U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de Glorie.
U zij de victorie, nu en immermeer.
In een blinkend stromen daalde d'engel af;
Heeft de steen genomen van 't verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer,
Hij brengt al de zijnen in Zijn armen weer.
Weest dan, volk des Heren, blijd'en welgezind
en zegt telkenkere: "Christus overwint!"
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.
Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
Die mij heeft genezen, die mij vrede geeft?
In zijn Godd'lijk wezen is mijn glorie groot;
Niets heb ik te vrezen in leven of dood.
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.