Het boek Job ontleent zijn naam aan de hoofdpersoon Job, die worstelt met de vragen van het lijden.
Dit boek maakt deel uit van de wijsheidsboeken in de bijbel,
waarin de juiste levenshouding en de zin van het leven centraal staan.
Het boek kan omschreven worden als een (theologisch) drama,
waarin de vraag naar dezin van het lijden en de rol van God hierin diepgaand wordt behandeld.
Daarbij vormt het gebeuren met Job het raamwerk waarbinnen de vragen en overwegingen aan de orde komen.
Niet alleen om zijn beeldrijke taal en prachtige poëzie maar vooral ook om zijn diepzinnige inhoud,
wordt dit boek gerekend tot de klassieken van de wereldliteratuur.
In de proloog - in proza - wordt de situatie van Job geschetst.
Job is een welvarende en godvrezende man uit het land Us.
Met toestemming van God wordt hij door Satan zwaar op de proef gesteld.
Hij verliest al zijn kinderen en bezittingen, en wordt getroffen door een kwaadaardige huidziekte.
In die toestand krijgt hij bezoek van enige vrienden, die hem willen troosten en bijstaan.
De schrijver laat dan in een aantal poëtische dialogen zien hoe Job zelf en zijn vrienden reageren op deze rampen.
De vrienden van Job verklaren zijn lijden in het licht van traditionele godsdienstige opvattingen.
Zij zeggen: God beloont altijd het goede handelen van de mens en straft het kwade.
Het lijden van Job kan dus alleen maar betekenen dat hij gezondigd heeft.
Maar volgens Job deugt deze verklaring niet.
Hij verdient zoveel ellende niet, want hij heeft zich altijd onberispelijk gedragen.
Hij kan gewoon niet begrijpen dat God juist hem al dit kwaad kan laten overkomen.
Daarom daagt hij God uit.
Hij wil duidelijkheid en verlangt van God dat hij zijn onschuld vaststelt en hem als rechtvaardige in zijn eer herstelt.
Als God tenslotte het woord neemt, geeft hij geen antwoord op Jobs vragen.
Maar wel reageert hij op Jobs uitdaging met een indrukwekkende schildering van zijn goddelijke majesteit en wijsheid.
Dan erkent Job nederig dat hij op ondoordachte wijze heeft gesproken over zaken waar hij geen verstand van heeft.
Hij komt tot een dieper bezef van wie God is:
groter en anders dan in de gebruikelijke godsdienstige termen over hem wordt gesproken.
De poëtische dialogen worden afgesloten met een epiloog in proza.
Daarin wordt geschetst hoe Job in zijn eer wordt hersteld.
God stelt hem in het gelijk tegenover zijn vrienden.
Hij schenkt Job dubbel zoveel geluk en welvaart als voorheen.
Overzicht van de inhoud | |
---|---|
Proloog: de rechtschapen Job wordt beproefd | 1:1 - 2:13 |
De klacht van Job | 3 |
Eerste gesprek | 4 - 14 |
Tweede gesprek | 15 - 21 |
Derde gesprek | 22 - 26 |
Job houdt zijn onschuld vol | 27 |
Wijsheid is van God | 28 |
Job daagt God uit | 29 - 31 |
De betogen van Elihu | 32 - 37 |
De reaktie van God | 38 - 41 |
Job herroept zijn uitdaging | 42:1-6 |
Epiloog: Job in ere hersteld | 42:7-17 |