You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Van Beeftingh ⇒ Gen. nr. 4 |
4a. Henrick Jansz van Beefting, ged. geref. Amersfoort 16-4-1625, ovl. 1669, j.m van en wonend te Amersfoort (1646),
otr. Amersfoort 20-12-1645 (met betoon op Utrecht 13-1-1646) en ,[1]
otr./tr. Utrecht geref. Catharijnekerk 21-12-1645/13-1-1646
Grietgen (Margareta) Peters van Aecken, beg. Utrecht 5-1-1710 (laat na Mondige kinderen), j.d. van Uijttrecht wonend aen de Geertenbrugge (1646),
huw. get. (1678),
woont in de Backersteegh (1710).
4b. Willem (Wilhelmus) Jansz van Beeftingh, geb. vóór ca. 1625, beg. Delft Oude Kerk 4-7-1657 ("Willem Jansz Beeftin in de Choorstraat"), j.m. wonend in de Choorstraat (1646),
doopget. te Delft (1650),
otr./tr. Delft 23-6/12-7-1646[28]
[29]
Adriana Jacobsdr Goetgeluk, geb. Delft, ovl./beg. Delft Oude Kerk 2/5-4-1697, j.d. wonend op de Verwersdijk (1646),
wed. van Willem Jansz van Besting wonend in de Choorstraat (1660),
doopget. (1675),
dr. van Jacob Ijdiersz Goedgeluk.
Zij hertr. Delft geref. 19-6/07-7-1660
Hugo (Huijch) van Rijck, weduwnaar wonend in de Molslaan (1660),
doopget. (1675).
4c. Jan Jacobsz van Beefting, vóór ca. 1640, ovl. 1693-1700 (tussen 1693 en 1703)[42], wonend te Amersfoort (1664),
wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 3-7-1664 als Jan Jacobs van Beeftingh wonend in de Utrechtsestraat, wijk Rotoorn, tesamen met zijn huisvrouw Geertruijt Pieters,
bombasijdewerker (1682, 1693),
not. get. en burger te Amersfoort (1690, 1692),
otr./tr. Amersfoort geref. 29-1/14-2-1664
Geertruijt Peters van Zeebeeck, ovl. 1735-1737, wonend te Amersfoort (1664),
belendster in de Hellestraat (1719),
in de Nieuwstraat (1722),
buiten de Arnhemsepoort aan de Dorresteinseweg bij de Wijnbergh (1722),
in de Muurhuizen (1724),
vermeld als de weduwe van Jan van Beefting met een "werkhuis gelegen op de Kamp" (1727),
burgeres van Amersfoort (1722, 1729),
is als weduwe van Jan Jacobsz van Beefting belendster in de Hellestraat (1730).
4d. Gerrit (Gerrard) (Hendriks?) (van) Beeftingh, ged. 22 Oct. 1654 (volgens Ref. [68] echter geen doop gevonden), ovl. 1728-1731, burger van Amersfoort,
not. get. (1674),
treedt op als momber over de onmondige kinderen van Susanne De Borculoo, weduwe van van Henrick Jans Beeftingh (1677),
j.m. wonend te Amersfoort (1683),
koopman in tabak (1683..1713),
vermeld op de lijst van geref. lidmaten te Amersfoort opgemaakt in 1688 als Gerrit van Beeftingh en zijn huisvrouw Reijnira Kraan wonend bij de Ketelaarsbrug,
wordt op 19-4-1703 gekozen tot Raad der stad Amersfoort,[69]
nam deel aan het oproer dat te Amersfoort uitbrak na het overlijden van de Koning-Stadhouder Willem III,
werd daarvoor door het Hof van Utrecht op 1-10-1703 veroordeeld als medeplichtige,[70]
en werd door de Staten van Utrecht, die in deze ingrepen, uitgesloten van de amnestie, afgekondigd voor die van Amersfoort 16-10-1703,
bleef echter in Amersfoort wonen,
regent van de St. Joriskerk in 1713,[71]
mederegent van de Sint Janskerk (1726),
belender bij de Ketelaersbrug (1713), in de Pothstraat (1714),
buiten de Bloemendalse Poort (1717, 1730) in de Eerste Steeg (1730),
otr./tr. Amersfoort geref. 29-3/17-4-1683
Rei(j)nira Craen, beg. Amersfoort St. Joriskerkhof 14-4-1728 (laat kinderen na), j.d. wonend te Amersfoort (1683),
verm. dr. van NN Kraan en NN Vastrick.[72]
Reijniera Craanen, gehuwd met Gerard van Beeftinge, is in 1721 erfgename van haar zuster (!) Geertruijda Verhoeff.[73]
Op 17-4-1721 maken
Dirk Loogen, burgemeester van Amersfoort, die als
weduwnaar van Elsabe van Beefting hertrouwd is met
Geertruy Methorst huwelijksvoorwaarden.
[94].
4e. Jacobus Cornelisz van Beeftingh, geb. vóór ca. 1645, ovl. 1696-1711, treedt op als borg voor Wilhelm Roos (1670)
j.m. van Amersfoort (1679),
wednr. van Dirckje Gijsberts Prins wonend te Amersfoort (1692),
herbergier (1693, 1695),
otr./tr. 1o Amersfoort geref. 20-9/10-10-1679
Dirckje Gijsberts Prins, ovl. 1682-1692, beg. Amersfoort Joriskerk 15-11-1691 ("vrouw van Jacobus van Beeftingh"), wed. van Jan Jacobs wonend te Amersfoort (1679),
otr. 2o Amersfoort geref. 18-3-1692
Dirckje (Dorethe) Daniels Mansfelt, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 1-1-1658, beg Amersfoort 9-1-1734 ("Dirkje Mansvelt"), wed. van Willem Claessen (=Willem Boelen de oude) (huw. 1683, twee voorkinderen 1685, 1687) wonende te Amsterdam (1692),
wed. van Jacobus van Beefting wonende te Amersfoort (1716),
is als Dirckje Mansvelt, vrouw van Evert Drakenburgh belendster in de Krommestraat (1711), en Theodora van Mansveld, gesepareerde vrouw van Evert van Drakenburg belendster in de Haversteeg (1729),
gesepareerde vrouw van Everd van Drakenburg (1726-1733),
dr. van Daniel Mansvelt en Dirkje Bartels.
Zij hertr. Amersfoort geref. 29-5/30-6-1716
(en scheidt 1724-1726 van)
Everd van Drakenburg, j.m. wonende te Amersfoort (1716).
Op 1-11-1669 verleent:
Margaretha van Aecke (tekent: Maergrietta van Beftingh) wed. van Henrick Jans Beeftingh,
machtiging aan Henricus van Aecken, boekverkoper te Amsterdam. Getuigen: Thijmen Peters en Gijsbert Jans.
[2]
Op 12-3-1678
verkopen Gerrit Barentsz Coster, deurwaarder als speciale gemachtigde en van Grietje Peters, weduwe, moeder en momberse over haar onmondige kinderen door wijlen Henrick Jansz van Beeftingh aan haar verwekt en van Albertus van Bemmel als man en voogd van Margaretha van Beeftingh, die de oudste dochter van deze Grietje Peters is,
het 14e part in de Calandermolen en verder gereedschap.
[3]
Archief Eemland: De Kalandermolen te Amersfoort:
1678: Akte van transport door Grietje Peters, weduwe van Hendrick Jans van Beeftingh c.s. aan de overige deelgenoten van haar aandeel in de kalandermolen.
[4]
Op 10-7-1679
verleent Margareta van Aecken, wed. van Henrick Jansen van Beesting wonende te Utrecht
machtiging aan Elisabeth van Beestingh, haar dochter tot inning van een vordering op de respectieve calandermeesters te Amersfoort.
[5]
Op 17-7-1679 transporteert
Margareta van Aecken, wed. van Hendrick Janss van Beeftingh wonende te Utrecht,
met toestemming van haar kinderen met name:
Willem van Cleeff gehuwd met Petronella van Beeftingh,
Wilhelmina van Beeftingh, Johanna van Beeftingh
en Elisabeth van Beeftingh,
aan Cornelia van Aken, wed. van Pieter de Vries,
een vordering op Hendrick Willemss, wegens koop van huis in Amersfoort.
[6]
Op 16-8-1679 verleent
Margareta van Aken, wed. van Hendrick Janss van Beeftingh machtiging aan haar dochter Johanna van Beeftingh tot het innen van vorderingen in Amersfoort.
[7]
Op 29-3-1680 verleent
Margareta van Aecken (tekent: Grietien van Befting), wed. van Henrick van Beeftingh wonend te Amersfoort,
machtiging aan Mr. Daniel van de Houven, advocaat van het gerecht van Holland, wonend Delft, om te innen en te vorderen, schulden die zij als weduwe en boedelhoudster van verscheydene personen te Delft en andere plaatsen in Holland, volgens de boeken van haar overleden man heeft te vorderen. Getuige, o.a. Aelbertus van Bemmel, lector Octanovum, alhier.
[8]
Op 29-11-1680
verkopen Aelbert van Bemmel en zijn vrouw Margaretha van Beeftingh, Margareta van Acken, weduwe van Henrick Jansz van Beeftingh, als gemachtigde van Petronella van Beeftingh, vrouw van Willem van Cleeff, en Willemina van Beeftingh jongedochter, en de voornoemde Willem van Cleeff voor zichzelf en als gemachtigde van Daniel van der Hoeve en zijn vrouw Elisabeth van Beeftingh en dan nog als gemachtigde van Johanna van Beeftingh, volgens procuratie 28-11-1680 voor Nots. Pieter Kiggelaer in 's-Gravenhage gepasseerd, tezamen kinderen en erfgenamen van wijlen Henrick Jansz van Beeftingh en mede-erfgenamen van Jan Joppen van Beeftingh en zijn vrouw Neeltgen Francken,
aan Neeltje Obbens, weduwe van Douwe Obbens,
huis, hof en hofstede aan de Langestraat 'daer de Ster uijthanght',
belend aan de ene zijde: de erfgenamen van Willem Augustijns van Oudewater,
aan de andere zijde: den Appeltoorn,
op de lasten van zes gulden en tien stuiver voor het Kapittel van Sint Joriskerck en nog vijf en dertig stuiver ten behoeve van de erfgenamen van Cornelis Fredericxsz Taets.
[9]
Op 7-1-1710 verklaart
Wilhelmina van Beeftingh wonende te Utrecht, dat het begraven van haar moeder Margaretha van Aken, in leven wed. van Hendrik van Beeftingh, geschiedt zonder aanvaarding van de nalatenschap.
[10]
Uit dit huwelijk (o.a.?) (bij alle dopen vadersnaam onder patroniem, moedersnaam niet vermeld tenzij anders aangegeven):
Op 10-2-1667 testeren
A(e)lbert van Bemmel, meester in de Latijnsche Schole binnen Amersfoort, en zijn echtgenote Margaretha van Beeftingh, borgers en inwoonders van Amersfoort.
Over en weer bemaken zij elkaar de levenslange lijftocht van al hun na te laten goederen, winkelwaren en gereedschap (en ook juwelen en kleinodien ten lijve), met een volkomen bewind en administratie. Zij secluderen de Weeskamer. Akte ten comptoire mijns notarij, staande op de Breedestraet. Getuigen: Rijck Rijcxsz van Rhijn, Mr. Aernt Dieprinck, Duijts-schoolmeester, en Lambert Segers, bombasijdewercker), allen borgers en inwoonders van Amersfoort.
[19]
Op 24-12-1708 passert de boedelscheiding van wijlen Albartus van Bemmel en zijn echtgenote Margareta van Beestingh.
De weduwe Margareta van Beestingh en de kinderen en erfgenamen Godart Henricus, Pieter Jan, Frans en Willem van Bemmel, mitsgaders Anna van Bemmel getrouwd met Johan Clausingh, alsmede Elisabeth Cornelia en Margareta van Bemmel, drie ongetrouwde dochters die bij de moeder inwonen, willen scheiding van de boedel. De zonen en Jan Clausingh verklaren voldaan te zijn in hun vaders nalatenschap en in de na te laten goederen van hun moeder en laten alles aan hun moeder met haar ongetrouwde dochters
[20]
Op 8-10-1678 worden huwelijkse voorwaarden gesloten tussen enerzijds
Willem van Cleeff bruidegom, geassisteerd met Assuerus van Esch, zwager
Johan Zeelander, oom, Anthonis van Ingen, neef en Herman Wolff
en anderzijds Petronella van Beestingh bruid, geassisteerd met
Margareta van Aken, haar moeder en wed. van Hendrick van Beestingh,
Roelandt van Aken, oom en raedt in de vroetschap van Utrecht,
Hendrick van Aken, oom, Willem van Straten, oom
[21]
NB de volgende akte is niet gepasseerd.
Op 12-5-1704
wordt een overeenkomst gesloten
tussen Willem van Cleeff tinnegieter wonende te Utrecht en wedr. van Pieternella van Beeftingh enerzijds en de vyf onmondige kinderen van Willem van Cleeff en Pieternella Beeftingh vertegenwoordigd door hun voogd Willem Sluymer, postmeester wonende te Gorckum, anderzijds.
Willem van Cleeff, die in Rotterdam gaat wonen, stelt zijn huis op het Oudekerkhof als zekerheid voor betaling van moederlyk erfdeel aan zyn kinderen.
[22]
Op 18-11-1719
testeert
Willem van Cleeff wonende te Utrecht, Hij benoemt tot zijn erfgenamen: Cornelia van Cleeff, Johanna van Cleeff, Jacomina van Cleeff gehuwd met Cornelis van Wilborgh,
en Henricus van Cleeff, zijn kinderen by Pieternella van Beefting,
alsmede Catharina Witsonius, testateurs tweede vrouw.
[23]
Op 22-6-1694
maken
Willem Sluymer, postmeester wonende te Gorcum, bruidegom, en
Johanna van Beeftingh, bruid,
geassisteerd met haar moeder Margareta van Aken, wed. van Hendrick van Beeftingh en met Roeland van Aken raed in de vroedschap en oud schepen van Utrecht, huwelijkse voorwaarden.
[24]
Op 8-2-1714 verlenen Willem van Cleeff en Cornelis Wilburgh beiden wonende te Utrecht en voogden van
de onmondige kinderen van Johanna van Beeftingh, in leven wed. van Willem Sluymer, machtiging aan
Willemina van Beeftingh, mede-voogd over deze kinderen,
om in Gorinchem obligaties te innen.
Er wordt verwezen naar een
voogdbenoeming 12-5-1711 voor nots. M. Mekern, te Gorinchem.
[25]
Op 7-1-1710 verklaart
Wilhelmina van Beeftingh wonende te Utrecht, dat het begraven van haar moeder Margaretha van Aken, in leven wed. van Hendrik van Beeftingh, geschiedt zonder aanvaarding van de nalatenschap.
[26]
Op 15-12-1717 testeert
Wilhelmina van Beeftingh wonende te Utrecht. Zij benoemt tor haar erfgenaam Hendricus van Cleeff gehuwd met Barbara Sluymer, en tot executeurs en regelaars der begrafenis Henricus van Cleeff en Jan Sluymer.
[27]
Op 13-2-1677 verkopen
Franchoijs van Beefting (voor zichzelf) en de testamentaire mombers van Johannis van Beefting, zijnde: - Peter Vastrick (Outschepen en Raad van Amersfoort) - Ds Arnoldus Crinius (predikant te Amersfoort) - Willem Anthonis van Beeftingh,
in erfkoop een huijsinge in de Peperstraat, belend: Gosen Andries en Dirck van Cortrechts weduwe,
aan Levi Hermans Kraen voor 600 Carolus gulden, te betalen in termijnen en tegen 5 % rente.
Franchoijs en Johannes van Beefting zijn mede-erfgenamen van hun grootmoeder Neeltgen Francken saliger, weduwe en boedelharster van hun grootvader Jan Joppen van Beeftingh. Bij maaggescheid hebben zij het recht tot de huijsinge bekomen, en zij aan met approbatie van de moeder Adriana Goetgeluck. Akte ten huijse van Lambert Dibbits. Getuigen: Mr. Johan Sessel en Mr. Willem Teckman.
[30]
[31]
Uit dit huwelijk:[32]
[33]
Op 18-10-1678
verkoopt Johannes van Beeftingh voor zichzelf en als speciale gemachtigde van Francois van Beeftingh zijn broer,
aan Laurens Charles,
huis, hof en hofstede gelegen buiten de Grote Koppelpoort, strekkende voor van de straat af tot achter aan de oude Eem.
[35]
Op 3-6-1680
verkoopt Johannes van Beeftingh, meerderjarige jongman,
aan Levi Hermansz Craan,
de helft van huis, hof en hofstede gelegen in de Peperstraat, waarvan de wederhelft is competerende zijn broer Francois van Beeftingh, tot welke helft de comparant het recht bij maechescheyt gekregen had van Neeltje Francken en bekende van de totale kooppenningen voldaan te zijn van de helfte,
belend aan de ene zijde: Gosen Andriesen,
aan de andere zijde: de weduwe van Dirck van Cortrecht.
[36]
Op 13-5-1679 verklaren
Levy Craen schoenmaker, en zijn echtgenote Henrickje Thonis, wonend te Amersfoort,
dat zij op 13-2-1677 een huis hebben gekocht van Franchoijs van Beeftingh voor 600 gulden, te betalen in 3 termijnen. Het huis staat aan de ...... straat, belent Gosen Andrieszn en erfgenamen van de wed. Cortrechts. De 1e termijnbetaling is voldaan, ze kunnen het huis niet houden. Mede-comparanten Henrick en Jacob Craen zullen nu 200 gulden betalen en de rest in mei 1680, ieder 50 gulden, en Benjamin Craen 100 gulden. Verder zal men proberen het huis te verkopen, indien het huis meer of minder opbrengt komt dit aan Levy Craen en vrouw. Als het huis niet verkocht wordt gaat de helft naar Henrick en Jacob, en de andere helft naar Benjamin Craen.
[40]
Op 21-6-1680
verkoopt Franschoys van Beeftingh wonend te Delft,
aan Levi Hermann Craan,
de helft van huis, hof en hofstede, waarvan de wederhelft aan Levi Hermann Craan op 3-6-1680 door Johannes van Beeftingh is gecedeerd, staande in de Peperstraat,
belend aan de ene zijde: Gisen Andriesz,
aan de andere zijde: de weduwe van Dirck van Cortrecht.
[41]
Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1736: Geertuyda van Zeebeek en Jan van Beefting
[43]
Op 1-2-1609
lenen Willem Joosten en zijn vrouw Maijtgen,
van Annitgen, weduwe van Gerrit Willemsz,
100 gulden,
met als onderpand:
een huis op de hoek van het Hellebruggetje,
belend aan de ene zijde: de Stadssingel en
aan de andere zijde: de erven van Henrickgen Kissen.
Deze akte is geheel doorgehaald. In margine: Geertruijd Zeebeeck, weduwe van Jan Jacobs van Beeftingh en dochter en mede-erfgename van Peter Zeebeecq, verklaart van Peter Willemsz Blanckebijl als eigenaar van het huisje in het Hellesteegje de schuldsom ontvangen te hebben. Akte 8-5-1700. [44]
Op 1-7-1682
verkopen Jan van Munster en zijn vrouw Aeltie Meijns, welke Altie Meijns tevoren weduwe was van Jan Meijer,
aan Jan Jacobse van Beeftingh, bombasijdewerker,
huis, hof en hofstede op de Kamp,
belend aan de ene zijde: Jan Gijsbertsz van Deventer,
aan de andere zijde: de weduwe van Joost Backer,
aan de andere zijde: het werkhuis van de weduwe van Wachtmeester,
vrij van lasten, uitgezonderd 700 gulden ten behoeve van Peter Jacobsz Feer, daarin gevestigd. Verder twee gulden aan de Lieve Vrouwekapel en aan het Cremersgilde, ieder een gulden respectievelijk.
[45]
Op 29-5-1693 testeren
Jan Jacobs van Beeftingh, bombasijdewercker, "sieck te bedde leggende", en zijn echtgenote Geertruijd van Zebeecq, borgers van Amersfoort.
In hun boedel zit zeker "stucke Vicarije godt" gelegen onder den Gerechte van Stoutenburch, genaamd 't Vliet, gebruiker: Claes Symons.
Over en weer bemaken zij elkaar de levenslange lijftocht en vruchtgebruik van hun nalatenschap, inclusief de provisie van wol en gesponnen garen en al wat tot het bombasijdewerkerije behoort met een volkomen bewind en administratie. De bovengenoemde Vicarije zal toekomen aan hun oudste zoon Henrick Jans van Beeftingh. Zij hebben, om deze vicarie te verkrijgen, vele processen gevoerd en veel onkosten gemaakt, waarom zij willen dat de andere kinderen, na hun beider overlijden, ieder als legaat 250 Carolus gulden vooruit zullen trekken. De boedel mag niet gedeeld worden voordat het jongste kind 20 jaren oud zal zijn, die uit de gemene boedel groot gebracht moet worden, evenals de jongste kinderen. Zij secluderen de Weeskamer. Akte gepasseerd ter woonplaatse van de comparanten. Getuigen: Abraham Abrahamsen, bombasijdewercker, Robbert (Muller) en Godert van Brinckesteijn.
[46]
Op 20-9-1703
verkopen de gemachtigde van Johan Gerritsen van Borculo, mitsgaders Henrick Gerritsen van Holst en zijn vrouw Magdalena van Blanckelaer, burgers,
aan Geertruijd van Zeebeecq, weduwe van Johan van Beeftingh,
een huis staande in de Nieuwstraat,
belend aan de ene zijde: Johan Narot.
er wordt verwezen naar een procuratie voor notaris Eduard van Coeverden op 2-9-1703.
[47]
Op 10-5-1704
verkopen Hendrick Geurtsen van Holst en zijn vrouw Magdalena van Blanckelaer, burgers, welke Magdalena enige erfgenaam is van Jan Gerritsen van Borculo, haar overleden grootvader,
aan Geertruijd van Zebeecq, weduwe van Jan Jacobsen van Beeftingh,
twee huizen staande in de Muurhuizen bij de Ketelaarsbrug tegenover het huis van Gerard Codde en Johan van Dolre,
belend aan de ene zijde: Jacobus Craan, bakker,
aan de andere zijde: dezelfde Craan.
[48]
Op 7-11-1713
testeert te Utrecht Geertruyd Zeebeeck, wed. van Jan Jacobsz Beeftingh wonende te Amersfoort.
Erfgenamen zijn
- de kinderen van Catharina Beeftingh, haar kleinkinderen,
- de kinderen van Henrick Beeftingh, haar kleinkinderen,
- Geertruyd Jans, onmondige dochter van wijlen Margareta Beeftingh en Jan Meesz, haar kleindochter,
- Agnes Beeftingh gehuwd met Herman de Schryver,
- Jacoba Beeftingh geh. met Wouterus van Liendert.
Voorts een legitieme portie voor haar dochter Catharina Beeftingh, geh. met Jacob van Esvelt en haar zoon Henrick Beeftingh met benoeming van Otto van Bennecum en Johannes Oostercamp tot voogden.
Er wordt verwezen naar de (bovenstaande)
akte d.d. 29-5-1693 voor notaris A. van Brinckesteyn te Amersfoort.
[49]
Op 31-7-1722
leent Jacobus Gerritsen van de Pol, bakker en burger te Amersfoort, als speciale gemachtigde van zijn moeder Maria Hendriks, weduwe en boedelharster van Gerrit Theunissen van de Pol medeborgerse alhier,
van Geertruijd van Zeeburg, weduwe van Jan Jacobse van Beeftingh borgerse,
1000 gulden,
met als onderpand:
- (1) zes morgen land in het Nieuwe Land in de vrijheid van deze stad, strekkende van de Soesterweg af tot omtrent de Ysseltseweg tot aan het land van apotheker Noijen, belend aan de oostzijde: Lodewijck van Birckhoven en Jan Albertsen Schouten, aan de westzijde: Sint Pieters Gasthuis alhier,
- (2) huis hof en hofstede in de Utrechtsestraat, belend aan de ene zijde: de Witte Swaen, aan de andere zijde: Rijck van Oort, chirurgijn,
- (3) huis, hof en hofstede in de Arnhemsestraat (Slijkstraat),
belend aan de ene zijde: de kinderen van Willem van Rootselaar,
aan de andere zijde: Jacob Jacobse Schuijleman, glasblazer.
[50]
Op 12-12-1725 en 3-6-1735 maakt Geertruyt van Zeebeecq, weduwe van Jan Jacobsen Beeftingh twee maal opnieuw haar testament op.[51]
Op 14-6-1727
lenen Aert van Arck en zijn vrouw Jannitje de Lingh, burgers,
van Geertruijd Zeebeeck, weduwe van Jan van Beeftingh, burgers,
200 gulden,
met als onderpand: huis, hof en hofstede op de Zuidsingel (Cingel), tussen de Korte Sint Jansstraa en de Sint Andriespoort (Triesjenspoort),
belend aan de ene zijde: Jan Casparsen van Holten,
aan de andere zijde: Albert Janssen Volquering,.
De akte is doorgehaald en geroyeerd op 25-11-1738.
[52]
Op 22-8-1729
lenen Cornelis van Blaricum en zijn vrouw Jannitje van Rossum, wonende buiten de Weespoort der stad Utrecht,
van Geertruijd van Zeebeeck, weduwe van Jan Jacobsen van Beefting, burger,
een plecht van 500 gulden,
met als onderpand: huis, hof en hofstede in de Muurhuizen, door Johanna en Aletta van Dashorst, gezusters en meerderjarige dochters, op 3-1-1728 ten behoeve van bovengenoemde Cornelis van Blaricum voor dit gerecht beleden en gepasseerd,
belend aan de ene zijde: Nicolaas Leys,
aan de andere zijde: Wouter van Bogerijen.
[53]
Op 20-4-1731
lenen Hendrik Schothorst en zijn vrouw Hendrikje Coninks,
van Geertruijd van Zeebeecq, weduwe van Jan van Beesting,
300 gulden en tien stuivers,
met als onderpand: hun huis en hof op de Breestraat,
belend aan de ene zijde: Nicolaas Morre,
aan de andere zijde: Gijsbertus van Witsenraad.
De akte is doorgehaald en geroyeerd 29-6-1737.
[54]
Op 29-6-1734
verkopen Wilhelmus Boelhouwer, zeepzieder als gemachtigde van zijn vrouw Aleijda de Bruijn, van Cornelis Boelhouwer en zijn vrouw Helena Pool, mitsgaders Gerrit Hegeman en zijn vrouw Ida Boelhouwer woonachtig te Amsterdam,
aan Geertruijd van Zeebeecq, weduwe van Jan van Beefting,
huis, erf en grond, staande aan de Langestraat bij de Varkensmarkt en achter met een gemeene gang aan de stadsgracht uitkomende,
belend aan de ene zijde: Johannes Ebbenhorst,
aan de andere zijde: Steven van Buuren.
[55]
Op
18-9-1737
lenen Steven Brinckesteyn en Wulphert Heynen, meester-schoenmaker, executeurs in de nalatenschap van Geertruyd van Zeebeek, in leven weduwe van Jan Jacobsen van Beefting,
van Regentes moeder van het Sint Elisabeth Gast- of Sieckhuis,
een plecht-obligatie van 500 gulden,
met als onderpand:
een huis, hof en hofstede in de Muurhuizen, door
Johanna en Aletta van Dashorst, gezusters en meerderjarige dochters op 3 jan 1728 ten behoeve van Cornelis van Blaricum en zijn vrouw gepasseerd en op 22-8-1729 aan de weduwe van Beefting gecedeerd,
belend aan de ene zijde: Nicolaas Leijs (nu Hendrik van Bemmel, zijdereder)
aan de andere zijde: Wouter van Bogerijen (tegenwoordig zijn zuster Francine van Bogerijen, weduwe van Daniel Sas),
[56]
Archief Eemland: Sint Elisabeth Gast- of Ziekenhuis te Amersfoort[57]
1737: Akte van schenking ten overstaan van het gerecht door de executeurs van het testament van Geertruijd Zeebeek, weduwe van Jan Jacobssen van Beefting, van een schuldbekentenis ten laste van Johanna en Aletta van Dashorst, groot 500 gulden.
Uit dit huwelijk:[58]
Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1706: Gijsbert van Hardeveld en Catharina van Beeftingh
[59]
Op 6-12-1691 laten Gijsbert Hendriks van Hardevelt en Catharina Jans Beeftingh hun testament maken. Op 20-11-1707 vond de boedelscheiding plaats van Gijsbert van Hardevelt, die dan 5 kinderen heeft.
Op 20-11-1707 passert de boedelscheiding van wijlen
Gijsbert van Herdevelt en zijn echtgenote Catharina Jans van Beestingh.
De comparanten zijn de weduwe Catharina Jans van Beestingh, 5 kinderen: Geertruijd, Johanna, Jacomina, Maria en Elsabe van Herdevelt. De weduwe en de momboirs willen scheiding van de gemeenschappelijke boedel daar weduwe wil hertrouwen. Mor van Heidevelt (!) is bloedmomber. De vijf onmondige kinderen zullen toebedeeld worden: Het Engeltje, groot omtrent een mergen bouwland met nog twee eikenbosjes, zo groot als zij uit de boedel van de vader van de overledene zijn toebedeeld, alsmede 1/4 part van goederen en erfenis die de weduwe nog tegoed heeft uit de nalatenschap van Geertruijd Zeebeeck, weduwe van Jan Jacobsen van Beestingh, haar moeder en vader. De weduwe krijgt toebedeeld alle verdere effecten van de gehele boedel en huisraad enz.
[60]
Op 3-10-1733 compareren Mor van Hardevelt x Geertjen Jacobs neffens
Gerrit Melissen van Couthoorn als volmagtiger
van Jan Loeff x Johanna van Hardevelt te Amersfoort,
Cornelis van Dompseler x Geertruijd van Hardevelt, Wulphert Heijnen x Maria van Hardevelt, Reijmert van Doornik x
Jacoba van Hardevelt, mede voor haer ommundige suster
Elsebea van Hardevelt tesaemen kinderen van
wijlen Gijsbert van Hardevelt en Catharina van Beeftingh en uijt dier hoofde neffens voorseijde
Mor van Hardevelt erffgenaemen van wijlen Willem van Hardevelt.
Voorts ook Elbert Deeuwse en Gerritje Gijsberts, weduwe en boedelhouderse van wijlen Beert Deeuwsen en moeder en mombersche van de kinderen bij den selven verweckt alsmede Egbert Derksen als momber van de kinderen van Hendrik Deeuwsen neffens Reijntje Deeuwsen, weduwe
van Jochem Jansen van den Broek en Grietje Deeuwsen, weduwe van
Willem Lubbertsen dan
nog Teunis Gerritsen en sijn vrou Neeltjen Hendriks, meerderjarige dogter van voornoemde Hendrik Deeuwsen te saemen erffgenaemen van wijlen
Neeltje Deeuwsen, huijsvrouw van Willem van Hardevelt.
En Jan Carel Luchtigh als volmagtiger van Jan Maessen en
Breunisje Petersen Craijencamp
en de twee onmunnige kinderen van wijlen Evert Petersen Craijencamp.
En Cristiaen Roijesteijn als vader en momber van zijn twee nog ommundige kinderen bij sijn
overleden vrou Aertjen Aerts, dogter van Annetje Peters Craijencamp verweckt te saemen eenighste
erffgenaemen van wijlen Peter Dirksen Craijencamp transporteren aan Gerhardus van der Vliert x Evertjen Berghuis voor de eene helft en
Rijkjen Brouwer, als weduwe en boedelhouderse van
wijlen Hendrik Berghuijs en moeder en mombersche van hun kinderen voor de andere helft.
Het betreft een huijs hoff en een bergh, neffens 't campje land daeragter, in den dorpe van Barnevelt naest
't land van de pastorij. Bewoont en gebruijckt geweest bij
Willem van Hardevelt en Neeltjen Deeuwsen en door voorseijde
Peter Derksen Craijencamp als mede eijgenaer nagelaten. Voor
de somma van ses hondert seventig gulden.
Beswaert met een jaerlijkse verponding van ƒ 1:11:4: en
een uitgang aen de pastorij van Barnevelt ad. ƒ 12:15:--.
Geërfden zijn Hendrik Schut en Frederik van den Ham. [61]
Op 26-6-1734 transporteren dezelfde erffgenamen van Willem van Hardevelt en Neeltje Deeuwsen aan Rutcherus Eijbergen en Debora van Romswinkel
een huijs hoff in den dorpe van Barnevelt tegenover de kerk, bij de getransporteerden selfs bewoont en gebruijckt. Belend aen de eene sijde de weduwe en kinderen van Gerrit van Ede en aan de andere
sijde aen Wijnand Brouwer daer de gemene Steegh tusschen eijnden doorschiet.
Soals door wijlen Willem van Hardevelt en Neeltje Deeuwsen selfs is vercoft ingevolge coopbrief
van den dato 27-2-1728 voor een duizend seven hondert gulden en ses ducatons.
[62]
Op 26-6-1734 transporteren dezelfde erffgenamen van Willem van Hardevelt en Neeltje Deeuwsen aan de Heer Ernst van Dompseler Scholtis van Brummen,
een camp saaij en weijlandt dogh zijnde thans met en doorgaendt walletje in twee
campjes gesepareert en verdeelt liggende in buijrschap Callenbroek op de Lors na de
beek en daer ten oosten de erffgenaemen van wijlen Dr. A.P. Ardesch, ten westen Mor
van Hardevelt, ten zuijden Johannes Cleijnman en ten noorden 't goed Burcheler naest
aengelegen. En in dier voege als 't selve door voorschreven Willem van Hardevelt en
vrou eijgendommelik beseten is en door haer selfs bij publijcque opveijling aen den
Heer Coper vercoft is en waervan de coopenningen ad vier hondert en vijff en twintig
guldens voldaen en betaalt zijn.
[63]
Op 13-5-1737
lenen Jacob van Esvelt en zijn vrouw Catharina Beefting, burgers,
van Carel Gabrij, schepen,
399 gulden 18 stuiver,
met als onderpand:
(1) huis, erf en grond in de Nieuwestraat,
belend aan de ene zijde: de erfgenamen van de weduwe Francis Romanbij,
aan de andere zijde: Paulus van Wichenraad,
en (2) een morgen tabaksland buiten de Arnhemsepoort (Slijkpoort), van de Leusderweg (Leusderbroekseweg) tot aan de Dorresteijnseweg,
belend aan de ene zijde: Heyman Mattelager en de weduwe van Johannes van Donkelaar,
aan de andere zijde: het weduweland, zijnde vicarije goed.
[64]
Op 3-1-1749 passeert de boedelscheiding van Catharina van Beeftingh, wed. van Gijsbert van Hardevelt.
Het betreft:
- een huysinge, erve en grond in de Nieuwestraat, belend Cornelis Romanby en andere zijde Jan Blok, thans bewoond door Jacobus van Houten, op 1-5-1749 vrij van huur. (koper: Jan van Lilaar voor zijn broer Hendrikus Benedictus, en zijn zus Elbarta Maria van Lilaar, geaccepteerd door hun voogdessen: Geertruyd Anna en Ida Theodora van Lilaar zijnde deze 2 minderjarig, tot borgen: Johannes Hooft van Huysduynen en Arnoldus Born).
- Een morgen bouwland met houtgewas buiten de Slijkpoort, strekkende van de Leusbroekse weg tot aan het Dorresteynse wegje (koper: Hendrik van Halteren, borgen: Hermannus de Wijs en Thomas Leeuw).
De erfgenamenzijn : Jan Barentsen Loeff gehuwd met Johanna van Hardevelt. Remmert van Doornik, gehuwd met Jacomina van Hardevelt. Hendrik Harthoorn, gehuwd met Elsje van Hardevelt. Cornelis van Dompselaar, gehuwd met Geertruyd van Hardevelt (overleden) (als vader en voogd over zijn minderjarige kinderen). Wulphert Heynen, gehuwd met Maria van Hardevelt (overleden) (mede als vader en voogd over zijn minderjarige kinderen). Hendrik van den Boomgaert, gehuwd met Johanna van Dompselaer (Johanna is een dochter van Cornelis en Geertruyd), (Alle vrouwen en kinderen zijn erfgenaam van hun moeder en grootmoeder Catharina van Beeftingh).
[65]
Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1745: Wouter van Lielaer en Jacoba van Beeftingh
[66]
Op 25-9-1745 passeert
de boedelscheiding: van Wouterus van Lilaar overleden en zijn echtgenote Jacoba van Beefting, borgeresse.
Erfgenamen zijn de "vrienden".
Er wordt verwezen naar een testament d.d. 5-1-1743 voor Nots. Anthony van Veerssen.
[67]
Op 24-8-1682 verklaren
Anthoni van Bemmel, Gerrit Beeftingh, Nicolaes Beeftingh en Willem Carton
allen burgers wonende te Amersfoort, het akkoord te confirmeren dat op 1-7-1682 is gesloten tussen
enerzijds Jacobus de Groot pachter van de impost van de tabacq over de stad, steden en plattelande van Utrecht en anderzijds Johan Bennis.
[74]
Op 20-5-1683 testeren
Gerrit van Beeftingh, toebackscooper, en Reynera Craanen, zijne vrouw. (TEKST)
[75]
Op 19-2-1689
lenen Jan van Dijk en Maria Wijnen,
van Gerrit van Beeftingh,
400 gulden van 20 stuivers het stuk,
met als onderpand: (verwezen wordt naar vorige akte).
In margine: geld betaald aan Gerrit van Beeftingh 9-9-1692.
[76]
Op 24-4-1699
leent Pieter van Aken procureur als gemachtigde van Gerritje Aarts, weduwe Gerrit Aertse, smid, tevens van Henrick van Holst en zijn vrouw Magdalena van Blanckelaer,
van Gerard van Beeftingh, koopman in tabak,
500 gulden,
met als onderpand: een huis, bestaande in twee woningen met de hof daarachter, gelegen in de Teut (Teutstraet),
belend aan de ene zijde: Gijsbert Jansen,
aan de andere zijde: Gerrit Jacobsen Muller.
Procuratie op 22-4-1699 voor notaris De Goeije.
[77]
Op 17-10-1704
verkoopt Hendrik Geurtsen van Holst, burger als gemachtigde van Gerritje Aarts, weduwe van Gerrit Aartsen,
aan Gerrit van Beeftingh en zijn vrouw Reijniera Cranen, burgers,
een huis, bestaande in twee woningen met de hof daarachter, staande achter de Kamp (Camp) in de Teut (Teutstraat),
belend aan de ene zijde: Gijsbert Jansen,
aan de andere zijde: Gerrit Jacobsen Muller.
Er wordt verwezen naar een procuratie voor notaris Elias Verschuer op 7-10-1704 te Renswoude.
[78]
Op 18-11-1707
verkoopt Simon Schoon, klerk ter secretarie als gemachtigde van Aert van Rheenen en zijn vrouw Anna Willemina Tusschede, burgers,
aan Gerard van Beeftingh, burger,
een hof, gelegen buiten de Bloemendalse Poort, voorbij de Derde Steeg, strekkende van deze steeg tot aan de sloten van de Horseweijden,
belend aan de ene zijde: Peel Maassen Robbert,
aan de andere zijde: de gemeen steeg.
Er wordt verwezen naar een procuratie voor notaris De Goeije op 18-11-1707.
[79]
Op 13-5-1709
verkopen Gerard en Sara Jacoba van Malsen, wonende te Dresden in Saxen, meerderjarige kinderen van Bartholomeus van Malsen en zijn vrouw Margareta Liseers,
aan Arent van Veenhuijsen, luitenant-schout en burger voor de ene helft en Gerard van Beeftingh, burger voor de andere helft,
een huis, hof en hofstede, staande in de Lieve Vrouwestraat,
belend aan de ene zijde: de stal van burgemeester Camerbeek,
aan de andere zijde: het huis dat de weduwe Hendrik ten Brink op 14 december heeft gekocht.
[80]
Op 19-11-1725
verkopen Gerard van Beefting en zijn vrouw Reijnira Craanen, burgers,
aan Abraham Italiaander (Benjamins), burger en koopman,
huis, open plaats en tabaksschuur daarachter, strekkende van de Muurhuizen tot op 't Zand toe,
belend aan de ene zijde: Everard van de Ruijgenduijst, cum sorore (met zuster),
aan de andere zijde: Elisabeth van Weessel, en
de erfgenamen van de karman de Pals, de weduwe van Bartholomeus van der Maath en de transportans principaelen selfs.
Dit alles met de gerechtigheden dat de vensters en luiken van deze schuur over de grond van huis en hof van de transportants principalen, tegenwoordig door Willem van Dijk bewoond wordend, zullen mogen open gaan zonder zulks te beletten en dat ook deze hof niet zal mogen werden bepoot met bomen of op ander wijze de schuur belemmerd worden
[81]
Op 1-6-1726
verkopen Gerard van Beefting en zijn vrouw Reinira Craanen, burgers,
aan Willem Stevensen Versteegh en zijn vrouw Weijmtje Willems,
een huis en erf staande in de Muurhuizen, op de hoek van de Koekoekstraat,
belend aan de ene zijde: Geurt Bosch,
aan de andere zijde: de hiervoor genoemde Koekoekstraat.
[82]
Op 1-6-1726
verkopen Gerard van Beefting en zijn vrouw Reinira Craanen, burgers,
aan Johannes Thins en zijn vrouw Cecilia Jans,
huis en grond in de Breestraat,
belend aan de ene zijde: Klaas Morre,
aan de andere zijde: Maria Nigrellie, weduwe van Lambert van Ouvers.
[83]
Op 27-7-1726
verkopen Gerard van Beefting en zijn vrouw Reinira Craanen, burgers,
aan Willem van Dijk en zijn vrouw Sophia van Meijn, burgers,
huis, erf en grond met den hof daarachter, gelegen aan de Bloemendalse Binnenpoort en hierbij gedogen moet dat de vensters en luiken van de schuur, ten behoeve van Abraham Italiaander Benjamin, over de grond van dit huis en hof zullen mogen open gaan zonder zulks te beletten en dat deze hof niet zal mogen worden bepoot met bomen of op ander wijze de schuur gehinderd mag worden,
belend aan de ene zijde: Lambert Gijsbertsen,
aan de andere zijde: de weduwe van Bartholomeus van der Maath, grutter,
[84]
Op 24-10-1726 geven
Gerard van Beeftingh, mederegent van de Sint Janskerk, en zijn vrouw jonkvrouwe Reijnira Cranen te kennen dat op 16-1-1711 tussen Diderik Loogen, raad in de vroedschap, jongman en jonkvrouwe Elsebea van Beefting, jongedochter, was besloten een echt huwelijk onder huwelijkse voorwaarden. Uit dit huwelijk is verwekt een zoon genaamd Antonie Gerard Loogen waarna deser wereld is komen te overlijden deze dochter van de comparanten, nalatende als haar enige en universele erfgenaam deze zoon Antonie Gerard. Laatstgenoemde leent nu
200 gulden, aan Gerard van Beeftingh en Reijnira Cranen,
met als onderpand:
- (1) een gelatte tabaksschuur, groot tien gebinten, buiten de Bloemendalse poort, op de hoek van de Tweede Steeg, gebruiker voor de ene helft de weduwe van Everdt Evertsen van Grootweede,
- (2) een tabakshofje achter de schuur, buiten de Bloemendalse Poort op de hoek van de Tweede Steeg, waarvan gebruiker is Brant van de Pol,
- (3) twee hofjes, staande in het ene een tuinhuisje, gebruiker de weduwe van Pieter van Wasbergen, warmoesier, liggende achter elkaar tot aan de Eerste Steeg, buiten de Bloemendalse Poort op de hoek van de Twee deSteeg, waarvan gebruiker is Brant van de Pol,
- (4) een tabakshofje eveneens buiten Bloemendal, in de Horsseweijde, gebruiker Brand van de Pol.
[85]
Op 22-11-1728
verkoopt Gerard van Beefting, weduwnaar van Reijnera Craanen, samen met Hendricus en Franciscus van Beefting als erfgenamen van hun overleden moeder Reijnera Craanen,
aan Johannes van Eldert en zijn vrouw Elisabeth Fennis,
huis en grond in de Lieve Vrouwestraat, achter het huis van burgemeester Camerbeecq,
belend aan de ene zijde: de stal van de heer Camerbeecq,
aan de andere zijde: Bernardus de Bruijn.
[86]
Uit dit huwelijk kinderen (van wie vier[87] volwassen geworden):
Op 16-1-1711 maken
Diderick Loogen, raad in de vroedschap van Amersfoort en zoon van wijlen den
schepen Anthony Loogen en Magdalena van Ruyven, en
joffrouw Elsbea van Beeftingh, dochter van Sr Gerrit van Beeftingh en Reyniera Craanen (beiden nog in leven), huwelijksvoorwaarden.
[93].
Uit dit huwelijk:
COMMENTAAR(¥)
In Ref. [98] wordt hij vermeld als Francois van Beeftingh "an de secretary collationist op Batavia", doch wordt kennelijk verwisseld met zijn naamgenoot uit de Rotterdamse tak van deze familie die in 1734 naar Batavia vaart en vandaar in 1750 repatrieert.
Op 31-12-1730 vernieuwen Hendrik van Beefting
en Franciscus van Beefting, kinderen en erfgenamen
van Gerard van Beefting en Reyniera Craene, in leven
echtelieden, de verhuur van het huis en de hofstede
Cleyn Hondhorst onder Stoutenburg met 54 morgen
land daarbij behoorende.
[99]
Op 2-5-1731
verkopen Hendrik en Franciscus Beefting, kinderen en erfgenamen van hun overleden ouders Gerard Beefting en Reijniera Craanen,
aan Jonkheer Theodorus Edmond,
huis, erf en grond aan de Nieuwe weg,
belend aan de ene zijde: Cornelis van Zetten, commis,
aan de andere zijde: Hendrik van Beefting, voornoemd.
[100]
Op 10-10-1731
verkoopt Dirk Loogen oud-burgemeester als speciale gemachtigde van Hendricus en Franciscus van Beesting, enige erfgenamen van de heer Gerard Beesting en Reijnira Craanen gewezen echtelieden,
aan Elbert Wisselingh meester-timmerman,
huis, hof en hofstede genaamd het Leijhuys met zijn boven- en benedenkamers en vertrekken op de Breestraat,
belend aan de ene zijde: Gijsbert de Geus,
aan de andere zijde: de erfgenamen van juffrouw Gillis.
[101]
Op 23-1-1732
verkoopt Dirk Logen oud-burgemeester als speciale gemachtigde van Hendrik en Franciscus van Beesting, kinderen en erfgenamen van hun overledene ouders de heer Gerard van Beesting en juffrouw Reijniera Cranen,
aan Johan Peperhoven,
- (1) een schuur groot tien gebinten of 120 voeten met een hofje daar terzijde buiten de Bloemendalse Poort op de hoek van de Eerste Steeg,
- (2) een grote warmoesiershof met een stenen huisje in de genoemde Eerste Steeg.
[102]
Op 11-3-1735
verkoopt Dirk Loogen, oud-burgemeester en president-schepen als gemachtigde van Hendrik en Fransiscus van Beefting, kinderen en erfgenamen van hun overledene ouders Gerard van Beefting en Reinira Craanen,
aan Theodorus van Lielaer, brouwer,
een hof, gelegen in de Horsseweijde, in de Derde Steeg buiten de Bloemendalse Poort.
Er wordt verwezen naar een
procuratie d.d. 17-10-1730 voor notaris Johan de Goeije.
[103]
Op 10-6-1682
verkoopt Johanna van Blanckendael, laatst weduwe van Peter Luts, in leven schepen van deze stad,
aan Jacobus van Beeftingh en zijn vrouw Dirckgen Gijsbertsz Prins,
een huis met annexe woningen, staande op de hoek van de binnensingel aan de Varkensmarkt, daar 'waar het Roode Hert uithangt'.,
belend aan de ene zijde: de gemeene straat,
aan de andere zijde: Frans Veen.
[104]
Op 22-2-1693
verkopen Cornelis Jansen van Beeftingh, portier aan de Bloemendalse Poort en Jacobus van Beeftingh, herbergier en zijn vrouw Dirckje Daniels Mansfelt,
aan Jan Thonissen van Hoef, timmerman,
zekere omtrent drie morgen land, genaamd de Molencamp, gelegen buiten de Bloemendalse Poort,
belend aan de ene zijde: de molenwerf en Fijtgen Jans, weduwe van Willem Hesselse van Nieuwendorp,
aan de andere zijde: Johanna van Ommeren,
aan de andere zijde: de gemeene of Meulenbroekseweg
en de Oude Eem,
[105]
Op 13-3-1693
verkopen Cornelis Janszn van Beeftingh, portier aan de Bloemendalse Poort alhier en Jacobus van Beeftingh, herbergier en zijn vrouw Dirckje Daniels Mansfelt,
aan Pieter van Osch, tinnegieter en zijn vrouw en hun erfgenamen,
twee woningen met een hof, alsook de volle eigendom van de poort en steeg, staande en gelegen alhier in de Walickersteeg (Walikerstraat),
belend aan de ene zijde: de koper zelf,
aan de andere zijde: Herman van de Ruijgenduijst.
[106]
Op 24-12-1695
leent de gemachtigde van Jacobus Beeftingh, herbergier en zijn vrouw Dirckje Daniels Mansvelt, burgers,
van Frederick Endenburgh, burger en zijn erfgenamen,
400 carolusgulden 20 stuivers per stuk,
met als onderpand: een huis, hof en hofstede, staande en gelegen aan de noordzijde van de Varkensmarkt, op de hoek van de Weversingel (Singel), 'waar het Rode Hart uithangt',
belend aan de ene zijde: de herberg 'waar Utrecht uithangt', competerende de weduwe Frans Veen.
[107]
Op 20-6-1716 passeert de boedelscheiding van
wijlen Willem Boelen de oude, echtgenoot van Dirckje Daniels Mansvelt
Het betreft een huis op de hoek van de Cingel aan de Verckensmerckt te Amersfoort, genaamd het Rode Hert, waar Dirckje nog woont en twee woningen naast elkaar in de Langestraat, aan de ene zijde naast de Bonte Os, en nog een huisje in 't Haverstraatje.
De comparanten zijn
Dirckje Daniels Mansvelt, laatst weduwe van Jacobus van Beestingh ten eenre, en Willem Boelen met Maria Maas, echtelieden, ter andere zijde. Dirckje is in eerste huwelijk getrouwd geweest met Willem Boelen de oude, vader van de tweede comparant, uit welk huwelijk nog een zoon Nicolaas Boelen (thans uitlandig). Dirckje was ten tweede male en ten derde male gehuwd zonder staat en inventaris van hun overleden vaders goederen. Nu wil zij een vierde huwelijk aangaan en wel met Evert van Draackenburgh en Willem Boelen heeft daartegen bezwaar gemaakt. Er is reeds een proces gekomen over een bewijs van zijn vaders goed. Zij willen het in der minne schikken met een som van 600 gulden. Willem heeft met betrekking tot de huizen geen pretenties.
[108]
Op 17-2-1720
verkopen Evert van Drakenbrugh en zijn vrouw Dorothea Mansvelt, burgers,
aan Jan van Urdingen en zijn vrouw Jannitje van den Toorn, burgers binnen deze stad,
een huis staande alhier aan de noordzijde van de Langestraat,
belend aan de ene zijde: Johannes van Eck, koekebakker,
aan de andere zijde: de transportanten zelf,
belast met een jaarlijkse uitgang van twaalf stuivers ten behoeve van de mansconventen alhier
[109]
Op 28-7-1723
lenen Johan van Goudoever, apotheker en zijn vrouw Sara de Goye, burgers,
van Regenten van het Blocklandsgasthuis,
een restant van een plecht van 350 gulden ten laste van Jacobus van Beefting en zijn vrouw Dirckje Daniels van Mansveld, welke Dirckje Daniels van Mansveld na het overlijden van haar man nu getrouwd is met Everard van Draackenburgh,
met als onderpand:
n° 1: twee huizen staande naast elkaar op de Langestraat tussen de Krommestraat en de Zevenhuizen,
n° 2: een huis staande achter hun huis ('daer 't Roode Hert uijtgehangen heeft') dat aan de Varkensmarkt staat, in de richting van de Doelen ,
n° 3:
op hun huis aan de Varkensmarkt 'daer 't Roode Hert uijtgehangen heeft'
Verbonden volgens een akte ten behoeve van Fredrik Endenburgh verleden en gepasseerd, waarvan Maria Endenburgh in leven de vrouw van Johan de Goeije, de enige nicht en erfgename is geweest. Het genoemde kapitaal is nog verbonden aan twee andere huizen en overgegeven door Johan de Goeije aan zijn dochter Sara de Goeije tot voldoening van haar huwelijksgoed, de akte is doorgehaald, in de marge: geroyeerd 15-8-1739
[110]
Op 24-5-1724
verkoopt Anthonia van Bemmel weduwe van Anthonie van Brinckesteijn in leven schepen,
aan Evert Draackenburgh en zijn vrouw Theodora Mansvelt, burgers,
een huis aan de Langestraat op de hoek van de Scherbierstraat, met het achterhuis ofwel de aparte woning annex in de Scherbierstraat uitkomende,
belend aan de ene zijde: van de Langestraat Jan Pontkaes, chirurgijn,
aan de andere zijde: van de Scherbierstraat Jacobus de Koningh.
In deze akte mede genoemd: Beatrix Gouw, weduwe van Abraham van Marenland (voor een derde part). Willem van Cleeff en zijn vrouw Dorothea Gouw, die het recht verkregen hebben bij magescheid van haar oom Johannes Gouw, overleden te Haarlem (voor het tweede derde part), idem de genoemde Willem van Cleeff en Dorothea Gouw voor zich zelf en tevens het recht verkregen hebbende bij magescheid van haar broeder Dirck Gouw en zijn vrouw Cornelia Henricks, tevens de genoemde Beatrix Gouw de rato caverende voor Berent Gouw en zijn vrouw, wonende te Amsterdam, van Gijsbert Pronck en zijn vrouw Henrickje Gouw en tenslotte Frans Gouw en zijn vrouw Hermina van Daal (voor het laatste derde part). De genoemde Dirck Gouw die gehuwd was met Dirckje Oudendoelen is respectievelijk hun vader en grootvader
[111]
Op 19-7-1726
leent Dirkje van Mansvelt, gerechtelijk gesepareerde vrouw van Evert van Drakenburgh, tevoren laatst weduwe van Jacobus van Beefting, burgers,
van Theodorus van Lielaar, burger,
450 carolusgulden van 20 stuiver het stuk,
met als onderpand: hun huis cum annexis genaamd 'het Roode Hart', gelegen aan de Varkensmarkt op de hoek van de Cingel, na de Doelen, bewoond door Joseph de Beer, jood,
[112]
Op 27-9-1726
leent Everardus Drakenburgh, gesepareerde man van Dorothea van Mansveld,
van Johannes van Veerssen en zijn vrouw Johanna Fojerts,
300 gulden,
met als onderpand: huis, hof en hofstede aan de Langestraat,
belend aan de ene zijde: Jan Verdingen,
aan de andere zijde: Geertje Jacobs.
[113]
Op 1-10-1731
verkoopt Theodora Mansveld, gesepareerde vrouw van Everardus van Drakenburg,
aan Willem Schothorst meester-chirurgijn, en zijn vrouw Maria Hermens,
n° 1 een huis in het Haversteegje,
n° 2 huis aan de Varkensmarkt op de hoek van de Cingel
beide huizen
belend aan de ene zijde: de voornoemde Schothorst zelf,
aan de andere zijde: Jurphaas van der Linden.
[114]
Op 6-3-1733
verkopen Hendrik Colfschoten, meester-timmerman, speciale gemachtigde van Dirkje Mansveld, laatst weduwe van Jacobus van Beefting en gesepareerde vrouw van Everd van Drakenburg,
aan Hendrik van Colffschoten in sijn prive,
huis, erven en grond aan de Varkensmarkt op de hoek van de Cingel na den Doelen 'daar het Roode Hart uithangt' alsmede de woninkjes daarachter op de Cingel,
belend aan de ene zijde: daar voor aan de Varkensmarkt de weduwe Jan Geurdz van den Grooten Brand met huis en herberg 'daar Utrecht uithangt' en achter een steeg.
[115]
Uit zijn tweede huwelijk (van Beeftingh-Mansvelt):
COMMENTAAR(¥)
Wie zijn:
Kornelia van Beefting, geb. vóór ca. 1685, j.d., geboren te Amersfoort, wonend te Den Haag (1705), otr. Katwijk aan de Rijn 15-11-1705 (met attestatie na Den Haag),[138] Jan Scheurken, j.m. uit het land van Gulik, wonend te Katwijk aan de Rijn (1705). Paulus Antonisz van Beefting, geb. vóór ca. 1720, j.m. van Nieuw Loosdrecht (1745), tr. Nieuw Loosdrecht 2-5-1745[139] Marritje Hendriksdr Evenblij, j.d. van Nieuw Loosdrecht (1745), doopget. (1745, 1748). |
Referenties Fragment Genealogie Van Beeftingh --- Generatie 4 ( 140 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 5 |
Back to previous generation 3 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 |