This page was last updated : 151103.
File size is: 100 k.
Fragment Genealogie Van Beeftingh
Generatie 3
Refer to these data as:
L. Lapikás,
Fragment Genealogie Van Beeftingh,
version 1.1,
Muiden, 2015.
© Copyright 2015 : L. Lapikás, Muiden, The Netherlands. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher. An exemption is made for genealogical publications provided that adequate reference is being made.
You are here: Louk-Home Genealogy Van Beeftingh Gen. nr. 3

3a. Jacob Joppen van Beefting, geb. 1587/88 (is 19 jaar in 1607), ovl. (na 1625?) voor 1630, afkomstig van Amersfoort (1617), bewoont een "werck huijsken" achter het huis van zijn vader (1617/18), wordt eigenaar van de helft van een huis op Bloemendal (1617), verwerft een paspoort (voor 1621), treedt in dienst "van deze landen" (1620), is uitlandig in 1625, otr./tr. Amersfoort geref. 29-1/11-2-1617 Willemgen Rutgersdr van Westrenen(¥), geb. vóór ca. 1600, ovl. na 1644, afkomstig van Amersfoort (1617), dr. van Rutger van Westrenen en verm. Alidt Jelisdr van Muyden.

COMMENTAAR(¥) Het is onzeker of zij dezelfde persoon is als Willemtge van Westrenen wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 1-4-1648 wonende op Bloemendal

Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1625, 1641: Job Jacobsz van Beefting en Willempge van Westrenen [1]
1636:Job Jacobsz van Beefting en Willempge van Westrenen. Hij is broer van Jan Jobsz Beeftingh [2]
1642: Jacob Jobsz van Beeftingh, vader van Geertruyt Jacobs van Beeftingh [3]
Op 23-1-1617 compareren te Amersfoort Willem van Schadick (tekent: Schaeck), Henrick Everts en Job Jacobs van Beeftingh, voor Jacob Jobszn van Beeftingh, zijn zoon, bruidegom, ter ene zijde, en Johan van Westrhenen en Coenraet Franszn, burgemeester, vanwege Rutger van Westrhenen, voor Willemtken van Westrhenen, zijn dochter, bruid, ter andere zijde, voor het maken van huwelijkse voorwaarden. Job Jacobs van Beeftingh geeft zijn zoon mee de helft van een huis, hof en hofstede, staande op Bloemendael, tegenwoordig bewoond door Henrick Peterszn, waard. Vrij, zonder lasten, en dat ter voldoening van zijn overleden moeders goed. Verder geeft hij uit zijn eigen goed 250 carolus gulden aan geld, alsmede 2 jaren vrije huishuur in het voornoemde huis, ingaande op de verhuistijd van mei 1617, en een vrije bruidegom. Hiervoor maakt Henrick Everts zich sterk, en voor Aertgen Reyers, tante van de bruidegom, zodat deze Aertgens universele erfgenaam zal zijn, mits dat Henrick Everts door de ondertekening van voornoemde Aertgen zelf, van voornoemde "sterkmaking" zal zijn ontslagen. Hier tegenover geeft Rutger van Westrhenen zijn dochter een losrentebrief mee van 200 gulden hoofdsom, gehypotheceerd in het huis dat eertijds behoorde tot raadsheer Loon en waarvan nu Peter Claeszn eigenaar is, staande in de Balmakersstraat te Utrecht. Nog een lijfrentebrief van 10 car. gulden jaarlijks op haar persoon, belegd op de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands te Utrecht. Verder een bed met toebehoren en een vrije bruid. Bij overlijden van bruid of bruidegom zonder geboorte, zullen de ingebrachte goederen teruggaan naar de zijde waarvan ze gekomen zijn. Winst en verlies zal half om half zijn. Als de bruidegom binnen het jaar overlijdt zonder geboorte, dan zal de bruid uit zijn courante goederen een morgengave genieten van 100 gulden eens. De bruid zal in alle gevallen haar clederen, cleynodi‘n en trouwschat vooruit nemen. Bruid en bruidegom zullen hetgeen hen ten huwelijk is gegeven, na overlijden van hun ouders, weer in moeten brengen voordat zij tot deling kunnen overgaan, met uitzondering van het moeders goed van de bruidegom. De bruidegom tekent Jacob IJansen van Beftijn, diens vader tekent: Jop Jacopssen van Beeftijn. [4]
Op 4-6-1617 compareren te Amersfoort Job Jacobszn van Beeftingh (tekent: Jop Jacoppsen van Beeftijn, ter ene zijde, en Jacob Jacobszn van Beeftingh (tekent: Jacob IJansen van Beftijn) met Willemtgen van Westrhenen, echtelieden, ter andere zijde. Zij zijn overeengekomen dat het "werck huijsken" dat door Job J. van Beeftingh is getimmerd, achter het huis dat door Jacob J. van Beeftingh tegenwoordig wordt bewoond, alleen in eigendom zal toebehoren van Job J. van Beeftingh. Comparanten zullen het gemeenschappelijk gebruiken tot mei 1618. Wel te verstaan dat de grond, waarop het huisje is getimmerd, gemeenschappelijk zal blijven en dat het huisje mei 1618 afgebroken zal worden en door Job J. van Beeftingh genoten zal worden. De akte is ook ondertekend door Jan Jacobzn en Rutger van Westrenen (getuigen?) [5]
Op 25-10-1620 verkoopt Wouter Peter van Lockhorst aan Rutger van Westrenen, ten behoeve van diens zwager (= schoonzoon) en dochter: Jacob Jobs van Beeftinck (tekent: Jacob Janse van Betijn) en diens vrouw Wilhelma van Westrenen (tekent: Wyllemghen van Westrenen), zekere huyzinge, hoff en hofstede met een halve put, staande op de Cijngel te Amersfoort, belend aan de ene zijde: het Convent van St. Aechten, aan de andere zijde: Thonis Thonisz, schipper, voor 750 gulden.
Aanvankelijk waren de kopers Jacob Jobs en zijn vrouw, die de koopcedulle hadden ondertekend en 250 gulden hadden betaald. Aangezien het hun niet gelegen kwam deze koop te houden omdat Jacob Jobsz in dienst getreden is van deze landen, is overeenstemming bereikt tussen enerzijds Rutger van Westrenen en anderzijds Jacob Jobsz en diens vrouw, dat de laatsten afstand doen van de koop van deze huizinge en hofstede met toebehoren ten behoeve van Rutger van Westrenen en diens erven. Westrenen belooft de kooppenningen volgens de koopcedulle te betalen. Voor de betaalde 250 gulden zal Westrenen jaarlijks aan zijn schoonzoon en dochter 15 gulden betalen aan rente, mits Jacob Jobs en diens vrouw na mei 1621 nog een jaar in deze huyzinge mogen wonen, onder een jaarlijkse betaling van 28 gulden aan Westrenen. Mochten beiden de hofstede weer willen kopen, dan zal Westrenen deze weer verlaten, mits aan Westrenen de penningen die hij op de huyzinge had betaald, wordt terugbetaald, evenals de interest. Akte te Amersfoort. Verder heeft Jacob Jobs ermee ingestemd dat zijn schoonvader aan Wilhelma van Westrenen, de vrouw van Jacob, de jaarlijkse renten mag betalen die hij jaarlijks ontvangt van Jacob en diens vrouw. Evenals indien Wilhelma bij ziekte of anders iets nodig zou hebben, dat Westrenen dat aan haar zal mogen voorschieten. [6]
Op 7-6-1621 verkoopt Rutger van Westrenen met procuratie van Jacob Jobssz van Beeftingh en zijn vrouw Wilhelmina (Rutgersdr van Westrenen) d.d. 13-8-1617 voor de Luitenant-Schout alhier, aan Anthonie Jobssz van Beeftingh de helft van een huis, hof en hofstede op Bloemendal, belend aan de ene zijde: een gemene steeg. [7]
Op 1-9-1621 compareren te Amersfoort ter ene zijde: Rutger van Westrenen, ter andere zijde: Jacob Jobs van Beeftingh (tekent: Jacob IJobsen Beftyn?), en zijn vrouw Wilhelma van Westrenen (tekent: Wyllemghen van Westrenen). Als intercesseurs waren aanwezig: Job Jacobs van Beeftingh (tekent: Jop Jacopssen), Thonis Jobs van Beeftingh (tekent: Thoenijs Jobs van Beftijen), Jan Jacobs (tekent: Jan Jacobsen), Jacob Willems van Schoonhoven(notaris), en Jacob van Westrenen Jans. Zij sluiten een akkoord inzake het overnemen van de ouders van de door de schoonzoon en dochter gekochte huizinge, hoff en hofstede met de halve put, staande alhier op de Cijngel, die dat gekocht hadden van Wouter Peters, timmerman.
Bij calculatie is bevonden dat Rutger van Westrenen voor zijn zwager (d.w.z. hier: schoonzoon!) Jacob Jobs en zijn dochter Wilhelma van Westrenen voorgeschoten heeft een bedrag minus de ontvangsten zijnde: 266 gulden 16 stuivers. Daarin zijn de 250 gulden begrepen, die Westrenen betaald heeft aan Wouter Peters, als termijn der kooppenningen verschenen mei j.l. met nog penningen betaald voor het paspoort (!) voor Jacob Jobs. etc. - In mindering van de penningen die de voornoemde Jacob Jobs en zijn vrouw te goed hebben, van een plecht van 200 gulden met de renten, die Jacob Jobs en zijn vrouw Griet ten huwelijk hebben beloofd, gevestigd in de huysinge van Anthoni Claes, staande in de Ballemaeckersstraet binnen Utrecht. Met nog een lijfrentebrief van jaarlijks 10 gulden ten lijve van Wilhelma van Westrenen, met een hoofdsom van 80 gulden op de Staten 's Lands van Utrecht, die Wilhelma mee ten huwelijk gegeven was en dat al ten behoeve van Rutger van Westrenen en zijn vrouw, zonder dat Jacob Jobs en zijn vrouw daaraan rechten op behouden krachtens de huwelijkse voorwaarden. Met dien verstande dat indien Jacob Jobs en zijn vrouw die 80 gulden op zouden brengen, zij daarvoor in de plaats die lijfrentebrief weer terug zouden mogen nemen. Zij zouden die brief alleen dan aan anderen mogen aanbieden nadat zij die in voorkoop eerst aan Westrenen en zijn vrouw zouden hebben aangeboden. Zodat Jacob Jobs en zijn vrouw de door Westrenen en diens vrouw gekochte huizinge, hoff en hofstede met de halve put, staande op de Cijngel (ook: Singel) over nemen. Het contract van 22-3-1621 zal be‘indigd worden mits Jacob Jobs en zijn vrouw de kooppenningen zullen voldoen aan Wouter Peters, timmerman, de oorspronkelijke verkoper. Rutger van Westrenen zal de reeds verschenen service (d.w.z. het kostgeld) van de ruiter ontvangen, die bij Jacob Jobsz gelogeerd was. Rutger van Westrenen zal nog aan Jacob Jobs. en zijn vrouw betalen (en deels reeds gedaan) meerdere kleine gespecificeerde bedragen, onder andere inzake zijn paspoort en aan Henrick Everts, veerman. Bovendien zal vanaf nu ook de procuratie be‘indigd worden die Jacob Jobs en zijn vrouw hadden op Rutger van Westrenen, gepasseerd voor schepenen alhier d.d. 13-8-1617. [8]
Op 21-3-1625 lenen Job Jacobsz van Beeftingh als vader van Jacob Jobsz zijn uitlandige zoon, Willemina van Westrenen, vrouw van Jacob Jobsz van Beeftingh voor haarzelf, met assistentie van de Weesmeesters,
1. van de onmondige kinderen van Gerritgen de Wijs, weduwe, een hoofdsom van 100 gulden tegen een losrente 6 gulden per jaar,
2. van Aeltgen, onmondige dochter vanAert Aertsz Dickens, een hoofdsom van 200 gulden tegen een losrente 12 gulden per jaar.
Beide leningenmet als onderpand: huis, hof en hofstede op de Singel, belend aan de ene zijde: het Sint Aechten Convent, aan de andere zijde: Thonis Thonisz, schipper. Bij de tweede akte staat in margine: Joost Janz Cooper gemachtigde van Aeltgen Aert Aertzen Dickens, verklaart van Claes Jerusalem, meester-drapier, eigenaar van de hypotheek, de schuldsom ontvangen te hebben, d.d. 14-4-1660. [9]
Op 17-2-1630 verkopen Jacob van Westrhenen, gemachtigde van Jan van Westrhenen, weduwe van Peter Cornelisz, Willemtgen van Westrhenen, weduwe van Jacob van Beeftinghen Sophia van Westrhenen, weduwe van Peter Carpentier, tesamen voor Wijnant Mathijs en zijn vrouw Christina van Westrhenen, aan Johan van Westrhenen en zijn vrouw, ouders van de comparanten een plechte van 400 gulden bij wijlen Rutger van Westrhenen, op Holland en Westvriesland, te betalen aan Eduwout Adriaensz Bijlewerff, ontvanger te Rotterdam [10]
Op 12-7-1631 verkoopt Jacobus van Westrenen mede als gemachtigde van Jan van Westrenen Rutgersz, Emmetgen van Westrenen, weduwe van Peter Cornelisz, Willemtgen van Westrenen, vrouw van Jacob Beefting, bij absentie van deze en Sophia van Westrenen, weduwe van wijlen Carpentijer, en ook Wijnandt Mathijsz en Cristina van Westrenen, allen kinderen en schoonzoon respectievelijk van Rutger van Westrenen, aan Gilles Sandra, het huis, hof en hofstede gelegen in de Utrechtsestraat alhier genaamd het Gulden Hooft met als onderpand: aan de oostzijde het huis gekomen van mr. Juriaan Houfsmits, en belend aan de westzijde Thonisz Henricksz, cuijper. Er wordt verwezen naar twee procuratien gepasseerd op de 1e en 29e oktober 1629. [11]
Op 21-5-1644 verkopen Wilhelma van Westrhenen, weduwe van Jacob Jobsz van Beeftingh, Andries Olivier en zijn vrouw Geertruijd Jacobs van Beeftingh, aan Lodewijck Anthonisz, zijn vrouw en hun erven, een huis, hof en hofstede aan Cingel belend aan de ene zijde: het Sint Agatha Convent, aan de andere zijde: de kinderen en erfgenamen van Anthonis Anthonisz. Het huis is belast met een hoofdsom van 100 gulden ten behoeve van de nagelaten kinderen van Geritgen de Wijs en van Henric Heijman van Middendorp en 200 gulden ten behoeve van Aeltgen Aert Aertstdr. [12]

3b. Antonius (Thonis) Joppen van Beefting(h), geb. vóór ca. 1595, ovl. na 1633, intercesseur (1621), wordt geref. lidmaat te Amersfoort 13-7-1633 als Antoni Joppen wonend in de Peperstraet, op attestatie van Scherpenseel. otr. 1o Amersfoort geref. 4-11-1617 Grietgen Gosensdr, afkomstig van Baarn (1617), otr. 2o Amersfoort geref. 1-9-1619 Aeltgen Teunisdr. van Hughenbos, ovl. na 1633, afkomstig van Scherpesel. vermeld als Aeltgen Thonis geref. lidmaat te Amersfoort 1619.

Op 28-4-1620 (ouden stijl) testeren Thonis Jobsz (tekent: Anthoenijs Jobs) en zijn echtgenote Aeltgen Thonis ("cranck van lichaeme int kinderbedde leggende", heeft wegens ziekte niet ondertekend), borgers en inwoonders van Amersfoort. Over en weer bemaken zij elkaar de levenslange lijftocht van hun na te laten goederen, met een volkomen bewind en administratie. Zij secluderen de Weeskamer. Akte ten woonplaatse van de comparanten. Getuigen: Thyman Henricksz, hoedemaker, Dirck van Houven, lakencoper en Jan Jansz, backer. [19]
Op 18-1-1633 verkopen Anthonis Jobsz van Beeftingen en zijn vrouw Aeltgen Thonis, voor de ene helft, met Jan Jobsz van Beeftingen en zijn vrouw Neeltgen Francken voor de andere helft, aan Henrick Reijertse, bleker en zijn vrouw Haesgen Thonis, een boomgaard met bepotingen en beplantingen gelegen buiten de Blommendaelsch poort (Bloemendalse Poort) in de Tweede Steeg onder de Horse Weide, met de gerechtigheid van den overganckende drifte (= Het recht vee over een stuk grond te drijven) over de steeg gelegen tussen deze verkochte boomgaard en de poort daar tegenwoordig staande, belend aan de noordzijde Johan Mom, schepen van deze stad, met Steven Coottenberch, burgemeester, aan de zuidoostzijde Jacob Peterse, timmerman, aan de oostzijde joffrouw Willem Sael (?) en de kinderen van Ernest van Ommeren. aan de westzijde Henrick van Hattem. [20]

3c. Jan Joppen (J(ac)obsz) van Beefting, ged. geref. Amersfoort 4-1-1596 (vader Job Jacopsz), ovl. 1655-1657, j.g. van Amersfoort (1621), wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 30-6-1627 als Jan Joppen (Jobben) wonend in de Peperstraet, koopt het huis 't Gulden Peerd aan de Kamp te Amersfoort (1633), doopget. te Delft (1647), belender buiten de Koppelpoort (1654), otr. Amersfoort geref. 4-2-1621[22] Cornelia (Neeltje) Francken, geb. vóór ca. 1605, ovl. Amersfoort 1665-1677, j.d. van Scherpenzeel (1621), wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 27-6-1635 als Neeltgen Francken , huisvrouw van Jan Joppen, doopget. te Delft (1647, 1650), is als de weduwe van Jan Joppen van Beeftingh belendster buiten de Grote Koppelpoort (1657), en aan de Bloemendalsestraat (1660), heeft in 1665 als de weduwe en erfgenamen van Jan Jacobsz (!) van Beeftingh nog een hypotheek van 550 gulden (verstrekt in 1653) op een huis, hof en hofstede in de Krommestraat. De erfgenamen van Jan Joppen van Beeftingh zijn in 1677 belenders in de Teut.

Op 8-2-1633 verkopen Arian Rijcxsz en zijn vrouw Teuntgen Herberts aan Jan Jobsz van Beeftingen en zijn vrouw Neeltgen Francken, een huis staande aan de Kamp (Campstraat), nu door verkoper bewoond daer 't Gulden Peerd uithangt, strekkende voor van de straat tot achter aan de gevel van de kamer, competerende Willem Augustijn van Oudenwater, belend aan de ene zijde: de Heilige Geest Kerk aan de andere zijde Willem Augustijnse voornoemd. Het huis is belast met 6 gulden en 10 stuiver jaarlijks, competerende de Sint Joriskerk. Nog met 10 gulden competerende het voorkind van Jan Willemsz en losbaar met 200 gulden hoofdsom. Nog 35 (stuiver?) jaarlijks competerende Cornelis Fredericxsz Taets in hoofdsom 32 gulden en 10 stuiver. Nog 6 gulden jaarlijks, losbaar met 100 gulden competerende de kindskinderen van Henric Aerts Gerritsz. Dit op laste van 's Heeren ongelden. [23]
Op 2-8-1642 verkopen Willem Bartsz, bakker en zijn vrouw Evertgen Cornelis, aan Jan Joppen van Beeftingh, zijn vrouw en hun erven, een huis, erf en hofstede met de hof erachter, buiten de Koppelpoort, belend aan de ene zijde: de erfgenamen van de oude Jan van Gelder, aan de andere zijde: Willem Gerardsz Zuick [24]
Op 5-2-1646 verkopen Jan Jobsz van Beeftingh en zijn vrouw Neeltgen Francken, aan Aert Volchertsz Mom, zijn vrouw en erfgenamen, een huis, hof en hofstede aan de Bloemendalsestraat, de hof lijnrecht strekkende van de heining van de ontvanger tot aan de heining van de weduwe van Elbert Maesz, belend aan de ene zijde: Aert Volchertsz. aan de andere zijde: Adriaen Evertsz en de weduwe van Elbert Maesz. [25]
Op 15-10-1652 lenen de weledele heer Gerard Berhard van Pelnits tho Asbach, ritmeester in dienst van de Verenigde Nederlanden (procuratie voor Rechter en Schepenen van Zutphen, 2-10-1652) en diens vrouw Heleonora van Nassauw, van de heren en vrouwen Eduart Morgan, kapitein en zijn vrouw Anna Maria Pelnits, van Anthoni Greven, ritmeester en zijn vrouw Elisabeth Pelnits, samen voor Johan Ernst van Pelnits, kolonel in dienst van de Koning van Spanje en zijn vrouw Catharina van Manderscheijt en Hieronimus Christophel van Pelnits, opperwaltgraaf van de Paltz (procuratie voor notaris te 's Gravenhage), van de hoogweledele heer jonker Johan van Renesse van Wijlp en zijn echtgenote joffrouwe Isabella van Merenborch, wonend te Utrecht, 1000 carolusgulden, met als onderpand: een woning en erf genaamd het Vagevijer, bestaande in vier woningen met alles erin wat aard- en nagelvast is, voor van de Muurhuizen tot achter deels aan de Appelmarkt en deels tot de huizen en erven van de erfgenamen van Helena Schade, daar de erven van Jan Rijcxsz Proot en zijn vrouw Helena Schade (zijn?), belend aan de ene zijde: de erfgenamen van Jan Rijcxsz Proot en zijn vrouw Helena Schade, aan de andere zijde: de gemene Kerkstraat. In margine: Johan Joppen van Beefting verklaart de schuldsom voldaan te zijn d.d.27-9-1655. [26]
Op 5-5-1653 lenen Mr. Herman Henricksen, voorzanger en zijn vrouw Henrickgen Vossen, burgers, van Jan Jobsen van Beeftingh en zijn vrouw Neeltgen Franckendochter, een losrente van 30 gulden en 5 stuivers per jaar over een hoofdsom van 550 gulden, met als onderpand: een huis, hof en hofstede in de Krommestraat, belend aan de ene zijde: Wilhem Janzen Cruijff, aan de andere zijde: Cornelis Helmichsen, bakker. [27]
Op 5-7-1655 verkopen Barnhard van Pelnitz, Heer van Asbach, kamerheer van zijn vorstelijke doorluchtigheid van Brandenburg en ritmeester van de Verenig de Nederlanden en Edward Morgan, kapitein voor henzelf en als gemachtigden van de edele vrouwe Eleonora van Nassau, vrouw van de heer Pelnitz en de edele vrouwe Anna Maria Pelnitz, vrouw van heer Morgan, Anthoni Greve, ritmeester en Elisabeth van Pelnitz zijn vrouw (procuratie te Zutphen 1652, voor rechter en schepenen) en gemachtigde van Ernst van Pelnitz tot Alsbach, kolonel in dienst van zijne koninklijke majesteit van Spanje en juffrouwe Arnolda van Manderscheijt zijn vrouw. Jeronimus Christoffel van Pelnitz tot Alsbach, geheime raad en overkamerheer van zijn vorstelijke genade de Prins van Bamberch (procuratie Bamberch), aan Jan Jobben van Beeftinck, zijn vrouw en hun erfgenamen, 1) een huis, hof en hofstede in de Muurhuizen bij de nieuwe markt, genaamd het Vagevier (=Appelmarkt) 2) drie woningen met aankleven, belast met 1000 gulden aan jonker Renesse. Voldaan. [28]
Op 29-6-1658 verkopen Itgen Wouters, weduwe van Evert Harmanz van de Duijst, Gerrit en Judick Everts van der Duijst, Jan Bartsen en zijn vrouw Jannitgen van der Duijst, kinderen en erven van Evert Harmansen, aan Jan Mierckus Cremer, zijn vrouw en hun erfgenamen voor de ene helft en Neeltgen Francken, weduwe van Jan Joppen van Beeftingh voor de andere helft, een huis, hof en hofstede op Bloemendal, vanaf de straat tot achter aan de boompjes op 't Zand, belend aan de ene zijde: Jan Aertz Cremer, aan de andere zijde: de Singelstraat, en aan de andere zijde: Gerrit Harmansen, belast met 24 stuiver per jaar aan de Lieve Vrouwekapel. Voldaan. [29]
Op 13-5-1670 leent de gemachtigde van Neltjen Eberts, vrouw van Roel du Foij, van de erfgenamen van Jan Jacobsz van Beeftingh en zijn vrouw Neeltjen Francken, 500 gulden tot 20 stuivers het stuk, met als onderpand: een vierendeel lants aan de Leegwegh (Lageweg?), belend aan weerzijden: Willem Willems Maak. Het geld is ontvangen uit handen van Pieter Vastrick, momber. [30]
Op 14-11-1677 lenen Walburch Jans van Borculo, weduwe en boedelhoudster van Joost Jansz Baecken, van Johan van Bemmel, oud-raad, 300 carolusgulden tot 20 stuivers het stuk, in mindering van zodanig kapitaal van 800 gulden, als haar overleden man opgenomen heeft van de momber van de kinderen van Neeltgen Jan Joppens van Beeftingh, was competerende Franchois van Beeftingh, met als onderpand: huis aan de Langestraat in de Nieuwstraat uitkomende, belend aan de ene zijde: Willem van Dijck, aan de andere zijde: Hermanus van Ingen. Akte is doorgehaald en afgelost 13-12-1715. [31]

3d. Jacob Jansz (van) Beeftingh, geb. vóór ca. 1605, ovl. 1661-1665, beg. Amersfoort St. Joriskerkhof 11-11-1658 ("Jacob de leertouwer), j.m. van Amersfoort (1626), wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 24-3-1627 als Jacob Jansz leertouwer wonend op Bloemendael, leertouwer (1627, 1638), wednr. van Trijntgen Both (!) wonend te Amersfoort (1645), belender op Bloemendal (1638), aan de Bloemendalsestraat (1646), huw. get. (1652), belender in de Utrechtsestraat (1655, 1661), treedt op als momber over de onmondige kinderen van Geertgen Jans (van Beeftinck) (1655), boomesijdeverwer (1660), otr./tr. 1o Amersfoort geref. 25-3/11-4-1626[32] Trijntgen Stelt(e)mans, ovl. ca. 1630-1645, wed. van capt. Johan Both van Soest (1626), bij wie voorkinderen (zie Fragment Both-Steltemans ), tr. 2o Amersfoort geref. 23-8/7-9-1645(¥)[33] Anneken Jans Kerkelinck, ovl. vóór 1665, wed. van Jan Hendrijxsen Steenhagen, bij wie voorkinderen (zie Fragment Steenhagen-Kerkeling ),

COMMENTAAR(¥) Volgens Ref. [34]getrouwd te Leusden op 7 september 1645.

Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1645: Jacob Jansz van Beeftingh en Trijntgen Steltmans [35]
1645: Jacob Jansz van Beeftingh en Trijntgen Steltmans [36]
1645: Jan Henricksz Steenhagen en Anna Jans Kerckelingh
Op 15-1-1659 verkopen Gerrit Henricksz van Breemen en zijn vrouw Elisabeth Willems, aan Jacob Jansz van Beeftingh(¥), zijn vrouw en hun erfgenamen, een huis, hof en hofstede in de Haag, achter het weeshuis, nu bewoond door Robbert van Barnevelt, Jan Maezen en Frederick Appel, belend aan de ene zijde: Cornelis de Ruijch, aan de andere zijde: Harman Both lakenkoper. [37]

COMMENTAAR(¥) Het is nog niet bewezen dat het hier nr. b betreft.
Op 15-2-1660 verkopen mr. Aernout Schade, advocaat voor het Hof van Utrecht als mede-erfgenamen van zijn vader mr. Peter Schade, aan Jacob Jansen van Beeftingh, boomesijdeverwer, een parceel land, gelegen voor de Utrechtsepoort, belend aan de ene zijde: de Soeserwegh (Soesterweg), aan de andere zijde: Willem Cremer. [38]

Both-Steltemans
Johan Both, ovl. 1624-1626, (is een broer van Peter Both en van Henrick Both (de oude), cameraer van Amersfoort) luitenant (1621, 1624), capitein (1625) in dienst van de Verenigde Nederlanden, was medeeigenaar van het erf Calven onder 't Hogeland,[39] tr. vóór 1620 Trijntgen (Catharina) Steltemans, geb. vóór ca. 1600. Zij hertr. Amersfoort geref. 25-3/11-4-1626 Jacob Jansz (van) Beeftingh, (zie hierboven).
Op 22-1-1620 verkopen Dirck Verburch en zijn vrouw Jacobgen van Dree, aan Johan Both de helft van een hof buiten de Sint Andriespoort (Triesgenspoort) belend aan de ene zijde: zuidwaarts Egbert Brantsz aan de andere zijde: westwaarts de weduwe van Evert Jansz en oostwaarts de gemene steeg [40]
Op 27-1-1620 verkopen Johan Both en zijn vrouw Trijntgen, aan Aelbert Jansz de helft van een hof buiten de Sint Andriespoort (Triesgenspoort) belend aan de ene zijde: zuidwaarts Elbert Brantsz aan de andere zijde: westwaarts de weduwe van Evert Jansz en oostwaarts de gemene steeg [41]
Op 19-3-1621 verkoopt Juffrouw Elisabeth Cornelisdr weduwe van Johan van Duverden van Voordt, in leven Scholtus van deze stad Amersfoort, met Johan van Wildelant, haar gekozen momber, aan Jan Both een hof buiten de Triesgenspoort (Sint Andriespoort) belend aan de ene zijde: de transportante aan de andere zijde: een gemeenschappelijke sloot en de hof van Cornelis Aertsz. [42]
    Uit dit huwelijk (bij de dopen geen moedersnaam vermeld):
  • 1. Lijsbetgen Jans Both, ged. geref. Amersfoort 10-7-1621 (vader is luitenant).
  • 2. Henrickgen Jans Both (Botter, Bots), ged. geref. Amersfoort 8-8-1624 (vader is luitenant), j.d van en wonende te Amersfoort (1645), otr. Amersfoort geref. 22-3-1645 (attestatie om in Hoefelaecken te trouwen 12-4-1645) Willem Damessen/Daemsen, ged. Nijkerk 25-5-1623, ovl. vóór 1663, j.m. van Nijkerk wonend te Amersfoort (1645), zn. van Dam Damsen, cordemaker te Amersfoort, en van Otgen Ottosdr Schrassert. Zij bezitten een huis in de Wulleweverstraat (1650).[43] Hieruit verder nageslacht bekend.

Steenhagen - Kerkeling
Jan Henrix Steenhagen(s), ovl. 1643-1645, wint het burgerrecht van Amersfoort op 25-4-1631 als Jan Hendricxsz Steinhagen afkomstig van Wesel, treedt op als burger, bombasijdewerker en gemachtigde te Amersfoort (1643),[44] tr. vóór ca. 1620¥) Anneken Jans Kerkelingh, geb. vóór ca. 1600, ovl. 1645-1665. Zij hertr. Amersfoort geref. 23-8/7-9-1645 Jacob Jansz (van) Beeftingh, ovl. na zijn vrouw, (zie hierboven).

COMMENTAAR(¥) Trijntgen Jans van Steenhagen, dochter van Jan Henrix Steenhagen x Anneken Jans Kerkelingh, verklaart bij haar huwelijk in 1640 "gheboortich van Amsterdam" te zijn. Op de achternamen valt het huwelijk van de ouders niet te vinden, evenmin als een doop van Trijntje. Uitsluitend zoeken op patroniemen in de periode 1610-1630 levert op:
Trijn Jans, ged. geref. Amsterdam Nieuwe Kerk 24-10-1621 (vader: Jan Henrixsz moeder Annetje Jans).
en dit ouderpaar kan vervolgens zijn:
Jan Henrixss, otr. Amsterdam geref. 7-12-1619 Anna Jans.
waarna er in de periode 1620-1631 nog enekele dopen van kinderen uit dit paar te vinden zijn. Nader bewijs ontbreekt echter. Studie van alle doop en huwelijksgetuigen kan wellicht helderheid bieden.
Op 2-5-1637 verkopen Goort van Iserdoorn, oud-schepen van deze stad en zijn vrouw Meijnsgen van Huijerborch, aan Jan Henricx Steenhagens en zijn vrouw Anna Kerckelincx, een huis, hof en hofstede staande en gelegen aan de Utrechtsestraat strekkende voor van de straat tot achter aan het erf van de Roscam en nog met een hoekje aan het erf van Dirckgen Campen, belend aan de ene zijde: de weduwe van meester Herman Sadelmaecker, aan de andere zijde: Jan Petersen van Oppoteren. [45]
Op 25-2-1665 verkopen de Heren weesmeesteren als oppervoogden, Oth Arisz van Schaack, Jan Jansz Steenhagen en Jan Otten van Schaack als respectievelijke grootvader en ooms van de twee minderjarige nagelaten kinderen van Trijntgen Jans Steenhagen, in haar leven echtgenote van de overleden Gisbert Otten van Schaack, en genoemde Jan Janss Steenhagen en zijn vrouw Aeltgen Peters voor zichzelf, Jan Jacobsz van Beeftingh en zijn vrouw Geetruijdt Zeeberg als mitsgaden Dirck Molenaer en zijn vrouw Dilliaen Jacobs van Beeftingh als erfgenamen van Jacob Jansz van Beeftingh in zijn leven laatst weduwnaar van Anneken Jans Kerkelingh de overleden moeder van genoemde Jan Jansz Steenhagens en de grootmoeder van de eerder genoemde twee minderjarige kinderen,
1) aan Samuel Thiens, huis en erven en perceeltje land groot omtrent een morgen buiten de Utrechtse poort belend aan de ene zijde: de oude Soesterweg (Soeserneerwech), aan de andere zijde: Willem Henricks van Betrum, aan de andere zijde: 't convent van Sint Jan te Amersfoort,
2) aan Gisbert van Lielaer oudkameraar van deze stad, huis, hof en hofstede bestaande uit 4 woningen in de Haag achter 't weeshuis belend aan de ene zijde: de erfgenamen van Cornelis Evertz de Ruijch, aan de andere zijde: Herman Bortsen, lakenkoper, voor de straat achter het weeshuis, belast met 2 gulden, tien stuivers t.b.v. zeker vicarie die betaald wordt aan de erfgenamen van Cornelis de Ruijch. [46]
    Uit dit huwelijk (o.a.?):
  • 1. Trijntgen (Catharijntgen) Jans (van) Steenhagen, geb. vóór ca. 1620, ovl. 1659/60, j.d. gheboortich van Amsterdam wonend te Amersfoort (1640), wed. van Ghysbert Otten van Schaeck (1659), otr./tr. 1o Amersfoort geref. 3/20-10-1640 G(h)i(j)sbert Otten van Schaack (Schadic), ged. geref. Amersfoort 23-2-1619, ovl. vóór 1658, j.m. van Amersfoort (1640), wednr. van Trijntje Jans Steenhaghen wonend in de Utrechtsestraat te Amersfoort (1660), zn. van Oth (Otto) Arisz van Schadijck, bombazijdewerker, en Heijltgen Jans (zie kw. nr. 7827 sub d), (hieruit twee kinderen minderjarig in 1665), otr./tr. 2o Amersfoort geref. 15-6/10-7-1659 Reijnier van Dartsen, geb. j.m. van Eck, treedt in 1661 op als weduwnaar en boedelhouder van Trijntgen Jans Steenhagen, die weduwe en boedelharster was van Gisbert van Schaack.[47] Hij hertr. Amersfoort geref. 25-2/13-3-1660 Margriet Mierkes, j.d. van Amersfoort wonend bij de Bloemendaelse Binnenpoort (1660).
  • 2. Jan (Johannes) Jansz Steenhag(h)en, geb. vóór ca. 1640, ovl. 1672-1676, wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 25-12-1663 als Johannes van Steenhagen wonend in de Utrechtsestraat, wijk Rotoorn, j.m. wonend in de Utrechtsestraat te Amersfoort (1663), momber (1665), wednr. van Aeltjen Peters van Dorrekamp (1666), belender in de Utrechtsestraat (1668), wednr. van Annitjen Elberts van Ebbenhorst (1670), otr./tr. 1o Amersfoort geref. 5/21-4-1663 Aeltgen Peters van Doorencamp, ovl. 1665/66, j.d. wonend bij de Camperbinnenpoort te Amersfoort (1663), (bij wie een dochter Anna 1665), otr. 2o Amersfoort geref. 11-6-1666 (met attestatie naar Scherpenseel 1-7-1666 ) Anneken Egbertsz van Ebbenhorst, ovl. 1667-1670, j.d. van en geboren te Scherpenseel (1666), (bij wie een zoon Johannes 1667), otr./tr. 3o Amersfoort geref. 25-3/12-4-1670 Aeltjen Theunisz van Weerhorst, j.d. van Amersfoort (1670), wed. van Johannes Steenhagen wonend te Amersfoort (1676), (bij wie tweemaal een zoon Anthoni 1671, 1672). Zij hertr. Amersfoort geref. 9-3-1676 (met attestatie naar Scherpenseel 26-3-1676) Dirck Elbertsz van Ebbenhorst, j.m. van Scherpenseel en wonend te Amersfoort (1676), bij wie nageslacht.

3e. Henrick Jansen van Beefting(h), geb. vóór ca. 1615, ovl. 1671-1675, j.m. van Beefting wonende te Amersfoort (1641), wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 17-4-1647 als Hendrick Janssen wonend buyten de Coppelpoort, wednr. van Jannetien Claessen afkomstig van en wonende te Amersfoort (1650), wednr. van Susanna Olifiers wonende te Amersfoort (1652), belender buiten de Grote Koppelpoort (1656, 1659), leertouwer en burger (1668), not. get. (1671), borger en tobackspinder wonende te Amersfoort (1670), wordt op 5-9-1670 aangesteld tot collecteur van de impost op de tabacco in Amersfoort, Leusden en Eemland (1670), otr./tr. 1o Amersfoort/Hoeflaken april 1641/10-5-1641 (testis pater Jan Jacobsen) Jannetge Claes, ovl. 1648-1650, j.d. van 's-Gravendijc, geboortig van Erickom, otr./tr. 2o Amersfoort 24-8/12-9-1650 Susanna Olifiers, ged. geref. Amersfoort 13-12-1629, ovl. 1652/53, wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 28-9-1650 als Susanna Oliviers wonend op Bloemendael, dr. van Estienne (Steven) Oliviers, soldaet, corporael van cap. Du Bars, en Gerritjen Andriesz, otr./tr. 3o Amersfoort 16-12-1652/2-1-1653 Susanna Janss van Borculo, ovl. na 1677, wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 24-12-1651 als Susanna Jans (Jan Gerritsdochter) wonend in de Langestraat, wonende te Amersfoort (1652), burger van Amersfoort (1668), betaalt ƒ 12,10,0 Familiegeld als Susanna van Borculoo wed. van Henrick Jansz van Beeftingh voor een huis op Havik (1675),[49] betaalt ƒ 12,10,0 Familiegeld als wed. van Henrick Jansz van Beeftingh voor een huis in de Muurhuizen (1675),[50] belendster bij de Ketelaarsbrug (1677), op de Nieuwe Weg (1679), mogelijk identiek met Susanna Janssen wonend buiten de Kleine Koppel, vermeld op de lijst van geref. lidmaten te Amersfoort opgemaakt in 1688, dr. van Johan Gerrits van Borculo.

Op 18-3-1646 verkopen Gerrit Roetersz en zijn vrouw Jannitgen Willems, burgers, aan Henric Jansz van Beeftingh, zijn vrouw Jannitgen Claesdochter en hun erven, een perceel grond tussen het huis van de comparanten aan de Bloemendalsestraat, met de schuur of loods achter het daarnaast staande huis en het huis van de ontvanger in lengte 25 voeten en breed 4½ voeten, van de keuken van de ontvanger tot het uiterste van achtergelegen muur van de comparanten. Voorts in lengte van 14 voeten en breedte van 7½ voeten. [51]
Op 13-12-1652 maken Henrick Janss van Beefting, bruidegom, geassisteerd met Jacob Janss van Beefting en Cornelis Janss van Beefting, zijn gebroeders, en Daem Peters, zijn zwager, enerzijds, en Susanna Jans van Borculo jonge dochter en bruid, geassisteerd met Johan Gerrits van Borculo, haar vader, Timotheus van Borculo, haar broeder, Joost Janss Baeken, haar zwager, en Jan Gerrits van Borculo de jonge, haar oom, ter andere zijde, huwelijksvoorwaarden. Hij verklaart inventaris overgelegd te hebben aan de mombers van het onmondig zoontje door hem uit zijn tweede huwelijk behouden, en uit zijn eerste huwelijk 2 kinderen te hebben verwekt. Hij brengt ten huwelijk in een huis en hof aan de Blommendaalsche poort. [52]
Op 2-3-1654 verkopen Steven Tonisz en zijn vrouw Emmitgen Aerts, en samen voor Neeltghen en Willemtghen Aerts, nagelaten kinderen van Aert Jansz, voornoem de Steven als momber over Barbara en Jan Janz, kinderen van Jan Aertzen in leven tinnegieter, Jan Buijck en zijn vrouw Willemtghen Jans, tezamen erfgenamen van Aert Jansz, aan Hendrick Jansz van Beeftingh en zijn vrouw Susanna Jans, een hofje voor de Bloemendalse Poort, belend aan de ene zijde: de erfgenamen van Gerrit Jansz, aan de andere zijde: Hendrick de Palts. [53]
Op 30-4-1662 verkopen Thimoteus Janz van Burculoo voor hemzelf, en Joost Janz Baken en Henrick Janz van Beeftingh geassisteerd met Walburgh Janz van Burculoo en Susanna Jans van Burculoo hun vrouwen, tezamen kinderen en erfgenamen van Jan Gerritz van Burculoo, aan Brant Reijerz Pellicaen en zijn vrouw Marritgen Barents, een hof met het hofhuisje, bepoting en beplanting, gelegen buiten de Truijsgens Poort (Sint Andriespoort) bij het stenen brugje, belend aan de ene zijde: Everard Meijster, aan de andere zijde: de erfgenamen van Geeroff Fredrickz. [54]
Op 11-2-1665 verkopen Joost Jansz Bak en zijn vrouw Walburgh Jans, Henrick Jans van Beefting en zijn vrouw Susanna Jans, aan Marcus Francken, huis, hof en hofstede aan de Langestraat met een vrije uit- en doorgang aan de zijde van de Vismarkt om onder andere turf en hout te dragen, belend aan de ene zijde: Jacob Petersz van Hoorn, aan de andere zijde: Herman van Diest, met een jaarlijkse last van 34 stuivers voor de Armen de Poth. [55]
Op 7-5-1668 verkopen Henrick Jans van Beeftingh, leertouwer en zijn vrouw Susanna Jansdochter, burgers, aan Jannitgen Henricx, weduwe van Aert Janz en Willemtgen Aerts haar minderjarige dochtertje van haar overleden man behouden, huis, hofstede en plaats daarachter aan met de gerechtigheid van het vierde part tot de steeg naast hetzelfde huis en gelijke vierde part tot de pomp aldaar, alle staande en gelegen alhier op Bloemendaal, belend aan de ene zijde: de weduwe van Gerrit Roeteren, aan de andere zijde: Willem Schamvanger, schipper, op de lasten van 400 caroliusgulden ten behoeve van de erfgenamen van Cors Tonissen daarin gevestigd. [56]
Op 22-2-1669 verkopen Claas Wouterz en zijn vrouw Aeltje Gerritsen en Henrick Janz van Beeftingh en zijn vrouw Susanna Janz, aan Gerrit Claessen, koeckebacker en zijn vrouw Dirckje Jacobsen, twee hoven met een huisje daarin staande gelegen buiten de Bloemendalse Poort, belend aan de ene zijde: de molen van de weduwe van Daem Petersen voor aan de weg, aan de andere zijde: de schuur van de weduwe van Daem Petersen voor aan de weg. [57]
Op 5-9-1670 benoemt Jacob de Vry, pachter van impost op tabacco in de provincie Utrecht wonende te Utrecht, Anthonis Loogh borger en tobackspinder wonende te Amersfoort, en Hendrick Jansz van Beestingh borger en tobackspinder wonende te Amersfoort, tot collecteurs van de impost op de tabacco in Amersfoort, Leusden en Eemland. [58]
Op 4-7-1676 compareert Jan Gerrits van Borculo mede als man en voogd van zijn echtgenote Geertje Henricx. Hij draagt 200 Carolus gulden over aan Grietgen Wulphers, jongedochter, per rest van kooppenningen van een huijsinge van Susanna van Borculo, weduwe van Henrick Jans van Beeftingh, staande bij de Ketelersbrugh op de hoek van de Muijrhuijsen, welke Susanna van Borculo schuldig was. Het betreft een Obligatie dd. 7-8-1669 ten behoeve van Grietgen Wulpherts. Getuigen: Thomas Thomas en Anthoni van der Houve [59]
Tussen 10 en 12-6-1676 transporteren Jan Gerrits Borculoo voor zich en als man en voogd Geertgen van Henricx en Susanna van Borculoo weduwe Henrick Jans van Beeftingh een obligatie. Het echtpaar draagt 200 gulden over aan Grietgen Wulpherts, jongedochter, als hij comparant, competeert van Susanna van Borculoo, per rest van kooppenningen van een huijsinge bij de Ketelersbrugh op de hoek van de Muijrhuijsen. Deze cessie met obligatie was gepasseerd door hem en zijn vrouw dd. 7-8-1669. Susanna van Borculoo verklaart de renten aan Grietgen Thonis te voldoen. Akte is ongetekend en doorgestreept. [60]
Op 19-12-1676 verkopen Cornelis van Lanck als speciale gemachtigde van Johan de Swaen en zijn vrouw Maria Codde, voor een derde part, Henrick Molenaer en zijn vrouw Nicola Codde, Henrick Blommert en zijn vrouw Maria Pieters Codde en Frederick Bloemert in procuratie hebbend van Pieter Codde en voor wie hij instaat en Marten Codde, allen tesamen voor het resterende tweederde part, aan Susanna van Borculo, weduwe van Henrick Jansz van Beeftingh, huis, hof en hofstede aan de Ketelaarsbrug, belend aan de ene zijde: de acceptant, aan de andere zijde: Sophia Blijenbergh. [61]
Op 29-12-1676 lenen Gerrit Koedijck, burger, als gemachtigde van Marritje Rijers Robberts, Susanna Gerrits van Borculo, weduwe van Henrick Jansz Beefting, zo voor haarzelf en als weduwe en boedelhoudster van haar voornoemde man, tevens als moeder en momberse over haar kinderen en verklaarde dat haar voornoemde man naast Jan Gerritsz van Borculo had geconstitueerd (vastgesteld) voor Joost Jansz Baecker, van Marritgen Reijerts Robberts, op 12-10-1671 opgenomen, 1000 gulden, met als onderpand:
(1) een huis gelegen op 't Zand in de Muurhuizen, belend aan de ene zijde: de erfgenamen van Moijert, aan de andere zijde: de weduwe van Jan Gerritsz, metselaar, en
(2) huis, hof en hofstede gelegen aan de Nieuwebrug of Ketelaarsbrug belend aan de ene zijde: de comparant zelf aan de andere zijde jonkvrouwe Blijendael. [62]
Op 11-5-1677 lenen Jan Gerritsz van Borculo en zijn vrouw Geertruyt Henricks, van Johannes Hollenbroeck, koopman te Amsterdam, 1000 gulden in een schuld van 1300 gulden, competerende de weduwe van Henrick Jansz van Beeftingh, met als onderpand: huis, hof en hofstede op de hoek van de Muurhuizen aan de Ketelaarsbrug, belend aan de ene zijde: de weduwe van Elbert Graft, aan de andere zijde: de weduwe van Henrick Jansz van Beeftingh. [63]
Op 18-8-1677 compareren: Susanne De Borculoo, weduwe van van Henrick Jans Beeftingh (als moeder en momber over haar onmondige kinderen), Gerrit van Beeftingh (voor hemzelf), Jan Aerts van Rhenen en Cornelis Jans van Beeftingh (als mombers over deze kinderen). Sessie ten laste van Joffer Catharina Thiens, weduwe van Hr. Hamelsbergen, obligatie bij H.J. Beeftingh, op borgtocht van Joost Jans Haack. Crijn Hermans Schrijver, coper van huysinge op Bloemendal, coopcedule 30-12-1670. [64]
Op 14-3-1678 compareert Walburgh van Borculoo weduwe en boedelhoudster van Joost Jans Baker, geassisteerd door Johan van Bemmel als momber over haar onmondige kinderen. Zij belooft Jan Gerrits van Borculoo te vrijen van borgtocht van 1000 car. guldens, als hij Jan Gerrits van Borculoo neffens Henrick Jans van Beeftingh ten behoeve van Marritge Reyers Robbert heeft gepasseerd waarvan zij de helft in zijn goederen heeft moeten vestigen. Er wordt een regeling getroffen om deze borgtocht te vereffenen. [65]

3f. Cornelis Jansz van Beeftingh, geb. vóór ca. 1610, ovl. na 1692, wordt geref. lidmaat op belijdenis te Amersfoort 24-12-1634 als Cornelis Janss , wonend op Blommendael (Bloemendal), zoon van Jacob Janss (sic!), leertouwer (1646), huw. get. (1652), wordt op 26-4-1652 benoemd[76] tot portier van de Blommendaalse poort te Amersfoort (1652-1693), not. get. en burger van Amersfoort (1673), wednr. van Fenneke (!) Jans wonend te Amersfoort (1674), betaalt ƒ 6,5,0 Familiegeld als Cornelis Jansz van Beeftingh voor een huis op Bloemendal (1675) [77] treedt op als momber over de onmondige kinderen van Susanne De Borculoo, weduwe van van zijn broer Henrick Jans Beeftingh (1677), belender op de Langestraat (1689), wednr. van Willemtje Bars wonend te Amersfoort (1692), tr. 1o 1634 Jennichgen Jans van Essen, ovl. na 1646, dr. van Jan Willems van Essen, otr./tr. 2o Amersfoort geref. 14-2/01-3-1674 Willemtjen Bartsz, ovl. na 1679, wed. van Jacob Aelberts wonend te Amersfoort (1674), otr./tr. 3o Amersfoort geref. 29-7/14-8-1692 Aertje Jansen, wed. van Jan Lambertsz van Oldenburgh wonend te Amersfoort (1692).

Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1693: Cornelis van Beeftingh [78]
Op 27-7-1634 maken Cornelis Janss van Beeftingh toekomende bruidegom geassisteerd met zijn vader Jan Jacobsz van Beeftingh en met zijn oom Job Jacobsz van Beeftingh enerzijds, en Jennichgen Jans van Essen, toekomende bruid geassisteerd met haar vader Jan Willems van Essen en met Peter Janss, coorncoper als huwelijksvrind anderzijds, huwelijksvoorwaarden. Daarbij brengt Cornelis in een halve hof met plantsoenen gelegen buiten de Blommendaalsche poort, de bruid brengt in 400 gl. en ¼ van een huis op deMarkt van Rhenen. [79]
Op 7-3-1646 verkopen Cornelis Jansz van Beeftingh, leertouwer en zijn vrouw Fennitgen Jans, aan Thijs Cornelisz op Coelhorst en zijn erven, een huis en plaats aan de Bloemendalsestraat, met lichten, geuten, muragien, watergangen en andere van ouds hebbende, belend aan de ene zijde: Jacob Jansz van Beeftingh. aan de andere zijde ter stadwaart: Jan Claesz, metselaarsgezel. [80]
Op 27-5-1679 verkopen Elisabeth van Beeftingh, geassisteerd met Anthony van Beeftingh, notaris voor een vijde part, mede-erfgename van Neeltgen Francken, weduwe van Jan Joppen van Beeftingh, voor haarzelf en zich sterckmakende en caverende voor haar verdere zusters, aan Cornelis Jansz van Beeftingh en Willemtgen Bartelsdr, twee huizen, hoven en hofsteden, staande en gelegen alhier ter stede in de Walickersteegh (Walikerstraat), strekkende voor vanaf de straat af tot achter aan het erf en goed van de kinderen en erfgenamen van Aert Volcquensz Mons, belend aan de ene zijde: Herman Ruygeduijst, aan de andere zijde: Peter van Osch, op last van 22 stuivers ten behoeve van Dirck Breker als vicarius. [81]
Op 23-10-1684 verleent Maria van Weede, meerderjarige dochter machtiging aan Nicolaes Mojaert, om voor de Secretarie van Amersfoort een plechte van 500 gulden te laten casseren, gedateerd (niet ingevuld), door Henrick Everts Pals ten behoeve van Pieter van Weede, haar vader saliger. Deze plechte was haar bij de scheiding (= boedelscheiding) ten deel gevallen en was gevestigd in zeker land buiten de Bloemendalse poort alhier, waarvan nu possesseur is Cornelis van Beeftingh, portier Bruudel(?), Bloemendalse poort. Van de voorgaande possesseur had zij 200 gulden ontvangen en van Van Beeftingh had zij de resterende somme ontvangen. Getuigen: Willem Brinck, bakker, en Johan Bruen. Rol: Genoemd [82]
Op 22-2-1693 verkopen Cornelis Jansen van Beeftingh, portier aan de Bloemendalse Poort en Jacobus van Beeftingh, herbergier en zijn vrouw Dirckje Daniels Mansfelt, aan Jan Thonissen van Hoef, timmerman, zekere omtrent drie morgen land, genaamd de Molencamp, gelegen buiten de Bloemendalse Poort, belend aan de ene zijde: de molenwerf en Fijtgen Jans, weduwe van Willem Hesselse van Nieuwendorp, aan de andere zijde: Johanna van Ommeren, aan de andere zijde: de gemeene of Meulenbroekseweg en de Oude Eem, [83]
Op 13-3-1693 verkopen Cornelis Janszn van Beeftingh, portier aan de Bloemendalse Poort alhier en Jacobus van Beeftingh, herbergier en zijn vrouw Dirckje Daniels Mansfelt, aan Pieter van Osch, tinnegieter en zijn vrouw en hun erfgenamen, twee woningen met een hof, alsook de volle eigendom van de poort en steeg, staande en gelegen alhier in de Walickersteeg (Walikerstraat), belend aan de ene zijde: de koper zelf, aan de andere zijde: Herman van de Ruijgenduijst. [84]

Referenties van de gegevens van generatie 3 staan ook
hier
Referenties Fragment Genealogie Van Beeftingh --- Generatie 3 ( 87 refs.)
Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld.
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
  1. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 13
  2. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 7
  3. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 13
  4. GA Amersfoort, ONA, Nots. Johan van Ingen, inv. nr. AT 002b005, Aktenummer 272
  5. GA Amersfoort, ONA, Nots. Johan van Ingen, inv. nr. AT 002b005, Aktenummer 274
  6. GA Amersfoort, ONA, Nots. E. van Mulenborch, inv. nr. AT003 b001, folio 138 R
  7. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-15, blz. 71v
  8. GA Amersfoort, ONA, Nots. E. van Mulenborch, inv. nr. AT003 b001, folio 172 R
  9. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-16
  10. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-16
  11. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-17, blz. 35r
  12. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-20
  13. Familiegeld Eemland, EK 29
  14. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 13
  15. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-20
  16. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-23, akte.nr.
  17. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-23, akte.nr.
  18. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 197v
  19. GA Amersfoort, ONA, Nots. J. van Ingen, inv. nr. AT002 a002 folio 156 R
  20. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-17, blz. 71v
  21. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 192r
  22. NL 70(1953)22
  23. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-17, blz. 73v
  24. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-19
  25. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-20
  26. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-22, akte.nr.
  27. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-22, akte.nr.
  28. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-23, akte.nr.
  29. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-23, akte.nr.
  30. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-27, akte.nr.
  1. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 136r
  2. zie ook NL 70(1953)25
  3. zie ook NL 70(1953)25
  4. ⇒ kwst_verhoef03.html
  5. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 13, p433,434
  6. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 7
  7. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-23
  8. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-24, akte.nr.
  9. ⇒ fragment-46
  10. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-15
  11. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-15
  12. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-23
  13. ⇒ fragment-46
  14. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-19
  15. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-18, f 38v
  16. GA Amersfoort, ORA, Transporten, Toegangsnr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, inv.nr. 436-25
  17. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-24
  18. ⇒ kwst_verhoef03.html
  19. Familiegeld Eemland, EK 29
  20. Familiegeld Eemland, EK 29
  21. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-20
  22. NL 70(1953)23, Nots. Cornelis van Ingen nr. 1677b, 3de lias, acte nr. 13
  23. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-22, akte.nr.
  24. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-24, akte.nr.
  25. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-25, akte.nr.
  26. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-26, akte.nr. , blz. 84r
  27. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-26, akte.nr. , blz. 133r
  28. GA Utrecht, ONA, Nots. J. Van Paddenburgh , inv.nr. , akte nr. 28
  29. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. van Brinckesteyn, inv.nr. AT015 a002 folio 11 V
  30. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. van Brinckesteyn, inv.nr. AT015 a002 folio 4 V
  1. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 89v
  2. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 91r en 92r
  3. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 105r
  4. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. v. Brinckesteyn, inv.nr. AT 015a003 folio 4.
  5. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. Akten: Borgtocht: 14-03-1678 A. v. Brinckesteyn, inv.nr. AT 015a003 folio 45.
  6. zie ook NL 70(1953)24
  7. zie ook NL 70(1953)20
  8. GA Utrecht, ONA, Nots. C. Van Vechten , inv.nr. U031a016, akte nr. 18
  9. GA Utrecht, ONA, Nots. J. Van Noortdyck , inv.nr. U106a003, akte nr. 4
  10. zie ook Klaasjan Visscher, Kwartierstaat Voerman Ð de Kruiff, versie 10, jan. 2015
  11. zie ook Klaasjan Visscher, Kwartierstaat Voerman Ð de Kruiff, versie 10, jan. 2015
  12. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. van Brinckesteyn, inv.nr. AT 015a005 folio 34 - 35.
  13. VG 15(1990)59
  14. VG 15(1990)59
  15. NL 70(1953)24
  16. NL 70(1953)26
  17. Familiegeld Eemland, EK 29
  18. GA Amersfoort, toeg.nr. 0039 Weeskamer te Amersfoort, 1519-1818, 1435-1811, inv.nr. 1
  19. NL 70(1953)24, Nots. Joh. van Ingen dl. nr. 1674b
  20. GA Amersfoort, ORA, Transporten toeg. nr. 0012 Stadsgerecht Amersfoort, 1435-1811, inv.nr. 436-20
  21. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-28, akte.nr. , blz. 192r
  22. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. van Brinckesteyn, inv.nr. AT015 a004 folio 44 R
  23. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-30, akte.nr. , blz. 70v
  24. Archief Eemland, ORA Amersfoort, Transporten, Toeg.nr 0012, inv.nr. 436-30, akte.nr. , blz. 77r
  25. Familiegeld Eemland, EK 29
  26. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. A. van Brinckesteyn, inv.nr. AT 015a005 folio 41
  27. Archief Eemland, ONA Amersfoort, Nots. Akten: E. van Goudoever, inv.nr. AT 028b004.

Back to the
genealogy page
Back to the
contents
Go to the
index
Forward to next
generation 4
Back to previous
generation 2
Directly go to generation :
1 2 3 4 5