You are here: Louk-Home ⇒ Genealogy ⇒ Groenhout ⇒ Gen. nr. 5 |
COMMENTAAR(¥) Niet te verwarren [3] met haar gelijknamige jongere zuster: ("Jonge") Maria Cornelisdr Elsewael(¥), geb. Rotterdam, tr. Rotterdam schepenen 16-4-1619 Cornelis Govertsz. van der Stael, brouwer in de Flappe te Gouda. |
Op 5-7-1618 testeert Adriaen Dircx Groenhout. Hij benoemt tot zijn erfgenamen de kinderen van Gerrit Barents, zijn halfbroer, met een bepaling t.a.v deze broer en diens vrouw Maritgen Pieters Boucquets. Hij legateert aan Adriaen en Aechtgen Gerrebrandts, zijn oom en moeye. [4]
Op 15-7-1616 gaat Adriaen Dircksz. Groenhout, weduwnaar van Maria Cornelis Elsenwaelsdochter za(liger) ged(achtenis), geassisteerd met zijn vader, Dirck Adriaensz Groenhout, over tot scheiding en verdeling van "de sterfhuyse van de zelve Maria Cornelis Elsenwaelsdochter met Gijsbert ende Pieter Cornelis Elsenwaelszoonen, elk voor heurzelven, Govert Joosten Clinquebijl, als man en voogt van Fijtqen Cornelis Elsenwaelsdochter ende voorn. Gijsbert Elsenwael, Pieter Elsenwael ende Govert Joosten 't samen heurl. sterck maeckende ende de rato caveerende voor Cornelis Cornelisse Elsenwael, ende de voors. Gijsbert Elsenwael noch als voogt over Emmitgen, Stephania ende Jonge Maritqen Cornelis Elsenwaelsdochteren, altsamen broeders en zusters ende mitsdien ab intestato erfgenamen van voors. Maria van Elsenwael. enz. [5]
Op 18-7-1624 testeren Reynier Maertenss van Beaumont, en zijn vrouw Catharyna Dircxdr in de Lombertstraet Op hun vorig testament brengen zij de volgende wijzigingen aan, dat de kinderen en kleinkinderen van hun overleden zoon IJsbrant Reyerss van Beaumont, en zijn vrouw Maertgen Cristiaensdr van Hoochstraeten alleen het vruchtgebruik zullen hebben van de hun toevallende goederen, welke zullen vererven op de achterkleinkinderen van hun zoon IJsbrant Reiersz. De bloedverwanten van diens weduwe Maertgen Christiaensdr zullen nooit enig voordeel uit de erfenis mogen genieten. Tot voogden worden benoemd hun zoon Jan Reierss van Beaumont, en Adriaen Dircxs Groenhout, hun halfzwager. Het vroegere testament is verleden voor notaris, Jacob Symonss [6]
Op 9-2-1625 heeft Isack Abramsz, backer, een machtiging van Arijen Huybrechtsz, houtsager, gepasseerd voor notaris Nicolaes van der Hagen op 29-12-1624, om huur te innen van het huis en erf van voorn. Arijen Huybrechtsz staande op de Bierhaven en daaruit rente te betalen van 2 rentebrieven aan Adriaen Dircxz Groenhout. Hij belooft nu deze rente plus aflossing uit de huurpenningen te voldoen. [7]
Op 3-3-1631 testeren Aryaen Dircksz Groenhout en zijn vrouw Ermtgen Reyersdr van Beaumont. Hij legateert aan zijn vrouw al zijn kleding, goud, zilver en juwelen en huisraad, en benoemt zijn kinderen tot zijn erfgenamen. Zij benoemt haar man tot erfgenaam maar hij moet 8000 gulden aan de kinderen uitkeren. [8]
Op 9-10-1635 compareren 1. Adam Pietersz van Kip te 's-Gravenhage, als voogd over de kinderen van Jan Jansz van Heel, die een zoon was van Catarina Jansdr van Heel 2. Leendert Jansz van Heel, ook een zoon van Catarina Jansdr van Heel 3. mr Gerrit de Coninck te 's-Gravenhage, getrouwd met Heyltgen Jansdr, dochter van wijlen Catarina Jansdr van Heel, allen voor een derde erfgenaam. Zij dragen drie obligaties over aan Adriaen Dircxsz Groenhout. De drie obligaties spreken tot last van de heere ontfanger generael Phillips Doubelt terzake van werken voor 's-Hertogenbosch en ten gunste van Jan van Eck van 8-5-1631 voor 1233 gulden, 27-4-1632 voor 500 gulden, en 6-7-1632 voor 300 gulden. De eerste obligatie staat nog ten name van Evert Jansz Barlehair, die hem heeft verkregen van Jan van Eck, en verkopers beloven de overdracht binnen twee maanden te regelen, waarvoor Jan Elbertsz, wijncuyper zich borg stelt. [9]
Op 15-11-1639 legt Ermgnet van Beaumont, vrouw van Adryaen Dircx Groenhout, ca. 38 jaar, een verklaring af op verzoek van Olivier Couwijn, coopman. Gisteren is zij met Couwijn meegegaan naar het huis van Aeffgen Ockers, weduwe van Daniel Kievid, wonende in de Oppert, waar ook kwam Machelt Becx, vrouw van mr. Isaacq de Colonia, schilder. Deze vertelde over de gehaaste thuiskomst op zaterdagavond om 10 uur van Samuel Bon, die bij hen op kamers woont, [10]
Op 3-2-1642 verklaren Capiteyn Reijnier van Driel, mede namens Heijltgen Ariensdr van Dam en Aeltgen Ariensdr, weduwe van burgemeester Hairwijck, Adriaen Dircxz Groenhout, als man van Eurmtgen Reijersdr Beaumont, mede voor capiteyn Jan Reijersz Beaumont, Dirck Reijersz Beaumont en de nagelaten kinderen van Isbrant Reijersz Beaumont, en Jan Govertsz Thoen, mede voor Dirck Govertsz Thoen, Adriaen van Berckel als man van Aeltge Govertsz Thoen en Willem van Orten, man van Aeltgen Pietersdr Kellenaers, nagelaten dochter van mw. Dirxdr Thoen, allen erfgenamen van Dirck Govertsz Thoen, hun grootvader, dat zij van Rijck Adriaensz, coopman, voor 100 gulden de helft hebben overgenomen van de sarck en begraafplaats in het middelpant van de Groote Kerck, nummer 104, waarvan deze de andere helft behoudt, mits hij het gebeente dat daarin is in een kist zal doen. [11]
Op 24-7-1642 testeert Ermtgen Reyers van Beaumont, echtgenote van Adryaen Dircxsz Groenhout. Zij herroept het testament d.d. 3-3-1631 voor notaris Wagensvelt, en verklaart de bepalingen in de huwelijksvoorwaarden d.d. 31-10-1618 voor notaris Jacob Symonsz te laten gelden. [12]
Op 18-2-1644 testeren Reijnier Adriaens Groenhout, ca. 18 jr., en Catharijna Adriaens Groenhout, de oudste dochter van Adriaen Dircxsz Groenhout, ca. 13 jr. Zij benoemen hun moeder Ermtge Reijers Beaumont, weduwe van Adriaen Dircxsz Groenhout, tot erfgenaam. [13]
COMMENTAAR(¥) Deze filiatie is niet in overeenstemming met Ref. [15] waar beweerd wordt dat ("Oude") Maria Cornelisdr Elsewael kinderloos overlijdt. |
Op 12-12-1648 verklaart Jannetge Jansdr Boet, jongedochter, die in de herberg van St. Lucas woont, dat de geruchten over haar en Dirck Groenhout onjuist en niet waar zijn. [16]
Op 28-5-1649 verklaren Jacob Jansz Boet, schepen te Leerdam, die machtiging heeft van Jannetgen Jans Boedt en Gillis Jansz Boet, zijn zuster en broer, volgens akte gepasseerd voor notaris Van der Muir te Gorinchem d.d. 17-5 j.l., en Dirck Groenhout, wonend te Rotterdam, dat er een geschil was ontstaan tussen Jannetgen Jans en Dirck Groenhout omdat Jannetgen beweerde dat Groenhoudt vader was van het kind dat zij op 17 april j.l. heeft gebaard. Ze komen overeen elkaar op bepaalde voorwaarden vrij te laten. [17]
Op 29-8-1651 testeren Dirck Groenhout, seepsieder, en zijn vrouw Matta Kock. Zij herzien eventuele vorige testamenten. Zij benoemen elkaar nu tot universeel erfgenaam en voogd. Indien een van de ouders overlijdt zal de langstlevende naast een uitzet 6000 gulden (indien de boedel dat toelaat) aan de eventuele gezamenlijke kinderen uitkeren, of 4000 gulden aan hun erfgenamen bij hun vooroverlijden. Indien de vrouw het eerst overlijdt zonder kinderen na te laten zal haar man aan haar vader en moeder haar kleding en sieraden en 4000 gulden uitkeren behalve de diamanten ring. Indien de man het eerst overlijdt zonder kinderen na te laten erft zijn moeder of haar erfgenamen 4000 gulden. N.B. De akte is niet ondertekend door de testateuren. [18]
Op 1-6-1652 transporteren Rochus Parve, Jan Verhaeven, Elisabeth Crijnen, weduwe van Adrijaen Willems van Swietten, Jan van Vleuten, Pieter van der Laenen, Matta Cock, weduwe van Dirck Adrijaens Groenhout en Pieter Roos, op Anthonis Jans, oud-burgemeester van Venlo, hun tegoeden ten laste van Reijmers Stappers, coopman te Venlo. [19]
Op 28-12-1655 testeert Dirck Reijersz van Beaumont. Hij heeft volgens het testament opgemaakt met zijn overleden vrouw Jacobina Blanckerts, gepasseerd op 30-7-1642 voor notaris Franck Jacobsz, 600 gulden uitgekeerd aan Samuel Lansbergen den Ouden en Samuel Lansbergen de Jonge ten behoeve van de armen, zo verklaart Catarina Blanckerts, zijn schoonzus. Hij legateert gelden aan Reijnier en Catarina Groenhout, de kinderen van Ermgata Reijers van Beaumont, zijn zus, en aan Catarina Winterack en Maritge Stalpaerts, kleinkinderen van de overleden IJsbrant van Beaumont. Hij benoemt zijn bloedverwanten tot erfgenamen met uitsluiting van de bovengenoemde kleinkinderen van IJsbrant. [20]
Graven in de Groote Kerk Rotterdam:[21]
nr. 110: Dit graf staat in het grafboek van 1641 ten name van Jan Reyniersz van Bemont met de bijvoeging: "nu door Catryna Blanckerts, weduwe van salyger Jan Reyniersen van Beaumont, dese sarck mondelyng doen stellen op den naem van de heer Reynier Groenhout den 26-1-1671.
Op 11-12-1653 keuren Reijnier Groenhout, coopman, eigenaar van een partij candijzuijcker, en capiteijn Isaack van Bueren, die mede optreedt namens Pieter Bisschop, vendumeester van 't college van de Admiraliteijt, die de suiker verzekerd heeft, de eis goed die Johannes van Weel, notaris en procureur voor het gerecht, heeft gesteld in de zaak tegen Michiel Jansz, schipper van het schip genaamd De Hoope, en Willem Bastiaensz, coopman en hoofdreeder van hetzelfde schip. [22]
Op 28-12-1655 testeert Dirck Reijersz van Beaumont. Hij heeft volgens het testament opgemaakt met zijn overleden vrouw Jacobina Blanckerts, gepasseerd op 30-7-1642 voor notaris Franck Jacobsz, 600 gulden uitgekeerd aan Samuel Lansbergen den Ouden en Samuel Lansbergen de Jonge ten behoeve van de armen, zo verklaart Catarina Blanckerts, zijn schoonzus. Hij legateert gelden aan Reijnier en Catarina Groenhout, de kinderen van Ermgata Reijers van Beaumont, zijn zus, en aan Catarina Winterack en Maritge Stalpaerts, kleinkinderen van de overleden IJsbrant van Beaumont. Hij benoemt zijn bloedverwanten tot erfgenamen met uitsluiting van de bovengenoemde kleinkinderen van IJsbrant. [23]
Op 3-4-1656 passeert een verklaring op verzoek van Bartholomeus van Muyen, meester suikerraffineerder. Heindrick Lintlaegen, Pieter Assenburch, Jan de Mey de jonge, en Johannes van der Hutten, allen meester zuijckerrafineerders, hebben op verzoek van requirant zijn gesmolten suiker van vandaag geïnspecteerd. Deze zouden als poederbroden worden gemaakt voor raffinage. Ze bevonden dat het met meel was vermengd, en dat ze het niet hoger konden schatten als raffinaden. Ook compareerden Hillebart Cock, Wardenier Medouw, en Meindert Barensz, allen zuykerrafineerdersgasten bij requirant, verklaren dat de bovengenoemde suiker is geschept uit 4 kisten, gekocht van Reynier Groenhout, koopman alhier. [24]
Op 18-12-1656 bekent Reijnier Groenhout 3000 gulden schuldig te zijn aan Willem Domijs, brouwer in de molen alhier. Hij belooft terug te betalen met 5% rente. N.B. De akte is doorgehaald. In de marge: de akte is betaald d.d. 21-6-1659. [25]
Op 9-5-1754 verkoopt Geertruid de Klerk weduwe van Kornelis Swartwout wonende den Briel aan Willem van Triest wonende Rotterdam 3 obligaties tlv het gemene land ten comptoire Rotterdam en wel een van 800 gld van 01/06/1687 staande in blanco, een van 360 gld van 15/08/1672 tnv de kinderen van Kornelia van Soelen en een van 700 gld van 11/01/1672 tnv Reijnier Groenhout. [26]
Opdracht aan Reinier Groenhout door Johannes Geertsom in het door laatstgenoemde in 1656 uitgegeven
"Canzonette amorose libro I, a una, doi, tre voci concertate per cantare nel cimbalo, spinetta, thiorba o altro simile instrumento, raccolte da Giov. van Gheertsom, con una serenata a tre di Marco Aurelli." Impressum: In Rotterodamo, appresso Giovanni van Geertsom. MDCLVI Bron: Ref. [27] klik op plaatje(s) om te vergroten |
Op 24-2-1640 testeert Annitge Arents van der Wolff, ongehuwd, wonende alhier, en bepaalt dat indien zij kinderloos komt te overlijden, zij nalaat aan Samuel Lamsbergen en Maertge Pietersdochter, echtelieden, wonend in 't Hang, alhier, de som van 1000 gulden. Tevens vermaakt zij aan Pleuntge Jans Bisschopsdochter, weduwe van Claes Laurisz, wonend aan de Schiedamsen Dijck, 500 gulden, en aan haar zuster Maertge Jans Bisschops 200 gulden. Zij vermaakt aan haar broer Gerrit Arentsz van der Wolff 1000 gulden. Haar goederen zullen geerfd worden door Lysbet, Geertruyt, Catarina en Josina Aerts van der Wolff, haar vier zusters en haar broer Gerrit of bij overlijden door de nakomelingen. [29]
Op 30-9-1645 testeert Catharina Adryaens Groenhout nagelaten jonge dochter van Adryaen Dircxsdz Groenhout, oud tussen 12 en 13 jaar. Zij benoemt tot haar universele ergename haar moeder Ermptge Reyers van Beaumont, weduwe van Adryaen Dircxsz Groenhout. NB: ze tekent als Catarina Groenhoudts. [30]
Op 24-9-1658 machtigt Jacob Paets, brouwer in De Druijff, en capiteyn van de burgerije alhier, Adriaen van Sterrevelt, notaris en procureur in Sgravenhage, om zijn belangen te behartigen in de zaak tegen zijn debiteuren, en m.n. tegen Gerrit van der Wolff, gegijselde. [31]
Op 10-3-1659 presenteert de notaris op verzoek van Symon Cornelisz en Maertgen Gerrebrantsdr, weduwe van Jaspar Baltasar, aan Arent Vapoer, gemachtigde van zijn zwager Gerrit van der Wolf, advocaat voor het Hof van Holland, de eis om 4.000 gulden te betalen als aflossing van hun beider rentebrief van 6-3-1656, voortkomend uit de koop van hun beider huizen, op Wolfshoeck, van Dirck Jansz, gietermaker, en Henrick Jansz, timmerman, daarvoor van de erfgenamen van Arent van der Wolff, waartoe ook Gerrit, die een zoon is van Arent, behoort. Daarvoor moet Gerrit van der Wolff hun beider huizen bevrijden van 3 borgtochten: 4 scheepstimmerwerven aan de Mase, een huis en erf aan de Hoochstraet op het Oosteynde, en een thuyn buiten de Goutsepoort, afkomstig van Pieter Jansz Blanckert. Vapoer zegt het aan zijn zwager te zullen meedelen. Op 13-10-1659 zijn de 4.000 gulden aan Vapoer betaald. [32]
5b. Cornelis Dircx Groenhout, geb. vóór ca. 1560, beg. Rotterdam 25-5-1613, regent van het Gereformeerd Oudevrouwenhuis te Rotterdam (1607),[33]
wonend in de Nieupoert te Rotterdam (1607),
treedt op als bemiddelaar (1607), voogd (1610), curator (1611),
belender op de Slickvaert te Rotterdam (1611),
tr. vóór 1607
Grietgen (Margriete) van Osch (Esch, Nesch!), geb. 1563/64, beg. Rotterdam 23-3-1626 ("Grietje van Es), wonend te Rotterdam (1618), op de Nieuwehaven (1626).
Zij hertr. Rotterdam stadstrouw 10-6-1618 Pieter Kievit, weduwnaar wonend te Rotterdam, brouwer in De Druijff.
5c. Cornelis Goossens (van) Groenhout, geb. 1574/75, ovl. na 1635, jongeman afkomstig uit Rotterdam (1597),
vermeld in akten te Rotterdam (1606),
woont te Vianen (1610..1635),
tr. 1o Delft 13-7-1597
Catharina Michiel Vosmeersdr, ovl. 1597-1604, jongedochter (1597),
dr. van Michiel Vosmaer, vir pius et catholicus, en Maria van Wapevelt,[47]
tr. 2o Rotterdam stadstrouw 11-7-1604
Agatha Willemsdr Spaens, ovl. na 1605, afkomstig van Somesdijck (1604),
dr. van Willem Leendertsz Spaen.[48]
5e. Jan Jansz Groenhou(d)t, geb. vóór ca. 1565, beg. Rotterdam (Kerkmeesters) 16-11-1624, schrijnwercker (1601..1618),
wednr. (1605),
hooftman (1611) van het St. Joseph ghilde (huistimmerlieden, schryenwerckers, stoeldrayers en blockmakers),
treedt op als not. get. (1621),
otr./tr. 1o Rotterdam/ter Gouw (=Gouda) ../22-11-1587 (beiden onder patroniem)
Rijckgen Cornelisdr, ovl. 1601-1605, jongedochter en dienstmaecht van Johan Franchoyss Susio, tafelhouder in de Bagijnstraet (1587),
otr./tr. 2o Rotterdam geref. 24-4/8-5-1605 (beiden onder patroniem)
Geertgen Dircxsdr, jongedochter (1605),
tr. 3o voor 1621
Sijtgen Eewoutsdr, ovl. na 1649, woont aan de Lombertstraat (1649).
Zij hertr. Rotterdam 23-9-1634 Dirck Jans van Doorne, garentwijnder.
Aaltje Groenhout, ovl. 1661-1667, tr. 1661[112]
Jacob Stevensz Schoisma, geb.
raadsheer te Frederikstadt,
zn. van Steven Diksz Schoisma.
Cijtge (Sijtje) Groenhout, jongedochter van Vrederick Stadt (1681),
weduwe wonend op de Vissersdijck (1683),
doopget. (1686, 1688),
otr./tr. 1o Rotterdam Stadstrouw 6/23-3-1681
Mathijs Wagens, ovl. 1681-1683, jongeman van Rotterdam,
otr./tr. 2o Rotterdam Stadstrouw 30-9/17-10-1683
Joris de Moij, doopget. (1686, 1688),
jongeman van Rotterdam wonend Op Den Dijck (1683).
Hieruit remonstrants nageslacht bekend (1e huw.: 1681, 2e huw: 1685, 1688, 1692).
Op 12-3-1605 vindt arbitrage plaats tussen
Jan Dircks van Coelen te Schiedam,
Pleuntgen Jorisdr weduwe van Gijsbert Michielsz Schilperoort,
Goossen Ariensz Groenhout,
Cornelis Dircxz Groenhout,
Ewout Gerritsz Vermuelen de lakenbereyder.
Het betreft arbitrage in een geschil om 2 huizen.
[34]
Op 12-7-1606 vindt arbitrage plaats tussen
Hans Clementsz de Goor.
Olivier van Willygen.
Adriaen de Wit,
Cornelis Dircx Groenhout,
Ewout Dircx van Cuelen,
Christiaen Henricx Truweel.
Het betreft een conflict over betimmering van deel van een huis,
staande aan de noordzijde van de Hoochstraet op de
Middeldam.
Genoemd wordt een vroegere giftebrief daterende van
10-4-1439.
[35]
Op 4-6-1607 testeert
Cornelis Dircxsz Groenhout, wonend in de Nieupoert. Hij schenkt zijn kinderen Esaias, Lucretia en Niesgen gelden, en aan zijn vrouw Margrietie van Nes de inboedel en kostbaarheden.
Zij vermaakt een lijfrente aan zowel Dirck Borrewijnsz als Annitgen Borrewijnsdr, kinderen van Maritgen Cornelisdr Tromper, de dochter van zijn (haar??) zus.
[36]
Op 2-1-1609 testeert
Engeltgen Gerritsdr, vrouw van Evert Barentsz. Zij bevestigt haar testament d.d. 19-12-1605, en voegt bepalingen toe ten aanzien van Cornelis Dircxsz Groenhout en Pieter Arentsz Kijvit, haar tante Dirckgen Hermansdr, de kinderen van Sebastiaen Jochimsz, cleermaecker, man van haar nicht Lijsken Cornelisdr, en de kinderen van haar oom Gerrit Voet.
[37]
Op 13-9-1609 verklaart
Adriana Cornelisdr van Crimpen, vrouw van Pieter Michielsz Leest, op verzoek van Cornelis Dircxz Groenhout, administrateur van de kinderen en erfgenamen van Willem Adriaensz van der Goedereede, dat 12 a 13 jaar geleden Willem Adriaensz van der Goedereede, aan haar een bedrag van 900 gulden en de interest hierover heeft verstrekt, dat onder hem berustte voor het opvoeden van haar kinderen, die zij van wijlen haar eerste man Adriaen van der Leck heeft.
[38]
Op 13-5-1613 testeert
Cornelis Dircxsz Groenhout. Hij herroept de huwelijksvoorwaarden die hij met zijn huidige vrouw Margareta van Nes heeft gepasseerd, en het testament gepasseerd op 4-7-1607, en benoemt haar nu tot erfgenaam.
Zij dient een lijfrente en gelden te vermaken aan zijn natuurlijke zoon Esaijas Cornelisz, aan Lucretia Cornelis en Niesken Cornelis, zijn natuurlijke dochters, en hun zoons en dochter.
Zijn vrouw is gehouden aan zijn naaste familie zijn huis en erf te vermaken, gelegen aan de noordzijde van de Nieuwehaeven.
Tenslotte legateert zij (hij?) aan Huijch Borrewijns en Dirck Borrewijns, en aan hun moeder en zijn nicht Marie Cornelisdr Tromper.
[39]
Handschriftenverzameling (Rotterdam):[40]
5-8-1614:
Akte, verleden voor schepenen van Gorinchem, waarbij Esaias Cornelisz Groenhout als administrateur over de goederen van zijn zoon Dirck Esaiasz, uit handen van Margrieta van Nes, weduwe van Cornelis Dircxsz Groenhout een bedrag van 600 carolus gulden ontvangt, die zijn zoon zijn gelegateerd door zijn grootvader. Perkament. Met twee uithangende zegels in bruine was t.n.v. Jacob Cornelisz Vervoorn en Balthazar Jansz Wevelinckhoven, schepenen.
Handschriftenverzameling (Rotterdam):[41]
26-8-1614:
Akte van kwijtschelding wegens de ontvangst van een bedrag van 600 gulden door Frans Willemsz van Minnebeeck, goudsmid, gehuwd met Niesgen Cornelis, uit handen van zijn schoonmoeder Margriete van Nes, weduwe van Cornelis Dircxsz Groenhout. Perkament.
Op 1-10-1621 wordt
op verzoek van
Lysbeth Jansdr, weduwe van
Olivyer Lodewijcxs Couijen,
een verklaring afgelegd door
Margrietge van Nesch of Esch, 57 jr. weduwe van
Cornelis Dircxz Groenhout, dat
Margaretha Aryens, moeder van Cornelis Dircxz Groenhout,
patrona en collatrice is geweest van een vicarie of
capelrie op het Sinte Jeroensaltaar in de
Sinte Laurenskerck welke vicarie zij in 1593 gegeven
heeft aan Cornelis Oliviersz, zoon van
Olivyer Lodewijcxs Couijen, na diens dood is de vicarie door
Groenhout gegeven aan haar zoon Olivyer Oliviersz, broer
van Cornelis Oliviersz.
[42]
Op 15-2-1640 passeert een overeenkomst over een arbitrage.
Er is een geschil over de nalatenschap van Cornelis Dircx Groenhout. Na de dood van zijn vrouw Grietgen van Osch moest zijn huis, land en rente naar zijn bloedverwanten gaan. Ocker Pieters Pesser en Cornelia Pessers hoorden bij die bloedverwanten. Adriaen Dircx Groenhout en Jan Ariensz van Wijngaerden, voogden van het weeskind van Ocker ter ene zijde en Abel Fransz Otterdijck getrouwd met Elisabeth Jans, de weduwe en erfgenaam van Ocker Pesser en Cornelis Cleywech, erfgenaam van Cornelia Pesser ter andere zijde, besluiten zich neer te leggen bij arbitrage door de Raad van Hollant.
[43]
Uit Cornelis Dircxsz Groenhout en een onbekende vrouw drie natuurlijke kinderen:
Op 27-12-1607 sluiten
te Rotterdam voor notaris Jacob Duijffhuijsen huwelijksvoorwaarden
Willem Maertensz van Duijnen en Lucretia Cornelis Groenhouts, waarbij deze laatste geassisteerd wordt door haren
vader Cornelis Dirxs Groenhout en haren broer Esaias Cornelisz Groenhout.
[44]
Op 20-7-1615 testeren
Frans Willemsz van Minnebeeck, goutsmit, en zijn vrouw Agniesgen Cornelisdr van Groenhout, wonend op de Hoochstraet. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam, de langstlevende legateert aan hun zoon Cornelis Fransz.
Er wordt een bepaling opgenomen over zijn broer Anthonis Willemsz.
[45]
Op 28-10-1619 verklaren
Jacob Jacobsz, tingieter, oud 50 jaar,
Jan Jansz, kuyper, oud 36 jaar,
op verzoek van
Dammas Symonsz, silversmit, en
Niesgen Cornelisdr Groenhoudt,
dat zij Dammas zeer goed kennen,
en dat hij weduwnaar is van
Martgen Cornelisdr en dat
Niesgen weduwe is van
Frans Willems.
Beiden zijn nog onhertrouwd,
maar hebben elkaar trouwbeloften gegeven.
[46]
Uit haar eerste huwelijk (Minnebeeck-Groenhoudt) (in 1615 in leven):
Uit haar tweede huwelijk/relatie:
Op 28-4-1605 testeert
Agatha Willemsdr Spaens, en vermaakt als zij de eerststervende is, gelden aan haar man Cornelis Goessenss Groenhout.
[49]
Op 24-6-1610 leggen
Aeffgen Jans, weduwe van
Dirck Willemsz Vastrick ⇒ ,
64j., en Cornelis Goossens Groenhout te Vianen, 35j., een verklaring af op verzoek van Susanna Adriaens, weduwe van Claes Willems van Sorgen, en Victor Odulphi, voogd over hun kinderen. Het betreft de onenigheden met Dirckgen Jans za., vrouw van Goessen Adriaens Groenhout, en Pietertgen Sijmons, vrouw van Willem Claesz van Sorgen. Diens dochter, Heyltgen Willems werd om tussenkomst gevraagd.
[50]
Op 20-10-1620 hebben
op verzoek van
Cornelis Groenhout, wonende te
Vianen,
Gooswijn Adriaensz Groenhout, oud 74 jaar en zijn vrouw
Sara Cassiopijnsdr, oud 58 jaar wonende in de
Nyeupoort
een verklaring afgelegd over een stuk lywaet dat volgens
de schippersvrouw van de marktschuit van Vianen door
requirant was meegegeven maar was gestolen en de
schippersvrouw zou gaan zien of het stuk in de lombert
was.
[51]
Op 20-10-1620 heeft
op verzoek van
Cornelis Groenhout, wonende te
Vianen,
Janneken Cabbeliaus ⇒ ,
oud 33 jaar, vrouw van
Philips de Lariviere cassier van de
Bancke van Leeninge,
verklaard dat
de schippersvrouw van de marktschuit van Vianen bij haar
geinformeerd heeft of een stuk lywaet dat uit haar
schuit was gestolen in de lombert gebracht was.
[52]
Op 1-8-1635 verklaart
Dirck Pouwelsz Bosch, 56 jaar, wonende aan de Blommersdijck, op verzoek van Abraham Tonisz dat Cornelis Gosensz Groenhout wonende te Vianen hem ca. 5-6 weken geleden opdracht heeft gegeven met Abraham te spreken over schadevergoeding voor een kwetsuur die de zoon van Cornelis Goossensz hem had toegebracht.
Er werd een bedrag van 6 of 7 gulden genoemd, maar zij konden het niet eens worden.
Zij zouden hem nader order geven, maar dat is tot nu toe nog niet gebeurd.
[53]
Op 5-8-1635 verklaren
Christiaen Weyts, 30 jaar, chirurgijn, en Jan Davitsz Schoude(e), 27 jaar, op verzoek van Abraham Tonisz dat toen hij op de kermis door Jasper Cornelisz Groenhout van Vianen aan zijn arm verwond werd, genoemde chirurgijn hem heeft verbonden, deze heeft toen gezegd dat als een nog een dokter aan te pas mocht komen, hij alles zou betalen. Het voldoen van deze gelden werd echter steeds uitgesteld, ook toen zijn vader Cornelis Goossensz Groenhout, wonende te Vianen, erop werd aangesproken. Betaling bleef uit, zodat men hem zou laten arresteren. Jasper Cornelisz was echter vertrokken.
Jan Davitsz verklaart dat Jasper bij hem werkte als wijnverlater. Zijn broer Willem Cornelisz Groenhout wilde een schikking en zou 15 of 16 gulden vergoeden.
Abraham Tonisz ging hiermee niet akkoord.
[54]
Uit zijn eerste huwelijk (Groenhout-Vosmeersdr):
Op 5-3-1618 testeert (te Rotterdam)
Maria Cornelisdr Groenhout te Delft, voordochter van Cornelis Goessens Groenhout te Vianen, benoemt haar half-zusters en broers tot haar erfgenamen.
[56]
Uit zijn tweede huwelijk (Groenhout-Spaens) (o.a.):
Op 11-10-1621 geeft
Goossen Adriaensz Groenhout
als collator aan
Willem Cornelis Groenhout, zoon van
Cornelis Goossens Groenhout
de eigendom van een vicarie op het altaar van
Sinte Joris in de kerk van Rotterdam. De vicarie
was vacant gekomen door overlijden van
Jan Gijsbrechts Tromper(¥).
[58]
COMMENTAAR(¥)
De enige link volgens welke de vicarie uit de familie Tromper bij de familie Groenhout kan zijn terechtgekomen is als volgt:[59]
Jan Ghijsbrechtsz Tromper ex
Ghijsbrecht Adriaensz Tromper X Maria Elantsdr. Van Hogendorp,
Ghijsbrecht Adriaensz Tromper ex
Adriaan Jacobsz Tromper X Gatharina van Zoelen,
Adriaan Jacobsz Tromper ex
Jacob Pietersz Tromper X Adriana Hubrechtsdr
Dieze laatste echtelieden zijn tevens de ouders van Jan Jacobsz. Tromper x Maritgen Goosendr. Groenhout (zie nr. 2a sub 4)
Elias Tak
Volgens Ref. [60] wonen in het midden van de 17de eeuw drie zoons van Jan Jansz Groenhout in Frederikstad aan de Eider. Zij zijn daarheen kennelijk vanwege hun remonstrantse geloof vertrokken of gevlucht
Op 15-3-1601 testeren
Jan Jansz Groenhout, schrijnwercker en zijn vrouw Rijckgen Cornelisdr en benoemen elkaar tot erfgenaam.
[61]
Op 23-4-1605 maken
Jan Janss Groenhout, schrijnwercker, weduwnaar van Rijckgen Cornelisdr, en Geertgen Dircxsdr, dienstmaecht van Johan Franchoyss Susio, tafelhouder in de Bagijnstraet huwelijksvoorwaarden. Jan wordt geassisteerd door zijn oom IJsbrant Eliass Groenhout en Geertgen door Abraham Gerritss, cleermaecker, en genoemde Susio.
[62]
Op 3-10-1607 blijkt uit een boedelinventaris voor de Weeskamer Rotterdam dat
Jan Jansz Groenhout, schrijnwerker, bij het overlijden van zijn
vrouw nog schuldig is "de gereehte helfte van een obligacie daeraff
Thoenis Sebastiaensz (voornoemt) d'ander helft toeconpt, spreeckende op Jacob Allertsz ende Jan Cappelstock, beyde woenende
ten Bryel, inhoudende de somme van tsestich gulden. Te betalen
zoo wanneer men uuyt dese landen van Hollandt ende Seelandt
vrij en vranck zonder licent ofte convoy te betaeien, zall muegen
vaeren ende handelen op de stadt Antwerpen. Sulcx datter tussen
dese landen ende deselve stede een vaste eenicheyt ende accort zall
zijn."[63]
Op 15-9-1618 sluiten
Jan Jansz Groenhout, weduwnaar van Rijckgen Cornelisdr,
schrijnwerker en
Anthonis Sebastiaensz van Laeckervelt te
Gorinchem
als oom en voogd van de kinderen van Rijckgen Cornelisdr, een overeenkomst. Zij
zijn overeengekomen dat Jan Jansz Groenhout zijn oudste
kinderen Neeltgen Jansdr en Elias Jansz hun moeders
erfdeel direct zal uitbetalen en de andere twee
Cornelis Jansz en Jannetgen Jansdr anderhalf jaar
later.
[64]
Op 23-11-1626 bevestigt
Sijtgen Eewoutsdr, weduwe van Jan Jansz Groenhout, schuldig te zijn aan de voogden van haar dochtertje Sijtgen Jansdr een bedrag van 100 gulden door haar ten behoeve van haar dochtertje ontvangen van Symon Govertsz Rijswijt en die haar dochter door wijlen Jannetgen Gerritsdr zijn gelegateerd.
[65]
Op 8-9-1628
verkoopt Cijtgen Eewoutsdr, weduwe van Jan Janss Groenhout, geassisteerd door Jan Jacobss Sempel, aan Aryen Corneliss Kam, schoenmaecker, een huis en erf, gelegen aan de oostzijde van de Lomberstraet, voor 1015 gulden.
Het huis en erf is met 36 st. per jaar ten behoeve de kinderen van Claes de goudsmit belast. Het huis en erf wordt ten noorden begrensd door Pieter Matthijs, cleermacker, aan de voorkant en de verkoopster aan de achterkant en ten zuiden door een steeg. Het strekt zich uit voor van de straat tot achter aan Christiaen Renierss toe. In de akte is o.a. een voorwaarde opgenomen betr. het kookhuisje van genoemde Pieter Matthijss, die met Jan Janss d.d. 9-1-1612 hierover een overeenkomst heeft gesloten.
[66]
Op 29-11-1632 bevestigt
Zijtgen Eeuwoutsdr, wed. van Jan Jansz Groenhout, schuldig te zijn aan Jan Jacobsz Sempel een bedrag van 125 gulden wegens geleend geld.
[67]
Op 23-9-1634 trouwen
Dirck Jans, garentwijnder, weduwnaer, en Sijtgen Eeuwouts, weduwe van Jan Jans Groenhout, onder huwelijksvoorwaarden met een bepaling t.a.v. haar 2 kinderen Saertge Jans, 13 jaar, en Eeuwout Jans, 11 jaar.
[68]
Op 16-7-1642 verklaren
Dirck Jans van Doorne en Sijtgen Eeuwouts, zijn vrouw, weduwe van Jan Jans Groenhout, dat, op hun verzoek, door meester Pieter Willems Vredenburch, hun huis, in de Lombertstraet, en genaamd "de Trecktafell", geen waarborg meer is voor een stuk land in Ruijbrouck, buiten de Goutse Poort, dat Groenhout gekocht had van Vredenburch.
[69]
Op 17-6-1642 heft
Adriaen Pietersz de Zeeu, wonend aan de 's-Gravenweg (onder Capelle a/d IJssel), de waarborg(borgstelling) op over een huis en erf in de Lombardstraat, als door Jan Jansz Groenhout (Groenholt) in 1615 gegeven. Dit als zekerstelling bij de aankoop van de helft van het huis "de Valck" en idem van een aantal morgen land te Rubroek, als gekocht van de erven van Ysbrant Heliasz. De waarborg op het huis van Wouter Gerritsz blijft.
[70]
Op 24-10-1649 bekent
Sijtgen Eeuwoutsdr, weduwe van Dirck Jansz van Doorne, wonend aan de Lombertstraat, schuldig te zijn aan Betgen Pietersdr, weduwe van Cornelis Jansz Groenhout, een bedrag van 400 gulden, ter zake van geleend geld.
[71]
Uit zijn eerste huwelijk (Groenhout-Cornelisdr):
Op 6-7-1646 bekent
Neeltge Jans Groenhouts, ongehuwd, geassisteerd door deze notaris als haar voogd, schuldig te zijn aan Gerrit Jansz Effingh, burger alhier, het bedrag van 1000 gulden over geleend geld.
[72]
Op 26-9-1651 machtigt
Elias Jans van Groenhout, wonend in Frederickstadt, Willem Willems Verdam en Janneken Jans van Groenhout, zijn zuster, om verschillende rentebrieven te innen:
- een van 200 gld. van 6-7-1648 ten laste van Teunis Wandels, scheeptimmerman, verzekerd op een huis aan de Nieupoort; - een ten laste van Wouter Jacobs en nu ten laste van Maertge Fredericx van 150 gld. d.d. 10-5-1613, verzekerd op een huis in de St. Jacobsstraet.
- een van 100 gld. ten laste van Jacob Gerrits Croft van 29-7-1650, verzekerd op een huis aan de Baenstraet.
Deze obligaties zijn hem aanbestorven door het overlijden van zijn moeye Anneken Jans van Groenhout, weduwe van Adriaen Dircxs van der Leeu, volgens het testament van 22-5-1651 gepasseerd voor deze notaris.
[74]
Uit hem (o.a.?):
Uit dit huwelijk:
Kohieren van de 100e penning in Rijnland:
1714: Zegwaard: Agatha Groenhout, weduwe van Adrianus Borremans uit Woerden.
Op 18-1-1634 verklaren
Jan Pietersz, varende man en Betgen Pietersdr, weduwe van Cornelis Jansz Groenhout dat Maertgen Woutersdr, hun stiefmoeder, weduwe van Pieter Jorisz, havenmeester, hun vader aan hen hun deel van de erfenis heeft overgedragen. Voorn. Jan Pietersz treedt mede op als voogd over de nagelaten kinderen van Barber Pietersdr, zijn zuster en voor Claertgen Pietersdr, zijn zuster, vrouw van capiteyn Jan Aertsz, wonend in Amsterdam. Hun vader bezat een huis in de Bagijnhoff dat door voorn. Maertge Woutersdr is verkocht aan Pieter Oustrate.
Het huis is belend door: ten zuiden de Lombert en ten noorden de kerk strekkend tot de Lombert.
[78]
Op 24-10-1649 bekent
Sijtgen Eeuwoutsdr, weduwe van Dirck Jansz van Doorne, wonend aan de Lombertstraat, schuldig te zijn aan Betgen Pietersdr, weduwe van Cornelis Jansz Groenhout, een bedrag van 400 gulden, ter zake van geleend geld.
[79]
Uit dit huwelijk (de dochters Neeltge, Rijcke en Grietge Cornelisdr worden in het testament (1651) van hun tante Jannetgen genoemd worden voor een legaat):
Op 21-6-1668 wordt de
inventaris opgemkaat van de goederen die Ryckie Cornelis Groenhout, laatst weduwe van Joost Harmanssche van Ruysscher, inbrengt bij haar a.s. huwelijk met Leendert Cornelisz, binnenlantsvaerder, weduwnaar van Jannetgen Jansdr, zoals bedongen bij de huwelijksvoorwaarden bij deze notaris op 28-6-1668.
De volgende goederen gaan bij beeindiging van het huwelijk terug naar haar familie:
- een huis en erf aan de noordzijde van de Meent, belend door Isaack Crijnen Ketelaer ten oosten, N.N. van Beusicum ten westen en achter Jannetgen Denijs Verburch.
- een huis en erf aan de hooftpoort tegenover de gaelderie, belend door de hengelmaker ten zuiden, en Ruth Jacobs, backer, ten noorden en achter.
- een huis en erf aan de oostzijde van de Lombertstraet, belend door de schoenmaker ten zuiden en ten noorden en achter tot aan de gemene dwarsgang die uitkomt in de Doelstraet.
De 3 huizen zijn samen belast met 800 gulden.
- inboedel.
- de winckelwaeren en gereetschappen zijn begroot op 150 gulden en zullen door de erfgenamen worden aangenomen als de winkel wordt voortgezet bij het eerstoverlijden van Ryckie.
- contant geld.
- een last van 25 gulden voor het bewijs van Harmannus Joosten van Ruysscher, haar kind van 5 jr.
[80]
Uit haar tweede huwelijk:
Op 15-2-1636 testeren
Willem Joosten en zijn vrouw Jannetgen Jansdr Groenhout en benoemen elkaar tot universeel erfgenaam.
Zij legateert aan de armen der Remonstrantse gemeente, of in hun plaats Arent Bisschop, brouwer in de Halve Maen en aan Maritgen Willemsdr, weduwe van Jacob Visch, 50 gld.
Zij legateert aan Neeltgen Jansdr Groenhout, haar zuster, wat kleding en 50 gld, aan haar broer Elias Jansz Groenhout wonende Fredrichstadt in 't land te Holsteyn ook 50 gld, aan Isbrant Jansz Groenhout, haar broeder wonende in Vlaerdingen ook 50 gld, aan de erfgenamen van haar overleden broer Cornelis Jansz Groenhout 50 gld, aan haar nicht Ryckje Cornelisdr Groenhout wat kledingstukken en aan haar halfbroers en zusters van vaders kant tezamen 50 gld.
Deze akte is opgesteld in de woning van de testateurs staande aan de Melkmarkt.
[81]
Op 16-4-1644 verklaart
Sander Sandersz van Vlissingen, metselaer, 300 gld. schuldig te zijn aan Jannetgen Jansdr Groenhoudt, weduwe van Willem Joosten, t.z.v. geldlening.
[82]
Op 17-11-1648 testeren
Inge Willems van Houffwegen en zijn vrouw Jannetge Jans, wonende in de Nieupoort, en vernietigen hun testament d.d. 7-1-1647.
Hij legateert rentebrieven t.l.v. de stad Rotterdam d.d. 2-201636 aan:
de armen van Bleyswijck. Samuel Lansbergen, bediener des Goddelijks Woorts, of zijn opvolger t.b.v. de Remonstrantse armen, de diaconie van de Publieke Kercke t.b.v. de armen. Verder legateert hij 100 gulden aan Lijsbeth Pieters, dochter van wijlen Pieter Claesz Blonck, en aan haar moeder Ariaentge Huygen het vruchtgebruik van 1000 gulden, waarvan het kapitaal moet blijven berusten onder haar broeder Gerrit Huygen.
Zij legateert ook aan voornoemde armen van genoemde kerken etc. wat betreft geld en haar lijfsgoederen e.d.
Hij benoemt tot zijn erfgenamen zijn vrouw, zijn zuster Maertge Willems en de kinderen van Teunis Willems. Zijn vrouw krijgt het vruchtgebruik.
[83]
Op 30-1-1649 testeert
Jannitge Jans, vrouw van Inge Willems Houffwegen, wonende in den Oppert, en legateert in aanvuling op haar testament d.d. 1-9-1648 100 gulden aan de Remonstrantse Armen en 50 gulden aan de Armen van de St. Laurens Kercke, genaamd de Grote Kerck.
Als zij voor haar man komt te overlijden legateert zij bepaalde goederen aan Neeltge Jans, Elias Jans, IJsbrant Jans, Trijntge Jans, Jopge Jans, Cijtge Jans, Annitge Jans, Eeuwout Jans, Rijckge Jans, Lijsbeth Jans, Rijckge Cornelisdr, Grietge Cornelisdr, Neeltge Cornelisdr en Claertge Cornelisdr
[84]
Op 4-3-1651 bekrachtigt
Jannitge Jans, weduwe van Inge Willems van Houftwegen, haar testament d.d. 30-1-1649.
Bovendien zijn er legaten voor
- haar zuster Neeltge Jans Groenhout,
- haar zuster Lijsbeth (Elisabet) Jans en haar zoon Jan Gerrits,
- haar zuster Rijckge Jans Groenhout,
- Rijckge Eliasdr dochter van haar broer Elias Jans Groenhout,
- Neeltge, Rijcke en Grietge Cornelisdr, dochters van haar broer Cornelis Jans Groenhout,
- Trijntge Jans, getrouwd met een weduwnaar met kinderen,
- ds. Daniel Lansbergen en zijn zoon Daniel Lansbergen, bedienaar des Goddelijks Woorts
en vruchtgebruik voor Elias Jans, Isbrant Jans en Rijckge Jans Groenhout, zoals vermeld in het testament.
[85]
Op 10-11-1657 testeert
Jannetge Jans Groenhout, laatstelijk weduwe van Inge Willemsz van Houffwegen. Zij benoemt Neeltge Jans Groenhout, haar zus en Ryckge Jans, Lysbet Jans, Grietge Cornelisdr, dochter van Trijntge Jans, Jopge Jans, Sytge Jans, Annetge Jans en Eeuwout Jans tot haar erfgenamen met legaten voor Johannes van Berckel, zoon van Sijtge Jans, Johannes Guldenbach, zoon van Annetge Jans. Testatrice bezit een graf no. 1 in de Princekerck, verder legaten voor Jan Gerritsz, Claertge Salomon, Neeltge Cornelis, Claertge Baerents, haar nicht, Elias Jansz, Isbrant Jans, Ryckge Cornelis, Neeltge Cornelis.
[86]
Op 14-2-1667 testeert
Jannetge Jans Groenhouts, weduwe van Inge Willemsz Hoffwegen. Zij onderschrijft het testament van 1-9-1659 verleden voor notaris Nicolaes Vogel. Alle andere codicillen en legaten worden herroepen. De 400 gulden voor haar zuster van halve bedde, Sijtgen Jans, zijn nu voor haar kinderen, en Sijtgen krijgt het vruchtgebruik, tenzij haar tegenwoordige man Alewijn Rocusz van Berckel, voor haar overlijdt, dan krijgt ze de hele som. Zo zijn er ook veranderingen in de legaten van de kinderen van Grietge Cornelis, vrouw van Salomon Cousijn, en Rijckie Cornelis. Door het overlijden van Elias Jansz en diens zoon Andries Eliasz uit Frederickstadt in Holsteijn, zou diens nakomeling Aechie Andries voor een kwart erfgenaam worden. Zij krijgt nu echter alleen een rentebrief van 1300 gulden, van datum 20-9-1637, ten laste van het gemene land van Holland en West Friesland. Haar nicht Claertgie Barents zou 300 gulden krijgen, dat wordt 600 gulden, en verder huisraad en kleding. Ook zijn er regelingen t.b.v. haar broer IJsbrant Jansz Groenhouts en zijn vrouw Annetgen Hondius. Verder wil ze dat Salomon Cousijn naast haar broer IJsbrant Jansz Groenhout executeur zal zijn.
[87]
Op 26-6-1681 worden
de nagelaten obligaties en rentebrieven getransporteerd van Jannetge Jans Groenhout, weduwe van Ingen Willem van Hoefwegen, ten behoeve van IJsbrand Jans Groenhout, in zijn leven burgermeester van Vlaerdingen, genoteerd bij Pieter van Someren, notaris, op 27-6-1669, vervallen op 27-8-1680 door het overlijden van IJsbrand Groenhout.
De volgende personen worden genoteerd in de inventaris.
Jan Joris Kerkhoff,
Pieter Nieuwpoort,
Gerrit Jans Effings,
Jacob Claes Kleijwegh,
Olivier Oliviers van Vlierden,
Aeltge Oliviers van Vlierden,
Alewijn Rochus van Berckel,
Jacob Claes Kleijwegh en Johan Boon als voogd over Aelgie Groenhout, dochter van Andries, en Elias, zoon van Elias Groenhout.
Rijckge, Grietge, Neeltge Cornelis, kinderen van Cornelis Jans Groenhout, kinderen van de broeders en zusters van Jannetge.
Trijntge Jans, Elisabeth, Jobge, kinderen van haar halfzuster.
Johannes en IJsbrand van Berckel, kinderen van Cijtge Jans Groenhout.
Cijtge Ewouts, dochter van Ewout Jans Groenhout haar halfbroeder.
Johannes en Leendert Guldenbach, zonen van Annetge Jans Groenhout, zich sterk makende voor Abraham Guldenbach.
[88]
COMMENTAAR(¥)
Hij trouwt mogelijk een tweed maal met Marie Gansepoel, vrouw van Burgemeester
Van Groenhout, Heiligegeest- of Gasthuis moeder (1674-1678, 1683-1684).[93]
Wapen van Ysbrant Jansz Groenhout:
Een struik, waaraan drie bladeren ontspruiten, ondersteund
door een grasgrond.
De wapens der Vlaardingsche vroedschappen.[94]
Uit zijn tweede huwelijk (Groenhout-Dircxsdr):
Op 28-1-1631 machtigt
Cornelis Aryaensz, die als cuyper op het schip Het Wapen van Rotterdam met schipper Pieter Cornelisz Paerssepier naar Oost-Indië vertrekt,
zijn vrouw Trijntge Jansdr Groenhouts, om tijdens zijn afwezigheid van de Oost-Indische Compagnie over het eerste jaar 8 maanden gage te ontvangen en 3 maanden gage over de daaropvolgende jaren.
[95]
Uit haar eerste huwelijk:
Uit zijn derde huwelijk (Groenhout-Eewoutsdr):
Uit dit huwelijk:
Op 8-10-1647 testeren
Jan Leendertsz, stoeldrayer, en zijn vrouw Anneken Jansdr Groenhout, wonend in de Baenstraet. Zij benoemen elkaar wederzijds tot universeel erfgenaam.
NB: Volgens aantekening in de marge is dit testament vervangen door een ander op 12-2-1654.
[96]
Op 12-2-1654 testeren
Jan Leendertsz Guldenbach, stoeldrayer en zijn vrouw Anneken Jansdr Groenhout, die in de Breestraet wonen, en benoemen elkaar tot erfgenaam.
[97]
Uit dit huwelijk:
Op 25-10-1649 geven
Sijtgen Eeuwouts, laatst weduwe van Dirck Jans van Doorn, moeder van Eeuwout Jans Groenhout, wonend te Frederickstadt, in het land van Holsteijn, geassisteerd door Willem Willems Verdam, oud-ontfanger aldaar en nu coopman alhier, en Jan Jacobs Sempel, coopman, neef en voogd over Groenhout voorn., toestemming voor diens huwelijk met Helena Marcusdr Qualtherus, zuster van Johannes Qualterus, secretaris van Frederickstadt.
[99]
Uit dit huwelijk:
Op 16-4-1653 testeert
Adam Jans van Kerckhoven, stadtsstraetmaker. Hij benoemt tot zijn erfgenamen, Jannetgen en Lijsbeth Adams, zijn dochters, met een bepaling t.a.v. Rijcken Jans Groenhout, zijn vrouw.
[100]
Op 14-11-1658 verkopen
Adam Jansz van de Kerckhoven, statsstraetmaker,
Neeltge Jansdr Groenhout,
Janneken Jansdr Groenhout, weduwe van Ingge Willemsz,
IJsbrant Jansz Groenhout, ieder voor zich,
Salomon Cosijn als man van Grietge Cornelisdr en mede voor Rijckge Cornelisdr en Neeltge Cornelisdr, alle drie kinderen van Cornelis Jansz Groenhout,
Lysbet Jansdr Groenhout weduwe van Gerrit Jansz,
Henrick Jacobsz man van Trijntge Jansdr Groenhout,
Jobtge Jansdr weduwe van Jan Robbertsz,
Jan Leendertsz Guldenbach man van Anneken Jansdr Groenhout allen wonende alhier, in Schiedam en Vlaerdingen en allen mede voor Alewijn Rokusz van Berckel man van Sijtge Jansdr Groenhout, voor Elias Jansz Groenhout wonende te Holsteyn en voor Euwout Jansz Groenhout of zijn kind wonende te Vollenhove,
allen erfgenamen van Rijckge Jansdr Groenhout die gehuwd was met genoemde Adam Jansz van de Kerckhoven,
aan Abram Pietersz van den Helm, passementwercker, drie huisjes met erfjes staande en gelegen op het Eylant van Kolcus bij de Luyterse kerck alhier. De huisjes zijn belast met 600 gulden en rente die de weduwe van Samuel de Vlamingh daarop heeft.
De huisjes zijn belend aan de noordzijde van het Hangh aan de Luyterse kerck, de weduwe van Jacob Cornelisz Cap en strekkende tot aan de weduwe van Dominus Jeronimus Hirnius, Luthers predikant.
[101]
Op 7-4-1659 machtigen
Neeltge Jans Groenhout, bejaerde dochter, Janneken Jans Groenhout, weduwe van Ingge Willemsdr, Salomon Cosijn, man van Grietge Cornelis, Rijcktge Cornelis, en Neeltge Cornelis, kinderen van wijlen Cornelis Jansz Groenhout, Lijsbet Jans Groenhout, weduwe van Gerrit Jansz, Henrick Jacobsz, man van Trijntge Jans Groenhout, Jobtge Jans Groenhout, weduwe van Jan Robbertsz, wonend alhier en te Schiedam, namens Isbrant Jansz Groenhout, burgemeester te Vlaerdingen, Alewijn Rokusz van Berkel, man van Sijtge Jans Groenhout, Elias Jansz Groenhout wonend te Holsteyn en Eeuwout Jansz Groenhout of zijn kind, wonend te Vollenhoven, allen erfgenamen van wijlen Rijcktge Jans Groenhout, alhier overleden, gewezen vrouw van Adam Jansz van de Kerckhoven, Jan Leendertsz Guldenbach, man van Anneken Jans van Groenhout, hun mede-erfgenaam van Rijcktge Groenhout, om met Adam Jansz, weduwnaar van Rijcktge, aan Abram Pietersz van der Helm, passementwercker 3 huisjes en erven over te dragen gelegen op 't Eylant van Colcus bij de Luytersekerck alhier.
De huizen zijn belend ten zuiden door de weduwe van Jacob Cornelisz Cap, strekkende voor van de straat tot aan de weduwe van Jeronimus Hirnijus, gewezen Luthers predicant aldaar.
De overdracht vindt plaats met overname van een last van een rentebrief van 600 gld., die de weduwe van Samuel de Vlamingh op dit verkochte huis heeft.
[102]
Op 27-1-1636 testeren
Gerrit Jansz Effingh, brouwersgast en zijn vrouw Lysbeth Jans Groenhouts, wonende in de Nyeuwe Princestraet. Zij benoemen elkaar tot erfgenaam. Als zij als eerste kinderloos sterft, moet hij aan haar volle zuster 20 gulden en haar halfzuster 12 gulden geven. Als hij het eerst kinderloos sterft, krijgen zijn verwanten 6 gulden. Voor kinderen is er opvoedingsplicht tot de langstlevende sterft of hertrouwt mits het jongste kind 5 jaar is. De kinderen zijn mede erfgenamen van de eerststervende.
NB: Bij de ondertekening wordt Effing geschreven als Offynck.
[103]
Op 6-7-1646 bekent
Neeltge Jans Groenhouts, ongehuwd, geassisteerd door deze notaris als haar voogd, schuldig te zijn aan Gerrit Jansz Effingh, burger alhier, het bedrag van 1000 gulden over geleend geld.
[104]
Op 23-12-1650
verkoopt Gerrit Jansz Effinck, aan Gerrit Jansz Vergoes, een huis en erf aan de noordzijde van de Nieuwe Princestraet. De koopsom bedraagt 2.000 gulden, waarvoor een betalingsregeling op rente wordt overeengekomen.
Het pand grenst aan Arien van Gelder, schipper, en Dirck Harmensz Schooneman en strekt achter tot Stoffel de Mandemaecker.
[105]
Op 20-12-1653 testeren
Gerrit Jans Effinck, grutter, en zijn vrouw, Lijsbeth Jans, en benoemen elkaar tot erfgenaam.
[106]
Op 28-12-1653 testeert
Lijsbet Jans Groenhout, weduwe van Gerrit Jans Effinck, grutter. Zij benoemt tot haar erfgenamen haar 4 kinderen. Jan Gerrits, haar oudste zoon, moet de goederen bij de kinderen laten tot de jongste 20 jaar is.
Zij benoemt tot voogden Jan Leenderts Guldenbach en Hendrick Jacobs Meulen, haar zwagers.
[107]
Op 7-7-1660 verklaren
Aeryen Jansz van Wijngaerden, Jacob van Diemen, Jacob Claesz, Ghijsbert Messchaert, Lijsbet Jans, weduwe van Gerrit Jansz Effing, Claes de Swart de jonge, en Willem Robbertsz, allen grutters en grutster, op verzoek van Aeryen Willemsz Balkeneynde, mede grutter, dat het de dagelijkse praktijk is dat de grutters de tarwe in hun huizen, waar zij boekendemeel of relmolens hebben, inslaan zonder dat aan de pachter van 't gemael bekend te maken, tot zij de tarwe laten malen.
[108]
Op 25-7-1662 testeert
Lijsbeth Jans Groenhout, weduwe van Gerrit Jansz Effinck, tijdens zijn leven grutter te Rotterdam. Zij benoemt haar drie kinderen tot erfgenamen. Te weten Geertruijt, Wessel en Aeltie Gerrits. Zij bepaalt dat haar zoon haar huis en erf met de grutmolen krijgt voor het bedrag van
7000 gulden, omdat hij haar tot grote steun is en mee de kost verdient. Deze molen is gelegen aan de noordzijde van de Kipstraet, belend ten oosten door de weduwe van Klaes van Ouwater, metselaer, en ten zuiden door Michiel Adriaensz, vettewarier, en Willem Robbersz, grutter, strekkend voor van de straat tot achter aan Corstiaensz, opperbrouwer in de Halve Maen, en vanaf Pieter de Wael tot 't huis van Minnebroer. Zij benoemt Jan Leendertsen Guldenburch en Heijndrick Jacobsen Meulen, haar zwager, tot voogden en machtigt hen om het testament uit te voeren.
[109]
Uit dit huwelijk:
Op 27-11-1653 testeert
Jacob Claesz Cleywech, j.m., en herroept zijn testament van vandaag, verleden voor notaris Leonard van Zijl, benoemt tot zijn erfgenaam, zijn toekomstige vrouw, Geertruyt Gerrits Effinck.
[110]
Op 27-11-1653 trouwt
Jacob Claesz Cleywech, j.m., bijgestaan door zijn voogd Claes Jorisz Anthum, grutter, onder huwelijksvoorwaarden met Geertruyt Gerrits, j.d., bijgestaan door haar ouders Gerrit Jans Effinck en Lijsbeth Jans.
[111]
Uit een van zijn huwelijken :
Groenhout van onbekende herkomst, te Frederickstadt
Referenties van de gegevens van generatie 5 staan ook hier
Referenties Fragment Genealogie Groenhout --- Generatie 5 ( 112 refs.) Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld. | ||
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
| ||
|
|
|
Back to the genealogy page |
Back to the contents |
Go to the index |
Forward to next generation 6 |
Back to previous generation 4 |
Directly go to generation : 1 2 3 4 5 |