next up previous contents
Next: Operatoren voor plaats en Up: Grondslagen van de quantummechanica Previous: Grondslagen van de quantummechanica   Contents

Axiomas

De axiomas waarop de quantummechanica gebaseerd is, zijn minder evident dan bijvoorbeeld die van de mechanica van Newton en drukken het wezenlijk nieuwe idee uit dat niet alle fysische grootheden onder alle omstandigheden een nauwkeurig bepaalde waarde hebben.
  1. De toestand van een systeem wordt door een toestandsfunctie $\psi$ voorgesteld.
  2. Iedere fysische grootheid correspondeert met een Hermitische operator.
  3. Een toestand van een systeem, waarin een fysische grootheid $A$ een nauwkeurig bepaalde (zogenaamde scherpe) waarde heeft, moet door een eigenfunctie van de corresponderende operator beschreven worden. De waarde van de grootheid $A$ is de bijbehorende eigenwaarde $a$.
  4. Als de fysische grootheid $A$, gekenmerkt door de operator ${\bf A}$, voor een systeem dat beschreven wordt door de toestandsfunctie $\psi$ geen scherp bepaalde waarde heeft, dan kan men toch een verwachtingswaarde aangeven, namelijk
    \begin{displaymath}
< A > = < \psi \vert A \psi > = \int \psi^*(x,t) {\bf A} \psi (x,t) dx .
\end{displaymath} (325)

    Indien de metingen aan het systeem in dezelfde toestand meerdere malen worden uitgevoerd, dan vindt men voor de gemiddelde waarde van $A$ precies de waarde $<A>$.


We zullen nu trachten deze axiomas toe te lichten. We houden hierbij dezelfde volgorde aan.

Ad. 1:
De toestandsfunctie $\psi$ geeft alle informatie over een systeem. De functie $\psi$ zelf is echter niet observabel.
Ad. 2:
De verwachtingswaarde van de observabele $A$ voor een systeem beschreven door toestand $\psi$ wordt gegeven door
\begin{displaymath}
< A > = < \psi \vert A \psi > = \int \psi^* {\bf A} \psi d{\bf r} .
\end{displaymath} (326)

Deze verwachtingswaarden zijn reële grootheden (zoals plaats en energie) en er dient dus te gelden dat
\begin{displaymath}
< \psi \vert A \psi > = < \psi \vert A \psi >^* = < A \psi \vert \psi >.
\end{displaymath} (327)

Dit is equivalent met
\begin{displaymath}
\int \psi^* {\bf A} \psi d{\bf r} =
\int \psi ({\bf A} \psi)^* d{\bf r} =
\int ({\bf A} \psi)^* \psi d{\bf r} .
\end{displaymath} (328)

Een operator die voldoet aan bovenstaande condities wordt een Hermitische operator genoemd en we concluderen dat observabelen dienen overeen te komen met Hermitische operatoren.


Het is mogelijk om de eis tot Hermiticiteit algemener op te schrijven, waarbij de conditie gegeven door vergelijking (331) voor de Hermiticiteit van een operator equivalent is met de conditie dat voor twee willekeurige toestanden $\psi_1$ en $\psi_2$ geldt dat

\begin{displaymath}
< A \psi_1 \vert \psi_2 > = < \psi_1 \vert A \psi_2 >
= < \psi_1 \vert A \vert \psi_2 >.
\end{displaymath} (329)

Bovenstaande uitdrukking is equivalent met
\begin{displaymath}
\int \psi_1^* {\bf A} \psi_2 d{\bf r} =
\int ({\bf A} \psi_1)^* \psi_2 d{\bf r} .
\end{displaymath} (330)


Bewijs: Teneinde het bovenstaande te bewijzen beschouwen we de toestand

\begin{displaymath}
\psi = c_1 \psi_1 + c_2 \psi_2,
\end{displaymath} (331)

waarbij $c_1$ en $c_2$ willekeurige complexe getallen zijn. Als we deze toestand invullen in vergelijking (331), dan vinden we
\begin{displaymath}
\sum_{m,n=1}^2 c_m^* c_n \left[ \int \psi_m^* {\bf A} \psi_...
...bf r} -
\int ({\bf A} \psi_m)^* \psi_n d{\bf r} \right] = 0
\end{displaymath} (332)

en dit geldt voor willekeurige $c_1$ en $c_2$. Hieruit volgt vergelijking (333) als we aannemen dat
\begin{displaymath}
{\bf A} (c_1 \psi_1 + c_2 \psi_2) = c_1 {\bf A} \psi_1 + c_2 {\bf A} \psi_2 .
\end{displaymath} (333)

We noemen een operator met deze eigenschap een lineaire operator.
Ad. 3:
We vragen ons af of er toestanden $\psi$ bestaan waarvoor het resultaat van metingen van de observabele $A$ uniek is, dus waarbij metingen van $A$ altijd tot dezelfde waarde leiden. In het algemeen weten we dat het uitvoeren van meerdere metingen aan identiek geprepareerde systemen in de toestand $\psi$ zullen leiden tot resultaten met een spreiding $\Delta {\bf A}$ rond de meest waarschijnlijke waarde $<A>$. Als een maat voor de spreiding nemen we de standaarddeviatie $\Delta {\bf A}$, gedefinieerd door
$\displaystyle (\Delta {\bf A})^2$ $\textstyle =$ $\displaystyle \int \psi^* ({\bf A} - < A> )
({\bf A} - < A>)\psi d{\bf r}$  
  $\textstyle =$ $\displaystyle \int \left[ ( {\bf A} - <A> ) \psi \right]^*
\left[ ({\bf A} - < A>)\psi \right] d{\bf r}$  
  $\textstyle =$ $\displaystyle \int \vert ( {\bf A} - < A> ) \psi \vert^2 d{\rm r}.$  

Hieruit volgt dat $\Delta {\bf A} = 0$ als
\begin{displaymath}
{\bf A} \psi = a \psi ,
\end{displaymath} (334)

waarbij $a$ een getal is waarvoor geldt dat
\begin{displaymath}
< A > = a.
\end{displaymath} (335)

Vergelijking (338) vertegenwoordigt een uitermate belangrijk resultaat. Het stelt dat een meting aan een systeem in een eigentoestand van de Hermitische operator, als resultaat met zekerheid de bijbehorende eigenwaarde geeft.


Een fysische observable van een systeem correspondeert met een Hermitische operator in de theorie. Deze operator heeft een spectrum van eigenwaarden en eigenfuncties. We hebben

\begin{displaymath}
{\bf A} \psi_n = a_n \psi_n .
\end{displaymath} (336)

Resultaten van metingen van de observable $A$ zullen corresponderen met eigenwaarden $a_n$ van deze operator. Na een meting wordt de toestand van het systeem beschreven door de bijbehorende eigenfunctie $\psi_n$ van deze operator.
Ad. 4:
De eigenfuncties van een Hermitische operator hebben de belangrijke eigenschap dat ze een orthonormaal stelsel vormen. Er geldt
\begin{displaymath}
< \psi_m \vert \psi_n > = \int \psi_m^* \psi_n d{\bf r} = \...
...{ll}
1, & m=n, \\
0, & m \neq n. \\
\end{array}
\right.
\end{displaymath} (337)


Een andere belangrijke eigenschap van Hermitische operatoren is dat de verzameling eigenfuncties, $\psi_1, \psi_2, ..$, een complete set vormen. Dit betekent dat een willekeurige toestandsfunctie $\psi$ van het systeem geëxpandeerd kan worden in termen van de eigenfuncties van een willekeurige Hermitische operator als

\begin{displaymath}
\psi = \sum c_n \psi_n .
\end{displaymath} (338)

Indien we bovenstaande vergelijking vermenigvuldigen met $\psi_m^*$ en vervolgens integreren, waarbij we gebruik maken van de orthonormaliteitsrelaties, dan verkrijgen we voor de expansiecoëfficienten
\begin{displaymath}
c_m = \int \psi_m^* \psi d{\bf r}.
\end{displaymath} (339)


Met behulp van het expansietheorema (vergelijking (342)), kunnen we de waarschijnlijkheidsverdeling afleiden voor de resultaten van metingen van $A$. De verwachtingswaarde van de observabele $A$ voor een systeem beschreven door toestand $\psi$ wordt gegeven door

\begin{displaymath}
< A > = < \psi \vert A \vert \psi > = \int \psi^* {\bf A} \psi d{\bf r} .
\end{displaymath} (340)

Indien we gebruik maken van het expansietheorema, $\psi^* = \sum_m c_m^* \psi_m^*$ en $\psi= \sum_n c_n \psi_n$, dan vinden we
\begin{displaymath}
<A> = \sum_m \sum_n c_m^* c_n \int \psi_m^* {\bf A} \psi_n d {\bf r} .
\end{displaymath} (341)

Vervolgens maken we gebruik van de eigenwaardenvergelijking ${\bf A} \psi_n = a_n \psi_n$ en vinden
\begin{displaymath}
<A> = \sum_m \sum_n c_m^* c_n \int a_n \psi_m^* \psi_n d {\bf r} .
\end{displaymath} (342)

Tenslotte gebruiken we de orthonormaliteitsrelaties $\psi_m^* \psi_n = \delta_{mn}$ en verkrijgen
\begin{displaymath}
<A> = \sum_n \vert c_n \vert^2 a_n .\\
\end{displaymath} (343)

Hieruit concluderen we dat voor een systeem in toestand $\vert \psi >$ een meting van de grootheid $A$ de waarde $a_n$ levert met een waarschijnlijkheid
\begin{displaymath}
P(a_n) = \vert c_n \vert^2 = \vert \int \psi_n^* \psi d{\bf r} \vert^2 .
\end{displaymath} (344)


Uit de normering van de toestandsfunctie volgt dat

\begin{displaymath}
\int \psi^* \psi d{\bf r} = 1,
\end{displaymath} (345)

en als we nu gebruik maken van het expansietheorema en de orthonormaliteits relaties, dan vinden we
\begin{displaymath}
\sum_n \vert c_n \vert^2 = 1.
\end{displaymath} (346)

In dat geval geldt dus ook
\begin{displaymath}
\sum_n P(a_n) = 1,
\end{displaymath} (347)

waaruit we concluderen dat de enige mogelijke waarden die verkregen kunnen worden bij een meting van de observabele $A$, de eigenwaarden $a_1, a_2, ...$ zijn.


We komen dus tot de opmerkelijke conclusie dat in welke toestand $\vert \psi >$ het systeem ook is, als resultaat van een meting kunnen enkel eigenwaarden zoals $a_1$ en $a_2$ gevonden worden en niet bijvoorbeeld een waarde tussen $a_1$ en $a_2$. Dit is volledig anders dan we op basis van de klassieke fysica zouden verwachten. Dit gedrag is volledig in overeenstemming met experimentele resultaten.


next up previous contents
Next: Operatoren voor plaats en Up: Grondslagen van de quantummechanica Previous: Grondslagen van de quantummechanica   Contents
Jo van den Brand 2004-09-25