse conditie bij aldien sijn voorsz kint naer hem comparant deser werelt geraect te overlijden ongehuwelijct ofte beneden de 25 jaren sijnde de voorsz sijne huijsvrouwe uit des kints gereetste vaderlijcke goederen voor alle deelinge trecken genieten ende profijteren sal, de summe van 600 gulden ten prijse voorsz, d'selve sijn huijsvrouwe in die gevalle voor soo veel t noot sij daerinne mede substitueerende bij desen.
De voorsz Sara Jansdr mede alles heeft doorgehaald: gewilt ende begeert, gelijc sij .. dann begeert bij dese, bij aldien sij deser werelt comt te overlijden voor de voorsz Samuel Cabelliau hare welbeminden man sonder levende blijckende geboorte bij hem geprocreeert achter te laten, tot haer algehele ende universele erfgenaemen in alle de goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geene uutgesondert die sij comparante ende testante mitter doot onruijmen ende achterlaten sal, gemeact genomt end geinstitueert, maect nomt en institueert bij desen den voorsz Samuel Cabelliau, hare man, omme bij hem de selve aengevaert vrij eijgentlijc, behouden ende daer mede gedaen ende gelaten te werden gelijc men met vrij eijgen goederen vermach te doen, doch met expresse conditie dat den voorsz haren man in plaetse dat de goederen bij haer comparante ten huwelijcke gebracht en de bij haer noch te verkrijgen, breder in de voorsz huwelijcxe voorwaerden geexpressert, wegens de voorsz huwelijcxe voorwaerden gaen ofte aen de sijde daer die van daen souden sijn gecomen, bij aldien sij comparante in vruge van ist? deser werelt geraect te overlijden namentlijc sonder levende blijckende geboorte bij haren voorsz man geprocreert naer te laten dat bij de voorsz huwelijcxe voorwaerden geseit? wert benvende? gehute 't welc sij comparante verstaet, blijckende te moeten sijn, gehouden sal sijn uut te keeren ende te laten volgen aen hare comparantes moeder, de somme van 600 gulden mede ten prijse voorsz, voor ende in plaetse van de legittime portie d'selve hare moeder naer rechten in haer comparantes naer te laten goederen competerende, daerinnen ende wijders niet sij comparante 'd'selve hare moeder tot hare mede erfgenaem maect nomt. ende instittueert bij desen, ende bij t voorsterven van de selve hare moeder voor haer comparante op haer comparantes naeste vrinden alsdan in der tijt, d'selve indien gevalle daerinne substituerende bij desen.
Verclaerden voorts sij comparanten ende testanten gesamentlijc, bij aldien een van beijden deser werelt comt te overlijden kint ofte kinderen bij den anderen geprocreert uit leven naer te laeten doorgehaald: tot algehele ende universele erfgenaem in alle de goederen soo roerende als onroerende actien ende crediten geene uutgesondert, bij de eerst van hun beijden metter doot te ontruijmen ende achter te laten, tot sijn of haer algehele ende universele erfgenaam te maken nommen ende institueren, maeceken nommen ende institueren bij desen, de langstlevende van hun beijden, omme alle de selve goederen bij de langstlevende aengevaert vrij eijgentlijc behouden ende daer mede gedaen ende gelaten te werden, gelijc men met vrij eijgen goederen vermach te doen. Behoudelijc ende met sulcken verstande nochtans dat de selve langstlevende gehouden sal sijn aent kint ofte kinderen van de eerstaflijvigen die ten dage vant overlijden van t eerst van hun beijden int leven sullen sijn, ge .. wannec? d'selve ofte ijder van hun te huwelijcke state ofte volcomen ouderdom van 25 jaren sullen sijn gecomen, uut te keren ende te laten volgen gesaementlijc den somme van 600 gulden ten prijse voorsz ende ... geduuijrende derselver minderjaricheijt ofte ongehuwelict sijnde, gehouden sijn eerlijc te alimenteren ende op te voeden van spijs ende dranc cledinge ende redinge schiens? schoolgang haeftens? ende bijwoninge ende gemac soowel in siecten als in gesontheijt sulcx eene Godtsalige vader ofte moeder van Godes wegen schuldich is te doen, d'selve ooc doen leeren een goet hantwerck ofte ambacht naer der kindren vernuft ende begrijp, ende generalijc alles te doen dat van een volcome vader ofte moeder vereijscht wert.
Ende daerenboven gehouden sijn d'selve gecomen sijnde te volcomen ouderdom van 25 jaren of eerder huwelijckse state, eerlic doch naer uutweijssche van des langstlevenden staet van hem ofte haer uit te setten, welcke voorsz 600 gulden mitsgaders alimentatie ende uijtsettinge den eerstaflijvige sijn of haer naer te laten kint ofte kinderenen de ijder vandien ende bij t voorsterven van de delve sijn of haer kintskinderen ende vordre descendenten in plaats van haer voorgestorven vader of moeder, te ewicht? voor ende in plaets van de legittime portie d'selve ende ijder van hun naer rechten in des eerstaflivigens naer te laten goederen competerende, daerinne ende wijders niet den eerstaflijvigen sijn of haer kint of kindren ende
vordre descendenten ende ijder van hun tot sijn of haer mede erfenamen maect nomt ende institueert bij desen.
Stelden voorts tot absolute voogden over de personen ende goederen bij den eerstoverleden van haer comparanten naer te laten minderjarige sijnde, of andre toesicht behouvende, te weeten de langstlevende van hun beijden tot administrerend voocht ende tot toesiend voochd Ysaac Beeckmans Doctor in de Latijnsche schole tot Dordrecht, ende Samuel Cabelliau, bedienaer des Goddelijcken woorts tot IJselmonde. Gevende d'selve langstlevende volcomen macht ende auctoriteijt omme de perssoone ende goederen van de voorsz minderjarige ende andre toesicht behouvenden te regieren ende te administreren, d'selve goederen roerende als onroerende te verhuijren, te vercopen en de te best.. benefitieren tjijnt? openbaer ofte uiterhandt ver... su dab ge per .. ws ofte perssoon inde vroi? alsulks somede prijs van pp als de langstlevende goetvinden sal.
Mede met last dat bij t sterven of onbequaem werden van de eene toesiende voocht de langstlevende van hun comparanten in de plaas van de afgestoreven of onbequaem geworden voocht een andre voocht t sij vanden bloede of vreemde daer toe
uut? ende bequaem sijnde sal moeten versien ten versoecke ende bewillige ende tselve bij verder sterven of onbequaemheijt te continueren geduijrende soo lange ende ter tijt toe de oorsz minderjarige of andre toesicht behouvende te huwelijckse state, volcomen ouderdom gecomen of tot de regieringe ende voochdije van hare goederen bij de langstlevende bequaem geacht ende geadmittert sal werden, welcke vercosene versochte ende bewillichde voocht ofte voochden soodanige macht en auctoriteijt hebben sal of sullen als of die bij haer comparanten ende testanten bij dit jegentwoordige testament selfs gestelt ende gecommitteert waren, ende generalijc bij de langstlevende alles te doen dat van goede ende getrouwe voocht ofte voochden vereijscht wert ende d'selve naer rechten redenen ende billicheijt vermach te doen.
Ordonnerende ende begerende sij comparanten dat alle tgeen voorsz staete ende wat tot de voochdije eenichsints specteert niets uutgesondert ..selfs tvercopp .. goederen gedaen ende uutgevoert werden sal bij de langstlevende, mitsgaders de toesiende voochden alles, ende buiten alle last, moeijenisse, consent of de minste beswaringe van eenige magistraten, weesmeesters of andre bloetverwanten die naer recht en costumen of gewoonten deser landen daer over eenig gesach souden mogen of begeren te hebben, als alle d'selve ende ijder van hun int bijsonder daer van voor nu ende altijt te vallen uut lastende ende excuserende bij desen.
Alle t welc sij comparanten seijden ende verclaerden haer testament laetste ende uijterste wille te weesen, Ordonnerende ende begerende dat sulcx daer voren valideren ende effect sorteren sal, t sij als solemneeel testament, codicille, fidei commis, gifte ter sake des doots of eenige andre gevinge of makinge, ende sulcx tselve naer rechten stijle of gewoonten deser lande opt alrecrachtichste bestaen ende plaets grijpen sal mogen, nietjegenstaende eenige gebreken ende versuijmenissen dat ooc alle solemniteijten naer strengheijt van rechten in desen gerequireert daer inne niet volcomelijc geobserveert noch onderhouden als waren.
Versouckende sij comparanten voorint, met wettige stipulatie te dien eijnde als handen mijns Notaris als een publijc persoon gedaen, dat van tgeen voorsz staet kennisse gedragen gemaect ende geexpedieert mocht werden openbaer instrument in gewoonlijcke formen. Aldus gedaen verleden ende gepasseert binnen der voorsz stadt Leijden ten eigen huijse van de comparanten staende in Marendorp vinceert? de vrouwen kerck, present Jacob Fransz van Merwen ende Willem Sijmonsz clerquen als getuijgen van goeden gelove neffens mij Notaris te desen versocht ende gebeden,
W.g. Samuel Cabeljau, Sara Jans du Boos en getuigen.
[34]
Op 8-3-1635 machtigt
Grietge Verneye, weduwe van Pieter Verbeeck te Rotterdam, Samuel Cabeljau te Leyden om Antony Jansz van Cempen gifte te doen van een huis en de kooppenningen ten bedrage van 3490 gulden te innen.
[35]
Op 12-10-1635 testeren
Samuel Cabelliau, kaersmaker, en Sara Jansdr du Bois echtelieden wonend te Leiden op de Haerlemmerstraet, gezond. Zij verklaren te approberen te ratificeren en van waarde te houden hun eerder testament d.d. 26-9-1633 voor nots. Kaerl Outerman gepasseert, voor soveel tselve bij dese jegenwoordigen niet en wert verandert. Samuel Kabelliau verklaart alleen dat ofte gebeurde dat hij voor sijne voorsz huijsfrouwe deser werelt mocht comen te overlijden ende dat sijne voorsz huijsvrouwe geraden vonde haar te houden aen de huwelijxe voorwaerden bij haer comparanten voor bande van huwelijcke aen gemaect ende sulcx haer metten boedel ende goederen van hem comparant niet wilde bemoeijen ofte daervan niets profijteren, te legateren te maken ende te bespreken aen sijne huijsfrouwe voornoemt:
Eerst alle de verdren sailinnen als welken ringen? ende t.welck? geene uijtgesondert, tharenlijve ringge ende gerijven behorende, ende d'selve staende huwelijcke gemaect ofte aengecocht mitsgaders zo alle het lijwaet niets uijtgesondert 'twelc ten sterfdage van hem comparant in den boedel bevonden worden sal.
Item voor alle de pillegiften die de voorsz sijne huijsfrouwe staaende huwelijc alrede sijn gegeven ofte noch geggeven sullen worden.
Verclaerde wijders ofte gebeurde dat sijn kint Johannes Cabbelliau naer hem comparant ongehuwelijct ofte beneden de 25 jaren deser werelt geraecte te overlijden, heeft hij comparant begeert ende geordonneert dat uijt t voorsz kints gereetster naer te laten goederen uijtgekeert ende vruchtdelinge getrocken ende genoten werden sal, bij Catharijna, Lauwijse ende Josijna Cabbelliau, sijne drie gesusters elcs een somme van ƒ 300,-- van 40 grooten vlaems tot in?
ende bij t voorsterven van eenige vande selve vonchen? comparant desselfs kindren representatie in harer sa(liger) moeders plaetse haer tselve prelegateren bij dessen,
ende sullen de resterende goederen so t vorsz sijn kint in eenigen voorst. namentlijk beneden de 25 jaeren ofte ongehuwelijct sijnde comt te overlijden, erven ende besterven op desselfs naeste vrinden van s'vaders sijde die ab intestato daer toe gerechticht sullen werden
bewenden? ende op niemant anders d'selve in dien gevalle daer innne substituerende bij dese.
Verclaerde voorts de voorsz. Sara Jansdr du Bois mede alleen, bij aldien sij voor de voorsz haren man sonder levende blijckende geboorte achter te laten comt te overlijden, de voorsz haren man in plaetse van ƒ 600,-- hare voorsz. moeder wegens de voorsz testamente voor ende in plaets van haer legitime paortije toegevruchticht, en bij t voorsterven van selve hare moeder voor haer comparante aen hare comparantes neaste vrinden alsdan in der tijt,
uut keeren en de voldoen sal somme van ƒ 300,--. Tgunt versstaet verclaerden sij comparants hare uuterste wille ende ernstige begeerte te wesen etc. Getuigen Joos de Neut en Pieter de Neut de Jonge. W.g. Samuel Cabeljau, Sara Jansdr du Bois en getuigen.
[36]
Op 9-1-1636 machtigt
Abraham Cabeljau, coopman en gemachtigde van Susanna van Quickelbergh, weduwe en erfgename van Jonas Cabeljau, coopman, zijn neef Samuel Cabeljau uit Leyden om gelden te innen uit de nalatenschappen van de weduwe van Heyndrick Lomme, Jan Dircxsz van der Hal en Jacob van der Brugge, allen te Leyden overleden en van hun erfgenamen Samuel Jansz en Lieven Cabeljau.
[37]
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1629/30: Samuel Kabelliau, verver [38]
1635: Samuel Cabelliau echtgenoot van Sara du Bois[39]
Uit zijn eerste huwelijk (Cabbeljau-Beurs):
COMMENTAAR(¥)
Wanneer en met welk schip Joannes Cabbeljau naar Oost Indië is vertrokken is in de VOC archieven (nog) niet achterhaald. Gezien het bovenstaande moet dat ongeveer in de periode 1650-1664 geweest zijn. Ook blijft nog onbekend wanneer zijn ouders zijn overleden en of hij wellicht is opgevoed door een van de in het testament van zijn ouders aangewezen voogden. Van deze beiden is Dr. Isaac Beeckmans doctor in de Latijnsche schole tot Dordrecht in 1637 overleden. De andere aangewezen voogd is Ds. Samuel Cabelliau, predikant te IJselmonde en 's-Gravenhage, overleden tussen 1645 en 1651.
Doorgehaalde akte in de Kwijtscheldingen te Amsterdam d.d. 20-4-1664.
In margine: Dese brief is door mij niet gepasseert, daerom alhier geroyeert.
Samenvatting
Op 20-4-1664
verkopen de erven van Jan Cabeljaeuw en de erven van Sijmon Jacobsen Beurs,
aan Adriaentje Jans, wed. van Fredrik Fredriksen,
een huis en erf in de Pijlsteeg te Amsterdam. Koopprijs ƒ 5000,--.
[40]
- doorgehaalde tekst: Antonij Bartelsen Mercier testamentaire voogd van Judith van Exel onmondige dogter van wijlen Salomon van Exel, en nog als procuratie hebbende van Cornelis van Exel gepasseert voor den notaris Hendrik (hest filius?) alhier op (10?)-9-1663 item
- Pieter Emans als man en voogd van Margaretha van Exel dogter van wijlen Salomon van Exel en nog als procuratie hebbend van Do: Nicolaus Mulerius, predicant in de Sijp, als gehuwd sijnde met Maria van Exel, sijnde de voorsz procuratie gepasseert voor Abraham Tabressen? openbaar notaris aldaaer residerende op 3-9-1662,
- item Jacobus Elsevier als man en voogd van Elijsabet van Exel voor hem selven en nog beneffens de voorn. Pieter Emans gesurrogeerde voogden over Judith van Exel onmondige dogter van wijlen de voorn. Salomon van Exel, als mede over Cornelis Pietersen nagelatene dogterskind van Judith van Exel, en gesamentlik vervangende Cornelis van Exel, daer voor de rato caverende ende instaende,
- item Jasper Strijland(¥) als procuratie hebbende van Salomon Cabeljaeuw, Grietje Cabeljaeuw, jonge dr. en Gerrit Gerritsen Westdijk als getrouwt hebbende Anna Cabeljaeuw, gep(as)seert te Rotterdam op 7-9-1662 voor den notaris Pieter van Someren aldaer residerende,
alle tesamen in dese qualiteijt erfgenamen van wijlen Jan Cabeljaeuw, jongman in OostIndien overleden, eenige soon van wijlen Samuel Cabeljaeuw verwekt bij Maijke Beurs, die een dogter en eenige erfgenaem was van Sijmon Jacobsz Beurs, (...) verkopen aan Adriaentje Jans, wed. van Fredrik Fredriksen,
ee huijs en erve in de Pijlsteeg belend ZZ Wiggert Baens, OZ een gemene muur, WZ de regenten van de Huijsarmen, strekkende voor van de straet tot agter aan Willem Claessen. (...) doorgehaalde tekst: als principael de voorsz Antonij Bartelsen Mercier en Jasper Strijland als borgen (..) 20 aprilis anno 1664.
COMMENTAAR(¥)
De personen voor wie Jasper Strijland als gemachtigde optreedt zijn wellicht kinderen van Cornelis Cabeljau, zie onder nr. 4i.
De andere in deze akte voorkomende personen Van Exel en aangehuwden worden uitvoerig behandeld in
⇒ Fragment Genealogie Van Exel.
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [55] verbleef zij in 1663 in Amsterdam en leefde nog in 1682. Dat kan gezien de ovl. datum niet goed zijn. ovl Göteborg 5-12-1652, beg. Stockholm Riddarholmskerk [56]. |
Dagboek van Prof. Dr. Everardus Bronchorstius, hoogleraar rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Leiden 1587-1627 [57] Mijn vertaling Latijn-Nederlands, LL1623: 19 Julii examinatus est pro gradu Docturae Johannes Cabeliaw. Respondit commode et promte. Altero examine, in quo duae Leges illi ad explicandum datae sunt, scilicet L. Naturaliter 12, tt de Acq. poss. et L. uit., C. de Compens., expedite etiam et accurate ad objectiones Pro- fessorum respondit.
1623: 19 Juli is geexamineerd voor de graad van Doctor Johannes Cabeliaw. Hij heeft voldoende en direct geantwoord. Bij een tweede examen, waarin deze twee Wetten ter verklaring zijn gegeven, namelijk "L. Naturaliter 12, tt de Acq. poss. et L. uit., C. de Compens", heeft hij ook (goed) gehandeld en nauwkeurig de tegenwerpingen der hoogleraren beantwoord.1624: 12 Januar. respondit de Usuris et mora Johannes Cabeliaw pro gradu Doctoratus, erudite et expedite.
1624: 12 Januari heeft Johannes Cabeliaw kundig en beslist geantwoord (op vragen) over zeden en gebruiken, voor de graad van het doctoraat.1624: 16 Januarii promotus in Doctorem Juris Johannes Cabeliaw. Orationem habuit de Conjungenda politica scientia cum Jurisprudentia. Actui promotionis interfuerunt filius primogenitus Regis Bohemiae et Comes quidam Nassovius. D. Swaneburch contulit illi gradum.
1624: 16 Januari is Johannes Cabeliaw gepromoveerd tot doctor in de rechten. Hij heeft een rede gehouden over het verbinden van politieke wetenschap met jurisprudentie. Bij de promotieplechtigheid waren aanwezig de eerstgeboren zoon van de Koning van Bohemen en een zekere graaf van Nassau. D. Swaneburch heeft hem deze graad verleend.
![]() |
Bijdrage d.d. 7-8-1645 van Joh(annes) Cabeljavius (1600-1652) aan het Album Amicorum van Jacob Heyblocq, praeceptor en rector, aan de Latijnsche school te Amsterdam.
Bron: ⇒ KB Den Haag klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 14-10-1664 verleent Jurriaen Vrybergen spiegelmaker, gehuwd met Teuntje Pieters, wonende te Amsterdam, machtiging aan Leendert van der Elst, advocaet voor den hove van Hollant, en Gerrit Verhoeven, coopman wonende te Amsterdam tot het vestigen van een plecht van ƒ 1215,-- op een huis met 4 woningen en tuin op het Rustenburchspad buiten de Regelierspoort te Amsterdam ten behoeve van Mechtelt Haack, weduwe van Johan Cabbeljouw, in leven professor te Amsterdam, terzake van afrekening van Moskovisch glas. [58]
Op 18-10-1664 verleent Jurriaen Vrybergen spiegelmaker, gehuwd met Teuntje Pieters, wonende te Amsterdam, machtiging aan zyn vrouw om een plecht van ƒ 1215,-- te vestigen op een huis met 4 woningen en tuin op het Rustenburchspad buiten de Regelierspoort te Amsterdam ten behoeve van Mechtelt Haack, weduwe van Johan Cabbeljouw, in leven professor te Amsterdam volgens afrekening van Moskovisch glas. [59]
Register van kapoengelden met familieaantekeningen door jonkheer Pieter van Duveland, heer van Rhoon.:[66]
Den 14 Junij stilo novo is mijn huysvrou gelegen van een jonge soon op en Vriedage tusschen drien ende vieren na noen sol regerende Ao 1596.
Den 25 derselven maent is het kint ter vunt gebracht ende is Pieter genoempt ter presentie van sijn Peeters van mijn heer vader te Voorsten, Pieter van Duevelant heer tot Roon ende ten tueden van mijn moeij Van Sudoert Joffrou Adriana van Diemen ende ten derden van mijn suager Johan De Heuter. Datum alsboven Ao 1596.
NA: Legatiearchief Zweden: [67]
Stukken betreffende de nalatenschappen van o.a.: Maria Cabeljau, 1688.
Archief van de Regenten van het Aalmoezeniersweeshuis te Amterdam:[68]
nr. 638: Stukken betreffende legaten en erfstellingen voor het aalmoezeniersweeshuis. 1666 - 1811. Met retroacta. 1624 - 1666. 1 omslag (o.a. van Maria Cabeljouw, weduwe van Pieter van Duijvelant).
BELENINGEN
==========
nr. 13. De heerlijkheid en het goed van Pendrecht, te Pendrecht, leenroerig aan de Grafelijkheid:[69]
. ...
22-8-1560: Jonkheer Pieter van Duvelandt, heer van Roon en Pendrecht, onmondig, oom: Claes van Rooden, bij dode van zijn vader Pieter heer van Roden
19-10-1563: Jonkheer Pieter van Duvelandt, heer van Roon en Pendrecht doet zelf hulde
25-2-1567: Bevestiging van de huwelijkse voorwaarden, gesloten ten huize van Willem van Diemen op 15-12-1566 tussen jonkheer Pieter van Duivelant alias van Roen, heer van Roen en Pendrecht, zoon van wijlen Pieter van Roen en van diens weduwe vrouwe Johanna van Schonhove, en jonkvrouwe Jacqueline van Diemen, dochter van Willem van Diemen en jonkvrouwe Marie de Caulcx. De bruid brengt in 36 gemet land met aanwas in de heerlijkheid Roon, waarvan de jaaropbrengst wordt aangevuld tot 300 gulden en zij ontvangt haar lijftocht aan de goederen van Roon en Pendrecht
17-1-1597: Jonkheer Pieter van Duvelandt, heer van Roon en Pendrecht, bij dode van zijn vader jonkheer Pieter van Duvelandt, heer van Roon en Pendrecht
...
23-1-1642: Jonkheer Pieter van Duvelandt bij dode van zijn vader jonkheer Pieter van Duvelandt.
Op 7-9-1683, werd de ambachtsheerlijkheid Pendrecht en Rhoon "verlijd op den laatsten der Duvelands van Rhoon, te weten op Jonker Pieter Pietersz van Duvenland(¥), die nog onmondig was, doch de overdracht had geen voortgang, ten gevolge van den weerstand der vele crediteuren des zwaar belasten boedels. De heerlijkheid werd gevolgelijk om de schulden geveild , en aangekocht door Willem Bentinck van Diepenheim, beter bekend onder den naam van graaf van Portland, den gunsteling van stadhouder Willem III". Haarlemsche bijdragen, dl. 10, p56, Haarlem, 1882
COMMENTAAR(¥) Deze Jonker Pieter Pietersz van Duvenland zou dus geboren moeten zijn na 1658, en kan dus zowel een zoon zijn van Maria Cabeliau en Jhr. Pieter van Duijvelant, als een zoon uit diens mogelijke eerdere huwelijk(en). In de Diaconierekeningen van Roon staat op 19-12-1666 een post van ƒ 3.7.4. "toen de E. Mevrouw van Roon begraven is".[70]
Op 7-5-1679 attestatie verklaren Isaac van Oversee, 32 jaar en Jan Persijn, 39 jaar, op verzoek van jonkheer Pieter van Duivelant van Roon, heer van Moerjankoert dat de veerman van Schoonderloo op Sarlois, hun heeft verteld dat hij op order van Jonker Antonij van Roon uit het huis van Arij Ewoutse in D. diverse goederen stiekem heeft weggehaald en vervoerd naar het Steiger in Rotterdam. [71]
Bevestiging van de adellijke voorechten van Maria Cabeliau, wed. van Peter Wehrhuusen, Stockholm d.d. 10 augusti 1675. [72]
Vertaling uit het Zweeds nog maken!
Opzoeken
Register op het Prothocol van testamenten en andere actens gepasseert onder Rhoon Beginnende met 1650 en eindigende met 1749.[73]
nr. 12 Pieter Duijvelant, testament
nr. 13 Pieter Duijvelant, aanstelling voogden
nr. 14 Pieter Duijvelant, afstelling voogt
4e. Franchoys (Frans, Francois) Cabeljau, geb. vóór ca. 1610, ovl. na 1667, afkomstig van Leyden, mr. lakenbereider (1628..1640),
(root)verver (1638..1660),
koopman (1652),
is op 21-10-1638 medeondertekenaar van verzoek der gemeene ververs van baaien, rollen, en dekens aan het gerecht te Leiden om hun toe te staan de te Kampen en elders gereede rollen, dekens en baaien te mogen blijven verven, wel verzoek alleen wordt vergund voor het verren van smalle buiten gereede rollen,[74]
betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[75]
is medeondertekenaar van een rekest ingediend bij het gerecht van Leiden tot het uitvaardigen van een "Keure op het reeden van de luyrbaeyen" (22-4-1650), omdat de luierbaaien, die voor hun deuren door de drapiers te koop werden gebracht, bij de nameting korter bleken te zijn, dan de lengte, die daarop door de meters van de hal was aangeteekend.[76]
is in 1651 medeondertekenaar van een verklaring van hoofdman, gouverneurs, mannen, hooge-looiers en provisenaars der baainering, dat zij aan de magistraat der stad hebben geadviseerd, dat er vrijheid moet worden gegeven tot het verven van alle kleuren, met uitzondering van blauw, groen, geel en zwart,[77]
wonend op de Rijn (1634), op de Hoogewoert (1645..1660),
doopget. (1641..1667), huw. get. (1660),
otr. 1o Leiden geref. 8-2-1634 (get. voor hem Willem Cabeljau, zijn vader wonend op de Rijn, voor haar Jannetgen Boudens, haar stiefmoeder wonend op de Middelstegraft)
Annetgen van Middelems (Middelen), ovl. 1644/45, afkomstig van Leyden, wonend op de Middelstegraft (1634),
doopget. (1644),
otr. 2o Leiden geref. 21-12-1645 (get. voor hem Petrus Cabbeljau, zijn broeder wonend op de Langebrugge, voor haar Hester Cabbeljau, haar zuster wonend te Amsterdam)
Susanna Cabbeljau, geb. vóór ca. 1625, ovl. na 1665, afkomstig van Rotterdam,
wonend in de Bredestraet (1645), op de Hoogewoert (1659, 1665),
doopget. (1659), huw. get. (1659, 1665),
dr. van Jonas Cabeljau, koopman, en Susanna van Quickelbergh (zie nr. 3a)
4f. Michiel Cabbeljau, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1653-1657, afkomstig van Leyden (1623),
lakenbereider (ca. 1622),
(deken)drapier (1623..1652),
gouverneur van de baeyneeringe (1639, 1641)
koopman (1652),
is als (hoofd)man der baainering te Leiden medeopsteller van een memorie (1639) betreffende het verschil in prijs tussen Schotse en Ierse pletsen, karsaaien en lakens die in de Nederlanden worden ingevoerd,[110]
betaalt als een van de gildebroeders, "die gheen winckel noch knechten en houden", 4 stuivers contributie aan het lakenbereidersgilde te Leiden (1640),[111]
eigenaar van een huis op de Corte Houfstraet (1644),
is in 1652 medeondertekenaar van een verzoek van de gemeene kooplieden, alsmede van de baai- en roldrapiers, aan het gerecht t Leiden, te bepalen, dat de baaien en rollen zullen worden gemeten telckens als wanneer deselve bequamelick gerouwt ende verlopen sijn, daar dagelijks verscheidene baatzuchtige personen hunne goederen in strijd met de keur uitrekken.[112]
woont op de Hoogewoert (1644..1648), huw. get. (1644, 1648),
doopget. (1652, 1653),
buurtheer van de buurt Middel Kaarskorf te Leiden (benoemd 22-1-1649 beeindigd door zijn overlijden voor 5-7-1657),[113]
otr. 1o Leiden schepenen 12-1-1623 (get. voor hem Cornelis Cabbeljau, zijn vader, voor haar Marytgen Cornelisdr, haar schoonmoeder)
Pieternella van Slingeland (Nelletgen Pieters), ovl. 1643-1646, afkomstig van Leyden (1623), woont op de Hoogewoert (1643), huw. get. (1643),
otr. 2o Leiden geref. 2-10-1646 (get. voor hem Job Dane, zijn zwager wonend op de Hoijgraft, voor haar Francijntgen Hollebeecque, haar zwagerin wonend op het Steenschuyr)
Susanna de Witte, ovl. na 1658, weduwe van Jan Wicke, wonend op het Noortendt (1646), op de Hogewoert (1648..1656), op de St Jacobsgraft (1658), huw. get. (1648..1656), doopget. (1647..1651).
Zij hertr. Leiden geref. 3/22-12-1658 Baerthout Mattheeusz Maeswyck, wednr. van Annetgen Jans.
4g. Adriaen Cabbeljaeu, geb. 1596-1601, ovl. 1650-1659, verver, afkomstig van Leyden (1622),
dekendrapier (ca. 1645),
doopget. (1640, 1650),
otr. Leiden geref. 5-4-1622
Sara Joosten van der Swan (Swalm), ovl. na 1659, afkomstig van Leyden (1622), woont op de Uytterstegraft (1659),
dr. van Joos van Swalm en Maertyntgen van Dalem
Zij hertr. Leiden geref. 27-12-1659 Cornelis Wynantsz Foep, weduwnaar van Grietge Hendricxs.
4h. Dr. (h.c.) Petrus Cabbeliaeuw, geb. 1608, ovl. Leiden 20-3-1668, afkomstig van Leyden,
predikant (1636, 1641), wonend te Schermerhorn (1636),
ingeschreven aan de Universiteit van Leiden 15-2-1622 ("Petrus Gulielmi Cabeljauw, Leidensis, 14 (jaar)"),
predikant te Schermerhorn (1633-1638) en te Leeuwarden (1638-1641),[120]
ingeschreven aan de Universiteit van Leiden 18-9-1641 ("D. Petrus Cabbeliau, Leidensis, 32 (jaar), V. D. M."),[121]
predikant te Leiden (1641-1659),[122]
regent (benoemd 19-3-1659, oratie 1-4-1659) van het Statencollege ("Collegii Theologici Illustrium Ordinum") aan de Universiteit van Leiden (1659-1668) ("Petrus Cabeljavius"),[123]
[124]
promoveert op 23-10-1662 honoris causa aan de Universiteit van Leiden ("Petrus Cabeliavius Lib. art. Mag., Coll. Theol. Regens"),[125]
krijgt in 1663 samen met Jacobus Sterremontius, theol. dr. en predikant te 's-Gravenhage, door de Generale Staten opgedragen om de te Leiden bewaarde papieren, die op de Statenvertaling van den Bijbel betrekking hadden, na te zien en te schiften,[126]
is in 1667 eigenaar van huizen te Leiden op de Oude Rijn bon Burgstreng, Hooigracht bon Kerkvierendeel, Houtstraat bon Over 't Hof, Voldersgracht bon Zevenhuizen,
doopget. (1640..1655), huw. get. (1645),
otr. Leiden geref. 13-3-1636 (get. voor hem Willem Cabbeljaeuw, zijn vader wonend op de Marckt, voor haar Maddelena Crijnen, haar moeder)
Haesgen Henricxdr van Spruytenboom, afkomstig van Leyden (1636),
wonend op de Marckt (1636), op de Overwelfde Voldersgracht (1644),
doopget. (1636, 1641).
In 1675 zijn Petrus Cabbeljau (postuum!) en Niesge (!) Spruijteboom Hendricxdr eigenaar van een huis op de Hogewoerd bon Zuid-Rijnevest te Leiden.
4i. Cornelis Cabeljau, geb. vóór ca. 1605, ovl. na 1651, is op 1-10-1648 medeondertekenaar van een verzoek der baai- en roldrapiers aan het gerecht om te ordonneeren, dat de baljuw geen bekeuring mag doen dan bij aanwezigheid van hoofdman en gouverneurs, zulks naar aanleiding van een onrechtmatige bekeuring door den baljuw wegens het rekken van stukken, die naderhand door de gezworen drogers langer werden bevonden dan zij door de drapiers waren bevonden,[135]
is in 1651 medeondertekenaar van een verklaring van hoofdman, gouverneurs, mannen, hooge-looiers en provisenaars der baainering, dat zij aan de magistraat der stad hebben geadviseerd, dat er vrijheid moet worden gegeven tot het verven van alle kleuren, met uitzondering van blauw, groen, geel en zwart,[136]
otr. Leiden schepenen 12-1-1629
Lijntje Gillisdr, weduwe van Gilles van Dendere, wonend te Alckmaer (1629).
4j. Jacob Cabbeljau, geb. 1592-1595, ovl. na 1647, afkomstig van Leyden, lakenbereider (1614..1638), mr. lakenbereider (ca. 1629),
lakenkoper (ca. 1623),
schutter in de schutterij van Leiden (1617),
doopget. (1618), wonend op de Hoogewoert (1647),
otr. Leiden geref. 4-4-1614 (get. voor hem: Pieter van der Schuyre, zijn schoonvader, voor haar Sara van der Schuyre haar schoonmoeder)
Judick van der Schuyre, geb. vóór ca. 1595, afkomstig van Leyden,
dr. van Pieter van der Schuyre en Fransijn Dirck Christiaensdr, (zie
Fragment Van der Schuyre).
Getuigenisboeken Leiden:[78]
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, P 35, d.d. 1625-1628
Franchois Cabbeljau, mr. lakenbereider, T 226v., d.d. 1635-1638
Franchoys Cabeljaeu, rootverwer V 1, d.d. 1638-1641
Franchoys Cabeljaeu, verwer V 58, V 73, V 151, d.d. 1638-1641
Franchoys Cabeljaeu, koopman X 256v., d.d. 1646-1658
In 1647 krijgt Franchoijs Cabbeljau concessie voor het slaan van een put bij zijn huis op de Hoogewoerd.
[79]
.
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
Testament d.d. 27-6-1635: Franchoijs Cabelliau, rootverver, en Annetgen van Middlem echtelieden wonend te Leiden op de Hogewoert..... (AANVULLEN) Getuigen: Samuel Cabbeliau en Joost de Neuts. [80]
1635: Franchoijs Cabelliau en Annetgen van Middlem,[81]
1637: Franchoijs Cabelliau [82]
1638: Franchoijs Cabelliau [83]
1639: Franchoijs Cabelliau [84]
1640: Franchoijs Cabelliau [85]
1642: Franchoijs Cabelliau [86]
1645: Franchoijs Cabelliau [87]
1647: Franchoijs Cabelliau [88]
1653: Franchoijs Cabelliau [89]
1654: Franchoijs Cabelliau [90]
1655: Franchoijs Cabelliau [91]
1656: Franchoijs Cabelliau [92]
1658: Franchoijs Cabelliau [93]
Op 23-7-1652 verlenen
de onmondige kinderen van wijlen Jacob Verschoote, wier voogden zijn
Francois Cabeljauw coopman te Leyden, en Dirck Jacobss van der Bouckhorst, coopman
wonende te Leyden,
machtiging aan Willem van der Houve notaris 's hooffs van Utrecht,
om, desnoods rechtens, alle nog openstaande vorderingen van Jacob Verschoote (zie
⇒ Kwartierstaat Lapikas nr. 12841 sub f
), in leven koopman te Leiden, te innen.
[94]
Uit zijn eerste huwelijk (Cabeljau-van Middelems):
Uit zijn tweede huwelijk (Cabeljau-Cabbeljau):
In 1670 en 1699 (hij postuum!) zijn Meyndert van Aeckeren, advocaat, en Susanna Cabbeljaeu eigenaar van huizen te Leiden
op de Hogewoerd bon Hogewoerd,
in de Wielmakersteeg bon Hogewoerd,
in de Spilsteeg bon Hogewoerd,
op het Kerkplein bon Noord-Rijnevest,
op de Hogewoerd bon Zuid-Rijnevest,
op Levendaal bon Zuid-Rijnevest.
Op 17-3-1708 worden twee losrenten ten laste van het Gemeneland van Holland, groot respectievelijk 3200 en 800 ponden, en op namen van Johan Aertse en Maria Cornelisdr, uit de boedel van Johanna Cabbeljauw, weduwe van Elizeus Arnold, toebedeeld aan Susanna van Akeren.
De losrente ten name van Johan Meynderts was oorspronkelijk in het bezit van Susanna Fransdr Cabbeljauw. Haar zoon en mede-erfgenaam mr. Jan van Akeren transporteerde de losrente op 2-6-1734 aan ds. Jacobus du Toict, die het op 14-12-1753 uit eigen naam en als erfgenaam van zijn echtgenote Susanna van Akeren, verder transporteert.
[109]
Uit haar eerste huwelijk (Van Aeckeren-Cabeljau) nageslacht bekend (1668, 1672, 1675).
Getuigenisboeken Leiden:[114]
Michiel Cabeljauw, lakenbereider N 36v., d.d. 1619-1622
Michiel Cabeljauw, lakenbereider O 107, d.d. 1622-1625
Michiel Cabbeljauw W 424, d.d. 1641-1646
Michiel Cabbeljeau, gouverneur van de baeyneeringe W 460, d.d. 1641-1646
Register van Het Schoorsteengeld te Leiden 1644:[115]
Corte Houfstraet suytsijde:
Michiel Cabeljau eygen ende Paulus Michielsz bruycker hebben op de aengevinge van de huysfrou van de voors. Paulus schoorstenen: 5.
Weeskamer Leiden: Huwelijkscontract van B. van Delftshaven (sic!) als weduwnaar van Annetje Jansdr met Susanna de Witte, weduwe van Michiel Cabbeljau.
[116]
Uit zijn eerste huwelijk (Cabbeljau-van Slingeland):
Uit haar tweede huwelijk (Harmansz-Cabbeljau):
Uit haar eerste huwelijk Van der Vuijck-Cabeljau nageslacht bekend (1651, 1652, 1653).
Uit het huwelijk Maertensz-Cabeljau nageslacht bekend (1659, 1663, 1664).
Getuigenisboeken Leiden:[118]
Adriaen Cabbeljaeu, dekendrapier, 45 jaar W 292v., d.d. 1641-1646
Adriaen Cabbeljaeu X 113v., d.d. 1646-1658
Uit dit huwelijk:
Uit dit huwelijk:
Uit haar eerste huwelijk (Weemaer-Cabbeljouw) verm.:
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1660: Daniel Cabeljau, meesterknecht, getuige [119]
Over Petrus Cabeljau staat een lemma in NNBW,[127]
waarvan de biografische gegevens hierboven verwerkt zijn. Verder:
Reeds in zijn studententijd verschenen van zijn hand "Theses de persona Spiritus Sancti" (Leiden 1630), indien bij die opgaaf althans niet moet gedacht worden aan door hem gehouden disputationes over dat punt, zooals ze in die dagen gebruikelijk waren, die wel door de studenten werden verdedigd, maar door een der professoren geschreven. Van zijn overige geschriften is het bekendst: "Catholyck Memoryboeck der Gereformeerden, gesteld tegen het Roomsch Memoryboeck der Pausgezinden", (Leiden 1661, 2 dln.). Verder schreef hij: "Ontdeckingen der roomscher waenwijsheit" (Leyden 1647), waarop "Den nieuw vertoonden onverbreckelicken hoeck enz." van C.H. Lakekooper (Antw. 1648) waarschijnlijk een antwoord is. "Apologetica rescriptio pro libertate ecclesiae in exercenda disciplina spirituali" (Amst. 1641). "Stompwijcker handelingen" (tegen zekeren priester Vermeulen, met aanmerkingen op een 'tegenrelaes' van dezen) ('s Grav. 1655), en een paar boekjes over het destijds meer in vraag zijnde punt of 't houden van een bank van leening geoorloofd moest worden geacht, n.l. "Waerschouwinghe aengaende het stuck van de Banckhoudinghe" (Leyd. 1657) en, met Bernardus Wijngaerden Klare "bewijsredenen dat .... Banckhouders .... niet en behooren van 't Heylige Avontmael des Heeren gheweert te werden" (Leyden 1657, Pamflet Knuttel no. 7906). Uit den titel van het laatste werkje blijkt genoegzaam Cabeljauws standpunt in deze. Voorts heeft hij met een collega te Delft, Johannes Goethals, met wien hij 27-6-1653 te Emmerik een dispuut heeft gehouden met eenige Jezuieten, twee jaar later ook nog een verslag daarvan uitgegeven onder den titel Over verschillende poincten. Meer nog dan door deze gedrukte nalatenschap heeft Cabeljauw zich echter verdienstelijk gemaakt door 't verzamelen van tal van belangrijke archivalia, die tot een foliant vereenigd, via de bibliotheek van Henricus Alutarius en de archieven der kerk van Leerdam en der Synode van Zuid-Holland, in dat van de Algem. Synode der Ned. Herv. Kerk te 's Gravenhage zijn gekomen, waar ze nog steeds onder den titel van: "het Boek van Cabeljauw" worden bewaard.
Buurquestieboeken Leiden:[128]
4-6-1644: Adriaen Cornelisz Uytpaegen? contra Petrus Cabbeliaeu, bedienaar des Heiligen Evangeliums, naaste
buren op de Overwelfde Voldersgracht (Langebrug), betreffende het eigendomsrecht van een tussenmuur, waar Cabbeliaeu ramen heeft.
Vermeldingen in ONA Leiden (tekst nog opzoeken):
1658: Petrus Cabbeljau, koopman [129]
Stukken in de Weeskamer te Leiden:[130] Ds. Petrus Cabeljauw, gehuwd met Haasge Hendricksdr. Spruytenboom.
3-2-1671 Particuliere liquidatie
18-12-1675 Rekening
Uit dit huwelijk (o.a.?):
echter
Petrus Cabeljau, geb. 1649/50, ingeschreven als student geneeskunde aan de Universiteit van Leiden 23-5-1675 ("Petrus Cabeljau, Lugduno-Batavus, 25 (jaar)")[134]
In 1662 heeft
Jasper Strijland procuratie van Salomon Cabeljaeuw, Grietje Cabeljaeuw, jonge dr. en Gerrit Gerritsen Westdijk als getrouwt hebbende Anna Cabeljaeuw, gep(as)seert te Rotterdam op 7-9-1662 voor den notaris Pieter van Someren aldaer residerende. Het betreft de nalatenschap van Jan Cabeljaeuw enige nagelaten zoon van Jaspers zwager Samuel Cabeljau (zie hierboven). Salomon is ongetwijfeld de hieronder genoemde zoon van Cornelis Cabeljau. Mogelijk zijn Grietje en Anna zijn zusters. Waarom zij precies erven is nog niet duidelijk.
Uit dit huwelijk:
Uit zijn tweede huwelijk (Cabeljau-Burghgraeff):
Uit dit huwelijk:
Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[139]
Jacob Cabbellau
28-2-1617: Schutter in het rot van Caerdecamp
Getuigenisboeken Leiden:[140]
Jacob Cabeljauw, lakenbereider N 36v., d.d. 1619-1622
Jacob Cabbeljaeuw, lakenkoper, 30 jaar O 78v., d.d. 1622-1625
Jacob Cabeljauw, lakenbereider O 226, d.d. 1622-1635
Jacob Cabbeljau, 35 jaar, mr. lakenbereider Q 168v., d.d. 1628-1630
Jacob Cabeljauw, lakenbereider V 15, d.d. 1638-1641
Op 21-8-1610 machtigt
Jonas Cabelau, coopman te Rotterdam, zijn cousijn Jacob Cabellau om zijn zaken waar te nemen.
[141]
Op 30-8-1623 leggen Lowijsgen van Tolhuijse, weduwe van Pieter van der Meer in sijn leven beenhouwer, out omtrent 72 jaren, Judith Verschuijre, huijsvrouw van Jacob Cabbeljau, laeckencoper, out omtrent 31 jaren, ende Jan van Oost de Jonge, schoenmaeckersgesel, out omtrent 18 jaren, allen wonende te Leiden een verklaring af op verzoek van Guilliame van Versele de Jonge, passementier, mede wonende te Leiden. Volgt een uitvoerige verklaring over een diefstal.
W.g. o.a. Judick van der Schuere.
[142]
Op 29-11-1628 bekent Jacob Cabbeljau wonende te Leiden, schuldig te wesen aen Franchoijs van Hove, mede wonende te Leiden 80 Car. gld. en 5 stuivers ter zake van huijshuijr. Hij belooft te betalen op meijedage in den toecomende jaere 1629 precijs. Mede comparant is Jacob Weuijten (zie
⇒ Fragment Genealogie Cabeljau nr. 2b sub 2/b
), verwer wonend te Leiden die zich borg stelt. W.g. o.a. Jacob Cabbeljau en Jacob Weuijten.
[143]
Op 18-12-1628 bekent Jacob Cabbeljau, droochscheerder wonende te Leiden schuldig te wesen aen Marijtgen Jansdr wed. wijlen Laurens van Wetteren ofte thoonre deser, de somme van ƒ 46,5,0 ter zaecke van eenige gecochte gereetschappen tot de neeringe van droochscheeren behoorende. Hij belooft te betalen op meijdage anno 1629 toecomende en dat metten intrest vandijen tegen de penning sestien in t'jaer sedert Jacobdage voorlede. Mede comparant is Heijndrick van Rossum, coopman van pletsen wonend te Leiden die zich borg stelt. W.g. o.a. Jacob Cabeljau en Heindrick van Rossum.
[144]
Uit dit huwelijk:
Referenties van de gegevens van generatie 4 staan ook hier
Referenties Fragment Genealogie Cabeljau --- Generatie 4 ( 144 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
![]() genealogy page |
contents |
![]() index |
generation 5 |
generation 3 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 |