Next: Bases in de Hilbert
Up: Operatoren en complexe functies
Previous: Operatoren en complexe functies
  Contents
Er zijn vele manieren om quantummechanica te leren: historisch,
empirisch, Hamiltonisch, axiomatisch enz. We kiezen hier de
axiomatische wijze omdat die het snelst tot een niveau leidt
waarbij we de belangrijkste elementaire problemen te lijf kunnen gaan.
De grootste hindernis is het overwinnen van de abstracte en
ongewone taal. We zullen hier beginnen met de benodigde wiskundige achtergrond.
David Hilbert heeft ingezien dat functies zich formeel net
zo gedragen als vectoren. Dit kan men logisch aannemelijk maken
door te bewijzen dat functies voldoen aan dezelfde
axiomas als vectoren, waaruit dan alle eigenschappen van de vectorruimte volgen.
De functies bouwen ook een dergelijke ruimte op, die de Hilbertruimte
genoemd wordt.
- Een -dimensionale vector wordt gedefinieerd door
aan elke heeltallige waarde van de index ()
een getal toe te voegen, dat de component van de vector voorstelt.
Een functie wordt gedefinieerd door aan elke
waarde van het argument (meestal met
)
een getal toe te voegen, dat de functiewaarde voorstelt.
- Twee vectoren en kunnen worden opgeteld tot
een nieuwe vector , indien men voor elke index de componenten
en optelt en de som gelijk stelt aan .
Twee functies en kunnen worden opgeteld tot
een nieuwe functie , indien men voor elk argument de
functiewaarde en optelt en de som gelijk stelt aan .
- Het inproduct van twee vectoren en
wordt verkregen door voor elke index de twee componenten en
te vermenigvuldigen. De som van al deze producten wordt het
inproduct genoemd,
|
(308) |
Het inproduct
van twee complexe functies en
wordt verkregen door voor elk argument de functiewaarden
te vermenigvuldigen. De integraal van al deze producten wordt het
inproduct12 genoemd,
|
(309) |
- De lengte of norm van een vector of functie wordt
gedefinieerd als de wortel uit het inproduct van de vector
of functie met zichzelf,
|
(310) |
- De hoek tussen twee vectoren of functies wordt ook met
behulp van het inproduct gedefinieerd,
|
(311) |
- Twee vectoren of functies zijn orthogonaal als hun
scalair product gelijk is aan nul,
|
(312) |
- Twee vectoren of functies zijn parallel als de een uit
de andere verkregen kan worden door te vermenigvuldigen met een scalar,
|
(313) |
Na al deze overeenstemmingen willen we op het wezenlijke verschil tussen
een vector en een functie wijzen: een functie is een vector met
oneindig veel dimensies. Hierdoor hebben twee functies veel meer mogelijkheden
om niet parallel te zijn in vergelijking met twee vectoren. Functies
hebben bijvoorbeeld meer mogelijkheden orthogonaal te zijn.
Next: Bases in de Hilbert
Up: Operatoren en complexe functies
Previous: Operatoren en complexe functies
  Contents
Jo van den Brand
2004-09-25