Reserved for 'blogs'
Old 'blogs' can be found here

Die toga past ons allemaal?
December 2023

De academische promotie, volgend op de succesvolle verdediging van een proefschrift, is een serieuze aangelegenheid. De procedure eraan voorafgaand is dan ook navenant kritisch: ‘peer review’ in optima forma, waarbij onafhankelijke experts een cruciale rol spelen als leden van de promotiecommissie. Pas na goedkeuring van het manuscript door (co-)promotor en andere leden wordt de kandidaat toegelaten tot de promotie, die plaatsvindt onder formele verantwoordelijkheid van de rector magnificus. De plechtigheid zelf heeft iets archaïsch, hetgeen benadrukt wordt door de toga’s waarin de hoogleraren verschijnen. Al eeuwenlang dezelfde, met mouwen die kunnen worden opgestroopt zodat de chirurgijnen van weleer er hun werk in konden doen. De plechtigheid heeft ook iets van een toneelstuk, met ongeoefende acteurs, en verloopt de ene keer beter dan de andere. Dat is geen probleem: de verlening van de doctorstitel berust nog altijd op een gedegen toetsing van de wetenschappelijke kwaliteit van het werk van de kandidaat. De Universiteit van Amsterdam heeft besloten dat alle leden van de oppositiecommissie voortaan een toga mogen (moeten?) dragen. Een kledingvoorschrift voor onder de toga bestaat trouwens niet, Nikes, versleten spijkerbroeken en slobbertruien zijn vaak zichtbaar onder de openvallende toga’s, dus erg onderscheidend zijn deze toch al niet. Maar door elk onderscheid in de universitaire rangen (en daarmee samenhangende verantwoordelijkheden) geforceerd uit te wissen, wordt geen enkel doel gediend. Om de beslissing te relativeren laat de universiteit overigens weten: ‘De uitbreiding van het toga-privilege heeft uitsluitend betrekking op de promotieplechtigheden aan de UvA, niet op andere academische plechtigheden zoals oraties, afscheidscolleges en de Dies Natalis. Bij die gelegenheden blijft het dragen van de toga voorbehouden aan de hoogleraren.’ Tja.

Enstein in de politiek
Juni 2011

Onmiddellijk volgend op het baanbrekende artikel waarin hij de relativiteitstheorie ontwikkelt publiceerde Einstein in 1905 het beroemdste resultaat van deze theorie. E=Mc2, de bekendste formule aller tijden. Einstein formuleerde het zo: als een lichaam een energie L afgeeft in de vorm van straling, wordt de massa ervan L/c2 kleiner. Dat is natuurlijk niet zo gemakkelijk te meten, want c, de lichtsnelheid, is erg groot. Maar aan het eind van het artikel staat: ‘Het is niet onmogelijk dat bij lichamen waarvan de energie-inhoud in hoge mate variabel is (bijv. van radiumzouten) de theorie succesvol getoetst kan worden’. Einstein refereert hier aan het toen net ontdekte (maar nog onbegrepen!) verschijnsel radioactiviteit. En hij had gelijk. Als een atoomkern ‘radioactief’ vervalt in twee lichtere atoomkernen dan wordt er ‘massa in energie omgezet’: de vervalproducten zijn samen lichter dan de oorspronkelijke kern en de ontbrekende massa is in energie omgezet. Hierop is energieopwekking in kerncentrales gebaseerd. Het interessante hieraan is de energieschaal. Bij verbranding van fossiele brandstoffen spelen elektromagnetische overgangen van elektronen in banen rond atoomkernen een rol. De energie die hierbij vrijkomt is van de orde van grootte van elektronvolts (eV). Typische energieën van overgangen in een atoomkern worden niet in eV maar MeV, een miljoen eV, gemeten. (Atoomkernen worden niet door de elektromagnetische maar door de ‘sterke’ wisselwerking bij elkaar gehouden). Dus de benodigde hoeveelheid ‘brandstof’ is navenant minder. En geen CO2 uitstoot. Duitsland heeft besloten zijn kerncentrales te sluiten. Dat is een opmerkelijke beslissing die de regering ‘uebernacht’ genomen lijkt te hebben. Het afbouwen van de kerncentrales zal leiden tot een verdwijnende behoefte aan technische en wetenschappelijke kennis op het gebied van kernenergie. Er zal geen technische en wetenschappelijk vernieuwing meer plaatsvinden op dit gebied. In Duitsland. Maar Duitsland is een belangrijk land in Europa en in de wereld. Wat zijn de gevolgen voor Europa? Het energieverbruik zal wereldwijd aanzienlijk toenemen. (In Nederland gebruiken we ongeveer 6 promille van het totale wereldverbruik, terwijl we 2 promille van de wereldbevolking uitmaken. Wat we nu nog ‘opkomende landen’ noemen, zullen ‘hun’ deel willen). En de fossiele brandstoffen worden schaarser en zijn uiteindelijk uitgeput. Deze twee bewegingen, een groeiende behoefte en een dalende voorraad ‘klassieke’ energie moeten stemmen tot nadenken en tot zorgvuldigheid. Kunnen we de toenemende energiebehoefte bijbenen met nieuwe technologie, wind, zon, water? Dat is lang niet zeker. Daarom is het van groot belang de kernenergieoptie open te houden. En open houden betekent ontwikkelen. En ontwikkelen betekent nieuwe centrales bouwen. Voor Europese landen hoort de discussie over energiepolitiek en over de rol van kernenergie in Europees verband gevoerd te worden: georganiseerd door de Europese Unie. Het strategische belang is veel en veel te groot om het aan individuele lidstaten over te laten. Europa zonder kernenergie en kernenergiekennis en ‘de rest van de wereld’ daarin gespecialiseerd, dat is om meer dan een reden een zorgwekkend perspectief. Welke politicus durft de discussie op Europees niveau op gang te trekken?
Jos Engelen