P.KOOIJMAN

VOORRECHT EN PLICHTEN
INAUGURALE REDE 13 FEBRUARI 2002


Voorrecht en Plichten
Geachte Rector, leden van het college, collegae en vrienden. U zult misschien wat verbaasd gereageerd hebben op de titel van deze rede. Het is mij al door een van mijn collegae ingefluisterd dat dit wel een beetje een "gamma-achtige" titel was. Laat ik dus eerst uitleggen waarom ik deze titel gekozen heb voor deze rede. Toen ik promoveerde in 1979 was het de gewoonte, en dat is nu nog vaak het geval, om de pas gepromoveerde doctor toe te spreken met een spreuk: "Beschouw de verkregen waardigheid als een voorrecht, maar vergeet nooit de plichten die hij U oplegt jegens de wetenschap en de maatschappij".

Aangezien ik in de laatste twintig jaar zoals denk ik de meeste gepromoveerden mij meer met de voorrechten dan de plichten heb beziggehouden leek het mij opportuun om tijdens deze rede eens stil te staan bij zowel het voorrecht als de plichten.

VOORRECHT

Laat ik dan met het eenvoudiger deel beginnen: het voorrecht. Ik heb vanaf 1973, zelfs tijdens mijn doctoraal studie dus, mogen deelnemen aan een van de meest opwindende takken van wetenschap die ik mij kan bedenken. De experimentele Hoge Energie Fysica, of zo U wilt de Deeltjes Fysica of nog meer obscuur de Subatomaire Fysica. Hier bij is vooral het woord experimenteel van belang geweest. In deze jaren heeft namelijk de theorie van de deeltjes fysica een geweldige voortgang gemaakt van nauwelijks geloofwaardig tot wat nu het "Standaard Model" heet. Ik wil benadrukken dat dit niet alleen door de inspiratie van mijn theoretische collegae, maar vooral ook door de inspiratie en zweetdruppels van de experimentatoren is gebeurd. Dit wordt vaak vergeten. Een theorie mag dan nog zo elegant zijn, één experimentele falsificatie is voldoende om hem in de vuilnisbak te zien verdwijnen. In de jaren dat ik in de deeltjes fysica actief geweest ben, hebben veel experimenten bijgedragen aan het standaard beeld dat wij nu over de subatomaire wereld hebben. Het is inderdaad een voorrecht om hieraan te hebben mogen bijdragen, al moet ik eerlijk bekennen dat mijn persoonlijke bijdrage niet wereldschokkend is geweest. Ik ben er echter van overtuigd dat ieder stuk informatie, hoe insignificant deze ook lijkt te zijn, uiteindelijk een bijdrage levert aan het grotere beeld van hoe de wereld en zelfs het heelal in elkaar zit.

Om dit te illustreren zal ik in korte tijd de experimenten waaraan ik in de laatste jaren gewerkt heb de revue laten passeren. Om te beginnen dan de Intersecting Storage Rings op CERN. Deze opslagring was voor de deeltjes fysica een geweldige doorbraak. Jammer genoeg was de doorbraak meer van technische aard dan van fysische importantie. Deze machine heeft er echter wel toe geleid dat deeltjes fysica aan een opslagring, waar door een eigenaardigheid van de speciale relativiteits theorie, de energiën, die voor nieuwe deeltjes productie beschikbaar zijn zeer vele malen groter zijn dan gebruikelijk was met de oude "fixed target" configuratie, nu gemeengoed is geworden. Het feit dat wij nu bij het ontwerpen van nieuwe machines voor de toekomst louter aan botsende bundels denken is voor een zeer groot gedeelte te danken aan de successen van de eerste protonen opslagring: de Intersecting Storage Rings. Het is frappant dat wanneer er tegenwoordig over deze machine gesproken wordt, het eigenlijk alleen maar negatief is wat men hoort. "Ze hebben van alles gemist bij die machine!", zo wordt vaak beweerd. Men moet echter niet vergeten dat de machine wezenlijk heeft bijgedragen tot het begrip van de fysica zodanig dat wij nu met, zoals de amerikanen dat plastisch plegen uit te drukken, "20-20 hindsight" kunnen beweren dat het allemaal veel beter had gekund. Bij het begin van de ISR dagen was de theorie zeker niet zo ver gevorderd als dat zij nu is. Men probeerde een beschrijving te geven van het totaal van de waargenomen interacties. Hier moet ik een kleine intermezzo inlassen voor de niet specialisten in de zaal. In de deeltjes fysica kennen wij een verschil tussen wat men exclusieve en inclusieve fysica noemt. Het eerste houdt zich bezig met processen die zeer weinig voorkomen, een soort jackpot in de loterij. Het tweede houdt zich bezig met het totale beeld, gemiddeld raken we allemaal de helft van ons geld kwijt in de loterij. Toen de ISR begon was men voornamelijk bezig met het totale beeld. Dus metingen aan de totale werkzame doorsnede van proton-proton interacties was van cruciaal belang voor de voortgang van de deeltjes fysica. Hier werd ook voor de eerste maal onomstotelijk vastgesteld dat de totale werkzame doorsnede niet constant bleef zoals voorspeld door de populaire theorie van die tijd maar steeg. Heel merkwaardig: Hoe sneller men een kruispunt passeert des te groter de kans op een botsing. Het merkwaardige fenomeen van de diffractieve verstrooiing, waarbij we twee protonen op elkaar schieten en één totaal verbrijzeld wordt terwijl het andere volledig ongeschonden de botsing verlaat, werd toen gretig onderzocht. Om bij de verkeersanalogie te blijven: In een botsing van twee auto's valt de ene volledig uit elkaar terwijl de ander geen schrammetje heeft opgelopen. Een soort " Canard et Cadillac" botsing dus. Hierbij waren fictieve deeltjes als Pomeron en Reggeon de buzz words die op ieders lippen lagen. Begrippen als quarks en gluonen waren door het ontbreken van een theorie, die zo mooi was als de Regge-theorie, niet bepaald populair. In november van 1974 werden wij echter hard met onze neuzen op de feiten gedrukt. In de Verenigde Staten werd op twee plaatsen het bestaan van een nieuw deeltje aangetoond. Dit deeltje, de  dat het enige is dat twee namen draagt omdat een van de ontdekkers op slinkse wijze zijn naam aan het deeltje wist te geven, werd snel geinterpreteerd als een deeltje bestaande uit een quark en een antiquark en wel van een nieuw type, charm. Een ware revolutie! Plotseling wenste iedere experimentator een nieuw quark te vinden, of om de aanwezigheid van quarks in normale materie zoals het proton waar te nemen. Hoge transversale impuls werd plotseling populair. Hier zou men in ieder geval begrip kunnen smeden over, niet het totale beeld van de verstrooiing van protonen, maar van een miniem gedeelte van de botsingsdoorsnede. De experimenten aan de ISR deden daar ook volop aan mee. De eerste indicaties van jets, stralen van deeltjes veroorzaakt door het hard uitstoten van een quark uit het proton, werden waargenomen. Het was een ommekeer in het denken van de experimentator: Om het totale beeld te begrijpen moest men niet metingen doen aan de totale werkzame doorsnede maar slechts aan een zeer klein maar uiterst interessant en misschien wel te berekenen gedeelte daarvan. De theorie bleef natuurlijk niet achter. De geboorte van een echte theorie van de sterke wisselwerking, Quantum Chromodynamica, liet niet lang op zich wachten. Ook begon zich een mooie struktuur van de fundamentele deeltjes in de natuur te vormen. Het bekende elektron kon samen met zijn bijbehorende neutrino in één familie samen worden gevoegd met de quarks waaruit het proton was opgebouwd, de up en de down quark. Het muon, een soort zwaar elektron, kon samen met de bijbehorende neutrino, in een familie geplaatst worden met het al jaren bekende en nog steeds vreemde "strange" quark en het nieuw ontdekte charm quark. Een prachtige symmetrie, die echter niet veel later weer experimenteel wreed werd verstoord door de ontdekking van een nog zwaarder elektron, het tau-lepton. Niet veel later werd dit gevolgd door de ontdekking van alweer een nieuw quark, het op typisch amerikaanse wijze zo afgrijselijk benaamde bottom quark. Pogingen om deze beauty te noemen strandden op taalkundig onbenul van de gemiddelde fysicus. De eerdere symmetrie diende uitgebreid te worden. Ondanks enige publicaties die ons ervan probeerden te overtuigen dat het leven in een "topless" wereld niet onaangenaam zou zijn werd de jacht toch geopend op het nieuwe en o zo moeilijk waar te nemen deeltje: de topquark. Symmetrie moet er zijn per slot van rekening. Op dit ogenblik werden over mij de gevleugelde woorden over voorrecht en plicht uitgesproken. Het proefschrift ging niet over deze fantastische ontdekkingen maar over diffractieve verstrooiing en het inmiddels enigszins vies geworden woord, Pomeron. Om het leed iets te verzachten probeerde ik een interpretatie te verzinnen in termen van gluonen. Alweer zo'n taalkundig hoogstandje. Deze deeltjes kwamen voort uit de Quantum Chromodynamica en waren de lijmdeeltjes die de quarks in het proton bijeenhielden. Ik zal hier later nog wel op terugkomen.

Om de topquark te vinden werden twee nieuwe opslagringen gebouwd. Ditmaal waren het geen protonen die op elkaar gebotst werden maar een elektron op zijn antideeltje het positron. Bij deze botsingen wordt materie in pure energie omgezet, waarna, als er genoeg energie voorhanden is, weer materie en de bijbehorende antimaterie geproduceerd wordt. Kortom de ideale manier om een nieuw quark tot leven te wekken. De machines stonden in Hamburg, PETRA, en in Californie, PEP, bij het Stanford Linear Accelerator Centre. Ik vertrok dus richting Californie, het weer is daar per slot van rekening beter dan in Hamburg. Een zeer aangename tijd als medewerker van het Argonne National Laboratory werkend aan de High Resolution Spectrometer stond mij te wachten. De top quark bleef echter buiten mijn bereik. De opslagringen PEP en PETRA hebben toch ongelooflijk bijgedragen aan ons begrip en aan het tot stand komen van het Standaard model. Intussen waren de ijktheorien opgekomen als de nieuwe bijbel van de theoretische deeltjes fysica met als grote profeten Glashow, Weinberg, Salam, Veltman en 't Hooft. Hiermee kon een prachtige beschrijving van hoe zwakke en electromagnetische wisselwerking samengebracht konden worden worden gegeven. Dit Standaard Model voorspelde het bestaan van een aantal nieuwe deeltjes, de , en , die aan de wisselwerking ten grondslag lagen. Door hun extreme massa van zo'n honderd keer de massa van het proton, konden zij een verklaring leveren van de zwakte van de zwakke wisselwerking. De energien die bij PEP en PETRA beschikbaar waren, waren ongeveer een derde van wat nodig was om de Z0 waar te nemen. De quantum mechanica bracht hier echter uitkomst. Bij de energie van PEP en PETRA is het foton verantwoordelijk voor de interacties die plaats vinden, doordat de  echter ook door zijn niet te verwaarlozen breedte mee kan doen is er een effect waar te nemen van interferentie tussen de twee deeltjes. Wanneer in een botsing alleen één positief en één negatief geladen muon geproduceerd worden leidt deze interferentie tot een asymmetrie in de hoekverdeling van deze deeltjes. De gemeten asymmetrie was in perfecte overeenstemming met de voorspellingen. Een elegante voorspelling geverifieerd door een zeer simpele meting. Dit is zoals nu al duidelijk geworden moet zijn een uitzondering. Maar het zien van deze asymmetrie in de eigen waarnemingen is toch een van de zeer grote voorrechten die ik heb mogen beleven. Soortgelijke metingen aan de gebeurtenissen waarin charm quarks werden geproduceerd leverden weer een triomf voor de nieuwe theorie. Ook de waarneming van gebeurtenissen waar duidelijk een straal van deeltjes die te wijten was aan de productie van gluonen, voor het eerst bij PETRA waargenomen, gaven aan het onderdeel van het Standaard Model dat de sterke wisselwerking beschrijft een voedingsbodem. Al met al heeft het samenspel van theorie en experiment tot een wezenlijke toename geleid tot het begrip van de subatomaire wereld.

De laatste jaren is het echter moeilijker geworden voor de experimentator. Precisie metingen zijn nodig om verder te komen. De elektrozwakke wisselwerking is met een groot aantal metingen van fabelachtige precisie uitgevoerd bij de LEP opslagring onder de loep genomen. Deze opslagring is met zijn omtrek van 27 km de grootste tot nu toe geproduceerd. Voorlopig blijft het beeld van de subatomaire wereld als verwoord in het standaard model in tact. Het heeft ook door de precisie van de metingen kunnen leiden tot wezenlijke voorspellingen. Voordat de topquark ontdekt werd in proton antiproton verstrooiing werd zijn massa al voorspeld doordat de precisie van de LEP metingen zodanig waren dat deze massa niet anders kon zijn dan 170 maal de proton massa. Dit terwijl de energie van de LEP opslagring nauwelijks de helft van deze waarde bedroeg. Het is nu wel zeer verleidelijk geworden om zich zeer rijk te voelen, want we weten nu bijna alles. Dit is echter wel een soortgelijke situatie die er was aan het begin van de ISR periode. Laat ik alleen als waarschuwing "Memento Reggei" zeggen.

Terug nu naar mijn eigen onderzoek. Gewapend met de nieuwe theorie was het tijd geworden om onze oude vriend het proton aan de tand te voelen. Er werd een nieuwe versneller klaargestoomd om het proton op een manier als nooit tevoren "door te lichten", de HERA opslagring. Hier worden electronen in botsing gebracht met protonen. De metingen gedaan aan deze opslagring hebben tot een gedaanteverwisseling van het proton geleid. Het idee, geboren uit de symmetrien, die ontdekt waren in de wirwar van subatomaire deeltjes, dat het proton opgebouwd was uit slechts drie quarks, bleek ongegrond. Het blijkt een zeer dynamisch object te zijn. Hoe nauwkeuriger men er naar kijkt deste gecompliceerder wordt het. Op zich niet veel anders dan een mens. Als we met gewoon licht kijken naar een persoon kunnen wij de botstruktuur niet waarnemen. Als we echter de golflengte van het licht verkleinen, we nemen dus Rontgen straling, is deze gecompliceerde struktuur goed te zien. Het mooie van de metingen aan het proton is echter dat als wij zijn "silhouette" kennen we met behulp van de theorie kunnen voorspellen hoe zijn "botten" eruitzien. Deze evolutie is experimenteel geverifieerd. Het proton heeft zich dus ontwikkeld van een statisch object opgebouwd uit drie quarks tot een borrelende quark soep, zoals een promovendus van mij dat zo plastisch wist uit te drukken. Deze soep borrelt niet zomaar maar doet dat in overeenstemming met het kookrecept van de Quantum Chromodynamica. Bij HERA is er ook nog een meting gedaan die mij een bijzonder goed gevoel heeft gegeven. Hier komen namelijk ook diffractieve gebeurtenissen voor. Voor het eerst kunnen wij de werkelijke gedaante vaststellen van de in mijn proefschrift zo prominent voorkomende fictieve deeltje, het Pomeron. Het blijkt inderdaad nu beschreven te kunnen worden als een toestand van gluonen en gedraagt zich niet meer als een enkel deeltje.

De deeltjes fysica lijkt dus bijna voltooid. Zo lezen we in de kranten dat het enige dat nog overblijft voor ons experimentatoren is het ontdekken van een enkel deeltje, het Higgs deeltje. Per slot is dit de enige bouwsteen die ontbreekt uit de voorspellingen van ons Standaard Model. Gezien het boven geschetste een gevaarlijke uitspraak.

PLICHT JEGENS DE WETENSCHAP

Dit brengt mij tot een van de plichten, namelijk die jegens de wetenschap. Het is natuurlijk van immens belang voor de wetenschap om uitsluitsel te hebben over het Higgs deeltje. Maar we weten al dat dit niet het einde van het verhaal kan zijn. Er is berekend met behulp van het Standaard Model dat het heelal waarin wij leven een diameter heeft van 30 cm. Nu zijn er metingen waar men over de significantie van het verschil met de theoretische voorspelling kan twisten, deze meting lijkt wel erg ver van de gemeten werkelijkheid. De ontdekking van de Higgs met precies de voorspelde eigenschappen zal ons dus in een situatie brengen dat de theorie niets meer van het experiment kan leren. Dus laten we hopen op een revolutie veroorzaakt door de toekomstige versnellers. Maar laten we ook kritisch kijken of er nog ander mogelijkheden zijn waarop we informatie kunnen krijgen. Er zijn nog andere vragen die een antwoord behoeven in de deeltjes fysica. Wij leven bijvoorbeeld, in een heelal van louter deeltjes. Baryonen, de protonen en neutronen, komen meer dan een miljard keer meer voor dan hun antideeltjes. Dit is moeilijk te begrijpen vanuit een Big Bang die uit pure energie is ontstaan. Het effect van CP-schending, een zeer esoterisch effect, is een benodigd ingredient om dit te bewerkstelligen. Dertig jaar lang is het zo geweest dat er slechts één meting was die aangaf dat dit verschijnsel in de natuur voorkwam. Recente metingen hebben uitgewezen dat we binnenkort in staat zullen zijn dit ó zo belangrijke stuk van de deeltjes fysica aan een nauwkeurig experimenteel onderzoek te kunnen onderwerpen. Een plicht? Jazeker, zonder dit verschijnsel waren wij allen per slot van rekening niet wat wij nu zijn.

Een volgende vraag. Onze theorie lijkt ons te vertellen dat het heelal zich heeft ontwikkeld van een zeer hete toestand bestaande uit quarks en gluonen, tot een redelijk koele bestaande uit de ons bekende deeltjes. Hoe verloopt deze overgang? Hoe gedraagt zich de hete quark en gluon toestand zich? Belangrijke vragen, die van cruciaal belang zijn voor ons begrip van het heelal. Deze hete fase van het heelal zal binnenkort in het laboratorium nagebootst kunnen worden. Metingen aan dit zogenaamde quark-gluon plasma en zijn overgang naar gewone materie zullen ons belangrijke inzichten verschaffen niet alleen over de evolutie van het heelal maar ook over de quantum chromodynamica die deze vorm van materie beheerst.

Er zijn nog meer problemen. Metingen hebben ons geleerd dat ons heelal voor ongeveer een derde bestaat uit ons wel bekende materie van protonen en neutronen. Waaruit bestaat de rest van de massa in het heelal? Misschien super massieve deeltjes overgebleven uit een vroeg stadium van de ontwikkeling van het heelal. Hiervan zijn er een overvloed in het voorstellingsvermogen van de fysicus. Fundamentele deeltjes wier massa niet meer in de ons bekende GeVs (de massa van een proton) uitgedrukt hoeven te worden, omdat ze al aardig de gram benaderen. Het aantonen van het al of niet bestaan van dergelijke deeltjes is zeker onze plicht. Een ding is zeker: versnellers hier op aarde zullen geen uitkomst brengen. Om U een idee te geven van wat het technisch zou betekenen om een opslagring te vervaardigen die de benodigde energie zou kunnen leveren, hoef ik alleen te zeggen dat met de huidige technieken de diameter van een dergelijke machine de grootte zou hebben van de afstand van de aarde tot de zon! Een niet onaanzienlijke extrapolatie dus. Het is toch de plicht van de experimentele gemeenschap om hier een oplossing voor te vinden. Deze kan misschien komen vanuit het heelal. Op aarde zijn al, zij het zeer zelden, deeltjes geregistreerd, wier energie een aanwijzing vormen voor nieuwe verschijnselen. Deeltjes met een energie van  GeV komen vanuit de cosmos neer regenen. Om U een idee te geven dit is de energie die een tennisbal met een snelheid van 100 km per uur bezit. Gelukkig interageren zij allemaal met onze dampkring, zodat men niet hoeft te vrezen door één van deze getroffen te worden. Het moge duidelijk zijn dat wanneer de aardse versnellers te kort schieten wij als experimentatoren ons misschien richten op de kosmische versnellers. Welke deze zijn is allerminst duidelijk en het verdient de aanbeveling om een experimenteel programma in die richting op te zetten. Plannen in die richting bestaan. Het kunnen waarnemen van alle mogelijke stabiele deeltjes, zoals protonen, fotonen en vooral neutrinos, is van groot belang. Vooral de neutrinos zijn in deze context cruciaal. Zij bezitten louter de mogelijkheid om via de zwakke wisselwerking te interageren, waardoor zij ons onafgebogen door magnetische velden en onaangetast door interacties met de kosmische achtergrond straling bereiken. Hierdoor moet het mogelijk zijn hun plek van herkomst te bepalen. Het ANTARES project is momenteel bezig de praktische mogelijkheden te onderzoeken van het detecteren van deze neutrinos door gebruik te maken van hun interactie met de aarde. De middellandse zee, bestukt met foton detectoren, dient als detector. De 0.1 kubieke kilometer die deze detector zal omvatten is echter voor de extreem hoge energien, waar we hier over praten, niet groot genoeg, hiervoor is een detector nodig die een oppervlak heeft van zo'n tweemaal dat omsloten door de LEP versneller, opgebouwd op de bodem van de zee. Een prachtige toekomst droom met een potentie om ons begrip uit te breiden zodat we onze theoretische collegas van waardevolle metingen kunnen voorzien.

PLICHT JEGENS DE MAATSCHAPPIJ

Dit gedeelte is wel het moeilijkste: de plichten jegens de maatschappij. Men moet zich dan meteen afvragen wat is het nut van de deeltjes fysica voor de maatschappij. Het antwoord is niet snel gevonden, maar ik denk dat dezelfde vraag aan Maxwell en de zijnen ook niet direkt het toekomstige nut van elektriciteit als antwoord had geleverd. De nieuwsgierigheid van de mensheid moet bevredigd worden. Typisch wordt op deze vraag ook wel het antwoord gegeven: Deeltjes fysica heeft zoveel spin offs. Denk maar aan de versnellers die tegenwoordig in de medische wereld gebruikt worden, het gebruik van supergeleidende magneten is door de deeltjes fysica tot gemeengoed geworden, en dan niet te vergeten het internet (een voordeel voor de mensheid?). Daar doen wij ons vakgebied zeker te kort. Het probleem is echter dat wij de kennis die we hebben vergaard over moeten dragen. Dan kom je al snel bij het onderwijs aangeland. Is ons onderwijs systeem wel optimaal om de beta kennis over te dragen. In de laatste jaren heeft er een omzetting van het middelbaar onderwijs plaats gevonden. Hier hebben wij als fysici ons niet optimaal mee bemoeid. Een zeker idee van: "Het moet toch aan elke scholier duidelijk zijn dat natuurkunde de optimale studie is" leeft in onze gelederen. Wij klagen erover dat het aantal natuurkunde studenten gestaag afneemt, maar zetten wij ons ook optimaal in om de scholieren de geweldige uitdagingen die experimentele fysica levert duidelijk te maken. Wij moeten laten zien dat de keuze van experimentele fysica wel degelijk leuk kan zijn. We moeten ook, zeker nu wij naar de Bachelors-Masters opleiding overgaan ons eens diep buigen over wat wij studenten natuurkunde nu werkelijk bieden. Ons curriculum is zodanig overvol dat onze studenten zich werkelijk te pletter moeten werken en daar zijn wij trots op! Dit leidt echter niet tot een toename van het aantal studenten. We belasten studenten met een grote hoeveelheid wiskunde. Dit is op zich nuttig, want zonder wiskunde is de natuurkunde moeilijk compact weer te geven. Het lijkt er echter op dat wij dit voornamelijk doen om het tentamineren van de stof voor de docent zo eenvoudig mogelijk te maken. Als voorbeeld dient hier de quantum mechanica. Wij blijven maar doorrekenen, zonder eens stil te staan bij de wezenlijke andere manier van denken die deze eist. Het idee dat alleen een waarschijnlijkheid van een van de oneindig vele mogelijke antwoorden op een probleem gegeven kan worden vereist een werkelijk andere manier van denken. Dit is het fysisch begrip dat wij de studenten bij moeten brengen! De wiskunde kan indien er voldoende basiskennis aanwezig is ook met computerprogrammas als Mathematica of FORM gedaan worden. Dan spreken we alleen over onderwijs aan dat selecte gezelschap dat natuurkunde heeft gekozen. Is het niet onze plicht om ook de natuurkunde aan te bieden op universitair niveau voor studenten die die wel interesse hebben maar dit niet als hun loopbaan hebben gekozen. Het is zelfs zo dat we verplicht zijn ook voor andere universitaire opleidingen een cursus te verschaffen die de basis kennis die wij hebben weten op te bouwen voor een groter publiek toegankelijk maakt. Het is ook interessant dat in de laatste maanden een discussie heeft plaatsgehad om te bekijken of het mogelijk was onze, in dit geval ZEUS, data beschikbaar te maken op het internet. Een voorbeeld werd gepresenteerd van hoe het D0 experiment dit had georganiseerd. De site werd geadverteerd in populair wetenschappelijk bladen: "Nu kun je zelf het binnenste van de materie bekijken". De site had ten tijde van de voordracht 30000 "hits" gehad. Dit is een geweldige indicatie van een gerichte nieuwsgierigheid. De site bleek er echter een te zijn waar theoretisch fysici hun favoriete idee konden toetsen aan de data van het experiment. Het gevolg: dertien mensen die daadwerkelijk van de data gebruik maakten. En dus 29987 teleurgestelden. Een prachtig idee met de verkeerde uitwerking. Het lijkt mij van groter belang om de data van onze experimenten op een zodanige manier beschikbaar te maken op het internet dat scholieren hiermee een van de projecten, die zij moeten doen in het kader van het studiehuis, kunnen invullen. We moeten ons ook niet laten afschrikken door het idee dat ons vakgebied zodanig ingewikkeld is dat zo'n project nooit zou lukken. Mijn ervaring is dat het alleen grenzeloos ingewikkeld is geworden doordat deze data achter een waanzinnig ineffficiente hoeveelheid software zit verscholen. Hierdoor moeten zelfs stage studenten lange tijd ploeteren om te kunnen beginnen aan de echte analyse van fysische meetgegevens. Het toegankelijk maken voor het grote publiek van onze meetgegevens zal dus ook leiden tot het stroomlijnen van onze eigen werkzaamheden. Het kunnen controleren van onze eigen resultaten zal dan ook aanmerkelijk worden vergemakkelijkt.

Tot nu toe heb ik het onderwijs als een plicht geschetst. Het is echter ook een voorrecht om aan jonge enthousiaste mensen onze kennis over te dragen. Het samenwerken aan een stuk onderzoek met een promovendus is een van de meest bevredigende dingen die je kunt doen. Het is ook zo dat ik denk dat zonder de grenzeloze inzet van de promovendi ik hier nu niet zou staan. Er is echter wel een opmerking die ik hier kwijt wil. Het onderzoek is zo georganiseerd dat vaak de directe begeleider van de promovendus niet het "Ius promovendi" bezit. De promovendus wordt dan bij een pro forma promotor ondergebracht. Dit gaat in vele gevallen uitstekend omdat de directe begeleider als copromotor zich zwaar voor de promovendus inzet, en ook een uitstekende relatie met de promotor heeft. Af en toe echter is het op afstand besturen van een promovendus niet effectief. De copromotor wisselt vaak, de directe begeleiding gaat mis, de promovendus neemt te veel hooi op zijn vork zonder dat de controle van dichtbij plaatsvindt. Het is de hoogste tijd om het "Ius promovendi" eveneens bij senior wetenschappers, die dan niet toevallig hoogleraar zijn te leggen. Zo zal de directe begeleiding van de student vanwege de verhoogde betrokkenheid beter gewaarborgd kunnen worden. Een promovendus die niet uiteindelijk in staat wordt gesteld zich over de rechten en plichten te bekommeren is een te groot verlies zowel voor de wetenschap als de samenleving.

Ik wil nu de mensen die ervoor gezorgd hebben dat ik U hier vandaag heb mogen toespreken bedanken. In de eerste plaats mijn vrouw Sheila en mijn kinderen Mark, Andrew en Karen, die mij altijd op een bijzondere manier met mijn voeten op de grond weten te houden. Mijn vader die altijd geinteresseerd is geweest maar er door mijn schuld geloof ik weinig van begrijpt waar ik mee bezig ben. Een duidelijke verzaking van mijn plicht. En natuurlijk mijn moeder die deze dag denk ik erg op prijs gesteld zou hebben het is jammer dat ze het niet heeft mogen meemaken.
Ik wil Adriaan bedanken voor het feit dat hij mij hier in Utrecht heeft voorgedragen, jammer dat hij en zijn vrouw dit leefbare Nederland niet konden apprecieren. Natuurlijk wil ik het bestuur zowel van de universiteit als van de faculteit bedanken voor het overnemen van het voorstel mij tot hoogleraar te benoemen. Al mijn collegae op het NIKHEF en eerdere instituten hebben een belangrijke rol gespeeld in het tot stand komen van deze benoeming. In het bijzonder wil ik Malcolm Derick noemen, een man van een heel bijzonder kaliber die mijn cariere heel zwaar heeft beinvloed. Verder zijn de leden van de ZEUS groep, Els, Els, Leo en Henk een geweldige bron van inspiratie op allerlei gebied. De jaren van geweldige samenwerking met Jos Engelen zijn bijna uniek denk ik in ons vakgebied. En last but not least de promovendi die ik in de laatste twintig jaar heb mogen begeleiden. Het zijn er heel veel en ik ben bang dat als ik zou proberen ze allemaal individueel op te noemen ik er een ongewild zou vergeten, maar zij weten het wel wie ik bedoel. Het is voornamelijk door hun tomeloze werk en toewijding dat ik hier vandaag mag staan.

Als laatste wil ik aan U kwijt dat jaren geleden Prof. Ugo Camerini van de universiteit van Wisconsin mij heeft uitgelegd wat het professor zijn betekende. Aldus Ugo: "Een professor dat is iemand die drie kwartier moet kunnen praten over een onderwerp waar hij niets vanaf weet, zonder dat het publiek doorheeft dat dat zo is". Dit keer heb ik in ieder geval aan de 45 minuten voldaan.

Ik heb gezegd.