You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Varia ⇒ Gen. nr. 16 |
Hovius | ||||||||||
Op zoek naar de afkomst van
D.(Dirck/Daniel?) Hovius, geb. vóór ca. 1610, meelijwekkende schilder uit Amsterdam (miserrimus pictor Amstelodamensis), die naar Göteborg was gekomen,
tr. 1632-1634[1]
Margaretha Cabeliau, geb. 1595-1597, ovl. 1669, beg. Vada Kyrka, Valentuna (provincie Stockholm), zie
⇒ Margaretha Cabeljau - een veelbewogen leven.
Op 23-5-1619 verleent Hugo Spierinck coopman machtiging aan Albertus Troost, notaris en procureur, om hem bij het gerecht van Gorkum in rechte te vertegenwoordigen teneinde doctor Jacobus Hovius te Gorkum te bewegen hem uit zijn borgtocht te ontslaan. [8] Op 26-1-1626 machtigt Jan Janss Mom, Raedt der stad Amersfoort, Vitus Besemer procureur voor de Gerechte der stadt Goude om namens hem de 130 gulden te vorderen (met vriendschap of met recht) die Dr. Jacobus Hovius Rector van de Latijnse Schole aldaar aan hem schuldig is, volgens schriftelijke afrekening. Akte ten comptoire mijns notarij. Getuigen: Frederick Jans van Ham en Evert Jacobsz Helt [9]
Op 22-10-1640 verkoopt verkoopt Isaacq Susio aan Barnardus Hovius een huis en erf aan de zuidzijde van de Begijnenstraet voor een bedrag van 1.600 gulden. Op het huis rust een hypotheek van 900 gulden die Johan Blenckvliet als borg daarop heeft. Het huis wordt belend ten westen door Adriaen Gerritsz Robijn strekkende voor van de straat tot aan Jan Dircxse Coogel. [17] Op 20-4-1641 bekent Barnardus Hovius 1300 gulden schuldig te zijn aan Henrikus Swaerdecroon, en aan een ongenoemde weduwe 500 gulden. [18] Op 25-4-1641 verkoopt Isaacq Susio, coopman, aan Cornelis Panser, apothecaris, voor 1825 gulden, 2 huizen, erven en tuin aan de zuidzijde van de Raemstraat, belend achter Adriaen Emmersael, ten oosten Elias Quackelbeen, ten westen de stede Vestesloot. Bovendien moet de koper borg staan voor de betaling van een lopende schuld van 2000 gulden open, die Borchardus Hovius voor de koop van zijn huis aan de verkoper schuldig is. De betaling moet plaatsvinden "int hange, van den affroll tot Delftshaven". [19] Op 20-7-1643 verkoopt Cornelis Panser, apotheker, aan Jacobus de Colonia, apotheker, 2 huizen en een tuin aan de Raemstraet. De koopsom bedraagt 2.500? gulden. Buren zijn Elias Quackelbeen en Adriaen van Emmerseel. Koper moet gedogen dat de panden tot zekerheid zijn verbonden aan een hypotheek van Barnardus Hovius op diens huis aan de Begijnestraet. [20] Op 15-8-1643 testeert Bernardus Hovius, leermeester van de Latijnsche School te Rotterdam. Hij heeft beloofd aan zijn kinderen Margareta en Bernardus de Colonia (!), die hij verwekte bij zijn inmiddels overleden vrouw Anna de Colonia, een bedrag van 450 gulden uit te keren wanneer zij meerderjarig worden of in het huwelijk treden. Adam de Colonia, schilder, grootvader van de kinderen, namens Isaack de Colonia, stelt zich borg voor de voldoening van het bedrag. [21] Op 23-10-1646 leggen Bernardus Hovius, conrector van de Latijnse school, en zijn vrouw Maria van der Brouck, een verklaring af op verzoek van Neeltge Franssendr, weduwe van Henrick Jacobsz Coning. Maria zegt nooit ontrouw ondervonden te hebben toen Neeltge haar bijstond toen zij onlangs in het kinderbedde lag, zij vindt haar daarentegen trouw en ijverig in haar dienst. [22] Op 13-12-1646 verklaart Bernardus Hovius, gehuwd geweest met Tanneken de Colonia, vader en voogd van zijn twee kinderen verwekt bij voornoemde Tanneken, te weten, dat de grootmoeder van zijn kinderen, Beatris Dircx, haar kinderen Isaac en Jacob de Colonia heeft benoemd tot haar erfgenamen, mits zij 500 gulden uitkeren aan de genoemde twee kleinkinderen. Dit volgens testament, gepasseerd bij notaris Gerrit Damen. Hij weet ook dat hun grootvader Adam de Colonia, hun bij zijn overlijden 900 gulden nalaat. Bernardus Hovius verklaart ten overstaan van Adam de Colonia, alles in naam van zijn twee kinderen te accepteren en hiermee volkomen genoegen te nemen. [23] Op 13-12-1646 testeert Adam de Colonia, weduwnaar van Beatris Dircxsdr, burger te Rotterdam, en verklaart het testament van 15-4-1643 en het codicile van 23-7-1643 gemaakt met zijn vrouw, en het testament van 30-11-1643 door zijn vrouw gemaakt, van waarde te houden. Hij benoemt tot zijn erfgenamen Isaac de Colonia en Jacob de Colonia, zijn zonen. Zij zijn gehouden om aan de kinderen van Bernardus Hovius en Tanneken de Colonia boven de 600 gulden van hun grootmoeder nog 900 gulden uit te keren. [24] Op 4-3-1649 komt Adam de Calonia, wonend op de Delftsevaart, weduwnaar van Beatricx Dircxdr, met zijn twee zoons Ysaacq de Calonia en Jacob de Calonia een nieuwe verdeling van de nagelaten goederen overeen. Beatricx had in testament naast vader Adam de kinderen Ysaacq en Jacob benoemd als erfgenamen, plus een geldbedrag voor de kinderen van haar dochter i.p.v. een legitieme portie. Echter werd daarna per contract bepaald, dat vader Adam diverse nagelaten goederen kon blijven bezitten. Dit contract werd later door Adam vernietigd. Er komt nu na opstelling van een boedelstaat, een geldelijke verdeling door Adam aan de kinderen van 5.523 gulden, tevens komt met een extra regeling - waarbij Bernhardus Hovius, getrouwd met (moet zijn weduwnaar van!) dochter Tanneken, ook compareert - voor elk kind een lijfrente van 1.000 gulden. NB: de familie tekent als de Colonia. [25] Op 4-5-1649 bekent Bernhardus Hovius, gehuwd met (moet zijn weduwnaar van!) Tanneken de Colonia, ontvangen te hebben van Adam de Colonia, zijn schoonvader, een bedrag van 1.000 gulden, met de belofte het gedurende enkele jaren terug te betalen. [26] Op 3-6-1650 testeert Adam Louwijsz de Colonia te Rotterdam. Hij legateert aan: -de kinderen van Tanniken Adams en Barent Hovius, conrector in de Latijnse school te Rotterdam, 200 gulden, - Louwijs Jacobs de Colonia, zoon van Jacob de Colonia, diverse goederen, - Adam Isaacks de Colonia, zoon van Isaack de Colonia, diverse kleren. [27] Op 7-5-1650 bevestigen Henricus Swaerdekroon, rector in de Latynsche schole, en zijn vrouw Sara van den Broeck hun huwelijksvoorwaarden van 29-12-1629 voor notaris Abraham Vliet in Amsterdam. Verder namen zij gedetailleerde beslissingen over verrekeningen en taxaties van waardepapieren en goederen. Genoemd worden o.a. een acte van uitkoop met de voogden van zijn voorkinderen dd. 29-6-1629 voor notaris Pieter van Leeuw te Leyden, door Bonavontuer Elsevier getaxeerde boeken, een door testateur zelf geschreven boek de Arabische Alcoran, de vicarie te Utrecht die gesticht is door Johan van Loenersloot, een voorvader van testateur, testateurs moeder wijlen Elisabeth van Loenersloot en haar zoons Daniel en Theophilis Swaerdekroon, de zilveren lampetkan met het wapen van testateurs en de burgemeesters, woning en landen in de Noortketel aan de Poldervaert, land op 16-3-1650 gekocht van Claes Jansz. Erfgenamen zijn kinderen en kindskinderen, met verrekeningen: voorzoon mr. Barnardus Swaerdekroon, voordochter Willemina Swaerdekroon, getrouwd met haar neef Bernardus Swaerdekroon, Fredericus Swaerdekroon, dochter Machtelt Swaerdekroon. Als evt. voogden worden aangewezen, naast de langstlevende, mr. Daniel Zwaerdekroon, advocaet bij het hof in Utrecht, testateurs aangetrouwde neef dr. Barnardus Hovius, conrector in de Latynsche schole, en voorzoon mr. Barnardus Swaerdekroon, advocaet voor het hof van Hollant. Belendingen: het hofflant, het dorp van Ketel, de Harrichwecht. [28] Op 12-5-1656 bekent Hendrick Middelman wonende te Leiden 1400 guldxen schuldig te zijn aan Dominus Barnardus Hovius, conrector aan de Latijnse school. De schuld zal met rente worden terug betaald met ingang van Juni 1656. [29] Op 24-2-1665 verklaren Henricus Swaerdecroon, en Barbara Sas, weduwe van Joris Nieupoort, in zijn leven secretaris van de weeskamers te Schiedam, van de de obligatie verleden door juffrouw Sas ten behoeve van Bernardus Hovius, in zijn leven conrector, hem overgedragen door Paulus van den Broeck en Henric Middelman, voogden over de minderjarige kinderen van Bernardus Hovius d.d. 28-1-1665 volkomen voldaan te zijn. Ook heeft Henricus Swaerdecroon 10 marge land aan de Schie verkocht en overgedragen aan Barbara Sas, d.d. 31-10-1656 voor het gerecht te Ketel. [30] Op 12-1-1667 verklaart Johannes Rijnlant, chirurgijn, koper, eigenaar en bewoner van het huis en erf aan de westzijde van de Hoofdsteeg, met Petrus Swaerdecroon en Johan de Jongh, chirurgijns, executeurs van het testament van Barnardus Hovius, die conrector van de Latijnse school was, en die de vader van de vrouw van Rijnlant was, en wiens huis in de Bagijnestraat als onderpand diende voor het huis van Rijnlant, overeen gekomen te zijn, dat de verkoop bij executie van het huis in de Hoofdsteeg voldoende is voor de aflossing van 2 jaar verlopen rente van een kapitaal van 5500 gulden. De executie was gevraagd door Joan van der Goes, namens de houder van de rentebrief van 5500 gulden, waarvan het huis als onderpand diende. Hij zal het huis 1-5-1667 verlaten. Hij machtigt Swaerdecroon en de Jongh om het huis in de Bagijnestraat te verhuren of aan, en zijn verdere zaken te regelen. [31]
Op 22-5-1643 benoemen Melchior van Slingerlant en Cathalyna Verbeeck echtelieden wonende te Utrecht, aen de grafte by de Reguliersbrugh, Johan Hendrixss van Slingerlant, zijn vader, wonende te Dordrecht, en Adrianus Hovius, rector tot Gorcum, haar schoonvader (=stiefvader(¥)), tot voogden over hun onmondige na te laten kinderen en erfgenamen. [48] Op 30-10-1652 staat Adrianus Hovius conrector van de Hieronimischoole te Utrecht, borg voor Thomas Foster te Utrecht ter voldoening van de som van ƒ 82-11- die hy krachtens vonnis aan Jacob van Borculo wyncooper verschuldigd is vanwege gehaalde wynen. Met garantie van schadeloosstelling door Antoni de la Porte, notaris te 's-Gravenhage ten behoeve van eerste party. De akte is geroyeerd wegens aflossing d.d. 9-4-1653. TEKST NOG DOEN [49]
1b. Matthias Joannis Hovius (Verhouf), geb. (Delft?) 1584/85, ovl. (Loosdrecht?) 1636, zei dat het 'sijne nature was medelijden te hebben met degene die onderdruct wierden',[54]
ingeschreven als student theologie aan de Universiteit van Leiden 5-7-1605 ("Matthias Joannis Verhouf Delphensis, 20 (jaar)")[55]
bij huwelijk: dienaer des H. Ev(an)gelii aen de oude kerc in Loosdrecht (1609),
geref. predikant in Oud-Loosdrecht (1608-1636),
werd als goed geoefende proponent door de classis Amsterdam omstreeks Pasen 1608 als invalkracht naar Oud-Loosdrecht gezonden vanwege de vacature aldaar,
viel in de smaak, werd beroepen en op 30-6-1608 op 23-jarige leeftijd bevestigd,
kwam in oktober 1614 in conflict met de rechtzinnige Amsterdamse classis over "'t stuck van d'overalwesentlijcke tegenwoordicheijt Godes" en moest zich daarover herhaaldelijk verantwoorden, o.a. tegenover Ds. Petrus Plancius, waarna pas een half jaar later de kwestie eindigde doordat Hovius bij de classis een 'cartabel' (een klein geschriftje) inleverde waarin hij de opvattingen van Calvijn onderschreef,
werd in februari 1619 door de classis met o.a. Plancius verdacht van remonstrantse sympathieën, hetgeen hij bestreed, al wilde hij wel toegeven gezegd te hebben, dat sommigen de genade Gods misbruiken als ze voor de middag in de kerk en na de middag '"te bier ende in 't hoerenhuijs" gaan,
kon echter zijn predikanschap voortzetten, maar werd wel vermaand wegens het niet houden van (sinds de Synode van Dordrecht verplichte) catechismuspreken en vanwege zijn nalatigheid in het bijwonen van de classicale vergaderingen, hetgeen volgens zijn vrouw kwam doordat hij "niet wel te voet" was geweest,
werd kennelijk door zijn gemeente wel gewaardeerd daar er van haar uit nooit klachten over hem bij de classis kwamen,
overleed in 1636 zoals op 1-9-1636 door een ouderling en een diaken uit Oud-Loosdrecht in de classis werd medegedeeld,[56]
otr. Delft 26-4-1609
Cathalina Ewouts, ovl. vóór 1642, afkomstig van de Geldria en wonend op Broerhuiskerchoff te Delft (1609).
2b. Abraham Ho(u)vius (Hovijus, Hovijns), geb. (Loosdrecht?) 1616/17, ovl. vóór 1689, ebbenhoutwercker van Loosdrecht geen ouders hebbend out 25 jaer wonend in de Jongeroelofssteech (1642),
wordt poorter van Amsterdam 13-4-1644 als Abraham Hovius ebbenhoutwerker uyt de Loosdrecht,
huw. get. (1645),
herbergier in de Ster te Rotterdam (1652),
otr. Amsterdam geref. 24-5-1642
Annetje Abrahams, ovl. vóór 1689, afkomstig van de Niewendijck geen ouders hebbend out 20 jaer wonend in de Jongeroelofssteech, zij woont nu in de Nieuwe Lelijstraet (1642),
herbergierster in de herberg De Sterre tegenover het Admiraliteitshof te Rotterdam (1652).
2c. Isaack Hovius, geb. (Loosdrecht?) 1620/21, beg. Amsterdam Nieuwe Kerk en Engelse Kerk 18-12-1670 ("Isaacq Hovius"), coopman van Loosdrecht out 24 jaer wonend op de Fluwelenburgwal (1645),
doopget. (1648),
genoemd als Isaacq Hovius coopman te Amsterdam voogd over de na te laten onmondige kinderen en erfgenamen van Johan Henricxss van Deventer x Judith Claesdochter van Nichtevecht (1664),
vermeld als koopman te Amsterdam (1664, 1668),
woont op de Ossesluys (1668),
otr. Amsterdam geref. 17-6-1645 (get. sijn broeder Abraham Hovius, en haer moeder Geertie Bastiaens, in margine: juramente se dixit libere)
Tietje Pieters Hettema(e), ovl. na 1676, afkomstig van Amsterdam wonende voor het Uijterse Veer out 20 jaer (1645),
doopget. (1647).
2e. Johannis Hovius, geb. vóór ca. 1615, ovl. na 1655, koeckbacker (1636), burger te Utrecht,
pachter van de impost op de wynen over de stad en vryheid van Utrecht (1655),
tr. vóór 1636
Margrita (Grietgen) Cornelis van Asperen, dr. van de Gorinchemsche schepen Cornelis Folpertsz Crom van Asperen en van Aefken Aerts Blommert.[77]
Zij wonen aen de St. Jacobsbrugh (1636, 1642), aan de Backersbrugh (1639).
|
Referenties Varia --- Generatie 16 ( 82 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 17 |
Back to previous generation 15 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 |