This page was last updated : 170321.
File size is: 108 k.
Fragment Genealogie Ferreris
Generatie 1
Refer to these data as:
L. Lapikás,
Fragment Genealogie Ferreris,
version 1.2,
Muiden, 2010.
© Copyright 2017 : L. Lapikás, Muiden, The Netherlands. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the publisher. An exemption is made for genealogical publications provided that adequate reference is being made.
You are here: Louk-Home Genealogy Ferreris Gen. nr. 1

Wapen de Ferreris: in blauw een leeuw van zilver, getongd en genageld van rood.[1]

De relatie tussen Bernardo (1a), Jacques (1b) en Jan (Giovanni?) (1c) Ferreris is vooralsnog onbekend. Gezien hun geschatte geboortedata zouden zij broers of neven kunnen zijn.

1a. Bernardo de Ferreris, geb. vóór ca. 1550, ovl. Montechiaro (Piemonte, I) 29-12-1609[2], tr.[3] Beatrix Perone, ovl. Montechiaro (I) 21-1-1621[4].

1b. Jacques (Jacob) Ferreris (Ferrens), geb. vóór ca. 1545, ovl. vóór 1589, tafelhouder van de bank van lening te Gouda (1572)(¥) en Rotterdam (1572, 1578), mogelijk identiek Jacques Ferrier, afkomstig uit Piemonte, vermeld in 1550 op de lijst van in de Nederlanden werkzame tafelhouders. [7]

Akte van overdracht te Delft 2-8-1578: Pieter Ormea, tafelhouder van de bank van lening te Utrecht, attestant, Jacob Sandrijnssz, lakenkoper en schepen van Delft, Jaeques Fereris, tafelhouder van de bank van lening te Rotterdam, schuldenaar, get. Jan Cornelisz, tassenmaker te Delft, Gerrit Jansz, kleermaker te Delft. [8]
Op 17-9-1588 verklaart Michiel Solario, oud ca. 34 jr., coopman tot Dordrecht, dat hij in 1572 diende onder Jacques Ferreris, tafelhouder te Rotterdam en Gouda(¥), hij verklaart voorts, dat een onderknecht bij Ferreris malversaties heeft gepleegd. [9]

COMMENTAAR(¥) In het Archief van de bank van lening te Gouda[10] valt niets te vinden over de activiteit van een Ferreris als tafelhouder aldaar.

1c. Jan (Giovanni?) (van) Ferraris, alleen bekend uit het patroniem van zijn zoon:

1d. Anthoni Ferreres, ovl. vóór 1594 (voor 1582?), afkomstig uit Piemonte, tr. Neeltgen van Ceysteren, ovl. na 1594.

Leiden Aflezingsboeken (publicaties van de overheid):[17]
Anthoni Ferreres uit Piemonte
17-10-1582: Oproep aan zijn schuldeisers zich te melden in de Secretarie voor 30 oct. e.k.
28-10-1594: T.b.v. zijn weduwe Neeltgen van Ceysteren zijn 2 rentebrieven overgedragen

Fragment De Susio

Ia. Franchoys Susio, beg. 1598, tafelhouder van de bank van lening te Rotterdam.



II

IIa. (J(oh)an) Francois Susio, ovl./beg. Rotterdam Grote Kerk 29-7/3-8-1624, jongeman (1589), boeckhouder en administrateur van de tafel van Lening te Rotterdam (1589), sluit op 3-9-1598 een verdag met Simon Luz over de exploitatie van de bank van lening te Leiden,[18] tafelhouder van de bank van lening in de Bagijnstraet te Rotterdam (1605..1624), wednr. te Rotterdam (1609), heeft crediteuren (1609, 1624), geeft obligaties uit (1605, 1610), woont in de Baginestraat (1619). otr./tr. Rotterdam geref. 27-8/10-9-1589 (hij als Francois Susio) Mariken (Maria, Maycken) (Jacobs) Ferreris, geb. vóór ca. 1570, ovl. 1589-1609, beg. Rotterdam Grote Kerk, jongedochter (1589), dr. van Jacques (Jacob) Ferreris, tafelhouder van de bank van lening te Gouda en Rotterdam (zie nr. 1b. hierboven), otr. 2o Rotterdam 22-2-1609 (hij als Jan Francoijs Susio, weduwnaar, met attestatie om elders te trouwen) Dignum van Cuijck, weduwe van Jan Cornelis.

Op 1-6-1589 wordt te Rotterdam een akte ingeschreven (doorgehaald, niet afgemaakt en niet ondertekend) waarin voorkomt Franchoys Susio, boeckhouder en administrateur van de Tafele van Leeninge. Het betreft: de erfgenamen van Jacques Ferreris, tafelhouder. Genoemd wordt Goessen Adriaensz Groenhoudt. [19]
Stadsarchief van Leiden:
Contract tussen Jan François Susio en de stad omtrent het houden van een bank van lening, 1598. In dorso verklaringen dat Bartholomees Ferreris en Jan Kalfkens ook deel hebben in de onderneming. En een stuk houdende verklaring van laatstgenoemden zich aan het verdrag te zullen houden, 1598. [20]
Graven in de Groote Kerk te Rotterdam:[21]
193. Hier leit begraven Jan Fransoys de Susio ende is gestorve op den 29en Juli anno 1624 met sijn soon Jacob Jansen de Susio is gestorven op den 22en September anno 1624 (?). .... sen v.. Gelen sterf 19 Mei ano 1619. (Wapen uitgekapt, helmteeken een uitkomende arm.) (no. 56)
Hier leit begraven Maycken Jacobs Freeris de huysvrou van Jan Fransoys de Susio is gestorven op den 16en ...
In 1629 worden obligaties overgedragen ten laste van Bartholomeus Ferrens, Jan Kelffken en Jan Franchoys Susio. [22]
    Uit zijn eerste huwelijk (Susio-Ferreris) :


III

IIIa. Isaack Jansz (de) Susio, geb. 1588/89, beg. Rotterdam 25-9-1661 ("Isaack de Susio, weduwnaar"), jongeman van Rotterdam, wonend op de Hoochstraet op 't Westeinde (1627), weduwnaar,, wonend op de Wijnhaven (1649), komt voor in een zeer groot aantal akten, koopman (1633..1650), soutcooper (1644), houtcooper (1646, 1647), makelaer (1661), verkoopt tonnen haring (1631), koopt en verkoopt een huis en erf en pakhuis aan de Leuvehaven (1632), koopt huis, erf en loots gelegen aan de noordzijde van de Hoochstraet in 't Westvierendeel (1633), verkoopt een tuyn of erf met een tuynhuysken aan de zuidzijde van de Raemstraet (1634), heeft een geschil met Jan Jans Slijper, brouwer in de Dolphijn, over de muur van het Taenhuys (1634), heeft een geschil over de helft van een huis aan de zuidzijde van de Raemstraet (1634), belender op de Leuvehaven (1637), aan de Delftsche poort (1643) heeft een geschil over een muur bij de Vismerckt (1637), verkoopt zijn huis aan de Westzijde van de Leuvehaven (1640), verkoopt een huis en erf aan de zuidzijde van de Begijnenstraet (1640), verkoopt 2 huizen, erven en tuin aan de zuidzijde van de Raemstraat (1641), verkoopt een huis en erf aan de noordzijde van de Vischmerckt (1641), zal op het land buiten de Nieuwe Schiedamsepoort in Cool buiten het hek aan de Dijck een houten blekershuisje timmeren (1643), belener aan de Schiekae buiten de stad (1644), verhuurt een huis staande aan de zuidzijde van de Wijnhaven met het packhuys eronder (1647), koopt samen met zijn zuster Isabelle een huis aan de Wijnhaven, en een brouwerij, gelegen in Sommersdijck, met huis, genaamd het Wapen van Zeelant (1648), voogd over de kinderen van hem en zijn vrouw Stijntge Gerrits Neeloom (1650), [37] woont op de Wijnhaven (1650), belender op de Leuvehaven (1630, 1650), treedt op als borg voor de in 1651 veroordeelde kapitein Schooneman, treedt op als gemachtigde van Machteltge Jans, weduwe van Isaac Pietersz van der Hoorst (1658), verkoopt zijn huis en erf aan de oostzijde van de Wijnhaven (1659), tr. 1o Rotterdam schepenen 25-7-1627 Christina (Catarina) Gerritsdr (Gerrardts) Neeloom(sdr), ovl. 1640-1649, van Rotterdam, wonend op 't Westnieuwlant (1627), dr. van Gerrit Cornelis Neeloom, brouwer in de Dolphijn, otr. 2o Rotterdam geref. 18-7-1649 Margaretha Pieters, geb. vóór ca. 1595, beg. Rotterdam 13-10-1652 ("Grietje Pieters Geleyns (!) huisvrouw van Sij Sijaen {sic! leesfout!), weduwe van Pieter Jansz van den Broeck (huw. 1636, bij wie een voordochter) en eerder van Dirck Jans (huw. 1614, bij wie een voordochter), wonend op het Nieuwe Hooft (1649). Zie voor haar eerdere huwelijken en de verwikkelingen rond haar erfenis Drie huwelijken van Margaretha Pieters Geleyns.

Op 12-5-1630 testeren Isaack Susio en zijn vrouw Christina Gerritsdr, wonende Lovenhaven te Rotterdam. Zij benoemen elkaar over en weer tot universeel erfgenaam met een legaat aan hun kinderen en aan hun zusters en broers, met name aan haar zusters: Maritgen Gerritsdr, Janneken Gerritsdr, Commerken Gerritsdr, en aan haar broer Cornelis Gerritsz. Voorts een legaat aan zijn zuster Isabella Susio, aan de kinderen van Anna Ferrens en van Bartholomeus Ferrens, en aan de huysarmen van Rotterdam. [38]
Op 6-7-1637 testeren Isaac de Susio en Styntgen Gerritsdr, echtelieden. Zij benoemen elkaar tot universeel erfgenaam. Naast de verplichting aan langstlevende voor de opvoeding en verzorging van de kinderen, dient langstlevende aan de kinderen 800 gulden uit te keren bij meerderjarigheid of huwelijk- boven de uitzet. Styntgen ligt in het kraambed. [39]
Op 8-3-1643 verklaren, op verzoek van Cornelis Schonenburgh, Cornelis Gerritsz Neeloom, 40 jaar en Isaack de Susio, 54 jaar, de echtgenoot van Neelooms dochter (sic! moet zijn zuster) Stijntge Gerrits, dat Neeloom in de brouwerij genaamd den Dolphijn, waar nu Antonij Nijsz in brouwt, is op gevoed en gebrouwen heeft, en dat hij weet dat over de drop van het huis waar Schonenburgh nu woont in de gang aan de westzijde van het huis altijd palen hebben gestaan. De Susio heeft dit ook gezien. [40]
Op 9-9-1644 bekennen Isaac de Susio, houtkoper, en zijn borg Isabelle de Susio, weduwe van Cornelis Gerritsz Neeloom, schuldig te zijn 1000 gulden aan Jan Dircxsz van Steenhuijsen voor heden geleend geld. [41]
Op 11-3-1646 testeert Gerrit Stevensz van Ossel, seylmaecker, 22 jr. Hij verklaart ca. 9 jaar bij zijn oom, Isaack de Susio gewoond te hebben, te zijn onderhouden en van hem dit ambacht geleerd te hebben. In verband met zijn reis naar West-Indië benoemt hij hem tot universeel erfgenaam, en bij diens vooroverlijden zijn vrouw en kinderen. [42]
Op 20-6-1646 machtigt Isaac de Susio, houtkoper, notaris Arent van der Graeff, om voor schepenen aan Gijsbert Servaesz Sampermans een huis en erf over te dragen, aan 't einde van 't Hangh, bij de Vismarckt. Belend ten westen door Cornelis van Houten, achter tot aan Jop Joosten, kuyper. [43]
Op 19-12-1647 verhuurt Isaac de Susio, houtcooper, een huis, staande aan de zuidzijde van de Wijnhaven met het packhuys eronder voor de tijd van 2 jaar vast aan Pieter van der Meersch, coopman te Amsterdam voor een bedrag van 400 gulden. [44]
Op 26-3-1648 verkoopt Adriaen Houckwater, mede voor Mathijs Claesz van der Mast, aan Isaac de Susio, die mede optreedt voor Isabella de Susio, weduwe van Cornelis Gerrits van Rijnsouver, een brouwerij met huis, genaamd het Wapen van Zeelant, voor 7000 gulden. De brouwerij is gelegen in Sommersdijck in Zeelant Belend door: ten oosten de Achterstraet, ten zuiden de schuur van Jan Marinis Breeman, ten westen de bailiu de Cocq en ten noorden de Brouwerijstraet. [45]
Op 14-7-1649 maken Isaac de Susio, weduwnaar van Christina Gerritsdr, toekomstige bruidegom en Grietje Pietersdr, weduwe van Pieter Janss van den Brouck, toekomstige bruid, huwelijkse voorwaarden. [46]
Op 14-12-1649 verklaren Maertgen Heijndricx, 51 jaar, Ermtge Jans, 37 jaar, Maertge Meijnderts, 27 jaar, en Ingetge Willems, 24 jaar, op verzoek van Ariaentge Theunis, gehuwd met Cornelis Maes, wonende aan de westzijde van de Schiedamsedijk, dat zij gisteren, 13 december, gehoord en gezien hebben dat Isaacq de Susio en zijn vrouw Grietge Pieters beledigingen hebben geuit tegen Ariaentge Theunis, en haar een 'oude droncken verloopen hoer' en een 'oude tooveresse' genoemd hebben. De deposanten, met uitzondering van Maertgen Heijndricx, zijn woonachtig in het huis van Ariaentge Theunis. Voorts verklaren Ariaentge Bastiaens, 26 jaar, en Jannetge Arents, 20 jaar, dat zij negen weken geleden, 's-nachts in het huis waar Maertge Meijnderts woonde op het zieke kind van Maertge hebben gepast, en daar een groot kabaal hebben gehoord. [47]
Op 12-3-1650 beloven Isaac de Susio en Ysabelle de Susio, op 1-5-1651 een bedrag van 1.000 gld. te betalen aan Pietertge Gerrits van Couwenburch (weduwe van Claes Jansz Pontsman). Dit is achterstallige rentebetaling vanaf okt. 1649 voor een hypothecaire lening ad 6.000 gld op een brouwerij in Sommelsdijk. Tot borg stelt zich Grietge Pieters, echtgenote van Isaac, terwijl Ysabelle belofte doet voor de prompte voldoening van de schuld. [48]
Op 27-3-1650 verhuurt Isaack de Susio, aan Pieter van de Walle, een huis en erf aan de Wijnhaven (naast het huis waarin verhuurder nu woont). De huurperiode bedraagt 3 jaar, tegen een huur van 425 gld. per jaar. Verhuurder zal een vloer in het pakhuis onder de woning leggen en een pomp installeren. Ingeval van verkoop van het pand dient huurder tijdig inglicht te worden. [49]
Op 27-5-1651 bekennen Geraert (Gerrit) Croesen (Croesse) en Hiob Thomasz Dycklant, 700 gld. ontvangen te hebben van Grietge Pieters, nu echtgenote van Isaac de Susio. Isaac was borg voor kapitein Schooneman, die veroordeeld is tot 700 gld. Croesen en Dycklant hebben de veroordeling overgenomen van Doen Jansz (Die Janse Voshol) uit Vlaardingen. Ze geven hierbij kwijting. Doen Jansz treedt op als getuige. [50]
Op 21-11-1652 testeren Gerrit Stevensz, zeilmaker, en zijn vrouw Trijntge Gerritsdr. Zij herroepen een voorgaand testament van 11-3-1646 gepasseerd bij notaris Adriaen Kieboom en ten gunste van zijn oom Isaacq de Susio. Nu benoemen zij elkaar tot hun enige erfgenaam en legateren zijn nicht Maria Cornelisdr Buirman, Ida Cornelisdr, dochter van Cornelis Gerritsz Neeloom, Ida Isaacqdr de Susio, dochter van Isaacq de Susio, de kinderen van de reeds overleden Pieter Jansz Slijper, Jan Cornelisz Neeloom, Gerrit Cornelisz Neeloom. Trijntge Gerritsdr legateert haar moeder Maichen Huigensdr. [51]
Op 20-12-1659 verklaart Dirck Dircksz Valckenrijck, wonend te Leiden, dat hij door zijn schoonvader Quirijn Gillisz van der Klanck bij notaris Pieter Gerraertsz van Thielt te Leiden op 17-12-1658 isgemachtigd om de penningen van zijn schuldenaren te vorderen en te ontvangen. De kopie d.d. 2-12-1659 van deze akte is aan deze notaris geleverd. Valckenrijck machtigt Thomas van der Helm, deurwaarder, om hem te vervangen in de bovenstaande procuratie.
Op een ongenummerde, ongedateerde en niet-ondertekende pagina staat: Isaak du Susio, makelaar, verkoopt zijn huis en erf aan de oostzijde van de Wijnhaven, belend door de verkoper aan de oostzijde, de erfgenamen van Teunis Waele ten westen en het stadserve aan de achterzijde. Koper is Gerrit Groenrijs, koopman te Delffgauw, voor 2800 gulden. [52]
Op 25-1-1661 leggen Jacob Roscam, oud 41 jaar, Isaack de Riemer, oud 32 jaar en Hartlieff van Kattenburch, oud 27 jaar, een verklaring af op verzoek van Jacob Velthuysen, coopman, dat zij op 21 januari in zijn huis aanwezig waren. Aldaar verscheen ook Isaak du Susio, makelaer alhier. Zij hoorden daar dat genoemde Velthuysen ruzie kreeg met Du Susio over rekeningen voor diens zoon in verband met de leverantie van gepelde gerst. [53]
    Uit zijn eerste huwelijk ((de) Susio-Neeloom) twee dochters Anna en Ida gedoopt te Rotterdam:
  • 1. Anna (Annetgen) (de) Susi(j)o, ged. geref. Rotterdam 26-9-1631 (get. Claesge Geerets), ovl. na 1699, vlascoopster en bejaarde (!) dochter (1662), j.d. van Rotterdam wonend op de Leuvenhaven (1664), doopget. (1675, 1696, 1699, otr. Rotterdam geref. 17-2-1664 ("deze geboden werden opgehouden om redenen 27 Feb.") Pieter Merckelbach (Merckelenburg), ovl. vóór 1696, beg. Rotterdam 27-12-1673 ("Pietter Merchgelbach wonende in de Tweeleuestech"), j.m. van Rotterdam wonend in de Twee Leeuwensteegh (1664), schilder (1667), fijnschilder.
    Op 12-1-1662 bekent Anneken de Susio, vlascoopster, bejaarde dochter, een schuld van 100 gulden te hebben aan Cornelis van Crimpen, seylmaker, wonend buiten het Hofpoortge ter zake van een lening. [54]
    Op 8-9-1667 verkoopt Pieter Merckelbach, schilder, wonende te Delfshaven, man van Anna de Susio, de erfenis die hij voor Anna ontvangt, nl. een vierde deel van een derde deel in de helft van de boedel van wijlen Gerrit Stevenss van Osch, overleden te Gorcom, weduwnaar van Teuntge van Aelst, aan Andries de Vet, schout te Moercappelle, en zijn oom Jan Aelbertss Merckelbach, kuiper, voor de prijs van 300 gulden. Pieter machtigt de kopers de erfenis in ontvangst te nemen. [55]
    Op 5-4-1696 leggen Matthijs van Loon, 51 jaar, schrijnwerker, zijn vrouw Catharina Zelij, 55 jaar, Joanna Hamers, 48 jaar, weduwe van Andries Staets, en Annetge Michiels Wilt, 49 jaar, ongehuwd, een verklaring af op verzoek van Anna Maria Pila, vrouw van Gerard Verschuijren, dat zij haar al sinds 1674, toen zij hier reeds woonachtig was, kennen. Anna de Susio, 64 jaar, weduwe van Pieter Melcherbacq, fijnschilder, en Maria de Susio, 60 jaar, vrouw van Henrik Westhoff, schilder en glazenmaker, kennen haar sinds 1679. Zij heeft de kunst van het maken van masticot hier te lande gebracht. Allen kennen haar en haar man als deugdelijke en eerlijke lieden. [56]
      Uit dit huwelijk (o.a.?):
    • a. Adrianus Merckelbach, ged. geref. Rotterdam 14-9-1664 (get. Iafge Jans, Jan Merckelbach).
    • b. Isaack Merckelenburg, ged. geref. Rotterdam 30-7-1665 (get. Ida de Susio, Aelbert Merckelenburg).
      een kind van Pietter Merckelbach in de Toerenstraet, beg. Rotterdam 30-9-1686, is verm. bovenstaande Adrianus of Isaack
    • c. Cristina Merckelbach, ged. geref. Delfshaven 2-10-1667 (get. Cornelis Ariensz van Crimpen, Sara van Crimpen, Margarieta de Jager), j.d. van Rotterdam wonend in de Westwagestraat (1696), otr./tr. Rotterdam 29-1/14-2-1696 Hillebrand van Steenhuijsen, j.m. van Collum wonend op de Schiedamsedijk (1696). Hieruit verder nageslacht bekend.
  • 2. Yda (Ida) (de) Sus(ij)io, ged. geref. Rotterdam 9-7-1637 (get. Filpts de Lavierre en Aeltgen Craenebrockx), beg. Rotterdam Grote kerk (eijge kelder) 27-9-1718 ("Ida Susio, huisvrouw van Cristoffel Dijnoot wonend in de Westewagestraet, laat na 4 meerderjarige kinderen"), eerst comptoirdochter in de brouwerij van het Witte Paert, later (1656) bij de brouwerij van den Brill, j.d. van Rotterdam wonend op de Wolfshoek (1670), wed. van Adriaen van Beekhuijsen van Rotterdam wonend op de Leuvehaven (1681), doopget. (1665, 1677, 1679, 1684, 1687, 1688, 1690, 1694, 1697, 1698, 1699, 1702, 1703, 1705, 1707, 1708, 1709, 1710, 1711, 1714), otr. 1o Rotterdam geref. 27-4-1670 en tr. 1o Overschie geref. 11-5-1670 (met attestatie van Rotterdam) Adriaen van Bee(c)khui(j)sen, beg. Rotterdam in de kerk 21-11-1678 ("Adereijaen Beckhuijssen, man van Ida de Susijn wonende op de Leuffehaven bij de Noertzee, laat 3 minderjarige kinderen na), j.m. van Bommel wonend op de Botersloot (1670), doopget. (1677), otr./tr. 2o Rotterdam geref. 07/24-9-1681 (Chri)Stoffel Deijnoot, ged. geref. Rotterdam 31-12-1654 (oudersnamen onder patroniem, get. Areijaentge Claes en Fransijnen Jans), ovl. Rotterdam nov. 1718 (oud 65 jaar) en beg. Grote Kerk (eijge kelder Noordpand graf 200) 21-11-1718 ("Stoffel Deinhout, wednr. van Yda Susio, wonend in de Waagestraet, laat na 2 minderjarige en 4 meerderjarige kinderen"),[57] beenhouwer (1676),[58] wednr. van Clementia van der Heul (huw. 1675) van Rotterdam wonend in de Westwagestraat (1681), doopget. (1702, 1703, 1705, 1707, 1708, 1709, 1710, 1711, 1714), zn. van Maerten Christoffelse Deynoot, beenhakker, en van Lysbet Claesse van der Penning.[59]
    Op 3-11-1656 wordt op verzoek van Samuel de Back, brouwer van de brouwerij van het Zeeusche Wapen afgelegd door Yda de Susio, destijds comptoirdochter in de brouwerij van het Witte Paert, nu als zodanig bij de brouwerij van den Brill. Zij bevestigt dat de haar getoonde damcedillen (vrachtbrieven) destijds door haar zijn uitgeschreven in opdracht van de brouwster Maria Selkerts van de brouwerij van het Witte Paert en dat de genoemde lading is verscheept. [60]
    Christoffel Deynoot maakt bij akte N 973/685 huw. voorwaarden met Ida de Susio, wed. van Adriaen van Beekhuysen. [61]
      Uit haar eerste huwelijk (van Beeckhuijsen-de Susio) (o.a.?):
    • a. Lodewijk van Beeckhuijsen, ged. geref. Rotterdam 17-3-1671 (get. Denijs van Helmond, Marijtie van Helmond, Gerard de Susio, Marija Mathijs), ovl. jong?
    • b. Lodewijck (van) Beeckhuijse)n), ged. geref. Rotterdam 8-7-1672 (get. Johanus van Beeckhuijse, Elsa van Hellemont), j.m. wonend in de Hooftsteeg (1707), otr. Rotterdam geref. 27-2-1707 Catharyna Elias, j.d. van Sluijs (1707). Hieruit verder nageslacht bekend.
    • c. Susio Lodewijck van Beeckhusen, ged. geref. Rotterdam 28-11-1673 (get. Gerard de Susio, Marija Mahieus), ovl. 1724 (bij het vergaan van het schip Appolonia onderweg van Batavia naar Japan), j.m. van Rotterdam wonend in de Westwagestraat (1699), wednr. van Rotterdam wonend in de Calverstraat (1719), otr./tr. 1o Rotterdam geref. 8-3/15-4-1699 (hij als Susio Beekhuijsen) Maeijke (Marijtie) Kornelisse Mond(t), beg. Rotterdam Zuiderkerkhof 30-5-1716 (Marijtie Kornelisse Mondt, huisvrouw van Susijo van Beekhuijse wonend in de Lommerstraat bij de Wilde Seesteeg, laat na 1 minderjarig kind), j.d. van Rotterdam wonend in de Lombertstraat (1699), (Hieruit verder nageslacht bekend), otr./tr. 2o Rotterdam geref. 18-11-1718/10-1-1719 Catharina van Eyk, beg. Rotterdam Zuiderkerkhof 27-10-1727 (Catrijna van Eijk, wed. van Susie (!) Beekhuijse, wonend in de Lombertstraat over den Doelstraat, laat na 1 minderjarig kind), j.d. van Rotterdam wonend in de Lomberstraat (1719). Hieruit verder nageslacht bekend.
      Susio van Beekhuijsen maakt viermaal een reis voor de VOC naar de Oost. Na zijn eerste reis (1714-1715) ziet hij zijn eerste vrouw Maeijke Mond voor het laatst, zij overlijdt twee maanden na zijn vertrek voor de tweede reis (1716-1717). Susio hertrouwt begin 1719 met Catharina van Eyk en vertrekt vijf maanden later voor zijn derde reis. Hoe hij terugkomt is onbekend, het zal eind 1720, begin 1721 geweest zijn want medio 1721 vertrekt hij voor zijn laatste reis, waarvan hij niet zal terugkeren omdat zijn schip in 1724 op de terugreis tussen Batavia en Japan vergaat.
      Details van zijn vier reizen:
      Hij vaart op 16-1-1714 als Susio van Beekhuijsen, afkomstig van Rotterdam in de rang Schiemansmaat voor de kamer Rotterdam van de VOC met het schip Kiefhoek via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst ??? en vertrek ???) naar Batavia alwaar aankomst ???, vaart op 26-11-1714 met het schip Ter Horst voor de kamer Rotterdam via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 26-2-1715 en vertrek 5-4-1715) terug naar Nederland alwaar aankomst 6-8-1715, (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief ),[62] vaart op 25-3-1716 als Susio van Beekhuijsen, afkomstig van Rotterdam in de rang Schiemansmaat voor de kamer Rotterdam van de VOC met het schip Ter Horst via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst ??? en vertrek ???) naar Batavia alwaar aankomst ???, vaart op 1-12-1716 met het schip Westhoven voor de kamer Delft via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst 9-3-1717 en vertrek 13-4-1717) terug naar Nederland alwaar aankomst 30-7-1717, (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief ),[63] vaart op 16-5-1719 als Susio van Beekhuijsen, afkomstig van Rotterdam in de rang Schieman voor de kamer Rotterdam van de VOC met het schip Kommerrust naar Batavia, keert op onbekende wijze terug naar Nederland (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief),[64] vaart op 9-7-1721 als Susio van Beekhuizen, afkomstig van Rotterdam in de rang Schieman voor de kamer ??? van de VOC met het schip Heesburg via Kaap de Goede Hoop (alwaar aankomst ??? en vertrek ???) naar Batavia alwaar aankomst ??, vertrekt op ??? met het schip Appolonia voor de kamer ??? uit Batavia en overlijdt in 1724 doordat het schip is vergaan onderweg van Batavia naar Japan, (hij heeft geen maandbrief, en geen schuldbrief).[65] [66]
    • d. Cristina (Stijna) Beeckhuijsse, ged. geref. Rotterdam 27-10-1675 (get. Johannes Beeckhuijsse), j.d. van Rotterdam wonend in de Lombertstraat (1719), otr./tr. Rotterdam geref. 28-5/14-6-1719 Ant(h)onij Drom, beg. Rotterdam Gallerij bij de Delfsevaart 7-3-1740 (laat na 1 minderjarig en 1 meerderjarig kind), wednr. van Rotterdam wonend op de Leuvehaven (1719), sleper (1740). Hieruit verder nageslacht bekend.
    • e. Adriaennus Beeckhuijsse, ged. geref. Rotterdam 18-7-1679 postuum (get. Deonijs van Beeckhuijsen en Jorina van Beeckhuijsen), heeft een relatie met Maritie Heijndriks met wie hij in 1703 een "onegt" kind geref. laat dopen te Rotterdam (1703).
    Uit zijn eerste huwelijk ((de) Susio-Neeloom) nog een dochter Maria en een zoon Gerard, van wie geen dopen te Rotterdam werden gevonden. Dat zij toch hun kinderen zijn blijkt onder andere uit een aantal notariële akten en het feit dat zij over en weer optreden bij dopen van kinderen van de bovengenoemde Anna en Ida. De gegevens van Maria en Gerard volgen hierna:
  • 3. Marija de Susio, geb. vóór ca. 1650, beg. Rotterdam 26-2-1700 ("Marijtje Susio wonende in de Wagestraet"), j.d. van Rotterdam wonend op de Wolfshoek (1670), wed. van Hendrik Koevleijsch wonend in de West Wagestraat (1683), otr./tr. 1o Rotterdam geref. 25-5-/11-6-1670 Henderick Maertense Koevleesch (Koevleijs), j.m. van Rotterdam wonend in de Houttuin (1670), otr./tr. 2o Rotterdam geref. 17-2/31-1-1683 Hendrik Westhoff, ovl. na 1696, j.m. van Hohen Limburg wonend in de Korte Jofferstraat (1683), schilder en glazenmaker (1696).
    Op 10-7-1695 wordt een verklaring afgelegd op verzoek van Gerard Verschuijren, koopman, door Henrick Westhoff, tezamen met zijn vrouw Maria de Susio, dat hij met zijn compagnon Henrik Mullard te Sevenhuijsen geprobeerd hebben de 'masticot'(verfsoort) na te maken zoals deze door Verschuijren wordt gemaakt. Uiteindelijk is 't hen gelukt een middel soort 'geele masticot' te maken, maar geen hoge of lichte. [67]
      Uit haar eerste huwelijk (Koevleijsch-de Susio):
    • a. Maerten Koevleijs, ged. Rotterdam rem. 26-7-1671 (get. Jan Maartense en Judith Maertens).
    • b. Maria Koevleijs, ged. Rotterdam rem. 19-12-1673 (get. Jan Maartense Koevleis en Grietje Maartens Koevleis), doopget. (1702).
    • c. Christina Koevleijs, ged. Rotterdam geref. 21-4-1675 (get. Gerrard de Susio en Anna de Susio),[68]


IV

IVa. Gerard (de) Susio, geb. vóór ca. 1635, beg. Rotterdam 21-2-1678 ("Gerrart de Susseyo man van Marija Mach, makelaer wonend op de Wijnhaven naest de nyeue huijssenen. laat na 1 meerderjarig kind), doopget. (1671, 1673, 1675), wonende te Middelburch (1662), makelaar (1664-1669), coopman (1666, 1675) wonend te Rotterdam (1666..1675),[69] belender in de Laan van Jacob van Couwenhoven (1666), is reder van een koopvaardijschip genaamd Coninck David (1666), tr. vóór ca. 1660 Maria Mahieus van Poelvelt (Poelveld(t)), ovl. na 1690, doopget. (1671, 1673, 1681, 1685, 1690), wed. van Gerard Susio van Middelburg wonend op de Wolfshoek te Rotterdam (1679), wordt geref. lidmaat te Delft jan. 1680 op attestatie van Rotterdam (met twee kinderen). Zij hertr. Delft 26-8-1679 (attestatie gegeven naar Kralingen 10-9-1679) en otr./tr. Rotterdam/Kralingen geref. 27-8/10-9-1679 (met attestatie) haar zwager Jacob Dircxzn Plantenburg(h), geb. vóór ca. 1615, beg. Delft Nieuwe kerk 11-11-1693 ("Jacob Dircksz Plantenburgh wonend in de Voorstraat tegenover brouwerij de Posthoorn"), j.m. en boekenverkoper in de Hippolytusbuurt te Delft (1636), wednr. van Catarina Buijs en bouchvercooper op de Voldersgracht aldaar(1640), woont in de Bibel op het Marktveld te Delft (1678), wednr. van Elisabeth Mahieus van Poelevelt (huw. 1640) wonend te Delft (1679), doopget. (1648, 1681, 1682, 1684, 1685).

Op 24-12-1659 sluiten IJsaacq de Susio, makelaar, en Paulus van Bellickhoven, wijnkoper, man van Maria van Rijnsoever, die mede optreedt, samen met de eveneens comparerende Johannis van Rijnsoever, uit naam van zijn vrouws zusters, te weten Anna van Rijnsoever en Ida van Rijnsoever, minderjarige kinderen van Cornelis Geritssen van Rijnsoever, een akkoord over een custingbrief. De custingbrief was gehypothekeerd op een huis aan de zuidzijde van de Wijnhaven. Dit huis is nu in bezit van Adriaen Vroesen, raad en vroedschap alsmede schepen. Verder worden genoemd: Gerard de Susio, Wessel van der Heul, substituut stadssecretaris, en Gerard Groenrijs. [70]
Op 26-5-1662 leggen Adriaen Andriesz van Vlissingen en zijn huisvrouw Tanneken Jacobsdr van Vlissingen, op verzoek van Gerrit Susio, wonende te Middelburch in Zeelant een verklaring af over een partij Mybes zuyckeren. Hierbij waren betrokken William Martyn, schipper van Londen, Bartel Metelder, schipper van zijn schip genaamde Roman Metelder, Arnout van der Beecke, coopman te Londen, Salomon Sallingen en mr Perkens. [71]
Op 26-7-1663 verklaart Davit Jacobs van Sonnevelt, schrijnwercker, schuldig te zijn aan Gerard Desusio, makelaer, de somma van 150 gld. [72]
Op 12-9-1664 attestatie of verklaring Pauels Timmers de jonge, schepen, en Geraert de Susio, beedicht maeckelaer, verklaren op verzoek van de gemene coopluyden, reeders en seeschippers te Rotterdam dat zij weten dat een Engels schipper, Heindrick Wol, alhier vracht zoekt om met zijn schip naar Bourdeaulx te varen om weer terug te komen met wijnen uit Bourdeaulx voor degenen die hem daarvoor opdracht zullen geven. Pauels Timmers is voor de schipper daartoe aangesproken door Tohmas Canter, coopman alhier, en Geraert de Susio is aangesproken door herbergier Coets uit de Wijnstraet die hem verzocht vracht te zoeken bij de cooplieden. [73]
Op 28-5-1666 verleent koopman Gerrard de Susio machtiging aan de jonge Samuel Sepheard alhier om bij Aernout van der Beke te Londen elf pond sterling te innen over vier pijpen (vaten)suiker .Van der Beke heeft op 6-6-1662 aan de Susio bericht dat de suiker niet bij hem zou berusten. Andere namen in deze brief vermeld zijn mr. Martin, Andries Andriesz en mr. Perckens. Het koopvaardijschip van de Susio, genaamd Coninck David, met daarop als schipper Pieter Naelhout, is onlangs te Pleijmijden (Plymouth) opgebracht. Het geld zou bestemd zijn geweest t.b.v. van arme gevangenen aan boord van genoemd schip. [74]
Op 17-9-1667 machtigt Pieter Naelhout uit Veere in Zeeland, zijn broer Cornelis Niclaes Naelhout te Rotterdam, om van Gerard de Susie of Zusie, makelaar, 96 gulden en gemaakte kosten te innen, die hij volgens een obligatie van 28/02/1666 van hem te goed heeft. [75]
Op 9-3-1669 sluiten Jan Elantssen de Vrome, voogd van Sijbertus Vijch, enige zoon van wijlen kapitein Dirck Vijch en van Margaretha van den Brouck, tegenwoordig gehuwd met dominee Herbertus de Jager, en Gerard de Susio, gemachtigde van genoemde De Jager en Margaretha van den Brouck, een overeengekomen met Reijniera van Crackouw, weduwe van Sijbertus Vijch en moeder van wijlen Dirck Vijch, wonende te Harderwijk, inhoudende dat zij afstand doen van het beslag dat zij hebben laten leggen op het geld dat haar in een arbitragezaak is toegewezen door de arbiters Adriaen Paets en Samuel de Beijer. [76]
Op 13-6-1671 verkoopt Eva Gijsbertsdr van der Mij voor ƒ 2075,-- aan Gerard Desusio, een hofstede, huizinge en tuin gelegen aan de Hoge Rijndijk strekkende tot de Rijn toe, belend enerzijds Gideon Piaat, anderzijds Antony Keyser, hebbende de uitgang door een gemeene laan op de Hoge Rijndijk. De waarbrieven zijn van 19-4-1666. [77]
Op 25-2-1675 bekent Dirck van Ryssen raadt in de vroedtschap van Utrecht, schuldig te zijn aan Gerard de Susio, coopman tot Rotterdam, ƒ 118,- vanwege een huurschuld. [78]
Op 22-6-1679 verkoopt Maria Mahieuws, wed. van Gerard de Susio te Delft voor ƒ 1538,-- aan Cornelis van Houck, koopman te Leiden, een vermakelijke en welgelegen hofstede met een welbeplante tuin gelegen aan de Hoge Rijndijk uitgaande met een gemeene laan op de Rijn, belend ten N. Antony Keyser, ten W. de Rijndijk, ten Z. de koper, ten O. de Rijn. De waarbrieven zijn van 8-6-1671. [79]
    Uit dit huwelijk (o.a.?):
  • 1. Maria Jacoba (de) Susio, geb. vóór ca. 1660, ovl. vóór 1738, jongedochter van Middelborgh wonend op de Wijnhaven te Rotterdam (1678), wed. van Johan Fits wonende op het Marktveld te Delft (1680), wordt geref. lidmaat te Delft juli 1685 op attestatie van Valkenburg, otr. 1o Rotterdam geref. 1-5-1678 en tr. 1o Rotterdam engels-presb. 18-5-1678 John (Jan) Fitz, ovl. 1678-1681, j.m. van Amsterdam wonend op de Nieuwehaven (1678), otr. 2o Delft 21-9-1680 (attestatie op Valkenburch gegeven den 21-12-1680) Jacob Naelhout (Maelhout), wednr. van Catarina Stolwijck (bij wie een voorzoon Nicolaes) van der Veer (=Veere), wonend te Valkenburg (1680), wordt als Jacob Naelhout, wonend op de Noordzijde, geref. lidmaat te Veere 4-2-1661, koopt een huis en erf staande en gelegen omtrent de Rijn en de grote Watering in Valkenburg (1681), burger en koopman binnen de stad Delft (1695), luitenant ter zee bij de Admiraliteit op de Maze (1690-1702),[80] belender in de heerlijkheid Valkenburg (1696), commandeur (1696, 1697),[81] doopget. (1678).
    Op 1-7-1681 transporteren Willem Cornelisz Quakkebosch, Pieter Willemsz Bosboom, Jan Sijmensz Velze, als diakonie armenmeesters van de Heilige Geestarmen in Valkenburg op sr. Jacob Naelhout een huis en erf staande en gelegen omtrent de Rijn en de grote Watering in Valkenburg, beland ten noordoosten de Rijn, ten zuidoosten de Grote Watering, ten zuidwesten de weduwe van Dirck Dirxe Segwaert en ten noordwesten de koper zelf. [82]
    Op 14-8-1695 verklaart Hr. Jacobus Naelhout, burger en koopman binnen de stad Delft, als verkoren bloedvoogd, volgens testament gemaakt door zijn overleden vrouw Catarina Stolwijck d.d. 28-8-1678 voor notaris Torenvliet, dat hij aan hun minderjarige zoon Nicelaas Naelhout het moederlijk erfdeel, duizend zilveren ducatons, schuldig is en verbindt daarvoor twee morgen land gelegen in het achterste gedeelte van de Langewei in de heerlijkheid Valkenburg, belend ten noordoosten Jacobus Naelhout zelf, ten zuidoosten Huijg van Veen en ten zuiden en zuidwesten de kerk van Valkenburg. Verder verbindt hij hiervoor een pannebakkerij mede gelegen in de heerlijkheid Valkenburg, tegenwoordig verhuurt aan Dirck Leendertsz Segwaert, en belend ten oosten de Rijn, ten zuiden de watering, ten westen de heerweg en ten noorden de erfgenamen van Cornelis Krijnen van Swieten. Deze akte werd geroyeerd volgens opdracht van het Hof van Holland d.d. 16-2-1693. [83]
    Op 16-2-1693 (NB gelet op de doopdata der kinderen kan dit jaartal niet goed zijn) Jacob Naelhout verklaart te zullen gaan hertrouwen met Maria Jacoba de Susio, hebbende bij zijne eerste vrouw Catharina Stolwijk eenen zoon Nicolaas. [84]
      Uit haar tweede huwelijk (Naelhout-de Susio):[85]
    • a. Gerard Naelhout, ged. geref. Valkenburg febr. 1681 (get. Jacob Plantenburgh en Maria van Poelvelt).
    • b. Cornelia Naelhout(¥), ged. geref. Valkenburg 4-10-1682 (get. Jacobus Plantenburgh, Magdalena Cruijsse en Maria van Poelvelt), ovl. na 1745, wordt als Cornelia Naalhout, wonend op de Nieuwe Haven, geref. lidmaat te Vlissingen 1-1-1726 op attestatie van Hulst, woont 1732 als wed. te Culemborg, wordt als Cornelia Naalhoudt geref. lidmaat te Veere 29-7-1733 op attestatie van Cuijlenborg, wordt als Kornelia Naelhout, wonend op het Lange Groenewout, geref. lidmaat te Vlissingen 1-10-1737 op attestatie van van ter Vere, krijgt als Kornelia Naalhout op 20-3-1745 attestatie van Vlissingen naar Bergen op Zoom, tr.[86] Jean (Johan) Antoine de Salve, geb. vóór ca. 1675, ovl. 1726/27. wordt op 17-4-1693 als Johan de Salve benoemd tot Vaandrig in de compagnie van kapitein Coomans,[87] wordt vermeld als Johan de Salve, vendrigh, bemanningslid op 's Lands hoeker Blikkenburgh van de Admiraliteit van Zeeland 14-2-1701 tot 9-1-1703,[88] wordt op 12-7-1703 als Jean de Salve, vaandrig in de compagnie van kolonel De Mauregnault, benoemd tot Luitenant in de compagnie van van kapitein Van Huls,[89] wordt op 1-11-1706 als Johan de Salve, voorheen luitenant in de compagnie van kapitein Van Huls, benoemd tot Luitenant in de compagnie van sergeant-majoor Thielman Jonckbloet,[90] wordt op 25-9-1710 als Jan de Salve, voorheen luitenant in de compagnie van kapitein Wissel Becker, benoemd tot kapitein in het regiment van kolonel de Mauregnault,[91] wordt als Jan Anthonij de Salve, wonend op de Nieuwe Haven, geref. lidmaat te Vlissingen 1-1-1726 op attestatie van Hulst, zn. van Marc Antoine de Salve, heer van Bruneton, luitenant die in 1687 met zijn zoons Pierre, Jacques en Jean Antoine emigreerde van uit Languedoc naar de Nederlanden. Hieruit verder nageslacht bekend. Zij wonen te Bergen op Zoom (1720).

      COMMENTAAR(¥) NB In Nederlandsch Adelsboek 44(1951) wordt Cornelia Naelhout dochter genoemd van Jacob Naelhout en Maria Jacoba de Susio. In eerdere jaargangen heetten zij nog dochter van Pieter Naelhout!
      Op 19-9-1729 testeert te Culemborg Cornelia Naelhout, weduwe van den kapitein Johan Anthony de Salve en benoemt tot erfgename hare zuster (sic!) Dina Groenewald, die met haren man Willem Legenhoek te Bergen op Zoom woont.[92]
    • c. Jacob(us) Naelhout (Naalhout), ged. geref. Valkenburg 28-5-1684 (get. Jacobus Plantenburg en Ida de Susio), ovl. 1725-1738, kapitein ter zee (1703),[93] woont te Lexmond (1716), kapitein van de Admiraliteit van de Maas, wonende te Culemborg (18-6-1725).[94]
      Op 25-1-1738 compareert te Lexmond Bastiaentje Joosten Baes enige erfgenaam van wijlen Jacobus Naalhout op last van sijne 5 kinderen. Zij verleent machtiging aan Jacob Niekerk voor het uitkeren van de legitime portie. Het betreft ook de nalatenschap van Maria Jacoba Susio in leven huijsvrouw van captain Naalhout met en nevens Cornelia Naalhout weduwe de Salvos [95]
    • d. Pieter Naalhout, ged. Delft 3-3-1686 (get. Jacobus Plantenburg en Maria de Susio).

Drie huwelijken van Margaretha Pieters Geleyns
Margaretha Pieters (Geleyns), geb. vóór ca. 1595, beg. Rotterdam 13-10-1652 ("Grietje Pieters Geleyns huisvrouw van Sij Sijaen {sic! leesfout!), j.d. (1614), wed. van Dirck Jansse, in sijn leven onderterwijck(?? leesfout: onderwijzer?) deser stede (1636), doopget. (1640), wonend op het Nieuwe Hooft (1649), otr./tr. 1o Rotterdam geref. 24-8/07-9-1614 (beiden onder patroniem) Dirck Jans (Vermij), ovl. 1627-1636, j.m. (1614), otr./tr. 2o Rotterdam geref. 29-6/13-7-1636 Pieter Jansz van den Brouck (Broeck), geb. vóór ca. 1605, beg. Rotterdam 14-7-1647 ("Pieter Jansz van den Broeck man van Grietje Pieters"), wednr. van Lijsbet Jans (1636) en eerder (1630) van NN afkomstig van der Goude (1630), capitein, doopget. (1640, 1642), otr. 3o Rotterdam geref. 18-7-1649 Isaack Jansz (de) Susio, geb. 1588/89, beg. Rotterdam 25-9-1661 ("Isaack de Susio, weduwnaar"), bij wie geen nageslacht. Zie Fragment De Susio nr. IIIa voor verdere gegevens over het derde huwelijk van Margaretha Pieters (Geleyns) met Isaack Jansz (de) Susio.

Kinderen van Grietje Pieters Geleyns
    Uit haar eerste huwelijk (Vermij-Geleyns) (o.a.?):
  • 1. Pieter Dirckxxen Vermij, geb. vóór ca. 1620, j.m. van Rotterdam wonend op de Leuvenhaven (1639), otr./tr. Rotterdam geref. 16/30-1-1639 Catharina Jans Touwer(s), j.d. van Rotterdam wonend op de Leuvenhaven (1639). Hieruit verder nageslacht bekend.
  • 2. Aeberam Dirkx (Vermij), ged. geref. Rotterdam 26-5-1625 (get. Maertge Geerets), ovl. verm. jong.
  • 3. Neeltge (Cornelia) Dirkx (Vermij), ged. geref. Rotterdam 2-9-1627 (get. Maertge Aerts, Maertge Dirck), ovl. na 1653, j.d. van Rotterdam wonend op de Luevenhaven (1647), otr./tr. Rotterdam geref. 09/23-6-1647 J(o)an Pieters de Rae(d)t, j.m. van Rhoon wonend op de Luevenhaven (1647), capitein (1652), grootschipper (1654) verm. zn. van Pieter Janse de Raet en Elysabet Woutersz Verduyn.
    Op de rechtdag te Rhoon van 23-12-1654 staat de te Delfshaven wonende grootschipper Jan Pietersz de Raet als eiser contra te Rhoon wonende Aert Andriesse. De Raet eist 187 gld. ter zake van hem eiser, omdat Aert Andriesse sedert Kerstmis 1652 tot Kerstmis 1653 heeft gebruikt een zeker stuk weiland gelegen in de polder 'Jaagin' in Rhoon. De gedaagde zegt dat hij met de huisvrouw van de eiser had afgesproken om op 1 mei eerstkomende te zullen betalen en verzoekt daarom uitstel.[96]
      Uit dit huwelijk (o.a.?):
    • a. Lijsbeth Jans de Raet, ged. geref. Rotterdam 10-12-1647 (NB hier heet de moeder Cornelija Jans!, get. Cappeteijn Schooneman, Maertge Heijnderickx).
    • b. Pieter Jans de Raet, ged. geref. Rotterdam 29-3-1649 (get. Pieter Janse de Raet, Neeltge Huibers, Maertge Jans Vermij, Griete Pieters van de Broeck).
    • c. Lijsbeth Jans de Raedt, ged. geref. Rotterdam 6-12-1650 (get. Wijtten Verduijn, Maertie Meijnders, Trintge Meijnders).
    • d. NN Jans de Raedt, ged. geref. Delfshaven 28-2-1655 (get. Capiteyn Vijch, Dirck van der Fol, Grietje van der Wilck, Barbara Glaude).
    • e. Aehje Jans de Raedt, ged. geref. Charlois 11-9-1661 (get. Adriaen Cornelissz Huijser en Neeltgen Pieters "behorende tot Delfshaven").
    Uit haar tweede huwelijk (van den Broeck-Geleyns) (o.a.?):
  • 1. Margarita (Grietge) Pieters van den Broek, ovl. na 1669, j.d. van Rotterdam wonend op de Leuvenhaven (1651), doopget. (1659), woont te Leiden (1662), wed. van Capiteijn Dirk Vijgh, van Rotterdam en wonend op de Schiedamsedijk (1664), testeert 1-8-1667 als Margarieta van den Broeck, huisvrouw van Ds. Herbertus Jaeger en wed. van Dirck Vijgh, voor nots. Chr. van Vliet te Delfshaven,[97] otr. 1o Rotterdam geref. 20-8-1651, ovl. vóór 1667 Dir(c)k (Diderich) Vijgh, ovl. 2-5-1661, doopget. (1641, 1659) capiteijn luitenenant op een Nederlands oorlogschip (1651, 1652), wonend in de Nieustraat (1651), cappitein (1654, 1658, 1659), zn. van Zybert Vijgh, capiteijn, en Reijntgen (Reinharda) van Cracau,[98] otr./tr. 2o Rotterdam/Kralingen geref. 22-6/06-7-1664[99] Ds. Herbertus de Ja(e)ger(¥), geb. vóór ca. 1635, ovl. na 1669, ingeschreven als student aan de Universiteit van Utrecht 1652 ("Herbertus Jansonius de Jager Lugduno-Batavus"),[100] j.m. van Alphen, wonend te Alphen (1664), vlootpredikant (1667), testeert 12-7-1667 op het schip Delff voor den Schrijver Joannes Crijgek,[101] staat op vertrek naar Oostindie (nov. 1668), waarna zijn verder lot vooralsnog onbekendis., verm. zn. van Jan Harberts Jager, schepen van Alphen (1640).[102]

    COMMENTAAR(¥) Hij moet niet verward worden met de gelijknamige Herbert de Jager geb. Swammerdam 1636/37, verm. zijn neef, beroemd oriëntalist, taalkundige, geneesheer en natuurkundig reiziger, ovl. Batavia 6-1-1694. Zie NNBW 7(1927) en Biographisch Woordenboek der Nederlanden (van der Aa) voor een uitvoerige biografie.
    Op 15-7-1661 wordt de verdeling gemaakt van de inventaris van de goederen van Diderich Vijch, capiteyn op een schip van oirloge ten dienste van den Lande, overleden op 2-5-1661, en Margarita van den Broek. De inventaris is opgemaakt ten overstaan van Cornelis van Thienen en Jacobus de Vos, voogden over Sijbertus Vijch, de zoon en enige erfgenaam van Dirck Vijch, door opgaven van zijn weduwe Margareta van den Broek. Hierna volgt een zeer uitgebreide inventaris, hier verder niet weergegeven. [103]
    Op 7-8-1662 testeert Margareta van den Broeck, weduwe van capiteyn Diderick Vijch, nu wonende te Leyden. Zij vermaakt haar natelaten goederen aan haar zoon en enig erfgenaam Sibertus Vijch. Tot voogden worden benoemd Justus Vijch, advocaet voor 't hoff van Aernhem, en haar neef Abram Isaacxs van der Horst. [104]
    Op 4-9-1666 verklaren Jacobus Vermeulen, stadtsconstapel, en zijn vrouw Helena Vermeulen op verzoek van Ds. Pieter Borremans dat, toen zij op 13-6-1666 met Heindrina de Munnick, dochter van capt. Heindrick de Munnick, en de vrouw van commandeur Dirck de Munnick op weg waren naar Delfshaven, zij Margrieta van de Broeck, vrouw van Ds. Herbertus de Jager, ontmoet hebben. Margrieta heeft gezegd dat haar man door het beroep van de Heer de plaats Ketel niet zou hebben en dat zij er, koste wat kost, voor zou zorgen dat Ds. Borremans de plaats ook niet zou krijgen. [105]
    Op 1-8-1667 testeert Margarita Pieters van den Broeck, wed. van Dirck Vijgh, capiteyn te water, vrouw van Herbertus de Jager, vlootpredikant. Zij benoemt tot haar erfgenamen Sijbertus Vijgh, haar voorzoon, haar man en Pieter de Jager, haar zoon uit haar huidige huwelijk. Uitsluitende de weeskamer. [106]
    Op 1-11-1668 verkopen Herbertus de Jager, predikant, en zijn vrouw Margareta van den Brouck, eerder weduwe van kapitein Dirck Vijch, een huis, staande op de hoek van de Wijnstraat en de Wolfshoek, aan Gillis Drost, koopman en winkelier in waren. Er wordt daarbij een bepaling gemaakt ten aanzien van Sijbertus Vijch, 13 jaar oud, de voorzoon van Margareta van den Brouck. Het verkochte strekt uit de haven tot achter aan het huis en erf van NN, en wordt ten zuiden begrenst door de Wijnstraat en ten noorden door Mathijs NN, steenhouwer. [107]
    Op 14-11-1668 verleent Herbertus de Jager, bedienaar van het Goddelijke Woord, op vertrek staand naar Oostindie, machtiging aan zijn vrouw Margareta van den Brouck om bij schepenen alhier een verkocht huis aan Gillis Drost over te dragen. [108]
    Op 9-3-1669 sluiten Jan Elantssen de Vrome, voogd van Sijbertus Vijch, enige zoon van wijlen kapitein Dirck Vijch en van Margaretha van den Brouck, tegenwoordig gehuwd met dominee Herbertus de Jager, en Gerard de Susio, gemachtigde van genoemde De Jager en Margaretha van den Brouck, een overeengekomen met Reijniera van Crackouw, weduwe van Sijbertus Vijch en moeder van wijlen Dirck Vijch, wonende te Harderwijk, inhoudende dat zij afstand doen van het beslag dat zij hebben laten leggen op het geld dat haar in een arbitragezaak is toegewezen door de arbiters Adriaen Paets en Samuel de Beijer. [109]
      Uit haar eerste huwelijk (Vijgh-van den Broeck):
    • a. Sijberta Vijgh (Vijch), ged. geref. Rotterdam 2-9-1654 (get. Aplonija van der Kaa, Joncker Cornelis van Egmont), ovl. jong.
    • b. Sijbert(us) Vijgh (Vijch), ged. geref. Rotterdam 17-6-1656 (get. Adriaen Liefhebber, Maria Jans, Maria van Griethuijsen), ovl. na 1669.
      Volontaire protocollen Bredevoort: [110]
      Martis 21. Octobris 1662 - Drost undt Richter Georgh Niclaes vander Lauwick, Coernoeten Willem Hartlieff, Caspar Everts.
      Erscheenen Overste wachtmr, Jr. Jacob van Dunnewolt in persona, met den Heere Doctore Justo Vijgh qualitate qua ende exhibierde seeckeren obligatie eijgenhandigh onderschreven als meede een actum ratificatioris van sijn Edl. Huijsvrouw Agnes Margreta van Padevoort onderteickent ende versochte dieselve ad majorem securitatem van woorde tott woorde ten protocolle moge inseriert ende den Heere Justo Vijgh die originale obligatien te rugge mogen gegeven worden.
      - In de marge : Dese obligatie met den interesse bekant d. Hr. Dr. Vijgh in dato den 15. April 70 voldaen ende betaelt te zijn, Ergo Vacat T. Bronckhorst Landtschrijver.
      Ick Joncker Jacob van Dunnewoldt Heere tott den Balckenschott bekenne voor mij, ende die Edelgebohren Juffr. Agnes Margrieta van Paedevoort mijn huijsvrouw, tott elucidatie van welckes consent hierbij d'eijgne handt van mijn huijsvrouw annecteert is, deughdelick opgenohmen ende ontfangen te hebben van den hoch Edelgebohren Heere ende Dr. Juste Vijgh, die summa van duijsendt Caroli gl. t'stuck ad 20 str. hollandtsch, zijnde deese penninghen suppilaire penninghen ende sullen tott proufijt van Sijberto Vijgh naergelaetenen Soon ende minderjaerigen van wijlen d'Hr. Capiteijn Derck Vijgh ende Joffer Margrieta van der Broeck geprocreert, jaerlix ende alle jaer, warvan het eerste Jaer sall verschenen wesen aenstaenden Jaers 1663 op Martini verpensioniert worden met vijfftich der voorgemelten gulden, is sulx vijff tegens hondert, wel te verstaen, datt van den gemelten interesse den thijnden penninck niet sall noch kan gecortet worden met bijgevoeghde conditie dat der Hr. Dri. Justo Vijgh niet sall vrijstaen het gemelte Capitael te redimieren binnen den tijdt van drij jaeren à data hac obligatione maer den Hr. Overstwachtmr. Jr. Jacob van Dunnewoldt ende sijnen Erven sal vrijstaen het gemelte Capitael jaerlix sonder eenighe dwanckloose te redimieren ende sulx nae voorgaende denuntiatie der looskundigungh, diewelcke eenen Jeden positie conditionibus uti supra, sall vergunt zijn, stellende welgemelte Overstwachtmr Dunnewolt voor sich ende sijnen Erven voor gemelte Capitael ende interesse ten onderpande alle sijne geriede ende ongeriede goederen, in specie den Balckenschott cum appertinentus, soo ende als dieselve mochten ende konden specificiert worden, submittierende dieselve allen Heeren Hoven, Richtern ende gerichten, in specie den Ed. Hove van Gelderlandt. Alles sonder bedrogh arg offte list. In oircondt is deese eijgenhandigh onderteickent, Bredevoort 21 Octobris 1662 Jacob van Dunnewolt tom Balckenschott. Doen hijrmede te kennen ende mag wel lijden, datt mijn Ed. Mann gelieve op te nehmen een seeckere summe van duijsendt gl. ende dieselve Gerichtelick te bevestighen in onse Aedelicke Hovesaete Balckenschott ende dieselve penninghen te ontfangen uijt handen van den Hr. Vijgh ende Margrieta van den Broeck weduwe van wijlen d'Hr. Capiteijn Derck Vijgh, ten behoeve van Sijbertus Vijgh, naegelaetenen Soon van den gemelten Capiteijn, als Vooghdt ende Vooghdesse van den voorn. Soon, den oirconde bij mijn onderteickent op Balckenschott den 20. Octobris 1662. Agnes Margretta van Padefort Vrou van Dunnewoldt.
    • c. Marija Vijgh, ged. geref. Rotterdam 27-11-1658 (get. Caterijn Cornelisse van Tienen, Jacob Wijtsmans), ovl. jong.
      Uit haar tweede huwelijk (de Jager-van den Broeck):
    • a. Elijsabeth de Jager, ged. geref. Rotterdam 3-4-1665 (Isaacus Huijsman, Elisabet van Swanenburch), ovl. jong?
    • b. Pieter de Jager, ged. geref. Delfshaven 25-12-1666 (Johannes Meessen Coelen, Elisabeth van Swieten, Catharina Waelpot), ovl. na 1667.


Verwikkelingen rond de nalatenschap van Grietje Pieters Geleyns
Op 8-12-1651 testeert Grietgen Pieters, vrouw van Ysaak Susio. Zij doet haar testament dat zij op 12-3-1648 bij notaris Christiaen van Vliet te Delfshaven gemaakt heeft te niet. Zij benoemt haar voordochter Cornelia Dirkx (uit haar huwelijk met haar overleden eerste man), gehuwd met Joan de Raet, tot erfgename van alle penningen die zij gekregen heeft of die haar verstrekt zijn in plaats van de legitieme portie. Zij benoemt de eventuele kinderen uit het huidige huwelijk van haar dochter Grietge Pieters van den Broek tot enige erfgenamen. Zolang Grietge met haar huidige man getrouwd is krijgt Grietge het vruchtgebruik. Als Grietges man en eventuele kinderen voor moeder Grietge overlijden is Grietge universeel erfgenaam, als Grietge ook overleden is gaat de erfenis naar Cornelia Dirkx. Zij benoemt Wessel Egbertsz van de Heul, substituut secretaris, en Andries Willemsz Kantier, kamerbewaarder der stad, tot voogden over de eventuele kinderen van Grietge Pieters en de kinderen van Cornelia Dirkx. Zij wil dat voordochter Cornelia haar huis, gelegen op de hoek van de Jonckmansteegh, zal aanhouden. [111]
Op 19-10-1652 wordt inventaris opgemaakt van de goederen die Grietge Pieters d'oude, vrouw van Ysaak Susio, nagelaten heeft, opgemaakt door capiteijn Dirk Vijgh man en voogd van Grietge Pieters van den Brouck, dochter van voornoemde capiteyn Pieter van den Brouck en Grietge Pieters De inventaris bevat huisraad, kleding en schilderijen. o.a. voorstellende capiteijn Pieter van de Broek en Grietge Pieters. [112]
Op 30-11-1652 wordt de boedelinventaris opgemaakt van de goederen van de overleden Grietge Pieters, eerst weduwe van Pieter van den Brouck, capiteijn, en naderhand vrouw van Isaac de Susio, opgesteld door capiteyn Dirck Vijgh, man en voogd van Grietge Pieters van den Brouck, dochter van voornoemde capiteyn Pieter van den Brouck en Grietge Pieters. [113]
Op 2-12-1652 leggen Jan Blom, brouwer in de Vos, en Adrijaen Mensz (ondertekent Meusen), gewezen schipper op het jacht van Zijne Hoogheid, een verklaring af op verzoek van Maria Beijens, weduwe van Jan Pisset. Zij verklaren dat Grietgen Pieters van der Brouck, vrouw van capitein Dirck Vijch, dochter van Grietgen Pieters, laatst vrouw van Isaack Susio, na het overlijden van haar moeder met haar zuster, Cornelia Dircx, vrouw van capitein Jan de Raedt, de goederen van haar moeder heeft verdeeld. [114]
Op 9-12-1652 leggen Adrijaen Meeus, gewezen schipper op het jacht van Zijn Hoochheit, en Pieter Boursse, schoolmeester, een verklaring af op verzoek van Maria Beijens, weduwe van Jan Pisset. Zij verklaren dat Cornelia Dircx, vrouw van capitein Jan de Raedt, bij Susanna Pisset, weduwe van Aert Schut, was. Cornelia Dircx zei dat zij met Grietge Pieters van den Brouck, haar halfzuster, vrouw van capitein Dirck Vijch, na het overlijden van hun moeder, Grietgen Pieters, laatst vrouw van Isaack Susio, de boedel van hun moeder hadden verdeeld. [115]
Op 18-12-1652 wendt de notaris zich, op verzoek van A. Wagensvelt, gemachtigde van Dirck Vijch, kapitein op een Nederlands oorlogschip, gehuwd met Margareta Pieters van de Brouck, tot Jan de Raet, echtgenoot van Cornelia Dircx. Hij moet haar aanzeggen dat Vijch van plan is de nagelaten boedel van Margareta Pieters, laatst vrouw van Isaac de Susio, en moeder van de vrouw van Vijgh en De Raet, te aanvaarden onder beneficie van inventaris. Wagensvelt wil van De Raet weten of hij de boedel gewoon wil aanvaarden, of eveneens onder beneficie van inventaris. [116]
Op 13-1-1653 machtigt Arnout Wagensvelt, notaris en procureur, Leonard van Zijl, notaris en procureur, om hem voor de schepenen als borg te benoemen voor de erfgenamen van Grietge Pieters de oude, laatst weduwe van Isaacq Susio. Het betreft de vaststelling van de inventaris en de verdere afhandeling daarvan. [117]
Op 14-1-1653 gaat de notaris namens Crijn Adriaensz van der Linde, luitenant van de burgerij, Hendrick Touwer, wijnkoper, de weduwe van Aert Schut, en de weduwe van Jan Pisset, allen crediteuren van de nagelaten boedel van Greetgie of Grietge Pieters d'Oude, vrouw van Isacq Susio, naar het sterfhuis van genoemde Greetgie om protest in te dienen bij haar erfgenamen in verband met de inventarisatie van de haar goederen. N.B. De weduwe van Jan Pisset tekent met Maria Pisset. [118]
Op 14-1-1653 gaat de notaris op verzoek van Crijn Adriaensz van der Linde, luitenant van de burgerij, Henrick Touwer, wijnkoper, de weduwe van Aert Schut en de weduwe van Jan Pisset, crediteuren van de nagelaten boedel van Grietgen Pieters d' Oude, vrouw van Isacq Susio, naar het sterfhuis van genoemde Grietgen om te protesteren tegen de gang van zaken rond de boedelbeschrijving. Zij willen die vernietigen. Een copie van het protest is aangenomen. Niemand wilde erkennen dat hij een erfgenaam was. N.B. Deze akte is door niemand ondertekend. [119]
Op 18-1-1653 gaat de notaris naar het sterfhuis van Grietge Pieters de Oude, vrouw van Isaack Susio, namens burgemeester Couwenhoven en de heer Arckenbout, voogden over het nagelaten kind van Maria Arckenbout, als crediteuren van de nagelaten boedel van genoemde Grietge om protest in te dienen tegen Leonard van Zijl, die zegt een machtiging van haar erfgenamen te hebben. De zaak draait om het inventariseren en taxeren van genoemde boedel. Zij willen niet meewerken. Zij verzetten zich tegen de gang van zaken. In aanwezigheid van de heer officier en de schepenen vraagt Leonard van Zijl een kopie van de insinuatie. [120]
Op 2-3-1654 wordt een verklaring afgelegd op verzoek van de crediteuren van wijlen Grietgen Pieters, laatst echtgenote van Isaack Susio en overleden in oktober 1652. Dirck Claesz, kuiper, en Fytge Teunis, jongedochter, verklaren getuige te zijn geweest dat kapitein Dirck Vijch, getrouwd met Grietgen Pieters van den Brouck (dochter van Grietgen Pieters) en kapitein Jan de Raedt, getrouwd met Cornelia Dircx (eveneens dochter van Grietgen Pieters) in 1653 boedel, meubelen hebben verdeeld en ook geld ontvangen. Dirck woonde naast Grietgen en Fytge was haar dienstmaagd. [121]
Op 2-3-1654 wordt een verklaring afgelegd t.b.v. crediteuren van Grietgen Pieters in leven weduwe van Isaack Susio, en overleden in oktober 1652. Ieman Aelbrechsz, timmerman, en Neeltgen Cornelis, ongehuwde dochter, verklaren dat kapitein Dirck Vijch - echtgenoot van Grietgen Pieters van den Brouck - met zijn familie tot mei 1653 in Grietgen's huis hebben gewoond op diens kosten. Ieman kwam als timmerman vaak bij Grietgen en heeft ook haar doodskist gemaakt. Neeltgen heeft Grietgen tijdens haar ziekte en tot haar dood verzorgd. Zij heeft gezien dat de echtgenotes van kapitein Vijch (Grietgen Pieters van den Brouck) en de Raedt (Cornelia Dircx) zilverwerk en linnen verdeeld hebben. Ook heeft zij meegemaakt dat notaris van Aller met Cornelia Dircx is gekomen voor een inventarisatie, die echter door onderlinge meningsverschillen niet is afgemaakt. [122]
Op 30-11-1654 wordt de inventaris van de boedel en goederen van de overleden Grietge Pieters, voorheen weduwe van capiteijn Pieter van den Brouck en later vrouw van Isaac de Susio, opgesteld door capiteijn Dirck Vijch, man en voogd van Grietge Pieters van den Broeck, dochter van voornoemde capiteijn Pieter van den Broeck en Grietge Pieters. N.B. De akte is niet ondertekend. [123]
Op 12-2-1655 verlenen Agata Welhoucx, weduwe van Cornelis Hartichsvelt, in zijn leven burgemeester, Nicolaes Arckenbout, voor zichzelf en als voogd over Maria van Couwenhoven, Quirijn van der Linden, capiteyn, en Jacob Jansz Prins, allen crediteuren van de boedel van Grietgen Pietersdr, die gehuwd was met Isaack de Susio, Susanna Pisset, weduwe van Aert Schut, Heindrick den Touwer, en Maria Beyens, weduwe van Jan Pisset, allen gedagvaardigden in de zaak tegen Pietertgen Gerritsdr van Couwenburch, weduwe van Claes Jansz Pontsman, machtiging aan Cornelis van Hiselendoorn, procureur, om hun belangen in deze zaak te behartigen. [124]

Referenties van de gegevens van generatie 1 staan ook
hier
Referenties Fragment Genealogie Ferreris --- Generatie 1 ( 124 refs.)
Referenties voorafgegaan door het ⇒ symbool verwijzen naar (aanklikbare) externe url's waarvan alleen het laatste deel van de naam wordt vermeld.
Verkorte verwijzingsvormen voor veelgebruikte literatuur
  • Generale missiven = Generale missiven van gouverneurs-generaal en raden aan heren XVII der Verenigde Oostindische Compagnie, ⇒ generalemissiven
  1. Jb. CBG 31(1977)67
  2. GN 30(1975)126
  3. GN 30(1975)126
  4. GN 30(1975)126
  5. GN 30(1975)126
  6. Abraham van Bemmel, Beschrijving van de stad Amersfoort, dl. 2, Utrecht, 1760, ⇒ books.google.nl
  7. ARA, Brussel, Papiers nr. 1401, fol. 131 en 131~vs, gecit in Jb. CBG 31(1977)67
  8. ONA Delft, Nots. Jacob Borgersz. Jans, inv. nr. 1510, f55
  9. GA Schiedam. Certificatien, nr. 272, fol. 252., gecit. in GN 31(1976)85
  10. ⇒ 66_0283
  11. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 19, akte nr. 30, blz. 89
  12. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz, inv. nr. 58, akte nr. 113, blz. 342
  13. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 15, akte nr. 138, blz. 473
  14. NL 31(1913)294
  15. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 10, akte nr. 133, blz. 451
  16. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 12, akte nr. 107, blz. 396
  17. GA Leiden, 15-11 Aflezingsboeken 1574 - 1649 NL-LdnRAL-0501A Inv.nrs. 15 en 16
  18. Nav. 5(1855)229
  19. ONA Rotterdam, Nots. Jacob Symonsz, inv. nr. 2, akte nr. 174, blz. 259
  20. GA Leiden, 501A, Stadsarchief van Leiden 1574-1816, 1.2.2.01.06 Bank van Lening, nr. 2523
  21. Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins, Genealogische en Heraldische Gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie ZH, Utrecht, 1922
  22. ONA Rotterdam, Nots. Jan van Aller Az, inv. nr. 97, akte nr. 85, blz. 200 en 86/202
  23. Wap. 18(1914)316
  24. Wap. 18(1914)314
  25. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 147, akte nr. 282, blz. 666
  26. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz, inv. nr. 68, akte nr. 1, blz. 1
  27. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Pieter van Leeuwen, inv. nr. 465, aktenr./blz. 91 / 152
  28. ONA Rotterdam, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 336, akte nr. 24, blz. 53
  29. GA Rotterdam, Toeg.nr 18:, ONA, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 336, aktenr./blz. 98 / 229
  30. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Troost, inv. nr. 538, aktenr./blz. 123 / 159
  31. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 154, aktenr./blz. 463 / 746
  32. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 338, aktenr./blz. 233 / 607
  33. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Adriaen van Aller, inv. nr. 637, aktenr./blz. 5 / 128
  34. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacob Duyfhuysen jr, inv. nr. 222, aktenr./blz. 82 / 323
  35. GA Leiden, 501A - Stadsarchief van Leiden 1574-1816, 1.2.2.01.06 Bank van Lening, nr. 2524
  36. GA Leiden, 501A, Stadsarchief van Leiden 1574-1816, 1.2.2.01.06 Bank van Lening, nr. 2525
  37. ONA Rotterdam, passim
  38. ONA Rotterdam, Nots. Willem Jacobsz, inv. nr. 67, akte nr. 143, blz. 469
  39. ONA Rotterdam, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 325, akte nr. 143, blz. 304
  40. ONA Rotterdam, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 152, akte nr. 548, blz. 812
  41. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Pieter van Leeuwen, inv. nr. 465, aktenr./blz. 91 / 152
  42. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Adriaan Kieboom, inv. nr. 153, aktenr./blz. 374 / 541
  1. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Pieter van Leeuwen, inv. nr. 466, aktenr./blz. 91 / 161
  2. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 335, aktenr./blz. 342 / 835
  3. GA Rotterdam, Toeg.nr 18:, ONA, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 336, aktenr./blz. 98 / 229
  4. GA Rotterdam, ONA, Nots. Arent van der Graeff, inv. nr. 337, aktenr./blz. 229/469
  5. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Vitus Mustelius Woutersz, inv. nr. 501, aktenr./blz. 429 / 436
  6. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Troost, inv. nr. 538, aktenr./blz. 123 / 159
  7. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Troost, inv. nr. 538, aktenr./blz. 124 / 161
  8. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Troost, inv. nr. 538, aktenr./blz. 160 / 200
  9. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Vitus Mustelius Woutersz, inv. nr. 503, aktenr./blz. 473 / 461
  10. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Adriaen van Aller, inv. nr. 626, aktenr./blz. 73 / 128
  11. GA Rotterdam, ONA Toeg.nr. 18, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 396, aktenr. 110/192
  12. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacob Duyfhuysen jr, inv. nr. 234, aktenr./blz. 247 / 452
  13. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacob Duyfhuysen jr, inv. nr. 238, aktenr./blz. 91 / 184
  14. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jan van der Hoeven, inv. nr. 1065, aktenr./blz. 81/314
  15. zie ook NL 78(1961)64
  16. NL 78(1961)64
  17. NL 41(1923)114
  18. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 394, aktenr./blz. 331 / 579
  19. NL 78(1961)64
  20. ⇒ vocopvarenden.nationaalarchief.nl
  21. ⇒ vocopvarenden.nationaalarchief.nl
  22. ⇒ vocopvarenden.nationaalarchief.nl
  23. ⇒ vocopvarenden.nationaalarchief.nl
  24. Bronverwijzing Nummer toegang: 1.04.02, inventarisnummer: 5776, folionummer: 12
  25. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jan van der Hoeven, inv. nr. 1065, aktenr./blz. 51 / 207
  26. Mededeling Fineke van Driel, 2017
  27. Mededeling Fineke van Driel, 2017
  28. GA Rotterdam, ONA, Nots. Leonard van Zijl, inv. nr. 459, aktenr./blz. 247/447
  29. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 396, aktenr./blz. 257/470
  30. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacob Duyfhuysen jr, inv. nr. 236, aktenr./blz. 23/39
  31. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 397, aktenr./blz. 170/315
  32. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 388, aktenr./blz. 239/494
  33. GA Rotterdam, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 389, aktenr./blz. 69/148
  34. GA Rotterdam, ONA, Nots. Leonard van Zijl, inv. nr. 459, aktenr./blz. 316/572
  35. NL-LdnRAL, Zoeterwoude, schout en schepenen, Transportregisters 500D, inv.nr. 70-108
  36. GA Utrecht, ONA toeg.nr. 34-4, Nots. W. Van Lamsweerde, inv.nr. U076a001, akte nr. 160
  37. NL-LdnRAL, Zoeterwoude, schout en schepenen, Transportregisters 500D, Inv.nr.-folio: 78-68
  38. NL114(1997)84
  39. NL 115(1998)145
  40. ARA, Valkenburg ORA 13 Protocol opdrachten en transporten (1681-1706) fol. 2 vo, gecit. in NL 11(1998)145
  41. ARA, Valkenburg ORA 13 Protocol opdrachten en transporten (1681-1706), fol. 20vo,gecit. in NL 11(1998)145
  42. NL 56(1938)176
  1. NL 115(1998)145
  2. NA 44(1951)15
  3. RAZ, Toegangsnummer 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799), inv. nr. 1671, f158
  4. P.F. Poortvliet, De bemanningen der schepen van de Admiraliteit van Zeeland 1710-1719 (uitgave NGV Afdeling Zeeland 1995-1997) (nummer 52824)
  5. RAZ, Toegangsnummer 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799), inv. nr. 1672, f8v
  6. RAZ, Toegangsnummer 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799), inv. nr. 1672, f26
  7. RAZ, Toegangsnummer 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799), inv. nr. 1672, f85v
  8. NL 115(1998)145
  9. NL56(1938)175
  10. NL 115(1998)145
  11. NA, ORA Lexmond en Achthoven, toegang 3.03.08.088, inv. nr. 17, d.d. 25-1-1738
  12. OV 60(2005)272
  13. Ind. Nav. 3(1937)18
  14. NL 95(1978)354
  15. Ind. Nav. 3(1937)18
  16. Album Studiosorum Academiae Rhenotraiectinae, 1636-1886, Utrecht, 1886
  17. Ind. Nav. 3(1937)18
  18. SRM, 112.1.02-13 Protocol van opdrachten..., Toeg.nr. 112.1.02, inv. nr. 13, p114
  19. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 400, aktenr./blz. 24
  20. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 362, aktenr./blz. 71 / 252
  21. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 397, aktenr./blz. 324 / 617
  22. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA Delfshaven, Nots. Christiaan van Vliet, inv. nr. 3846, aktenr./blz. 32 / 133
  23. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Leonard van Zijl, inv. nr. 459, aktenr./blz. 313 / 565
  24. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Leonard van Zijl, inv. nr. 454, aktenr./blz. 374 / 544
  25. GA Rotterdam, ONA, Nots. Leonard van Zijl, inv. nr. 459, aktenr./blz. 316/572
  26. ORA Bredevoort Volontaire protocollen: folio 34 Toeg.nr. 0136, Inv.nr. 423 - Volontaire protocollen 1662, folio 34, ⇒ www.heerlijkheidbredevoort.nl
  27. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Adriaen van Aller, inv. nr. 598, aktenr./blz. 41 / 142
  28. GA Rotterdam, ONA Toeg.nr. 18, Nots. Adriaen van Aller: inv. nr. 637 , aktenr. 17/537
  29. GA Rotterdam, ONA Toeg.nr. 18, Nots. Isaac Troost: inv. nr. 536 , aktenr. 9/66
  30. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 393, aktenr./blz. 250 / 409
  31. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 393, aktenr./blz. 254 / 416
  32. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Dz. Troost, inv. nr. 537, aktenr./blz. 26 / 38
  33. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Johan van Weel de Oude, inv. nr. 485, aktenr./blz. 78 / 116
  34. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Bartholomeus Roose, inv. nr. 680, aktenr./blz. 2 / 3
  35. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Bartholomeus Roose, inv. nr. 680, aktenr./blz. 3 / 4
  36. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Bartholomeus Roose, inv. nr. 680, aktenr./blz. 9 / 12
  37. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 394, aktenr./blz. 24 / 37
  38. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 394, aktenr./blz. 25 / 39
  39. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Isaac Dz. Troost, inv. nr. 536, aktenr./blz. 10 / 80
  40. GA Rotterdam, Toeg.nr 18, ONA, Nots. Jacobus Delphius, inv. nr. 384, aktenr./blz. 311 / 566

Back to the
genealogy page
Back to the
contents
Go to the
index
Forward to next
generation 2
Back to previous
generation 0
Directly go to generation :
1 2 3