next up previous contents
Next: About this document ... Up: APPENDIX: RELATIVISTISCHE KINEMATICA Previous: Lorentzinvariantie   Contents

Relativistische kinematica

Voor een deeltje met een totale energie $E$ en impuls ${\bf p}$ kunnen we de impuls-viervector $p=(E,{\bf p})$ definiëren. De relativistische relatie tussen energie en impuls wordt geschreven als
\begin{displaymath}
E^2 = m^2c^4 + {\bf p}^2 c^2 ,
\end{displaymath} (775)

waarbij $m$ de rustmassa van het deeltje is. In natuurlijke eenheden geldt
\begin{displaymath}
E^2 = m^2 + {\bf p}^2 .
\end{displaymath} (776)

Bovenstaande uitdrukking is het directe gevolg van de invariant
\begin{displaymath}
p^2 = p^\mu p_\mu = E^2 -{\bf p}^2 = m^2,
\end{displaymath} (777)

en we noemen $m$ de invariante massa van het deeltje. Verder geldt ook
\begin{displaymath}
\begin{array}{rl}
E & = \gamma m, \\
{\bf p} & = \gamma ...
...f\vec \beta} \vert = \sqrt{\gamma^2 -1}/\gamma .
\end{array}
\end{displaymath} (778)


Stel dat de waarden $E$ en ${\bf p}$ refereren aan de eigenschappen van een deeltje zoals gemeten in referentiesysteem $S$. In een ander referentiesysteem $S^\prime$, dat met een constante snelheid $\beta_f$ ten opzichte van $S$ beweegt, vinden we de waarden $E^\prime$ en ${\bf p}^\prime$. Er geldt de relatie

\begin{displaymath}
\left(
\begin{array}{c}
E^\prime \\
p_\Vert^\prime  
...
...\\
p_\Vert \\
\end{array}
\right)
,  p_T^\prime = p_T,
\end{displaymath} (779)

met $p_T = \sqrt{p_y^2 + p_z^2}$ en $p_\Vert$ de componenten van ${\bf p}$ die respectievelijk loodrecht en parallel zijn aan $\vec \beta_f$. Andere viervectoren zoals de ruimte-tijd coördinatoren van events transformeren op precies dezelfde manier. Het inproduct van twee willekeurige viervectoren $p_1 \cdot p_2 = E_1E_2 - {\bf p_1}\cdot{\bf p_2}$ is natuurlijk weer invariant (dezelfde waarde in elk inertiaalsysteem). Voor een set van $N$ deeltjes is de totale energie gegeven door $E = E_1+E_2+\cdot \cdot +E_n$ en de totale impuls ${\bf p} = {\bf p}_1+{\bf p}_2+\cdot \cdot +{\bf p}_N$. De invariante massa $W$ van deze set deeltjes volgt uit $W^2 \equiv E^2 - {\bf p}^2$.
Figuur 59: Definities van variabelen die nodig zijn voor de beschrijving van het transformatiegedrag van hoeken.
\includegraphics[width=14cm]{Figures/relav.eps}


Ook de transformaties voor hoeken kunnen op eenvoudige wijze uit bovenstaande relaties afgeleid worden. Fig. 59 toont een deeltje dat zich onder een hoek $\theta$ relatief ten opzichte van de $x$-as beweegt in het referentiesysteem $S$. We vinden dan de hoek $\theta^\prime$ in referentiesysteem $S^\prime$, dat zich met constante snelheid $\beta_f$ ten opzichte van $S$ beweegt, door de verhouding van de transversale en longitudinale componenten van de momentum vector te beschouwen.

\begin{displaymath}
\tan{\theta^\prime} = {p_T \over p_x^\prime} = {1 \over \ga...
...amma_f}
{\sin{\theta} \over \cos{\theta} - \beta_f / \beta}.
\end{displaymath} (780)

Omgekeerd geldt
\begin{displaymath}
\tan{\theta} = {1 \over \gamma_f}
{\sin{\theta^\prime} \over \cos{\theta^\prime} + \beta_f / \beta^\prime}.
\end{displaymath} (781)


next up previous contents
Next: About this document ... Up: APPENDIX: RELATIVISTISCHE KINEMATICA Previous: Lorentzinvariantie   Contents
Jo van den Brand 2004-09-25