You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Berghuijs ⇒ Gen. nr. 2 |
COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [2] "trouwde Reyer van Esvelt met Elbertgen Wijnen en overleed na zijn echtgenote, zonder kinderen na te laten." Dit is niet overeenstemming met het trouwen vam Elbertje Wijnnen in 1658 als diens weduwe! |
Elbertje Wijnen en Hendrik Jacobs Berchuis, vermeld 1664. [3]
In 1768 wordt Hendrik Berghuys vermeld als curator ofte administrateur van een seekere somma familiegelt heencomende van Elbertjen Wijnen.[4]
Op 4-5-1669 wordt seekere gedeelte vant erff gent. Creijencamp en van Oldenbernevelt twelck Jan Tuenissen en Aeltijen Hendricks, door dode en offsterven van zal. Elbertijen Wijnnen is angeerfft neffens sodane erff en versterffenis als haer eluijden, van voors. zal. Elbertijen Wijnnen is angeerfft, beswaert met 250 gl. ten behoeve van Hendrick Jacopsen Berghuijs en Annetgen Hessels eluijden. Geregistreert den 16 nov. 1676.[5]
1674 Akte in het Archief van het Huis Ter Schuur, waarbij de erfgenamen van Elbertgen Wijnen, vrouw van Henrick Jacobsen Berghuis, hun aandeel in het erf Creyencamp, met 2 stukken land, eertijds van het goed Byler afgedeeld, in Evert Woutersgoed te Kootwijk, in delen in het Kootwijker Boven- en Benedenbos, in een hof en in grond aan de Groene Steeg, een huis aan het Beeckeinde en een plechte in een huis aan het Frouwendijkje overdragen aan Johan van Dompseler en Alberta van Ommeren. [6]
Barneveld: akte d.d. 16-04-1732. Alzoo Jan van Dompseler Heijmans, weduwenaar van Maria van Coot, nalatende vijf kinderen, met name Hendrik, Woutherus, Jacobus, Heijmen en Hendrikjen van Dompseler, door gemelde egtel[7] in egten staet verwekt en gemelde weduwenaer ongelegen komt om met gemelde kinderen te blijven, sonder sig te veranderen, soo is volgens ordentelijke plight, een maegescheijd tussen hem ende wettige mombaren opgerigt, op navolgende wijse: Na dat al vooren voo af was gebleken, alles gepasseert en gedaen te zijn, het geen na regt en eerlijkheid behoord en sijnde uijt balans van dien bevonden dat de kinderen uijt het gerede, sonder eenige lasten des boedels, toekomt, vrijgeld een summa van vijf hondert gldn en wegens het ongerede, bij conventie een kamp land, gelegen aen de Arnhemsche weg, in sijn bekende bepalingen, soo als van Vonk Smit door gemelde egteluijden is aengekogt, uijtgesondert de jonge gepoote boomen en houtgewas, welke ten profijte van haer vader sullen blijven, welke ook soo gereede als ongereede volgens ordentlijke tugtbrief daer van in den boedel bevonden, sal houden en genieten, soo lang hij leeft, mits daer en tegen de gemelde vijf kinderen in alles gerak te doen en te behandelen soo als een eerlijk en ordentlijk vader betaamt nae sijn hart, blijvende nog in specie volgens de gemelde tugtbrief voor de dogter uijt het gerede bedongen, alle het goud en silver, tot haers moeders lichaam voorheen gebruijkt, bestaande in een goude keten, drie dubbeld, met sijn toebehoren, item de goude ringen, grote en kleine, vorders silver van alderleij soort, niets uijtgesondert, nevens japponnen, samaren, tabberden en vorder kleding soo als van haer moeder zaliger gedragen zijn. Wijders sullen de kinderen hebben alle soodanige gerede en ongerede, soo als na de dood van haer grootvader uijt dien boedel wegens haer moeder is toekomende, waertegens de vader Jan van Dompseler Heijmans sal hebben en behouden, alle de gerede inboedels goederen soo als tegenwoordig besit, niets uijtgesondert, nevens all actien en crediten waer sij zijn genoemt of ongenoemd, nevens alle de ongerede goederen, door hem tegenwoordig besittende en soo als hem van sijn olders sijn aengeërft en aangestorven, mits de lasten des boedels ook te dragen, soo groot, als kleijn en in specie het capitael door egtel[8] genegotieert ter summa van elf hondert gldn: behorende aen de familie waer van de intrest aen de benodigde word betaald, invall sulks vereijtt welk capitael is uijt een liefdadigheid tot dien eijnde beleid, door Elbertje Wijnen(¥) en vorders als het gene desen boedel debet is, niets uijtgesondert, waer mede partijen, zoo vader, als mombaren in den minne en na regten sijn en blijven gescheijden, gelijk erffmagescheijdt regt is in Veluwen en sal dese moeten geapprobeert worden daer sulks behoord, tot nakoming deses verbinden contrahenten haer en hare erven personen en goederen, deselve tot dien eijnde submitteerende de judicature en executien des wel Ed Hove van Gelderland en alle andere Heeren, Hooven en gerigten, met renunciatie van alle eenigsins teegenstrijdig contrarieerende en sijn hier van twee allens luijdende gemaekt en in oirkont getekent in Barneveld op den 15 april 1732. onder stont J. v. Dompseler Heijmans, H. v. Dompseler E. van Barneveld als mombaer, W. v. Dompseler F. van den Ham als mombaer, Jan van Wolfswinkel als getuijgen Jan Hendrik Brouwer als getuijgen. Geregistreert op den 16 april 1732. [9]
Op 5-6-1744 zijn Jan van Dompseler Heijmans x Maria van Coot, wegens opgenomen penningen, schuldig aan Cornelis Gerritsen en Jan Brouwer als naast bestaanden van Elbertje Wijnen en uijt dien hoofde wettige administrateurs, van een capitael groot ƒ 1100,-- soo gemelte Elbertjen Wijnen in conformite van haar huwelijkse voorwaarden met haar bruijdegom Hendrik Jacobsen in dato den 12 julij 1658 opgerigt heeft, gemaakt om bij twee van haar naaste vrinden te worden belegd en de renten te betalen aan haare behoeftige vrinden of armen van Barneveld. Als onderpand dient al hun aangedeelde en aangekogte goederen aan en op het erf en goed de Coot. Geroijeert den 7 julij 1774. [10]
COMMENTAAR(¥) Uit bovenstaande blijkt dat Elbertje Wijnen een kapitaal groot ƒ 1100,--, heeft nagelaten voor de liefdadigheid en dat dit in 1744 wordt geadministreerd door haar nabestaanden Cornelis Gerritsen en Jan Brouwer. Hoe dezen familie zijn van Elbertje, is nog onbekend.
COMMENTAAR(¥) Aangezien Elbertje Wijne bijna 50 jaar oud geweest moet zijn toen zij trouwde met Hendrik Jacobsen Berghuis moet worden aan genomen dat alle kinderen van laatsgenoemde stammen uit diens tweede huwelijk met Annetgen Hessels. Voorts is er een hiaat in het geref. doopboek Barneveld mei 1674 - mei 1674. |
Op 26-6-1715 wordt een sesde part van huis, hoff ende hoffstede in den dorpe Barnevelt, daer aen de eene sijde Jan van Dompseler, Capitain en aen d'andere sijde de kinderen van Ceeltjen Custers naest gehuist en gelegen sijn, toecomende Evert Stael en Jannitjen Gerrits echteluiden. beswaert met een capitael van ƒ 150.-- tegens 5: pcento ten behoeve van Rijck Heijmens en Elbertjen Berghuis echteluiden. Geregistreert den 29e junij 1715. [13]
Op 1-10-1717 wordt seeker huijs hoff ende bergh met alle ap ende dependentien van dien, toebehorende Gerrit van Eede ende Wempien Gerts eghteluijden verpant voor 4 jaer met 23 gul 16 stuijv waar van het eerste jaer renthen off paght verscheenen en omgekoomen sal sijn op den eersten meij 1718 van welk capitaal Rik Heijmensen van Huijkenhorst en Elbertien Berghuijs, eghteluijden, en haare erven toekomt ƒ 200,-- jaarlijks van renthen 10 gulden., alles breder inhout der origineele pantbrief quo relatio en was getekent op den 1 oct. 1717. Gregisteerd den 11 meert 1721."[14]
Op 15-12-1721 worden seeker twee kampen lant geleegen in den amten Barnevelt en gedeel uijt het erff de Lors daar ten noorden het Burgler Beekjen, ten oosten het weghjen van het huijs de Lors na voorschreven beekjen, ten suijden het land van Wijnand van Heert Brouwer, ten westen de landerien van het erff Ooteler, naest aen gelandt en geleegen sijn, met alle sijn houdgewassen, reght en gereghtigheeden slooten en wallen, daar aan behooren, door Rik Heijmesen van Huijkenhorst en Elbertjen Berghuijs sijn huijsvrouw verkoft getransporteert en opgedraegen aan en ten behoeve van de Heer Peeter van Westervelt en vrouwe Johana Catharina van Esvelt eghteluijden en haaren erffven en sulks voor somma van ƒ 575,--. Blijvende tot proffijt van comparanten het houtgewas in de lenten houwbaat neevens de paght tot St'Pieter 1722. Die, op dat dit transport in alle sijn deelen sijn volle effect sorteeren magh, verklaere verbonden te hebben haar en haare erffven persoonen en goederen en in specie haar landerien geleegen aan de Callenbroekerwegh teegen over de herbergh Niu Oldenbarnevelt genaamt om alle hinder moeijten, costen en schaade die coopers bij deesen moghten coomen te lijden daar aan te verhaalen, alles breder te sien in den origeneelen brieff quo relatio. Geregistreert op den 13 junij 1722. [15]
8-10-1732: Also deser weereld is overleden Elbartjen Hendriks Barghuijs naegelaten hebbende tot haer weduwenaer Rik Heijmensen van Huijckenhorst en daer bij verwekt vijf kinderen waer onder een dogter is genaemt Annetjen van Huijckenhorst, weduwe van Hendrik Aertsen van Heert, en also Rik van Huijkenhorst ongelegen komt om met sijn dogter Annetjen van Huijkenhorst langer in gemeenschap van goederen te sitten, soo is door tussen spreeken van goede mannen overkomen en voor goed gevonden dat Rik Heijmensen van Huijkenhorst erfflijk sal hebben en behouden het geregte vijffde part van alle de gerede en ongerede goederen door 't overleden van Elbartjen Hendriks Barghuijs zall. sijn naegelaten gene uijtgesondert hoe dese genoemt mogten sijn. Waertegens de vader voorn. sal lasten en betaelen alle die schulden waer den boedel van hem en sijn overleden mede beswaert mogte zijn tot de doodschulden incluijs en sijn dogter Anna van Huijkenhorst, wed. van Heerd voor dat vijfde gedeelte der laste vrijen en waeren. En daer en boven nog voor sijn voorn. dogter betaelen dese nabenoemde posten welke schulden sij met haer overleden man gemaakt heeft en naegelaten sijn:sijnde te saemen een somma van 600 vijff en seeventig gulden welk capitael ik als vader sal betaelen en mijn dogter daer van vrijen en waeren En belooff ik Annetjen van Huijkenhorst dat ik off mijne erven dat vijfde gedeelte soo ik van mijn voornoemde moeder geerft hebbe nu ofte nimmermeer sal moveren off bekroedigen maar dat mijnen vaeder het selve rust en vredig sal besitten en tot sijn schoonste gebruijken gelijk sulks na erffmaegescheijt op Veluwen behoor ten waeren oirkonde soo heb ik gebeden Ariaen Beerentsen als getuigen om neffens mijn dit opgerigt maege-scheijt te tekenen en tot meer securiteijt soo heeft Rijk van Huijkenhorst neffens sijn dogter gebeden Daniel Leduc als getuijgen Wijnant van Leeuwen als getuijgen om dit ons maegescheijt mede als getuigen te tekenen het welk wij om haer bede wille hebben gedaen op den 8 october 1732. Onder stont Annetjen van Huijkenhorst, Daniel Leduc als getuijge, Ariaen Beerents als getuige, Rijk Heijmensen van Huijkenhorst, Wijnant van Leeuwen als getuigen, Arijaen Berents als getuigen. [16]
- 1) Voor eerst aen een man van Harskamp vermeijn de naam Gijsbart te sijn of van de sijnen de somma van drij hondert gulden
- 2) Nog aen Harmannus van Barneveld voor de helfte de somma van drij hondert gulden.
- 3) Nog aen de Diaconij van Barneveld voor de helfte de somma van hondert vijftig gulden.
- 4) Nog aen Willem Jacobsen of aen de sijnen de somma van vijftig gulden.
- 5) Aen Guert Janssen Raedemacker een capitael van hondert gulden,
Rijk Heijmensen van Huijckenhorst en wijlen sijn vrouw Elbertjen Hendriks Berghuijs bezaten voor 1739 een seekere camp saaij en toebakslandt inder buijrschap Callenbroek aen de Callenbroekerwegh.[17]
Memorie d.d. 13-4-1733 voor die Ed. E.G. Ardesch, scholtis tot Barnevelt. Om ter instantie van Hendrik Berghuijs te peijnden aen de gerede goederen actien en crediten in den amte van Barnevelt te vinden, toebehoorende Rijk Heijmensen van Huijkenhorst weduwenaar en boedelholder van Elbertien Berghuijs en bij insufficentie van dien mede uijt cragt van outhorisatie van den Heer Verwalter lantdrost van Veluwen dato den 13 april 1733 aan desselfs ongerede goederen speciael aen huijs en hoff tot Barnevelt, den Smalen Thient in 't Swartebroek midsgaders vier campen lant en een bosch gelegen onder den dorpe Barnevelt aan de Callenbroekerwegh, ten eijnde om daar aan te verhaalen en betalinge te hebben van een jaar renten van een capitaal van ƒ 394-18-08 ad 3 percent verscheenen geweest den 1 april 1733 vermoogens obligatie door den gepeijnden schuldigh bekent, dato den 1 meij 1732, alsmede om 't loopende jaar renthen nevens 't capitael selfs, waar van bij desen so veel nodigh denuntiatie word gedaan tegen den eerst comenden verschijndagh daar aan te verhaalen, alles omni mel. mod. cum expensis. Lager stont Bovenstaande peijndinge door mij onders(chrevene) aan de gerede en ongerede goederen in actens vermelt gedaan ter presentie van gerightsluijden Tomas Croonenburgh en Henricus van Heert op den 14e april 1733 oircond onse ondertekening. E.G. Ardesch Scholtis tot Barnevelt. Geregistreert den 16e April 1733. [18]
Memorie d.d. 16-4-1733 voor den Engelbert Georg Ardesch Scholtis des amts Barneveld. Om ter instantie van Branten Evers wed. van wijlen Jochem Lubbersen geassisteert met haer broeder Gijsbert Evers te peijnden aan alle de gerede goederen actien en crediten in den amte van Barnevelt te vinden, toecomende Rijck Heijmensen van Huijkenhorst, als borge en principael voor Hendrik Aertsen van Heert en Annetjen van Huijkenhorst eghtel. en bij insufficentie van dien ingevolge speciael outhorisatie van den Heer Landdrost van Veluwen aen de ongereede goederen, in specie aan huijs, hoff in den dorpe van Barnevelt, den Smallen Tient in 't Swartebroek, dry campen bouwlant leggende aan gemelde dorpe en een camp genaamt Harmens Accer. Ten eijnde om daer aen te verhaalen uijt craght van obligatie dato den 25 april 1728 door gemelte eghtel[19] als debiteur en voorn. Rijk Heijmensen als burge en principael getekent twee jaer intresse van een capitael groot 300 gln tegen 3 gln 10 stv van t hondert verscheenen den 25 april off 1E meij 1731 en 1732 als mede 't capitael selfs, met den intresse sedert die tijt tot de effective voldoeninge en restitutie van 't capitael waer toe conform de obligatie is verpligt, mids veerthien dagen te vooren word gedenuntieert welke denuntiatie ten overvloed geschied mits deesen alles ter goeder reekening en aftrekkende bewijsselijke betaalingen in cas van onvermoedelijke oppositie ten daagen dienende nader te deduceren cum exp: Lager stond. Bovenstaande peijnding door mij onders. aan de gerede en ongerede in actens gemelt gedaan tot presentie van gerigtsl. Tomas Croonenburgh en Hendrik van Heert op den 11 april 1733 oircond onse ondertekening. E.G. Ardesch. Geregistreert de 16 april 1733. [20]
Memorie d.d. 16-4-1733 voor den Ed. E.G. Ardesch scholtis des amts Barnevelt. Om ter instantie van Hendrikien Joosten wed. van Bart Jansen geassisteert met Jacob Hendriksen te peijnden aan de gerede goederen actien en crediten, toebehoorende Rijk van Huijkenhorst en bij insufficentie van dien mede uijt cragt van outhorisatie aan desselfs ongerede en in specie an huijs en hoff tot Barnevelt, den Smalen Thient in 't Swartebroek midsgaders vier campen landt en een bosch gelegen onder Barnevelt aan den Callenbroeker wegh, ten eijnde om daer aan te verhalen en rstitutie te hebben van een capitael van ƒ 200,-- mogens obligatie dato den 14 junij 1720 waar van reeds opsegginge is gedaan alsmede van twee jaar renthen van 't voors. capitaal ad 3 perc: dus twalleff gulden, alsmede om de loopende renthen tegens verschijndagh te verhaalen, alles omni meli mod. cum expensies. Lager stond Deese bovenstaande peijnding door mij scholtis ondersch.in actens gemelt, gedaan ter presentie van gerightsl. Tomas Croonenburg en Henricus van Heert den 13 april 1733. E.G. Ardesch Scholtis Gere[21] den 16 april 1733. [22]
Hierna volgen nog zeven soortgelijke peindingen van andere schuldeisers.
Op 3-6-1739 heeft Engelbert Georg Ardesch, scholtis des ampts Barnevelt als volmagtiger van Rijk Heijmensen van Huijckenhorst getransporteert aen en ten behoeve van Jacob van Ede en Geurtje van Ede, broeder en suster en derselver erffgenamen, sekere camp saaijland genaemt Hermans Akker den 17 october 1733 door Rijk Heijmensen van Huijckenhorst selfs als weduwnaer en boedelhouder van Elbertjen Hendriks Berghuijs met consent van Heeren Commissie van de gerigt ter regarde van het onmundige kindt van sijn dogter wijlen Elisabeth van Huijckenhorst in 't publicq vercoft, liggende onder de buijrschap Callenbroek, daer ten oosten de weduwe en erffgenaemen van Hendrik Jacobsen, ten westen Nieuw Oldenbarnevelt, ten zuijden het Amersfoorder Voetpad en ten noorden de Callenbroeker Wegh. En sulks voor de somma van ses hondert gulden. Geërfden: Harmen Aelberts en Gerhardus van de Vliert. [23]
In 1739 verricht De schout nog twee soortgelijke transporten als gevolmachtigde van Rijk Heijmensen van Huijckenhorst.
Op 1-8-1741 heeft Jacob Hendriksen uijt de publicq vercofte goederen van Rijk Heijmensen van Huijckenhorst voor sigh en als boedelhouder van Elbertjen Hendriks Berghuijs op den 17 october 1732 gecoft, en bosch de Plas genaemt gelegen in buurschap Callenbroek alwaer oost Capteijn van Dompseler, west Mevrouw Ardesch, zuijd de Heer Hagen, Noort Elis de Wael. En sulks voor een somma van drie hondert en vijfftien guldens. Geërfden: Hendrik Johan van Essen, Heer van Schaffelaer Gedeputeerde Staeten des Quartier van Veluwe ende Coenraadt Johan van Zuijlen van Nievelt, amptsjonker des ampts Barnevelt. [24]
Op 11-07-1741 cederen en transporteren Hendrik Johan van Essen, Heer van Schaffelaer Gedeputeerde Staeten des Quartier van Veluwe ende Coenraadt Johan van Zuijlen van Nievelt, amptsjonker des ampts Barnevelt, commissarissen, aan Henrietta Johanna Schrassert, weduwe van wijlen Engelbert Georg Ardesch, scholtis, uijt de publicq vercofte goederen van Rijk Heijmensen van Huijckenhorst voor sigh en als boedelhouder van Elbertjen Hendriks Berghuijs op den 17 oct. 1732 aangecoft, een camp aan de Callenbroeker Wegh gelegen naest een gelijke camp van den selven vercoper des bijdes bij Willem Petersen Breuren gebruijkt met de bosch die voor aan 't bosch light, voor vier hondert en vijfftigh guldens. [25]
Op 4-8-1741 doen Hendrick Jan van Essen Heere van Schaffelaer, Landrentmeester der Domeijnen en Coenraet Johan van Zuijlen en Nievelt, gecommiteerden van Haer Hoochmoogende Ampts Jonckeren des ampts Barnevelt, cont en certificeren mits deesen, dat Hendrick Janssen uyt de gerightelijke vercoffte goederen van Rick Heijmensen van Huijckenhorst voor sigh en als weduwenaer van Elbertjen Hendrick Berghuijs op den 12 julii 1740 opnieuws hadt gecofft den Smallen tient in het Swartebroeck en sulx voor een somma van ƒ 155,--, welke penningen voor den voornoemde coper betaelt en door den scholtis Walburgh in reeckeningh der crediteuren van voornoemde Rick Hijmensen van Huijckenhorst behoorlijk verantwoort sijn. Weshalven welgemelten Heeren Commissarissen voorseijden Smallentient cedeeren en transporteerden aan Hendrick Janssen, Willem Jacobsen en Frans Hendriksen, yder daer toe even na en haere erven. [26]
Op 11-4-1752 wordt inventaris opgemaakt van den boedel van Hendrik Gerritsen van Heert weduwenaar van wijlen Geurtjen van Huijkenhorst tot dato deses tusschen voorschreven weduwenaar en sijn kinderen Neeltjen van Heert, Elbertjen van Heert en Gerrit van Heert nog onverdeelt is gebleven, te verdelen:goud en zilver, contanten, inkomende schulden, linnen en wollengoeden, ongerede goederen: een huijs in Barnevelt staende over de kerk, genaamd de Trap en een hof en schuur daer agter een bos genaamd de Plas, liggende in de Callenbroeker Booijhoek. [28]
Op 6-2-1728 is een magescheijt opgeright en geslooten tussen Hendrik van Heerdt weduwenaar en erffuijter van wijllen sijn vrouw Aeltjen Aerts ter eenre en sijn dry kinderen met namen Hendrik Aertsen van Heerdt en sijn huijsvrouw Annetjen van Huijckenhorst, Jan Hendrik Jooghems en Wilmijna van Heerdt de vrouwen met haar mans geassisteert en Hendericus van Heerdt en is na balans van inventaris en examinatie Hendrik van Heerdt toegedeelt het huijs hoff en schuijr in de Catrijestraat en daar en booven het Cloppenlandt van Juffr. Verburgh heengekoomen en gerekent tegens ƒ 600,--. Waartegens de kinderen voor haar moeders goet toegedeijlt sijn navolgende goederen, eerstelijk huijs hoff bergh schuijr tot Barnevelt daer het Wapen van Gelderlant uijthangt. het huijs hoff en schuijr en eenig land daer bij gelegen daar de Prins uijthanght, een kamp lant op de Beerkampen door Claas Vonken gebruijkt. Nog twee kampjes accermaal boss gelegen op de Lors. ... etc. alles breeder te sien in de origen. magescheijt van haar ondertekent nevens H.J. van Essen tot den Schaffeler, E.G. Ardes, S. Coenjes. Geregistreerd den 3 aug 1731. [31]
Na voorgaande reekening en examinatie wordt op 4-8-1731 een erffscheijding en deijling gemaakt tussen de drie kinderen waarbij de wed. van Hendrik Aertsen van Heerdt en haare kinderen voor haar derde portie te deel gevallen het bosch op de Lors geestimeert op 400 gln: en uijt de schult van Aelt Arisen 150 gln 9 1/2 pen: van Wulff Brouwer 65 gln, van Evert Gertsen Schoemaker 22-16-:, van Jacob Barkhoff 7 gln 15 stv, van Hendrik Pothoven 12 gl 10 stv, van Guert van Dompseler 74-5-, van de wed. Jacob Harmsen 100 gl 19 stv, van Claas Vonken 34 gl, van Lubbert Romeijn 11-11-:, van Gijsbert Hendriks Scherpenkamp 10 gl:, van Hendrik Gerts van Heerdt 3 gln 10 stv, van Wouter Wijn Evertsen 35 gl 7 stv, van Hendrik van Heert bij slot van reekening 82-7-8 penn: en schiet dan over 1-14-4 1/2 penn twelke de wed. moet an Jan Hendrik uijtkeeren dus dan 1008-10-13 penn: en is haar mede goetgedaan 50 gl voor een bedde dus blijft haar derde part mede 958-10-13 penn:. [32]
Op 13-6-1730 wordt seker huijs met een hoff in den dorpe Barnevelt in de groene steeg daar oostw de gemeene wegh ten westw Gerh. en Aalt van de Vliert, suidw de erffgen. van Wouter Noijen, Noordw de wed, Gert Tuenesen naast gelegen sijn, met sijn reght en gereghtigheijt toekoomende Dub Jacobsen en Beertjen Jans, eghteluijden, Dirk Daveden en Grietje Claasen eghtel., Annetjen van Huijkenhorst, weduwe en boedelhouderse van Hendrik Aertsen van Heert, geassisteert met haar vaader Rijk Heijmesen van Huijkenhorst, verkocht en getransporteerd ten erfelijken behoeve van Harmen Beerentsen en Jenneken Harms eghteluijden en sulks voor de somma van ƒ 430,--. Gepasseert voor geerffdens Rijk van Huijkenhorst, Hendrik van Heert, den ouden Henr: Gertsen van Heert die de orgineele brieff hebben getekent en gesegelt op dato als booven. Geregistreerd den 14 juny 1730. [33]
Op 18-6-1731 compareerende voor den Hoog Welgeboren ende Gestr. Hr Lubbert Adolph Torck Vrijheer van den Rosendaal etc. Lantdrost van Veluwen etc., Nicolaas van Hemel procurator in qualitijt als volmagtiger van Henr: Ottens in qualiteijt als verwalter rentmr van Veluwen en hebben ter instantie van den selven in voors. qualiteit uijt cragt van de vuerwr. van verpagting en beding daar bijgedaan, geboden de derde en laaste ruijminge sampt in en aan eijgeninge van dien, aan alle de ongereede goederen bij Hendrik Aertsen van Heert nagelaten en alnog bij desselfs wed. Anna van Huijkenhorst gepossideert bewoont en gebruijkt wordende en in specie aan twee derde parten van huijs hoff en schuijr cum annex. in den dorpe van Barnevelt daar t Wapen van Gelderlant uijthangt en aan een bosjen eijken hout mede aan den dorpe van Barnevelt in sijn bekende bepaalinge gelegen. Ten eijnde om daar aan van de selve als borge samt en een yder aan en elk als principaal voor Hendrik van Heert den ouden te verhaalen ende betaalinge te erlangen een somma van 219 gln: 15 stuvers procedeerende per reste van de Breedenaerder en Cueper Steeger Thient over den jaare 1727 ittem een somma van 751 gln 6 stuvers procedeerende van paght van de Bredenaerder en Cueper Steeger Thient over den jaere 1728. Edog alles ter goeder reekening en onder afslag van alle bewijsselijke betaalinge cum exp:. Edog met die expresse reserve t geene hier aan mogte te kort kome op de debituer en mede borge te konne en moogen verhaalen actuum voor gerightl. den Heer Derk Brouwer Burgemr der Stat Hattem en Dr. Andreas Pelgrum Ardesch den 18 junij 1731. onder stont. L.A. Torck Lantdrost van Veluwen. Geregistreerd den 22 junij 1731 [34]
Hierna volgen peindingen van diverse andere schuldeisers.
Op 28-2-1732 heeft den Scholt Ardesch nevens gerightsl(uijden) gepeijnt op de goederen van Annetjen van Huijckenhorst wed. van Hendr: Aerts van Heerdt. Ter instantie off voor Jan Barten geweesene dienstknegt van gemelde persoonen, en in specie op gereed en ongereed in desen amte te vinden en namentlijk ook op het gesaaijde coorn op het land van Rijk Heijmensen en van de Pastorie door de wed. gebruijkt, om daer aen te verhaalen ƒ 80,-- en twee jaar lhoon off de weerde van dien, wegens 2 jaaren loon als knegt verdient. alles breder te sien in de acten door boovengenoemden getekent op dato gemeld. Geregistreertd den .. febr 1732. [35]
Memorie d.d. 16-4-1733 voor den Engelbert Georg Ardesch Scholtis des amts Barneveld. Om ter instantie van Branten Evers wed. van wijlen Jochem Lubbersen geassisteert met haer broeder Gijsbert Evers te peijnden aan alle de gerede goederen actien en crediten in den amte van Barnevelt te vinden, toecomende Rijck Heijmensen van Huijkenhorst, als borge en principael voor Hendrik Aertsen van Heert en Annetjen van Huijkenhorst eghtel. en bij insufficentie van dien ingevolge speciael outhorisatie van den Heer Landdrost van Veluwen aen de ongereede goederen, in specie aan huijs, hoff in den dorpe van Barnevelt, den Smallen Tient in 't Swartebroek, dry campen bouwlant leggende aan gemelde dorpe en een camp genaamt Harmens Accer. Ten eijnde om daer aen te verhaalen uijt craght van obligatie dato den 25 april 1728 door gemelte eghtel. als debiteur en voorn. Rijk Heijmensen als burge en principael getekent twee jaer intresse van een capitael groot 300 gln tegen 3 gln 10 stv van t hondert verscheenen den 25 april off 1E meij 1731 en 1732 als mede 't capitael selfs, met den intresse sedert die tijt tot de effective voldoeninge en restitutie van 't capitael waer toe conform de obligatie is verpligt, mids veerthien dagen te vooren word gedenuntieert welke denuntiatie ten overvloed geschied mits deesen alles ter goeder reekening en aftrekkende bewijsselijke betaalingen in cas van onvermoedelijke oppositie ten daagen dienende nader te deduceren cum exp: Lager stond. Bovenstaande peijnding door mij onders. aan de gerede en ongerede in actens gemelt gedaan tot presentie van gerigtsl. Tomas Croonenburgh en Hendrik van Heert op den 11 april 1733 oircond onse ondertekening. E.G. Ardesch. Geregistreerd de 16 april 1733. [36]
Op 11-11-1737 verkopen en transporteren Hendrikje van der Ham weduwe en boedelhoudersche van Hendrik van Heerd den ouden geassisteert met den custos Jan Carel Lughtigh, neffens Jan Hendrik Jochemsen Brouwer x Willemina van Heerd en Hendricus van Heerd x Geertje Blauw en hij Hendricus van Heerdt mede names de onmundige kinderen van sijn overleden broeder Hendrik Aersen van Heerd bij Annetje Rijks van Huijckenhorst ehelijk geprocreëert, wesende alle kinderen en erffgenaemen van voorgemelte Hendrik van Heerd, te saemen volgens conditien van den 15 november 1736 aen Johan van Wijnbergen tot de Glinthorst en Claerbeek in leven Rigter van Wageningen &&& en dienvolgens alnuu aen desselfs douariere en boedelhoudersche Walraven van der Hell, mitsgaders sijn respectieve erfgenaemen de halffscheijd aen 't erff en goed de Glinde waervan Lijsbeth van den Ham de wederhelfte toebehoord, gelegen in buijrschap Glinde en soo bij Jan Phlipsen x Gerritje Killen meijers wijse gebruijkt wordt. En sulks voor de somma van ƒ 2540,--. [37]
Referenties Fragment Genealogie Berghuijs --- Generatie 2 ( 38 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. |
||
|
|
|
![]() genealogy page |
contents |
![]() index |
generation 3 |
generation 1 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 |