De Brief van den Apostel Paulus aan de Hebreën.

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Het volmaakte offer van Christus.

1 Zo had dan wel ook het eerste verbond rechten van den godsdienst, en het wereldlijk heiligdom.
2 ¹Want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste, in welken was de kandelaar, en de tafel, en ²de toonbroden, welke genaamd wordt het heilige; ¹Ex.26:1. 36:1. ²Lev.24:5.
3 Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen;
4 Hebbende een gouden wierookvat, en ¹de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was ²de gouden kruik, daar het Manna in was, en ³de staf van Aäron, die gebloeid had, en ªde tafelen des verbonds. ¹Ex.25:10. ²Ex.16:33. ³Num.17:10. ªEx.34:29. 1Kon.8:9. 2Kron.5:10.
5 ¹En boven over deze ark waren de cherubinen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. ¹Ex.25:22.
6 Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, ¹zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de godsdiensten te volbrengen; ¹Num.28:3.
7 ¹Maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden. ¹Ex.30:10. Lev.16:2,34. Hebr.9:25.
8 Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, ¹dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had; ¹Joh.14:6.
9 Welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die den dienst pleegde, niet konden heiligen naar het geweten;
10 Bestaande alleen ¹in spijzen, en dranken, ²en verscheidene wassingen, en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd. ¹Lev.11:2. ²Num.19:7, enz.
11 Maar Christus, ¹de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, ¹Hebr.3:1. 4:14. 6:20. 8:1.
12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, ¹maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. ¹Hand.20:28. Efez.1:7. Kol.1:14. Hebr.10:10. 1Petr.1:19. Openb.1:5, 5:9.
13 ¹Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinheid des vleses; ¹Lev.16:14. Num.19:4. Hebr.10:4.
14 Hoeveel te meer zal ¹het bloed van Christus, ²Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, ³om den levenden God te dienen? ¹1Joh.1:7. Openb.1:5. ²Gal.1:4. Efez.5:2. Tit.2:14. ³Luk.1:74. Rom.6:13. Gal.2:20. 1Petr.4:2.
15 En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, ¹opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. ¹Rom.5:6. 1Petr.3:18.
16 Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussenkome;
17 ¹Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft. ¹Gal.3:15.
18 Waarom ook het eerste niet zonder bloed is ingewijd.
19 Want als al de geboden, naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren en bokken, met water en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf, en al het volk,
20 Zeggende: ¹Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden. ¹Ex.24:8. Matt.26:28.
21 En hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed.
22 En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving.
23 Zo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelve door betere offeranden dan deze.
24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verscheinen voor het aangezicht van God voor ons;
25 Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, ¹gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed; ¹Ex.30:10. Lev.16:2,34. Hebr.9:7.
26 (Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande.
27 En gelijk het den mensen gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel;
28 ¹Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten andere male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid. ¹Rom.5:6,8. 1Petr.3:18.

Hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

VAN HET NIEUWE TESTAMENT OMHOOG NAAR HET BEGIN