Het Heilig Evangelie naar de beschrijving van Lukas.
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 3
- Prediking van Johannes den Doper.
- Johannes en Heródes.
- Jezus gedoopt.
- Geslachtsregister van Jezus.
- Hoofdstuk 4
- Verzoeking van Jezus in de woestijn.
- Jezus te Názareth veracht.
- In het huis van Petrus.
- Door Galiléa.
- Hoofdstuk 5
- De wonderbare visvangst.
- Genezing van een melaatse.
- Genezing van een verlamde.
- Roeping van Levi.
- Het vasten.
- Hoofdstuk 6
- Jezus en de sabbat.
- Genezing van een verdorde hand.
- Verkiezing der twaalven.
- De bergrede.
- Hoofdstuk 7
- De hoofdman te Kapérnaüm.
- De jongeling te Naïn opgewekt.
- Jezus gezalfd door een zondares.
- Hoofdstuk 8
- De vrouwen, die Jezus volgden.
- Gelijkenis van het zaad.
- Gelijkenis van de kaars.
- Familie van Jezus.
- Jezus stilt den storm.
- De bezetene van Gadara.
- De kranke vrouw.
- Hoofdstuk 9
- Uitzending der twaalven.
- Heródes en Johannes.
- De twaalven wedergekeerd.
- De wonderbare spijziging.
- Belijdenis van Petrus.
- Eerste aankondiging van het lijden.
- De verheerlijking.
- Genezing van den maanzieken knaap.
- Tweede aankondiging van het lijden.
- De grootste in het koninkrijk der hemelen.
- Hoe men Jezus volgen moet.
- Hoofdstuk 10
- Uitzending der zeventig.
- Jezus' dankgebed.
- Gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan.
- Maria en Martha.
- Hoofdstuk 11
- Het gebed des Heren.
- Gelijkenis van den onbeschaamden vriend.
- Godslastering der Farizeën.
- Het teken van Jonas.
- Gelijkenis van de kaars.
- Strafrede tegen de Schriftgeleerden en Farizeën.
- Hoofdstuk 12
- Waarschuwing tegen de geveinsdheid.
- Waarschuwing tegen mensenvrees.
- Gelijkenis van den rijken dwaas.
- Opwekking tot onbezorgdheid.
- Weest waakzaam.
- De getrouwe en ontrouwe dienstknecht.
- Jezus brengt vuur en verdeeldheid op aarde.
- De tekenen des tijds.
- Hoofdstuk 13
- Boetprediking van Jezus.
- Gelijkenis van den onvruchtbaren vijgeboom.
- Een lamme vrouw genezen.
- Gelijkenis van het mosterdzaad en het zuurdeeg.
- De enge poort.
- waarschuwing voor Heródes.
- Hoofdstuk 14
- Genezing van een waterzuchtigen man op sabbat.
- Vermaning tot ootmoed.
- Gelijkenis van het grote avondmaal.
- gelijkenis over bedachtzaamheid.
- Hoofdstuk 15
- Het verloren schaap.
- De verloren penning.
- De verloren zoon.
- Hoofdstuk 16
- De onrechtvaardige rentmeester.
- Het gezag der Wet.
- De rijke man en de arme Lázarus.
- Hoofdstuk 17
- Waarschuwing tegen het geven van ergernis.
- Vermaning tot vergevingsgezindheid.
- Heer en knecht.
- Genezing van tien melaatsen.
- Over de komst van het Koninkrijk Gods.
- Hoofdstuk 18
- De onrechtvaardige rechter.
- De Farizeër en de tollenaar.
- Jezus zegent de kinderkens.
- De rijke jongeling.
- Laatste aankondiging van het lijden.
- De blinde man Jericho.
- Hoofdstuk 19
- Jezus en Zachéüs.
- Gelijkenis der tien ponden.
- Jezus' intocht in Jeruzalem.
- De tempelreiniging.
- Hoofdstuk 20
- De doop van Johannes.
- Gelijkenis van de wijngaardeniers.
- De cijnspenning.
- De Sadduceërs en de opstanding.
- Christus, zoon van David.
- Waarschuwing tegen de Schriftgeleerden.
- Hoofdstuk 21
- Het penningske der weduwe.
- Verwoesting van Jeruzalem voorzegd; begin der smarten.
- De grote verdrukking.
- Wederkomst van den Zoon des mensen.
- De waakzaamheid.
- Jezus' laatste dagen in Jeruzalem.
- Hoofdstuk 22
- Tot Jezus' dood besloten.
- het verraad van Judas.
- Het laatste Paasfeest.
- Het heilig avondmaal.
- De ware eer.
- Petrus gewaarschuwd.
- De twee zwaarden.
- Jezus in Gethsémané.
- Gevangenneming van Jezus.
- Verloochening van Petrus.
- Jezus voor het Sanhedrin.
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- De opstanding.
- De Emmausgangers.
- Verschijning aan de elf apostelen.
- De hemelvaart.
26 En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Názareth;
27 ¹Tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria. ¹Matt.1:18.
28 En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde: de Here is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen.
29 En als zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overleide, hoedanig deze groetenis mocht zijn.
30 En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden.
31 ¹En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn ²naam heten JEZUS. ¹Jes.7:14. ²Matt.1:21.
32 ¹Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Here, zal Hem den ²troon van Zijn vader David geven. ¹Jes.54:5. ²Sam.7:12. Ps.132:11. Jes.9:16.
33 ¹En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. ¹1Kron.22:10. Ps.45:7. 89:37. Jer.23:5. Dan.7:14,27. Micha 4:7. Hebr.1:8.
34 En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne?
35 En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
36 En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde.
37 ¹Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. ¹Job 42:2. Jer.32:17. Zach.8:6. Matt.19:26. Luk.18:27.
38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren: mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar.
39 En Maria, opgestaan zijnde in diezelfde dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda;
40 En kwam in het huis van Zacharias, en groette Elizabet.
41 En het geschiedde, als Elizabet de groetenis van Maria hoorde, zo sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld met den Heiligen Geest;
42 En riep uit met een grote stem, en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws buiks!
43 En van waar komt mij dit, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?
44 Want zie, als de stem uwer groetenis in mijn oren geschiedde, zo sprong het kindeken van vreugde op in mijn buik.
45 ¹En zalig is zij, die geloofd heeft; want de dingen, die haar van den Here gezegd zijn, zullen volbracht worden. ¹Luk.11:28.
46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Here;
47 En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker;
48 Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.
49 Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij, Die machtig is, en heilig is Zijn naam.
50 ¹En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vrezen. ¹Ex.20:6.
51 ¹Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm; ²Hij heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten. ¹Jes.51:9. 52:10. ²Ps.33:10. 1Petr.5:5.
52 Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en ¹nederigen heeft Hij verhoogd. ¹1Sam.2:8. Ps.113:6.
53 ¹Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden. ¹Ps.34:11.
54 ¹Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid, ¹Jes.30:18. 41:9. 54:5. Jer.31:3,20.
55 (Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk ¹tot Abraham, en zijn zaad) in der eeuwigheid. ¹Gen.17:19. 22:18. Ps.132:11.
56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis.
1 En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.
2 Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrénius over Syrië stadhouder was.
3 En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
4 En Jozef ging ook op van Galiléa, uit de stad Názareth, naar Judéa, ¹tot de stad Davids, die ²Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het ³huis en geslacht van David was). ¹Micha 5:1. Joh.7:42 ²1Sam.16:4 enz. ³Matt.1:1.
5 Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
6 En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.
7 En zij ¹baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. ¹Matt.1:25.
8 En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.
9 En ziet, een engel des Heren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.
10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;
11 Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Here, in de stad Davids.
12 En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe.
13 En van stonde aan was er met den engel ¹een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: ¹Dan.7:10. Openb.5:11.
14 Ere zij God in de hoogste hemelen, ¹en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. ¹Jes.57:19. Efez.2:17.
15 En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Here ons heeft verkondigd.
16 En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.
17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was.
18 En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.
20 En de herders keerden wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
21 En als ¹acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn ²naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was. ¹Gen.17:12. Lev.12:3. Joh.7:22. ²Matt.1:21. Luk.1:31.
22 En als de dagen harer ¹reiniging vervuld waren, naar de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Here voorstelden; ¹Lev.12:6.
23 (Gelijk geschreven is ¹in de wet des Heren: Al wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Here heilig genaamd worden.) ¹Ex.13:2. Num.3:13. 8:16,17.
24 En opdat zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heren gezegd is, ¹een paar tortelduiven, of twee jonge duiven. ¹Lev.12:8.
25 En ziet, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezende; verwachtende de vertroosting Israëls, en de Heilige Geest was op hem.
26 En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heren zou zien.
27 En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen;
28 Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide:
29 Nu ¹laat Gij, Here! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; ¹Gen.46:30.
30 Want mijn ogen hebben Uw ¹zaligheid gezien, ¹Ps.98:2. Jes.52:10.
31 ¹Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken: ¹Hand.28:28.
32 ¹Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. ¹Jes.42:6. 49:6. Hand.13:47.
33 En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen van Hem gezegd werd.
34 En Simeon zegende henlieden, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, ¹Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël, en tot een teken, ²dat wedersproken zal worden. ¹Jes.8:14. Rom.9:32. 1Petr.2:8. ²Hand.28:22.
35 (En ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan) opdat de gedachten uit vele harten geopenbaard worden.
36 En er was Anna, een profetesse, een dochter van Fanuël, uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af.
37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God ¹dienende nacht en dag. ¹1Sam.1:22.
38 En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Here beleden, en sprak van Hem tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
39 En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heren te doen was, keerden zij weder naar Galiléa, tot hun stad Názareth.
40 En het Kindeken ¹wies op, en werd gesterkt in den geest, en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem. ¹Luk.1:80.
41 En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem, op het feest van ¹pascha. ¹Ex.23:15,17. Lev.23:5. Deut.16:1.
42 En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte van den feestdag;
43 En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet.
44 Maar menende, dat Hij in het gezelschap op den weg was, gingen zij een dagreize, en zochten Hem onder de magen, en onder de bekenden.
45 En als zij Hem niet vonden, keerden zij wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende.
46 En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende.
47 ¹En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden. ¹Matt.7:28. Mark.1:22. Luk.4:22,32. Joh.7:15.
48 En zij, Hem ziende, werden verslagen; en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik hebben U met angst gezocht.
49 En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
50 ¹En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak. ¹Luk.9:45. 18:34.
51 En Hij ging met hen af, en kwam te Názareth, en was hun onderdanig. En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.
52 En Jezus ¹nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen. ¹1Sam.2:26. Luk.1:80.
26 ¹En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyréne, komende van den akker, en leiden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg. ¹Matt.27:32. Mark.15:21.
27 En een grote menigte van volk en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden.
28 En Jezus Zich tot haar kerende, zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen.
29 Want ziet, er komen dagen, in welke men zeggen zal: Zalig zijn de onvruchtbaren, en de buiken die niet gebaard hebben, en de borsten, die niet gezoogd hebben.
30 Alsdan zullen zij beginnen te zeggen tot de bergen: ¹Valt op ons: en tot de heuvelen: Bedekt ons. ¹Jes.2:19. Hos.10:8. Openb.6:16. 9:6.
31 ¹Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden? ¹Jer.25:29. 1Petr.4:17.
32 ¹En er werden ook twee anderen, zijnde kwaaddoeners, geleid, om met Hem gedood te worden. ¹Joh.19:18.
44 ¹En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. ¹Matt.27:45. Mark.15:33.
45 En de zon werd verduisterd, ¹en het voorhangsel des tempels scheurde midden door. ¹Matt.27:51. Mark.15:38.
46 En Jezus, roepende met grote stemme, zeide: ¹Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest. ¹Ps.31:6. Matt.27:50. Mark.15:37. Joh.19:30. Hand.7:59.
47 ¹Als nu de hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig. ¹Matt.27:54. Mark.15:39.
48 En als de scharen, die samengekomen waren om dit te aanschouwen, ziende de dingen, die geschied waren, keerden wederom, slaande op hun borsten.
49 En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galiléa, en zagen dit aan.
50 ¹En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man, ¹Matt.27:57. Mark.15:43. Joh.19:38.
51 (Deze had niet mede bewilligd in hun raad en handel) van Arimathéa, een stad der Joden, en die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte;
52 Deze ging tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus.
53 En als hij hetzelve afgenomen had, wond hij dat in een fijn lijnwaad, ¹en leide het in een graf, in een rots gehouwen, waarin nog nooit iemand gelegd was. ¹Matt.12:40. 26:12. 27:59. Mark.15:46.
54 En het was de dag der voorbereiding, en de sabbat kwam aan.
55 En ook de vrouwen, ¹die met Hem gekomen waren uit Galiléa, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd. ¹Luk.8:2.
56 En wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op den sabbat rustten zij naar het gebod.