You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Van Beeftingh ⇒ Gen. nr. 2 |
COMMENTAAR(¥)
Dit eerste huwelijk zou kunnen zijn:
Job Jacopssen, afkomstig van Amersfoort tr. Amersfoort geref. 4-2-1592 Geertgen Reijers, afkomstig van Nieukerck. maar dan zou zoon Jacob Joppen geb. 1587/88 (is 19 jaar in 1607) uit een nog eerder huwelijk van Jop Jacobsz moeten zijn. Anderzijds noemt deze Jacob Joppen in zijn huw. voorw. Aertgen Reyers zijn tante. Zij zou wellicht een zuster van Geertgen Reijers moeten zijnen is mogelijk Aertgen Reijersdr tr. 1598 Jorrien Valckemeijer. |
In december 1607 testeren te Amersfoort Job Jacobszn (wonend Amersfoort), gehuwd met Elisabeth Willem Jansdr. Hij institueert tot zijn universele erfgenamen: Jacob Jobs, Thoenis Jobs, Jan Jobs en Annitgen Jobs, zijn kinderen, en die hij alsnog verkrijgen mag bij zijn echte huysvrou, al hetgeen hij achterlaten zal, roerende, onroerende, acten, renten, crediten, niets uitgezonderd allen voor eenzelfde portie, zo hij lastgescheyt tussen hem en Jacob Jops (zijn oudste voorzoon, ten zelve tijde, 1593, 19 jaren), voor de weeskamer dezer stad (gemaakt op 10-12-1593) den voornoemde Jacob bewesen is, 't halve huis, bij Job Jacobsz tegenwoordig bewoont, met de halve lasten daarin staande. Hij wil dat de hoofdsom van 425 gulden, volgens de huwelijkse voorwaarden, wordt afgelost en na zijn dood in de boedel blijft. Jacob zal dan naast zijn erfportie nog 25 guldens ontvangen en daarmee tevreden moeten zijn. Elisabeth Willem Jansdr disponeert tot haar universele erfgenamen haar kinderen (bij Job Jacobsz): Thoenis Jobs, Jan Jobs en Annitgen Jobs en die zij alsnog zal krijgen, in al haar goederen etc., allen in gelijke portie. Alleen haar oudste zoon prelegateert zij haar beste gouden ring en anders niet. De comparanten secluderen de weeskamer etc. (N.B. De acte wordt niet afgemaakt, er zijn geen getuigen genoemd. In de kantlijn staat: "als wesende niet gepasseerd"). Er wordt verwezen naar de akte van Huwelijkse Voorwaarden d.d. 29-12-1593 [3]
Op 14-1-1608 verkopen Job (Jop) Jacobs en zijn echtgenote Elisabeth Willems, een huys, hof en hofstede op de Bloemendael te Amersfoort, belend aan de ene zijde de erfgenamen van Jan Franssen, linnenwever, en aan de andere zijde de erfgenamen van Anthonis Dircxzn, aan Henrick Peterszn en Willemtgen Cornelis echtelieden. Het pand is belast met een last van 1 gulden en 5 stuivers jaarlijks, toekomende aan Egbert Brantsen (snijder), nog 9 stuivers jaarlijks, toekomende aan de weduwe van Wouter van Bijler. Daarenboven voor de som van 450 carolus gulden, vrij geld, te betalen 150 gulden in mei 1608, 100 gulden in mei 1609, 100 gulden in mei 1610 en 100 gulden in mei 1611, mits van deze 300 gulden jaarlijks 18 carolus gulden betaald wordt, ingaande mei 1608. Wanneer de kopers de penningen langer op rente zouden houden, gevestigd in voornoemd huis, dit tot vermaning, dan moeten zij daarvoor de rente betalen als boven, tot aflossing toe. Transport vindt plaats na de laatste termijn. De 40e penning zullen de kopers alleen betalen. Op 29-5-1608 bekent Job Jacobs uit handen van Henrick Peterszn 150 gulden ontvangen te hebben voor de eerste termijn.
Op 10-12-1611 verkoopt Cornelis Albertszn, wonend in Cana Galilee, ook optredend namens zijn kinderen en kleinkinderen, aan Job Jacobszn, leertouwer te Amersfoort, zijn huisvrouw en erven, vrij van alle lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden (grondbelasting): een huis, hof, hofstede en boomgaard te Amersfoort, van Bloemendaal tot achter in de Walickersteeg staande, belend ter ene zijde op Bloemdael Volcken Corneliszn en aan de andere zijde de koper zelf en aan de boomgaard Gijsbertgen, weduwe van Henrick Adriaenszn of "waar zij het met recht gelaten heeft" en aan de andere zijde Willemtgen, weduwe van Gerrit Stevenszn. Het huis wordt tegenwoordig bewoond door Henrick Peterzn, schoenmaker. De boomgaard met het huisje daarop staand is belast met 22 carolus gulden, Jonkvr. van Bijler toekomende, zijnde losbaar of onlosbaar, volgens de brieven die daarvan zijn. Dit voor de som van 1.300 carolus gulden, boven de voornoemde lasten staande, te betalen in drie termijnen, mei 1612 bij aanvang van het voornoemde huis, 500 gulden, mei 1613 - 400 gulden en mei 1614 - 400 gulden, waarna transport zal worden gedaan. Als de koper de laatste twee termijnen op de betaaldagen of 14 dagen daarna niet betaald heeft, dan zal de rente lopen over deze termijnen vanaf de betaaldag enzovoort tot de laatste betaling toe, daarvoor speciaal verbonden blijvend aan huis, hof, hofstede en boomgaard. De 40e penning en kosten van transport zal de koper betalen. Wijncoop plus "schrijven" half om half. Getuigen: Goort Franszn, als man en voogd van zijn huisvrouw, die mede met deze koop accoord gaat, en Jacob Peterzn, havenmeester, beiden wonend te Amersfoort. [4]
Op 16-3-1613 wordt een overeenkomst gesloten tussen Job Jacobzn en Jan Carreman c.s. te Amersfoort. Er is een geschil gerezen betreffende een zeker slootje dat gelegen is tussen hun hoven en boomgaard, buiten Bloemendael gelegen. De regeerders der stad zijn er niet uitgekomen en hebben commissarissen aangesteld. Alvorens tot uitspraak te komen zijn Job Jacobzn, ter ene zijde, en Willem Willemzn, ter andere zijde, tot overeenstemming gekomen betreffende ditzelfde slootje, voor zover het langs de hof van Willem Willemzn strekt. Dit houdt in dat aan beide zijden een doornen "vrede" (= afscheiding) zal worden geplaatst, die gezet zal worden tegen de 2e boom, die in de hof van Willem Willemzn staat, bij het huisje van Jan Carreman, en op dezelfde manier in de boomgaard van Job Jacobzn aan de 2e boom tegenover de voornoemde boom van Willemzn. Zij zullen de vrede voorts op zodanige afstand van elkaar en de sloot op gemeenschappelijke kosten laten graven door een onpartijdige daghuurder, door beide partijen uit te kiezen. Voorts zal deze sloot eeuwig door een ieder voor de helft gegraven worden en de aarde daaruit gebruikt worden. Mits ook de bomen die binnen, of in de respectieve vrede staan, mogen blijven staan, maar indien er enige buiten de vrede op de sloot staan, zal men die verwijderen. Ook buiten de vrede zullen geen bomen mogen worden geplant zonder instemming van voornoemde partijen. Partijen mogen geen vuiligheid in de sloot werpen. Getuigen: Basilien van Wencum en G. Koot ten Bryl beiden wonend te Amersfoort. [5]
Op 30-8-1621 (ouden stijl) testeert te Amersfoort Tryntgen Cornelis (tekent met merk), huysvrouw van Job Jacobsz, leertouwer en borger van Amersfoort. Zij bemaakt al haar na te laten goederen aan Jeremias van Schadijck, zoon van Jacob van Schadijck Willemss zaliger en diens vrouw Maria Henricxdr. Zij secludeert de Weeskamer. Getuigen: Frederick Jans. van den Ham, Gerrit Willems (timmerman) en Willem Henricksz Knoop (tekent: Wyllem Henrycksz Knoep). [6]
Op 14-3-1642 verkopen Steven van Emelaer en zijn vrouw Barbara Cornelis, Henricgen Cornelis Aelbertsdochter, weduwe van Goort Fransz Boelhouwer, Lambert Verborch en zijn vrouw Reijertgen Cornelis, voornoemde Reyer (?) als momber over de nagelaten kinderen van Aelbert Corneliss Caen, vervangend Gort Goortsz Boelhouwer, mede-momber, samen erven van Cornelis Aelbertsz Caen, aan Job Jacobsz, leertouwer en zijn erven, een huis, hof en hofstede met boomgaard op Bloemendal, strekkende tot achter in de Walikerstraat, met het huisje daarachter in de Walikerstraat, belend aan de ene zijde: Jan Jacobsz, aan de andere zijde: Willemtge, weduwe van Gerard Stevenssz, aan de andere zijde: Gijsbertgen, weduwe van Henric Adriaenss. [7]
COMMENTAAR(¥)
In 1652 worden kort achter elkaar te Amersfoort begraven op het St. Joriskerkhof:
- de vrouw van Jan de leertouwer, 28-8-1652 - Jan de leertouwer, 8-9-1652 Als het hier Jan Jacobsz van Beeftingh en zijn vrouw betreft dan valt dat niet in overeenstemming te brengen met het opschrift op de zerk. De zerk is vermoedelijk later geplaatst want in 1643 is Grietge Jans al wed, van Jan Jacobsz van Beefting. |
Op 13-11-1607 verkopen Henrick Cornelisz en zijn vrouw Aeffgen, aan Gerrit Stevensz en zijn vrouw Willemtgen, een huis op Bloemendal met hof daarachter, zoals Jan Jacobsz, leertouwer, het laatst bewoond heeft, belend aan de ene zijde: voorgenoemde Jan (= Jan Jacobsz), touwer, aan de andere zijde: Luman Woutersz, belast met 8 stuivers per jaar aan de kapel alhier. [9]
Op 30-8-1610 wordt een overeenkomst gesloten tussen Gerbrich van Wenckum, weduwe van Jacob Beerntszn te Amerfoort, met handen van Henrick Both, haar gecoren voogd, en tevens momber over Ghijsbert Jacobzn, haar zoon, ter ene zijde, en Jan Jacobszn leertouwer te Amersfoort, ter andere zijde. De overeenkomst is noodzakelijk voor het optimmeren van de loods of afdak staande naast het huis van Gerbrich van Wenckum. Jan Jacobszn zal op de gemeenschappelijke muur tussen de huizen van Gerbrich van Wenckum en van hemzelf timmeren en een loden goot leggen op zijn kosten, welke goot alsdan Gerbrich en haar erven mede zal toebehoren voor de helft en voor de helft ten eeuwigen dage onderhouden zal worden. Jan Jacobszn zal op de achtermuur van de voornoemde loods (grenzende aan de afdaken van Gerbrich) een opstaande gevel mogen plaatsen en de vensters daarvan zullen over de grond van Gerbrich van Wenckum mogen opengaan. Wanneer door deze vensters enige vuiligheid op de grond of het dak van Gerbrich van Wenckum wordt geworpen of anderszins door deze vensters aanmerkelijke schade wordt veroorzaakt, zal Jan Jacobszn of de eigenaars van dit huis alsdan gehouden zijn deze vensters te vervangen door een schuifraam of door ramen die naar binnen opengaan. Voorts zal hij deze gevel alleen bezitten en op zijn kosten onderhouden en zal de muur waar deze gevel op getimmerd zal worden, voor zover de afdaken van Gerbrich van Wenckum er op uit komen, gemeenschappelijk blijven en op gemeenschappelijke kosten onderhouden worden en hetgeen door een ieder daar in gebroken wordt, zal door een ieder zelf gemaakt worden. Jan Jacobszn zal aan de andere zijde van zijn loods grenzende aan het andere huis van Gerbrich van Wenckum naar de zijde van de Bloemendaelse poort op dezelfde grond een muur plaatsen waardoor een "tussenhuis" ontstaat, volgens de ordonantie dezer stad. Getuigen: Jacob Peterszn, timmerman Job Jacobszn leertouwer en Volcken Corneliszn (tekent: Folken Cornelyssen). [10]
Op 20-1-1612 verkoopt Jan Jacobzn leertouwer te Amersfoort, aan Willemtgen (tekent: Wijllegen Germen), weduwe van Gerrit Stevenszn, met handen van Germen Gerrits, haar zoon en voogd. een huis, hof en hofstede staande op Bloemendael belend aan de ene zijde de koopster zelf en aan de andere zijde Nellichgen, weduwe van Jan Jacobzn, wever. Het pand is op de last van 200 gulden hoofdsom, Goort Vrancken toekomende, losbaar met 100 gulden, waarvan jaarlijks 12 carolus gulden rente wordt betaald. En dit voor de prijs van 548 carolus gulden, waarvan op Vrouwe Lichtmisse (= 2 februari) 1612, 100 gulden betaald zal worden, voorts 100 gulden in mei bij de aanvaarding, Galli daarna (= 16 oktober) 200 gulden en Galli 1613, 148 gulden. Hierop zal de koopster 12 carolus gulden korten omdat de voornoemde termijnen veel korter gesteld zijn dan in de koop bedongen was. De 40e penning zal de koopster betalen. Transport na betaling van de laatste termijn. De koopster zal treden in de lasten van 200 gulden, mei 1612. Al hetgeen aard- en nagelvast is zal blijven. Uit de keuken en in het voorhuis zal een richel worden genomen. Op 4-2-1612 bekent de verkoper van de koper ontvangen te hebben 100 gulden. [11]
Op 29-10-1617 verkoopt Jacob Petersz, timmerman, tevens voor zijn vrouw Willemtgen Henricks, aan Jan Jacobsz, leertouwer, een huis en hofstede op Bloemendal, belend aan de ene zijde: Warnert Lubbertsz, aan de andere zijde: Aeltjen Cruwers. [12]
Op 29-10-1617 lenen Jan Jacobsz, leertouwer en zijn vrouw Grietgen Jans, van (...), 300 gulden 16 stuivers, met als onderpand: een huis en hofstede op Bloemendal, belend aan de ene zijde: Warnert Lubbertsz, aan de andere zijde: Aeltgen Cruwers. [13]
Op 17-2-1618 verkoopt Jan Jacobszn, leertouwer, voor zichzelf en vervangende zijn vrouw, Grietgen Jans, aan Henrick Peterszn en Willemtgen Cornelis, echtelieden, en hun erven. een huis, hof en hofstede, tegenwoordig bewoond door corporaal Stockum, gelegen op Bloemendael, belend Warner Lubbertszn aan de ene zijde en Aeltgen Cremers aan de andere zijde. Dit met de last van 300 gulden hoofdsom, waarover jaarlijks 17 gulden en 5 stuivers rente betaald wordt, toekomende aan burgemeester Hardevelt. En daarboven voor de som van 450 gulden, te betalen in mei 1618 - 250 gulden, mei 1619 - 100 gulden en mei 1620 - 100 gulden, waarna transport zal worden gedaan met belofte van "vrijnge en waringe". De 40e penning zal de koper alleen dragen. De koper zal het huis aanvaarden op de verhuistijd, mei 1619, tot die tijd zal de verkoper de huur genieten, maar zal de koper de voornoemde lasten van 250 gulden hoofdsom overnemen op de verhuistijd mei 1618. De verkoper belooft tot de voornoemde tijd de zaken af te handelen. In het huis zal blijven alles wat daarin aard- en nagelvast is en eigendom van de verkoper, alsmede de bedsteden in de kamer en in de keuken, of die wel of niet nagelvast zijn. [14]
Op 5-6-1626 verkopen Elbert Aertsz van Strijlandt en zijn vrouw Gijsbertgen Wouters, aan Jan Jacobsz, leertouwer, zijn vrouw en hun erven, een huis, hof en hofstede op Bloemendal, met recht op put, hof, gang en doorvaart, belend aan de ene zijde: Remmert Evertss, karman, aan de andere zijde: Jan Jacobsz, leertouwer zelf, belast met 5 stuivers per jaar aan de erven van Lambrechtgen van Sijll, met 2 stuivers per jaar aan de erven van jonker Anselm Ruijsch en met 2 stuivers per jaar en 8 penningen aan Dirckgen Campen, weduwe van Johan van Rhijn. [15]
Op 7-6-1626 lenen Jan Jacobss, leertouwer en zijn vrouw Grijetghen Jans, van Jan van Berck, schout van Leusden, zijn vrouw en hun erven, 600 gulden, met als onderpand: huis, hof en hofstede op Bloemendal, belend aan de ene zijde: Jan Jacobs, leertouwer, aan de andere zijde: Reymert Evertss, karreman, Deze akte is geheel doorgehaald. In margine: Reynier van Waller en Maria van Esch zijn vrouw, burgers, - Maria is dochter en mede-erfgenaam van de heer Daniel van Esch en Catharina van Wolfswinckel, beiden overleden, en is momber over haar kinderen, - verklaren bij magescheid (01-5-1690) de schuldsom voldaan te hebben. Akte 11-1-1698. [16]
Op 11-7-1627 verkopen Peter Henricksz en zijn vrouw Neeltgen Rutgers, Harman Dircksz en Henrick Willemsz als mombers van Aeltgen Henricx, onmondige dochter van wijlen Henrick Petersz en de nakinderen van Elbrechtgen Beernts, vrouw van Gosen Jansz, aan Jan Jacobs, leertouwer, zijn vrouw en hun erven, een woning en hofstede op Bloemendal, door de moeder van Henrick Petersz in leven bewoond, belend aan de ene zijde: Jan Jacobs, leertouwer, aan de andere zijde: Evert Gerritsz. [17]
Op 12-7-1627 lenen Jan Jacobsz, leertouwer en zijn vrouw Grijetgen Jans, van Cors Thonisz en zijn erven, 400 gulden, met als onderpand: een huis met toebehoren op Bloemendal, belend aan de ene zijde: Jan Jacobsz, leertouwer, aan de andere zijde: Evert Gerritsz. [18]
Op 28-6-1631 verkoopt Gosen Andrijesz van Setten, met handen van Andries Cornelisz zijn vader en momber, aan Jan Jacobsz van Beeftingh een huis, hof en hofstede, gelegen in de Peperstraat, belend aan de ene zijde: Otto van Gessel, apothecaris, aan de andere zijde: genoemde vader van de verkoper, belast met 100 gulden kapitaal Cornelis Cornelisz, goudsmid competerende. [19]
Op 28-1-1643 verkopen Gerrit Roetersz en zijn vrouw Jannitgen Willems, aan Grietgen Jans, weduwe van Jan Jacobsz van Beeftingh en haar erven een stuk grond van hun schuur op Bloemendal belend aan de ene zijde: Grietgen Jans aan de andere zijde: Goosen Roeloffss Vlugh. [20]
Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1656: vermeld Jan Jobsz Beeftingh en Grietgen Jans [21]
COMMENTAAR(¥)
Kinderen gedoopt te Amersfoort van vader Jan Jacobsz in de periode 1590-1625
Jacob Jansen, 23-11-1598 |
COMMENTAAR(¥)
Kinderen gedoopt te Amersfoort van vader Jan Jacobsz in de periode 1590-1625
Henrick Jansz, 21-10-1621 |
COMMENTAAR(¥)
Kinderen gedoopt te Amersfoort van vader Jan Jacobsz in de periode 1590-1613
Jannitgen Jansen, 17-10-1596 |
Op 10-3-1658 verkopen Weesmeesters der stad Amersfoort voor de onmondige kinderen van wijlen Dirck Peterz Damen en zijn vrouw Judith Henrickz, aan Daem Peterz, zijn vrouw Jannitjen Jans van Beeftingh en hun erfgenamen, een huis aan de Muurhuizen bij het Sluisje, belend aan de ene zijde: de kinderen van Peter Box ten westen en ten noorden, aan de andere zijde: de gracht met de straat. Belast met 250 gulden aan wijlen mr. Evert Schuer, 75 gulden aan het Weduwengilde. Voldaan. [25]
Op 10-3-1660 lenen Daem Petersen en zijn vrouw Jannitgen Damen (!), van Gisbert Thomasen van Walickenbergh, 400 gulden, met als onderpand: een huis, staande op het Sluijsie (Sluisstraat), belend aan de ene zijde: de straat, aan de andere zijde: de erfgenamen van Paulus Hendricksen. De akte is geroyeerd door Willem van Walickenbergh in de naam van zijn moeder Emerentiana Bosch, weduwe van Gijsbert van Walickenbergh, omdat in haar handen door Jannetgen Damen, weduwe van Daem Petersen het kapitaal is afgelost op 6-4-1667. [26]
Op 12-1-1675 verkopen Jacob Jansz Buijssekool en zijn vrouw Willempje Melis, burgers, aan Jannetje Jans van Beeftingh, weduwe van Daen Pieters, stallen, huis, hof en hofstede gelegen buiten de Bloemendalse Poort, strekkende voor van de weg tot aan de hof van Aert Jansz van Sterrenburgh toe, belend aan de ene zijde: Evert Wulphertsz Keijser, aan de andere zijde: de weduwe van Gerrit Claesz, koekenbakker. [27]
Op 12-8-1681 bekende Jannitgen Jans van Beeftingh voor zichzelf en als weduwe en boedelhoudster van Daen Peters schuldig te zijn, aan Geurt Bartelsz van Malsen, 800 carolusgulden tot 20 stuivers het stuk, met als onderpand:
1n° een huis in de Muurhuizen, belend : Aeltie Pauwels van Lijsevoort,
2n° tabaksschuur, hof en hofstede gelegen buiten de Bloemendalse Poort, strekkende vanaf de weg tot aan de hof van Arent Jansz van Sterrenburgh toe, belend aan de ene zijde: de weduwe van Evert Wulphertsz Keyser, aan de andere zijde: Gerrit Claesz, koekebakkers weduwe. Akte in twee delen, dit is n° 2. In margine: compareerde Dirck van Ebbenhorst als medemomboir over de kinderen van Wouterus Vastrik, geprocreeerd bij Geertruyt van Malsen en bekende de 800 gulden ontvangen te hebben op 21-7-1694. [28]
Op 20-8-1681 compareren Jan Damen, borger van Amersfoort, Dr Caspar Scherbach (Schatbach) en zijn vrouw Aleijda Damen, Jan Aerts Rhenen als wednr. en boedelharder van Lijsbeth Damen. De comparanten zijn ook gemachtigden voor Cornelis Damen en voor Adriaen Vosch, als weduwnaar en boedelharder van Judith Damen. Zij approberen de plecht van 800 gulden die hun moeder en schoonmoeder Jannitgen Jan Beeftingh, wed. van Daem Peters, heeft t.b.v. Geurt Barthels van Malsen in haar huijsinge op 't Sluijsken, tabaksschuur en hoff buiten Bloemendall en in al haar goederen zal passeren. Getuigen: Aert van Rhenen (akte ten zijnen huijse) en Godert van Ghemen [29]
Op 11-10-1686 leent Jannitje van Beeftingh weduwe van Daem Peterssen, van Caspar Scharbach en zijn vrouw, de dochter van comparante, 400 carolusguldens tot 20 stuivers het stuk, met als onderpand: huis staande op het Sluisje en een schuur staande buiten de Bloemendalse Poort. [30]
Inschrijvingen in de Weeskamer Amersfoort:
1660: vermeld Daem Petersz, broer van Dirck Petersz, en Jannitgen Jans van Beeftingh, en Aeltgen Daemsdochter dr. van Daem Petersz. [31]
1691: Jan Damen zoon van Jannitje Damen van Beeftingh. [32]
Op 22-6-1655 verkoopt Geertje Jans van Beeftinck, weduwe van Herman Schrijver, voor zich zelf en als moeder van haar onmondige kinderen, met Jacob Jansz Beeftinck en Tijs Ebbertsz als mombers over die kinderen, aan Jan Aertsz Craemer en zijn vrouw Lijsbeth Damen een huis, hof en hofstede met al wat aard- en nagelvast is, bij de Bloemendaalse Binnenpoort waar Bunschooten uithangt, belend aan de ene zijde: Jan Miechus, kramer, aan de andere zijde: Harmen Peters van Meeckeren, bakker, belast met 300 gulden aan de kinderen van Rutger van Westrenen, 200 gulden aan Henrick Both, oud-cameraar, 200 gulden aan de kinderen van Henrick Brant, 150 gulden aan Henrickje Cornelis Caen. [34]
Op 1-12-1685 verlenen Aert van Rhenen, wonende te Amersfoort en Casper Scherbach, wonende te Amersfoort, als mombers van Adam van Rhenen machtiging. Adam van Rhenen is een mede-nagelaten zoon van Jan Aerts van Rhenen, overleden te Amsterdam. Comparanten verklaren dat zij het niet geraden vonden de boedel van Jan Aerts van Rhenen simpel te aanvaarden, maar geraden waren die boedel nevens Dirck van Rhenen, zijn broer, te aanvaarden. Daartoe machtigen zij Dirck van Rhenen om deze zaak voor het Hof van Holland te regelen.[35]
Op 1-11-1686 verlenen Evert Mathijs, gehuwd met Marritge Hop (weduwe Henrick van Damen), Aert van Rhenen, als momber van Adam van Rhenen (mede-erfgenaam van van Jan Aerts Rhenen) en als gemachtigde van Dirck van Rhenen (mede-erfgenaam) (volgens procuratie d.d. 25-5-1686) machtiging aan Assuerus Schut, notaris en procureur te Amersfoort om tegen Jannetje Damen te procederen tot vrijdinge en waringe van de borgtocht als Henrick Damen en Jan Aerts van Rhenen ten behoeve van Adriaen Vosch (chirurgijn) op 29-5-1665 hebben gepasseerd. Tevens van de borgtocht die Jan Aerts van Rhenen voor Jannetje Damen had ten behoeve van Gerard van Outwater. [37]
Op 12-12-1687 testeren: Evert Matthijs sieck te bedde, tabacxcoper, en zijn echtgenote Marritgen Gerrits Hop, borgers van Amersfoort. Zij vermaken elkaar de lijftocht en vruchtgebruik van hun bezit. Secluderen de weeskamer etc. Getuigen, o.a. Kaspar Scharbach, Breunis Joosten Weerhorst (tekent zonder Weerhorst) en Jan de Waerdt. [38]
Op 21-6-1673 (ouden stijl) testeren: Mr. Adriaen Vos(ch), chirurgijn, sieck te bedde leggende, en zijn echtgenote Judith Damen, borgers van Amersfoort. Zij herroepen eerdere testamenten en codicillen. Over en weer bemaken zij elkaar de lijftocht en vruchtgebruik van alle na te laten goederen, met volkomen bewind en administratie. Zij secluderen de weeskamer. Mr. A. Vosch bemaakt, in cas zijn vrouw, voor 't kind alreeds aan haar verwekt en nog te verwekken, zonder verdere kinderen na te laten mocht komen te overlijden en hetzelve kind mede kwam te overlijden zonder descendent, dan legateert hij aan zijn broeder Mr. Clemens Vosch 100 gulden en aan zijn zuster Elisabeth Vosch 100 gulden plus al 't geen zijn kind of kinderen mochten komen te erven aan moeders zijde. De langstlevende wordt benoemd tot momber en voogd. Getuigen: Ds. Arnoldus Crinius, bedienaer des Goddelycken Woorts alhier, Claes Wouters van Bogerijen en Cornelis van Ghenien. [41]
Uit De Latijnsche School en het Gymnasium van Amersfoort, 1376-1926: [50]
1675: Caspar Scharbach benoemd tot conrector.
1680: Er worden pogingen ondernomen om Caspar Scharbach zijn betrekking te doen neerleggen. Hij gedroeg zich niet goed naar de zin der bestuurders.
1682: De medewerkers krijgen tractementsvermindering wegens de slechte tijden om bezuinigingsredenen.
1685: Caspar Scharbach betaalt zijn belasting niet, krijgt vooreerst daarom geen tractement. Hij wordt in 1686 ontslagen maar krijgt ƒ 1200,-- tot afscheid en een goed getuigschrift.
Op 9-4-1672 zijn "Caspar Scharbach und Aletta Voss (Vors) (sic!)(¥), nach Amersforth" vertrokken uit Aken, feitelijk verdreven om geloofsredenen.[51] [52]
COMMENTAAR(¥) Vos is de naam van haar grootmoeder van vaders kant!
Op 6-6-1679 testeren Dr. Caspar Scherbach (Scharbach), conrector van de Latijnse school, sieck te bedde, en zijn echtgenote Aeltgen Dames, wonend te Amersfoort. Zij vermaken elkaar de lijftocht van hun bezit, secluderen de weeskamer etc. De langstlevende tot voogd over hun kind(eren) Getuige o.a. Qualtherius de Bruyn, predikant te Hoevelaken. [53]
Op 11-10-1686 leent Jannitje van Beeftingh weduwe van Daem Peterssen, van Caspar Scharback en zijn vrouw, de dochter van comparante, 400 carolusguldens tot 20 stuivers het stuk, met als onderpand: huis staande op het Sluisje en een schuur staande buiten de Bloemendalse Poort. [54]
Hierna volgde een langdurige en pijnlijke juridische procedure .[57]
Lidmatenboek Harderwijk:
28-5-1721: op belijdenisse Johanna Scharbag, j.d.
20-5-1725: Johanna Scherbach, dienstm: bij mevr. De Moor, attestatie naar Gouda
28-5-1730: zijn vertrokken met attestatie naar Amsteldam : de Heer Professor Cornelius Sieben(¥) en Cornelia de Moor, sijn HV, (hun dochter?) Maria, en Johanna Scharbach en Jannetje van der Veen, dienstmeijden.
COMMENTAAR(¥) Prof. Dr. Cornelius Sieben was hoogleraar geschiedenis, welsprekendheid en Grieks (1722-1727) en rechten (1727-1730) en rector (1724/25) aan de Universiteit van Harderwijk, en hoogleraar rechten (1730-1743) aan de Universiteit van Amsterdam.
Referenties Fragment Genealogie Van Beeftingh --- Generatie 2 ( 59 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
![]() genealogy page |
contents |
![]() index |
generation 3 |
generation 1 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 |